This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52015DC0056
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL on the functioning of Regulation (EC) No 470/2009 of the European Parliament and of the Council of 6 May 2009 laying down Community procedures for the establishment of residue limits of pharmacologically active substances in foodstuffs of animal origin, repealing Council Regulation (EEC) No 2377/90 and amending Directive 2001/82/EC of the European Parliament and of the Council and Regulation (EC) No 726/2004 of the European Parliament and of the Council
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de werking van Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de werking van Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad
/* COM/2015/056 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de werking van Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad /* COM/2015/056 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE
AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
over de
werking van Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de
Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures
voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame
stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van
Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn
2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004
van het Europees Parlement en de Raad
INLEIDING
Verordening (EG)
nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van
6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het
vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen
in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG)
nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het
Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het
Europees Parlement en de Raad (hierna ‘Verordening (EG) nr. 470/2009’
genoemd)[1]
stelt maximumwaarden voor residuen en referentiewaarden (‘actiedrempels’) vast
voor farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Een maximumwaarde voor residuen (maximum
residue limit - MRL) is het maximumgehalte aan residuen van een
farmacologisch werkzame stof dat toelaatbaar is in levensmiddelen van dierlijke
oorsprong. Een actiedrempel is het voor controledoeleinden vastgestelde niveau
voor residuen van een farmacologisch werkzame stof, voor bepaalde stoffen
waarvoor geen MRL is vastgesteld. Verordening (EG)
nr. 470/2009 is op 6 juli 2009 in werking getreden. Op grond van
artikel 28 brengt de Commissie uiterlijk 6 juli 2014, d.w.z. vijf jaar
nadat de verordening in werking is getreden, bij het Europees Parlement en bij
de Raad verslag uit over de bij de toepassing van de verordening opgedane
ervaring.
ACHTERGROND
EN GEGEVENSVERZAMELING
1. Achtergrond Dor het gebruik van
geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik bij voedselproducerende dieren kunnen
residuen achterblijven in levensmiddelen die afkomstig zijn van de behandelde
dieren. Deze residuen kunnen schadelijk zijn voor de mens. De farmacologische
effecten van geneesmiddelen zijn weliswaar noodzakelijk om dieren doeltreffend
te kunnen behandelen, maar consumenten moeten ertegen worden beschermd. De procedure voor het vaststellen
van een MRL begint met een aanvraag bij het Europees Geneesmiddelenbureau (het
Bureau). Het Comité
voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (CVMP) van het Bureau
beoordeelt de gegevens in de aanvraag en bereidt het advies van
het Bureau voor. Op basis van dit advies stelt de Commissie, in overleg met de
lidstaten, een uitvoeringshandeling vast. Sinds het midden van de jaren
zestig van de vorige eeuw stellen de nationale autoriteiten in de lidstaten
veiligheidsvoorschriften op voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
die bedoeld zijn voor voedselproducerende dieren. Het doel daarvan is te
waarborgen dat levensmiddelen die afkomstig zijn van behandelde dieren veilig
zijn voor menselijke consumptie. Om een geharmoniseerde aanpak van de
wetenschappelijke beoordeling van residuen te vergemakkelijken en belemmeringen
voor het vrij verkeer van levensmiddelen van dierlijke oorsprong uit de weg te
ruimen, heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan Verordening (EEG)
nr. 2377/90 van 26 juni 1990 houdende een communautaire
procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen
voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong.[2] Die
verordening is vervolgens ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EG)
nr. 470/2009. Verordening (EG) nr. 470/2009 werd vastgesteld
met het doel een einde te maken aan de volgende problemen die waren
gesignaleerd als gevolg van de toepassing van Verordening (EEG)
nr. 2377/90:
de wetgeving was moeilijk te
begrijpen vanwege het complexe systeem voor het indelen van stoffen;
stoffen die al vele jaren
veilig werden gebruikt in diergeneesmiddelen voor voedselproducerende
dieren werden plotseling verboden;
de gedetailleerde
wetenschappelijke gegevens die vereist waren voor het vaststellen van
MRL's creëerden hoge financiële kosten voor de sector en leidden ertoe dat
er minder aanvragen werden ingediend voor de goedkeuring van nieuwe
diergeneesmiddelen;
door de EU onderschreven
internationale normen konden niet in EU-wetgeving worden opgenomen zonder
nadere wetenschappelijke beoordeling door het Bureau;
de toezichthoudende
autoriteiten in de lidstaten beschikten voor veel stoffen niet over
referentiewaarden, met name voor stoffen die werden vastgesteld in
levensmiddelen afkomstig uit landen buiten de EU. Het was in dergelijke
gevallen lastig voor regelgevende instanties te bepalen of de regels
werden nageleefd. Daarnaast ontbrak een procedure op EU-niveau voor het
uitvoeren van een wetenschappelijke evaluatie die kon leiden tot
geharmoniseerde maximumwaarden en controles voor residuen.
