Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015PC0546

    Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

    COM/2015/0546 final - 2015/0254 (NLE)

    Brussel, 30.10.2015

    COM(2015) 546 final

    2015/0254(NLE)

    Voorstel voor een

    UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

    waarbij Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna "de btw-richtlijn" genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

    Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 8 april 2015, heeft Letland verzocht om een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van de algemene beginselen betreffende het recht op aftrek van voorbelasting ter zake van bepaalde personenauto's. Samen met het verzoek om verlenging heeft Letland een verslag ingediend over de toepassing van Uitvoeringsbesluit 2013/191/EU van de Raad, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de beperking van het recht op aftrek. Op 30 juli 2015 zijn het verzoek en het verslag met nadere informatie aangevuld.

    Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brieven van 21 en 24 augustus 2015 van het verzoek van Letland in kennis gesteld. Bij brief van 24 augustus 2015 heeft de Commissie Letland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

    Algemene context

    Overeenkomstig artikel 168 van de btw-richtlijn mag een belastingplichtige de btw op de goederen en diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering brengen. Overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder a), van deze richtlijn wordt het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel wanneer voor dit goed recht op aftrek van de btw is ontstaan. Op deze manier kan initieel afgetrokken btw worden teruggenomen voor het gedeelte privégebruik.

    Bij personenauto's is dit mechanisme moeilijk toe te passen, met name omdat het lastig is het privé- en het zakelijk gebruik op te splitsen. Het bijhouden en controleren van een rittenregistratie vormt dan weer een extra last, zowel voor de bedrijven als de belastingdienst, zelfs als Letland gebruik zou maken van de keuzemogelijkheid van artikel 168 bis van de btw-richtlijn om de aftrek voor uitgaven in verband met tot het bedrijf behorende voertuigen te beperken naar evenredigheid van het werkelijke zakelijke gebruik dat de belastingplichtige ervan maakt.

    Om de inning van de btw te vereenvoudigen en belastingontduiking te bestrijden, heeft Letland in 2011 een verzoek om een derogatie ingediend op grond waarvan het recht op aftrek ter zake van bepaalde personenauto's tot 80 % mocht worden beperkt. Dit derogatieverzoek werd goedgekeurd door de Raad bij Besluit 2013/191/EU van 22 april 2013, dat op 31 december 2015 verstrijkt. Een aantal categorieën van voertuigen werd uitdrukkelijk van deze beperking uitgesloten, zoals voertuigen die zijn aangekocht met het oog op wederverkoop, verhuur of leasing; voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van personen (zoals taxi's) of goederen; voertuigen die worden gebruikt voor rijlessen; voertuigen die worden gebruikt voor bewakings- of hulpverleningsdiensten; en voertuigen die worden gebruikt als demonstratievoertuig in de autoverkoop. Tegelijkertijd werd aan bedrijven een ontheffing verleend van de verplichting om btw te voldoen over het privégebruik.

    Overeenkomstig artikel 6, onder b), van voornoemd besluit heeft Letland een verslag ingediend over de toepassing van het besluit, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking.

    Uit de door Letland verstrekte informatie blijkt dat het aftrekpercentage van 80 % niet langer overeenstemt met de realiteit en dat dit percentage moet worden verlaagd tot 50 %. Letland onderbouwt het nieuwe aftrekpercentage met statistische gegevens over een bijzondere belasting op lichte voertuigen in eigendom of bezit van commerciële ondernemingen die voor particuliere en zakelijke activiteiten worden gebruikt. Volgens de door Letland verstrekte informatie is deze bijzondere belasting voor 79 % van alle technisch voor het verkeer geschikte lichte voertuigen die in eigendom of bezit van rechtspersonen zijn, voldaan. Uit de informatie van de Letse autoriteiten blijkt ook dat in 2012 87,6 %, in 2013 92,5 % en in 2014 86,2 % van de rechtspersonen over ten minste één geregistreerd licht voertuig beschikte en de bijzondere belasting op lichte voertuigen heeft voldaan. Tot slot is 99,6 % van de geregistreerde bedrijven in Letland een kleine of middelgrote onderneming. Op basis van deze statistische informatie die het merendeel van de belastingplichtigen omvat, kan volgens Letland worden geconcludeerd dat het totale privégebruik van personenauto's door deze groep overeenkomt met 50 %. De nieuwe grens moet derhalve worden vastgesteld op 50 %.

