EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016DC0618

VERSLAG VAN DE COMMISSIE Verslag met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid van de Unie, alsook het verslag met het oog op de berekening van de gezamenlijke toegewezen hoeveelheid van de Unie, haar lidstaten en IJsland, uit hoofde van artikel 3, leden 7 bis, 8 en 8 bis, van het Protocol van Kyoto voor de tweede verbintenisperiode, zoals vereist op grond van artikel 3, lid 2, van Besluit (EU) 2015/1339

COM/2016/0618 final

Brussel, 23.9.2016

COM(2016) 618 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Verslag met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid van de Unie, alsook het verslag met het oog op de berekening van de gezamenlijke toegewezen hoeveelheid van de Unie, haar lidstaten en IJsland, uit hoofde van artikel 3, leden 7 bis, 8 en 8 bis, van het Protocol van Kyoto voor de tweede verbintenisperiode, zoals vereist op grond van artikel 3, lid 2, van Besluit (EU) 2015/1339

{SWD(2016) 316 final}


1.Inleiding

Dit verslag en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie vormen het verslag met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid van de Unie, alsook het verslag met het oog op de berekening van de gezamenlijke toegewezen hoeveelheid van de Unie, haar lidstaten en IJsland, uit hoofde van artikel 3, leden 7 bis, 8 en 8 bis, van het Protocol van Kyoto voor de tweede verbintenisperiode, en met het oog op het aantonen van het vermogen van de EU, haar lidstaten en IJsland om verslag uit te brengen over hun emissies en toegewezen hoeveelheid in overeenstemming met Besluit 2/CMP.8 van de Conferentie van de Partijen, waarin de Partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen, zoals vereist op grond van artikel 3, lid 2, van Besluit (EU) 2015/1339 1 . Zij zullen aan het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) worden toegezonden.

De berekening van de overeenkomstig het Protocol van Kyoto toegewezen hoeveelheid in dit verslag is een voorwaarde voor de boekhouding van de doelstellingen voor de vermindering van broeikasgasemissies van de EU in de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto. Dit verslag bevat ook informatie over de keuzes die zijn gemaakt in verband met specifieke boekhoudkundige opties in het kader van het Protocol van Kyoto.

2.Inventarissen van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van alle niet krachtens het Protocol van Montreal beheerste broeikasgassen

De volledige gezamenlijke inventaris voor de EU, haar lidstaten en IJsland, van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van alle niet krachtens het Protocol van Montreal beheerste broeikasgassen voor alle jaren vanaf het referentiejaar tot het jaar 2014, wordt overeenkomstig lid 1, onder a), van bijlage I bij Besluit 2/CMP.8 bij het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering (UNFCCC), samen met dit verslag, ingediend als een afzonderlijk document.

3.Vaststelling van de referentiejaren voor de tweede verbintenisperiode

In de gezamenlijke inventaris worden de referentiejaren gebruikt die door de lidstaten en IJsland zijn gekozen in hun nationale inventarissen. Hieronder volgt een overzicht:

Tabel 1     Door de EU-lidstaten en IJsland gekozen referentiejaren voor verschillende broeikasgassen voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto

Lidstaat

Referentiejaar voor CO2, CH4 en N2O

Referentiejaar voor HFK’s, PFK’s en SF6

Referentiejaar voor NF3

Oostenrijk

1990

1990

2000

België

1990

1995

1995

Bulgarije

1988

1995

1995

Kroatië

1990

1990

2000

Cyprus

1990

1995

1995

Tsjechië

1990

1995

1995

Denemarken

1990

1995

1995

Estland

1990

1995

1995

Finland

1990

1995

1995

Frankrijk

1990

1990

1995

Duitsland

1990

1995

1995

Griekenland

1990

1995

2000

Hongarije

1985-1987

1995

1995

Ierland

1990

1995

1995

Italië

1990

1990

1995

Letland

1990

1995

1995

Litouwen

1990

1995

1995

Luxemburg

1990

1995

1995

Malta

1990

1990

1995

Nederland

1990

1995

1995

Polen

1988

1995

2000

Portugal

1990

1995

2000

Roemenië

1989

1989

2000

Slowakije

1990

1990

2000

Slovenië

1986

1995

1995

Spanje

1990

1995

1995

Zweden

1990

1995

1995

Verenigd Koninkrijk

1990

1995

1995

IJsland

1990

1990

1995

4.Voorwaarden van de gezamenlijke nakoming overeenkomstig artikel 4 van het Protocol van Kyoto voor de tweede verbintenisperiode

De EU, haar lidstaten en IJsland zijn overeengekomen gezamenlijk te voldoen aan hun gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking en -reductie uit hoofde van artikel 3 van het Protocol van Kyoto voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 4. De Unie, haar lidstaten en IJsland zijn een gekwantificeerde reductieverplichting overeengekomen die hun gemiddelde jaarlijkse broeikasgasemissies tijdens de tweede verbintenisperiode beperkt tot 80 % van de som van hun emissies in het referentiejaar. Dit komt tot uiting in de wijziging van Doha.