Een van de belangrijkste problemen in de veterinaire
sector in de periode dat Verordening (EG) nr. 470/2009 werd
opgesteld, was bovendien dat er weinig goedgekeurde geneesmiddelen voor
diergeneeskundig gebruik beschikbaar waren. Verordening (EG)
nr. 470/2009 waarborgt dat stoffen die bedoeld zijn voor gebruik bij
voedselproducerende dieren worden beoordeeld op hun mogelijke schadelijkheid en
dat mensen die voedsel van dierlijke oorsprong eten, voldoende worden
beschermd. De verordening helpt "wachttijden" vast te stellen bij het
verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor
diergeneeskundig gebruik. Een wachttijd is de periode na de behandeling waarin
een dier niet mag worden geslacht of waarin de melk, eieren of honing van het
dier niet voor menselijke consumptie mogen worden gebruikt, om er op die manier
voor te zorgen dat de MRL's niet worden overschreden. Op grond van Richtlijn
2001/82/EG[3]
moeten voor farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn voor gebruik bij
voedselproducerende dieren MRL's zijn vastgesteld, voordat een vergunning voor
het in de handel brengen van het betreffende diergeneesmiddel kan worden
verleend. Een tekort aan MRL's die van toepassing zijn op bepaalde diersoorten
zal leiden tot een tekort aan goedgekeurde geneesmiddelen waarmee deze
diersoorten behandeld kunnen worden. Het is daarom van cruciaal belang dat zo
veel mogelijk farmacologisch werkzame stoffen worden beoordeeld in
overeenstemming met Verordening (EG) nr. 470/2009. Alle farmacologisch werkzame
stoffen die conform Verordening (EG) nr. 470/2009 zijn beoordeeld, zijn in
alfabetische volgorde opgenomen en ingedeeld in Verordening (EU)
nr. 37/2010[4]
van de Commissie, die werd aangenomen op grond van artikel 27 van Verordening
(EG) nr. 470/2009. Deze verordening bevat twee afzonderlijke tabellen: een
tabel voor toegelaten stoffen en een tabel voor verboden stoffen. Verordening (EU) nr. 37/2010
van de Commissie is meer dan veertig keer gewijzigd door
uitvoeringsverordeningen van de Commissie waarmee MRL's werden gewijzigd of
toegevoegd. Op dit moment zijn er 641 farmacologisch werkzame stoffen opgenomen
in tabel 1 en negen in tabel 2 (verboden stoffen). Daarnaast zijn
levensmiddelenadditieven met een geldig E-nummer die voor menselijke consumptie
zijn toegelaten, ingedeeld als "Geen MRL nodig".[5] 2. Gegevensverzameling In mei 2014 werd een vragenlijst
over Verordening (EG) nr. 470/2009 gepubliceerd op de website "Uw
stem in Europa". Papieren versies van de vragenlijst werden verstuurd naar
het Bureau, nationale overheden, en belanghebbenden in het bedrijfsleven en
daarbuiten. Het aantal antwoorden wordt
aangegeven in de onderstaande tabel (de respondenten specificeerden of zij al
dan niet een bedrijf waren): DE STEEKPROEF VAN DE VRAGENLIJST OP "UW STEM IN EUROPA" OVERHEIDSINSTANTIES || ONDERNEMINGEN || NIET-ONDERNEMINGEN 32 (67 %) || 11 (23 %) || 5 (10 %) De
ontvangen antwoorden waren afkomstig van een brede dwarsdoorsnede van de
diverse belanghebbenden die betrokken zijn bij het MRL-beleid:
· Overheidsinstanties – uit
24 lidstaten (d.w.z. 86 % van de lidstaten) en een aantal derde landen; · Ondernemingen; · Niet-ondernemingen.
