Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015DC0377

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER GECONSOLIDEERDE JAARREKENING VAN DE EUROPESE UNIE 2014

    COM/2015/0377 final

    Brussel, 23.7.2015

    COM(2015) 377 final

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

    GECONSOLIDEERDE JAARREKENING VAN DE EUROPESE UNIE 2014


    Geconsolideerde jaarrekening van de
    Europese Unie

    Begrotingsjaar 2014

     

    INHOUDSOPGAVE

    FINANCIEEL MEMORANDUM BESPREKING EN ANALYSE    

    NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN    

    GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ    

    BALANS    

    STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN    

    KASSTROOMOVERZICHT    

    MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA    

    TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN    

    SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ    

     

     

    FINANCIEEL MEMORANDUM BESPREKING EN ANALYSE



    1.EU: Institutioneel bestuur en activiteiten

    De Europese Unie (EU) is een economisch en politiek samenwerkingsverband van 28 Europese landen. De Unie is in 1993 in navolging van de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en Euratom met het Verdrag van Maastricht opgericht. De belangrijkste recente wijziging van de constitutionele basis van de EU, het Verdrag van Lissabon, is op 1 december 2009 in werking getreden.

    De EU functioneert als een rechtsstaat. Dat betekent dat alles wat de EU doet, gebaseerd is op verdragen waarmee alle lidstaten van de EU vrijwillig en op democratische wijze hebben ingestemd. De EU heeft een unieke institutionele structuur:

    Europese burgers kiezen rechtstreeks de leden van het Europees Parlement (EP);

    de Europese Raad, waarin nationale en Europese leiders samenkomen, bepaalt de hoofdlijnen van het beleid;

    de regeringen verdedigen hun nationale belangen in de Raad van de Europese Unie ("de Raad");

    de belangen van de EU als geheel worden behartigd door de Europese Commissie ("de Commissie"), waarvan de voorzitter is gekozen door het Europees Parlement en wiens leden in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter door de nationale regeringen worden voorgedragen voor benoeming en als college ter goedkeuring worden onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement.

    De EU heeft een eigen rechtsorde, die verschilt van de internationale rechtsorde en integraal deel uitmaakt van de rechtssystemen van de lidstaten. De rechtsorde van de EU steunt op autonome rechtsbronnen. Omdat deze rechtsbronnen van uiteenlopende aard zijn, moest er een hiërarchie worden vastgesteld. Bovenaan staat de primaire wetgeving, belichaamd door de verdragen. Hierna volgen de door de EU gesloten internationale overeenkomsten, de algemene rechtsbeginselen en de afgeleide wetgeving, berustend op de verdragen.

    De bronnen van het recht van de EU en hun hiërarchie:

    het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU); het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU); het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, andere verdragen en protocollen;

    internationale overeenkomsten;

    algemene beginselen van het Unierecht;

    afgeleide wetgeving.

    Het institutionele bestuur van de EU bestaat uit instellingen, agentschappen en andere EU-organen die vermeld staan in toelichting 10 van de toelichtingen bij de financiële staten. Als het gaat om de verantwoordelijkheid voor het opstellen van beleid en het nemen van beslissingen, zijn de belangrijkste instellingen het Europees Parlement, de Europese Raad en de Commissie.

    Europees Parlement

    Het Europees Parlement is een belangrijk forum voor politieke discussie en besluitvorming op EU-niveau. De leden van het Europees Parlement worden rechtstreeks door kiezers in alle lidstaten gekozen om de belangen van de burger ten aanzien het EU-wetgevingsproces te vertegenwoordigen en ervoor te zorgen dat andere EU-instellingen democratisch te werk gaan.

    Het Europees Parlement heeft in de afgelopen jaren en door opeenvolgende wijzigingen in Europese verdragen aanzienlijke wetgevende en budgettaire bevoegdheden gekregen, waardoor het samen met de regeringsvertegenwoordigers van de lidstaten de richting van het Europese project kan bepalen. Het Europees Parlement streeft op die manier naar het bevorderen van de democratie en de mensenrechten: niet alleen in Europa, maar wereldwijd.

    Het Europees Parlement is gelijk aan de Raad in de jaarlijkse begrotingsprocedure. Het is vanaf de voorbereidingsfase betrokken bij het begrotingsproces, met name bij het vaststellen van de hoofdlijnen en de aard van de uitgaven, tot aan de vaststelling. Het stelt samen met de Raad de begroting vast en houdt toezicht op de uitvoering ervan. Het Europees Parlement verleent kwijting voor de uitvoering van de EU-begroting op aanbeveling van de Raad. Tot slot moet het Parlement zijn goedkeuring verlenen aan het meerjarig financieel kader (MFK) dat ervoor zorgt dat de uitgaven van de Unie ordelijk en binnen de grenzen van de eigen middelen verlopen. De huidige voorzitter van het Europees Parlement is Martin Schulz.

    De Europese Raad en de Raad van de Europese Unie

    De Europese Raad, bestaande uit de staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten, zijn voorzitter en de voorzitter van de Commissie, geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de EU en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. De huidige voorzitter van de Europese Raad is Donald Tusk.

    De Raad stelt samen met het Europees Parlement via verordeningen en richtlijnen EU-wetgeving vast en neemt daarnaast besluiten en doet niet-bindende aanbevelingen. De Raad bestaat uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat op ministerieel niveau die gemachtigd is om de regering van de lidstaat die hij vertegenwoordigt te binden door zijn stemrecht uit te oefenen. De Raad wordt met uitzondering van de formatie Buitenlandse Zaken voorgezeten door een vertegenwoordiger van de lidstaat die het voorzitterschap van de Unie uitoefent op basis van een halfjaarlijks toerbeurtsysteem. Een comité, bestaande uit de permanente vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten (Coreper) bereidt het werk van de Raad voor.

    Op de gebieden waarop de Raad bevoegd is, worden besluiten met gekwalificeerde meerderheid genomen, tenzij in de verdragen anders is bepaald (bv. eenparigheid van stemmen of met gewone meerderheid van stemmen). De Raad is een van de twee takken (het Europees Parlement is de andere tak) van de begrotingsautoriteit, die de begroting van de EU vaststelt. Bovendien stelt de Raad besluiten vast uit hoofde van een bijzondere wetgevingsprocedure en met eenparigheid van stemmen, houdende de bepalingen die van toepassing zijn op het stelsel van eigen middelen en het MFK. In dit laatste geval moet het Parlement zijn goedkeuring geven met meerderheid van stemmen van zijn leden. De Raad heeft het meest recente meerjarig financieel kader (2014-2020) in november 2013 vastgesteld.

    Europese Commissie

    De Commissie is het uitvoerende orgaan van de EU. Zij behartigt de belangen van de EU als geheel (niet die van afzonderlijke landen).

    De Commissie heeft als belangrijkste taken:

    het doen van wetsvoorstellen die vervolgens door de medewetgevers (het Europees Parlement en de Raad) moeten worden goedgekeurd;

    het handhaven van het Europese recht (waar nodig samen met het Hof van Justitie van de EU);

    het bepalen van beleidsdoelstellingen en actieprioriteiten die in het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie zijn weergegeven, en zorgen dat deze worden uitgevoerd;

    zorgen voor het beheer en de uitvoering van het EU-beleid en de begroting;

    het vertegenwoordigen van de Unie buiten Europa (bijvoorbeeld onderhandelen over handelsverdragen tussen de EU en landen daarbuiten).

    Om de vijf jaar wordt een nieuw team van 28 commissarissen (een uit elke EU-lidstaat) benoemd. De kandidaat voor het voorzitterschap van de Commissie wordt aan het Europees Parlement voorgesteld door de Europese Raad die hierover met gekwalificeerde meerderheid besluit, rekening houdend met de uitslag van de verkiezingen voor het Europees Parlement. De voorzitter van de Commissie wordt vervolgens door het Europees Parlement bij meerderheid van zijn leden gekozen (wat neerkomt op ten minste 376 van de 751 stemmen). Daarna kiest de verkozen voorzitter de 27 andere leden van de Commissie uit de kandidaten die de lidstaten zelf voordragen. De definitieve lijst van kandidaat-commissarissen moet vervolgens door de verkozen voorzitter en de Raad gezamenlijk worden vastgesteld. De Commissie moet in haar geheel door het Europees Parlement worden goedgekeurd. De verschillende commissies van het Europees Parlement onderwerpen de kandidaat-commissarissen eerst aan een beoordelingsgesprek. Het mandaat van de huidige Commissie loopt tot eind oktober 2019. De voorzitter is Jean-Claude Juncker.

    De huidige prioriteiten van de Commissie zijn 1) banen, groei en investeringen, 2) de digitale eengemaakte markt, 3) energie-unie en klimaat, 4) de interne markt, 5) de economische en monetaire unie, 6) de vrije handel tussen de EU en de VS, 7) justitie en grondrechten,8) migratie, 9) de EU in de wereld en 10) meer democratie.

    Het personeel van de Commissie werkt in departementen, beter bekend als directoraten-generaal of DG's. Elk DG is bevoegd voor een bepaald beleidsterrein en staat onder leiding van een directeur-generaal. De DG's maken wetsontwerpen, maar de voorstellen zijn pas officieel als deze op de vergadering van het college van 28 commissarissen worden goedgekeurd. De DG's beheren daarnaast financieringsinitiatieven op EU-niveau, organiseren openbare raadplegingen en staan in voor de communicatie.

    De Commissie stuurt ook een aantal uitvoerende agentschappen aan die de Europese Commissie bijstaan bij het beheer van EU-programma's.



    2.Initiatieven en strategieën van de Commissie

    De Commissie die in november 2014 aantrad, heeft haar werkprogramma voor 2015 en de nieuwe initiatieven voor de Commissie tot 2019 bepaald. In het werkprogramma zijn de plannen van de Commissie uiteengezet en de acties vastgelegd die voor meer banen, groei en investeringen in 2015 zullen zorgen. Dit programma legt de nadruk op een beperkt aantal concrete nieuwe initiatieven, zoals:

    Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen

    een investeringsoffensief van 315 miljard EUR: in de wetgevende follow-up van het plan werd eind 2014 aangekondigd de komende drie jaar publieke en private investeringen in de reële economie aan te boren;

    het bevorderen van de integratie en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en

    het herzien van de Europa 2020-strategie.

    Maatregelenpakket voor de digitale eengemaakte markt 

    het scheppen van de voorwaarden voor een bloeiende digitale economie en maatschappij door het wettelijk kader op het gebied van telecommunicatie aan te vullen;

    het moderniseren van de regels inzake auteursrechten;

    het vereenvoudigen van de regels voor consumenten op het gebied van online en digitaal winkelen;

    het verbeteren van de cyberveiligheid; en

    van de digitalisering een horizontaal item te maken.

    Een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatveranderingsbeleid

    het tot stand brengen van een Europese energie-unie om de energievoorzieningszekerheid te waarborgen, nationale energiemarkten verder te integreren, de Europese energievraag te verminderen en de energiemix koolstofarm te maken en

    een multilaterale aanpak van klimaatverandering.

    Een diepere en eerlijkere interne markt

    en internemarktstrategie;

    een pakket maatregelen voor arbeidsmobiliteit;

    een actieplan voor de kapitaalmarktenunie;

    een kader voor de afwikkeling van financiële instellingen en

    een luchtvaartpakket.

    Een handels- en investeringsstrategie voor werkgelegenheid en groei

    Een ruimte van recht en grondrechten

    toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en

    een Europese veiligheidsagenda.

    Een nieuw migratiebeleid 

    het ontwikkelen van een nieuwe aanpak van legale migratie om van de EU een aantrekkelijke bestemming te maken voor mensen met talenten en vaardigheden en

    het verbeteren van het beheer van de migratie naar de EU door beter samen te werken met derde landen, solidariteit tussen de lidstaten te bevorderen en mensenhandel te bestrijden.

    Een krachtiger rol op het wereldtoneel

    Europees nabuurschapsbeleid en

    doelstellingen voor duurzame ontwikkeling na 2015.

    Een rechtvaardig belastingklimaat

    een actieplan met maatregelen om belastingontduiking en belastingfraude te bestrijden, waaronder maatregelen op EU-niveau om te komen tot een systeem waarbij het land waar winst wordt gemaakt, ook het land is waar belasting wordt geheven; inclusief automatische inlichtingenuitwisseling over fiscale rulings en stabilisering van de grondslagen voor de vennootschapsbelasting en

    verplichte inlichtingenuitwisseling over fiscale rulings.

    Een Unie van democratische verandering

    een EU-overeenkomst over beter wetgeven;

    een verplicht transparantieregister en

    de herziening van het besluitvormingsproces aangaande genetisch gemodificeerde organismen.

    Een hechtere economische en monetaire unie – blijvende inspanningen om de economische stabiliteit te bevorderen en investeerders warm te maken voor Europa.

    De Commissie onderzocht bij het opstellen van het werkprogramma zo'n 450 door het Europees Parlement en de Raad ingediende voorstellen en stelt voor om er 80 in te trekken of te wijzigen. Het voorstel om sommige voorstellen in te trekken is omdat deze niet stroken met de prioriteiten van de nieuwe Commissie. In veel gevallen blijft de Commissie pal achter de nagestreefde doelstellingen staan, maar het heeft geen zin voorstellen te doen die slechts latent aanwezig zijn tijdens onderhandelingen of dan zo verwateren dat ze nooit meer hun oorspronkelijke doel kunnen realiseren. In dat geval zal de Commissie nieuwe, betere manieren voorstellen om de doelstellingen te verwezenijken.

    3.EU-begroting: van voorbereiding tot kwijting

    4.Begroting en financiering

    Het MFK bestaat uit rubrieken met jaarlijkse maxima aan vastleggingskredieten voor elke rubriek. De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten. De EU-begroting financiert tal van beleidslijnen en programma's in de hele EU. In overeenstemming met de prioriteiten die de het Europees Parlement en de Raad in het MFK hebben neergelegd, voert de Commissie specifieke programma's, activiteiten en projecten in het veld uit. Het rechtstreekse verband tussen de jaarlijkse begroting en het EU-beleid wordt gegarandeerd via de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB). De nomenclatuur van de activiteitsgestuurde begroting maakt het mogelijk om de beleidsterreinen van de EU duidelijk te identificeren, evenals de totale hoeveelheid middelen die aan elk van deze terreinen wordt toegewezen. De begroting wordt door de Commissie voorbereid en normaal gezien midden december aangenomen door het Europees Parlement en de Raad volgens de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de totale inkomsten gelijk zijn aan de totale uitgaven voor een bepaald begrotingsjaar.

    De EU beschikt over twee grote financieringscategorieën: ontvangsten uit eigen middelen en diverse ontvangsten. De ontvangsten uit eigen middelen vormen het leeuwendeel van de EU-financiering en komen automatisch toe aan de EU om haar in staat te stellen haar begroting te financieren zonder dat hiervoor een later besluit van nationale autoriteiten nodig is. Het totale bedrag van de vereiste eigen middelen om de begroting te financieren wordt bepaald door de totale uitgaven min de diverse ontvangsten. Het totale bedrag aan eigen middelen mag niet meer bedragen dan 1,23 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU. De eigen middelen kunnen worden onderverdeeld in de traditionele eigen middelen (zoals douanerechten), de eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) bedragen normaal gezien minder dan 10 % van de totale ontvangsten.

    Als algemeen beginsel geldt dat de EU geen geld mag lenen op de kapitaalmarkten of van financiële instellingen om haar begroting te financieren.

    5.Hoe de EU-begroting wordt beheerd en besteed

    Primaire beleidsuitgaven

    De beleidsuitgaven van de EU bestrijken de verschillende rubrieken van het MFK en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. Sinds 2014 deelt de Commissie haar uitgaven als volgt in:

    Direct beheer: in dit geval valt de begrotingsuitvoering rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de diensten van de Commissie.

    Indirect beheer: in dit geval vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht, zoals de EU-agentschappen.

    Gedeeld beheer: in het kader van deze methode worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de uitgaven valt onder deze beheersvorm, bv. op gebieden als landbouwuitgaven en structurele maatregelen.

    De verschillende financiële spelers binnen de Commissie

    Het College van commissarissen neemt gezamenlijk de politieke verantwoordelijkheid, maar oefent in de praktijk zijn bevoegdheden om de begroting uit te voeren niet zelf uit. Het delegeert deze taken elk jaar aan individuele ambtenaren die verantwoording dienen af te leggen aan het College en die onderworpen zijn aan het Financieel Reglement (FR) en het Statuut van de ambtenaren. De desbetreffende personeelsleden — meestal directeuren-generaal en diensthoofden — staan bekend als "gedelegeerde ordonnateurs". Zij kunnen op hun beurt hun taken in verband met de uitvoering van de begroting aan "gesubdelegeerde ordonnateurs" delegeren.

    De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling zijn vastgelegd tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair standpunt. Elke ordonnateur moet een jaarlijks activiteitenverslag opstellen over de activiteiten die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, waarin hij verslag uitbrengt over de beleidsresultaten en getuigt van redelijke zekerheid over het feit dat de middelen die zijn toegekend voor de activiteiten die in zijn verslag zijn beschreven voor hun doel zijn aangewend overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, en dat de ingestelde controleprocedures de nodige garanties bieden met betrekking tot de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Overeenkomstig artikel 66 van het FR stuurt de Commissie een syntheseverslag over de jaarlijkse activiteitenverslagen naar het Europees Parlement en de Raad, waarmee de Commissie de algehele politieke verantwoordelijkheid neemt voor het beheer van de EU-begroting overeenkomstig artikel 317 VWEU. Dit verslag en de jaarlijkse activiteitenverslagen kunnen worden gevonden op: http://ec.europa.eu/atwork/planning-and-preparing/synthesis-report/index_nl.htm

    De rekenplichtige voert de betalings- en invorderingsopdrachten uit die zijn opgesteld door de ordonnateurs en is verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen. Hij schrijft de boekhoudkundige principes en methodes voor, valideert de boekhoudsystemen, voert de boekhouding en stelt de jaarrekening van de instelling op. Daarnaast dient de rekenplichtige de jaarrekening af te tekenen en daarbij te verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom geeft.

    Verbintenis tot besteding van de EU-begroting

    Voordat een juridische verbintenis met een derde kan worden aangegaan (bv. een contract of een subsidieovereenkomst), moet er in de jaarlijkse begroting een begrotingsonderdeel zijn dat de betrokken activiteit toestaat. Er moeten ook voldoende middelen in het begrotingsonderdeel staan om de uitgaven te dekken. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, moeten de nodige middelen in de begroting worden gereserveerd met behulp van een begrotingsvastlegging in het boekhoudsysteem en pas dan kan een juridische verbintenis worden aangegaan. Er kan geen geld worden uitgegeven van de EU-begroting tenzij en voordat de ordonnateur een begrotingsvastlegging heeft goedgekeurd.

    Zodra de begrotingsvastlegging is goedgekeurd, wordt zij in het boekhoudsysteem van de begroting geregistreerd en worden de kredieten dienovereenkomstig gebruikt. Dit heeft echter geen invloed op de financiële staten (of het grootboek), aangezien er nog geen uitgaven zijn gedaan.



    Het verrichten van een betaling

    De Commissie neemt deel aan SWIFT (Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication) en verricht jaarlijks meer dan 2 miljoen betalingen. Er kan geen enkele betaling verricht worden tenzij er een begrotingsvastlegging is goedgekeurd door de ordonnateur die de betrokken verrichting behandelt.

    Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dat wil zeggen van contante middelen. De voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in de desbetreffende juridische verbintenis is vastgesteld. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Voorfinancieringsbetalingen zijn dus geen definitieve uitgaven zolang niet aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan, en worden daarom in de EU-balans als activa opgenomen wanneer de eerste betaling is verricht.

    Het desbetreffende EU-orgaan zal de kostendeclaraties ontvangen, waarin wordt gerechtvaardigd hoe het bedrag van de voorfinanciering door de begunstigde besteed werd conform de juridische verbintenis. De frequentie waarmee deze kostendeclaraties worden toegezonden, hangt af van het soort actie dat wordt gesubsidieerd, en de voorwaarden.

    De subsidiabiliteitscriteria zijn vastgelegd in het basisbesluit, in de oproep tot het indienen van voorstellen, in andere documenten voor de begunstigden van subsidies en/of in de contractuele bepalingen van de subsidieovereenkomst of in het subsidiebesluit. Na analyse worden de subsidiabele bedragen als uitgaven opgenomen en wordt de begunstigde in kennis gesteld van niet-subsidiabele bedragen.

    Op grond van het FR en andere geldende wetgeving, met name die op het gebied van landbouw en het cohesiebeleid, kunnen alle uitgaven worden gecontroleerd, ook al is het jaren geleden dat ze gedaan zijn. Als er fouten, onregelmatigheden of frauduleuze zaken worden vastgesteld, wordt er overgegaan tot terugvorderingen of financiële correcties (zie toelichting 6 van de toelichtingen bij de financiële staten).

    6.Financiële verslaglegging en boekhouding

    De geconsolideerde jaarrekening van de EU verstrekt financiële informatie over de activiteiten van de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU gezien vanuit het standpunt van de begrotingsboekhouding en de boekhouding op transactiebasis. Deze rekening omvat niet de jaarrekeningen van de lidstaten.

    De jaarrekening van de EU bestaat uit twee afzonderlijke, maar aan elkaar gekoppelde delen:

    a)    de financiële staten en

    b)    verslagen over de uitvoering van de begroting, waarin de begrotingsuitvoering in detail wordt beschreven.

    Het is de verantwoordelijkheid van de rekenplichtige van de Commissie om de financiële staten van de EU op te stellen en ervoor te zorgen dat die in alle materiële opzichten een getrouw beeld geven van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de EU.

    Naast de bovengenoemde jaarlijkse verslaglegging worden er ook ad-hocverslagen over specifieke zaken opgesteld, zoals het verslag inzake begrotings- en financieel beheer, financiële instrumenten, verstrekte garanties en financiële correcties.



    Verslaglegging en verantwoording in de Commissie:

    7.Controle en kwijting

    Controle

    De jaarrekening en het beheer van de middelen van de EU worden gecontroleerd door haar externe controleur, de Europese Rekenkamer (de Rekenkamer), die als onderdeel van haar activiteiten het volgende opstelt voor het Europees Parlement en de Raad:

    1)    een jaarverslag over de activiteiten die gefinancierd zijn uit de algemene begroting;

    2)    een oordeel, dat gebaseerd is op haar controles en in het jaarverslag is weergegeven in de vorm van een betrouwbaarheidsverklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekening en ii) de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen voor wat betreft de ontvangsten die geïnd zijn van belastbare personen en betalingen aan eindbegunstigden en

    3)    speciale verslagen over de resultaten van controles van specifieke terreinen.

    Kwijting

    De laatste stap van een begrotingscyclus is de kwijting van de begroting voor een bepaald begrotingsjaar. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit binnen de EU. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling moet doen en het Europees Parlement kwijting moet verlenen aan de Commissie en andere EU-organen voor de uitvoering van de EU-begroting voor een bepaald begrotingsjaar. Dat besluit is gebaseerd op een onderzoek van de jaarrekening, het syntheseverslag van de Commissie en het jaarlijkse evaluatieverslag, het jaarverslag, de accountantsverklaring en de speciale verslagen van de Rekenkamer, en de antwoorden van de Commissie op vragen en verdere informatieverzoeken.

    De kwijting vormt het politieke aspect van de externe controle van de uitvoering van de begroting. Het is het besluit waarmee het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, de Commissie (en andere EU-organen) "ontslaat" van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van een bepaalde begroting door aan te geven dat die begroting ophoudt te bestaan. Deze kwijtingsprocedure kan drie resultaten opleveren: het verlenen, het uitstellen of het weigeren van de kwijting. De hoorzittingen waarbij commissarissen vragen moeten beantwoorden van de leden van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement over de beleidsterreinen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, vormen een integrerend deel van de jaarlijkse kwijtingsprocedure in het Europees Parlement. Het definitieve kwijtingsverslag, met daarin specifieke aanbevelingen aan de Commissie om maatregelen te nemen, wordt in plenaire zitting aangenomen. De aanbevelingen tot kwijting van de Raad worden door Ecofin aangenomen. Het kwijtingsverslag van het Europees Parlement en de aanbevelingen tot kwijting van de Raad krijgen navolging in een jaarlijks verslag waarin de Commissie uiteenzet welke concrete maatregelen zij heeft genomen om de gedane aanbevelingen uit te voeren.

    8.De geconsolideerde financiële staten van de EU: de financiële situatie in 2014

    9.Algemene trends

    Ontvangsten

    Vijfjarige tendentiële ontwikkeling van de ontvangsten in miljoen EUR:

    In 2014 daalden de ontvangsten uit de bni-middelen terwijl andere ontvangsten uit eigen middelen op een vergelijkbaar niveau bleven. De teruggevorderde uitgaven (financiële correcties en terugvorderingen, zie toelichting 3.5 van de van de toelichtingen bij de financiële staten) verdubbelden bijna van 1,8 miljard EUR tot 3,4 miljard EUR als gevolg van de vergevorderde fase van sluiting van de programmeringsperiode 2000-2006 voor het cohesiebeleid en de daarmee verband houdende terugvordering van niet-subsidiabele uitgaven en significante correcties die door de Commissie zijn opgelegd in het landbouwbeleid.

    Uitgaven

    De belangrijkste posten bij de uitgaven zijn betalingen in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF) en het Europees Sociaal Fonds (ESF). In het begrotingsjaar 2014 waren deze goed voor bijna 70 % van de totale uitgaven (113 468 miljoen EUR).

    De uitgaven lagen over het algemeen op eenzelfde niveau als vorig jaar. Er werd echter een daling opgemerkt ten aanzien van het EFRO/Cohesiefonds doordat de aan 2014 toegerekende uitgaven alleen verband houden met de programmeringsperiode 2007-2013 en er nog geen uitgaven zijn geboekt voor de huidige periode 2014-2020 door de trage start van de programma's (de uitvoering door de lidstaten is pas in 2015 van start gegaan).

    Daarnaast beschouwt de EU toekomstige betalingsverplichtingen als uitgaven die nog niet in de begrotingsboekhouding op kasbasis zijn opgenomen. De ruimere toekomstige betalingsverplichtingen, opgevoerd onder verplichtingen voor landbouw- en plattelandsontwikkeling en de toekomstige betalingsverplichtingen voor pensioenrechten die door Commissarissen, leden van het Europees Parlement en personeelsleden zijn verworden, leiden doorgaans tot hogere uitgaven en een negatief economisch resultaat (deze betalingen worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen en zijn nog niet opgenomen in de inkomsten).

    Economisch resultaat

    Het economische resultaat (tekort) van de periode is gestegen van 4 365 miljoen EUR in 2013 tot 11 280 miljoen EUR in 2014. De belangrijkste reden voor deze stijging is het significante actuariële verlies (nettobedrag van 9,2 miljard EUR) dat verband houdt met de pensioenen en andere personeelsbeloningen als gevolg van de daling van rentevoeten. Dergelijke schommelingen zijn gezien de internationaal toegepaste boekhoudregels en het huidige economische klimaat te verwachten. Er valt een tegengesteld effect te verwachten als de rentevoeten zouden stijgen.

    Omdat het een actuariële raming betreft van de waarde van de totale verplichting op een bepaald tijdstip, namelijk 31 december 2014, gebaseerd op verschillende op dat tijdstip geldende hypothesen, zijn in dit verlies nog niet de huidige lasten voor de EU-begroting meegenomen, evenmin als de bedragen die de komende jaren nog uit de EU-begroting aan gepensioneerden moeten worden betaald. Deze betalingen zijn al wel geraamd in het MFK 2014-2020 en zullen via het jaarlijkse begrotingsproces worden uitgevoerd.

    Activa

    De belangrijkste posten aan de actiefzijde van de balans zijn financiële activa (beleggingen, leningen, geldmiddelen) en voorfinancieringsbedragen die alles bij elkaar goed zijn voor bijna 85 % van de activa van de EU. Het bedrag aan leningen blijft stabiel op ongeveer 60 miljard EUR (zie toelichting 4.3.2 hieronder) en het bedrag aan financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, steeg met bijna 2 miljard EUR (zie toelichting 4.3.1 hieronder). De activa die onder de vaste bedrijfsmiddelen zijn opgenomen onder vaste bedrijfsmiddelen zijn activa die verband houden met het Copernicus-programma (1,5 miljard EUR) en Galileo-activa in aanbouw (1,5 miljard EUR).

    In de afgelopen jaren zijn EU-instellingen erin geslaagd de posten geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar op een laag niveau te houden. Het hoge kassaldo van 17,5 miljard EUR op 31 december 2014 houdt verband met de begrotingsprocedure en de bijdragen aan eigen middelen in verband met btw- en bni-saldi die in december 2014 van de lidstaten zijn ontvangen (zie toelichting 2.8.1 van de toelichtingen bij de financiële staten).

    Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

    163 miljard EUR aan activa en 221 miljard EUR aan passiva op de EU-balans van 2014

       

           Activa                            Passiva

     

    Passiva

    De passiefzijde bestaat voornamelijk uit vier belangrijke elementen: pensioenen en andere personeelsbeloningen, financiële verplichtingen, schulden en toegerekende lasten. De grootste verandering ten opzichte van 2013 is de verhoging van de pensioenen en andere personeelsbeloningen van 46,8 miljard EUR in 2013 tot 58,6 miljard EUR in 2014, met name als gevolg van de aanzienlijke daling van de rentevoeten (zie hierboven).

    Het feit dat de passiva de activa overschrijden, betekent niet dat de EU-instellingen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste komen van toekomstige jaarlijkse begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan 2014 toegerekend, hoewel zij effectief pas in 2015 (of later) uit de begroting van 2015 of latere jaren zullen worden betaald. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, zijn activiteiten in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) (betaald in 2015) en personeelsbeloningen (te betalen in de komende 30 jaar of meer).

    10.Voorfinanciering

    De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de niveaus van voorfinanciering op een passend niveau worden gehouden. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het verrichten van voldoende controles en de tijdige erkenning van de uitgaven. Er zij op gewezen dat het niveau van de voorfinanciering sterk wordt beïnvloed door de MFK-cyclus: aan het begin van een MFK-periode kan men verwachten dat er omvangrijke voorschotten worden betaald aan lidstaten in het kader van het cohesiebeleid.

    De totale voorfinanciering (met uitzondering van andere voorschotten aan de lidstaten) op de balans van de EU bedraagt 45,2 miljard EUR, waarvan 99,8 % betrekking heeft op de activiteiten van de Commissie. Ongeveer 76 % van de voorfinanciering door de Commissie wordt in gedeeld beheer uitgevoerd, wat wil zeggen dat de uitvoering van de begroting aan de lidstaten wordt gedelegeerd (waarbij de Commissie haar rol van toezichthouder behoudt).



    Voorfinanciering door de Commissie via de beheersvorm

    De meerderheid van de uitgaven in het kader van gedeeld beheer bestaat uit landbouwuitgaven en structurele maatregelen. De meest significante voorfinancieringsbedragen houden verband met het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (EFRO en CF), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Sociaal Fonds (ESF).

    Het gedeelde beheer van uitgaven per fonds



    11.Financiële instrumenten

    12.Financiële instrumenten die onder direct en indirect beheer uit de EU-begroting worden gefinancierd

    Het belang en de omvang van de financiële instrumenten voor de uitvoering van de begroting nemen van jaar tot jaar toe. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze aanpak dat voor elke via de financiële instrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 euro aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit intelligente gebruik van de EU-begroting is gericht op het maximaliseren van het effect van de beschikbare middelen.

    Voor verkoop beschikbare financiële activa van financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd

    Er worden over het algemeen drie soorten financiële instrumenten gebruikt:

    aandeleninstrumenten,

    leningsinstrumenten en

    garantie-instrumenten.

    Hieronder wordt meer informatie verstrekt over deze belangrijke instrumenten.

    Garantiefonds (1 996 miljoen EUR aan activa)

    Het Garantiefonds dekt de door de EU op besluit van de Raad gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de Europese Investeringsbank (EIB) buiten de EU, evenals leningen in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB-leningen) en leningen van Euratom buiten de EU. Het is een langlopend instrument (vast deel: 1 489 miljoen EUR), beheerd door de EIB en bedoeld om de door de EU gegarandeerde leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, te dekken. Het fonds ontvangt zijn middelen uit overmakingen uit de algemene begroting van de EU (om te komen tot 9 % van het bedrag in hoofdsom van de operaties), uit rente over de beleggingen van de activa van het fonds en uit nabetalingen van in gebreke gebleven debiteuren voor wie het fonds de garantie heeft moeten honoreren. Een eventueel jaarlijks overschot wordt teruggeboekt als ontvangsten voor de EU-begroting.

    De EU moet een garantiereserve opnemen die leningen aan derde landen dekt. Deze reserve is bedoeld om de verplichtingen van het Garantiefonds te dekken en, indien nodig, aangesproken garanties waarvoor het in het Fonds beschikbare bedrag niet volstaat, zodat deze bedragen ten laste van de begroting kunnen komen. Deze reserve komt overeen met het richtbedrag van 9 % van de aan het einde van het jaar uitstaande leningen.



    Financieringsfaciliteit met risicodeling (961 miljoen EUR aan activa)

    De financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) wordt door de EIB beheerd en de beleggingsportefeuille van de Commissie wordt gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal heeft de Commissie voor de RSFF maximaal 1 miljard EUR begroot, waarvan maximaal 800 miljoen EUR uit het programma "samenwerking" en maximaal 200 miljoen EUR uit het programma "capaciteiten" komt. De EIB heeft er zich toe verbonden hetzelfde bedrag te verstrekken. Er worden geen nieuwe bijdragen uit de begroting aan de RSFF toebedeeld in het kader van het MFK 2014-2020. Op 31 december 2014 had de Commissie 856 miljoen EUR bijgedragen aan de RSFF (met inbegrip van de bijdragen van EVA- en derde landen). In 2014 werd 375 miljoen EUR van de bijdrage van de EU aan de RSFF overgedragen aan het hierop volgende schuldinstrument in het kader van Horizon 2020. Het als voorwaardelijk passief opgevoerde bedrag (toelichting 5.2.1 van de toelichtingen bij de financiële staten) is het geschatte maximale verlies op 31 december 2014 dat de Commissie zou lijden in geval van wanprestaties inzake leningen of garanties die door de EIB in het kader van de RSFF zijn verstrekt. Opgemerkt zij dat het globale risico van de Commissie beperkt is tot het bedrag van haar bijdrage aan de faciliteit.

    Horizon 2020 (643 miljoen EUR aan activa)

    Horizon 2020 is een nieuw aandeleninstrument in het kader van het MFK 2014-2020. Horizon 2020 wordt gezien als een middel om de economische groei te stimuleren en banen te creëren en heeft de politieke steun van de Europese leiders en de leden van het Europees Parlement. Zij waren het erover eens dat onderzoek een investering in de toekomst is en daarom centraal moet staan in de blauwdruk van de EU voor slimme, duurzame en inclusieve groei en banen. Door onderzoek en innovatie te koppelen en wetenschap op topniveau, industrieel leiderschap en de aanpak van maatschappelijke uitdagingen te benadrukken, draagt Horizon 2020 eraan bij dit te verwezenlijken. Het doel is om ervoor te zorgen dat Europa wetenschap van wereldklasse voortbrengt, innovatiebelemmeringen uit de weg ruimt en de samenwerking tussen de publieke en private sectoren vereenvoudigt om innovatie tot stand te brengen. Horizon 2020 wordt beheerd door het EIF.

    ETF-startersregeling (524 miljoen EUR aan activa)

    De startersregeling van de Europese Technologiefaciliteit (ETF) bestrijkt het programma voor groei en werkgelegenheid, het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (MAP), het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP), administratief beheerd door het EIF, en ondersteunt de oprichting en de financiering van beginnende kleine en middelgrote ondernemingen door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.

    Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (235 miljoen EUR aan activa)

    Het garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (LGTT) verstrekt garanties om het ontvangstenrisico in de eerste fase van de Ten-T-vervoerprojecten te verminderen. De garantie moet meer specifiek stand-bykredietlijnen volledig dekken, die alleen kunnen worden opgevraagd wanneer de kasstromen van het project ontoereikend zijn om bevoorrechte schulden te dekken. Het instrument is een gezamenlijk financieel product van de Commissie en de EIB. De kapitaalbijdrage aan het LGTT voor de financieringsperiode 2007-2013 was aanvankelijk vastgesteld op 1 miljard EUR en gelijkelijk verdeeld tussen de Commissie en de EIB. Bij wijzigingsverordening nr. 670/2012 is een bedrag van 200 miljoen EUR overgeheveld naar het initiatief inzake projectobligaties en nog eens een bedrag van 50 miljoen EUR voor subsidieverlening, waarmee de nog altijd voor het instrument beschikbare totale bijdrage van de EU neerkomt op 250 miljoen EUR.

    Op 31 december 2014 had de Commissie 212 miljoen EUR bijgedragen aan het LGTT. Het als voorwaardelijk passief opgevoerde bedrag (toelichting 5.2.1 van de toelichtingen bij de financiële staten) is het geschatte maximale verlies op 31 december 2014 dat de Commissie zou lijden in geval van wanprestaties inzake leningen die door de EIB in het kader van het LGTT zijn verstrekt. Opgemerkt zij dat het algemene risico van de Commissie beperkt is tot het bedrag van haar bijdrage aan het instrument.



    Financiële instrumenten (FI) per soort

    miljoen EUR

    Totale activa

    Totaal verplichtingen

    Verstrekte garanties

    Leningen/Aandeleninstrumenten/Instrumenten voor technische bijstand:

    MEDA-instrument voor economische en financiële samenwerking in het kader van het Europees-mediterraan partnerschap

    290

    (3)

    Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument

    167

    (7)

     

    457

    (9)

     

    Leningsinstrumenten: steunkrediet voor kleine en middelgrote ondernemingen

    19

    -

     

    Aandeleninstrumenten:

    Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie

    323

    (0)

    COSME — programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen

    31

    -

    Europees fonds voor Zuidoost-Europa (EFSE)

    118

    -

    Fonds voor bedrijfsuitbreiding in het kader van de faciliteit voor bedrijfsontwikkeling en innovatie voor de Westelijke Balkan

    10

    0

    Fonds voor bedrijfsinnovatie (EIF) in het kader van de faciliteit voor bedrijfsontwikkeling en innovatie voor de Westelijke Balkan

    21

    0

    Europese technologie-startersregeling 1998 (ETF)

    19

    (0)

    Voorbereidende actie — Wereldwijd Fonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie (Global Energy Efficiency and Renewable Energy Fund — Geeref)

    72

    -

    Meerjarig kaderprogramma (MAP) eigenvermogensfaciliteit

    183

    (0)

    Margueritefonds

    37

    -

    Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit (PMF) voor werkgelegenheid en sociale insluiting

    60

    -

    SE4F — Green for Growth Fund voor de landen van het Oostelijk Nabuurschap

    52

    -

    Europees Fonds voor energie-efficiëntie

    89

    -

    Technologieoverdracht proefprojecten

    2

    (0)

    Microfinance Initiative for Asia Debt Fund (Microfinancieringsfonds voor Azië)

    10

    -

    SANAD - MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen

    9

    -

     

    1 035

    (1)

     

    Garantie-instrumenten

    Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP SMEG)

    151

    (259)

    -

    COSME LGF - programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen

    39

    (1)

    (42)

    Horizon 2020 - EU-financiering voor innovatoren

    478

    (11)

    (98)

    Horizon 2020 - Garantie voor kleine en middelgrote ondernemingen

    165

    (1)

    (267)

    Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (LGTT)

    235

    (3)

    (209)

    Garantiefaciliteit in het kader van de faciliteit voor bedrijfsontwikkeling en innovatie voor de Westelijke Balkan

    21

    (2)

    (10)

    Meerjarenprogramma (MAP) voor ondernemingen

    26

    (41)

    -

    Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal

    3

    -

    -

    Projectobligatie-instrument (PBI)

    149

    (2)

    (138)

    Instrument voor particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE)

    6

    (0)

    -

    Europees Progress-microfinancieringsmandaat (PMF TA)

    13

    (9)

    -

    Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF)

    961

    (32)

    (883)

    Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen

    60

    (15)

    -

     

    2 309

    (376)

    (1 647)

    Totaal

    3 820

    (386)

    (1 647)

    Garantiefonds

    1 996

    (25)

    (19 198)

    13.Door de commissie beheerde leningactiviteiten

    Krachtens het EU-Verdrag is de EU gemachtigd leningtransacties te doen waarmee de financiële middelen kunnen worden ingezet die nodig zijn om specifieke opdrachten uit te voeren. Namens de EU voert de Commissie momenteel drie belangrijke programma's uit, namelijk macrofinanciële bijstand (MFB), betalingsbalans (BB) en het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), in het kader waarvan zij leningen kan toekennen en deze kan financieren door uitgifte van schuldinstrumenten op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen.