    Alle overige voorwaarden van de derogatie zullen van toepassing blijven. De nieuwe regeling zal dus gelden voor alle personenauto's met maximaal acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet meegerekend, en onder een bepaald gewicht die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. Personenauto's die voor bepaalde specifieke activiteiten worden gebruikt, zullen ook nu van de beperking van het recht op aftrek worden uitgesloten en onder de normale regels vallen — het betreft hier voertuigen die zijn aangekocht met het oog op wederverkoop, verhuur of leasing; voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van personen (zoals taxi's) of goederen; voertuigen die worden gebruikt voor rijlessen; voertuigen die worden gebruikt voor bewakings- of hulpverleningsdiensten; en voertuigen die worden gebruikt als demonstratievoertuig in de autoverkoop.

    Gezien de wijziging van het percentage is het aangewezen om een nieuwe derogatie te verlenen veeleer dan de bestaande te verlengen. De nieuwe derogatie moet in de tijd beperkt worden tot 31 december 2018 zodat kan worden geëvalueerd of de voorwaarden waarop zij gebaseerd is, nog altijd geldig zijn. Een verzoek om verlenging moet uiterlijk 31 maart 2018 aan de Commissie worden toegezonden en vergezeld gaan van een verslag waarin onder meer het toegepaste percentage is geëvalueerd.

    Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

    Aan andere lidstaten zijn soortgelijke derogaties met betrekking tot het recht op aftrek verleend, waaronder ook aan Letland bij Besluit 2013/191/EU van 22 april 2013.

    Krachtens artikel 176 van de btw-richtlijn zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979 van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek ter zake van personenauto's beperken.

    Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

    Niet van toepassing.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    Artikel 395 van de btw-richtlijn.

    Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

    Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

    Evenredigheid

    Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

    Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

    Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk belastingontduiking bestrijden en de inning van de btw vereenvoudigen.

    Keuze van het instrument

    Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een besluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot individuele lidstaten kan worden gericht.

    3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

    Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

    Niet van toepassing.

    Raadpleging van belanghebbenden

    Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Letland en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

    Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

    Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

    Effectbeoordeling

    Het voorstel voor een besluit strekt er in de eerste plaats toe de inning van de btw te vereenvoudigen voor personenauto's die gedeeltelijk voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, en heeft aldus een potentieel positief effect. Tegelijkertijd wordt een dam opgeworpen tegen belastingontduiking door een onjuiste administratie.

    Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect evenwel in ieder geval beperkt zijn.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplannen en toezicht , evaluatie en rapportageregelingen

    Het voorstel bevat een vervalbepaling: de derogatie vervalt automatisch op 31 december 2018.

    2015/0254 (NLE)

    Voorstel voor een

    UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

    waarbij Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 , en met name artikel 395, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 8 april 2015, heeft Letland verzocht om machtiging tot verlenging, onder bepaalde voorwaarden, van een maatregel die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde het recht op aftrek ter zake van uitgaven voor bepaalde personenauto's die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, te mogen beperken. Op 30 juli 2015 is het verzoek met nadere informatie aangevuld.

    (2)Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brieven van 21 en 24 augustus 2015 van het verzoek van Letland in kennis gesteld. Bij brief van 24 augustus 2015 heeft de Commissie Letland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

    (3)Krachtens de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige gerechtigd de btw af te trekken ter zake van de goederen en diensten die hij ten behoeve van zijn belaste activiteiten heeft ontvangen. Krachtens artikel 26, lid 1, onder a), van die richtlijn moet btw worden voldaan wanneer een tot het bedrijf behorend goed voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt.

    (4)Bij Uitvoeringsbesluit 2013/191/EU van de Raad 2 is Letland in overeenstemming met artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG gemachtigd om een derogatiemaatregel toe te passen waarbij het recht op aftrek van de voorbelasting ter zake van de aankoop, leasing, intracommunautaire verwerving en invoer van bepaalde personenauto's alsook ter zake van met die voertuigen samenhangende uitgaven, met inbegrip van de aankoop van brandstof, tot 80 % wordt beperkt, wanneer het voertuig niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. Uitvoeringsbesluit 2013/191/EU van de Raad verstrijkt op 31 december 2015.