Overeenkomstig artikel 4 van het Protocol van Kyoto moeten de partijen die hun verplichtingen uit hoofde van artikel 3 van het Protocol van Kyoto gezamenlijk nakomen in de desbetreffende overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming de respectieve emissieniveaus bepalen die aan elk van de partijen zijn toegekend. In Besluit (EU) 2015/1339 van de Raad worden de bepalingen van de overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming vastgesteld, evenals de respectieve emissieniveaus van elke partij bij die overeenkomst. De Overeenkomst tussen de Europese Unie, haar lidstaten, en IJsland, betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto stelt de voorwaarden voor die deelname vast 2 . De emissieniveaus bepalen de toegewezen hoeveelheden van de lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode. Deze emissies zijn vastgesteld op basis van de bestaande Unie-wetgeving voor de periode 20132020 in kader van het klimaat- en energiepakket 3 .

5.Berekening van de toegewezen hoeveelheden op grond van artikel 3, leden 7 bis, 8 en 8 bis

De gezamenlijke toegewezen hoeveelheid van de Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto is gelijk aan achtmaal het voor de Unie, haar lidstaten en IJsland in de derde kolom van bijlage B van het Protocol van Kyoto, zoals vervangen door de wijziging van Doha, vastgestelde percentage (80 %) van de referentiejaaremissies. De uit deze berekening voortvloeiende gezamenlijke toegewezen hoeveelheid is 37 625 402 324 ton CO2eq.

Deze toegewezen hoeveelheid van de EU wordt bepaald in overeenstemming met de voorwaarden van de overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming en bedraagt 15 834 334 860 ton CO2eq.

De toegewezen hoeveelheden van de lidstaten en IJsland worden ook bepaald in overeenstemming met de voorwaarden van de overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming en zijn te zien in tabel 2.

Tabel 2    Toegewezen hoeveelheden van de lidstaten en IJsland (rekening houdend met artikel 3, lid 7 bis, van het Protocol van Kyoto)

Lidstaat

t CO2 eq.

Oostenrijk

405 712 317

België

584 228 513

Bulgarije

222 945 983

Kroatië

162 271 086

Cyprus

47 450 128

Tsjechië

520 515 203

Denemarken

269 363 657

Estland

51 056 976

Finland

240 544 599

Frankrijk

3 014 714 832

Duitsland

3 592 699 888

Griekenland

480 791 166

Hongarije

434 486 280

Ierland

343 520 594

Italië

2 410 291 421

Letland

76 633 439

Litouwen

113 600 821

Luxemburg

72 191 526

Malta

9 299 769

Nederland

924 777 902

Polen

1 583 938 824

Portugal

429 581 969

Roemenië

656 059 490

Slowakije

202 268 939

Slovenië

99 425 782

Spanje

1 766 877 232

Zweden

315 554 578

Verenigd Koninkrijk

2 744 937 332

IJsland

15 327 217

6.Berekening van de reserve voor de verbintenisperiode overeenkomstig Besluit 11/CMP.1

Met het oog op de gezamenlijke nakoming, is de reserve voor de verbintenisperiode afzonderlijk van toepassing op de EU, haar lidstaten en IJsland. Tabel 3 bevat de reserves voor de verbintenisperiode voor de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland.

Tabel 3    Reserve voor de verbintenisperiode voor de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland

Land

Reserve voor de verbintenisperiode

[t CO2-eq.]

Europese Unie

21 777 272 968

 

Oostenrijk

365 141 085

België

525 805 662

Bulgarije

200 651 385

Kroatië

146 043 977

Cyprus

42 705 115

Tsjechië

468 463 683

Denemarken

242 427 291

Estland

45 951 278

Finland

216 490 139

Frankrijk

2 713 243 349

Duitsland

3 233 429 899

Griekenland

432 712 049

Hongarije

391 037 652

Ierland

309 168 535

Italië

2 169 262 279

Letland

68 970 095

Litouwen

102 240 739

Luxemburg

64 972 374

Malta

8 369 792

Nederland

832 300 112

Polen

1 425 544 942

Portugal

386 623 772

Roemenië

590 453 541

Slowakije

182 042 045

Slovenië

89 483 204

Spanje

1 590 189 509

Zweden

283 999 120

Verenigd Koninkrijk

2 470 443 599

IJsland

13 794 495

7.Vaststelling van de minimumwaarden voor percentage kroonsluiting, perceeloppervlakte en boomhoogte ten behoeve van de boekhouding in het kader van artikel 3, leden 3 en 4