    De opgenomen en verstrekte leningactiviteiten van de EU zijn verrichtingen buiten begrotingsverband. Het kapitaal dat nodig is om de leningactiviteiten van de EU in het kader van de bovenvermelde programma's uit te voeren, wordt op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen opgenomen. De EU mag geen leningen opnemen om haar gewone begrotingsuitgaven of een begrotingstekort te financieren. De omvang van de opgenomen leningen varieert van particuliere plaatsingen voor bedragen tot 500 miljoen EUR tot obligaties-emissies met een benchmarkkarakter (ten minste 1 miljard EUR). Aangetrokken middelen worden over het algemeen back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Wel blijft de schuldendienst van de financieringsinstrumenten een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig en op tijd geschieden. De Commissie beschikt over procedures om ook in het geval van een wanbetaling te zorgen voor de terugbetaling van leningen. Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het (maximum)aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningpakket bij besluiten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vastgesteld. Vervolgens moeten de Commissie en de begunstigde lidstaat overeenstemming bereiken over de lening-/financieringsparameters, de termijnen en de betaling van tranches. Daarnaast hangen alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) af van de naleving van strenge voorwaarden, met soortgelijke voorwaarden als voor steun van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), in het kader van gezamenlijke EU/IMF-financiële steun, wat een andere factor is die de timing van de financiering beïnvloedt. De timing en looptijden van emissies hangen dus af van de desbetreffende EU-leningactiviteit. De financiering is uitsluitend in euro en de looptijden variëren van drie tot dertig jaar.

    Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de 28 lidstaten. Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan landen buiten de EU zijn gedekt door het Garantiefonds. Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst indien mogelijk worden onttrokken uit het beschikbare kassaldo van de Commissie. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 12 van Verordening nr. 1150/2000 van de Raad) wettelijk verplicht om voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen. Met back-to-backleningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico's.

    Betalingsbalans

    De betalingsbalansfaciliteit, een financieel beleidsinstrument, biedt de lidstaten van de EU financiële bijstand op middellange termijn. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Alleen lidstaten die niet deelnemen aan de euro, komen voor dit mechanisme in aanmerking. De betalingsbalansbijstand aan Letland werd toegekend voor de invoering van de euro op 1 januari 2014. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. De leningen die voor deze leningen worden opgenomen, worden door de EU-begroting gewaarborgd. Op 31 december 2014 was de begroting in verband met deze leningen blootgesteld aan een mogelijk risico van ten hoogste 8,6 miljard EUR (de 8,4 miljard EUR hieronder zijnde de nominale waarde).

    miljoen EUR

    Hongarije

    Letland

    Roemenië

    Totaal

    Totaal toegekende leningen

    6 500

    3 100

    8 400

    18 000

    Uitbetaald op 31.12.2013

    5 500

    2 900

    5 000

    13 400

    Uitbetaald in 2014

    Leningen uitbetaald op 31.12.2014

    5 500

    2 900

    5 000

    13 400

    Terugbetaalde leningen op 31.12.2014

    (4 000)

    (1 000)

    (5 000)

    Uitstaand bedrag op 31.12.2014

    1 500

    1 900

    5 000

    8 400

    Hieronder wordt een tabel gegeven met daarin het terugbetalingsschema voor deze leningen.

    Tussen november 2008 en mei 2009 werd ten belope van 14,6 miljard EUR aan financiële bijstand verstrekt aan Hongarije, Letland en Roemenië, waarvan medio 2011 een bedrag van 13,4 miljard EUR was uitbetaald. Opgemerkt zij dat het betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Hongarije in november 2010 afliep (waarbij 1 miljard EUR nog niet was opgevraagd) en dat de eerste twee terugbetalingen van 2 miljard EUR in december 2011 en nog eens 2 miljard EUR in november 2014 zoals gepland werden ontvangen. Het betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Letland liep in januari 2012 af (waarbij 200 miljoen EUR nog niet was opgevraagd) en de eerste twee terugbetalingen van 1 miljard EUR in april 2014 en 1,2 miljard EUR in januari 2015 werden zoals gepland ontvangen. Het eerste betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Roemenië liep af in mei 2012 en het volledige toegekende bedrag, 5 miljard EUR, werd uitbetaald. De eerste terugbetaling van 1,5 miljard EUR werd zoals gepland in januari 2015 ontvangen.

    In februari 2011 verzocht Roemenië in het kader van de betalingsbalansfaciliteit om verdere anticiperende financiële bijstand (AFB) om nieuwe impulsen aan de economische groei te kunnen geven. Op 12 mei 2011 stemde de Raad in met de terbeschikkingstelling aan Roemenië van anticiperende betalingsbalansbijstand van de EU (AFB) ten belope van maximaal 1,4 miljard EUR (Besluit 2011/288/EU van de Raad), maar die liep eind maart 2013 af zonder te zijn gebruikt. Na een tweede verzoek van Roemenië om AFB, besloot de Raad op 22 oktober 2013 nieuwe AFB anticiperende betalingsbalansbijstand van de EU ten belope van maximaal 2 miljard EUR te verstrekken (Besluit 2013/531/EU van de Raad), die tot 30 september 2015 voor activering beschikbaar blijft. Als om activering wordt gevraagd, wordt deze financiële bijstand verstrekt in de vorm van een lening met een maximale gemiddelde looptijd van acht jaar. Aangezien deze AFB van 2 miljard EUR momenteel het enige actieve programma is in het kader van de betalingsbalansfaciliteit, is dit het enige bedrag dat nog altijd beschikbaar is.

    Europees financieel stabilisatiemechanisme

    miljoen EUR

    Ierland

    Portugal

    Totaal

    Totaal toegekende leningen

    22 500

    26 000

    48 500

    Uitbetaald op 31.12.2013

    21 700

    22 100

    43 800

    Uitbetaald in 2014

    800

    2 200

    3 000

    Uitbetaalde leningen op 31.12.2014

    22 500

    24 300

    46 800

    Terugbetaalde leningen op 31.12.2014

    Uitstaande leningen op 31.12.2014

    22 500

    24 300

    46 800

    Hieronder wordt een tabel gegeven met daarin het terugbetalingsschema voor deze leningen.

    Op 11 mei 2010 nam de Raad het EFSM aan om de financiële stabiliteit in Europa te vrijwaren (Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad). Dit mechanisme is gebaseerd op artikel 122, lid 2, VWEU en maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden, die worden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. De Commissie gaat namens de EU leningen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen aan en leent deze middelen aan de begunstigde lidstaat. Voor elk land dat een lening in het kader van het EFSM ontvangt, wordt per kwartaal beoordeeld of de aan de lening gehechte beleidsvoorwaarden zijn vervuld, voordat een andere tranche wordt uitgekeerd.

    Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 worden de middelen van de faciliteit beperkt tot 60 miljard EUR, maar de juridische limiet is vastgelegd in artikel 2, lid 2, van Verordening nr. 407/2010 van de Raad, op grond waarvan het uitstaande bedrag van de leningen of kredietlijnen wordt beperkt tot de beschikbare marge onder het plafond van de eigen middelen. De leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden door de EU-begroting gewaarborgd: op 31 december 2014 was de begroting in verband met deze leningen blootgesteld aan een mogelijk risico van ten hoogste 47,5 miljard EUR (de bovenvermelde 46,8 miljard EUR zijnde de nominale waarde). Aangezien de leningen in het kader van het EFSM door de EU-begroting worden gewaarborgd, volgt het Europees Parlement de EFSM-acties van de Commissie en oefent het controle uit in het kader van de begrotings- en kwijtingsprocedure. Omdat beide EFSM-programma's zijn afgelopen, zijn in bovenstaande tabel geen beschikbare bedragen opgenomen.

    De Raad besloot in december 2010 bij uitvoeringsbesluit een lening aan Ierland van ten hoogste 22,5 miljard EUR toe te kennen, en in mei 2011 een lening aan Portugal van ten hoogste 26 miljard EUR. De initiële uitvoeringsbesluiten stelden rente vast met een marge, hetgeen resulteert in soortgelijke voorwaarden als die welke voor de IMF-bijstand worden gesteld. Met zijn uitvoeringsbesluiten nr. 682/2011 en nr. 683/2011 van 11 oktober 2011 schafte de Raad de rentemarge met terugwerkende kracht af en werd de maximale gemiddelde looptijd van 7,5 jaar verlengd tot 12,5 jaar en de looptijd van afzonderlijke tranches tot 30 jaar. Op 21 juni 2013 stelde de Raad de uitvoeringsbesluiten nr. 313/2013 en nr. 323/2013 vast, waarbij de maximale gemiddelde looptijd van de EFSM-leningen aan Ierland en Portugal met 7 jaar tot 19,5 jaar werd verlengd. Door de verlenging wordt het schuldaflossingsprofiel van beide landen verzacht en worden hun behoeften aan herfinanciering in de post-programmeringsperiode verlaagd.

    De laatste drie tranches werden uitgekeerd in 2014: 0,8 miljard EUR voor Ierland en 1,8 miljard EUR voor Portugal in maart 2014 en uiteindelijk 0,4 miljard EUR voor Portugal in november 2014. Portugal heeft tot het verstrijken van het programma geen aanspraak gemaakt op 1,7 miljard EUR van de verleende financiële bijstand. Er zijn momenteel geen bedragen beschikbaar in het kader van het EFSM.

    In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het geplande terugbetalingsschema in nominale waarde voor uitstaande EFSM- en betalingsbalansleningen (in miljoen EUR) op de datum van ondertekening van deze rekening:

    Jaar

    Betalingsbalans

    EFSM

    Totaal

    Hongarije

    Letland

    Roemenië

    Totaal

    Ierland

    Portugal

    Totaal

    2015

    0

    5,0

    5,0

    5,0

    2016

    1,5

    1,5

    4,75

    4,75

    6,25

    2017

    1,15

    1,15

    0

    1,15

    2018

    1,35

    1,35

    3,9

    0,6

    4,5

    5,85

    2019

    0,5

    1,0

    1,5

    0

    1,5

    2021

    0

    3,0

    6,75

    9,75

    9,75

    2022

    0

    2,7

    2,7

    2,7

    2024

    0

    0,8

    1,8

    2,6

    2,6

    2025

    0,2

    0,2

    0

    0,2

    2026

    0

    2,0

    2,0

    4,0

    4,0

    2027

    0

    1,0

    2,0

    3,0

    3,0

    2028

    0

    2,3

    2,3

    2,3

    2029

    0

    0,4

    0,4

    0,4

    2032

    0

    3,0

    3,0

    3,0

    2038

    0

    1,8

    1,8

    1,8

    2042

    0

    1,5

    1,5

    3,0

    3,0

    Totaal

    1,5

    0,7

    3,5

    5,7

    22,5

    24,3

    46,8

    52,5

    Macrofinanciële bijstand (MFB)

    Macrofinanciële bijstand is een financieel beleidsinstrument voor niet-gebonden en niet-specifieke betalingsbalans- en/of begrotingssteun aan derde partnerlanden die geografisch gezien dicht bij het grondgebied van de EU gelegen zijn. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. Deze leningen worden gewaarborgd door het Garantiefonds (zie toelichting 2.4 bij de financiële staten).

    14.Intergouvernementele mechanismen voor financiële stabiliteit buiten het kader van het EU-verdrag: de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees stabiliteitsmechanisme

    De Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) werd opgericht door de lidstaten van de eurozone en kreeg het mandaat de financiële stabiliteit in Europa te vrijwaren door financiële bijstand te verlenen aan de lidstaten van de eurozone. De EFSF is geen EU-orgaan: zij staat volledig los van en is niet geconsolideerd in de EU-rekeningen. Zij wordt niet gewaarborgd door de EU-begroting. Zij heeft daarom geen gevolgen voor de EU-rekeningen, buiten de hieronder beschreven mogelijke sancties. Met de inwerkingtreding van het ESM (zie hieronder) verstrekte de EFSF na 1 juli 2013 geen nieuwe financiële bijstand.

    De Commissie is verantwoordelijk voor het onderhandelen van de beleidsvoorwaarden die aan de financiële bijstand worden verbonden, en voor het toezien op de naleving van die voorwaarden. Verordening nr. 1173/2011 van het Europees Parlement en de Raad maakt het mogelijk sancties op te leggen in de vorm van boeten voor lidstaten met de euro als munt. Deze boeten, namelijk 0,2 % van het bbp van de lidstaat in het voorgaande jaar, kunnen worden toegepast in gevallen waarin een lidstaat geen passende maatregelen heeft genomen om een einde te maken aan zijn buitensporig begrotingstekort, of wanneer de statistieken zijn gemanipuleerd. Verordening nr. 1174/2011 inzake macro-economische onevenwichtigheden voorziet daarnaast ook in een jaarlijkse boete van 0,1 % van het bbp van een lidstaat van de eurozone wanneer een lidstaat niet de gevraagde corrigerende maatregelen heeft genomen of geen toereikend plan met corrigerende maatregelen heeft ingediend. Verordening nr. 1177/2011 wijzigde Verordening nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten. Ook deze gewijzigde verordening voorziet in de mogelijkheid om lidstaten van de eurozone boeten op te leggen (gelijk aan 0,2 % van het bbp plus een variabel bestanddeel). De boeten zullen via de EU-begroting passeren en vervolgens aan de EFSF worden overgedragen. Dit betekent dat die bedragen begrotingsontvangsten en begrotingsuitgaven vormen, zodat ze geen effect hebben op het globale begrotingsresultaat. Zij hebben dus evenmin effect op het economisch resultaat dat in de financiële staten van de EU is opgenomen.

    Het Europees stabilisatiemechanisme (ESM) is een intergouvernementele organisatie onder internationaal publiekrecht buiten het kader van de EU-Verdragen. Het ESM-verdrag werd door de destijds 17 lidstaten van de eurozone ondertekend en trad in oktober 2012 in werking. Het ESM heeft de taken overgenomen die door het EFSM en de EFSF werden vervuld, en is zo het enige en permanente mechanisme geworden om te reageren op nieuwe verzoeken om financiële bijstand van lidstaten van de eurozone. De EFSF en het EFSM nemen daarom niet langer aan nieuwe financieringsprogramma's deel en sluiten geen nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten. Opgemerkt zij dat de EU-begroting de ESM-leningen niet zal waarborgen. Aangezien dit mechanisme eigen rechtspersoonlijkheid heeft en rechtstreeks door de lidstaten van de eurozone wordt gefinancierd, is het geen EU-orgaan en is er geen effect op de EU-rekeningen of de EU-begroting, buiten de hieronder beschreven mogelijke sancties.

    De geïnde boeten zullen in de EU-begroting worden opgenomen en aan het ESM overgedragen zodra de EFSF niet langer operationeel is. Daarnaast voorziet het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in financiële sancties voor een "verdragsluitende partij", indien die lidstaat niet de nodige maatregelen heeft genomen om een te hoog tekort te voorkomen. De opgelegde financiële sancties (die niet meer kunnen bedragen dan 0,1 % van het bbp) zullen aan het ESM moeten worden betaald, indien deze aan lidstaten van de eurozone worden opgelegd (en hebben dus geen gevolgen voor het begrotingsresultaat van de EU, net als bij de EFSF hierboven), of aan de EU-begroting voor lidstaten die geen lid zijn van de eurozone. In dat laatste geval zal de financiële sanctie een ontvangst zijn voor de EU-begroting en als zodanig in haar rekeningen worden opgenomen.

    15.Economische en financiële context van de uitvoering van de EU-begroting

    Macro-economisch klimaat

    In de context van de staatsschuldencrisis is de economische groei in de EU-lidstaten van 2012 tot 2013 afgenomen en van 2013 tot 2014 toegenomen. De algemene economische situatie van de lidstaten komt tot uiting in de ontvangsten uit eigen middelen van de EU, die hebben geleid tot een lichte stijging van de traditionele eigen middelen en de btw-ontvangsten. Aangezien de ontvangsten uit de bni-middelen restcomponenten zijn die rechtstreeks zijn gekoppeld aan het totale niveau van de door de begrotingsautoriteit vastgestelde betalingskredieten (en deze kredieten zijn verlaagd door de lidstaten in het MFK 2014-2020), nam het bedrag aan ontvangsten uit de bni-middelen af in 2014.

    De versterking van het stabiliteits- en groeipact in de EU maakt de weg vrij voor duurzame overheidsfinanciën van de betrokken EU-lidstaten. Het begrotingspact is gericht op de consolidatie van de overheidsfinanciën van de lidstaten en stelt hen in staat hun bbp in de komende jaren te verhogen.

    Het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) om de rente op een laag niveau te houden, ondersteunt de stabilisering van de economie van de eurozone. De ECB draagt binnen haar mandaat bij aan de toename van de groei van de eurozone.



    Bruto binnenlands product van de EU 28 tegen marktprijzen

    Ontvangsten uit de bni-middelen

    Niet-gehonoreerde betalingsverzoeken

    Als gevolg van het macro-economische klimaat in de EU, leidt de druk op de nationale begrotingen van de lidstaten tot druk op de betalingskredieten van de EU-begroting. Deze ontwikkeling heeft een direct effect op de van de lidstaten en andere begunstigden ontvangen betalingsverzoeken. Het totaal aan niet-gehonoreerde betalingsverzoeken aan het einde van het jaar is toegenomen van 24,3 miljard EUR in 2013 tot 25,8 miljard EUR in 2014. Hoewel er altijd openstaande vorderingen zijn als gevolg van bedragen die vlak voor het einde van het jaar zijn ingediend, is de belangrijkste reden voor de uitzonderlijk hoge bedragen in de afgelopen jaren het tekort aan betalingskredieten.

    Niet-gehonoreerde betalingsverzoeken moeten uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd. Met dit in het achterhoofd zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in mei 2015 een betalingsplan overeengekomen om de EU-begroting opnieuw de duurzame richting op te krijgen. Voor de EU is het van essentieel belang om na te denken over de behoeften op lange termijn wat de betalingskredieten betreft, omdat deze kredieten voorwerp van besluit van de begrotingsautoriteit zijn en zonder deze kredieten geen betalingen kunnen worden gedaan of geldmiddelen kunnen worden overgedragen. Als er eenmaal overeenstemming over is bereikt, worden de kredieten automatisch omgezet in beschikbare geldmiddelen van de EU via het maandelijkse inningsproces van de eigen middelen.

    Binnen de Commissie is er wekelijks (soms dagelijks) sprake van prognoses van de kasmiddelen op korte termijn, om ervoor te zorgen dat voldaan kan worden aan de directe betalingsverplichtingen van de EU, met inachtneming van de grenzen van de in de begroting opgenomen betalingskredieten. Deze prognose op korte termijn vormt de basis voor het schatten van het bedrag aan eigen middelen dat maandelijks bij de lidstaten wordt opgevraagd. Op de eerste werkdag van elke maand moeten de lidstaten een twaalfde van het totale bedrag van de in de Uniebegroting opgenomen btw- en bni-middelen bijschrijven op de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie. Afhankelijk van de kaspositie van de Commissie kan aan de lidstaten worden gevraagd in het eerste kwartaal van het jaar de btw- en bni-middelen met één of twee maanden te vervroegen. Deze voorschotten worden in mindering gebracht op afroepingen van middelen in de volgende maanden, afhankelijk van de geraamde behoeften aan kasstromen.

    Voor de middellange en lange termijn controleert de Commissie nauwgezet de betalingsbehoeften van de EU als onderdeel van haar reguliere werkzaamheden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de voorbereiding van voorstellen van de Commissie over het MFK als onderdeel van de opstelling van de jaarlijkse begroting en bij het opstellen van gewijzigde begrotingen. In de onderhandelingsfase van het MFK worden de gebruikte modellen en de onderliggende veronderstellingen op gezette tijden gecontroleerd en wanneer nodig geactualiseerd. De resultaten van de modelsimulatie worden doorgeleid naar de begrotingsonderhandelingen voor de vaststelling van het betalingsplafond van het MFK.

    Ontwikkeling van betalings- en vastleggingskredieten, RAL en de achterstand in niet-gehonoreerde betalingsverzoeken, in miljoen EUR

     

    NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN

    De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2014 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel IX van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

    Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.

    Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.

    (getekend)

    Manfred Kraff

    Rekenplichtige van de Commissie

    17 juli 2015

     

    EUROPESE UNIE

    BEGROTINGSJAAR 2014

    GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ

    Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

    INHOUDSOPGAVE

    BALANS    

    STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN    

    KASSTROOMOVERZICHT    

    MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA    

    TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN    

    1.    BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING    

    2.    TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS    

    3.    TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN    

    4.    TOELICHTINGEN BIJ HET KASSTROOMOVERZICHT    

    5.    VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE BELANGRIJKE INFORMATIEVERSCHAFFING    

    6.    BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING    

    7.    FINANCIEEL RISICOBEHEER    

    8.    INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN    

    9.    GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM    

    10.    CONSOLIDATIEBEREIK    

     

    BALANS

     

    miljoen EUR

    Toelichting

    31.12.2014

    31.12.2013

    NIET-VLOTTENDE ACTIVA

    Immateriële activa

    2.1

    282

    237

    Vaste bedrijfsmiddelen

    2.2

    7 937

    6 104

    Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

    2.3

    409

    349

    Financiële activa

    2.4

    56 438

    59 844

    Voorfinanciering

    2.5

    18 358

    38 072

    Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

    2.6

    1 198

    498

    84 623

    105 104

    VLOTTENDE ACTIVA

    Financiële activa

    2.4

    11 811

    5 571

    Voorfinanciering

    2.5

    34 237

    21 367

    Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

    2.6

    14 380

    13 182

    Voorraden

    2.7

    128

    128

    Geldmiddelen en kasequivalenten

    2.8

    17 545

    9 510

    78 101

    49 758

    TOTAAL ACTIVA

    162 724

    154 862

    NIET-VLOTTENDE PASSIVA

    Pensioenen en andere personeelsbeloningen

    2.9

    (58 616)

    (46 818)

    Voorzieningen

    2.10

    (1 537)

    (1 323)

    Financiële verplichtingen

    2.11

    (51 851)

    (56 369)

    (112 005)

    (104 510)

    VLOTTENDE PASSIVA

    Voorzieningen

    2.10

    (745)

    (545)

    Financiële verplichtingen

    2.11

    (8 828)

    (3 163)

    Schulden

    2.12

    (43 180)

    (36 213)

    Overlopende posten

    2.13

    (55 973)

    (56 282)

    (108 726)

    (96 204)

    TOTAAL PASSIVA

    (220 730)

    (200 714)

    NETTOACTIVA

    (58 006)

    (45 852)

    Reserves

    2.14

    4 435

    4 073

    Bij de lidstaten op te vragen bedragen*

    2.15

    (62 441)

    (49 925)

    NETTOACTIVA

    (58 006)

    (45 852)

    * Het Europees Parlement heeft op 17 december 2014 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in 2015 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Daarnaast waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, zoals gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.

     

    STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

     

    miljoen EUR

    Toelichting

    2014

    2013 (geherclassificeerd)*

    ONTVANGSTEN

    Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

    Bni-middelen

    3.1

    104 688

    110 194

    Traditionele eigen middelen

    3.2

    17 137

    15 467

    Btw-middelen

    3.3

    17 462

    14 019

    Geldboeten

    3.4

    2 297

    2 757

    Teruggevorderde uitgaven

    3.5

    3 418

    1 777

    Overige

    3.6

    5 623

    4 045

    Totaal

    150 625

    148 259

    Ontvangsten uit ruiltransacties

    Financiële opbrengsten

    3.7

    2 298

    1 991

    Overige

    3.8

    1 066

    1 443

    Totaal

    3 364

    3 434

    153 989

    151 693

    KOSTEN**

    Uitgevoerd door de lidstaten

    3.9

    Europees Landbouw- en Garantiefonds

    (44 465)

    (45 067)

    Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling

    (14 046)

    (13 585)

    Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

    (43 345)

    (47 767)

    Europees Sociaal Fonds

    (12 651)

    (12 126)

    Overige

    (2 307)

    (1 525)

    Uitgevoerd door de Commissie en uitvoerende agentschappen

    3.10

    (15 311)

    (12 519)

    Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en  organen

    3.11

    (1 025)

    (656)

    Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

    3.11

    (2 770)

    (2 465)

    Uitgevoerd door andere entiteiten

    3.11

    (1 799)

    (1 694)

    Personeels- en pensioenkosten

    3.12

    (9 662)

    (9 058)

    Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen

    3.13

    (9 170)

    (2 033)

    Financieringskosten

    3.14

    (2 926)

    (2 383)

    Aandeel in het nettotekort van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen

    3.15

    (640)

    (608)

    Overige kosten

    3.16

    (5 152)

    (4 572)

    (165 269)

    (156 058)

    ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

    (11 280)

    (4 365)

    * Nadere informatie wordt gegeven in toelichting 3.18

    **

    Uitgevoerd door de lidstaten: gedeeld beheer

    Uitgevoerd door de Commissie en uitvoerende agentschappen: direct beheer

    Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten: indirect beheer

     

    KASSTROOMOVERZICHT

     

    miljoen EUR

    Toelichting

    2014

    2013

    Economisch resultaat van het jaar

    (11 280)

    (4 365)

    Beleidsactiviteiten

    4.2

    Afschrijving

    61

    48

    Waardevermindering

    408

    401

    (Toename)/afname leningen

    (1 298)

    20

    (Toename)/afname voorfinanciering

    6 844

    (1 695)

    (Toename)/afname van vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

    (1 898)

    923

    (Toename)/afname voorraden

    10

    Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen

    11 798

    4 315

    Toename/(afname) voorzieningen

    414

    (196)

    Toename/(afname) financiële verplichtingen

    1 146

    (330)

    Toename/(afname) crediteuren

    6 967

    14 655

    Toename/(afname) in overlopende posten

    (309)

    (12 154)

    Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten

    (1 005)

    (1 023)

    Overige non-cash mutaties

    130

    (50)

    Investeringsactiviteiten

    4.3

    (Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

    (2 347)

    (624)

    (Toename)/afname beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

    (60)

    43

    (Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa

    (1 536)

    (1 142)

    NETTOKASSTROOM

    8 035

    (1 164)

    Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

    8 035

    (1 164)

    Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar

    2.8

    9 510

    10 674

    Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

    2.8

    17 545

    9 510

    MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

     

    miljoen EUR

    Reserves (A)

    Bij de lidstaten op te vragen bedragen (B)

    Nettoactiva = (A)+(B)

    Reëlewaardereserve

    Overige reserves

    Gecumuleerd overschot/(tekort)

    Economisch resultaat van het jaar

    BALANS OP 31.12.2012

    150

    3 911

    (39 148)

    (5 329)

    (40 416)

    Mutatie in reserve Garantiefonds

    46

    (46)

    Mutaties reële waarde

    (51)

    -

    (51)

    Overige

    -

    12

    (9)

    3

    Toewijzing economisch resultaat 2012

    5

    (5 334)

    5 329

    Begrotingsresultaat 2012 gecrediteerd aan de lidstaten

    (1 023)

    (1 023)

    Economisch resultaat voor het jaar

    (4 365)

    (4 365)

    BALANS OP 31.12.2013

    99

    3 974

    (45 560)

    (4 365)

    (45 852)

    Mutatie in reserve Garantiefonds

    247

    (247)

    Mutaties reële waarde

    139

    139

    Overige

    (24)

    16

    (8)

    Toewijzing economisch resultaat 2013

    (0)

    (4 365)

    4 365

    Begrotingsresultaat 2013 gecrediteerd aan de lidstaten

    (1 005)

    (1 005)

    Economisch resultaat voor het jaar

    (11 280)

    (11 280)

    BALANS OP 31.12.2014

    238

    4 197

    (51 161)

    (11 280)

    (58 006)

    TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN

     

    1.BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

     

    1.1.RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS

    De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1) (hierna "het Financieel Reglement" genoemd) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften van dat Financieel Reglement (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

    Overeenkomstig artikel 143 van het Financieel Reglement heeft de EU haar financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (Ipsas). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast in alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen. De rekeningen worden per kalenderjaar en in euro gevoerd.

    1.2.BOEKHOUDBEGINSELEN

    De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

    De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 2 en zijn dezelfde als die welke in Ipsas 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. Volgens artikel 144 van het Financieel Reglement moet de financiële verslaglegging informatie verschaffen die relevant, betrouwbaar, vergelijkbaar en begrijpelijk is (kwalitatieve kenmerken).

    Bij de voorbereiding van de financiële staten overeenkomstig bovengenoemde regels en beginselen moet het management ramingen maken die van invloed zijn op de bedragen die worden opgegeven voor bepaalde posten in de balans en in de staat van de financiële resultaten, evenals informatie verschaffen over financiële instrumenten en de voorwaardelijke activa en passiva.

    1.3.CONSOLIDATIE

    CONSOLIDATIEBEREIK

    De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (d.w.z. de EU-instellingen (met inbegrip van de Commissie) en de EU-agentschappen), geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen, zijnde 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zeven gemeenschappelijke ondernemingen en één geassocieerde deelneming. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten kan worden gevonden in toelichting 10 van de EU-rekening. In vergelijking met 2013 blijft het consolidatiebereik ongewijzigd, met dien verstande dat één geassocieerde deelneming nu geherclassificeerd is als een gemeenschappelijke onderneming en de resulterende entiteit na de fusie van 2 andere geassocieerde deelnemingen als een gemeenschappelijke onderneming is geclassificeerd.

    ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND

    Het besluit een entiteit in het consolidatiebereik op te nemen, is gebaseerd op het concept "zeggenschap". Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn entiteiten waarin de EU direct of indirect de macht heeft om het financiële en operationele beleid te sturen om voordelen uit hun activiteiten te verwerven. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.

    De meest gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Het is duidelijk dat voor elke entiteit apart moet worden nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.

    Vanuit deze optiek worden de EU-instellingen (met uitzondering van de Europese Centrale Bank - ECB) en -agentschappen (met uitsluiting van de agentschappen van de vroegere tweede pijler) geacht onder de uitsluitende zeggenschap van de EU te staan. Daarom zijn zij in het consolidatiebereik opgenomen. Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend.

    Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

    GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN

    Een gemeenschappelijke onderneming is een contractuele afspraak waarbij de EU en een of meer partijen (de "ondernemers") een economische activiteit aangaan waarover zij gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het contractueel afgesproken delen van de directe of indirecte zeggenschap over een activiteit met dienstenpotentieel. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie 1.5.4 hieronder).

    GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN

    Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie 1.5.4 hieronder).

    NIET-GECONSOLIDEERDE ENTITEITEN WAARVAN DE COMMISSIE DE MIDDELEN BEHEERT

    De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd, maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet geconsolideerd in haar financiële staten.

    1.4.OPSTELLINGSGRONDSLAG

    2.Munteenheid en omrekeningsbeginselen

    Functionele en rapporteringsvaluta

    De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EU is.

    Verrichtingen en saldi

    Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

    Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.

    De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen:



    Wisselkoersen met de euro

    Valuta

    31.12.2014

    31.12.2013

    Valuta

    31.12.2014

    31.12.2013

    BGN

    1,9558

    1,9558

    LTL

    3,4528

    3,4528

    CZK

    27,7350

    27,4270

    PLN

    4,2732

    4,1543

    DKK

    7,4453

    7,4593

    RON

    4,4828

    4,4710

    GBP

    0,7789

    0,8337

    SEK

    9,3930

    8,8591

    HRK

    7,6580

    7,6265

    CHF

    1,2024

    1,2276

    HUF

    315,5400

    297,0400

    JPY

    145,2300

    144,7200

    LVL

    -

    0,7028

    USD

    1,2141

    1,3791

    Veranderingen in de reële waarde van monetaire, in vreemde valuta luidende financiële instrumenten die als beschikbaar voor verkoop staan aangemerkt, die verband houden met een onderscheid gemaakt in omrekeningsverschillen, worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële activa en passiva die tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening zijn gewaardeerd, worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële instrumenten die als beschikbaar voor verkoop staan aangemerkt, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.

    3.Gebruik van ramingen

    Overeenkomstig de Ipsas en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan voorraden en vorderingen, toegerekende baten en lasten, voorwaardelijke activa en verplichtingen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin ze bekend worden.

    3.1.BALANS

    4.Immateriële activa

    Aangekochte licenties voor computersoftware worden geboekt tegen kostprijs verminderd met de gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur. De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en hebben uitsluitend betrekking op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer ze zich voordoen.    

    5.Vaste bedrijfsmiddelen

    Alle vaste bedrijfsmiddelen worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.

    De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.

    Op terreinen en kunstwerken worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat ze een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:

    Type actief

    Lineair afschrijvingspercentage

    Gebouwen

    4 % tot 10 %

    Materieel en apparatuur

    10 % tot 25 %

    Meubilair en wagenpark

    10 % tot 25 %

    Vast materieel

    10 % tot 33 %

    Computerhardware

    25 % tot 33 %

    Overige

    10 % tot 33 %

    Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Ze worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

    Leases

    Leases van materiële activa waarbij de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft, worden ingedeeld als financiële leases. Financiële leases worden gekapitaliseerd bij het begin van de leaseovereenkomst tegen de reële waarde van het geleasede actief of de huidige waarde van de minimale leasebetalingen, afhankelijk van welke waarde de laagste is. Elke leasebetaling wordt zo over de financierings- en andere lasten verdeeld dat een constante spreiding van het uitstaande financieringssaldo wordt verkregen. De huurverplichtingen, zonder financieringslasten, worden opgenomen onder financiële verplichtingen (vlottend en niet-vlottend). Het rentebestanddeel van de financieringslasten wordt gespreid over de leaseperiode in de staat van de financiële resultaten opgenomen, zodat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen. De via financiële lease verkregen activa worden afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is.

    Leases waarbij de leasegever een significant deel van de aan eigendom verbonden risico's en voordelen behoudt, worden als operationele leases ingedeeld. Betalingen in verband met operationele leases worden lineair over de leaseperiode aan de staat van de financiële resultaten toegerekend.

    6.Waardevermindering van niet-financiële activa

    Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; ze worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen/waardeverminderingen worden toegepast, worden op waardevermindering gecontroleerd telkens als er op grond van gebeurtenissen of veranderde omstandigheden aanleiding is om te veronderstellen dat de boekwaarde niet realiseerbaar is. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.

    De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. De boekwaarde van een actief wordt onmiddellijk verminderd tot de realiseerbare waarde indien de boekwaarde groter is dan de geraamde realiseerbare (dienst)waarde. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.

    7.Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

    Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen

    Belangen in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode en de eerste maal tegen kostprijs. Het belang van de EU in de resultaten van haar geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten van de EU, en haar aandeel in mutaties van de reserves in de reserves. De boekwaarde van de geassocieerde deelneming of gemeenschappelijke onderneming in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs samen met alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de economische resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden). Uitkeringen die van een geassocieerde deelneming of gemeenschappelijke onderneming worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.

    Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een gemeenschappelijke onderneming gelijk is aan of groter is dan haar belang in de gemeenschappelijke onderneming, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op ("verborgen verliezen"). Het niet-opgenomen aandeel van verliezen is het resultaat van een technische boekhoudkundige verrichting die nodig is wanneer de vermogensmutatiemethode wordt toegepast. Die niet-opgenomen verliezen vormen geen verliezen voor de EU en zijn verschuldigd door het feit dat de opname van de uitgave normaal gezien plaatsvindt vóór de kapitaalverhoging voor de bijdrage in natura van de andere deelnemers dan de EU.

    Niet-gerealiseerde baten en verliezen op verrichtingen tussen de EU en haar geassocieerde deelnemingen of gemeenschappelijke ondernemingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten. De boekhoudregels van geassocieerde deelnemingen of gemeenschappelijke ondernemingen kunnen met betrekking tot gelijksoortige verrichtingen en gebeurtenissen onder gelijke omstandigheden verschillen van die van de EU.

    Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.

    Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.

    8.Financiële activa

    Indeling

    De EU deelt haar financiële activa in de volgende categorieën in: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, leningen en vorderingen, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.

    (I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening

    Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als zij als zodanig door de EU zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat ze binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd. De EU had in dit begrotingsjaar geen financiële activa van deze categorie.

    (II)Leningen en vorderingen

    Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de EU rechtstreeks geld, goederen of diensten verstrekt aan een debiteur zonder de bedoeling de vordering te verhandelen. Zij worden onder niet-vlottende activa opgenomen, behalve die met een vervaldatum binnen de twaalf maanden na de balansdatum, ook als de vervaldatum van de gehele lening van meer dan 12 maanden na de balansdatum dateert.

    (III)Tot einde looptijd aangehouden beleggingen

    Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de EU voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De EU had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.

    (IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa

    Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Zij worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de EU verwacht om ze van de hand te doen, wat doorgaans de resterende looptijd is op de balansdatum. Beleggingen in niet-geconsolideerde entiteiten en andere beleggingen in aandelen (bv. durfkapitaalverrichtingen) die niet volgens de vermogensmutatiemethode worden verwerkt, worden ook als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.

    Eerste opname en waardering

    Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Leningen worden opgenomen wanneer geld wordt uitbetaald aan de kredietnemer. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

    De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding). Wanneer een langlopende lening echter renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.

    Leningen die worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, dat geacht wordt de reële waarde van de lening te zijn. De redenen hiervoor zijn de volgende:

    -De "marktomgeving" waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten. Zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken tegen hetzelfde tarief. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en daarom geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de "optie" van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de door de EU opgenomen leningen te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.

    -Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme, betalingsbalans of soortgelijke leningen te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.

    -Daarnaast is er voor deze leningen het effect van compensatie tussen de opgenomen en de verstrekte leningen, omdat het om back-to-backverrichtingen gaat. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de rentevoet waartegen de lening wordt opgenomen. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

    Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen of zijn overgedragen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft overgedragen.

    Waardering na eerste opname

    (I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van de categorie "financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening" worden opgenomen in de economische resultatenrekening van de periode waarin zij zich voordoen.

    (II)Leningen en vorderingen en tot einde looptijd aangehouden beleggingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van back-to-backverrichtingen en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

    (III)Tot einde looptijd aangehouden beleggingen – De EU heeft momenteel geen tot einde looptijd aangehouden beleggingen.

    (IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa worden opgenomen in de reëlewaardereserve. Wanneer activa die als voor verkoop beschikbare financiële activa zijn ingedeeld, worden uitgeboekt of in waarde worden verminderd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de EU om de betaling te ontvangen is vastgesteld.

    De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.

    Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen.

    Waardevermindering van financiële activa

    De EU gaat op elke balansdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is. De waarde van een financieel actief is verminderd en er worden waardeverminderingsverliezen geleden als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief.

    (a)Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

    Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de daling objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

    (b)Activa geboekt tegen reële waarde

    In het geval van als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeelde beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het gecumuleerde verlies – gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa - uit de reserves verwijderd en in de staat van de financiële resultaten opgenomen. In de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen worden niet teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar financieel actief is ingedeeld, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

    Beleggingen in durfkapitaalfondsen

    Beleggingen in durfkapitaalfondsen worden als voor verkoop beschikbare activa ingedeeld en worden bijgevolg geboekt tegen reële waarde met verwerking van in de reëlewaardereserve tot uiting komende waardeveranderingen (inclusief omrekeningsverschillen). Omdat zij niet op een actieve markt zijn genoteerd, worden de beleggingen in durfkapitaalfondsen post voor post gewaardeerd tegen kostprijs of toerekenbare intrinsieke waarde ("net asset value") afhankelijk van welke waarde het laagst is. Niet-gerealiseerde baten die voortvloeien uit de waardering van de reële waarde worden opgenomen via de reserves en niet-gerealiseerde verliezen worden getoetst op waardevermindering, teneinde te bepalen of zij als waardeverminderingsverliezen worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten of als veranderingen in de reëlewaardereserve.

    9.Voorraden

    Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.


    10.Voorfinanciering

    Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. De voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in de desbetreffende voorfinancieringsovereenkomst is vastgesteld. Het voorschot wordt terugbetaald of gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag kan (geheel of gedeeltelijk) worden verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen) en bedragen worden teruggestort.