    (5)Samen met het verzoek heeft Letland een verslag ingediend over de toepassing van Uitvoeringsbesluit 2013/191/EU van de Raad, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de beperking van het recht op aftrek. Uit de door Letland verstrekte informatie blijkt dat het aftrekpercentage van 80 % niet langer overeenstemt met de realiteit en dat dit percentage moet worden verlaagd tot 50 %. Deze informatie is gebaseerd op statistische gegevens over een bijzondere belasting op lichte voertuigen in eigendom of bezit van commerciële ondernemingen die voor particuliere en zakelijke activiteiten worden gebruikt.

    (6)De beperking van het recht op aftrek uit hoofde van deze maatregel geldt voor de btw die is betaald op de aankoop, leasing, intracommunautaire verwerving en invoer van bepaalde personenauto's alsook op de daarmee samenhangende uitgaven, met inbegrip van de aankoop van brandstof.

    (7)Deze maatregel geldt uitsluitend voor personenauto's met een toegestaan maximumgewicht van ten hoogste 3 500 kilogram en niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet meegerekend. Personenauto's met een gewicht van meer dan 3 500 kilogram of meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet meegerekend, worden nauwelijks voor niet-zakelijke doeleinden gebruikt vanwege de aard van het voertuig of het soort bedrijvigheid waarvoor het wordt gebruikt. Er wordt ook een gedetailleerde lijst opgesteld van specifieke personenauto's die van de machtiging zijn uitgesloten op basis van hun bijzondere gebruik.

    (8)Letland moet derhalve worden gemachtigd de maatregel gedurende een beperkte periode toe te passen, namelijk tot 31 december 2018.

    (9)Indien Letland om een verlenging van de derogatiemaatregel na 2018 zou verzoeken, moet het de Commissie een verslag voorleggen, tezamen met het verzoek om verlenging, uiterlijk 31 maart 2018.

    (10)De derogatie zal geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In afwijking van de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG wordt Letland gemachtigd om het recht op aftrek van de btw ter zake van uitgaven voor personenauto's die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, tot 50 % te beperken.

    Artikel 2

    In afwijking van artikel 26, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG merkt Letland het privégebruik van een tot het bedrijf van een belastingplichtige behorend voertuig niet aan als een dienst onder bezwarende titel, wanneer het recht op aftrek voor dit voertuig krachtens artikel 1 van dit besluit is beperkt.

    Artikel 3

    De in artikel 1 bedoelde uitgaven omvatten de aankoop, leasing, intracommunautaire verwerving en invoer van dergelijke voertuigen alsook de uitgaven in verband met onderhoud, reparatie en brandstof voor deze voertuigen.

    Artikel 4

    Dit besluit geldt uitsluitend voor personenauto's met een toegestaan maximumgewicht van ten hoogste 3500 kg en niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet meegerekend.

    Artikel 5

    De artikelen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de volgende categorieën personenauto's:

    a) voertuigen die zijn aangekocht met het oog op wederverkoop, verhuur of leasing;

    b) voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van personen tegen vergoeding, met inbegrip van taxidiensten;

    c) voertuigen die worden gebruikt voor het goederenvervoer;

    d) voertuigen die worden gebruikt voor het geven van rijlessen;

    e) voertuigen die worden gebruikt voor bewakingsdiensten;

    f) voertuigen die worden gebruikt als hulpverleningsvoertuig;

    g) voertuigen die worden gebruikt als demonstratievoertuig in de autoverkoop.

    Artikel 6

    1.Dit besluit wordt van kracht op de dag van kennisgeving ervan.

    Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2016. Het vervalt op 31 december 2018.

    2.Een verzoek om verlenging van de bij dit besluit verleende machtiging dient uiterlijk 31 maart 2018 aan de Commissie te worden voorgelegd, samen met een verslag met daarin ook een evaluatie van het in artikel 1 vastgestelde percentage.

    Artikel 7

    Dit besluit is gericht tot de Republiek Letland.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
    (2) PB L 113 van 25.4.2013, blz. 11.
    Top