De lidstaten hebben voor de eerste verbintenisperiode drempelwaarden vastgesteld voor de definitie van "bos" ten behoeve van de rapportage van hun activiteiten op het gebied van bebossing, herbebossing en ontbossing in het kader van artikel 3, lid 3, en bosbeheer, indien gekozen, in het kader van artikel 3, lid 4, van het Protocol van Kyoto. Omdat de EU de informatie van de lidstaten dient te bundelen, hebben de lidstaten met betrekking tot de vereiste minimumwaarden voor percentage kroonsluiting, perceeloppervlakte en boomhoogte drempelwaarden vastgesteld overeenkomstig de voor rapportage aan de FAO gehanteerde definitie van "bos".

Tabel 4 - Door de lidstaten en IJsland gekozen drempelwaarden voor de definitie van "bos" met het oog op rapportage overeenkomstig artikel 3, leden 3 en 4

Lidstaat

Minimumpercentage kroonsluiting

Minimale boomhoogte

Minimumoppervlakte bospercelen

Oostenrijk

30 %

2 m

0,05 ha

België

20 %

5 m

0,5 ha

Bulgarije

10 %

5 m

0,1 ha

Kroatië

10 %

2 m

0,1 ha

Cyprus

10 %

5 m

0,3 ha

Tsjechië

30 %

2 m

0,05 ha

Denemarken

10 %

5 m

0,5 ha

Estland

30 %

2 m

0,5 ha

Finland

10 %

5 m

0,5 ha

Frankrijk

10 %

5 m

0,5 ha

Duitsland

10 %

5 m

0,1 ha

Griekenland

25 %

2 m

0,3 ha

Hongarije

30 %

5 m

0,5 ha

Ierland

20 %

5 m

0,1 ha

Italië

10 %

5 m

0,5 ha

Letland

20 %

5 m

0,1 ha

Litouwen

30 %

5 m

0,1 ha

Luxemburg

10 %

5 m

0,5 ha

Malta

30 %

5 m

1 ha

Nederland

20 %

5 m

0,5 ha

Polen

10 %

2 m

0,1 ha

Portugal

10 %

5 m

1 ha

Roemenië

10 %

5 m

0,25 ha

Slowakije

20 %

5 m

0,3 ha

Slovenië

30 %

2 m

0,25 ha

Spanje

20 %

3 m

1 ha

Zweden

10 %

5 m

0,5 ha

Verenigd Koninkrijk

20 %

2 m

0,1 ha

IJsland

10 %

2 m

0,5 ha

8.Aanwijzing van de activiteiten die overeenkomstig artikel 3, lid 4, in aanmerking worden genomen in de boekhouding over de tweede verbintenisperiode

Tabel 5 geeft een overzicht van de door de lidstaten en IJsland overeenkomstig artikel 3, lid 4, aangewezen activiteiten zoals vermeld in hun verslagen met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid voor de tweede verbintenisperiode.

Tabel 5     Overzicht van de door de lidstaten en IJsland gekozen LULUCF-activiteiten overeenkomstig artikel 3, lid 4, van het Protocol van Kyoto

Lidstaat

Akkerlandbeheer

Graslandbeheer

Herbegroeiing

Draineren en opnieuw bevochtigen van waterrijke gebieden

Oostenrijk

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

België

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Bulgarije

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Kroatië

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Cyprus

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Tsjechië

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Denemarken

Gekozen

Gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Estland

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Finland

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Frankrijk

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Duitsland

Gekozen

Gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Griekenland

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Hongarije

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Ierland

Gekozen

Gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Italië

Gekozen

Gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Letland

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Litouwen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Luxemburg

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Malta

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Nederland

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Polen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Portugal

Gekozen

Gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Roemenië

Niet gekozen

Niet gekozen

Gekozen

Niet gekozen

Slowakije

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Slovenië

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Spanje

Gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Zweden

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Niet gekozen

Verenigd Koninkrijk

Gekozen

Gekozen

Niet gekozen

Gekozen

IJsland

Niet gekozen

Niet gekozen

Gekozen

Niet gekozen

9.Vaststelling van de frequentie waarmee een balans wordt opgemaakt voor de onder artikel 3, leden 3 en 4, vallende activiteiten

De lidstaten en IJsland vermelden in hun verslagen met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid met welke frequentie een balans wordt opgemaakt voor de diverse onder artikel 3, leden 3 en 4, vallende activiteiten. Alle lidstaten hebben ervoor gekozen om aan het eind van de verbintenisperiode een balans op te maken, behalve Denemarken en Hongarije, die ervoor hebben gekozen om dit jaarlijks te doen.