    Aan het einde van het jaar uitstaande voorfinancieringen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijk uitbetaalde bedrag minus: teruggestorte bedragen, afgewikkelde subsidiabele bedragen, geraamde subsidiabele bedragen die aan het einde van het jaar nog niet zijn afgewikkeld, en waardeverminderingen.

    Bedragen die in het Financieel Reglement zijn omschreven als "financiële instrumenten onder gedeeld beheer" worden vanuit boekhoudkundig oogpunt aangemerkt als voorfinanciering. Deze voorfinanciering wordt gewaardeerd tegen de oorspronkelijke bedragen die aan lidstaten werden betaald, verminderd met een raming van de gebruikte bedragen.

    Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer ze verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.

    11.Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

    Als de boekhoudregels van de EU een afzonderlijke presentatie van ruil- en niet-ruiltransacties vereisen met het oog op het opstellen van de rekening, worden vorderingen omschreven als afkomstig van ruiltransacties en verhaalbare bedragen als afkomstig van niet-ruiltransacties die niet voortvloeien uit een contract (soevereine verhaalbare bedragen).

    Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie 1.5.5 hierboven). De in de toelichting op de financiële instrumenten vermelde informatie over vorderingen op ruiltransacties bevat overlopende posten van ruiltransacties omdat zij niet materieel zijn.

    Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (gecorrigeerd voor rente en boeten) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen op niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast Zie toelichting 1.5.14 hieronder betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als vorderingen op niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract. In de toelichting bij de financiële staten worden vorderingen op niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen op ruiltransacties opgevoerd.

    12.Geldmiddelen en kasequivalenten

    Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en worden gedefinieerd als vlottende activa. Zij omvatten liquide middelen, bij banken opvraagbare deposito's, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

    13.Pensioenen en andere personeelsbeloningen

    Pensioenverplichtingen

    Bij de EU worden toegezegd-pensioenregelingen gebruikt. Hoewel de personeelsleden uit hun salaris een derde van de verwachte kosten van deze beloningen betalen, is er geen kapitaaldekking van de verplichting. De in de balans opgenomen verplichting in verband met de toegezegd-pensioenregeling is de contante waarde van de toegezegde pensioenen op de balansdatum. De pensioenverplichtingen worden berekend door actuarissen volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (projected unit credit method). De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin het pensioen zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.

    Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen en veranderingen in actuariële veronderstellingen worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Kosten na pensionering worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij werknemers gedurende een bepaalde periode (de wachtperiode) in dienst moeten blijven voordat veranderingen in de pensioenregeling effectief worden. In dat geval worden de kosten na pensionering lineair afgeschreven gedurende de wachtperiode.

    Ziektekosten na tewerkstelling

    De EU biedt haar personeelsleden verstrekkingen in verband met de gezondheid aan via de terugbetaling van medische uitgaven. Voor de dagelijkse administratie daarvan is een afzonderlijk fonds opgericht. Zowel personeelsleden als gepensioneerden, weduwen en weduwnaars en hun begunstigden komen voor het stelsel in aanmerking. De voordelen die aan "inactieven" worden toegekend (gepensioneerden, wezen enz.) worden als "personeelsbeloningen na tewerkstelling” ingedeeld. Gelet op de aard van deze voordelen is een actuariële berekening aangewezen. De verplichting in de balans is bepaald op een soortgelijke grondslag als die voor de pensioenverplichtingen (zie hierboven).

    14.Voorzieningen

    Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verbintenis op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.

    15.Financiële verplichtingen

    Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening of als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn. Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Zij worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode.

    Financiële verplichtingen worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt. In het geval van leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

    Financiële verplichtingen die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening omvatten derivaten wanneer hun reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening (zie toelichting 1.5.5). De EU had in dit begrotingsjaar geen financiële activa van deze categorie.

    16.Schulden

    Een aanzienlijk bedrag van de te betalen posten van de EU heeft geen betrekking op ruiltransacties zoals de aanschaf van goederen of diensten. Het betreft daarentegen onbetaalde kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of van andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Zij worden geregistreerd als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.

    Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.

    17.Overlopende posten

    Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

    Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven.

    17.1.STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

    18.Ontvangsten

    ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

    De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op niet-ruiltransacties:

    Bni- en btw-middelen

    De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Ze worden gewaardeerd tegen het opgevraagde bedrag. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn zij — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.

    Traditionele eigen middelen

    De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende inkomsten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.

    Geldboeten

    Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Wanneer er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, heeft de debiteur twee maanden de tijd om:

    -hetzij het besluit te aanvaarden, waarna hij de geldboete binnen de gestelde termijn moet betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU;

    -hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat hij beroep instelt op grond van de EU-wetgeving.

    Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EU-Verdrag). Onder bepaalde omstandigheden kan de onderneming met instemming van de rekenplichtige van de Commissie een bankgarantie voor het bedrag geven.

    Indien de onderneming tegen het besluit beroep instelt en de geldboete al voorlopig heeft betaald, wordt het bedrag als een voorwaardelijk passief opgenomen. Aangezien een beroep tegen een besluit van de EU echter geen schorsende werking heeft, wordt het ontvangen geld wel gebruikt om de vordering af te wikkelen. Indien in plaats van betaling een bankgarantie is gegeven, blijft de geldboete een vordering. Indien de kans bestaat dat het Gerecht van eerste aanleg zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een bankgarantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven zoals vereist. De gecumuleerde rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke passiva worden evenredig verhoogd.

    Sinds 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld.

    ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

    Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

    Renteontvangsten en -uitgaven

    Renteontvangsten en -uitgaven worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -uitgaven toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.

    Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.

    Dividendinkomsten

    Baten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.

    19.Uitgaven

    De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften.

    Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Personeelsstatuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het verschuldigde bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

    Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

    De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Zij worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag.


    19.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA

    20.Voorwaardelijke activa

    Een voorwaardelijk activum is een mogelijk activum dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische baten of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.

    21.Voorwaardelijke passiva

    Een voorwaardelijk passief is een mogelijk passief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.

     

    22.TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

     

    ACTIVA

     

    22.1.IMMATERIËLE ACTIVA

    miljoen EUR

    Brutoboekwaarde op 31.12.2013

    474

    Toevoegingen

    104

    Vervreemdingen

    (2)

    Overdrachten tussen categorieën van activa

    0

    Overige wijzigingen

    1

    Brutoboekwaarde op 31.12.2014

    577

    Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2013

    (236)

    Afschrijvingskosten voor het jaar

    (61)

    Vervreemdingen

    2

    Overdrachten tussen categorieën van activa

    0

    Overige wijzigingen

    0

    Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2014

    (295)

    Nettoboekwaarde op 31.12.2014

    282

    Nettoboekwaarde op 31.12.2013

    237

    Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.

     

    22.2.VASTE BEDRIJFSMIDDELEN

    De toename van vaste bedrijfsmiddelen is voornamelijk het gevolg van het feit dat activa ter waarde van 1 525 miljoen EUR van het Copernicus-programma (voormalige GMES-programma) zijn overgedragen van het Europees Ruimteagentschap (ESA) naar de Commissie, na ondertekening van de Copernicus-delegatieovereenkomst met het ESA in 2014. Overeenkomstig de in 2014 vastgestelde Copernicus-verordening, heeft de EU de verantwoordelijkheid voor het Copernicus-programma overgenomen en daarom moet zij de activa opnemen op haar balans. Er is 297 miljoen EUR opgenomen aan activa voor de Sentinel-1A-satelliet onder de rubriek "vaste bedrijfsmiddelen", en 1 228 miljoen EUR aan activa in aanbouw voor de andere satellieten die momenteel worden gebouwd. Copernicus is het Europese programma voor aardobservatie. Het bestaat uit een ruimtecomponent met een reeks van zes aardobservatiesatellieten en -instrumenten, een in-situcomponent (samengesteld uit tal van sensoren op de grond, op zee en in de lucht), en een dienstencomponent. Het Copernicus-programma levert de volgende diensten: monitoring van de atmosfeer, monitoring van de klimaatverandering, landmonitoring, zeemonitoring, crisisbeheersing en veiligheidstoepassingen.

    Daarnaast zijn op 31 december 2014 in de activa in aanbouw 1 478 miljoen EUR (in 2013: 1 041 miljoen EUR) aan activa opgenomen in verband met het Galileo-project, het wereldwijde systeem voor navigatie per satelliet van de EU, dat wordt gebouwd met de hulp van het ESA. Een bedrag van 17 miljoen EUR aan niet-kapitaliseerbare ontwikkelingskosten is als uitgave opgenomen.

     

    Vaste bedrijfsmiddelen

    miljoen EUR

    Terreinen en gebouwen

    Installaties en uitrusting

    Meubilair en wagenpark

    Computer-hardware

    Overige

    Financiële leases

    Activa in aanbouw

    Totaal

    Brutoboekwaarde op 31.12.2013

    4 660

    608

    233

    596

    248

    2 692

    1 599

    10 635

    Toevoegingen

    30

    342

    18

    59

    31

    9

    1 779

    2 267

    Vervreemdingen

    (9)

    (58)

    (20)

    (49)

    (22)

    0

    (6)

    (164)

    Overdrachten tussen categorieën van activa

    84

    98

    10

    8

    2

    (8)

    (195)

    Overige wijzigingen

    2

    1

    2

    10

    1

    -

    1

    17

    Brutoboekwaarde op 31.12.2014

    4 768

    990

    242

    623

    261

    2 693

    3 176

    12 754

    Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2013

    (2 399)

    (474)

    (168)

    (461)

    (166)

    (863)

    (4 531)

    Afschrijvingskosten voor het jaar

    (153)

    (65)

    (17)

    (74)

    (25)

    (95)

    (429)

    Teruggeboekte afschrijving

    -

    16

    0

    2

    3

    -

    21

    Vervreemdingen

    4

    42

    18

    47

    18

    0

    128

    Overdrachten tussen categorieën van activa

    -

    4

    (1)

    (8)

    (2)

    7

    Overige wijzigingen

    -

    0

    (1)

    (6)

    (1)

    -

    (8)

    Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2014

    (2 549)

    (477)

    (168)

    (501)

    (173)

    (950)

    (4 817)

    NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2014

    2 219

    513

    74

    122

    89

    1 743

    3 176

    7 937

    NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2013

    2 261

    134

    65

    134

    83

    1 829

    1 599

    6 104

     

    22.3.BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE

    miljoen EUR

    Toelichting

    31.12.2014

    31.12.2013

    Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen

    2.3.1

    Belangen in geassocieerde deelnemingen

    2.3.2

    409

    349

    Totaal

    409

    349

    Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode.

    23.Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen

    miljoen EUR

    GJU

    SESAR

    ITER

    Clean Sky

    IMI

    ECSEL

    FCH

    Totaal

    Belangen op 31.12.2013

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    Bijdragen

    0

    95

    118

    125

    166

    75

    69

    647

    Aandeel van het nettoresultaat

    0

    (95)

    (118)

    (125)

    (166)

    (75)

    (69)

    (647)

    Overige vermogensmutaties

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    Deelnemingen op 31.12.2014

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    Niet-opgenomen aandeel van verliezen*

    (230)

    (36)

    (99)

    (73)

    (40)

    (116)

    (594)

    * voor een gedetailleerde toelichting van de niet-opgenomen verliezen, zie toelichting 1.5.4.

    De volgende bedragen kunnen aan de Commissie worden toegerekend op basis van het percentage van haar belang:

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Niet-vlottende activa

    250

    198

    Vlottende activa

    178

    63

    Niet-vlottende passiva

    Vlottende passiva

    (813)

    (394)

    Ontvangsten

    2

    1

    Uitgaven

    (666)

    (412)

     

    GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING GALILEO IN LIQUIDATIE

    De Gemeenschappelijke Onderneming Galileo werd eind 2006 in liquidatie gesteld en het proces is nog aan de gang. De entiteit was in 2014 niet actief en nog altijd in liquidatie.

    GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING SESAR

    Op 31 december 2014 bezat de Commissie een belang van 43,53 % in Sesar.

    INTERNATIONALE ITER-ORGANISATIE VOOR FUSIE-ENERGIE (ITER)

    De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via de Gemeenschappelijke Onderneming Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. De totale bijdrage wordt juridisch gezien beschouwd als een bijdrage van Euratom aan ITER en de lidstaten en Zwitserland hebben geen belang in ITER. Aangezien de EU juridisch gezien de houdster is van het belang in de Gemeenschappelijke Onderneming ITER International, moet zij het belang in haar rekening opnemen. Op 31 december 2014 bezat de Commissie een belang van 40,61 % in ITER.

    Gezamenlijke technologie-initiatieven

    Om de doelstellingen van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid te bereiken, werden publiek-private partnerschappen (PPP's) in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven opgericht (GTI's), die via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 van het Verdrag ten uitvoer werden gelegd. De gemeenschappelijke onderneming (GO) Clean Sky, de GO IMI, de GO Ecsel (een samenvoegig van de voormalige GO's Artemis en Eniac), en de GO FCH zijn PPP's, opgericht in de vorm van GTI's. Het belang aan het einde van het jaar is als volgt: 61,39 % in Clean Sky, 80,47 % in IMI, 95,47 % in Ecsel en 70,85 % in FCH.



    24.Belangen in geassocieerde deelnemingen

    Europees Investeringsfonds

    Het belang van de Commissie in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het leveren van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen.

    miljoen EUR

    EIF

    Belang op 31.12.2013

    349

    Bijdragen

    38

    Aandeel van het nettoresultaat

    7

    Overige vermogensmutaties

    15

    Belang op 31.12.2014

    409

    De volgende bedragen kunnen aan de Commissie worden toegerekend op basis van het percentage van haar belang:

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Activa

    497

    499

    Passiva

    (87)

    (240)

    Ontvangsten

    38

    37

    Overschot/(tekort)

    21

    (221)

    De Commissie heeft 20 % van haar belang gestort en het niet-opgevraagde saldo bedroeg 809 miljoen EUR.

    miljoen EUR

    Totaal kapitaal EIF

    Belang Commissie

    Totaal aandelenkapitaal

    4 161

    1 011

    Volgestort

    (832)

    (202)

    Niet-opgevraagd

    3 329

    809

     

    24.1.VORDERINGEN

    miljoen EUR

    Toelichting

    31.12.2014

    31.12.2013

    Niet-vlottende financiële activa

    Voor verkoop beschikbare financiële activa

    2.4.1

    6 550

    5 497

    Verstrekte leningen

    2.4.2

    49 888

    54 347

    Totaal

    56 438

    59 844

    Vlottende financiële activa

    Voor verkoop beschikbare financiële activa

    2.4.1

    2 856

    2 373

    Verstrekte leningen

    2.4.2

    8 955

    3 198

    Totaal

    11 811

    5 571

    Totaal

    68 249

    65 415

    25.Voor verkoop beschikbare financiële activa

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    BUFI-beleggingen

    3 068

    1 910

    Garantiefonds*

    1 825

    1 773

    EGKS in liquidatie

    1 699

    1 696

    Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF)

    842

    1 197

    Horizon 2020

    514

    -

    ETF-startersregeling

    399

    339

    Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO)

    188

    188

    Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (LGTT)

    186

    121

    Verrichtingen met risicodragend kapitaal

    145

    124

    Projectobligatie-initiatief

    125

    67

    Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

    117

    116

    Overige voor verkoop beschikbare financiële activa

    298

    339

    Totaal

    9 406

    7 870

    Niet-vlottend

    6 550

    5 497

    Vlottend

    2 856

    2 373

    *    Het Garantiefonds is houder van EFSM-obligaties (20 miljoen EUR) die door de Commissie zijn uitgegeven en daarom buiten beschouwing zijn gelaten. Aangezien het een langlopend instrument is, is er een significant niet-vlottend deel voor verkoop beschikbare financiële activa, te weten 1 489 miljoen EUR.

    De EU is voornamelijk de houdster van voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van garantie-instrumenten en eigenvermogensinstrumenten. De stijging ten opzichte van 2013 is vooral het gevolg is van meer dan 2 miljard EUR aan nieuwe geldboeten die in 2014 zijn opgelegd en in het BUFI-fonds zijn geïnvesteerd, waarbij geen rekening is gehouden met in 2014 afgehandelde lopende geldboeten. Daarnaast ging Horizon 2020, de achtste fase van de Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling ("KP8") in 2014 van start, met activa van meer dan een half miljard EUR aan het eind van het jaar.

    Reëlewaardehiërarchie van voor verkoop beschikbare financiële activa

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten

    8 183

    6 669

    Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

    76

    76

    Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

    1 147

    1 126

    Totaal

    9 406

    7 870

    In de periode waren er geen overdrachten tussen de bovengenoemde niveaus van waardering van de reële waarde.

    Afstemming van financiële activa, gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3):

    miljoen EUR

    Beginbalans op 31.12.2013

    1 126

    Aan- en verkopen

    (57)

    Baten en verliezen die gedurende de periode zijn opgenomen als overschot of tekort

    (2)

    Baten en verliezen die in de nettoactiva zijn opgenomen

    81

    Overdrachten naar niveau 3

    Overdrachten vanuit niveau 3

    Overige

    (1)

    Eindbalans op 31.12.2014

    1 147

     

    Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.

    Omdat de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) niet beursgenoteerd is en volgens haar statuten participaties ten hoogste tegen aankoopprijs en uitsluitend aan bestaande aandeelhouders mogen worden verkocht, is de participatie van de Commissie gewaardeerd op de kostprijs verminderd met eventuele afschrijvingen voor waardevermindering.



    miljoen EUR

    Totaal kapitaal EBWO

    Belang

    Commissie

    Totaal aandelenkapitaal

    29 674

    900

    Volgestort

    (6 202)

    (188)

    Niet-opgevraagd

    23 472

    712

     

    26.Leningen

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Niet-vlottend

    49 888

    54 347

    Vlottend

    8 955

    3 198

    Totaal

    58 843

    57 545

    Deze rubriek omvat de uit opgenomen leningen verstrekte leningen (58 509 miljoen EUR) en uit begroting verstrekte leningen, namelijk leningen met bijzondere voorwaarden en de EGKS in liquidatie verstrekte woningbouwleningen (139 miljoen EUR). Ook inbegrepen zijn kortetermijndeposito's (195 miljoen EUR), die zijn ingedeeld als "leningen".

    Uit opgenomen leningen verstrekte leningen

    miljoen EUR

    MFB

    Euratom

    BB

    EFSM

    EGKS in liquidatie

    Totaal

    Totaal op 31.12.2013

    569

    387

    11 623

    44 468

    211

    57 258

    Nieuwe leningen

    1 360

    -

    -

    3 000

    -

    4 360

    Terugbetalingen

    (96)

    (39)

    (3 000)

    -

    -

    (3 135)

    Wisselkoersverschillen

    -

    1

    -

    -

    15

    16

    Veranderingen in boekwaarde

    9

    (33)

    39

    (5)

    10

    Bijzondere waardevermindering

    -

    -

    -

    -

    -

    Totaal op 31.12.2014

    1 842

    349

    8 590

    47 507

    221

    58 509

    Niet-vlottend

    1 762

    299

    5 700

    41 800

    211

    49 772

    Vlottend

    80

    50

    2 890

    5 707

    10

    8 737

    De presentatie van de leningen op de balans (bv. EFSM, BB, Euratom, MFB) van de Commissie op basis van het onderscheid vlottend/niet-vlottend is zodanig verbeterd dat niet meer uitsluitend wordt gekeken naar het einde van de looptijd van de lening, maar ook naar de terugbetalingen die aan het einde van het jaar moeten worden voldaan. Voor de dekking van Euratom-leningen zijn garanties van derden ten belope van 349 miljoen EUR (2013: 387 miljoen EUR) ontvangen. Op 31.12.2014 is een bedrag van 250 miljoen EUR met betrekking tot een leningsovereenkomst in het kader van MFB aan Oekraïne toegekend, maar nog niet uitbetaald.

    Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

    31.12.2014

    31.12.2013

    Macrofinanciële bijstand

    0,181 %-4,54 %

    0,27 %-4,54 %

    Euratom

    0,26 %-5,76 %

    0,34 %-5,76 %

    Betalingsbalans

    2,375 %-3,625 %

    2,375 %-3,625 %

    Europees financieel stabilisatiemechanisme

    1,875 %-3,750 %

    2,375 %-3,750 %

    EGKS in liquidatie

    5,2354 %-5,8103 %

    5,2354 %-5,8103 %

     

    26.1.VOORFINANCIERING

    miljoen EUR

    Toelichting

    31.12.2014

    31.12.2013

    Niet-vlottende voorfinanciering

    Voorfinanciering

    2.5.1

    15 980

    34 819

    Overige voorschotten voor de lidstaten

    2.5.2

    2 378

    3 253

    Totaal

    18 358

    38 072

    Vlottende voorfinanciering

    Voorfinanciering

    2.5.1

    29 222

    16 403

    Overige voorschotten voor de lidstaten

    2.5.2

    5 015

    4 963

    Totaal

    34 237

    21 367

    Totaal

    52 595

    59 439

    Voorfinanciering maakt een groot deel uit van de totale activa van de EU en krijgt daarom regelmatige en passende aandacht. Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma's moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit. De Commissie heeft met al deze elementen rekening gehouden om de follow-up van voorfinanciering te proberen te verbeteren.

    27.Voorfinanciering

    miljoen EUR

    Bruto-bedrag

    Afgewikkeld via afsluiting

    Netto-bedrag op 31.12.2014

    Bruto-bedrag

    Afgewikkeld via afsluiting

    Netto-bedrag op 31.12.2013

    Gedeeld beheer

    Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

    5 644

    (2 115)

    3 529

    6 359

    (1 032)

    5 327

    EFRO en CF

    24 934

    (2 182)

    22 752

    25 701

    (2 164)

    23 537

    ESF

    6 884

    (953)

    5 931

    6 857

    (492)

    6 365

    Overige

    4 626

    (2 535)

    2 091

    4 191

    (2 054)

    2 137

    Direct beheer

    Uitgevoerd door:

    Commissie

    13 173

    (10 215)

    2 958

    14 841

    (9 459)

    5 382

    uitvoerende EU-agentschappen

    9 079

    (6 618)

    2 461

    8 558

    (5 108)

    3 450

    Indirect beheer

    Uitgevoerd door:

    andere EU-agentschappen & organen

    548

    (98)

    450

    412

    (21)

    391

    derde landen

    1 981

    (1 169)

    812

    1 678

    (782)

    896

    internationale organisaties

    6 236

    (3 476)

    2 760

    4 172

    (2 460)

    1 712

    andere entiteiten

    4 370

    (2 910)

    1 460

    5 503

    (3 478)

    2 025

    Totaal

    77 474

    (32 273)

    45 202

    78 272

    (27 050)

    51 222

    Niet-vlottend

    15 980

    15 980

    34 819

    34 819

    Vlottend

    61 495

    (32 273)

    29 222

    43 453

    (27 050)

    16 403

     

    De onder gedeeld beheer en direct beheer vermelde vermindering van de totale voorfinanciering is voornamelijk toe te schrijven aan de afsluiting van de programmeringsperiode 2007-2013 en de geleidelijke oprichting van programma's in het kader van de periode 2014-2020. De voorfinanciering met betrekking tot de oude programma's neemt af als gevolg van de aanvaarding van kosten en ten aanzien van de nieuwe programmeringsperiode zijn er lagere voorschotten uitbetaald.

    Wat de structuurfondsen betreft, verklaart deze overgang van programmeringsperioden ook het verkeer tussen vlottende en niet-vlottende saldi. De uitbetaalde nieuwe voorfinanciering met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 wordt doorgaans geboekt als niet-vlottend: deze voorschotten zijn (als gevolg van de late goedkeuring van nieuwe programma's) nog altijd beperkt in omvang. De programmeringsperiode 2007-2013 bevindt zich in de afsluitende fase en dus zullen binnen twaalf maanden meer bedragen verschuldigd zijn.

    Garanties met betrekking tot voorfinanciering

    Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaten zijn. Er zijn twee waarden om voor dit soort garantie op te nemen: de "nominale waarde" en de "lopende waarde". Voor de "nominale" waarde houdt de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan, verband met het bestaan van de waarborg. Voor de "lopende" waarde is de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen. Op 31 december 2014 beliep de "nominale waarde" van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 957 miljoen EUR. De "lopende waarde" van die garanties beliep 605 miljoen EUR (2013: respectievelijk 1 124 miljoen EUR en 887 miljoen EUR).

    Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van Horizon 2020 worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het Garantiefonds voor deelnemers is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de risico's te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7 en Horizon 2020. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % bij aan de totale bijdrage aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers.

    Op 31 december 2014 bedroegen de door het Garantiefonds voor de deelnemers gedekte voorfinancieringen in totaal 1,8 miljard EUR (2013: 4,5 miljard EUR). Deze daling houdt verband met het feit dat 2014 het laatste jaar was waarin KP7-projecten werden ondertekend en minder middelen voor nieuwe projecten beschikbaar waren. De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het Garantiefonds voor de deelnemers, maar het Fonds is eigendom van de deelnemers.

    Aan het einde van het jaar beliepen de activa van het Garantiefonds in totaal 1 640 miljoen EUR (2013: 1 658 miljoen EUR). De activa van het Garantiefonds voor de deelnemers bevatten ook financiële activa die door het directoraat-generaal Economische en Financiële zaken worden beheerd. Omdat het Garantiefonds voor de deelnemers een aparte entiteit is, worden de activa van het fonds niet in deze EU-jaarrekening geconsolideerd.

    28.Overige voorschotten voor de lidstaten

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Voorschotten aan de lidstaten voor financiële instrumenten in het kader van gedeeld beheer

    Niet-vlottend

    2 090

    2 118

    Vlottend

    1 733

    2 118

    Totaal

    3 823

    4 236

    Steunregelingen

    Niet-vlottend

    288

    1 135

    Vlottend

    3 282

    2 845

    Totaal

    3 570

    3 981

    Totaal

    7 393

    8 216

    In het kader van de programma's van de structuurfondsen 2007-2013 en tevens in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, kunnen uit de EU-begroting voorschotten aan de lidstaten worden betaald als bijdrage aan financieringsinstrumenten (in de vorm van leningen, aandelen of garanties) die onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat (d.w.z. gedeeld beheer) worden opgezet en beheerd. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als een actief in de balans van de EU opgenomen. In de rechtsgrondslagen is echter niet bepaald dat de lidstaten periodiek over het gebruik van die voorschotten verslag moeten uitbrengen aan de Commissie, en in sommige gevallen zijn die voorschotten niet eens opgenomen in de bij de Commissie ingediende uitgavenstaten. Door de lidstaten gerapporteerde informatie over ongebruikte bedragen eind 2014 is niet op tijd beschikbaar om in deze rekening op te nemen. Daarom wordt aan het einde van het jaar een raming gemaakt van de waarde van dit actief op basis van de informatie die van de lidstaten is ontvangen over ongebruikte bedragen op 31 december 2013 en in 2014 gedane betalingen. Daarnaast is deze raming nu gebaseerd op een verlenging van de uitvoeringsperiode van deze instrumenten van 31 december 2015 tot en met 31 maart 2017. Het uitstaande saldo voor deze instrumenten aan het einde van het jaar is geraamd in de veronderstelling dat middelen volledig en gelijkmatig over de resterende periode worden benut. Aan het einde van deze periode zal de Commissie het werkelijke gebruik van de middelen onderzoeken en de ongebruikte bedragen in de rekening weergeven.

    De totale bijdrage die de lidstaten van de Commissie vroegen aangaande deze instrumenten, bedroeg 10 904 miljoen EUR. 1 088 miljoen EUR daarvan bleef aan het einde van het jaar onbetaald. In 2014 zijn er met betrekking tot de 2014-2020 programmeringsperiode geen bedragen betaald.

    Net als de bedragen hierboven worden de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa opgenomen in de balans van de Commissie. De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubrieken steunregelingen hierboven.

     

    28.1.VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE

    miljoen EUR

    Toelichting

    31.12.2014

    31.12.2013

    Niet-vlottend

    Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

    2.6.1

    1 158

    478

    Vorderingen op ruiltransacties

    2.6.2

    40

    20

    Totaal

    1 198

    498

    Vlottend

    Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

    2.6.1

    13 828

    12 478

    Vorderingen op ruiltransacties

    2.6.2

    551

    704

    Totaal

    14 380

    13 182

    Totaal

    15 578

    13 680

    29.Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

    miljoen EUR

    Toelichting

    31.12.2014

    31.12.2013

    Niet-vlottend

    Lidstaten

    2.6.1.1

    305

    478

    Overlopende posten

    2.6.1.3

    853

    Totaal

    1 158

    478

    Vlottend

    Lidstaten

    2.6.1.1

    10 679

    5 574

    Geldboeten

    2.6.1.2

    2 270

    4 071

    Overlopende posten

    2.6.1.3

    832

    2 741

    Andere verhaalbare bedragen

    48

    92

    Totaal

    13 828

    12 478

    Totaal

    14 987

    12 957



    30.Op de lidstaten verhaalbare bedragen

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Vastgesteld in de A-boekhouding

    2 789

    47

    Vastgesteld in de specifieke boekhouding

    1 617

    1 228

    Te ontvangen eigen middelen

    5 413

    3 054

    Bijzondere waardevermindering

    (1 144)

    (743)

    Overige

    12

    6

    Verhaalbare bedragen uit eigen middelen

    8 686

    3 592

    Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

    2 250

    2 294

    Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo)

    52

    82

    Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling

    27

    45

    Speciaal toetredingsprogramma op het gebied van landbouw en plattelandstonwikkeling (Sapard)

    166

    155

    Bijzondere waardevermindering

    (840)

    (819)

    Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

    1 655

    1 757

    Verwachte terugvordering van voorfinanciering

    437

    542

    Betaalde en terugvorderbare btw

    44

    68

    Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen

    161

    94

    Totaal

    10 984

    6 053

    Niet-vlottend

    305

    478

    Vlottend

    10 679

    5 574

    De door de lidstaten verschuldigde niet-vlottende bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) die in jaarlijkse tranches en/of latenties moeten worden uitgevoerd.

    Verhaalbare bedragen eigen middelen

    De aanzienlijke toename van de verhaalbare bedragen in de A-boekhouding wordt verklaard door de 2 756 miljoen EUR aan douanerechten en suikerheffingen van november en december die in de voorgaande jaren als toegerekende inkomsten werden opgenomen.

    Het bedrag van de te ontvangen eigen middelen houdt verband met de gewijzigde begroting nr. 2/2014 tot en met nr. 7/2014, die op 17 december 2014 werden goedgekeurd. Volgens artikel 10 van Verordening nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 (PB L 130 van 31.5.2000) werden de opnames die overeenstemmen met de heraanpassingen van de bijdragen aan eigen middelen uitgevoerd op de eerste werkdag van februari 2015. De aanpassing van de nationale bijdragen van de lidstaten aan de begroting van de EU op basis van btw en bni vindt elk jaar op de eerste werkdag van december plaats. De aanpassing in 2014 bevatte belangrijke bni-herzieningen die teruggingen tot 2002. Daarom was de aanpassing, voor een totaal van 9,5 miljard EUR voor alle EU-lidstaten, van ongekende omvang.

    Om het hoofd te bieden aan deze buitengewone situatie, heeft de Raad op 18 december 2014 een voorstel van de Commissie goedgekeurd op grond waarvan de lidstaten onder strikte voorwaarden tot 1 september 2015 rentevrij uitstel van betaling kunnen verlenen. Dienovereenkomstig kozen zes lidstaten ervoor hun aanpassingen in 2015 te betalen. De uitgestelde betaling bedraagt 5,4 miljard EUR, als opgenomen in de bovenstaande tabel.

    Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

    Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de verhaalbare bedragen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.

    31.Geldboeten

    Dit betreft de door de Commissie opgelegde geldboeten die moeten worden geïnd voor 2 424 miljoen EUR (2013: 4 310 miljoen EUR) min een afschrijving van 155 miljoen EUR (2013: 239 miljoen EUR). Voor de geldboeten die aan het einde van het jaar uitstonden, werden voor in totaal 1 916 miljoen EUR garanties ontvangen (2013: 3 244 miljoen EUR). Opgemerkt zij dat op 31 december 2014 183 miljoen EUR van deze vorderingen nog niet vervallen was.

    De daling van het saldo van de openstaande boeten aan het eind van het jaar is toe te schrijven aan het feit dat de geldboeten voor een totaalbedrag van 4,1 miljard EUR definitief zijn geworden en daarom zijn overgedragen naar de begroting in 2014.

    32.Overlopende posten

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Toegerekende inkomsten eigen middelen

    2 424

    Cohesie-, landbouw en plattelandsontwikkelingsfondsen: financiële correcties

    1 502

    31

    Overige toegerekende baten

    83

    201

    Waardevermindering op toegerekende inkomsten

    Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties

    101

    85

    Totaal

    1 686

    2 741

    Niet-vlottend

    853

    Vlottend

    832

    2 741

    Opgemerkt zij dat de toegerekende inkomsten uit eigen middelen, voornamelijk douanerechten van november en december, nu onder actuele verhaalbare bedragen bekend worden gemaakt.

    33.Vorderingen op ruiltransacties

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Niet-vlottend

    Andere vorderingen

    40

    20

    Totaal

    40

    20

    Vlottend

    Afnemers

    211

    381

    Waardevermindering van vorderingen op afnemers

    (103)

    (100)

    Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties

    219

    352

    Overige

    224

    71

    Totaal

    551

    704

    Totaal

    591

    724

     

    33.1.VOORRADEN

     

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Wetenschappelijk materieel

    66

    81

    Overige

    62

    47

    Totaal

    128

    128

     

    33.2.GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN

    miljoen EUR

    Toelichting

    31.12.2014

    31.12.2013

    Rekeningen bij schatkisten en centrale banken

    11 840

    2 505

    Rekeningen-courant

    303

    168

    Beheer van gelden ter goede rekening

    4

    4

    Transfers (geld in omloop)

    (1)

    Andere termijndeposito's

    28

    29

    Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's

    2.8.1

    12 174

    2 705

    Geldmiddelen voor financiële instrumenten

    2.8.2

    1 275

    1 406

    Geldmiddelen voor geldboeten

    2.8.3

    2 738

    4 165

    Geldmiddelen met betrekking tot andere instellingen, agentschappen en organen

    1 358

    1 234

    Totaal

    17 545

    9 510

    34.Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's

    Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen.

    Het hoge saldo aan het einde van 2014 is vooral het gevolg van de door de lidstaten in december 2014 betaalde eigenmiddelenbijdragen (btw- en bni-saldi) en de in december 2014 vastgestelde gewijzigde begrotingen waardoor de bijdragen van de lidstaten afnamen: de desbetreffende terug te betalen bedragen hebben begin 2015 via gewijzigde begrotingen aan de lidstaten plaatsgevonden.

    35.Tot financiële instrumenten behorende geldmiddelen

    De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma's met financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd. De tot financiële instrumenten behorende geldmiddelen kunnen alleen worden gebruikt voor het betrokken programma.

    36.Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten

    Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is aangetekend of wanneer het niet bekend is of door de andere partij beroep zal worden aangetekend, wordt het onderliggende bedrag getoond als een vlottend passief in toelichting 5.2.

    De daling in dit saldo is toe te schrijven aan het feit dat alle voorlopig geïnde geldboeten sinds 2010 door de Commissie worden beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds (BUFI) en worden belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare activa worden ingedeeld (zie toelichting 2.4.1).

     

    PASSIVA

     

    36.1.PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN

     

    miljoen EUR

    Toelichting

    31.12.2014

    31.12.2013

    Pensioenen - personeel

    2.9.1

    50 897

    40 933

    Pensioenen - anderen

    2.9.2

    1 322

    1 016

    Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

    2.9.3

    6 396

    4 869

    Totaal

    58 616

    46 818

    De sterke stijging in de personeelsbeloningen wordt verklaard door de forse daling van de toegepaste disconteringsvoet, die resulteert in een groot actuarieel verlies voor het jaar (netto 9,2 miljard EUR).

    Zoals hieronder aangegeven, is de reële disconteringsvoet drastisch gedaald van 1,8 % naar 0,7 %, wat de onderliggende economische omstandigheden weerspiegelt. Deze wijziging alleen is goed voor bijna de gehele toename van de verplichting aangezien de veranderingen in andere variabelen (zoals nieuwe leden, pensioenkosten en de rentekosten) aansluiten bij de cijfers van het voorgaande jaar. Dergelijke actuariële schommelingen zijn te verwachten op basis van de internationaal toegepaste boekhoudregels en het huidige economische klimaat — als de rentevoet stijgt, kan een tegengesteld effect worden verwacht.

    Omdat het een actuariële raming betreft van de waarde van de totale verplichting op een bepaald tijdstip, namelijk 31 december 2014, gebaseerd op verschillende op dat tijdstip geldende hypothesen, zijn in dit verlies nog niet de huidige lasten voor de EU-begroting meegenomen. Deze waardering is evenmin van invloed zijn op de bedragen die in de komende jaren uit de EU-begroting aan de gepensioneerden worden betaald: deze betalingen zijn al geraamd in het MFK 2014-2020 en worden via de jaarlijkse begrotingsprocedure ten uitvoer gelegd.

    37.Pensioenen - personeel

    Overeenkomstig artikel 83 van het ambtenarenstatuut komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de EU-begroting. Er is voor deze verplichting geen kapitaaldekking, maar de lidstaten waarborgen gezamenlijk de uitbetaling van deze uitkeringen volgens de verdeelsleutel die voor de financiering van deze uitgave is vastgesteld. Tevens dragen de ambtenaren door middel van een verplichte bijdrage van hun salaris voor een derde bij in de langetermijnfinanciering van deze pensioenregeling.

    De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal personeelsleden en gepensioneerden op 31 december 2014 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd volgens de methodiek van Ipsas 25 (en daarom ook boekhoudregel 12 van de EU). Om deze verplichting te berekenen, wordt de "projected unit credit"-methode gebruikt. De voornaamste actuariële veronderstellingen voor de pensioenverplichting van het personeel die in de waardering werden gebruikt, zijn de volgende:

    31.12.2014

    31.12.2013

    Nominale disconteringsvoet

    2,0 %

    3,7 %

    Verwacht inflatiepercentage

    1,3 %

    1,9 %

    Reële disconteringsvoet

    0,7 %

    1,8 %

    Huwelijkscoëfficiënt: man/vrouw

    81 %/49 %

    81 %/49 %

    Algemene salaristoename/herwaardering van de pensioenen

    (0,2)%

    (0,2)%

    International Civil Servants Life Table (ICSLT)

    ICSLT 2013

    ICSLT 2013

    38.Pensioenen - anderen

    Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de secretarissen-generaal van de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van bepaalde Parlementsleden.

    39.Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

    Er is ook een waardering gemaakt voor de geraamde verplichting die de EU heeft in verband met het gemeenschappelijke stelsel van ziektekostenverzekering voor haar gepensioneerde personeelsleden. De disconteringsvoet en de algemene salarisgroei die voor de berekening zijn gebruikt, zijn in overeenstemming met die welke voor de waardering van de pensioenverplichting van het personeel zijn gebruikt, dus de oorzaken van de ontwikkelingen van de verplichting komen overeen met die van de pensioenverplichting van het personeel.

    Mutaties in de verplichtingen personeelsbeloningen

    miljoen EUR

    Pensioenen - personeel

    Pensioenen - anderen

    Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

    Brutoverplichting op 31.12.2013

    45 947

    1 289

    5 133

    Dienst/normale kosten

    2 153

    62

    Rentekosten

    1 683

    44

    49

    Betaalde uitkeringen

    (1 368)

    (47)

    (68)

    Actuariële verliezen*

    8 255

    191

    1 554

    Wijzigingen ingevolge nieuwkomers

    461

    67

    Brutoverplichting op 31.12.2014

    57 131

    1 606

    6 668

    Op pensioenen toegepaste correctiecoëfficiënten

    1 371

    n.v.t.

    n.v.t.

    Aftrek van belastingen op pensioenen

    (7 605)

    (119)

    n.v.t.

    Fondsbeleggingen

    n.v.t.

    (165)

    (272)

    Brutoverplichting op 31.12.2014

    50 897

    1 322

    6 396

    * Actuariële brutoverliezen vóór belastingen en aanpassingscoëfficiënten.

    Vijfjarige tendentiële ontwikkeling van pensioenen en andere personeelsbeloningen

    miljoen EUR

    31.12.2010

    31.12.2011

    31.12.2012

    31.12.2013

    31.12.2014

    Verplichting personeelsbeloningen

    37 172

    34 835

    42 503

    46 818

    58 616

     

    39.1.BEPALINGEN

    miljoen EUR

    Bedrag op 31.12.2013

    Aanvullende bepalingen

    Terug-geboekte ongebruikte bedragen

    Gebruikte bedragen

    Overdracht naar vlottend

    Wijziging in raming

    Bedrag op 31.12.2014

    Rechtszaken

    487

    567

    (97)

    (229)

    0

    728

    Ontmanteling kerninstallaties

    963

    (31)

    159

    1 091

    Financieel

    282

    117

    (0)

    (76)

    9

    332

    Geldboeten

    30

    30

    Overige

    135

    94

    (53)

    (73)

    (0)

    102

    Totaal

    1 867

    807

    (150)

    (409)

    168

    2 282

    Niet-vlottend

    1 323

    241

    (93)

    (28)

    (69)

    164

    1 537

    Vlottend

    545

    566

    (57)

    (381)

    69

    4

    745

     

    Rechtszaken

    Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken. De toename van de voorziening is hoofdzakelijk te wijten aan verloren rechtszaken in verband met het EFRO. Deze aanzienlijke stijging is slechts ten dele gecompenseerd door ongebruikte bedragen die vrijkwamen door de schikking in een zaak aangaande traditionele eigen middelen, die betrekking had op suikerheffingen (zie ook toelichting 3.2).



    Ontmanteling kerninstallaties

    In 2012 heeft een consortium van onafhankelijke deskundigen zijn studie van 2008 geactualiseerd en de kosten van de ontmanteling van de kerninstallaties van het Joint Research Centre (JRC) en het afvalbeheerprogramma geraamd. Hun raming van 989 miljoen EUR (voorheen 1 222 miljoen EUR) diende als uitgangspunt voor deze voorziening. In 2014 is dit uitgangspunt voor de voorziening opnieuw geactualiseerd in de in 2104 geactualiseerde JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer. Dit vormt de follow-up van de opmerkingen die zijn gemaakt door externe deskundigen bij de herziening van het JRC-programma inzake ontmanteling en afvalbeheer. In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro). Op 31 december 2014 resulteerde dat in een voorziening van 1 091 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2015 zal worden betaald (27 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (1 064 miljoen EUR).

    Gezien de geraamde duur van dit programma (ongeveer twintig jaar) moet worden opgemerkt dat er enige onzekerheid bestaat ten aanzien van deze raming, en dat de uiteindelijke kosten van de huidige raming kunnen afwijken.

    Financiële bepalingen

    Dit zijn voornamelijk voorzieningen voor de geraamde verliezen die zullen worden opgelopen in verband met de door de verschillende financiële instrumenten verstrekte garanties. Het EIF en de EIB zijn bevoegd om in eigen naam, maar namens en voor rekening van de Commissie, garanties te verstrekken. Het financiële risico dat verbonden is aan de opgevraagde en de niet-opgevraagde garanties is echter beperkt. De niet-vlottende financiële voorzieningen worden omgerekend tot hun netto contante waarde (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro).

    39.2.FINANCIELE VERPLICHTINGEN

    miljoen EUR

    Toelichting

    31.12.2014

    31.12.2013

    Niet-vlottende financiële verplichtingen

    Opgenomen leningen

    2.11.1

    49 743

    54 153

    Overige financiële verplichtingen

    2.11.2

    2 108

    2 216

    Totaal

    51 851

    56 369

    Vlottende financiële verplichtingen

    Opgenomen leningen

    2.11.1

    8 727

    3 065

    Overige financiële verplichtingen

    2.11.2

    101

    99

    Totaal

    8 828

    3 163

    Totaal

    60 680

    59 533

    40.Opgenomen leningen

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Opgenomen leningen

    58 491

    57 237

    Eliminatie: Garantiefonds*

    (20)

    (20)

    Totaal

    58 470

    57 218

    * Het Garantiefonds is houder van EFSM-obligaties die door de Commissie zijn uitgegeven en daarom buiten beschouwing zijn gelaten.



    Opgenomen leningen per financieel instrument

    miljoen EUR

    MFB

    Euratom

    BB

    EFSM

    EGKS in liquidatie

    Totaal

    Totaal op 31.12.2013

    569

    387

    11 623

    44 468

    190

    57 237

    Nieuwe leningen

    1 360

    -

    -

    3 000

    -

    4 360

    Terugbetalingen

    (96)

    (39)

    (3 000)

    -

    -

    (3 135)

    Wisselkoersverschillen

    -

    1

    -

    -

    14

    15

    Veranderingen in boekwaarden

    9

    (33)

    39

    (1)

    14

    Totaal op 31.12.2014

    1 842

    349

    8 590

    47 507

    203

    58 491

    Niet-vlottend

    1 762

    299

    5 700

    41 800

    193

    49 754

    Vlottend

    80

    50

    2 890

    5 707

    10

    8 737

    De leningen omvatten ook de in een waardepapier belichaamde schulden, die 58 261 miljoen EUR belopen (2013: 56 981 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.

    De presentatie van de leningen op de balans (bv. MFK, Euratom, BB en EFSM) van de Commissie op basis van het onderscheid vlottend/niet-vlottend is verbeterd doordat niet meer uitsluitend wordt gekeken naar het einde van de looptijd van de lening, maar naar de terugbetalingen die aan het einde van het jaar moeten worden voldaan.

    Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

    31.12.2014

    31.12.2013

    Macrofinanciële bijstand

    0,181 %-4,54 %

    0,27 %-4,54 %

    Euratom

    0,138 %-5,6775 %

    0,291 %-5,6775 %

    Betalingsbalans

    2,375 %-3,625 %

    2,375 %-3,625 %

    Europees financieel stabilisatiemechanisme

    1,875 %-3,750 %

    2,375 %-3,750 %

    EGKS in liquidatie

    6,92 %-9,78 %

    6,92 %-9,78 %

     

    41.Overige financiële verplichtingen

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Niet-vlottend

    Financiëleleaseschulden

    1 674

    1 756

    Gebouwen betaald in termijnen

    371

    369

    Overige

    63

    91

    Totaal

    2 108

    2 216

    Vlottend

    Financiëleleaseschulden

    81

    82

    Gebouwen betaald in termijnen

    20

    17

    Totaal

    101

    99

    Totaal

    2 209

    2 315

    Financiëleleaseschulden

    miljoen EUR

    In de toekomst te betalen bedragen

    < 1 jaar

    1-5 jaar

    > 5 jaar

    Totaal verplichtingen

    Grond en gebouwen

    75

    358

    1 309

    1 742

    Overige materiële activa

    6

    8

    14

    Totaal op 31.12.2014

    81

    366

    1 309

    1 755

    Rentebestanddeel

    70

    272

    392

    734

    Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2014

    151

    638

    1 700

    2 489

    Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2013

    171

    672

    1 884

    2 727

     

    41.1.CREDITEUREN

    miljoen EUR

    Brutobedrag

    Aanpassingen*

    Nettohoeveelheid

    2014

    Kostendeclaraties & facturen ontvangen van:

    lidstaten

    het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling

    318

    (23)

    295

    het Europees fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds

    19 928

    (2 306)

    17 622

    Europees Sociaal Fonds

    5 893

    (272)

    5 621

    overige

    751

    (93)

    658

    particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten

    1 718

    (106)

    1 612

    Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen

    28 608

    (2 800)

    25 808

    Europees Landbouw- en Garantiefonds

    11 066

    n.v.t.

    11 066

    Diverse schulden

    156

    n.v.t.

    156

    Schulden uit eigen middelen

    5 945

    n.v.t.

    5 945

    Overige

    204

    n.v.t.

    204

    Totaal op 31.12.2014

    45 980

    (2 800)

    43 180

    2013

    Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen

    27 257

    (2 918)

    24 339

    Europees Landbouw- en Garantiefonds

    11 252

    n.v.t.

    11 252

    Diverse schulden

    147

    n.v.t.

    147

    Schulden uit eigen middelen

    244

    n.v.t.

    244

    Overige

    231

    n.v.t.

    231

    Totaal op 31.12.2013

    39 131

    (2 918)

    36 213

    * Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen

    De schulden omvatten kostendeclaraties die de Commissie in het kader van subsidieactiviteiten heeft ontvangen. Deze worden gecrediteerd voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Indien de tegenpartij een lidstaat is, worden ze als zodanig ingedeeld. Voor facturen en kredietnota's bij opdrachten wordt dezelfde procedure gevolgd. Via de afsluitingsprocedure aan het einde van het jaar wordt met de betrokken kostendeclaraties rekening gehouden. Bij deze afsluitingsboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen daarom als uitgaven vermeld, terwijl de niet-subsidiabele bedragen zijn vermeld als "geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen" (zie hieronder).

    Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de bijdrage van de lidstaten aan de EU-begroting die aan het einde van het jaar, na de laatste gewijzigde begroting van 2014 (5,9 miljard EUR), moet worden terugbetaald. De aanzienlijke verhoging in vergelijking met vorig jaar is het gevolg van de bni-herzieningen aan het einde van het jaar (zie ook toelichting 2.6.1.1).

    Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande vooruitbetalingen

    Deze schulden worden verminderd met dat deel van de verzoeken om terugbetaling dat ontvangen maar nog niet gecontroleerd werd, dat niet-subsidiabel werd geraamd. De grootste bedragen betreffen de DG's van de structurele maatregelen. Schulden worden ook verminderd met dat deel van de verzoeken om terugbetaling dat is ontvangen met betrekking tot andere voorschotten aan de lidstaten die aan het einde van het jaar nog moeten worden betaald (2,0 miljard EUR).

    Verzoeken om voorfinanciering

    In aanvulling op de bovenstaande bedragen, is voor 1,3 miljard EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen en deze zijn nog niet betaald aan het einde van het jaar. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.

     

    41.2.OVERLOPENDE POSTEN

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Toegerekende lasten

    55 798

    56 085

    Uitgestelde baten

    56

    62

    Overige

    118

    134

    Totaal

    55 973

    56 282

    De toegerekende lasten zijn als volgt uitgesplitst:

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Europees Landbouw- en Garantiefonds

    33 667

    33 491

    Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling

    13 414

    12 458

    Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

    3 157

    4 371

    Europees Sociaal Fonds

    976

    1 109

    Overige

    4 584

    4 656

    Totaal

    55 798

    56 085

     

    NETTOACTIVA

    41.3.RESERVES

    miljoen EUR

    Toelichting

    31.12.2014

    31.12.2013

    Reëlewaardereserve

    2.14.1

    238

    99

    Reserve Garantiefonds

    2.14.2

    2 372

    2 125

    Overige reserves

    2.14.3

    1 825

    1 849

    Totaal

    4 435

    4 073

    42.Reëlewaardereserve

    Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.

    Mutaties in de reëlewaardereserve betreffende voor verkoop beschikbare financiële activa in de periode:

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Opgenomen in de reëlewaardereserve

    135

    (25)

    Opgenomen in de staat van de financiële resultaten

    (10)

    (25)

    Totaal

    125

    (50)

    Daarnaast heeft een bedrag van 15 miljoen EUR in het totale overzicht van de mutatie in de reëlewaardereserve betrekking op beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode.

    43.Reserve Garantiefonds

    Deze reserve vormt de neerslag van het streefbedrag van 9 % van de openstaande en door het Fonds gegarandeerde bedragen, die als activa moeten worden gehouden.

    44.Overige reserves

    Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserve van de EGKS in liquidatie (1 532 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Die reserve werd gecreëerd in de context van de opheffing van de EGKS.

     

    44.1.BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN

    miljoen EUR

    Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2013

    49 925

    Terugbetaling van het begrotingsoverschot van 2013 aan de lidstaten

    1 005

    Mutatie in reserve Garantiefonds

    247

    Overige mutaties in reserves

    (15)

    Economisch resultaat voor het jaar

    11 280

    Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2014

    62 441

    Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, hoewel zij maar effectief in jaar n+1 (of later) zullen worden betaald en daarom met de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden betaald. De boeking van de betrokken uitgaven bij deze passiva heeft, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, zijn activiteiten in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds. In feite wordt het grootste deel van de op te vragen bedragen door de lidstaten betaald binnen twaalf maanden na het einde van het betrokken begrotingsjaar als onderdeel van de begroting van het daaropvolgende jaar.

    Opgemerkt zij dat het voorgaande geen effect heeft op het begrotingsresultaat. De begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter zijn dan de begrotingsuitgaven, aangezien elk overschot op de ontvangsten aan de lidstaten wordt terugbetaald.

     

    45.TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

     

    ONTVANGSTEN

    ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

     

    45.1.BNI-MIDDELEN

    De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. Van de drie categorieën eigen middelen (traditionele eigen middelen (TEM), btw-middelen en bni-middelen), zijn de bni-middelen van 104 688 miljoen EUR (2013: 110 194 miljoen EUR) het meest significant.

     

    45.2.TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Douanerechten

    17 204

    15 268

    Suikerheffingen

    (67)

    199

    Totaal

    17 137

    15 467

    De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. De lidstaten houden als inningskosten 20 % van de traditionele eigen middelen in. De bovenvermelde bedragen zijn nettobedragen.

    Tevens zij opgemerkt dat als gevolg van een arrest van het Hof over de verordening suikerheffingen, dat er is gekomen nadat bepaalde ondernemingen en lidstaten tegen die verordening beroep hadden aangetekend, eind 2014 aan de betrokken partijen een bedrag van 200 miljoen EUR is terugbetaald. De bijbehorende voorziening die oorspronkelijk in 2012 was geboekt, werd dus in 2014 gebruikt.

     

    45.3.BTW-MIDDELEN

    Overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit (Besluit 2007/436/EG, Euratom) worden de btw-bijdragen berekend door een uniform percentage van 0,30 % op de geharmoniseerde btw-grondslag van elke lidstaat toe te passen. In het besluit is tegelijkertijd voorzien in een lager afroepingspercentage voor Oostenrijk (0,225 %), Duitsland (0,15 %), en Nederland en Zweden (0,10 %). Deze uitzondering was echter alleen voor de periode 2007-2013 toegestaan. Het uniforme percentage van 0,30 % werd in 2014 dus opnieuw van toepassing op alle lidstaten en blijft ook van toepassing tot een nieuw eigenmiddelenbesluit in werking treedt. Dit verklaart de stijging van de btw-ontvangsten van 14 019 miljoen EUR in 2013 tot 17 462 miljoen EUR in 2014.

     

    ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES HERCLASSIFICATIE

    45.4.GELDBOETEN

    Deze ontvangsten (2 297 miljoen EUR) hebben betrekking op geldboeten die zijn opgelegd door de Commissie voor het schenden van inbreukregels, hoofdzakelijk met betrekking tot mededingingsregels. Vorderingen en de daarmee samenhangende baten worden opgenomen wanneer het besluit van de Commissie om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene.

    Het belangrijkste bedrag in 2014 heeft betrekking op de markt voor lagers voor de automobielindustrie. De Commissie heeft geldboeten opgelegd voor een totaalbedrag van 953 miljoen EUR aan producenten van lagers voor auto's en vrachtwagens voor het vormen van een kartel.

    45.5.TERUGGEVORDERDE UITGAVEN

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Gedeeld beheer

    3 328

    1 628

    Direct beheer

    45

    69

    Indirect beheer

    45

    6

    Gedecentraliseerd beheer

    41

    Gezamenlijk beheer

    33

    Totaal

    3 418

    1 777

    Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten die zijn ontvangen of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) de volgende betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen, teneinde eerder betaalde uitgaven uit de algemene begroting terug te vorderen. Deze verrichtingen zijn gebaseerd op controles, audits of subsidiabiliteitsanalyses. De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot nu, zijn ook meegenomen.

    Opgemerkt zij dat deze cijfers alleen het boekhoudkundige effect van de corrigerende activiteiten van de EU weergeven, op basis van de geldende boekhoudregels van de EU. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen, en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. Voorts worden de terugvorderingen van voorfinancieringen evenmin als ontvangsten opgenomen, in overeenstemming met de boekhoudregels van de EU. Nadere informatie over de financiële correcties en de invordering van uitgaven kan worden gevonden in toelichting 6.

    Gedeeld beheer vormt het grootste deel van het totaal:

    Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling

    In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten gedeclareerd hebben en tijdens het jaar geïnd hebben, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.

    Cohesiebeleid

    De voornaamste bedragen betreffende het cohesiebeleid bevatten door de Commissie afgegeven invorderingsopdrachten om onverschuldigde uitgaven in de vorige jaren terug te vorderen, bedragen met betrekking tot financiële correcties die in de loop van het jaar zijn uitgevoerd via inhouding, en verminderingen van uitgaven min de toegerekende ontvangsten aan het einde van het jaar.



    Andere opgestelde invorderingsopdrachten in het cohesiebeleid betreffen de terugvordering van voorfinanciering – zie toelichting 6.4. Deze bedragen worden niet als ontvangsten opgevoerd, maar gecrediteerd in de rubriek voorfinanciering in de balans.

    De totale terugvordering van uitgaven in vergelijking met vorig jaar is bijna verdubbeld als gevolg van de vervroegde sluiting van de programmeringsperiode 2000-2006 voor het cohesiebeleid en de daarmee verband houdende terugvorderingen, en significante correcties die in 2014 door het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling zijn opgelegd.

     

    45.6.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Overdracht van activa

    1 448

    Budgettaire aanpassingen

    794

    1 187

    Belastingen en bijdragen personeel

    1 276

    1 137

    Bijdragen van derde landen

    336

    373

    Landbouwheffingen

    409

    48

    Aanpassing van voorzieningen

    369

    208

    Overige

    990

    1 091

    Totaal

    5 623

    4 045

    De overdracht van opbrengsten uit activa heeft betrekking op de overdracht van satellieten in het kader van het Copernicus-programma (voormalige GMES-programma) van het Europees Ruimteagentschap (ESA) naar de Commissie (zie toelichting 2.2). Deze overdracht is overeenkomstig de boekhoudregels van de EU een niet-ruiltransactie en zal in toekomstige perioden plaatsvinden voor de resterende Copernicus-satellieten die momenteel in aanbouw zijn.

    De budgettaire aanpassingen omvatten het begrotingsoverschot uit 2013 (1 005 miljoen EUR), dat indirect aan de lidstaten wordt terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen aan eigen middelen die zij het volgende jaar aan de EU moeten betalen. Het betreft dus ontvangsten voor 2014.

    De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel vloeien met name voort uit inhoudingen op de salarissen van het personeel en bestaan uit twee significante bedragen: pensioenbijdragen en belastingen op inkomen.

    Bijdragen van derde landen betreffen bijdragen van EVA-landen en toetredingslanden.

    Landbouwheffingen betreffen melkheffingen die een instrument zijn om de markt te beheren en waarmee melkproducenten die hun referentiehoeveelheden overschrijden, kunnen worden gestraft. Aangezien zij niet samenhangen met eerdere betalingen door de Commissie, worden zij in de praktijk beschouwd als ontvangsten voor een specifiek doeleinde. De verhoging van de melkheffingen dit jaar is het gevolg van het feit dat acht lidstaten hun melkquota voor 2013/2014 voor leveringen hebben overschreden, wat inhoudt dat zij om die reden een boete (een zogenoemde "superheffing") moeten betalen. De melkquotaregeling is op 1 april 2015 afgeschaft.



    ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

     

    45.7.FINANCIËLE OPBRENGSTEN

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Rentebaten op/over:

    voorfinanciering

    16

    29

    te late betalingen

    387

    88

    voor verkoop beschikbare financiële activa

    65

    71

    leningen

    1 722

    1 712

    geldmiddelen en kasequivalenten

    10

    21

    aan een bijzondere waardevermindering onderhevige financiële activa

    0

    -

    overige

    1

    1

    Rentebaten

    2 202

    1 922

    Dividendinkomsten

    6

    6

    Op de verkoop van financiële activa gerealiseerde winsten

    30

    24

    Overige financiële inkomsten

    61

    40

    Totaal

    2 298

    1 991

    Ontvangsten uit rente op leningen hebben hoofdzakelijk betrekking op de uit opgenomen leningen verstrekte leningen (zie toelichting 2.4.2).

    Nettobaten en -verliezen op financiële activa

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Nettobaten/(verliezen) op voor verkoop beschikbare financiële activa

    13

    24

     

    45.8.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Ontvangsten uit vaste bedrijfsmiddelen

    16

    38

    Wisselkoerswinsten

    478

    336

    Overige

    571

    1 070

    Totaal

    1 066

    1 443

    Overige ontvangsten uit ruiltransacties betreffen voornamelijk ontvangsten uit beheersvergoedingen en ontvangsten uit vorderingen die eerder zijn verminderd.

     

    KOSTEN

    BETALINGEN EN SUBSIDIES VIA DE BEHEERSVORM

     

    45.9.GEDEELD BEHEER

    miljoen EUR

    Uitgevoerd door de lidstaten

    2014

    2013

    Europees Landbouw- en Garantiefonds

    44 465

    45 067

    Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling

    14 046

    13 585

    Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

    43 345

    47 767

    Europees Sociaal Fonds

    12 651

    12 126

    Overige

    2 307

    1 525

    Totaal

    116 814

    120 070

    De programma's van de structuurfondsen bevinden zich in de eindfase van de programmeringsperiode 2007-2013, maar tevens in de aanloopfase van de programmeringsperiode 2014-2020.

    Het grootste deel van de daling ten opzichte van 2013 heeft betrekking op het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds. De aan 2014 toegerekende uitgaven houden verband met de programmeringsperiode 2007-2013 aangezien er nog geen uitgaven zijn geboekt voor de huidige periode door de trage start van de programma's (de uitvoering door de lidstaten is pas in 2015 van start gegaan).

    De daling van de uitgaven in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds kan voornamelijk worden toegeschreven aan het effect van het mechanisme voor financiële discipline.

    De subrubriek "overige" omvat met name: asiel en migratie (0,6 miljard EUR), interne veiligheid (0,5 miljard EUR), maritieme zaken en visserij (0,5 miljard EUR), het Europees Solidariteitsfonds (0,2 miljard EUR) en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (0,1 miljard EUR).

     

    45.10.II. DIRECT BEHEER

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Uitgevoerd door de Commissie

    10 431

    8 722

    Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen

    4 880

    3 797

    Totaal

    15 311

    12 519

    Deze bedragen hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van onderzoeksbeleid (8,9 miljard EUR) en programma's voor netwerken (1,5 miljard EUR), en Europees nabuurschapsbeleid (1,5 miljard EUR) en ontwikkelingssamenwerking (1,3 miljard EUR).

    De toename van de bedragen in 2014 zijn hoofdzakelijk toe te schrijven aan ontwikkelingssamenwerking, waar sprake was van een stijging van 0,5 miljard EUR (inclusief een bedrag van 250 miljoen EUR aan Oekraïne), energie (1,1 miljard EUR) en door uitvoerende agentschappen beheerde onderzoekprogramma's (1,1 miljard EUR als gevolg van het toenemende aantal lopende projecten).

     

    45.11.Indirect beheer

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

    1 025

    656

    Uitgevoerd door derde landen

    1 005

    720

    Uitgevoerd door internationale organisaties

    1 765

    1 745

    Uitgevoerd door andere entiteiten

    1 799

    1 694

    Totaal

    5 594

    4 815

     

    45.12.PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Personeelskosten

    5 693

    5 527

    Pensioenkosten

    3 970

    3 531

    Totaal

    9 662

    9 058

    De pensioenkosten zijn deels ontstaan door de actuariële herwaardering van de personeelsbeloningen die niet zijn gebaseerd op actuariële veronderstellingen.

     

    45.13.WIJZIGINGEN IN ACTUARIËLE VERONDERSTELLINGEN PERSONEELSBELONINGEN

    Het actuariële verlies van 9,2 miljard EUR netto onder deze rubriek houdt verband met de in de balans opgenomen personeelsbeloningen (zie toelichting 2.9). Het uitzonderlijk hoge bedrag is toe te schrijven aan de drastische daling van de rentevoeten, wat de onderliggende economische omstandigheden weerspiegelt.

     

    45.14.FINANCIERINGSKOSTEN

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Rentelasten:

    leningen

    1 712

    1 697

    overige

    22

    22

    financiële leases

    90

    99

    waardeverminderingsverliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa

    3

    8

    waardevermindering op leningen en vorderingen

    1 030

    469

    op de verkoop van financiële activa gerealiseerde verlies

    17

    overige financiële kosten

    51

    87

    Totaal

    2 926

    2 383

    Het bedrag aan rente-uitgaven op leningen komt overeen met de ontvangsten uit rente op leningen (back-to-backtransacties).

    45.15.AANDEEL IN HET NETTORESULTAAT VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN EN GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN

    Overeenkomstig de vermogensmutatiemethode neemt de EU in haar staat van de financiële resultaten het aandeel in het nettoresultaat van haar gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen op (zie ook de toelichtingen 2.3.1 en 2.3.2).

     

    45.16.OVERIGE UITGAVEN

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Administratieve en IT-uitgaven

    2 070

    2 034

    Uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen

    1 186

    1 105

    Wisselkoersverliezen

    370

    395

    Aanpassing van voorzieningen

    688

    399

    Overige

    839

    640

    Totaal

    5 152

    4 572

    De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling zijn opgenomen in administratieve en IT-uitgaven en deze zijn als volgt:

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Kosten voor onderzoek

    353

    335

    Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling

    54

    74

    Totaal

    406

    409

    In de rubriek "uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen" is 369 miljoen EUR (2013: 388 miljoen EUR) opgenomen in verband met operationele leases. De volgende bedragen zijn vastgelegd voor betaling tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:

    miljoen EUR

    In de toekomst te betalen bedragen

    < 1 jaar

    1-5 jaar

    > 5 jaar

    Totaal

    Gebouwen

    332

    988

    934

    2 254

    IT-materiaal en overige uitrusting

    7

    15

    0

    22

    Totaal

    339

    1 003

    934

    2 276

     

    45.17.GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

    miljoen EUR

    Slimme en inclusieve groei

    Duurzame groei

    Veiligheid en burgerschap

    Europa als wereldspeler

    Administratie

    Niet toegewezen aan een MFK-rubriek*

    Totaal

    Bni-middelen

    104 688

    104 688

    Traditionele eigen middelen

    17 137

    17 137

    Btw

    17 462

    17 462

    Geldboeten

    2 297

    2 297

    Teruggevorderde uitgaven

    1 136

    2 226

    3

    53

    0

    3 418

    Overige

    1 981

    508

    4

    53

    4 590

    (1 513)

    5 623

    Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

    3 117

    2 734

    6

    106

    4 590

    140 072

    150 625

    Financiële opbrengsten

    66

    3

    0

    36

    1

    2 192

    2 298

    Overige

    119

    (11)

    (4)

    97

    215

    649

    1 066

    Ontvangsten uit ruiltransacties

    185

    (8)

    (4)

    134

    216

    2 841

    3 364

    Totale inkomsten

    3 302

    2 726

    2

    240

    4 806

    142 913

    153 989

    Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven:

    ELGF

    (44 465)

    (44 465)

    Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

    (14 033)

    (12)

    (14 046)

    EFRO en CF

    (43 345)

    (43 345)

    ESF

    (12 651)

    (12 651)

    Overige

    (561)

    (542)

    (1 109)

    (94)

    (2 307)

    Uitgevoerd door de Commissie en uitvoerende agentschappen

    (9 809)

    (339)

    (1 114)

    (4 046)

    9

    (12)

    (15 311)

    Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en organen

    (789)

    (58)

    (473)

    (40)

    334

    (1 025)

    Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

    (246)

    4

    (8)

    (2 520)

    (0)

    (2 770)

    Uitgevoerd door andere entiteiten

    (1 317)

    (5)

    (478)

    (0)

    1

    (1 799)

    Personeels- en pensioenkosten

    (1 538)

    (324)

    (362)

    (566)

    (6 066)

    (806)

    (9 662)

    Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen

    (9 170)

    (9 170)

    Financieringskosten

    (152)

    (25)

    (1)

    (26)

    (557)

    (2 165)

    (2 926)

    Aandeel in het nettotekort van gemeenschappelijke ondernemingen / geassocieerde deelnemingen

    (640)

    (640)

    Overige kosten

    (1 397)

    (60)

    (115)

    (126)

    (3 069)

    (385)

    (5 152)

    Totaal uitgaven

    (72 444)

    (59 843)

    (3 189)

    (7 908)

    (18 853)

    (3 032)

    (165 269)

    Economisch resultaat voor het jaar

    (69 141)

    (57 117)

    (3 186)

    (7 668)

    (14 047)

    139 880

    (11 280)

    *    "Niet toegewezen aan een MFK-rubriek" omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen immateriële programma's.

    De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.

     

    45.18.HERINDELING VAN DE CIJFERS VAN 2013

    Om informatie over deze rekening beter aan gebruikers te kunnen presenteren, is de lay-out van de staat van de financiële resultaten in de jaarrekening van 2014 geherstructureerd. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU is er een herindeling van de cijfers van 2013 gemaakt, waarbij wordt opgemerkt dat het niet gaat om een wijziging van bedragen, maar om de presentatie van de huidige cijfers: de ontvangsten, uitgaven en het resultaat blijven zoals ze oorspronkelijk in de jaarrekening van 2013 zijn gepresenteerd. Hieronder wordt een overzicht gegeven van het effect van de veranderingen:

    miljoen EUR

    Ontvangsten uit eigen middelen en bijdragen

    Overige beleids-ontvangsten

    Totaal ontvangsten

    Admini-

    stratieve uitgaven

    Beleids-uitgaven

    Totaal beleids-uitgaven

    Overschot beleids-activiteiten

    Financiële ontvangsten

    Financiële uitgaven

    Mutatie in de verplichting "pensioenen en andere personeels-beloningen"

    Aandeel in het nettotekort van gemeen-schappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen

    Economisch resultaat van het jaar

    2013

    (geher-classificeerd)

    2013 (gepubliceerd)

    141 241

    8 415

    149 655

    (9 269)

    (138 571)

    (147 840)

    1 815

    2 038

    (2 045)

    (5 565)

    (608)

    (4 365)

    Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

    Bni-middelen

    110 194

    110 194

    110 194

    Traditionele eigen middelen

    15 467

    15 467

    15 467

    Btw

    14 019

    14 019

    14 019

    Geldboeten

    2 757

    2 757

    2 757

    Teruggevorderde uitgaven

    1 777

    1 777

    1 777

    Overige

    1 561

    2 484

    4 045

    -

    4 045

    Totaal

    141 241

    7 018

    148 259

    148 259

    Ontvangsten uit ruiltransacties

    Financiële opbrengsten

    1 991

    1 991

    Overige

    1 397

    1 397

    47

    1 443

    Totaal

    1 397

    1 397

    2 038

    3 434

    TOTAAL ONTVANGSTEN

    141 241

    8 415

    149 655

    2 038

    151 693

     



    miljoen EUR

    Ontvangsten uit eigen middelen en bijdragen

    Overige beleids-ontvangsten

    Totaal

    Admini-

    stratieve uitgaven

    Beleids-uitgaven

    Totaal beleids-uitgaven

    Overschot beleids-activiteiten

    Financiële ontvangsten

    Financiële uitgaven

    Mutatie in de verplichting pensioenen en andere personeels-beloningen

    Aandeel in het nettotekort van gemeen-schappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen

    Economisch resultaat van het jaar

    2013 (geher-classificeerd)

    Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven:

    Europees Landbouw- en Garantiefonds

    (45 067)

    (45 067)

    (45 067)

    Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere toepasselijke instrumenten voor plattelandsontwikkeling

    (13 585)

    (13 585)

    (13 585)

    Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

    (47 767)

    (47 767)

    (47 767)

    Europees Sociaal Fonds

    (12 126)

    (12 126)

    (12 126)

    Overige

    (1 525)

    (1 525)

    (1 525)

    Uitgevoerd door de Commissie en uitvoerende agentschappen

    (12 519)

    (12 519)

    (12 519)

    Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

    (656)

    (656)

    (656)

    Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

    (2 465)

    (2 465)

    (2 465)

    Uitgevoerd door andere entiteiten

    (1 694)

    (1 694)

    (1 694)

    Personeels- en pensioenkosten

    (5 527)

    (5 527)

    (3 531)

    (9 058)

    Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen

    (2 033)

    (2 033)

    Financieringskosten

    (469)

    (469)

    (1 914)

    (2 383)

    Aandeel in het nettotekort van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen

    (608)

    (608)

    Overige kosten

    (3 742)

    (699)

    (4 442)

    (131)

    (4 572)

    TOTAAL UITGAVEN

    (9 269)

    (138 571)

    (147 840)

    (2 045)

    (5 565)

    (608)

    (156 058)

    Economisch resultaat voor het jaar

    141 241

    8 415

    149 655

    (9 269)

    (138 571)

    (147 840)

    1 815

    2 038

    (2 045)

    (5 565)

    (608)

    (4 365)

    46.TOELICHTINGEN BIJ HET KASSTROOMOVERZICHT

    46.1.DOEL EN SAMENSTELLING VAN HET KASSTROOMOVERZICHT

    Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.

    Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruik gemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de beleidsactiviteiten, en baten of lasten die verband houden met beleggings- of financieringskasstromen.

    Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

    Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens beleidsactiviteiten en beleggingsactiviteiten (de EU heeft geen financieringsactiviteiten).

    46.2.BELEIDSACTIVITEITEN

    Beleidsactiviteiten zijn de activiteiten van de EU die geen investeringsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten. Aan begunstigden verstrekte leningen (en de daarmee samenhangende opgenomen leningen, indien van toepassing) worden niet beschouwd als investerings- of financieringsactiviteiten, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarom van de dagelijkse activiteiten van de EU. Onder de beleidsactiviteiten vallen ook investeringen zoals het EIF, de EBWO en durfkapitaalfondsen. Het doel van deze activiteiten is immers om bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsgerichte resultaten.

    46.3.INVESTERINGSACTIVITEITEN

    Beleggingsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere beleggingen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Aan begunstigden verstrekte leningen vallen niet onder de beleggingsactiviteiten. Het doel is een overzicht te geven van de echte investeringen van de EU.

     


    47.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN PASSIVA EN ANDERE BELANGRIJKE INFORMATIEVERSCHAFFING

     

    47.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Ontvangen garanties:

    uitvoeringsgaranties

    400

    441

    overige garanties

    27

    39

    Overige voorwaardelijke activa

    49

    16

    Totaal

    476

    496

    Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.

     

    47.2.VOORWAARDELIJKE PASSIVA

    miljoen EUR

    Toelichting

    31.12.2014

    31.12.2013

    Verstrekte garanties

    5.2.1

    20 862

    22 162

    Geldboeten

    5.2.2

    5 602

    5 227

    ELGF, plattelandsontwikkeling en pretoetreding

    5.2.3

    505

    1 537

    Cohesiebeleid

    5.2.4

    9

    137

    Rechtszaken en andere geschillen

    5.2.5

    789

    689

    Overige voorwaardelijke verplichtingen

    5

    52

    Totaal

    27 772

    29 805

    Alle voorwaardelijke passiva zouden, indien ze zich realiseren, door de EU-begroting van de volgende jaren worden gedragen.

    48.Verstrekte garanties

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Garanties voor door de EIB verstrekte leningen

    65 %-garantie

    18 283

    19 077

    70 %-garantie

    447

    1 361

    75 %-garantie

    168

    257

    100 %-garantie

    300

    461

    Totaal

    19 198

    21 156

    Overige verstrekte garanties

    1 664

    1 006

    Totaal

    20 862

    22 162

    De EU-begroting staat borg voor de door de EIB tot 31 december 2014 ondertekende en aan derde landen toegestane leningsovereenkomsten uit eigen middelen (met inbegrip van de leningen die aan lidstaten werden toegekend vóór hun toetreding). De EU-garantie is echter beperkt tot een percentage van het maximum van de toegestane kredieten: 65 % (voor tot 2007 ondertekende overeenkomsten), 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het hele uitstaande bedrag. Voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (de mandaten 2007-2013 en 2014-2020), is de EU-garantie beperkt tot 65 % van de uitstaande saldi en niet op de toegestane kredietlijnen. Op 31 december 2014 beliep het uitstaande bedrag 19 198 miljoen EUR, hetgeen daarom het maximumrisico vertegenwoordigt dat de EU moet dragen. Op 31 december 2014 was ongeveer 82 % van de door de EIB verstrekte leningen (soevereine en subsoevereine leningsoperaties) gedekt door een alomvattende garantie, terwijl voor de overige operaties van de EIB alleen het politieke risico is gedekt.

    De overige verstrekte garanties houden voornamelijk verband met de financieringsfaciliteit met risicodeling (883 miljoen EUR), Horizon 2020 (365 miljoen EUR) en het garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (209 miljoen EUR).

    49.Geldboeten

    Deze bedragen betreffen door de Commissie opgelegde geldboeten voor inbreuken op de mededingingsregels die voorlopig zijn betaald en waartegen ofwel beroep is aangetekend of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. Dit voorwaardelijk passief zal behouden blijven totdat in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.

    50.ELGF, plattelandsontwikkeling en pretoetreding

    Dit zijn voorwaardelijke passiva tegenover de lidstaten in verband met de ELGF-conformiteitsbesluiten en de financiële correcties voor plattelandsontwikkeling en pretoetreding, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van het passief alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.

    51.Cohesiebeleid

    Dit zijn voorwaardelijke passiva tegenover de lidstaten in verband met acties in het kader van het cohesiebeleid, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan of waarvoor het nog een hoorzitting moet vaststellen.

    52.Rechtszaken en andere geschillen

    Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, op andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 288 van het EG-Verdrag moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade.

     

    52.1.ANDERE SIGNIFICANTE VERMELDINGEN

    53.Begrotingsvastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Begrotingsvastleggingen met betrekking tot nog niet gebruikte kredieten

    144 741

    178 399

    Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL ("reste à liquider") verminderd met de daarmee verband houdende bedragen die in de staat van de financiële resultaten 2014 zijn opgenomen als uitgaven. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s. Op 31 december 2014 was met de RAL een bedrag van in totaal 189 585 miljoen EUR gemoeid (2013: 222 410 miljoen EUR).

    54.Significante juridische verbintenissen

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Structurele maatregelen

    433 527

    150

    Protocol met de mediterrane landen

    264

    264

    Visserijovereenkomsten

    176

    79

    Galileo

    719

    Copernicus

    3 476

    Trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T)

    850

    Overige contractuele verbintenissen

    3 127

    3 531

    Totaal

    441 288

    4 873

    Deze verbintenissen zijn het gevolg van juridische verbintenissen op lange termijn die door de Commissie werden aangegaan voor bedragen die nog niet door vastleggingskredieten in de begroting waren gedekt. Het kan gaan om meerjarenprogramma's zoals structurele maatregelen of om bedragen die de Commissie in de toekomst zal moeten betalen uit hoofde van administratieve contracten die op de balansdatum bestaan (bv. voor het verstrekken van diensten als beveiliging, poetsen enz, maar ook contractuele verbintenissen in verband met specifieke projecten zoals bouwwerken). De aanzienlijke toename van juridische verbintenissen met betrekking tot structurele maatregelen komt doordat het MFK 2014-2020 gedurende de verslagperiode van start is gegaan.

    Structurele maatregelen

    De onderstaande tabel toont een vergelijking tussen de juridische verbintenissen waarvoor nog geen bedragen in de begroting zijn vastgelegd en de maximale vastleggingen van de bedragen die opgenomen zijn in het MFK 2014-2020. De toekomstige verbintenissen zijn de uitstaande bedragen waarvoor de Commissie nog betalingen moet uitvoeren na 31 december 2014.