10.Referentieniveaus voor bosbeheer als opgenomen in het aanhangsel bij de bijlage bij Besluit 2/CMP.7

Krachtens lid 1, onder i), van bijlage I bij Besluit 2/CMP.8 dient verslag te worden uitgebracht van het bosbeheer en eventuele technische correcties in het inventarisatieverslag. De lidstaten van de EU en IJsland hebben deze informatie gerapporteerd in hun verslagen met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid en in hun meest recente broeikasgasinventarissen.

11.Informatie over de manier waarop de emissies uit geoogste houtproducten die afkomstig zijn uit bossen vóór het begin van de tweede verbintenisperiode zijn berekend voor het referentieniveau, in overeenstemming met besluit 2/CMP.7, bijlage, lid 16

Informatie over de manier waarop de emissies uit geoogste houtproducten die afkomstig zijn uit bossen vóór het begin van de tweede verbintenisperiode zijn berekend voor het referentieniveau, in overeenstemming met Besluit 2/CMP.7, bijlage, lid 16, is opgenomen in de verslagen met het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid die zijn ingediend door de EU-lidstaten en IJsland en in de meest recente inventarissen die zij hebben ingediend.

12.Boekhoudkundige behandeling van natuurlijke verstoringen

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de beslissingen van de lidstaten over hun voorgenomen gebruik van de bepalingen om emissies die het gevolg zijn van natuurlijke verstoringen, uit te sluiten.

Tabel 6     Informatie over het gebruik van de bepaling om emissies die het gevolg zijn van natuurlijke verstoringen, uit te sluiten

Landen

Bebossing/herbebossing

Bosbeheer

Oostenrijk

Nee

Ja

België

Nee

Ja

Bulgarije

Ja

Ja

Kroatië

Ja

Ja

Cyprus

Nee

Ja

Tsjechië

Nee

Nee

Denemarken

Nee

Nee

Estland

Nee

Ja

Finland

Nee

Ja

Frankrijk

Ja

Ja

Duitsland

Nee

Nee

Griekenland

Ja

Ja

Hongarije

Nee

Nee

Ierland

Ja

Ja

Italië

Ja

Ja

Letland

Nee

Nee

Litouwen

Nee

Nee

Luxemburg

Ja

Ja

Malta

Ja

Ja

Nederland

Ja

Ja

Polen

Nee

Nee

Portugal

Ja

Ja

Roemenië

Ja

Ja

Slowakije

Nee

Nee

Slovenië

Nee

Nee

Spanje

Ja

Ja

Zweden

Ja

Ja

Verenigd Koninkrijk

Ja

Ja

IJsland

Ja

Ja

13.Beschrijving van het nationale systeem

De Europese Unie had in de eerste verbintenisperiode reeds een gekwantificeerde doelstelling inzake emissiebeperking en -reductie en heeft in het verslag voor de berekening van de toegewezen hoeveelheid voor de eerste verbintenisperiode een beschrijving van haar nationale systeem opgenomen. Hierna zijn alle wijzigingen die zich hebben voorgedaan in het nationale systeem van de EU gerapporteerd als onderdeel van de aanvullende jaarlijkse informatie uit hoofde van artikel 7 van het Protocol van Kyoto en opgenomen in het nationale inventarisatieverslag.

De instellingen die gedurende de eerste verbintenisperiode deel uitmaakten van het inventarisatiesysteem van de EU en verantwoordelijk waren voor het opstellen van de inventarissen, zijn aan het begin van de tweede verbintenisperiode onveranderd. Het directoraat-generaal Klimaat (DG CLIMA) van de Europese Commissie draagt de algemene verantwoordelijkheid voor de inventaris van de EU. Elke lidstaat is verantwoordelijk voor het opstellen van zijn eigen inventaris, die als basis dient voor de inventaris van de EU. DG CLIMA wordt bij het opstellen van de inventaris geassisteerd door de volgende instellingen: het Europees Milieuagentschap (EMA) en het Europees thematisch centrum voor lucht- en klimaatverandering (ETC/ACM) alsook de volgende andere DG’s van de Europese Commissie: Eurostat en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO).

14.Beschrijving van het nationale register

Met het oog op de naleving van hun verplichtingen als partijen bij het Protocol van Kyoto en op grond van artikel 10 van Verordening (EU) nr. 525/2013 4 ("verordening betreffende het bewakingssysteem") houden alle lidstaten en de EU voor het Protocol van Kyoto een nationaal register bij. In overeenstemming met Besluiten 13/CMP.l en 24/CP.8 mogen de lidstaten en de Unie hun nationale registers in een geconsolideerde vorm bijhouden.

(1)  Besluit (EU) 2015/1339 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de wijziging van Doha van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen, PB L 207 van 4.8.2015, blz. 114.
(2)  PB L 207 van 4.8.2015, blz. 17.
(3)  Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden en Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen, PB L 140 van 5.6.2009.
(4)  Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG; PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13.
Top