     

    miljoen EUR

    Geldmiddelen (funds)

    Financieel kader 2014-2020 (A)

    Gesloten juridische verbintenissen (B)

    In de begroting opgenomen vastleggingen (C)

    Vrijmakingen (D)

    Juridische verbintenissen minus vastleggingen in de begroting (=B–C+D)

    Toekomstige verbintenissen (=A-C-D)

    Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

    259 799

    133 163

    16 837

    116 325

    242 962

    Europees Sociaal Fonds

    89 624

    57 828

    9 273

    48 555

    80 350

    Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)

    3 814

    3 723

    501

    3 222

    3 313

    RUBRIEK 1B: MIDDELEN VOOR HET COHESIEBELEID

    353 236

    194 714

    26 611

    168 102

    326 625

    Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling

    99 348

    20 707

    3 295

    17 413

    96 053

    Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

    5 749

    140

    19

    121

    5 730

    RUBRIEK 2: NATUURLIJKE HULPBRONNEN

    105 097

    20 847

    3 314

    17 533

    101 783

    Fonds voor asiel en migratie

    2 752

    2 752

    Fonds voor interne veiligheid

    2 367

    2 367

    RUBRIEK 3: VEILIGHEID EN BURGERSCHAP

    5 119

    5 119

    Totaal

    463 452

    215 561

    29 925

    185 636

    433 527

     

    Protocollen met de mediterrane landen

    Deze vastleggingen hebben betrekking op financiële protocollen met mediterrane landen die geen lid van de EU zijn. Het opgenomen bedrag is het verschil tussen het totale bedrag van de ondertekende protocollen en het bedrag van de in de boekhouding opgenomen budgettaire verplichtingen. Deze protocollen zijn internationale verdragen die niet kunnen worden afgewikkeld zonder de overeenstemming van beide partijen, hoewel de procedure hiervoor reeds is ingezet.

    Visserijovereenkomsten

    Dit zijn verbintenissen met derde landen uit hoofde van internationale visserijovereenkomsten.

    Galileo

    Dit zijn bedragen die zijn vastgelegd voor het Galileo-programma voor de ontwikkeling van een Europees wereldwijd systeem voor nagivatie per satelliet - zie ook toelichting 2.2.

    Copernicus

    Copernicus is het Europese programma aardobservatie - zie ook toelichting 2.2.

    TEN-T

    Het bedrag van 2013 betreft subsidies op het gebied van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) voor de periode 2007-2013. Sinds het programma is voltooid, zijn er geen nieuwe juridische verbintenissen zonder budgettaire vastleggingen in 2014.

    Overige contractuele verbintenissen

    De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. De grootste bedragen die hier zijn opgenomen betreffen 1 933 miljoen EUR voor de Gemeenschappelijke Onderneming Fusion for Energy in het kader van het ITER-project, en 547 miljoen EUR voor met name bouwcontracten van het Europees Parlement.

     

    55.BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING

    55.1.Bescherming van de EU-begroting - overzicht

    Bij de uitvoering van de EU-begroting is het zeer belangrijk dat fouten, onregelmatigheden en fraude worden voorkomen, ontdekt en vervolgens gecorrigeerd. De Rekenkamer verstrekt in haar jaarverslag een betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die aan de rekeningen ten grondslag liggen, evenals opmerkingen en statistieken over een materieel foutenniveau in de onderliggende betalingen bij de rekeningen. Deze rekeningen gaan vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring in haar bekendmaking in het Publicatieblad.

    De Commissie beschermt de EU-begroting. Dat wil zeggen dat zij hoofdzakelijk op twee manieren verhindert dat bedragen onterecht of onregelmatig uit de EU-begroting worden betaald:

    1) preventiemechanismen en

    2) correctiemechanismen (voornamelijk financiële correcties die aan de lidstaten worden opgelegd of met hen zijn overeengekomen en, in mindere mate, terugvorderingen van ontvangers van EU-betalingen).

    De correctiemechanismen zijn gebaseerd op veel verschillende maatregelen, die van toepassing zijn voordat en nadat de Commissie uitgaven doet (of terugbetaalt).

    Met deze toelichting wordt beoogd de beste ramingen én een overzicht te geven van de wijze waarop de EU-begroting wordt beschermd tegen uitgaven die in strijd met de wet zijn. In deze toelichting wordt vrijwillig informatie openbaar gemaakt die niet vereist is door de boekhoudkundige normen en die gegevens bevat die niet rechtstreeks uit de boekhouding zijn onttrokken (zie hieronder).

    Nadere informatie over deze cijfers en over de preventie- en correctiemechanismen die in de toepasselijke wetgeving zijn neergelegd, kan worden gevonden in de mededeling over de bescherming van de EU-begroting die door de Commissie wordt voorbereid en die elk jaar in september aan de kwijtingsautoriteit wordt toegezonden. Die mededeling kan worden gevonden op de Europa-website van het directoraat-generaal Begroting. In die mededeling wordt niet alleen nadere informatie over de cijfers in deze toelichting gegeven (met name uitsplitsingen van financiële correcties per lidstaat), maar wordt ook aanvullende informatie verstrekt (zoals gegevens over de netto financiële correcties die tot bestemmingsontvangsten voor de EU-begroting leiden, en de resultaten van de correctiewerkzaamheden die door de lidstaten zijn verricht). Nadere informatie over het corrigerend vermogen is ook te vinden in de mededeling: Synthese van de beheersresultaten van de Commissie in 2014 (het "syntheseverslag" van juni 2015) — dit verslag is eveneens beschikbaar op de Europa-website.

    56.Financiële correcties

    Onder gedeeld beheer is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om ernstige tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen te voorkomen, te ontdekken en aan te pakken, terwijl de Commissie een globale toezichthoudende rol speelt. Als ernstige tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen van de lidstaten hebben geleid of zouden kunnen leiden tot individuele of stelselmatige fouten, onregelmatigheden of fraude, kan de Commissie financiële correcties toepassen. De term "financiële correctie" heeft betrekking op een breed scala aan maatregelen, die het gevolg zijn van de toezichthoudende en controlerende rol van de Commissie (en andere EU-organen), inclusief gevallen waarin de Commissie de corrigerende maatregelen baseert op werkzaamheden die door nationale autoriteiten zijn verricht. Wanneer ten onrechte uitgegeven bedragen niet nauwkeurig kunnen worden vastgesteld, kan de Commissie geëxtrapoleerde of forfaitaire correcties toepassen overeenkomstig de sectorspecifieke regelgeving.

    Er wordt in deze toelichting onderscheid gemaakt tussen twee hoofdcategorieën financiële correcties:

    1) bevestigde/besloten financiële correcties (tabel 6.2.1): deze bedragen zijn ofwel bevestigd (d.w.z. overeengekomen) met de betrokken lidstaat of besloten in een besluit van de Commissie. Correcties bij besluit van de Commissie worden in het boekhoudsysteem als ontvangsten of negatieve uitgaven opgenomen (zie toelichtingen 3.5 en 3.9).

    2) uitgevoerde financiële correcties (tabel 6.2.2): die bedragen vormen de laatste stap in het proces waarbij de waargenomen situatie van onterechte uitgaven definitief wordt gecorrigeerd. De sectorale regelgevingskaders voorzien in verschillende uitvoeringsmechanismen.

    Beide categorieën omvatten "correcties aan de bron" als gevolg van de toezichthoudende rol van de Commissie (zie hierboven). Deze correcties worden afgetrokken voordat er kostendeclaraties zijn gedaan of betalingen zijn verwerkt door de Commissie.

    57.Terugvorderingen

    Onder gedeeld beheer zijn het overeenkomstig het Financieel Reglement en de sectorverordeningen de lidstaten (en niet de Commissie) die primair verantwoordelijk zijn om onterecht betaalde bedragen op te sporen en overeenkomstig de nationale regels en procedures van de begunstigden terug te vorderen. Bedragen die in het kader van het ELGF van de begunstigden worden teruggevorderd, komen na inhouding van 20 % door de lidstaten om de administratieve kosten te dekken, als bestemmingsontvangsten ten goede aan de EU-begroting. Voor het Elfpo en het cohesiebeleid worden de teruggevorderde bedragen in mindering gebracht op het door de Commissie ontvangen toekomstige verzoek om terugbetaling, zodat zij in de programmeringsperiode voor het programma kunnen worden hergebruikt. Na de subsidiabiliteitstermijn komen zij als bestemmingsontvangsten ten goede aan de EU-begroting.

    Onder direct en indirect beheer worden overeenkomstig het Financieel Reglement door de ordonnateur invorderingsopdrachten opgesteld voor onterecht betaalde bedragen. De terugbetaling geschiedt door middel van rechtstreekse overschrijving door de schuldenaar of door verrekening met andere bedragen die de Commissie aan de schuldenaar verschuldigd is. Het Financieel Reglement voorziet ook in procedures voor de inning van invorderingsopdrachten waarvan de betalingstermijn is verstreken, waarvoor een specifieke follow-up door de rekenplichtige van de Commissie geldt. De diensten van de Commissie voeren terugvorderingen ook "aan de bron" uit door niet-subsidiabele uitgaven (vastgelegd in vorige en huidige kostendeclaraties) van verrichte betalingen af te trekken.

    58.Effect van financiële correcties en terugvorderingen

    Het belangrijkste doel van financiële correcties en terugvorderingen is ervoor te zorgen dat EU-middelen in overeenstemming met het rechtskader worden gebruikt. De gebruikte methoden, en daarmee het effect van de corrigerende maatregelen, variëren echter aanzienlijk tussen de verschillende uitgaventerreinen en tussen de verschillende corrigerende maatregelen. Financiële correcties en terugvorderingen inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en terugvorderingen in het kader van het ELGF en het interne en externe beleid, leiden ertoe dat eerder uitbetaalde, onregelmatige bedragen naar de EU-begroting terugvloeien. In het kader van het cohesiebeleid ontdekte onregelmatige bedragen en terugvorderingen in het kader van plattelandsontwikkeling zijn tot nu toe vaak gecorrigeerd door de lidstaat en bijgevolg vervangen door andere in aanmerking komende projecten: deze bedragen vloeien niet terug naar de EU-begroting. De bedragen komen echter na de subsidiabiliteitstermijn/na afsluiting van het programma als ontvangsten ten goede aan de EU-begroting. Zie 6.2.2 voor meer informatie.

    Daarnaast is het corrigerend vermogen gebaseerd op veel verschillende maatregelen, die van toepassing zijn voordat en nadat de Commissie uitgaven doet (of terugbetaalt). De correcties worden toegepast door de Commissie na kostendeclaraties van de lidstaten en andere begunstigden en/of door de Commissie verrichte betalingen.



    58.1.FINANCIËLE CORRECTIES EN TERUGVORDERINGEN 2014

    59.In 2014 besloten/bevestigde financiële correcties en terugvorderingen

    miljoen EUR

    Financiële correcties

    Terug-vorderingen

    Totaal 2014

    Totaal 2013

    Landbouw:

    ELGF

    1 649

    213

    1 862

    1 070

    plattelandsontwikkeling

    220

    165

    385

    386

    Cohesiebeleid:

    EFRO

    1 330

    1 330

    338

    Cohesiefonds

    292

    292

    220

    ESF

    342

    1

    343

    874

    FIOV/EVF

    39

    29

    67

    34

    EOGFL afdeling Oriëntatie

    13

    5

    18

    3

    Overige

    -

    -

    -

    16

    Interne beleidsterreinen

    5

    293

    298

    396

    Externe beleidsterreinen

    n.v.t.

    127

    127

    93

    Administratie

    n.v.t.

    5

    5

    6

    Totaal bevestigd/besloten in 2014

    3 890

    838

    4 728

    Totaal bevestigd/besloten in 2013

    2 495

    941

    3 436

    In de bovenstaande bedragen voor 2014 zijn financiële correcties en terugvorderingen aan de bron opgenomen voor een totaalbedrag van 1 137 miljoen EUR: landbouw 21 miljoen EUR, Cohesiefonds 834 miljoen EUR, intern beleid 207 miljoen EUR, extern beleid 71 miljoen EUR en administratie 4 miljoen EUR.

    De correcties aan de bron voor het EFRO en het Cohesiefonds zijn in 2014 voor het eerst in de beide tabellen 6.2.1 en 6.2.2 vermeld: de vergelijkende bedragen voor 2013 omvatten dergelijke correcties daarom niet. De vermelde bedragen voor deze middelen in 2014 zijn cumulatief en omvatten dus ook de bedragen met betrekking tot voorgaande jaren.

    60.In 2014 uitgevoerde financiële correcties en terugvorderingen

    miljoen EUR

    Financiële correcties

    Terug-vorderingen

    Totaal 2014

    Totaal 2013

    Landbouw:

    ELGF

    796

    150

    946

    636

    Plattelandsontwikkeling

    86

    167

    252

    359

    Cohesiebeleid:

    EFRO*

    1 083

    1

    1 084

    622

    Cohesiefonds

    236

    -

    236

    277

    ESF

    289

    1

    290

    882

    FIOV/EVF

    41

    25

    66

    28

    EOGFL afdeling Oriëntatie

    13

    5

    18

    16

    Overige

    -

    -

    -

    16

    Interne beleidsterreinen

    5

    274

    279

    401

    Externe beleidsterreinen

    n.v.t.

    108

    108

    93

    Administratie

    n.v.t.

    5

    5

    6

    Totaal in 2014 uitgevoerd

    2 549

    736

    3 285

    Totaal in 2013 uitgevoerd

    2 472

    862

    3 334

    * De voor het EFRO vermelde cijfers omvatten bedragen die niet zijn opgesplitst tussen het EFRO en het Cohesiefonds voor de programmeringsperiode 2007-2013 als gevolg van het meerfondsenkarakter van de programma's (354 miljoen EUR voor bevestigde/besloten financiële correcties en 15 miljoen EUR voor uitgevoerde financiële correcties).

    In de bovenstaande bedragen voor 2014 zijn financiële correcties en terugvorderingen aan de bron opgenomen voor een totaalbedrag van 782 miljoen EUR: landbouw 6 miljoen EUR, Cohesiefonds 494 miljoen EUR, intern beleid 207 miljoen EUR, extern beleid 71 miljoen EUR en administratie 4 miljoen EUR.

    Landbouw en plattelandsontwikkeling:

    De financiële correcties hebben betrekking op de gebreken die in de beheers- en controlesystemen van de lidstaten zijn geconstateerd, op basis van door de Commissie uitgevoerde controles in het kader van de meerjarige conformiteitsgoedkeuringsprocedures. Daarnaast zijn de correcties ook een gevolg van de jaarlijkse financiële goedkeuringsbesluiten. Financiële correcties zijn een stimulans voor de lidstaten om hun beheers- en controlesystemen te verbeteren en samen met terugvorderingen beschermen zij de EU-begroting tegen uitgaven die in strijd met de wet zijn.

    Het bevestigde/besloten bedrag omvat het besluit tot conformiteitsgoedkeuring 2015/103 (1 243 miljoen EUR en 166 miljoen EUR voor respectievelijk het ELGF en Elfpo) dat voor het einde van het jaar door de diensten van de Commissie, maar pas in januari 2015 formeel door de Commissie is vastgesteld. Deze bedragen zijn op 31 december 2014 ook opgenomen als toegerekende baten.

    Voor het ELGF en het Elfpo kunnen financiële correcties die hoger zijn dan 0,01 % van het bbp op verzoek van de betrokken lidstaat in drie jaarlijkse tranches worden uitgevoerd. Daarnaast werd in een beperkt aantal gevallen (lidstaten die financiële bijstand krijgen overeenkomstig de Europese kaderovereenkomst voor financiële stabiliteit die op 7 juni 2010 werd ondertekend) de uitvoeringsdatum met 18 maanden uitgesteld. Deze modaliteiten zijn erop gericht te waarborgen dat de feitelijke terugbetaling door de betrokken lidstaten aan de EU-begroting kan worden beheerd zonder afbreuk te doen aan de nationale begrotingen. Latenties en termijnen hebben een afwijking van 566 miljoen EUR (ELGF: 515 miljoen EUR en Elfpo: 51 miljoen EUR) op de geconstateerde verschillen tussen het bevestigde/besloten bedrag en de daadwerkelijke uitvoering. Het resterende bedrag wordt verklaard door Besluit 2015/103 dat in december 2014 is bevestigd, maar pas in januari 2015 is vastgesteld (zie hierboven).

    Terugvorderingen van onregelmatigheden door betaalorganen verminderen toekomstige verzoeken om terugbetaling door de Commissie aan de lidstaten. Voor het ELGF boekt de Commissie het volledige aan landbouwers betaalde bedrag als uitgaven. Dit verklaart het verschil tussen betalingen aan landbouwers en aan betaalorganen als bestemmingsontvangsten terugbetaalde bedragen die beschikbaar zijn om landbouwuitgaven te financieren. Voor het Elfpo boekt de Commissie het netto subsidiabele bedrag na aftrek van correcties en terugvorderingen als uitgaven.

    Cohesiebeleid:

    In het kader van het cohesiebeleid hebben financiële correcties betrekking op de gebreken die in de beheers- en controlesystemen van de lidstaten zijn geconstateerd op basis van door de Commissie uitgevoerde controles. Ze worden voornamelijk toegepast wanneer de autoriteiten oorspronkelijk aangegeven uitgaven intrekken en vervangen door nieuwe uitgaven. In dergelijke gevallen verliezen de lidstaten geen EU-middelen. De lidstaten kunnen ook aanvullende projecten aangeven en dit zou er in de praktijk op neerkomen dat zij een lager medefinancieringspercentage op het niveau van de prioritaire as/het programma ontvangen, omdat de uitgesloten niet-subsidiabele uitgaven door de nationale overheidsbegroting zouden moeten worden gefinancierd.

    Wanneer deze maatregelen niet mogelijk zijn of niet worden toegestaan, worden financiële correcties toegepast die tot een verlies van EU-middelen voor de betrokken lidstaat leiden. Deze situatie kan zich voordoen nadat de programma's zijn gesloten of wanneer de lidstaten niet voldoende subsidiabele uitgaven of projecten kunnen presenteren.

    De in 2014 uitgevoerde financiële correcties hadden betrekking op bevestigde/besloten correcties in 2014 (te weten 1 365 miljoen EUR) of voorgaande perioden (297 miljoen EUR).

    In het kader van het cohesiebeleid zijn in 2014 de volgende financiële correcties uitgevoerd:

    miljoen EUR

    EFRO

    Cohesie-fonds

    ESF

    FIOV/EVF

    EOGFL afdeling Oriëntatie

    Totaal

    Vrijmaking/aftrek bij afsluiting 2000-2006

    448

    136

    114

    8

    8

    714

    Intrekking door de lidstaat 2007-2013

    242

    22

    92

    16

    -

    372

    Invorderingsopdrachten

    24

    17

    19

    17

    5

    82

    Correcties aan de bron

    370

    60

    64

    -

    -

    494

    Totaal in 2014 uitgevoerd

    1 083

    236

    289

    41

    13

    1 662



    60.1.PREVENTIEMECHANISMEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE

    De Commissie gebruikt een aantal preventiemechanismen om de EU-begroting te beschermen. Onder direct beheer omvatten de preventieve maatregelen controles door de verantwoordelijke diensten van de subsidiabiliteit van uitgaven waarvoor de begunstigden om betaling verzoeken. De controles vooraf maken deel uit van de beheersprocessen van de programma's en zijn bedoeld om redelijke zekerheid te verschaffen over de wettigheid en de regelmatigheid van de betaalde uitgaven. De diensten van de Commissie kunnen ook richtsnoeren verschaffen, met name over contractuele aangelegenheden, om een goed en doeltreffend beheer van de financiering te garanderen en op die manier het risico van onregelmatigheden te verkleinen.

    Onder gedeeld beheer (d.w.z. uitgaven op het gebied van landbouw en cohesiebeleid) is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om via de uitgavencyclus ervoor te zorgen dat de uit de EU-begroting betaalde uitgaven wettig en regelmatig zijn. Er bestaan ook preventiemechanismen op het niveau van de Commissie in haar rol van toezichthoudend orgaan. De Commissie kan:

    - de betalingstermijn gedurende ten hoogste zes maanden onderbreken als:

    a) zij over bewijs beschikt dat de beheers- en controlesystemen van de betrokken lidstaat ernstige tekortkomingen vertonen of

    b) de diensten van de Commissie aanvullende verificaties moeten verrichten naar aanleiding van informatie dat uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat verband houden met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen.

    Wanneer een zaak wordt gesloten (nadat een brief tot opheffing is verzonden), kan het geblokkeerde bedrag worden verwerkt en uitbetaald aan de autoriteiten van de lidstaten, op voorwaarde dat er voldoende kredieten beschikbaar zijn en dat er geen andere zaken zijn die het programma beïnvloeden.

    - een tussentijdse betaling aan een lidstaat geheel of gedeeltelijk opschorten in de volgende drie gevallen:

    a) zij beschikt over bewijs dat het beheers- en controlesysteem van het programma ernstige tekortkomingen vertoont en de lidstaat niet de nodige corrigerende maatregelen heeft genomen of

    b) uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat houden verband met een ernstige onregelmatigheid ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen of

    c) er is sprake van een ernstig verzuim van de lidstaat wat betreft zijn beheers- en controleverplichtingen.

    Wanneer de lidstaat niet de nodige maatregelen treft, kan de Commissie besluiten een financiële correctie op te leggen.

    Onderbrekingen:

    miljoen EUR

    Programmerings-periode 2007-2013

    Totaal hangende zaken op 31.12.2013

    Nieuwe zaken 2014

    In 2014 afgesloten zaken

    Totaal hangende zaken op 31.12.2014

    Fonds

    Aantal zaken

    Bedrag

    Aantal zaken

    Bedrag

    Aantal zaken

    Bedrag

    Aantal zaken

    Bedrag

    Elfpo*

    2

    1

    15

    79

    17

    80

    EFRO en Cohesiefonds

    101

    1 608

    134

    6 227

    137

    3 998

    98

    3 837

    ESF

    20

    272

    31

    1 323

    19

    625

    32

    970

    EVF

    10

    97

    13

    103

    15

    186

    8

    14

    Totaal

    133

    1 978

    193

    7 732

    188

    4 889

    138

    4 821

    * Voor het Elfpo is het systeem van onderbrekingen in overeenstemming gebracht met het Cohesiefonds in 2014. Voor het ELGF is het onderbrekingsmechanisme niet van toepassing: de opschortings- en verminderingsmechanismen zijn sinds 2014 van toepassing.



    Opschortingen en verminderingen:

    Voor het EFRO en het Cohesiefonds waren er eind 2013 nog altijd vijf opschortingsbesluiten van kracht (het besluit om er één op te heffen was in 2013 genomen, maar werd in 2014 officieel meegedeeld). In 2014 werd voor twee programma's het besluit genomen de opschortingen op te heffen. De andere drie opschortingsbesluiten bleven aan het eind van 2014 van kracht. In 2014 werden er vier nieuwe opschortingsbesluiten genomen. Twee ervan waren nog altijd van kracht aan het einde van het jaar.

    Voor het ESF was één opschortingsbesluit dat in 2011 werd genomen, eind 2014 nog altijd van kracht. Van de elf opschortingsbesluiten die in 2013 waren genomen, bleven er eind 2014 zeven van kracht. In 2014 werden elf nieuwe opschortingsbesluiten genomen en deze waren eind 2014 nog altijd van kracht.

    Voor het EVF was in 2014 één opschortingsbesluit genomen na een vastgestelde tekortkoming in het beheers- en controlesysteem van een lidstaat met betrekking tot de EU-maatregel om de overcapaciteit in de visserij te verminderen.

    In 2014 werden geen opschortingsbesluiten genomen voor het Elfpo. Voor het ELGF is er in 2014 één vermindering toegepast, terwijl er drie besluiten tot vermindering voor het Elfpo waren vastgesteld. Aan het einde van het jaar liepen er 5 zaken aangaande de vermindering voor het Elfpo.

    60.2.TERUGVORDERING VAN ONGEBRUIKTE VOORFINANCIERING

    miljoen EUR

    2014

    2013

    Landbouw:

    ELGF

    Plattelandsontwikkeling

    Cohesiebeleid:

    EFRO

    68

    Cohesiefonds

    4

    ESF

    9

    53

    FIOV/EVF

    10

    7

    EOGFL afdeling Oriëntatie

    6

    3

    Interne beleidsterreinen

    278

    208

    Externe beleidsterreinen

    95

    91

    Administratie

    2

    1

    Totaal teruggevorderd

    400

    435

    Terugvordering van ongebruikte voorfinanciering mag niet worden verward met de terugvordering van onregelmatige uitgaven. Wanneer de diensten van de Commissie dergelijke uitgaven in verband met uitbetaalde voorfinanciering vaststellen en terugvorderen, worden die opgenomen in de normale processen voor financiële correctie of terugvordering die hierboven zijn beschreven. Zie tevens toelichting 2.5 voor meer informatie over voorfinanciering.

     


    61.FINANCIEEL RISICOBEHEER

    De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico's van de EU heeft betrekking op:

    -leningactiviteiten van de Commissie via: het EFSM, de BB, de MFB en Euratom-acties en de EGKS in liquidatie;

    -de kasverrichtingen die door de Commissie zijn verricht om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten;

    -het Garantiefonds voor externe acties en

    -financiële instrumenten die uit de begroting worden gefinancierd.

    61.1.TYPES RISICO

    Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van variaties in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en overige prijsrisico's (de EU heeft geen materiële overige prijsrisico's).

    (1)Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de verandering van de koers van de ene valuta tegenover een andere.

    (2)Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert door een stijging van de rentevoet. Over het algemeen leiden hogere rentevoeten tot lagere prijzen van obligaties met vaste rentevoet en omgekeerd.

    Kredietrisico is het risico van verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente (coupon) of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Het kan gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de terugbetalingen van de leningnemer en faillissement.

    Liquiditeitsrisico is het risico dat voortvloeit uit de moeilijkheid om een actief te verkopen, bijvoorbeeld het risico dat een bepaald effect of actief niet snel genoeg kan worden verhandeld op de markt om een verlies te voorkomen of een verplichting na te komen.

    61.2.RISICOBEHEERBELEID

    De uitvoering van de EU-begroting berust steeds meer op het gebruik van financiële instrumenten. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze nieuwe aanpak dat voor elke via de financiële instrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 EUR aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit intelligente gebruik van de EU-begroting maximaliseert het effect van de beschikbare middelen. Zie toelichting 2.4 voor meer informatie over de betrokken bedragen.

    Voor de meeste financiële instrumenten geldt dat de uitvoering ofwel aan de EIB-groep (inclusief het EIF), op basis van een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de EIB, ofwel aan andere financiële intermediairs wordt gedelegeerd. De met deze intermediairs ondertekende overeenkomsten bevatten strikte voorwaarden en verplichtingen voor de intermediairs om te garanderen dat EU-geld goed wordt beheerd en er goed verslag over wordt uitgebracht. Als eenmaal een financiële bijdrage aan een van de instrumenten is toegewezen, worden de middelen naar een speciaal hiervoor geopende bankrekening (d.w.z. een fiduciaire rekening) van de financiële intermediair overgedragen. De financiële intermediair kan, afhankelijk van het instrument in kwestie, de middelen op deze fiduciaire rekening gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, enz. De opbrengsten uit financiële instrumenten moeten, als algemene regel, uit de EU-begroting worden terugbetaald.

    Het risico ten aanzien van deze financiële instrumenten is doorgaans beperkt tot een maximum, dat in de onderliggende overeenkomsten is vastgesteld en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen bedrag dat voor het instrument is voorzien. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, en omdat de instrumenten bedoeld zijn om risicovollere begunstigen te financieren (die moeilijkheden ondervinden om middelen van commerciële kredietverstrekkers te verkrijgen), ligt het in de lijn der verwachtingen dat de EU-begroting met ten minste een aantal verliezen te maken zal krijgen.

    Leningactiviteiten

    De leningtransacties en het daarmee samenhangende beheer van de kasmiddelen worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve besluiten van de Raad, indien van toepassing, en interne richtsnoeren. Er zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals opgenomen leningen, verstrekte leningen en het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. In de regel worden geen afdekkingsactiviteiten ("hedging") verricht om rente- of valutaschommelingen te compenseren, aangezien verstrekte leningen doorgaans door middel van opgenomen back-to-backleningen worden gefinancierd en er dus geen open rente- of valutaposities ontstaan. De toepassing van het back-to-backbeginsel wordt op gezette tijden gecontroleerd.

    Kasverrichtingen

    De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening nr. 1150/2000 van de Raad (gewijzigd bij Verordeningen nr. 2028/2004 en nr. 105/2009 van de Raad) en in het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan.

    Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:

    -de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie werden geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aangewezen heeft. De Commissie mag slechts geld van de bovenvermelde rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;

    -de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;

    -bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overschreden. Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekening van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd;

    -het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro, wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.

    Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.

    De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de interne controlenormen van de Commissie en de controleprincipes.

    Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden (bijvoorbeeld: uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.) en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd. Daarnaast vindt gegevensuitwisseling plaats tussen het directoraat-generaal Begroting en het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken over risicobeheer en beste posities.

    Geldboeten

    Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's

    Vóór 2010 ontvangen bedragen blijven op bankrekeningen staan bij banken die specifiek geselecteerd zijn voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten. De selectie van banken vindt plaats volgens de aanbestedingsprocedures die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld. De plaatsing van middelen bij specifieke banken wordt bepaald op grond van het intern risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

    Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

    Met ingang van 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten gestort in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van het fonds zijn de vermindering van de risico's die met de financiële markten gepaard gaan, en de gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een gewaarborgd rendement aan te bieden dat op dezelfde grondslag is berekend. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Er zijn procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

    Het activabeheer is erop gericht de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat:

    a)gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is, en

    b)het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten.

    Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito's bij de centrale banken van de eurozone, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door ofwel nationale ofwel supranationale instellingen.

    Bankgaranties

    Er zijn voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.2). De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

    Garantiefonds

    De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het Garantiefonds zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen de Commissie en de EIB van 25 november 1994 en de latere wijzigingen daarvan van 17/23 september 1996, 8 mei 2002, 25 februari 2008 en 9 november 2010. Het Garantiefonds werkt in een enkele valuta: de euro. Het investeert uitsluitend in deze valuta teneinde wisselkoersrisico's te vermijden. Het beheer van de activa is gebaseerd op de traditionele regels inzake behoedzaamheid die worden gehanteerd voor financiële activiteiten. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de vermindering van de risico's en er wordt voor gezorgd dat de beheerde activa een voldoende mate van liquiditeit en overdraagbaarheid hebben, gelet op de gedekte verplichtingen.

     


    62.Afstemming van de boekwaarde en de reële waarde van financiële instrumenten

    Afstemming van de boekwaarden en de reële waarde van de financiële activa per categorie

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Boekwaarde

    Reële waarde

    Boekwaarde

    Reële waarde

    Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde

    Voor verkoop beschikbare financiële activa

    9 406

    9 406

    7 870

    7 870

    Geldmiddelen en kasequivalenten

    17 545

    17 545

    9 510

    9 510

    Totaal

    26 951

    26 951

    17 380

    17 380

    Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

    Leningen

    58 843

    58 843

    57 545

    57 545

    Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

    15 578

    15 578

    13 680

    13 680

    Totaal

    74 421

    74 421

    71 225

    71 225

    Totaal

    101 372

    101 372

    88 605

    88 605

     

    Afstemming van de boekwaarden en de reële waarde van de financiële verplichtingen per categorie

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Boekwaarde

    Reële waarde

    Boekwaarde

    Reële waarde

    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde

    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

    Leningen

    58 470

    58 470

    57 218

    57 218

    Financiëleleaseschulden

    1 755

    1 755

    1 838

    1 838

    Schulden

    43 180

    43 180

    36 213

    36 213

    Overige

    454

    454

    477

    477

    Totaal

    103 859

    103 859

    95 746

    95 746

     

    62.1.VALUTARISICO

    Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar - nettopositie

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    USD

    GBP

    DKK

    SEK

    EUR

    Overige

    Totaal

    USD

    GBP

    DKK

    SEK

    EUR

    Overige

    Totaal

    Financiële activa

    Voor verkoop beschikbare financiële activa

    68

    77

    7

    9

    9 203

    42

    9 406

    39

    66

    13

    19

    7 732

    7 870

    Leningen*

    2

    0

    303

    28

    334

    1

    277

    8

    286

    Vorderingen en verhaalbare bedragen

    2

    4 102

    50

    88

    11 197

    140

    15 578

    1

    1 050

    42

    79

    12 284

    224

    13 680

    Geldmiddelen en kasequivalenten

    44

    1 157

    471

    928

    14 180

    764

    17 545

    39

    140

    446

    257

    8 225

    403

    9 510

    Totaal

    116

    5 336

    528

    1 024

    34 883

    974

    42 862

    80

    1 256

    501

    355

    28 518

    635

    31 345

    Financiële verplichtingen

    Verschuldigde bedragen

    0

    (10)

    0

    0

    (43 168)

    (2)

    (43 180)

    (5)

    (36 156)

    (52)

    (36 213)

    Totaal

    0

    (10)

    0

    0

    (43 168)

    (2)

    (43 180)

    (5)

    (36 156)

    (52)

    (36 213)

    Totaal

    116

    5 326

    528

    1 024

    (8 284)

    972

    (318)

    80

    1 251

    501

    355

    (7 638)

    583

    (4 868)

    * Met uitzondering van back-to-backleningen.

     

    Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10% zou zijn toegenomen, zou dit het volgende effect hebben:

    miljoen EUR

    Economisch resultaat

    USD

    GBP

    DKK

    SEK

    Overige

    31.12.2014

    (4)

    (483)

    (47)

    (92)

    0

    31.12.2013

    (3)

    (107)

    (44)

    (30)

    miljoen EUR

    Nettovermogen

    USD

    GBP

    DKK

    SEK

    Overige

    31.12.2014

    (6)

    (7)

    (1)

    (1)

    31.12.2013

    (4)

    (6)

    (1)

    (2)

    Indien de EUR 10 % zwakker was ten opzichte van deze munteenheden, zou dit het volgende effect hebben:

    miljoen EUR

    Economisch resultaat

    USD

    GBP

    DKK

    SEK

    Overige

    31.12.2014

    5

    591

    58

    113

    31.12.2013

    4

    131

    53

    38

    miljoen EUR

    Nettovermogen

    USD

    GBP

    DKK

    SEK

    Overige

    31.12.2014

    8

    9

    1

    1

    31.12.2013

    4

    7

    1

    2

    Opgenomen en verstrekte leningen

    De meeste financiële activa en verplichtingen zijn in euro uitgedrukt, dus in die gevallen wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico. Via het financiële instrument Euratom verstrekt de EU echter leningen die in Amerikaanse dollar (USD) zijn uitgedrukt en die gefinancierd zijn met leningen van hetzelfde bedrag in USD (back-to-back-verrichtingen). Op de balansdatum wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico in verband met Euratom.

    Kasverrichtingen

    De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta's dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Zij worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in bovengenoemde verordening vastgesteld. Af en toe worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.

    De Commissie houdt bij commerciële banken een aantal rekeningen aan in andere Europese munten dan in euro en in Amerikaanse dollar en Zwitserse frank, om betalingen in deze valuta's te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, zodat er geen blootstelling van het saldo aan valutarisico's aanwezig is.

    Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekening in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.



    Geldboeten

    Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties

    Aangezien alle opgelegde boeten in euro worden betaald, is er geen valutarisico.

    Garantiefonds

    De financiële activa van het Garantiefonds zijn in euro uitgedrukt en daarom is er geen valutarisico. De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het Garantiefonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening, worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Er zijn geen afdekkingsactiviteiten ("hedging") om valutaschommelingen te compenseren door de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.

     

    62.2.RENTERISICO

    De onderstaande tabel illustreert de rentegevoeligheid van voor verkoop beschikbare financiële activa bij een mogelijke wijziging in de rentevoet van +/- 1 %.

    miljoen EUR

    Stijging (+)/daling (-) in basispunten

    Effect op het economische resultaat en nettoactiva

    31.12.2014: voor verkoop beschikbare financiële activa

    + 100

    (138)

    - 100

    149

    31.12.2013: voor verkoop beschikbare financiële activa

    + 100

    (94)

    - 100

    95

    In de gevoeligheidsanalyse wordt alleen rekening gehouden met de gevolgen voor het prijsrisico (reële waarde) van de voor verkoop beschikbare financiële activa. Het effect op het overschot of tekort voor instrumenten met een variabele rente is niet in overweging genomen.

    Leningactiviteiten

    Opgenomen en verstrekte leningen met variabele rentevoeten

    Gezien de aard van de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. De MFB- en Euratomleningen tegen variabele rentevoeten stellen de EU bloot aan renterisico. De renterisico's die voortvloeien uit opgenomen leningen worden echter gecompenseerd door verstrekte leningen waarvan de termijnen en voorwaarden vergelijkbaar zijn (back-to-backverrichtingen). Op de balansdatum beloopt het bedrag aan verstrekte leningen van de EU met variabele rente (uitgedrukt in nominale bedragen) 484 miljoen EUR (2013: 583 miljoen EUR). Aanpassingen vinden om de zes maanden plaats.

    Opgenomen en verstrekte leningen met vaste rentevoeten

    De EU heeft ook MFB- en Euratomleningen met vaste rentevoeten voor in totaal 1 692 miljoen EUR in 2014 (2013: 367 miljoen EUR), die een looptijd hebben van minder dan één jaar (10 miljoen EUR), tussen één en vijf jaar (146 miljoen EUR) en meer dan vijf jaar (1 536 miljoen EUR). Belangrijker is dat de EU onder het financiële instrument betalingsbalans negen leningen met vaste rentevoeten heeft voor in totaal 8,4 miljard EUR in 2014 (2013: 11,4 miljard EUR), die een looptijd hebben van minder dan één jaar (2,7 miljard EUR), tussen één en vijf jaar (5,5 miljard EUR) en meer dan vijf jaar ( 0,2 miljard EUR). In het kader van het financiële instrument EFSM heeft de EU 21 leningen met vaste rentevoeten voor in totaal 46,8 miljard EUR in 2014 (2013: 43,8 miljard EUR), die een looptijd hebben van minder dan één jaar (5 miljoen EUR), tussen één en vijf jaar (9,2 miljard EUR) en meer dan vijf jaar (32,5 miljard EUR).

    Kasverrichtingen

    Voor de kasverrichtingen van de Commissie worden geen leningen opgenomen. Daarom wordt zij niet blootgesteld aan een renterisico. De rente wordt echter berekend op saldi die op verschillende bankrekeningen worden aangehouden. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.

    Rekeningen geopend bij schatkisten van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven.

    Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Deze is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Voor de meeste rekeningen is de rentevoet gekoppeld aan de EONIA (Euro over night index average) en wordt hij aangepast aan eventuele schommelingen daarvan. Voor sommige andere rekeningen is de rentevoet gekoppeld aan de marginale rentevoet van de ECB voor haar belangrijkste herfinancieringstransacties. De tarieven die worden toegepast kennen over het algemeen contractueel een bodemrente van nul. De Commissie loopt dus geen risico dat zij een rente ontvangt die lager ligt dan de geldende markttarieven.

    Geldboeten

    Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties

    Deposito's en bankgaranties zijn niet blootgesteld aan renterisico's. De rente op deposito’s volgt de rentevoeten op de markt alsook hun mogelijke schommeling. De BUFI-portefeuille bevat geen obligaties met een variabele rente. De rentegevoeligheidsparameter, de duur van de portefeuille, volgt van zeer nabij de duur van de BUFI-index. Alle negatieve effecten op de waardering van de activa zouden derhalve worden weerspiegeld aan de zijde van het BUFI-passief. Er blijft slechts een kleine blootstelling aan het renterisico in het geval dat die negatieve effecten tijdens de looptijd van de geldboete zouden leiden tot een globaal negatief indexresultaat.

    Garantiefonds

    Schuldeffecten in het Garantiefonds die met variabele rentevoeten zijn uitgegeven, ondergaan de volatiliteitseffecten van die rentevoeten, terwijl schuldeffecten met vaste rentevoeten een risico lopen in verband met hun reële waarde. Op de balansdatum maken obligaties met vaste rentevoet ongeveer 65 % uit van de investeringsportefeuille (2013: 58 %).

     

    62.3.KREDIETRISICO

    De bedragen die de blootstelling van de EU aan kredietrisico aan het eind van de verslagperiode weerspiegelen, zijn de boekwaarden van de financiële instrumenten als vermeld in toelichting 2.

    Financiële activa die noch vervallen zijn, noch een waardevermindering hebben ondergaan

    miljoen EUR

    Totaal

    Noch vervallen, noch in waarde verminderd

    Achterstallig maar niet in waarde verminderd

    < 1 jaar

    1-5 jaar

    > 5 jaar

    Leningen

    58 843

    58 843

    Vorderingen en verhaalbare bedragen

    15 578

    7 968

    5 624

    1 847

    138

    Totaal op 31.12.2014

    74 421

    66 811

    5 624

    1 847

    138

    Leningen

    57 544

    57 542

    1

    1

    Vorderingen en verhaalbare bedragen

    13 680

    10 029

    1 091

    2 117

    443

    Totaal op 31.12.2013

    71 224

    67 571

    1 092

    2 118

    443



    Kredietkwaliteit van financiële activa die noch vervallen zijn, noch een waardevermindering hebben ondergaan

    miljoen EUR

    31.12.2014

    31.12.2013

    Beschik-baar voor verkoop

    Leningen en vorderingen

    Contanten

    Totaal

    Beschik-baar voor verkoop

    Leningen en vorderingen

    Contanten

    Totaal

    Tegenpartijen met externe kredietrating

    Prime and high grade

    7 511

    2 951

    13 947

    24 409

    6 226

    4 779

    7 121

    18 126

    Upper medium grade

    359

    25 045

    2 932

    28 335

    138

    209

    1 760

    2 107

    Lower medium grade

    347

    6 001

    301

    6 649

    322

    31 889

    284

    32 495

    Non-investment grade

    42

    28 191

    317

    28 550

    57

    26 786

    256

    27 099

    Totaal

    8 259

    62 188

    17 497

    87 944

    6 743

    63 663

    9 421

    79 827

    Tegenpartijen zonder externe kredietrating

    Groep 1

    -

    4 488

    48

    4 537

    3 771

    89

    3 860

    Groep 2

    136

    136

    137

    137

    Totaal

    4 624

    48

    4 673

    3 908

    89

    3 997

    Totaal

    8 259

    66 812

    17 545

    92 616

    6 743

    67 571

    9 510

    83 824

    In bovenstaande tabel zijn voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van eigenvermogensinstrumenten zonder externe kredietrating niet meegenomen. De vier hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingcategorieën van externe ratingagentschappen en hebben betrekking op:

    Prime en high grade: Moody P-1, Aaa – Aa3; S&P A-1+, A-1, AAA – AA -; Fitch F1+, F1, AAA – AA-

    Upper medium grade: Moody P-2, A1 – A3; S&P A-2, A+ - A-; Fitch F2, A+ - A-

    Lower medium grade: Moody P-3, Baa1 – Baa3, S&P A-3, BBB+ - BBB-; Fitch F-3, BBBB+ - BBB-

    Non-investment grade: Moody not prime, Ba1 – C; S&P B, C, BB+ - D; Fitch B, C, BB+ - D

    De EU gebruikt deze ratingcategorieën van externe agentschappen voornamelijk als referentie voor financiële instrumenten en commerciële banken, maar kan de bedragen na haar eigen analyse van individuele gevallen ook in een van de bovengenoemde risicocategorieën houden, ook al heeft een van de bovengenoemde ratingagentschappen de rating van de desbetreffende tegenpartij verlaagd. Wat de tegenpartijen zonder rating betreft, heeft groep 1 betrekking op debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden en groep 2 op debiteuren met wanbetalingen in het verleden.

    De hierboven weergegeven bedragen onder "leningen en vorderingen", ingedeeld in "non-investment grade", hebben voornamelijk betrekking op financieel steunkrediet van de Commissie aan lidstaten in financiële moeilijkheden en vorderingen op bepaalde lidstaten op basis van het eigenmiddelenbesluit of een andere rechtsgrondslag. Het bedrag onder "Contanten" heeft betrekking op bij de schatkist of in de centrale banken van de lidstaten geopende eigenmiddelenrekeningen om de eigenmiddelenbijdragen aan te houden zoals voorzien in de verordening. De Commissie mag slechts geld van deze rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen als gevolg van de uitvoering van de begroting te voldoen.

    Leningactiviteiten

    De blootstelling aan kredietrisico wordt in de eerste plaats beheerd door garanties van landen te krijgen in het geval van Euratom, dan via het Garantiefonds (MFB en Euratom), dan via de mogelijkheid de nodige middelen te onttrekken uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten en uiteindelijk via de begroting van de EU. In de eigenmiddelenwetgeving is het plafond voor betalingen van eigen middelen vastgesteld op 1,23 % van het bni van de lidstaten en in 2014 werd 1,06 % daadwerkelijk gebruikt om betalingskredieten te dekken. Dit betekent dat er op 31 december 2014 een beschikbare marge van 0,17 % bestond om deze garantie te dekken. Het Garantiefonds voor externe leningen werd in 1994 ingesteld ter dekking van risico's van wanbetaling in verband met opgenomen leningen waaruit leningen aan landen buiten de EU worden gefinancierd. In elk geval wordt de blootstelling aan kredietrisico verminderd doordat een beroep kan worden gedaan op de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten naast de activa op die rekeningen wanneer een schuldenaar een verschuldigd bedrag niet volledig kan terugbetalen. Hiervoor mag de EU een beroep doen op alle lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd.

    Wat de kasmiddelen betreft, moeten de richtsnoeren inzake de keuze van de tegenpartijen worden toegepast. De operationele eenheid zal daarom alleen overeenkomsten kunnen sluiten met in aanmerking komende banken, die als tegenpartij over voldoende limieten beschikken.

    Kasverrichtingen

    De meeste kasmiddelen van de Commissie worden conform Verordening nr. 1150/2000 van de Raad aangehouden op rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen (eigen middelen). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het risico bij de lidstaten ligt. Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijke saldo aangehouden, in verhouding tot het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanuit die rekening worden verricht. Daarom zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend zeer laag (gemiddeld tussen 1 miljoen EUR en 20 miljoen EUR, gespreid over meer dan 20 rekeningen). Hierdoor wordt de Commissie hier slechts in beperkte mate blootgesteld aan kredietrisico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van het dagelijkse totaal van de kasmiddelensaldi, dat in 2014 fluctueert tussen 100 miljoen EUR en 34 miljard EUR, en in het licht van het totale bedrag van de betalingen die in 2014 zijn verricht, dat gelijk is aan 142 miljard EUR.

    Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het kredietrisico waaraan de Commissie is blootgesteld, nog verder te minimaliseren:

    -alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een kortetermijnrating beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig. In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating;

    -de kredietrating van de commerciële banken waarbij de Commissie rekeningen heeft, wordt dagelijks bekeken. Naar aanleiding van de financiële crisis werden strengere toezichtsmaatregelen en dagelijkse controles van de ratings van commerciële banken ingevoerd, die gedurende 2014 van toepassing bleven;

    -in delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.

    Geldboeten

    Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's

    De banken die deposito’s houden voor de vóór 2010 ontvangen voorlopig geïnde geldboeten worden geselecteerd in een aanbestedingsprocedure volgens het risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst.

    Voor commerciële banken die specifiek zijn geselecteerd voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten geldt als algemene regel een minimale langetermijnrating A (S&P of gelijkwaardig) en een minimale kortetermijnrating A-1 (S&P of gelijkwaardig). Er gelden specifieke maatregelen ingeval de rating van de banken in die groep wordt verlaagd. Daarnaast is het bedrag dat bij elke bank wordt gedeponeerd beperkt tot een bepaald percentage van haar eigen middelen, dat varieert volgens het ratingniveau van elke instelling. Bij de berekening van die limieten wordt ook rekening gehouden met de uitstaande garanties die diezelfde instelling aan de Commissie heeft verstrekt. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

    Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

    Voor de beleggingen uit voorlopig geïnde boeten houdt de Commissie rekening met een kredietrisico, dat wil zeggen het risico dat een tegenpartij niet in staat zal zijn haar betalingsverplichtingen volledig na te komen. De blootstelling is het grootst op Frankrijk en Duitsland, die respectievelijk 43 % en 27 % van de totale nominale waarde van de portefeuille uitmaken.

    Bankgaranties

    Er zijn ook voor aanzienlijke bedragen aan garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan ondernemingen die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.2). De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. In 2012 is het risicobeheerbeleid bij de aanvaarding van dergelijke garanties herzien en zijn er in het licht van de huidige financiële omgeving in de EU nieuwe eisen in verband met de kredietrating en beperkingen van het percentage per tegenpartij (volgens de eigen middelen van elke tegenpartij) vastgesteld. Op die manier blijft de Commissie zich verzekeren van een hoge kredietkwaliteit. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.



    Garantiefonds

    Overeenkomstig de tussen de EU en de EIB gesloten overeenkomst betreffende het beheer van het Garantiefonds dienen alle interbancaire beleggingen minimaal een rating P-1 van Moody's of gelijkwaardig te hebben. Op 31 december 2014 waren bij dergelijke tegenpartijen vastetermijndeposito's gedaan ten belope van 147 miljoen EUR (2013: 151 miljoen EUR).

     

    62.4.Liquiditeitsrisico

    Looptijdanalyse van de financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

    miljoen EUR

    < 1 jaar

    1-5 jaar

    > 5 jaar

    Totaal

    Leningen

    8 727

    15 386

    34 357

    58 470

    Financiëleleaseschulden

    81

    366

    1 309

    1 755

    Schulden

    43 180

    43 180

    Overige

    20

    97

    336

    454

    Totaal op 31.12.2014

    52 008

    15 849

    36 002

    103 859

    Leningen

    3 065

    21 454

    32 699

    57 218

    Financiëleleaseschulden

    82

    353

    1 403

    1 838

    Schulden

    36 213

    36 213

    Overige

    17

    84

    375

    477

    Totaal op 31.12.2013

    39 377

    21 891

    34 477

    95 746

    Leningactiviteiten

    Het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit leningactiviteiten wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden (back-to-backverrichtingen). Voor MFB en Euratom dient het Garantiefonds als liquiditeitsreserve (of vangnet) ingeval de leners niet of laattijdig betalen. Voor het betalingsbalansmechanisme voorziet Verordening nr. 431/2009 in een procedure die voldoende tijd laat om middelen uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten te mobiliseren. Voor het EFSM voorziet Verordening nr. 407/2010 van de Raad in een soortgelijke procedure.

    Kasverrichtingen

    De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches, terwijl de betalingen tot op zekere hoogte seizoensgebonden zijn. Verder worden de bijdragen van de lidstaten in verband met (gewijzigde) begrotingen die na de 16e van een bepaalde maand (N) zijn goedgekeurd, overeenkomstig Verordening nr. 1150/2000 van de Raad (eigenmiddelenverordening) pas in maand N+2 ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn. Om ervoor te zorgen dat in elke maand de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de uit te voeren betalingen te dekken, worden procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Onder bepaalde voorwaarden en tot op zekere hoogte kunnen eigen middelen of aanvullende financiering vroegtijdig bij de lidstaten worden afgeroepen. Omdat de uitgaven seizoensgebonden zijn en er de voorbije jaren globale budgettaire beperkingen zijn, moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar meer van nabij worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.

    Garantiefonds

    Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. Het fonds moet minstens 100 miljoen EUR in portefeuille houden met een looptijd van minder dan 12 maanden, die in monetaire instrumenten moeten worden belegd. Op 31 december 2014 beliepen deze beleggingen inclusief geldmiddelen 148 miljoen EUR. Voorts moet minstens 20 % van de nominale waarde van het fonds bestaan uit monetaire instrumenten, obligaties met vaste rentevoet met een resterende looptijd van minder dan een jaar en obligaties met variabele rentevoet. Op 31 december 2014 bedroeg dit aandeel 49 %.

     

    63.INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

    63.1.VERBONDEN PARTIJEN

    De verbonden partijen van de EU zijn de andere geconsolideerde EU-entiteiten en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.

    63.2.RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

    Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, werden deze in vijf categorieën onderverdeeld:

    Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Hof van Justitie.

    Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.

    Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht van eerste aanleg, de voorzitter en de leden van het Gerecht voor ambtenarenzaken, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

    Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Rekenkamer.

    Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen.

    Hieronder wordt een overzicht van hun rechten gegeven. Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn beschreven. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.

    GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

     

    EUR

    Rechten (per personeelslid)

    Categorie 1

    Categorie 2

    Categorie 3

    Categorie 4

    Categorie 5

    Basissalaris (per maand)

    25 352

    22 964

    18 371

    19 840

    11 775

    - 23 882

    - 20 667

    - 21 126

    - 18 518

    Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage

    15 %

    15 %

    15 %

    15 %

    0-4%-16%

    Gezinstoelagen:

    Kostwinnerstoelage (% salaris)

    2% + 171,88

    2% + 171,88

    2% + 171,88

    2% + 171,88

    2% + 171,88

    Kindertoelage

    375,59

    375,59

    375,59

    375,59

    375,59

    Voorschoolse toelage

    91,75

    91,75

    91,75

    91,75

    91,75

    Schooltoelage of

    254,83

    254,83

    254,83

    254,83

    254,83

    schooltoelage buiten standplaats

    509,66

    509,66

    509,66

    509,66

    509,66

    Voorzitterstoelage

    n.v.t.

    n.v.t.

    554,17 - 607,71

    n.v.t.

    n.v.t.

    Representatietoelage

    1 418,07

    0 - 911,38

    554,17 - 607,71

    n.v.t.

    n.v.t.

    Jaarlijkse reiskosten

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    Overdrachten naar lidstaten:

    Schooltoelage*

    Ja

    Ja

    Ja

    Ja

    Ja

    % salaris*

    5 %

    5 %

    5 %

    5 %

    5 %

    % salaris zonder correctiecoëfficiënt

    max. 25%

    max. 25%

    max. 25%

    max. 25%

    max. 25%

    Representatiekosten

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    n.v.t.

    n.v.t.

    Ambtsaanvaarding:

    Inrichtingskosten

    50 703,52

    45 927,10

    36 741,68

    39 681,02

    terugbetaald

    - 47 764,18

    - 41 334,40

    - 42 252,94

    Reiskosten familie

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    Verhuiskosten

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    Ambtsneerlegging:

    Inrichtingskosten

    25 352

    22 964

    18 371

    19 840

    terugbetaald

    - 23 882

    - 20 667

    - 21 126

    Reiskosten familie

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    Verhuiskosten

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    Overbrugging (% salaris)**

    40% - 65%

    40% - 65%

    40% - 65%

    40% - 65%

    n.v.t.

    Ziektekostenverzekering

    Gedekt

    Gedekt

    Gedekt

    Gedekt

    Gedekt

    Pensioen (% salaris, vóór belastingen)

    max. 70 %

    max. 70 %

    max. 70 %

    max. 70 %

    max. 70 %

    Inhoudingen:

    Belasting op salaris

    8 % - 45 %

    8 % - 45 %

    8 % - 45 %

    8 % - 45 %

    8 % - 45 %

    Ziektekostenverzekering (% salaris)

    1,7 %

    1,7 %

    1,7 %

    1,7 %

    1,7 %

    Speciale heffing op salaris

    7 %

    7 %

    7 %

    7 %

    6-7 %

    Pensioenbijdrage

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    10,9-10,1 %***

    Aantal personen aan het einde van het jaar

    3

    8

    93

    28

    112

    * Met toepassing van de correctiecoëfficiënt.

    ** Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.

    * * * 10,9 % voor het eerste halfjaar van 2014 en 10,1 % voor het tweede halfjaar van 2014.

     

    64.GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

    Op de datum van ondertekening van deze rekeningen zijn er geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de rekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruikgemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.

     

    65.CONSOLIDATIEBEREIK

    A. ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (52)

    1. Instellingen en raadgevende organen (11)

    Europees Parlement

    Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

    Europese Raad

    Europees Economisch en Sociaal Comité

    Europese Commissie

    Europese Ombudsman

    Comité van de Regio's

    Europese Rekenkamer

    Hof van Justitie van de Europese Unie

    Raad van de Europese Unie

    Europese Dienst voor extern optreden

    2. EU-agentschappen (39)

    2.1. Uitvoerende agentschappen (6)

    Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur

    Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen

    Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding

    Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken

    Uitvoerend Agentschap Onderzoek

    Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

    2.2 Gedecentraliseerde agentschappen (33)

    Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

    Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

    Europees Geneesmiddelenbureau

    Europees Spoorwegbureau

    Europees GNSS-Agentschap

    Communautair Bureau voor plantenrassen

    Europees Agentschap voor chemische stoffen

    Europees Bureau voor visserijcontrole

    Fusion for Energy (Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie)

    Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

    Eurojust

    Europese Politieacademie (Cepol)

    Europees Genderinstituut

    Europese Politiedienst (Europol)

    Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

    Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

    Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding

    Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging

    Europees Milieuagentschap

    Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

    Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

    Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

    Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

    Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

    Europese Bankautoriteit

    Europese Autoriteit voor effecten en markten

    Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

    Europese Stichting voor opleiding

    Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

    Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

    Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

    Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

    EU-LISA (Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht)

    3. Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2)

    Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie)

    Europees Instituut voor innovatie en technologie

    B. GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN (7)

    Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie (ITER)

    Gemeenschappelijke onderneming Galileo in liquidatie

    Gemeenschappelijke onderneming Sesar

    Gemeenschappelijke onderneming voor het initiatief inzake IMI2

    Gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof 2

    Gemeenschappelijke onderneming Ecsel

    Gezamenlijke onderneming Clean Sky 2

    C. GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1)

    Europees Investeringsfonds

    *    De gemeenschappelijke onderneming Ecsel is het resultaat van een samenvoeging van de gemeenschappelijke ondernemingen Artemis en Eniac die tijdens het begrotingsjaar 2014 heeft plaatsgevonden.

     

    EUROPESE UNIE

    BEGROTINGSJAAR 2014

    SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ

    Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

    INHOUDSOPGAVE

    EU-BEGROTINGSRESULTAAT    

    AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT    

    STAAT VAN VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN    

    TOELICHTINGEN BIJ DE SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING    

    1.    DE EU-BEGROTINGSCYCLUS    

    1.1.    MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020    

    1.2.    BELEIDSTERREINEN    

    1.3.    JAARLIJKSE BEGROTING    

    2.    TOELICHTINGEN BIJ HET BEGROTINGSRESULTAAT VAN DE EU    

    2.1.    BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT    

    2.2.    UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2014    

    3.    TOELICHTINGEN BIJ DE AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT    

    4.    UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING    

    4.1.    OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING    

    4.2.    UITVOERING VAN ONTVANGSTEN    

    5.    UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING    

    5.1.    MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN    

    5.2.    MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN    

    5.3.    MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN AAN DE HAND    

    5.4.    MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)    

    5.5.    MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) NAAR JAAR VAN OORSPRONG    

    5.6.    BELEIDSGEBIED: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN    

    5.7.    BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN    

    5.8.    BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN AAN DE HAND    

    5.9.    BELEIDSGEBIED: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN    

    5.10.    BELEIDSGEBIED: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) NAAR JAAR VAN OORSPRONG    

    5.11.    UITVOERING VAN DE UITGAVEN IN 2014    

    6.    UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE INSTELLINGEN EN AGENTSCHAPPEN    

    6.1.    INSTELLINGEN: OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING    

    6.2.    INSTELLINGEN: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN    

    6.3.    INKOMSTEN AGENTSCHAP: BEGROTINGSRAMINGEN, VASTGESTELDE RECHTEN EN ONTVANGEN BEDRAGEN    

    6.4.    VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP    

    6.5.    BEGROTINGSRESULTAAT MET INBEGRIP VAN DE AGENTSCHAPPEN    

    EU-BEGROTINGSRESULTAAT

    miljoen EUR

    Toelichting

    2014

    2013

    Ontvangsten van het begrotingsjaar

    4.1

    143 940

    149 504

    Betalingen uit de begrotingskredieten van het lopende jaar

    5.3

    (141 193)

    (147 567)

    Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten

    (1 787)

    (1 329)

    Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1

    25

    34

    Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten

    336

    403

    Wisselkoersverschillen voor het jaar

    110

    (42)

    Begrotingsresultaat*

    2.2

    1 432

    1 002

    * Waarvan de EVA goed is voor (3) miljoen EUR in 2014 en (4) miljoen EUR in 2013.

     

    AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT

    miljoen EUR

    2014

    2013

    ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

    (11 280)

    (4 365)

    Ontvangsten

    Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn

    (6 573)

    (2 071)

    Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn

    4 809

    3 357

    Toegerekende baten (netto)

    (4 877)

    (134)

    Uitgaven

    Toegerekende uitgaven (netto)

    9 223

    3 216

    Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar

    (821)

    (1 123)

    Netto-effect voorfinanciering

    457

    (902)

    Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar

    (1 979)

    (1 528)

    Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-bestede betalingskredieten

    1 858

    1 538

    Mutaties in voorzieningen

    12 164

    4 136

    Overige

    (1 719)

    (1 027)

    Economisch resultaat agentschappen en EGKS

    170

    (93)

    BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR

    1 432

    1 002

    Zie toelichting 3 voor meer uitleg over de afstemming van het economisch resultaat op het begrotingresultaat.

     

    STAAT VAN VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN

    BEGROTINGSONTVANGSTEN

    miljoen EUR

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen

    Definitief goedgekeurde begroting

    Ontvangsten

    1.

    Eigen middelen

    133 960

    (5 572)

    128 388

    128 867

    waarvan douanerechten

    16 186

    (12)

    16 174

    16 499

    waarvan btw

    17 882

    (192)

    17 690

    17 746

    waarvan bni

    99 767

    (5 154)

    94 614

    94 863

    3.

    Overschotten, saldi en aanpassingen

    5 101

    5 101

    5 100

    4.

    Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie

    1 275

    1 275

    1 251

    5.

    Ontvangsten voortvloeiende uit de administratieve werking van de instellingen

    54

    54

    578

    6.

    Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de Unie

    60

    60

    3 225

    7.

    Achterstandsrente en geldboeten

    123

    3 850

    3 973

    4 607

    8.

    Opgenomen en verstrekte leningen

    2

    151

    153

    297

    9.

    Diverse ontvangsten

    30

    30

    15

    Totaal

    135 505

    3 530

    139 034

    143 940

    Zie toelichting 4 voor meer informatie over de uitvoering van de ontvangsten in 2014.

    BEGROTINGSUITGAVEN: VASTLEGGINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

    miljoen EUR

    Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen en overdrachten

    Definitief goedge-keurde begroting

    Aan-vullende kredieten*

    Totaal beschikbare kredieten

    Gedane vastleggingen

    1.

    Slimme en inclusieve groei

    63 986

    63 986

    3 625

    67 611

    45 972

    1a. Concurrentievermogen voor groei en banen

    16 484

    16 484

    2 645

    19 129

    18 018

    1b. Economische, sociale en territoriale samenhang

    47 502

    47 502

    980

    48 482

    27 954

    2.

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    59 267

    (76)

    59 191

    2 105

    61 296

    48 263

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    43 778

    43 778

    1 724

    45 502

    44 293

    3.

    Veiligheid en burgerschap

    2 172

    2 172

    84

    2 256

    1 507

    4.

    Europa als wereldspeler

    8 325

    98

    8 423

    577

    9 000

    8 489

    5.

    Administratie

    8 405

    (1)

    8 405

    766

    9 171

    8 884

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    3 532

    (0)

    3 531

    400

    3 931

    3 789

    6.

    Compensaties

    29

    29

    29

    29

    8.

    Negatieve reserve

    9.

    Speciale instrumenten

    456

    29

    485

    92

    577

    64

    Totaal

    142 640

    50

    142 690

    7 249

    149 939

    113 208

    * De aanvullende kredieten bevatten kredieten die zijn overgedragen van vorig jaar, bestemmingsontvangsten en kredieten die als gevolg van vrijmakingen beschikbaar komen.



    BEGROTINGSUITGAVEN: BETALINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

    miljoen EUR

    Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen en overdrachten

    Definitief goed-gekeurde begroting

    Aan-vullende kredieten*

    Totaal beschikbare kredieten

    Gedane betalingen

    1.

    Slimme en inclusieve groei

    62 393

    3 470

    65 863

    3 836

    69 699

    67 683

    1a. Concurrentievermogen voor groei en banen

    11 441

    415

    11 857

    3 451

    15 308

    13 331

    1b. Economische, sociale en territoriale samenhang

    50 951

    3 055

    54 006

    385

    54 392

    54 352

    2.

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    56 459

    (500)

    55 959

    2 003

    57 962

    56 584

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    43 777

    (1)

    43 776

    1 738

    45 514

    44 287

    3.

    Veiligheid en burgerschap

    1 677

    (17)

    1 660

    88

    1 747

    1 711

    4.

    Europa als wereldspeler

    6 191

    734

    6 925

    556

    7 481

    7 206

    5.

    Administratie

    8 406

    0

    8 406

    1 634

    10 040

    8 819

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    3 532

    (0)

    3 531

    944

    4 475

    3 729

    6.

    Compensaties

    29

    29

    29

    29

    8.

    Negatieve reserve

    9.

    Speciale instrumenten

    350

    (157)

    193

    344

    536

    465

    Totaal

    135 505

    3 530

    139 034

    8 460

    147 495

    142 497

    * De aanvullende kredieten bevatten kredieten die zijn overgedragen van vorig jaar, bestemmingsontvangsten en kredieten die als gevolg van vrijmakingen beschikbaar komen.

    Zie voor meer informatie over de uitvoering van de uitgaven in 2014 toelichting 5 en voor de uitleg hierover toelichting 5.11.

     

    TOELICHTINGEN BIJ DE SAMENGEVOEGDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

    1.DE EU-BEGROTINGSCYCLUS

    De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. De algemene begroting, het voornaamste instrument van het financiële beleid van de Unie, is het besluit waarbij elk jaar de ontvangsten en uitgaven van de Unie worden geraamd en toegestaan. In overeenstemming met het FR zijn er twee belangrijke onderdelen: het meerjarig financieel kader (MFK), waarin de belangrijkste maxima voor een periode van 7 jaar zijn vastgesteld, en de jaarlijkse begrotingsprocedure.

    1.1.MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020

    miljoen EUR

    2014

    2015

    2016

    2017

    2018

    2019

    2020

    Totaal

    1. Slimme en inclusieve groei

    63 973

    66 813

    69 304

    72 342

    75 271

    78 752

    82 466

    508 921

    1a. Concurrentievermogen voor groei en banen

    16 560

    17 666

    18 467

    19 925

    21 239

    23 082

    25 191

    142 130

    1b. Economische, sociale en territoriale samenhang

    47 413

    49 147

    50 837

    52 417

    54 032

    55 670

    57 275

    366 791

    2. Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    59 303

    59 599

    59 909

    60 191

    60 267

    60 344

    60 421

    420 034

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    43 779

    44 313

    44 624

    44 859

    44 885

    44 912

    44 937

    312 309

    3. Veiligheid en burgerschap

    2 179

    2 246

    2 378

    2 514

    2 656

    2 801

    2 951

    17 725

    4. Europa als wereldspeler

    8 335

    8 749

    9 143

    9 432

    9 825

    10 268

    10 510

    66 262

    5. Administratie

    8 721

    9 076

    9 483

    9 918

    10 346

    10 786

    11 254

    69 584

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    7 056

    7 351

    7 679

    8 007

    8 360

    8 700

    9 071

    56 224

    6. Compensaties

    29

    29

    Vastleggingskredieten:

    142 540

    146 483

    150 217

    154 397

    158 365

    162 951

    167 602

    1 082 555

    Totaal betalingskredieten:

    135 866

    141 901

    144 685

    142 771

    149 074

    153 362

    156 295

    1 023 954

    In de bovenstaande tabel worden de maxima van het MFK tegen de huidige prijzen getoond. 2014 was het eerste begrotingsjaar waarop het nieuwe MFK voor de periode 2014-2020 betrekking had. Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2014 bedroeg 142 540 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 1,06 % van het bni, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 135 866 miljoen EUR, oftewel 1,01 % van het bni.

    Voor het MFK 2014-2020 zijn nieuwe flexibiliteitsbepalingen afgesproken. Een van die nieuwe bepalingen is de mogelijkheid om (in uitzonderlijke omstandigheden) van de marge voor onvoorziene uitgaven gebruik te maken. Op die manier kan voor een bepaald jaar gebruik worden gemaakt van kredieten boven de maxima, met de daarbij behorende verminderingen in andere jaren om het totale bedrag aan betalingen en vastleggingskredieten over de gehele periode 2014-2020 niet te laten stijgen. De marge voor onvoorziene uitgaven is in 2014 gebruikt om in 3 168 miljoen EUR aan betalingskredieten boven het betalingsplafond voor 2014 te kunnen voorzien.

    De herprogrammering van niet-bestede vastleggingskredieten in 2014 voor 2015 en 2016 (overeenkomstig artikel 19 MFK) is in april 2015 goedgekeurd met een herziening van de MFK-maxima en de daarmee verband houdende gewijzigde begroting voor 2015. Dit had in 2015 vooral gevolg voor rubriek 1b (11,2 miljard EUR) en rubriek 2 (5 miljard EUR), en in 2016 had de belangrijkste wijziging betrekking op rubriek 2 (4,4 miljard EUR).

    Hieronder wordt uitleg gegeven over de verschillende rubrieken van het MFK:

    Rubriek 1 - Slimme en inclusieve groei

    Deze rubriek is onderverdeeld in twee afzonderlijke, maar onderling afhankelijke componenten:

    concurrentiekracht ter bevordering van groei en banen, die uitgaven bevat voor onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, sociaal beleid, de interne markt en bijbehorende beleidslijnen;

    economische, sociale en territoriale samenhang, bedoeld om de convergentie van de minst ontwikkelde lidstaten en regio's te verhogen, om de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling buiten de minder welvarende regio's aan te vullen en om de interregionale samenwerking te steunen.

    Rubriek 2 – Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    Rubriek 2 omvat gemeenschappelijke beleidslijnen voor landbouw en visserij, maatregelen voor plattelandsontwikkeling en milieu, meer bepaald Natura 2000.

    Rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap

    Rubriek 3 (veiligheid en burgerschap) weerspiegelt het groeiend belang dat wordt gehecht aan bepaalde domeinen waarin de EU nieuwe opdrachten heeft gekregen, meer bepaald justitie en binnenlandse zaken, bescherming van de grenzen, immigratie- en asielbeleid, gezondheidszorg en consumentenbescherming, cultuur, jeugd, informatie en de dialoog met de burgers.

    Rubriek 4 - Europa als wereldspeler

    Rubriek 4 heeft betrekking op alle externe maatregelen, inclusief ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, pretoetredings- en nabuurschapsinstrumenten. Het EOF maakt geen deel uit van de EU-begroting en evenmin van het MFK.

    Rubriek 5 — Administratie

    Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven van alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen. Voor de andere instellingen dan de Commissie vormen de administratieve uitgaven al hun uitgaven.

    Rubriek 6 — Compensaties

    Overeenkomstig het politieke akkoord dat nieuwe lidstaten helemaal aan het begin van hun lidmaatschap geen nettobetalers aan de begroting zouden worden, is hiervoor in deze rubriek voorzien in een compensatie. Dit bedrag zal beschikbaar worden gesteld via overschrijvingen om hun begrotingsontvangsten en -bijdragen in evenwicht te brengen.

    1.2.BELEIDSTERREINEN

    Als onderdeel van het activiteitsgestuurd beheer (activity based management, afgekort ABM) voert de Commissie voor haar plannings- en beheersprocessen de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB) in. Het gaat daarbij om een begrotingsstructuur waarin de begrotingstitels overeenkomen met beleidsterreinen en de begrotingshoofdstukken met activiteiten. Met de activiteitsgestuurde begroting wordt beoogd een duidelijk kader te verschaffen voor de omzetting van de beleidsdoelstellingen van de Commissie in acties door wetgeving, door financiële middelen of door andere middelen van openbaar beleid. Door alles wat de Commissie doet te structureren in termen van activiteiten, wordt een duidelijk beeld gegeven van wat de Commissie onderneemt en tegelijkertijd een gemeenschappelijk kader geboden voor de vaststelling van prioriteiten. In de begrotingsprocedure worden middelen toegewezen aan prioriteiten, waarbij de activiteiten worden gebruikt als de bouwstenen voor budgetteringsdoeleinden. Door een verband te leggen tussen activiteiten en de aan deze activiteiten toegewezen middelen wordt met de activiteitsgestuurde begroting getracht binnen de Commissie de efficiëntie en de doeltreffendheid bij het gebruik van de middelen te verhogen.

    Een beleidsterrein kan worden gedefinieerd als een homogene groep activiteiten die een onderdeel van de werkzaamheden van de Commissie vormt, wat van belang is voor het besluitvormingsproces. Elk beleidsterrein stemt doorgaans met een directoraat-generaal overeen en omvat gemiddeld ongeveer zes of zeven afzonderlijke activiteiten. Bij de meeste van deze beleidsterreinen gaat het om activiteiten ten behoeve van derden. De beleidsbegroting wordt aangevuld met de nodige administratieve uitgaven voor elk beleidsterrein.

    1.3.JAARLIJKSE BEGROTING

    Elk jaar maakt de Commissie voor het komende jaar een raming op van de ontvangsten en uitgaven van alle instellingen en stelt zij een ontwerpbegroting op die zij bij de begrotingsautoriteit indient. Op basis van deze ontwerpbegroting stelt de Raad zijn standpunt vast, waarover de twee takken van de begrotingsautoriteit vervolgens onderhandelen. De vaststelling van het gemeenschappelijk ontwerp wordt geconstateerd door de voorzitter van het Parlement, die daarmee de begroting uitvoerbaar maakt. De gewijzigde begrotingen worden in de loop van het jaar in kwestie goedgekeurd. De uitvoering van de begroting is een opdracht die vooral toevalt aan de Commissie.

    De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:

    vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over verschillende begrotingsjaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;

    betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.

    Herkomst van de kredieten

    De belangrijkste bron van kredieten is de goedgekeurde begroting van de Unie van het lopende jaar. Daarnaast bestaan nog andere soorten kredieten die voortvloeien uit de bepalingen van het Financieel Reglement. Het gaat om kredieten die afkomstig zijn van voorgaande begrotingsjaren of uit externe bronnen.

    Begrotingskredieten van de oorspronkelijk goedgekeurde begroting en de gewijzigde begrotingen

    Van vorig jaar overgedragen kredieten

    Bestemmingsontvangsten, bestaande uit terugbetalingen, EVA-kredieten, ontvangsten van derden/andere landen, werkzaamheden voor derden en wederopgevoerde kredieten na terugbetaling van voorschotten.

    Samenstelling van de totale beschikbare begroting

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting = kredieten goedgekeurd in jaar n–1;

    Gewijzigde goedgekeurde begrotingen;

    Aanvullende kredieten = bestemmingsontvangsten + van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten en na vrijmakingen wederopgevoerde kredieten.

     

    2.TOELICHTINGEN BIJ HET BEGROTINGSRESULTAAT VAN DE EU

    2.1.BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT

    Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd.

    De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.

    Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n–1 en 15 oktober n hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een later conformiteitsbesluit worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.

    Het begrotingsresultaat bestaat uit twee delen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de EER. Overeenkomstig artikel 15 van Verordening nr. 1150/2000 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:

    de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar en

    het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.

    Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:

    het nettobedrag dat voortvloeit uit de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;

    de ontwikkeling van bestemmingsontvangsten en

    de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en -verliezen.

    Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden uiteraard nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting 2014 en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting 2013. Wederopgevoerde kredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.

    De overgedragen betalingskredieten omvatten: overdrachten van rechtswege en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen toont de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.



    2.2.UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2014

    Begrotingsoverschot van 1,4 miljard EUR:

    Het overschot is voornamelijk terug te voeren op de ontvangstenzijde (1,2 miljard EUR), op overbesteding van douanerechten (0,5 miljard EUR) en op extra, niet in de begroting opgenomen boeten (0,6 miljard EUR);

    Het kleine overschot aan de uitgavenzijde (142 miljoen EUR) is hoofdzakelijk terug te voeren op de andere instellingen aangezien het uitvoeringspercentage van de Commissie vrijwel 100 % is;

    De resterende 110 miljoen EUR aan overschot is terug te voeren op wisselkoerswinsten.

    Ontvangsten:

    De ontvangsten, ten bedrage van 143,9 miljard EUR, vielen 4,9 miljard EUR hoger uit dan de definitief goedgekeurde begroting, voornamelijk als gevolg van de bestemmingsontvangsten onder de rubrieken 5 en 6 — zie tabel 4.1 hieronder;

    De ontvangsten uit geldboeten van 4,2 miljard EUR zijn gebruikt om de toegenomen behoefte aan betalingskredieten te financieren;

    Er was in 2014 sprake van een uitermate hoge herziening aan eigen middelen op basis van het bni (9,5 miljard EUR) voor de periode tot 2002. Dit had echter geen noemenswaardige invloed op de begrotingsontvangsten voor 2014 omdat de bedragen effectief zijn aangepast tussen de lidstaten (sommigen zullen terugbetalingen ontvangen, anderen zullen moeten betalen) en omdat de meeste bedragen bovendien tot 2015 zijn uitgesteld.

    Uitgaven:

    De initiële betalingskredieten (135,5 miljard EUR) waren uitzonderlijk laag: 6 % lager dan de definitief goedgekeurde begroting voor 2013. De gewijzigde begrotingen zorgden uiteindelijk voor een verhoging van de definitief goedgekeurde kredieten tot 139 miljoen EUR — zie tabel 5.1;

    Het totaal aan betalingen bedroeg 142,5 miljard EUR (2013: 148,5 miljard EUR) - zie tabel 5.3;

    De onderbesteding van betalingen (na overdrachten) is met 32 miljoen EUR een van de laagst genoteerde, waaruit blijkt hoe strikt de aan betalingskredieten opgelegde beperkingen zijn.

    Vastleggingen en RAL:

    De beschikbare vastleggingskredieten ten belope van 149,9 miljard EUR werden slechts toegepast op een algemeen niveau van 76 % en een groot bedrag aan kredieten werd overgedragen of geherprogrammeerd naar 2015 — zie tabel 5.2;

    De nog betaalbaar te stellen vastleggingen ("RAL") zijn aanzienlijk gedaald van 222,4 miljard EUR eind 2013 tot 189,6 miljard EUR eind 2014 — zie tabel 5.9. Dit weerspiegelt het lage uitvoeringspercentage van de vastleggingen aan het begin van de nieuwe programmeringsperiode: als alle kredieten voor de nieuwe programma's in 2014 zouden zijn vastgelegd, dan waren de nog betaalbaar te stellen vastleggingen in 2014 op hetzelfde niveau gebleven als in 2013.

    In het verslag over het begrotings- en financieel beheer – Begrotingsjaar 2014 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het meerjarig financieel kader afzonderlijk), is een gedetailleerde analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.

     

    3.TOELICHTINGEN BIJ DE AFSTEMMING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT OP HET BEGROTINGSRESULTAAT

    In overeenstemming met het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis, terwijl het begrotingsresultaat op het gewijzigdekasbeginsel wordt gebaseerd. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd.

    Afstemmingsposten — Ontvangsten

    De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd zijn ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.

    De netto toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit toegerekende baten voor de landbouw, eigen middelen en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

    Afstemmingsposten — Uitgaven

    De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Hoewel toegerekende uitgaven niet als begrotingsuitgaven worden beschouwd, maken de betalingen die in het lopende jaar zijn verricht in verband met facturen die in vorige jaren zijn geboekt, wel deel uit van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar.

    Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de goedkeuring van de voorfinancieringen die in het lopende jaar of in vorige jaren werden betaald ten gevolge de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

    Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 15 van Verordening nr. 1150/2000). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.

    De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen zijn verschillende elementen zoals de waardevermindering van activa, de aankoop van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële participaties, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.

     

    4.UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

     

    4.1.OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

    miljoen EUR

    Titel

    Begrotingskredieten

    Vastgestelde rechten

    Ontvangsten

    Ontvangsten als

    Nog te ontvangen

    Oor-spronkelijk goedgekeurde begroting

    Definitief goedgekeurde begroting

    Lopend jaar

    Overgedragen

    Totaal

    Op rechten huidige jaar

    Op overgedragen rechten

    Totaal

    % van de begroting

    1.

    Eigen middelen

    133 960

    128 388

    128 853

    46

    128 899

    128 841

    25

    128 867

    100,37 %

    32

    3.

    Overschotten, saldi en aanpassingen

    5 101

    10 507

    10 507

    5 100

    5 100

    99,98 %

    5 407

    4.

    Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de unie

    1 275

    1 275

    1 248

    12

    1 260

    1 240

    11

    1 251

    98,14 %

    8

    5.

    Ontvangsten voortvloeiende uit de administratieve werking van de instellingen

    54

    54

    578

    21

    599

    563

    15

    578

    1075,46 %

    21

    6.

    Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de Unie

    60

    60

    3 267

    228

    3 496

    3 120

    105

    3 225

    5374,97 %

    271

    7.

    Achterstandsrente en geldboeten

    123

    3 973

    2 206

    10 416

    12 622

    1 131

    3 475

    4 607

    115,95 %

    8 016

    8.

    Opgenomen en verstrekte leningen

    2

    153

    46

    255

    301

    43

    254

    297

    193,72 %

    3

    9.

    Diverse ontvangsten

    30

    30

    15

    10

    25

    13

    2

    15

    50,01 %

    10

    Totaal

    135 505

    139 034

    146 721

    10 988

    157 709

    140 052

    3 888

    143 940

    103,53 %

    13 769

    miljoen EUR

    Detail titel 1: Eigen middelen

    Hoofdstuk

    Begrotingskredieten

    Vastgestelde rechten

    Ontvangsten

    Ontvangsten als

    Nog te ontvangen

    Oor-spronkelijk goedgekeurde begroting

    Definitief goedgekeurde begroting

    Lopend jaar

    Overgedragen

    Totaal

    Op rechten huidige jaar

    Op overgedragen rechten

    Totaal

    % van de begroting

    11.

    Suikerheffingen

    125

    (90)

    (69)

    (69)

    (69)

    (69)

    77,12 %

    12.

    Douanerechten

    16 186

    16 174

    16 485

    46

    16 531

    16 473

    25

    16 499

    102,01 %

    32

    13.

    Btw

    17 882

    17 690

    17 746

    17 746

    17 746

    17 746

    100,32 %

    14.

    Bni

    99 767

    94 614

    94 863

    94 863

    94 863

    94 863

    100,26 %

    15.

    Correctie van begrotingsonevenwichtigheden

    (172)

    (172)

    (172)

    (172)

    0,00 %

    Totaal

    133 960

    128 388

    128 853

    46

    128 899

    128 841

    25

    128 867

    100,37 %

    32

    miljoen EUR

    Detail titel 3: Overschotten, saldi en correcties op eigen middelen

    Hoofdstuk

    Begrotingskredieten

    Vastgestelde rechten

    Ontvangsten

    Ontvangsten als

    Nog te ontvangen

    Oor-spronkelijk goedgekeurde begroting

    Definitief goedgekeurde begroting

    Lopend jaar

    Overgedragen

    Totaal

    Op rechten huidige jaar

    Op overgedragen rechten

    Totaal

    % van de begroting

    30.

    Overschot van het voorgaande begrotingsjaar

    1 005

    1 005

    1 005

    1 005

    1 005

    100,00 %

    31.

    Btw-saldi

    (81)

    (284)

    (284)

    (79)

    (79)

    97,59 %

    (205)

    32.

    Bni-saldi

    4 176

    9 825

    9 825

    4 212

    4 212

    100,87 %

    5 613

    34.

    Aanpassing i.v.m. niet-participatie in het beleid inzake justitie en binnenlandse zaken

    (2)

    (2)

    (2)

    (2)

    0,00 %

    35.

    Correctie voor het Verenigd Koninkrijk – aanpassing

    (18)

    (18)

    (18)

    (18)

    0,00 %

    36.

    Correctie voor het Verenigd Koninkrijk - tussentijdse berekening

    (19)

    (19)

    (19)

    (19)

    0,00 %

    Totaal

    5 101

    10 507

    10 507

    5 100

    5 100

    99,98 %

    5 407

     

    4.2.UITVOERING VAN ONTVANGSTEN

    5.Overzicht van de ontvangsten in 2014

    Het bedrag van de vastleggingskredieten in de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting, die op 20 november 2013 door de voorzitter van het Europees Parlement werd ondertekend, werd vastgelegd op 135 505 miljoen EUR, voor 133 960 miljoen EUR uit eigen middelen te financieren. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast en die wijzigingen worden in gewijzigde begrotingen opgenomen. Wijzigingen in de eigenmiddelenbetalingen op basis van het bni garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.

    In 2014 werden zeven gewijzigde begrotingen goedgekeurd. Daarmee rekening gehouden bedroeg het totaal aan definitief goedgekeurde ontvangsten voor 2014 139 034 miljoen EUR. Die werden voor een totaal van 128 388 miljoen EUR (dus 5 572 miljoen EUR minder dan aanvankelijk geraamd) uit eigen middelen gefinancierd en voor de rest uit andere ontvangsten. De grotere behoefte aan financiering van betalingskredieten werd voornamelijk gedekt door inkomsten uit boeten. Bovendien zorgde het overschot van het vorige begrotingsjaar en de buitengewone inkomsten uit btw- en bni-aanpassingen van voorgaande jaren voor een aanzienlijke vermindering van de aanvullende bijdrage van het bni van de lidstaten.

    In de gewijzigde begrotingen nr. 2 en nr. 3/2014 waren voor in totaal 3 850 miljoen EUR aan aan ondernemingen opgelegde boeten en daarmee verband houdende rente opgenomen die bekend waren toen de dienovereenkomstige ontwerpen van gewijzigde begroting werden opgesteld. Op 31 december 2014 werden andere geldboeten definitief, ofwel na een definitief arrest ofwel omdat de ondernemingen geen beroep instelden tegen nieuwe besluiten inzake geldboeten.

    Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de EU belopen in totaal 3 225 miljoen EUR. De belangrijkste bedragen betreffen het ELFG en het Elfpo (en met name de goedkeuring van de rekeningen en onregelmatigheden), de deelname van derde landen aan onderzoeksprogramma's en andere bijdragen en terugbetalingen aan programma's/activiteiten van de EU. Een aanzienlijk deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat doorgaans aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten op de uitgavenzijde.

    Wat het resultaat van de eigen middelen betreft, lag de inning van traditionele eigen middelen dicht bij de geraamde bedragen. Dit komt voornamelijk doordat de begrotingsramingen werden gewijzigd bij het opstellen van gewijzigde begroting nr. 4/2014 (verlaging met 646 miljoen EUR volgens de nieuwe prognoses van het voorjaar 2014). Bij de gewijzigde begroting nr. 6/2014 werden de begrotingsramingen opnieuw gewijzigd om rekening te houden met het werkelijke ritme van inning. Ze werden daarom verhoogd met 420 miljoen EUR.

    De definitieve btw- en bni-betalingen van de lidstaten lagen ook dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het ogenblik waarop de lidstaten die geen deel uitmaken van de EMU, hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.

    De aanpassing in 2014 bevatte belangrijke herzieningen voor de bni die teruggingen tot 2002. Daarom was de aanpassing, voor een totaal van 9,5 miljard EUR voor alle EU-lidstaten, van ongekende omvang. Om het hoofd te bieden aan de buitengewone situatie, heeft de Raad op 18 december een voorstel van de Commissie (Verordening (EU, Euratom) nr. 1377/2014 van de Raad van 18 december 2014) goedgekeurd op grond waarvan de lidstaten onder strikte voorwaarden tot 1 september 2015 rentevrij uitstel van betaling kunnen verlenen. Dienovereenkomstig kozen zes lidstaten ervoor hun aanpassingen in 2015 te betalen. De uitgestelde betaling bedraagt 5,4 miljard EUR.

    Het bedrag van de te ontvangen eigen middelen houdt verband met gewijzigde begrotingen nummers 2 tot en met 7/2014, die op 17 december 2014 zijn goedgekeurd. Volgens artikel 10 van Verordening nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1) werden de opnames die overeenstemmen met de heraanpassingen van de bijdragen aan eigen middelen uitgevoerd op de eerste werkdag van februari 2015. De aanpassingen van de nationale bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting op basis van btw en bni vinden elk jaar op de eerste werkdag van december plaats.

    6.Ontvangsten uit eigen middelen

    De grote meerderheid van ontvangsten komt voort uit eigen middelen. Dit is vastgelegd in artikel 311 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat bepaalt: "De begroting wordt, onverminderd andere ontvangsten, volledig uit eigen middelen gefinancierd." Het grootste deel van de begrotingsuitgaven wordt uit de eigen middelen gefinancierd.

    De eigen middelen kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën:

    1)De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. Deze eigen middelen zijn verschuldigd door marktdeelnemers en worden geïnd door de lidstaten in naam van de EU. Toch behouden de lidstaten 25 % (20 % vanaf 2014) als vergoeding voor hun inningskosten. Douanerechten worden geheven op de invoer van producten die uit derde landen komen, tegen tarieven die gebaseerd zijn op het gemeenschappelijk douanetarief. Suikerheffingen worden door de suikerproducenten betaald om de uitvoerrestituties voor suiker te financieren. De traditionele eigen middelen zijn gewoonlijk goed voor circa 13 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.

    2)De eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) worden geheven op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die voor dit doel geharmoniseerd worden volgens de regels van de EU. Hetzelfde percentage wordt geheven op de geharmoniseerde grondslag van elke lidstaat. De btw-grondslag die in aanmerking dient te worden genomen, wordt echter afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat. De btw-middelen zijn gewoonlijk goed voor ongeveer 12 % van de ontvangsten uit eigen middelen.

    3)De bni-middelen worden gebruikt om de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht te brengen, d.w.z. om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt hetzelfde percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU. De bni-middelen zijn gewoonlijk goed voor ongeveer 75 % van de ontvangsten uit eigen middelen.

    De toewijzing van eigen middelen gebeurt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (EMB 2007). Voor de periode 2014-2020 is een nieuw besluit tot vaststelling van het systeem van eigen middelen van de EU vastgesteld (EMB 2014: Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad van 26 mei 2014). Het EMB 2014 treedt (naar verwachting begin 2016) in werking zodra het door alle lidstaten is geratificeerd volgens hun grondwettelijke voorschriften. Tot dan blijft het EMB 2007 geldig. Wanneer het besluit in werking treedt, zal er in het begrotingsjaar rekening worden gehouden met de terugwerkende effecten (het EMB 2014 is per 1 januari 2014 van toepassing).

    7.Traditionele eigen middelen

    Traditionele eigen middelen: elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van beide door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen.

    in de "normale" boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000: elk geïnd of gewaarborgd bedrag;

    in de "specifieke" boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.

    Voor de specifieke boekhouding zenden de lidstaten de Commissie een kwartaaloverzicht toe, met daarin:

    het saldo dat in het vorige kwartaal nog moest worden geïnd,

    de in het betrokken kwartaal geïnde bedragen,

    rectificaties van de grondslag (rectificaties/annuleringen) in het betrokken kwartaal,

    de geschrapte bedragen (die overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening nr. 1150/2000 niet ter beschikking kunnen worden gesteld),

    de in het betrokken kwartaal geïnde bedragen,

    het aan het eind van het betrokken kwartaal nog te innen saldo.

    Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of het door de lidstaat aangewezen orgaan. De lidstaten houden als inningskosten 25 % (20 % overeenkomstig het EMB 2014) van de traditionele eigen middelen in. De voorwaardelijke rechten op eigen middelen worden aangepast naargelang het waarschijnlijk is dat zij zullen worden geïnd.

    8.Bni- en btw-middelen

    De btw-middelen vloeien voort uit de toepassing van een voor alle lidstaten geldend uniform percentage op de geharmoniseerde btw-grondslag, die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder b), van het EMB 2007. Het uniforme percentage is vastgesteld op 0,30 %, met uitzondering van de periode 2007-2013, waarin het percentage was vastgesteld op 0,225 % voor Oostenrijk, 0,15 % voor Duitsland en 0,10 % voor Nederland en Zweden. De btw-grondslag wordt voor alle lidstaten afgetopt op 50 % van het bni. Volgens het EMB 2014 blijft het percentage op 0,3 %, met uitzondering van de periode 2014-20 waarin het percentage voor Duitsland, Nederland en Zweden op 0,15 % is vastgesteld

    De bni-middelen vormen een variabele middelenbron die tijdens een gegeven begrotingsjaar de ontvangsten moet leveren ter dekking van de uitgaven die boven het bedrag liggen dat is geïnd uit hoofde van traditionele eigen middelen, btw-middelen en diverse ontvangsten. De ontvangsten vloeien voort uit de toepassing van een uniform percentage op de som van de bni's van alle lidstaten. De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de btw- en bni-grondslagen die tijdens de opstelling van het ontwerp van begroting worden gemaakt. Die ramingen worden later bijgesteld. Dit gebeurt tijdens het betrokken begrotingsjaar via een gewijzigde begroting. De werkelijke gegevens met betrekking tot de btw- en bni-grondslagen zijn beschikbaar tijdens het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. De Commissie berekent de verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (bijgestelde) ramingen. Deze btw- en bni-saldi, die positief of negatief kunnen zijn, worden voor de eerste werkdag van december van het jaar dat volgt op het begrotingsjaar in kwestie door de Commissie bij de lidstaten afgeroepen. De Raad heeft op 18 december 2014 Verordening (EU, Euratom) nr. 1377/2014 vastgesteld, op grond waarvan de lidstaten de beschikbaarheid van de bedragen van btw- en bni-saldi kunnen uitstellen tot de eerste werkdag van september van het volgende jaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. De eerder berekende saldi worden dan aangepast en het verschil wordt tegelijk met de btw- en bni-saldi voor het vorige begrotingsjaar afgeroepen.

    Bij het verrichten van controles van btw-overzichten en bni-gegevens kan de Commissie tegen de lidstaten voorbehoud formuleren ten aanzien van bepaalde punten, die gevolgen kunnen hebben voor hun bijdragen aan eigen middelen. Die punten van voorbehoud kunnen bv. gebaseerd zijn op een gebrek aan aanvaardbare gegevens of de noodzaak een passende methodiek te ontwikkelen. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldi of via afzonderlijke afroepingen van middelen.

    9.VK-correctie

    Dit mechanisme vermindert de stortingen van eigen middelen van het Verenigd Koninkrijk in verhouding tot de "begrotingsonevenwichtigheid" ten nadele van dit land en vermeerdert de stortingen van eigen middelen van de andere lidstaten in dezelfde mate. Het mechanisme ter correctie van de begrotingsonevenwichtigheden ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk is ingesteld door de Europese Raad van Fontainebleau (juni 1984) en het daaruit voortvloeiende eigenmiddelenbesluit van 7 mei 1985. Het doel van dit mechanisme was de begrotingsonevenwichtigheid ten nadele van het Verenigd Koninkrijk te compenseren door een vermindering van de door dit land aan de EU af te dragen middelen. Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland dragen in mindere mate aan die correctie bij (beperkt tot een vierde van hun normale aandeel).

    10.Brutovermindering

    De Europese Raad van 15 en 16 december 2005 concludeerde dat Nederland en Zweden in de periode 2007-2013 brutoverminderingen in hun jaarlijkse bni-bijdragen zullen genieten. Het EMB 2007, dat deze conclusies weerspiegelt, voorziet erin dat de jaarlijkse bni-bijdrage van Nederland met een brutobedrag van 605 miljoen EUR en de jaarlijkse bni-bijdrage van Zweden met een brutobedrag van 150 miljoen EUR wordt verminderd, uitgedrukt in prijzen van 2004. De Europese Raad van 7-8 februari 2013 heeft besloten dat Denemarken, Nederland en Zweden uitsluitend voor de periode 2014-2020 in aanmerking komen voor een brutovermindering van hun jaarlijkse bijdrage op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) en dat Oostenrijk uitsluitend voor de periode 2014-2016 in aanmerking komt voor een brutovermindering van de jaarlijkse bni-bijdrage. Denemarken, Nederland en Zweden komen in aanmerking voor een brutovermindering van hun jaarlijkse bni-bijdrage ten belope van respectievelijk 130 miljoen EUR, 695 miljoen EUR en 185 miljoen EUR. Oostenrijk komt in aanmerking voor een brutovermindering van zijn jaarlijkse bni-bijdrage van 30 miljoen EUR in 2014, 20 miljoen EUR in 2015 en 10 miljoen EUR in 2016 (alle bedragen zijn uitgedrukt in prijzen van 2011). Deze bepalingen zijn opgenomen in het EMB 2014 en worden met terugwerkende kracht toegepast na de inwerkingtreding ervan.

     

    11.UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

     

    11.1.MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

    miljoen EUR

    Vastleggingskredieten

    Betalingskredieten

    Begrotingsmiddelen

    Aanvullende kredieten

    Totaal aan

    kredieten

    Begrotingsmiddelen

    Aanvullende kredieten

    Totaal aan

    kredieten

    Rubriek MFK

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen en overdrachten

    Definitief goedgekeurde begroting

    Over-drachten

    Bestemmings-ontvangsten

    bereikbaar

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen en overdrachten

    Definitief goedgekeurde begroting

    Over-drachten

    Bestemmings-ontvangsten

    bereikbaar

    1

    2

    3=1+2

    4

    5

    6=3+4+5

    7

    8

    9=7+8

    10

    11

    12=9+10+11

    1.

    Slimme en inclusieve groei

    63 986

    (0)

    63 986

    150

    3 474

    67 611

    62 393

    3 470

    65 863

    289

    3 548

    69 699

    1a. Concurrentiever-mogen voor groei en banen

    16 484

    16 484

    0

    2 645

    19 129

    11 441

    415

    11 857

    128

    3 323

    15 308

    1b. Economische, sociale en territoriale samenhang

    47 502

    47 502

    150

    830

    48 482

    50 951

    3 055

    54 006

    161

    224

    54 392

    2.

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    59 267

    (76)

    59 191

    2 105

    61 296

    56 459

    (500)

    55 959

    35

    1 968

    57 962

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    43 778

    43 778

    1 724

    45 502

    43 777

    (1)

    43 776

    13

    1 724

    45 514

    3.

    Veiligheid en burgerschap

    2 172

    0

    2 172

    3

    81

    2 256

    1 677

    (17)

    1 660

    10

    78

    1 747

    4.

    Europa als wereldspeler

    8 325

    98

    8 423

    6

    571

    9 000

    6 191

    734

    6 925

    35

    521

    7 481

    5.

    Administratie

    8 405

    (1)

    8 405

    1

    765

    9 171

    8 406

    0

    8 406

    772

    862

    10 040

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    3 532

    3 531

    1

    399

    3 931

    3 532

    3 531

    452

    492

    4 475

    6.

    Compensaties

    29

    29

    29

    29

    29

    29

    8.

    Negatieve reserve

    9.

    Speciale instrumenten

    456

    29

    485

    18

    74

    577

    350

    (157)

    193

    270

    74

    536

    Totaal

    142 640

    50

    142 690

    179

    7 070

    149 939

    135 505

    3 530

    139 034

    1 410

    7 050

    147 495

     

    11.2.MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

    miljoen EUR

    Gedane vastleggingen

    Naar 2015 overgedragen kredieten

    Vervallen kredieten

    Rubriek MFK

    Totaal beschikbare kredieten

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van over-drachten

    Van bestem-mings-ontvangsten

    Totaal

    %

    Bestemmings-

    ontvangsten

    Over-drachten bij besluit

    Totaal

    %

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van over-drachten

    Bestemmings-ontvangsten (EVA)

    Totaal

    %

    1

    2

    3

    4

    5=2+3+4

    6=5/1

    7

    8

    9=7+8

    10=9/1

    11

    12

    13

    14=11+12+13

    15=14/1

    1.

    Slimme en inclusieve groei

    67 611

    44 260

    150

    1 561

    45 972

    67,99 %

    1 913

    8 480

    10 392

    15,37 %

    11 246

    0

    11 247

    16,63 %

    1a. Concurrentievermogen voor groei en banen

    19 129

    16 466

    0

    1 552

    18 018

    94,19 %

    1 092

    1 092

    5,71 %

    18

    0

    19

    0,10 %

    1b. Economische, sociale en territoriale samenhang

    48 482

    27 794

    150

    9

    27 954

    57,66 %

    820

    8 480

    9 300

    19,18 %

    11 228

    11 228

    23,16 %

    2.

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    61 296

    46 866

    1 397

    48 263

    78,74 %

    708

    2 866

    3 575

    5,83 %

    9 458

    9 458

    15,43 %

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    45 502

    42 910

    1 383

    44 293

    97,34 %

    341

    868

    1 209

    2,66 %

    0

    0

    0,00 %

    3.

    Veiligheid en burgerschap

    2 256

    1 463

    3

    41

    1 507

    66,81 %

    40

    254

    294

    13,02 %

    455

    455

    20,17 %

    4.

    Europa als wereldspeler

    9 000

    8 280

    6

    203

    8 489

    94,32 %

    368

    136

    504

    5,60 %

    7

    0

    7

    0,07 %

    5.

    Administratie

    9 171

    8 313

    1

    571

    8 884

    96,87 %

    195

    4

    199

    2,17 %

    88

    88

    0,96 %

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    3 931

    3 445

    1

    343

    3 789

    96,40 %

    56

    4

    60

    0,00 %

    82

    82

    2,09 %

    6.

    Compensaties

    29

    29

    29

    100,00 %

    0,00 %

    0,00 %

    8.

    Negatieve reserve

    0,00 %

    0,00 %

    0,00 %

    9.

    Speciale instrumenten

    577

    45

    18

    64

    11,06 %

    74

    361

    435

    75,37 %

    78

    78

    13,57 %

    Totaal

    149 939

    109 256

    179

    3 772

    113 208

    75,50 %

    3 297

    12 101

    15 399

    10,27 %

    21 333

    0

    21 333

    14,23 %

     

    11.3.MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN AAN DE HAND

    miljoen EUR

    Gedane betalingen

    Overgedragen kredieten

    Vervallen kredieten

    Rubriek MFK

    Totaal beschikbare kredieten

    Van definitief goed-gekeurde begroting

    Van over-drachten

    Van bestemmings-ontvangsten

    Totaal

    %

    Over-drachten van rechts-wege

    Over-drachten bij besluit

    Bestemmings-ontvangsten

    Totaal

    %

    Van definitief goed-gekeurde begroting

    Van over-drachten

    Bestemmings-ontvangsten (EVA)

    Totaal

    %

    1

    2

    3

    4

    5=2+3+4

    6=5/1

    7

    8

    9

    10=7+8+9

    11=10/1

    12

    13

    14

    15=12+ 13+14

    16=15/1

    1.

    Slimme en inclusieve groei

    69 699

    65 730

    267

    1 686

    67 683

    97,11 %

    121

    0

    1 860

    1 980

    2,84 %

    12

    22

    2

    36

    0,05 %

    1a. Concurrentie-vermogen voor groei en banen

    15 308

    11 740

    108

    1 483

    13 331

    87,09 %

    104

    0

    1 838

    1 943

    12,69 %

    12

    20

    2

    33

    0,22 %

    1b. Economische, sociale en territoriale samenhang

    54 392

    53 990

    159

    203

    54 352

    99,93 %

    16

    21

    38

    0,07 %

    0

    2

    2

    0,00 %

    2.

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    57 962

    55 050

    33

    1 502

    56 584

    97,62 %

    34

    868

    467

    1 369

    2,36 %

    7

    2

    9

    0,02 %

    waarvan: marktgerela-teerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    45 514

    42 891

    12

    1 383

    44 287

    97,30 %

    16

    868

    341

    1 226

    2,69 %

    0

    1

    2

    0,00 %

    3.

    Veiligheid en burgerschap

    1 747

    1 648

    8

    55

    1 711

    97,94 %

    8

    0

    23

    31

    1,75 %

    4

    2

    0

    5

    0,31 %

    4.

    Europa als wereldspeler

    7 481

    6 880

    29

    297

    7 206

    96,32 %

    34

    9

    224

    267

    3,57 %

    2

    6

    0

    8

    0,10 %

    5.

    Administratie

    10 040

    7 643

    697

    480

    8 819

    87,84 %

    673

    4

    382

    1 060

    10,55 %

    86

    75

    161

    1,61 %

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    4 475

    3 027

    402

    300

    3 729

    83,33 %

    418

    4

    192

    614

    13,72 %

    82

    50

    132

    2,94 %

    6.

    Compensaties

    29

    29

    29

    100,00 %

    0,00 %

    0,00 %

    8.

    Negatieve reserve

    0,00 %

    0,00 %

    0,00 %

    9.

    Speciale instrumenten

    536

    157

    270

    38

    465

    86,70 %

    0

    36

    35

    71

    13,28 %

    0

    0

    0

    0,02 %

    Totaal

    147 495

    137 136

    1 304

    4 057

    142 497

    96,61 %

    870

    917

    2 991

    4 778

    3,24 %

    112

    106

    2

    220

    0,15 %

     

    11.4.MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

    miljoen EUR

    Aan het einde van het vorige jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

    Vastleggingen van het jaar

    Rubriek MFK

    Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

    Vrijmakingen/

    herwaarderingen/

    annuleringen

    Betalingen

    Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

    Vastleggingen tijdens het jaar

    Betalingen

    Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

    Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

    Totaal aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

    1.

    Slimme en inclusieve groei

    166 761

    (2 037)

    (60 662)

    104 062

    45 972

    (7 021)

    (4)

    38 947

    143 009

    1a. Concurrentievermogen voor groei en banen

    29 657

    (808)

    (8 167)

    20 681

    18 018

    (5 164)

    (4)

    12 850

    33 532

    1b. Economische, sociale en territoriale samenhang

    137 105

    (1 229)

    (52 494)

    83 381

    27 954

    (1 857)

    (0)

    26 096

    109 477

    2.

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    27 978

    (275)

    (11 930)

    15 773

    48 263

    (44 655)

    (0)

    3 609

    19 382

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    40

    (3)

    (21)

    16

    44 293

    (44 266)

    27

    43

    3.

    Veiligheid en burgerschap

    3 092

    (306)

    (944)

    1 841

    1 507

    (767)

    740

    2 582

    4.

    Europa als wereldspeler

    23 285

    (721)

    (5 490)

    17 075

    8 489

    (1 716)

    (1)

    6 772

    23 846

    5.

    Administratie

    892

    (182)

    (709)

    1

    8 884

    (8 110)

    (9)

    765

    766

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    557

    (156)

    (402)

    3 789

    (3 328)

    (8)

    453

    453

    6.

    Compensaties

    29

    (29)

    8.

    Negatieve reserve

    9.

    Speciale instrumenten

    401

    (0)

    (401)

    64

    (64)

    0

    0

    Totaal

    222 410

    (3 522)

    (80 136)

    138 753

    113 208

    (62 361)

    (14)

    50 832

    189 585

     

    11.5.MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) NAAR JAAR VAN OORSPRONG

    miljoen EUR

    Rubriek MFK

    <2008

    2008

    2009

    2010

    2011

    2012

    2013

    2014

    Totaal

    1.

    Slimme en inclusieve groei

    2 915

    414

    1 578

    4 327

    11 007

    27 951

    55 870

    38 947

    143 009

    1a. Concurrentievermogen voor groei en banen

    255

    211

    1 260

    2 274

    3 001

    5 451

    8 230

    12 850

    33 532

    1b. Economische, sociale en territoriale samenhang

    2 660

    203

    318

    2 053

    8 007

    22 500

    47 640

    26 096

    109 477

    2.

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    338

    50

    93

    116

    193

    3 524

    11 459

    3 609

    19 382

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    0

    0

    0

    9

    7

    27

    43

    3.

    Veiligheid en burgerschap

    14

    31

    73

    158

    261

    497

    807

    740

    2 582

    4.

    Europa als wereldspeler

    944

    539

    842

    1 336

    2 800

    4 686

    5 928

    6 772

    23 846

    5.

    Administratie

    0

    1

    765

    766

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    453

    453

    6.

    Compensaties

    8.

    Negatieve reserve

    9.

    Speciale instrumenten

    0

    0

    0

    Totaal

    4 211

    1 034

    2 586

    5 937

    14 261

    36 658

    74 066

    50 832

    189 585

     

    11.6.BELEIDSGEBIED: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

    miljoen EUR

    Toegestane

    Betalingskredieten

    Begrotingsmiddelen

    Aanvullende kredieten

    TOTAAL kredieten

    Begrotingsmiddelen

    Aanvullende kredieten

    TOTAAL kredieten

    Beleidsterrein

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen en overdrachten

    Definitief goedgekeurde begroting

    Over-gedragen

    Bestemmings-ontvangsten

    bereikbaar

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen en overdrachten

    Definitief goedgekeurde begroting

    Over-gedragen

    Bestemmings-ontvangsten

    bereikbaar

    1

    2

    3=1+2

    4

    5

    6=3+4+5

    7

    8

    9=7+8

    10

    11

    12=9+10+11

    01

    Economische en financiële zaken

    213

    20

    233

    118

    351

    297

    2

    300

    8

    121

    429

    02

    Ondernemingen en industrie

    2 536

    (10)

    2 526

    228

    2 754

    2 105

    60

    2 165

    14

    308

    2 486

    03

    Mededinging

    94

    (1)

    93

    6

    100

    94

    (1)

    93

    8

    6

    107

    04

    Werkg en sociale zaken

    13 839

    90

    13 929

    168

    581

    14 678

    11 622

    (341)

    11 280

    51

    191

    11 522

    05

    Landbouw en plattelandsontwikkeling

    58 047

    (22)

    58 025

    2 117

    60 141

    55 635

    (518)

    55 117

    22

    1 981

    57 120

    06

    Mobiliteit en vervoer

    2 867

    (7)

    2 860

    71

    2 931

    1 003

    1

    1 004

    6

    80

    1 089

    07

    Milieu

    407

    1

    408

    22

    430

    346

    1

    347

    18

    19

    384

    08

    Onderzoek en innovatie

    6 215

    (53)

    6 162

    1 031

    7 193

    4 107

    (11)

    4 096

    35

    1 490

    5 621

    09

    Communicatie-netwerken, inhoud en technologie

    1 637

    (26)

    1 612

    148

    1 759

    961

    107

    1 068

    16

    259

    1 343

    10

    Eigen onderzoek

    425

    (23)

    401

    580

    982

    420

    (23)

    397

    55

    497

    949

    11

    Maritieme zaken en visserij

    1 066

    (76)

    991

    30

    1 021

    780

    8

    788

    5

    30

    823

    12

    Interne markt en diensten

    117

    1

    118

    0

    15

    133

    117

    (3)

    114

    6

    15

    134

    13

    Regionaal beleid en stadsontwikkeling

    33 073

    81

    33 154

    354

    33 508

    40 223

    3 244

    43 467

    391

    136

    43 995

    14

    Belastingen en douane-unie

    157

    0

    158

    7

    164

    122

    10

    133

    7

    6

    146

    15

    Onderwijs en cultuur

    2 820

    57

    2 877

    453

    3 330

    2 242

    178

    2 420

    12

    537

    2 969

    16

    Communicatie

    246

    2

    248

    11

    259

    245

    6

    251

    14

    11

    276

    17

    Gezondheid en consumenten-bescherming

    618

    (2)

    616

    1

    26

    643

    567

    (13)

    553

    12

    25

    590

    18

    Binnenlandse zaken

    1 201

    0

    1 202

    2

    39

    1 243

    763

    5

    768

    4

    31

    803

    19

    Instrumenten voor het buitenlands beleid

    733

    (55)

    678

    5

    55

    739

    463

    74

    537

    3

    52

    593

    20

    Handel

    121

    (2)

    119

    3

    122

    115

    1

    116

    3

    3

    123

    21

    Ontwikkeling en samenwerking

    5 084

    121

    5 204

    1

    263

    5 469

    3 658

    286

    3 944

    26

    222

    4 192

    22

    Uitbreiding

    1 520

    (45)

    1 475

    13

    1 488

    904

    (12)

    892

    5

    12

    908

    23

    Humanitaire hulp en civiele bescherming

    1 006

    158

    1 164

    75

    1 240

    851

    564

    1 415

    8

    75

    1 498

    24

    Fraudebestrijding

    78

    (2)

    77

    1

    77

    75

    0

    75

    9

    1

    84

    25

    Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

    194

    (0)

    194

    11

    205

    195

    (0)

    195

    15

    11

    221

    26

    Administratie van de Commissie

    1 001

    (40)

    961

    0

    162

    1 124

    991

    (30)

    961

    160

    164

    1 285

    27

    Begroting

    96

    (11)

    84

    8

    92

    96

    (11)

    84

    7

    8

    99

    28

    Audit

    12

    (0)

    12

    1

    12

    12

    (0)

    12

    1

    1

    13

    29

    Statistiek

    132

    0

    132

    14

    146

    152

    (21)

    131

    6

    22

    160

    30

    Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

    1 450

    44

    1 494

    2

    1 495

    1 450

    44

    1 494

    2

    1 495

    31

    Taalkundige diensten

    388

    3

    391

    87

    478

    388

    3

    391

    20

    87

    498

    32

    Energie

    933

    24

    958

    128

    1 086

    588

    68

    656

    5

    144

    805

    33

    Justitie

    203

    2

    205

    11

    216

    193

    (6)

    187

    4

    12

    202

    34

    Klimaatactie

    121

    0

    122

    1

    122

    43

    9

    52

    3

    1

    55

    40

    Reserves

    456

    (179)

    277

    277

    150

    (150)

    90

    Overige instellingen

    3 532

    (0)

    3 531

    1

    399

    3 931

    3 532

    (0)

    3 531

    452

    492

    4 475

    Totaal

    142 640

    50

    142 690

    179

    7 070

    149 939

    135 505

    3 530

    139 034

    1 410

    7 050

    147 495

     

    12.BELEIDSGEBIED: VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN

    miljoen EUR

    Beleidsterrein

    Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen en over-drachten

    Definitief goed-gekeurde begroting

    Aan-vullende kredieten

    Totaal beschik-bare kredieten

    Gedane vastleggingen

    01

    Economische en financiële zaken

    213

    20

    233

    118

    351

    236

    02

    Ondernemingen en industrie

    2 536

    (10)

    2 526

    228

    2 754

    2 608

    03

    Mededinging

    94

    (1)

    93

    6

    100

    97

    04

    Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

    13 839

    90

    13 929

    750

    14 678

    10 312

    05

    Landbouw en plattelandsontwikkeling

    58 047

    (22)

    58 025

    2 117

    60 141

    47 789

    06

    Mobiliteit en vervoer

    2 867

    (7)

    2 860

    71

    2 931

    2 879

    07

    Milieu

    407

    1

    408

    22

    430

    423

    08

    Onderzoek en innovatie

    6 215

    (53)

    6 162

    1 031

    7 193

    7 002

    09

    Communicatienetwerken, inhoud en technologie

    1 637

    (26)

    1 612

    148

    1 759

    1 708

    10

    Eigen onderzoek

    425

    (23)

    401

    580

    982

    535

    11

    Maritieme zaken en visserij

    1 066

    (76)

    991

    30

    1 021

    218

    12

    Interne markt en diensten

    117

    1

    118

    16

    133

    123

    13

    Regionaal beleid en stadsontwikkeling

    33 073

    81

    33 154

    354

    33 508

    17 078

    14

    Belastingen en douane-unie

    157

    158

    7

    164

    160

    15

    Onderwijs en cultuur

    2 820

    57

    2 877

    453

    3 330

    3 223

    16

    Communicatie

    246

    2

    248

    11

    259

    252

    17

    Gezondheid en consumentenbescherming

    618

    (2)

    616

    27

    643

    624

    18

    Binnenlandse zaken

    1 201

    1 202

    41

    1 243

    523

    19

    Instrumenten voor het buitenlands beleid

    733

    (55)

    678

    61

    739

    687

    20

    Handel

    121

    (2)

    119

    3

    122

    120

    21

    Ontwikkeling en samenwerking

    5 084

    121

    5 204

    264

    5 469

    5 353

    22

    Uitbreiding

    1 520

    (45)

    1 475

    13

    1 488

    1 440

    23

    Humanitaire hulp en civiele bescherming

    1 006

    158

    1 164

    75

    1 240

    1 187

    24

    Fraudebestrijding

    78

    (2)

    77

    1

    77

    77

    25

    Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

    194

    194

    11

    205

    198

    26

    Administratie van de Commissie

    1 001

    (40)

    961

    162

    1 124

    1 070

    27

    Begroting

    96

    (11)

    84

    8

    92

    89

    28

    Audit

    12

    12

    1

    12

    12

    29

    Statistiek

    132

    132

    14

    146

    140

    30

    Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

    1 450

    44

    1 494

    2

    1 495

    1 493

    31

    Taalkundige diensten

    388

    3

    391

    87

    478

    444

    32

    Energie

    933

    24

    958

    128

    1 086

    990

    33

    Justitie

    203

    2

    205

    11

    216

    209

    34

    Klimaatactie

    121

    122

    1

    122

    122

    40

    Reserves

    456

    (179)

    277

    277

    90

    Overige instellingen

    3 532

    3 531

    400

    3 931

    3 789

    Totaal

    142 640

    50

    142 690

    7 249

    149 939

    113 208

    * De aanvullende kredieten bevatten kredieten die zijn overgedragen van vorig jaar, bestemmingsontvangsten en kredieten die na vrijmakingen opnieuw beschikbaar zijn gekomen.

     

    12.1.BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

    miljoen EUR

    Beleidsterrein

    Gedane vastleggingen

    Naar 2015 overgedragen kredieten

    Vervallen kredieten

    Totaal beschikbare kredieten

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van over-drachten

    Van bestemmings-ontvangsten

    Totaal

    %

    Bestemmings-ontvangsten

    Over-drachten bij besluit

    Totaal

    %

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van over-drachten

    Bestemmings-ontvangsten (EVA)

    Totaal

    %

    1

    2

    3

    4

    5=2+3+4

    6=5/1

    7

    8

    9=7+8

    10=9/1

    11

    12

    13

    14=11+12+13

    15=14/1

    01

    Economische en financiële zaken

    351

    233

    3

    236

    67,1 %

    115

    115

    32,9 %

    0

    0

    0,1 %

    02

    Ondernemingen en industrie

    2 754

    2 526

    82

    2 608

    94,7 %

    146

    146

    5,3 %

    0

    0

    0,0 %

    03

    Mededinging

    100

    93

    3

    97

    97,2 %

    3

    3

    2,8 %

    0

    0

    0,1 %

    04

    Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

    14 678

    10 139

    168

    5

    10 312

    70,3 %

    576

    2 161

    2 737

    18,6 %

    1 629

    0

    1 629

    11,1 %

    05

    Landbouw en plattelandsontwikkeling

    60 141

    46 400

    1 389

    47 789

    79,5 %

    728

    2 912

    3 640

    6,1 %

    8 712

    8 712

    14,5 %

    06

    Mobiliteit en vervoer

    2 931

    2 854

    25

    2 879

    98,2 %

    46

    46

    1,6 %

    6

    0

    7

    0,2 %

    07

    Milieu

    430

    407

    16

    423

    98,3 %

    6

    6

    1,4 %

    1

    1

    0,3 %

    08

    Onderzoek en innovatie

    7 193

    6 162

    840

    7 002

    97,3 %

    191

    191

    2,7 %

    0,0 %

    09

    Communicatienetwerken, inhoud en technologie

    1 759

    1 612

    97

    1 708

    97,1 %

    51

    51

    2,9 %

    0

    0

    0,0 %

    10

    Eigen onderzoek

    982

    401

    134

    535

    54,5 %

    447

    447

    45,5 %

    0,0 %

    11

    Maritieme zaken en visserij

    1 021

    216

    2

    218

    21,4 %

    28

    28

    56

    5,5 %

    746

    746

    73,1 %

    12

    Interne markt en diensten

    133

    118

    0

    5

    123

    92,3 %

    10

    10

    7,5 %

    0

    0

    0,1 %

    13

    Regionaal beleid en stadsontwikkeling

    33 508

    17 066

    11

    17 078

    51,0 %

    343

    6 481

    6 824

    20,4 %

    9 607

    9 607

    28,7 %

    14

    Belastingen en douane-unie

    164

    157

    2

    160

    97,2 %

    5

    5

    2,8 %

    0

    0

    0,0 %

    15

    Onderwijs en cultuur

    3 330

    2 877

    347

    3 223

    96,8 %

    106

    106

    3,2 %

    0

    0

    0,0 %

    16

    Communicatie

    259

    246

    6

    252

    97,3 %

    5

    5

    1,8 %

    3

    3

    1,0 %

    17

    Gezondheid en consumentenbescherming

    643

    604

    1

    19

    624

    97,0 %

    7

    7

    13

    2,1 %

    6

    6

    0,9 %

    18

    Binnenlandse zaken

    1 243

    508

    2

    13

    523

    42,1 %

    26

    247

    273

    22,0 %

    447

    447

    36,0 %

    19

    Instrumenten voor het buitenlands beleid

    739

    661

    5

    21

    687

    93,1 %

    34

    15

    49

    6,6 %

    2

    2

    0,3 %

    20

    Handel

    122

    118

    2

    120

    97,9 %

    2

    0

    2

    1,4 %

    1

    1

    0,7 %

    21

    Ontwikkeling en samenwerking

    5 469

    5 195

    1

    157

    5 353

    97,9 %

    107

    7

    114

    2,1 %

    2

    2

    0,0 %

    22

    Uitbreiding

    1 488

    1 434

    6

    1 440

    96,8 %

    6

    40

    46

    3,1 %

    1

    0

    1

    0,1 %

    23

    Humanitaire hulp en civiele bescherming

    1 240

    1 163

    24

    1 187

    95,8 %

    52

    52

    4,2 %

    1

    1

    0,1 %

    24

    Fraudebestrijding

    77

    77

    77

    98,9 %

    1

    1

    1,0 %

    0

    0

    0,1 %

    25

    Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

    205

    192

    6

    198

    96,6 %

    5

    5

    2,5 %

    2

    2

    0,8 %

    26

    Administratie van de Commissie

    1 124

    960

    0

    110

    1 070

    95,3 %

    52

    52

    4,6 %

    1

    1

    0,1 %

    27

    Begroting

    92

    84

    4

    89

    96,6 %

    3

    3

    3,4 %

    0,1 %

    28

    Audit

    12

    12

    0

    12

    96,6 %

    0

    0

    3,2 %

    0

    0

    0,2 %

    29

    Statistiek

    146

    131

    8

    140

    95,7 %

    5

    5

    3,7 %

    1

    1

    0,6 %

    30

    Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

    1 495

    1 493

    1 493

    99,8 %

    2

    2

    0,1 %

    1

    1

    0,0 %

    31

    Taalkundige diensten

    478

    391

    53

    444

    92,9 %

    34

    34

    7,1 %

    0

    0

    0,0 %

    32

    Energie

    1 086

    955

    34

    990

    91,1 %

    94

    94

    8,6 %

    3

    0

    3

    0,3 %

    33

    Justitie

    216

    205

    4

    209

    96,5 %

    7

    7

    3,2 %

    1

    1

    0,4 %

    34

    Klimaatactie

    122

    121

    0

    122

    99,4 %

    0

    0

    0,4 %

    0

    0

    0,2 %

    40

    Reserves

    277

    0,0 %

    199

    199

    71,8 %

    78

    78

    28,2 %

    90

    Overige instellingen

    3 931

    3 445

    1

    343

    3 789

    96,4 %

    56

    4

    60

    1,5 %

    82

    82

    2,1 %

    Totaal

    149 939

    109 256

    179

    3 772

    113 208

    75,5 %

    3 297

    12 101

    15 399

    10,3 %

    21 333

    0

    21 333

    14,2 %

    13.BELEIDSGEBIED: VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BETALINGEN

    miljoen EUR

    Beleidsterrein

    Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen en over-drachten

    Definitief goed-gekeurde begroting

    Aanvullende kredieten*

    Totaal beschik-bare kredieten

    Gedane betalingen

    01

    Economische en financiële zaken

    297

    2

    300

    129

    429

    306

    02

    Ondernemingen en industrie

    2 105

    60

    2 165

    322

    2 486

    2 237

    03

    Mededinging

    94

    (1)

    93

    14

    107

    96

    04

    Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

    11 622

    (341)

    11 280

    242

    11 522

    11 403

    05

    Landbouw en plattelandsontwikkeling

    55 635

    (518)

    55 117

    2 003

    57 120

    55 766

    06

    Mobiliteit en vervoer

    1 003

    1

    1 004

    85

    1 089

    1 037

    07

    Milieu

    346

    1

    347

    37

    384

    362

    08

    Onderzoek en innovatie

    4 107

    (11)

    4 096

    1 525

    5 621

    4 918

    09

    Communicatienetwerken, inhoud en technologie

    961

    107

    1 068

    275

    1 343

    1 184

    10

    Eigen onderzoek

    420

    (23)

    397

    552

    949

    508

    11

    Maritieme zaken en visserij

    780

    8

    788

    35

    823

    805

    12

    Interne markt en diensten

    117

    (3)

    114

    21

    134

    119

    13

    Regionaal beleid en stadsontwikkeling

    40 223

    3 244

    43 467

    528

    43 995

    43 979

    14

    Belastingen en douane-unie

    122

    10

    133

    13

    146

    138

    15

    Onderwijs en cultuur

    2 242

    178

    2 420

    549

    2 969

    2 673

    16

    Communicatie

    245

    6

    251

    25

    276

    257

    17

    Gezondheid en consumentenbescherming

    567

    (13)

    553

    37

    590

    571

    18

    Binnenlandse zaken

    763

    5

    768

    35

    803

    789

    19

    Instrumenten voor het buitenlands beleid

    463

    74

    537

    55

    593

    552

    20

    Handel

    115

    1

    116

    7

    123

    118

    21

    Ontwikkeling en samenwerking

    3 658

    286

    3 944

    248

    4 192

    4 133

    22

    Uitbreiding

    904

    (12)

    892

    17

    908

    898

    23

    Humanitaire hulp en civiele bescherming

    851

    564

    1 415

    83

    1 498

    1 430

    24

    Fraudebestrijding

    75

    0

    75

    9

    84

    75

    25

    Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

    195

    (0)

    195

    26

    221

    199

    26

    Administratie van de Commissie

    991

    (30)

    961

    324

    1 285

    1 060

    27

    Begroting

    96

    (11)

    84

    14

    99

    88

    28

    Audit

    12

    (0)

    12

    1

    13

    12

    29

    Statistiek

    152

    (21)

    131

    28

    160

    139

    30

    Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

    1 450

    44

    1 494

    2

    1 495

    1 493

    31

    Taalkundige diensten

    388

    3

    391

    107

    498

    445

    32

    Energie

    588

    68

    656

    149

    805

    733

    33

    Justitie

    193

    (6)

    187

    16

    202

    193

    34

    Klimaatactie

    43

    9

    52

    4

    55

    50

    40

    Reserves

    150

    (150)

    90

    Overige instellingen

    3 532

    (0)

    3 531

    944

    4 475

    3 729

    Totaal

    135 505

    3 530

    139 034

    8 460

    147 495

    142 497

    * De aanvullende kredieten bevatten kredieten die zijn overgedragen van vorig jaar, bestemmingsontvangsten en kredieten die na vrijmakingen opnieuw beschikbaar zijn gekomen.

     

     

    13.1.BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

    miljoen EUR

    Beleidsterrein

    Gedane betalingen

    Overgedragen kredieten

    Vervallen kredieten

    Totaal beschik-bare kredieten

    Van definitief goed-gekeurde begroting

    Van

    over-drachten

    Van bestemmings-ontvangsten

    Totaal

    %

    Over-drachten van rechtswege

    Over-drachten bij besluit

    Bestemmings-ontvangsten

    Totaal

    %

    Van definitief goed-gekeurde begroting

    Van

    over-drachten

    Bestemmings-ontvangsten (EVA)

    Totaal

    %

    1

    2

    3

    4

    5=2+3+4

    6=5/1

    7

    8

    9

    10=7+8+9

    11=10/1

    12

    13

    14

    15=

    12+13

    +14

    16=15/1

    01

    Economische en financiële zaken

    429

    293

    7

    5

    306

    71,2 %

    7

    116

    122

    28,5 %

    0

    1

    1

    0,3 %

    02

    Ondernemingen en industrie

    2 486

    2 144

    12

    81

    2 237

    90,0 %

    18

    227

    245

    9,9 %

    3

    2

    4

    0,2 %

    03

    Mededinging

    107

    87

    7

    3

    96

    90,0 %

    7

    3

    10

    9,5 %

    0

    0

    1

    0,5 %

    04

    Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

    11 522

    11 226

    48

    129

    11 403

    99,0 %

    15

    36

    62

    112

    1,0 %

    4

    2

    6

    0,1 %

    05

    Landbouw en plattelandsontwikkeling

    57 120

    54 224

    20

    1 522

    55 766

    97,6 %

    23

    868

    459

    1 350

    2,4 %

    2

    2

    4

    0,0 %

    06

    Mobiliteit en vervoer

    1 089

    997

    5

    35

    1 037

    95,2 %

    5

    44

    49

    4,5 %

    2

    1

    0

    2

    0,2 %

    07

    Milieu

    384

    330

    18

    15

    362

    94,5 %

    16

    4

    20

    5,2 %

    1

    0

    1

    0,3 %

    08

    Onderzoek en innovatie

    5 621

    4 080

    28

    810

    4 918

    87,5 %

    16

    680

    696

    12,4 %

    8

    8

    0,1 %

    09

    Communicatienetwerken, inhoud en technologie

    1 343

    1 052

    15

    117

    1 184

    88,2 %

    16

    142

    158

    11,7 %

    0

    1

    0

    1

    0,1 %

    10

    Eigen onderzoek

    949

    353

    47

    108

    508

    53,6 %

    43

    389

    433

    45,6 %

    8

    8

    0,8 %

    11

    Maritieme zaken en visserij

    823

    782

    4

    19

    805

    97,8 %

    3

    11

    14

    1,7 %

    3

    1

    4

    0,5 %

    12

    Interne markt en diensten

    134

    109

    5

    5

    119

    88,6 %

    4

    10

    14

    10,1 %

    1

    0

    2

    1,3 %

    13

    Regionaal beleid en stadsontwikkeling

    43 995

    43 456

    390

    133

    43 979

    100,0 %

    11

    3

    14

    0,0 %

    0

    1

    2

    0,0 %

    14

    Belastingen en douane-unie

    146

    128

    6

    3

    138

    94,7 %

    4

    3

    7

    5,1 %

    0

    0

    0,2 %

    15

    Onderwijs en cultuur

    2 969

    2 405

    11

    257

    2 673

    90,1 %

    13

    280

    293

    9,9 %

    1

    1

    2

    0,1 %

    16

    Communicatie

    276

    241

    13

    4

    257

    93,3 %

    10

    0

    7

    17

    6,2 %

    0

    1

    1

    0,5 %

    17

    Gezondheid en consumentenbescherming

    590

    543

    11

    17

    571

    96,7 %

    10

    8

    18

    3,0 %

    0

    2

    0

    2

    0,3 %

    18

    Binnenlandse zaken

    803

    762

    4

    22

    789

    98,2 %

    3

    8

    12

    1,5 %

    2

    0

    3

    0,4 %

    19

    Instrumenten voor het buitenlands beleid

    593

    527

    2

    24

    552

    93,2 %

    4

    6

    29

    39

    6,6 %

    0

    1

    1

    0,2 %

    20

    Handel

    123

    113

    3

    2

    118

    95,9 %

    3

    2

    5

    3,9 %

    0

    0

    0,3 %

    21

    Ontwikkeling en samenwerking

    4 192

    3 917

    23

    193

    4 133

    98,6 %

    25

    29

    54

    1,3 %

    1

    3

    5

    0,1 %

    22

    Uitbreiding

    908

    885

    4

    9

    898

    98,8 %

    6

    3

    9

    1,0 %

    1

    1

    0

    2

    0,2 %

    23

    Humanitaire hulp en civiele bescherming

    1 498

    1 405

    8

    17

    1 430

    95,4 %

    7

    3

    58

    68

    4,5 %

    1

    0

    0

    1

    0,1 %

    24

    Fraudebestrijding

    84

    68

    6

    0

    75

    88,6 %

    7

    0

    1

    7

    8,8 %

    0

    2

    2

    2,7 %

    25

    Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

    221

    180

    13

    5

    199

    90,1 %

    13

    6

    19

    8,5 %

    2

    1

    3

    1,4 %

    26

    Administratie van de Commissie

    1 285

    833

    150

    77

    1 060

    82,5 %

    128

    87

    215

    16,7 %

    1

    10

    11

    0,8 %

    27

    Begroting

    99

    79

    6

    3

    88

    89,2 %

    6

    4

    10

    10,3 %

    0

    0

    1

    0,5 %

    28

    Audit

    13

    11

    0

    0

    12

    92,6 %

    0

    0

    1

    6,7 %

    0

    0

    0

    0,8 %

    29

    Statistiek

    160

    126

    5

    8

    139

    86,9 %

    5

    15

    20

    12,2 %

    1

    1

    0,8 %

    30

    Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

    1 495

    1 493

    1 493

    99,8 %

    0

    2

    2

    0,1 %

    1

    1

    0,0 %

    31

    Taalkundige diensten

    498

    377

    19

    49

    445

    89,5 %

    14

    38

    52

    10,4 %

    0

    1

    1

    0,2 %

    32

    Energie

    805

    650

    4

    79

    733

    91,0 %

    5

    63

    69

    8,5 %

    1

    1

    2

    4

    0,4 %

    33

    Justitie

    202

    183

    3

    7

    193

    95,1 %

    3

    5

    8

    4,1 %

    1

    1

    2

    0,8 %

    34

    Klimaatactie

    55

    48

    2

    0

    50

    91,1 %

    3

    1

    4

    6,4 %

    1

    1

    1

    2,4 %

    40

    Reserves

    0,0 %

    0,0 %

    0,0 %

    90

    Overige instellingen

    4 475

    3 027

    402

    300

    3 729

    83,3 %

    418

    4

    192

    614

    13,7 %

    82

    50

    132

    2,9 %

    Totaal

    147 495

    137 136

    1 304

    4 057

    142 497

    96,6 %

    870

    917

    2 991

    4 778

    3,2 %

    112

    106

    2

    220

    0,1 %

     

    13.2.BELEIDSGEBIED: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN

    miljoen EUR

    Aan het einde van het vorige jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

    Vastleggingen van het jaar

    Beleidsterrein

    Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

    Vrijmakingen/

    herwaarderingen/

    annuleringen

    Betalingen

    Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

    Vastleggingen tijdens het jaar

    Betalingen

    Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

    Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

    Totaal aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

    01

    Economische en financiële zaken

    739

    (3)

    (122)

    615

    236

    (184)

    52

    667

    02

    Ondernemingen en industrie

    1 855

    (23)

    (724)

    1 109

    2 608

    (1 513)

    (0)

    1 095

    2 204

    03

    Mededinging

    8

    (0)

    (7)

    97

    (89)

    7

    7

    04

    Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

    27 559

    (344)

    (10 165)

    17 049

    10 312

    (1 238)

    (0)

    9 074

    26 124

    05

    Landbouw en plattelandsontwikkeling

    25 354

    (70)

    (11 148)

    14 136

    47 789

    (44 618)

    (0)

    3 171

    17 308

    06

    Mobiliteit en vervoer

    3 994

    (188)

    (867)

    2 939

    2 879

    (170)

    (0)

    2 708

    5 647

    07

    Milieu

    1 055

    (22)

    (245)

    788

    423

    (117)

    306

    1 093

    08

    Onderzoek en innovatie

    12 907

    (161)

    (3 551)

    9 194

    7 002

    (1 367)

    (3)

    5 631

    14 826

    09

    Communicatienetwerken, inhoud en technologie

    2 823

    (42)

    (1 000)

    1 781

    1 708

    (184)

    (0)

    1 524

    3 305

    10

    Eigen onderzoek

    202

    (21)

    (122)

    59

    535

    (386)

    (0)

    149

    208

    11

    Maritieme zaken en visserij

    2 360

    (202)

    (683)

    1 475

    218

    (122)

    (0)

    96

    1 571

    12

    Interne markt en diensten

    21

    (3)

    (14)

    3

    123

    (105)

    19

    22

    13

    Regionaal beleid en stadsontwikkeling

    112 172

    (1 033)

    (43 087)

    68 052

    17 078

    (892)

    (0)

    16 185

    84 237

    14

    Belastingen en douane-unie

    106

    (5)

    (65)

    36

    160

    (73)

    86

    122

    15

    Onderwijs en cultuur

    2 387

    (58)

    (989)

    1 341

    3 223

    (1 684)

    (0)

    1 539

    2 879

    16

    Communicatie

    125

    (9)

    (92)

    24

    252

    (165)

    (0)

    86

    110

    17

    Gezondheid en consumentenbescherming

    616

    (134)

    (271)

    211

    624

    (300)

    324

    535

    18

    Binnenlandse zaken

    1 992

    (141)

    (431)

    1 421

    523

    (358)

    165

    1 586

    19

    Instrumenten voor het buitenlands beleid

    770

    (42)

    (367)

    360

    687

    (185)

    (1)

    501

    862

    20

    Handel

    21

    (1)

    (13)

    7

    120

    (105)

    15

    22

    21

    Ontwikkeling en samenwerking

    15 617

    (457)

    (3 266)

    11 894

    5 353

    (867)

    (0)

    4 486

    16 379

    22

    Uitbreiding

    3 206

    (79)

    (804)

    2 323

    1 440

    (94)

    (1)

    1 346

    3 669

    23

    Humanitaire hulp en civiele bescherming

    918

    (5)

    (654)

    259

    1 187

    (775)

    (0)

    412

    671

    24

    Fraudebestrijding

    38

    (9)

    (21)

    8

    77

    (54)

    23

    31

    25

    Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

    15

    (1)

    (14)

    198

    (185)

    14

    14

    26

    Administratie van de Commissie

    201

    (11)

    (177)

    13

    1 070

    (883)

    (0)

    187

    201

    27

    Begroting

    7

    (0)

    (6)

    89

    (82)

    7

    7

    28

    Audit

    1

    (0)

    (0)

    12

    (12)

    0

    0

    29

    Statistiek

    113

    (9)

    (58)

    46

    140

    (81)

    59

    105

    30

    Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

    1 493

    (1 493)

    (0)

    31

    Taalkundige diensten

    20

    (1)

    (19)

    444

    (426)

    (0)

    18

    18

    32

    Energie

    4 434

    (274)

    (648)

    3 512

    990

    (85)

    (0)

    904

    4 416

    33

    Justitie

    183

    (18)

    (81)

    84

    209

    (112)

    97

    181

    34

    Klimaatactie

    36

    (1)

    (20)

    14

    122

    (30)

    91

    105

    40

    Reserves

    90

    Overige instellingen

    557

    (156)

    (402)

    3 789

    (3 328)

    (8)

    453

    453

    Totaal

    222 410

    (3 522)

    (80 136)

    138 753

    113 208

    (62 361)

    (14)

    50 832

    189 585

     

    13.3.BELEIDSGEBIED: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) NAAR JAAR VAN OORSPRONG

    miljoen EUR

    Beleidsterrein

    <2008

    2008

    2009

    2010

    2011

    2012

    2013

    2014

    Totaal

    01

    Economische en financiële zaken

    30

    0

    0

    160

    178

    246

    52

    667

    02

    Ondernemingen en industrie

    14

    13

    34

    54

    192

    349

    452

    1 095

    2 204

    03

    Mededinging

    0

    7

    7

    04

    Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

    538

    6

    70

    189

    1 603

    4 687

    9 956

    9 074

    26 124

    05

    Landbouw en plattelandsontwikkeling

    150

    0

    0

    183

    3 061

    10 742

    3 171

    17 308

    06

    Mobiliteit en vervoer

    84

    23

    128

    238

    588

    746

    1 132

    2 708

    5 647

    07

    Milieu

    28

    49

    84

    105

    146

    174

    201

    306

    1 093

    08

    Onderzoek en innovatie

    62

    86

    226

    477

    1 288

    2 840

    4 216

    5 631

    14 826

    09

    Communicatienetwerken, inhoud en technologie

    16

    13

    54

    82

    183

    516

    917

    1 524

    3 305

    10

    Eigen onderzoek

    5

    5

    2

    4

    4

    11

    29

    149

    208

    11

    Maritieme zaken en visserij

    160

    1

    7

    10

    43

    514

    739

    96

    1 571

    12

    Interne markt en diensten

    0

    0

    1

    0

    0

    2

    19

    22

    13

    Regionaal beleid en stadsontwikkeling

    2 439

    197

    249

    1 871

    6 732

    18 311

    38 253

    16 185

    84 237

    14

    Belastingen en douane-unie

    0

    2

    9

    25

    86

    122

    15

    Onderwijs en cultuur

    27

    34

    44

    66

    164

    391

    615

    1 539

    2 879

    16

    Communicatie

    0

    0

    1

    1

    2

    20

    86

    110

    17

    Gezondheid en consumentenbescherming

    1

    6

    18

    30

    23

    30

    103

    324

    535

    18

    Binnenlandse zaken

    12

    23

    53

    120

    217

    425

    571

    165

    1 586

    19

    Instrumenten voor het buitenlands beleid

    4

    6

    13

    23

    44

    108

    162

    501

    862

    20

    Handel

    0

    0

    2

    4

    15

    22

    21

    Ontwikkeling en samenwerking

    500

    450

    708

    1 061

    1 825

    3 245

    4 106

    4 486

    16 379

    22

    Uitbreiding

    111

    76

    109

    227

    410

    606

    784

    1 346

    3 669

    23

    Humanitaire hulp en civiele bescherming

    2

    8

    13

    25

    26

    33

    151

    412

    671

    24

    Fraudebestrijding

    0

    1

    1

    0

    0

    2

    4

    23

    31

    25

    Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

    (0)

    14

    14

    26

    Administratie van de Commissie

    0

    0

    1

    12

    187

    201

    27

    Begroting

    (0)

    7

    7

    28

    Audit

    (0)

    0

    0

    29

    Statistiek

    1

    0

    0

    1

    4

    12

    28

    59

    105

    30

    Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

    0

    (0)

    31

    Taalkundige diensten

    (0)

    18

    18

    32

    Energie

    25

    36

    770

    1 349

    411

    386

    534

    904

    4 416

    33

    Justitie

    0

    1

    2

    11

    18

    52

    97

    181

    34

    Klimaatactie

    0

    1

    3

    11

    91

    105

    40

    Reserves

    90

    Overige instellingen

    453

    453

    Totaal

    4 211

    1 034

    2 586

    5 937

    14 261

    36 658

    74 066

    50 832

    189 585

     

    13.4.UITVOERING VAN DE UITGAVEN 2014

    Het jaar 2014 was het eerste jaar van de nieuwe programmeringsperiode 2014-2020.

    Vastleggingen:

    In de oorspronkelijk goedgekeurde begroting voor alle instellingen, met uitzondering van speciale instrumenten, waren voor 142 184 miljoen EUR aan vastleggingskredieten opgenomen. Dit komt neer op een daling van 6 % in vergelijking met de definitieve begroting 2013 en een marge van 445 miljoen EUR onder het maximum van het MFK.

    De definitief goedgekeurde begroting voor vastleggingen is in het eerste jaar van de nieuwe programmeringsperiode uitgevoerd op een niveau van 76 %, met name door de vertraging bij de goedkeuring van de operationele programma's voor de fondsen onder gedeeld beheer. De wijzigingen via gewijzigde begrotingen hadden geen noemenswaardige invloed, met uitzondering van de mobilisatie van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie van 127 miljoen EUR. De totale uitvoering van 109 256 miljoen EUR liet 33 434 miljoen EUR ongebruikt. Dit zal volledig worden gecompenseerd door de herprogrammering van vastleggingen in verschillende fondsen onder gedeeld beheer en door de overdracht naar 2015.

    De herprogrammering van niet-bestede vastleggingskredieten in 2014 voor 2015 en 2016 (overeenkomstig artikel 19 MFK) is in april 2015 goedgekeurd met een herziening van de MFK-maxima en de daarmee verband houdende gewijzigde begroting voor 2015. Dit had in 2015 vooral gevolg voor rubriek 1b (11,2 miljard EUR) en rubriek 2 (5 miljard EUR), en in 2016 had de belangrijkste wijziging betrekking op rubriek 2 (4,4 miljard EUR).

    In 2014 heeft het lage uitvoeringspercentage van vastleggingen aan het begin van de nieuwe programma's geleid tot een daling van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) van 32,8 miljard EUR, ofwel 15 %, die slechts tijdelijk beperkt is door de omvang van de geherprogrammeerde of overgedragen bedragen.

    Betalingen:

    De betalingskredieten werden na een besparing van 556 miljoen EUR op de ontwerpbegroting 2014 (met inbegrip van de nota's van wijzigingen 1 en 2) aanvankelijk vastgesteld op 135 505 miljoen EUR (met inbegrip van speciale instrumenten), hetgeen overeenkomt met 1 % van het bni van de EU. Dit kwam neer op een daling van 6 % (9 miljard EUR) ten opzichte van de definitief goedgekeurde begroting voor 2013. Dit oorspronkelijke niveau van kredieten liet slechts een marge van 711 miljoen EUR onder het plafond van het MFK. Het maximum van de betalingen voor dit eerste jaar van de nieuwe programmeringsperiode is uitzonderlijk laag vastgesteld, namelijk meer dan 8 miljard EUR onder het in 2013 en 6 miljard EUR onder het in 2015 vastgestelde plafond. Het was van het begin af aan duidelijk dat de zware druk op de betalingen in het licht van het bedrag aan nog betaalbaar te stellen vastleggingen nog het hele jaar 2014 aan zou houden, vandaar de noodzaak om het bedrag aan vereiste kredieten te herzien, evenals het zeer actieve beheer van de begroting.

    De nettoverhoging van betalingskredieten van operationele begrotingsonderdelen via gewijzigde begrotingen beliep 3 599 miljoen EUR. Daardoor overschreden de betalingskredieten aan het eind van het jaar de in het MFK vastgelegde maxima, wat mogelijk was door beroep te doen op de marge voor onvoorziene uitgvaven en het nieuwe en als laatste redmiddel fungerende speciale instrument om op onvoorziene omstandigheden te reageren. De Raad en het Parlement hebben het algemene overschrijvingsvoorstel van de Commissie afgewezen en hebben de voorgestelde verhogingen voor herschikkingen in de gewijzigde begrotingen gebruikt.

    De totale besteding van de betalingskredieten beliep 137 136 miljoen EUR (142 883 miljoen EUR in 2013) tegen een percentage van 99 %. Zodra rekening is gehouden met de overdracht van betalingskredieten naar 2015, vervalt een totaal van 112 miljoen EUR. Van de betalingskredieten die van 2013 werden overgedragen, werd een bedrag van 106 miljoen EUR geannuleerd.

    In het verslag over het begrotings- en financieel beheer – Begrotingsjaar 2014 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het meerjarig financieel kader afzonderlijk), is een gedetailleerde analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.

    14.UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE INSTELLINGEN EN AGENTSCHAPPEN

     

    14.1.INSTELLINGEN: OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

    miljoen EUR

    Instelling

    Begrotingskredieten

    Vastgestelde rechten

    Ontvangsten

    Ontvangsten als

    Nog te ontvangen

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

    Definitief goedgekeurde begroting

    Lopend jaar

    Overgedragen

    Totaal

    Op rechten van lopend jaar

    Op overgedragen rechten

    Totaal

    % van de begroting

    Europees Parlement

    156

    156

    173

    24

    197

    170

    4

    174

    111,97 %

    22

    Europese Raad en Raad

    56

    56

    74

    7

    80

    70

    6

    76

    136,61 %

    4

    Commissie

    135 167

    138 697

    146 066

    10 957

    157 023

    139 403

    3 878

    143 280

    103,30 %

    13 743

    Hof van Justitie

    47

    47

    50

    50

    50

    50

    105,10 %

    0

    Europese Rekenkamer

    20

    20

    20

    20

    19

    19

    98,42 %

    Europees Economisch en Sociaal Comité

    11

    11

    15

    15

    15

    15

    137,08 %

    Comité van de Regio's

    8

    8

    10

    10

    10

    10

    121,66 %

    Europese Ombudsman

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    104,28 %

    Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    78,02 %

    Europese Dienst voor extern optreden

    37

    37

    313

    313

    313

    313

    835,12 %

    135 505

    139 034

    146 721

    10 988

    157 709

    140 052

    3 888

    143 940

    103,53 %

    13 769

    Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld. Agentschappen hebben geen afzonderlijke begroting binnen de EU-begroting en zij worden gedeeltelijk gefinancierd met een begrotingssubsidie van de Commissie.

    Wat de EDEO betreft zij opgemerkt dat deze dienst naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie (208 miljoen EUR) (2013: 210 miljoen EUR) en het EOF (56 miljoen EUR) (2013: 59 miljoen EUR) ontvangt. Deze begrotingskredieten worden ter beschikking gesteld van de EDEO (als bestemmingsontvangsten), in de eerste plaats ter dekking van de kosten van de personeelsleden van de Commissie die in de EU-delegaties werken. Deze delegaties worden administratief beheerd door de EDEO.

     

    14.2.INSTELLINGEN: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

    Vastleggingskredieten

    miljoen EUR

    Gedane vastleggingen

    Overgedragen kredieten

    Vervallen kredieten

    Instelling

    Totaal beschikbare kredieten

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van over-drachten

    Van bestemmings-ontvangsten

    Totaal

    %

    Van bestemmings-ontvangsten

    Over-drachten bij besluit

    Totaal

    %

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van over-drachten

    Bestemmings-ontvangsten (EVA)

    Totaal

    %

    1

    2

    3

    4

    5=2+3+4

    6=5/1

    7

    8

    9=7+8

    10=9/1

    11

    12

    13

    14=11

    +12+13

    15=14/1

    Europees Parlement

    1 804

    1 738

    1

    37

    1 775

    98,4 %

    12

    12

    0,6 %

    18

    18

    0,0 %

    Europese Raad en Raad

    587

    485

    29

    513

    87,4 %

    24

    24

    4,1 %

    50

    50

    0,0 %

    Commissie

    146 008

    105 811

    178

    3 429

    109 418

    74,9 %

    3 242

    12 097

    15 339

    10,5 %

    21 251

    21 251

    0,0 %

    Hof van Justitie

    358

    352

    1

    352

    98,6 %

    1

    1

    0,4 %

    4

    4

    0,0 %

    Europese Rekenkamer

    134

    132

    132

    98,7 %

    0,1 %

    2

    2

    0,0 %

    Economisch en Sociaal Comité

    133

    123

    4

    127

    95,4 %

    1

    1

    0,4 %

    6

    6

    0,0 %

    Comité van de Regio's

    89

    86

    2

    88

    98,5 %

    0,1 %

    1

    1

    0,0 %

    Europese Ombudsman

    10

    10

    10

    97,9 %

    0,0 %

    0,0 %

    Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

    8

    8

    8

    96,9 %

    0,0 %

    0,0 %

    Europese Dienst voor extern optreden

    808

    513

    272

    784

    97,1 %

    18

    4

    22

    2,7 %

    2

    2

    0,0 %

    149 939

    109 256

    179

    3 772

    113 208

    75,5 %

    3 297

    12 101

    15 399

    10,3 %

    21 333

    21 333

    0,0 %



    Betalingskredieten

    miljoen EUR

    Gedane betalingen

    Overgedragen kredieten

    Vervallen kredieten

    Instelling

    Totaal beschikbare kredieten

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van

    over-drachten

    Van bestemmings-ontvangsten

    Totaal

    %

    Over-drachten van rechtswege

    Over-drachten bij besluit

    Van

    bestemmings-ontvangsten

    Totaal

    %

    Van definitief goed-gekeurde begroting

    Van over-drachten

    Bestem-mings-ontvangsten (EVA)

    Totaal

    %

    1

    2

    3

    4

    5=2+3+4

    6=5/1

    7

    8

    9

    10=7+8+9

    11=10/1

    12

    13

    14

    15=12

    +13+14

    16=15/1

    Europees Parlement

    2 168

    1 460

    256

    26

    1 742

    80,4 %

    278

    108

    386

    17,8 %

    18

    22

    40

    1,8 %

    Europese Raad en Raad

    635

    435

    39

    29

    503

    79,2 %

    50

    24

    74

    11,7 %

    50

    8

    58

    9,2 %

    Commissie

    143 020

    134 108

    902

    3 758

    138 768

    97,0 %

    452

    913

    2 799

    4 164

    2,9 %

    29

    56

    2

    88

    0,1 %

    Hof van Justitie

    374

    335

    14

    1

    349

    93,5 %

    17

    1

    18

    4,9 %

    4

    2

    6

    1,6 %

    Europese Rekenkamer

    145

    124

    9

    134

    92,4 %

    8

    8

    5,4 %

    2

    2

    3

    2,2 %

    Economisch en Sociaal Comité

    141

    115

    6

    3

    125

    88,2 %

    8

    1

    9

    6,3 %

    6

    2

    8

    5,5 %

    Comité van de Regio's

    96

    79

    6

    2

    86

    89,4 %

    8

    8

    8,2 %

    1

    1

    2

    2,5 %

    Europese Ombudsman

    10

    9

    1

    10

    93,7 %

    0

    0

    3,7 %

    2,6 %

    Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

    9

    7

    7

    82,2 %

    1

    1

    10,1 %

    1

    7,7 %

    Europese Dienst voor extern optreden

    897

    464

    70

    239

    773

    86,2 %

    49

    4

    57

    110

    12,3 %

    2

    11

    13

    1,5 %

    147 495

    137 136

    1 304

    4 057

    142 497

    96,6 %

    870

    917

    2 991

    4 778

    3,2 %

    112

    106

    2

    220

    0,1 %

     

    14.3.INKOMSTEN AGENTSCHAP: BEGROTINGSRAMINGEN, VASTGESTELDE RECHTEN EN ONTVANGEN BEDRAGEN

    miljoen EUR

    Agentschap

    Definitief goedgekeurde begroting

    Vastgestelde rechten

    Ontvangen bedragen

    Nog te ontvangen

    Financiering van de Commissie (beleidsterrein)

    Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

    11

    11

    11

    06

    Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

    16

    13

    13

    0

    18

    Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

    162

    145

    137

    8

    06

    Frontex

    98

    87

    87

    (0)

    18

    Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

    18

    17

    17

    0

    15

    Europese Politieacademie

    9

    9

    9

    0

    18

    Europees Agentschap voor chemische stoffen

    33

    37

    37

    0

    02

    Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding;

    60

    59

    59

    0

    17

    Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

    15

    16

    16

    18

    Europese Bankautoriteit

    34

    34

    34

    0

    12

    Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

    22

    22

    22

    0

    12

    Europees Milieuagentschap

    43

    53

    52

    1

    07

    Europol

    84

    85

    85

    0

    18

    Europese Autoriteit voor effecten en markten

    33

    32

    32

    12

    Communautair Bureau voor visserijcontrole

    9

    9

    9

    11

    Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

    80

    80

    80

    0

    17

    Europees Instituut voor gendergelijkheid

    7

    7

    7

    04

    Toezichthoudende Autoriteit Galileo

    25

    358

    358

    06

    Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie

    551

    551

    551

    0

    08

    EU-agentschap voor justitiële samenwerking (Eurojust)

    34

    34

    34

    0

    33

    eu.LISA

    65

    57

    57

    18

    Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

    58

    58

    58

    0

    06

    Harmonisatiebureau voor de interne markt

    194

    196

    196

    0

    12

    Europees Geneesmiddelenbureau

    282

    311

    272

    39

    02

    Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging

    10

    10

    10

    09

    Bureau van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec)

    4

    4

    4

    09

    Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

    21

    21

    21

    18

    Europees agentschap voor de veiligheid van het vervoer per spoor

    26

    26

    26

    0

    06

    Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

    15

    15

    15

    04

    Europees Instituut voor innovatie en technologie

    175

    167

    167

    15

    Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

    56

    48

    47

    1

    15

    Europese Stichting voor opleiding

    20

    21

    21

    0

    15

    Communautair Bureau voor plantenrassen

    15

    13

    13

    17

    Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

    21

    21

    21

    0

    04

    Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur

    47

    47

    47

    15

    Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie

    24

    25

    25

    06

    Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

    36

    36

    36

    0

    08

    Uitvoerend Agentschap Onderzoek

    52

    52

    52

    0

    08

    Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten

    7

    7

    7

    17

    Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk

    13

    14

    14

    0

    06

    2 486

    2 809

    2 759

    50

    miljoen EUR

    Soort ontvangst

    Definitief goedgekeurde begroting

    Vastgestelde rechten

    Ontvangen bedragen

    Nog te ontvangen

    Subsidie van de Commissie

    1 593

    1 566

    1 565

    0

    Inkomsten uit heffingen

    557

    603

    558

    45

    Overige inkomsten

    335

    640

    635

    5

    2 486

    2 809

    2 759

    50

     

    14.4.VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP

    miljoen EUR

    Agentschap

    Vastleggingskredieten

    Betalingskredieten

    Totaal beschik-bare kredieten

    Gedane vast-leggingen

    Over-gedragen naar 2015

    Totaal beschik-bare kredieten

    Gedane betalingen

    Over-gedragen naar 2015

    Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

    11

    10

    0

    16

    13

    3

    Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

    16

    13

    0

    16

    11

    2

    Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

    184

    136

    45

    191

    125

    63

    Frontex

    99

    97

    2

    130

    94

    33

    Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

    19

    18

    0

    20

    17

    2

    Europese Politieacademie

    9

    8

    0

    10

    8

    2

    Europees Agentschap voor chemische stoffen

    115

    111

    0

    127

    112

    11

    Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding

    61

    61

    0

    72

    59

    12

    Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

    16

    16

    0

    16

    15

    1

    Europese Bankautoriteit

    34

    34

    38

    32

    5

    Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

    22

    22

    0

    27

    21

    6

    Europees Milieuagentschap

    66

    59

    7

    70

    48

    22

    Europol

    86

    85

    0

    95

    86

    6

    Europese Autoriteit voor effecten en markten

    33

    33

    39

    32

    6

    Communautair Bureau voor visserijcontrole

    9

    9

    11

    9

    1

    Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

    80

    80

    0

    87

    78

    8

    Europees Instituut voor gendergelijkheid

    7

    7

    0

    10

    8

    2

    Toezichthoudende Autoriteit Galileo

    2 095

    693

    1 402

    407

    150

    257

    Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie

    1 169

    1 169

    573

    507

    38

    EU-agentschap voor justitiële samenwerking (Eurojust)

    34

    34

    0

    39

    34

    4

    eu.LISA

    59

    49

    10

    72

    54

    15

    Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

    60

    56

    2

    61

    53

    5

    Harmonisatiebureau voor de interne markt

    420

    246

    458

    239

    40

    Europees Geneesmiddelenbureau

    282

    266

    0

    316

    251

    47

    Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging

    10

    10

    0

    11

    10

    1

    Bureau van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec)

    4

    4

    5

    4

    1

    Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

    22

    22

    0

    28

    21

    7

    Europees agentschap voor de veiligheid van het vervoer per spoor

    26

    25

    0

    28

    24

    3

    Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

    17

    16

    2

    22

    16

    5

    Europees Instituut voor innovatie en technologie

    236

    223

    8

    179

    165

    2

    Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

    56

    45

    59

    43

    4

    Europese Stichting voor opleiding

    23

    22

    0

    23

    21

    2

    Communautair Bureau voor plantenrassen

    17

    16

    15

    13

    0

    Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

    22

    21

    1

    26

    21

    5

    Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur

    47

    46

    52

    46

    6

    Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie

    24

    22

    26

    20

    4

    Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

    36

    36

    38

    36

    2

    Uitvoerend Agentschap Onderzoek

    52

    51

    54

    50

    4

    Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten

    7

    7

    8

    7

    1

    Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk

    13

    13

    14

    12

    1

    5 600

    3 890

    1 481

    3 488

    2 563

    638

    miljoen EUR

    Soort uitgave

    Vastleggingskredieten

    Betalingskredieten

    Totaal beschik-bare kredieten

    Gedane vast-leggingen

    Over-gedragen naar 2015

    Totaal beschik-bare kredieten

    Gedane betalingen

    Over-

    gedragen naar 2015

    Personeel

    941

    914

    1

    955

    909

    17

    Administratieve uitgaven

    387

    363

    11

    465

    346

    99

    Beleidsuitgaven

    4 272

    2 613

    1 469

    2 067

    1 309

    522

    5 600

    3 890

    1 481

    3 488

    2 563

    638

     

    14.5.BEGROTINGSRESULTAAT MET INBEGRIP VAN DE AGENTSCHAPPEN

    miljoen EUR

    Europese Unie

    AGENT-SCHAPPEN

    Uitsluiting van subsidies voor agent-

    schappen

    TOTAAL

    Ontvangsten van het begrotingsjaar

    143 940

    2 759

    (1 565)

    145 134

    Betalingen uit de begrotingskredieten van het lopende jaar

    (137 136)

    (2 049)

    1 565

    (137 620)

    Betalingen ten laste van kredieten uit bestemmingsontvangsten

    (4 057)

    (300)

    (4 357)

    Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten

    (1 787)

    (402)

    (2 189)

    Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1

    25

    157

    182

    Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten

    336

    (235)

    101

    Wisselkoersverschillen voor het jaar

    110

    (2)

    108

    1 432

    (73)

    1 358

    Om alle relevante begrotingsgegevens voor de agentschappen te kunnen verstrekken, zijn in de geconsolideerde jaarrekeningen afzonderlijke verslagen opgenomen over de uitvoering van de individuele begrotingen van de traditionele geconsolideerde agentschappen.

    Top