Een
volledige lijst van respondenten kunt u in bijlage I vinden. De
bevindingen van de vragenlijst zijn voorgelegd aan de belanghebbenden en de
lidstaten, die bij de volgende gelegenheden hun opmerkingen konden plaatsen:
· 27 juni 2014:
tijdens de bijeenkomst van het Adviescomité diergezondheid – voor
belanghebbenden (bedrijfsleven, dierenartsen en consumenten). · 2 juli 2014: tijdens de
bijeenkomst van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig
gebruik – voor de lidstaten en het Bureau.
BEVINDINGEN
VAN DE VRAGENLIJST
Uit de bevindingen van de vragenlijst kunnen de
volgende conclusies worden getrokken. De antwoorden op de vragen worden
grafisch weergegeven in bijlage II. 1.
Werkingssfeer Artikel 1 van Verordening (EG)
nr. 470/2009 bepaalt dat de verordening met het oog op het waarborgen van
de voedselveiligheid voorschriften en procedures omvat voor het vaststellen van
i) het maximumgehalte aan residuen van een farmacologisch werkzame stof dat
toelaatbaar is in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (MRL – maximumwaarde
voor residuen), en ii) het voor controledoeleinden vastgestelde niveau voor
residuen van een farmacologisch werkzame stof, voor bepaalde stoffen waarvoor
uit hoofde van deze verordening geen maximumwaarde voor residuen is vastgesteld
(actiedrempel). Op de vraag of de werkingssfeer van Verordening (EG)
nr. 470/2009 geschikt was, antwoordde 80 % van de belanghebbenden en
lidstaten bevestigend. Wat betreft mogelijke verbeteringen in de werkingssfeer
van de verordening, gaf een minderheid van de respondenten aan dat deze
wellicht moet worden aangepast met betrekking tot wetenschappelijke beoordeling
en risicobeheer, bijvoorbeeld in verband met de ontwikkeling van nieuwe biologische
geneesmiddelen. 2.
Procedures
voor wetenschappelijke risicobeoordeling en risicobeheer Een
organisatie die een MRL wil laten vaststellen of wijzigen, moet daartoe een
aanvraag indienen bij het Bureau. Deze aanvraag moet vergezeld gaan van
voldoende gegevens om de veiligheid van de farmacologisch werkzame stof aan te
tonen, met inbegrip van gegevens over de depletie van de residuen ervan in
dieren. Ook moeten de analysemethoden worden gespecificeerd, aan de hand
waarvan de stof en haar metabolieten zijn opgespoord. Het
fundamentele uitgangspunt bij het vaststellen van MRL's is dat het
geconsumeerde residu van de stof in voedsel van dierlijke oorsprong de
aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) niet mag overschrijden. De ADI wordt
vastgesteld door het Bureau op basis van de beschikbare wetenschappelijke
informatie en geeft het niveau aan waarbij de stof of haar metabolieten de
menselijke gezondheid niet aantast. Op grond van het advies van het CVMP neemt
de Commissie een verordening tot vaststelling van de MRL aan, waarin de
indeling volgens Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt aangevuld of
gewijzigd. Bij de wetenschappelijke risicobeoordeling worden
het metabolisme en de depletie van farmacologisch werkzame stoffen bij
relevante diersoorten en het type en de hoeveelheid residuen die een mens
gedurende zijn leven zonder noemenswaardig gezondheidsrisico kan consumeren,
uitgedrukt als de ADI, onderzocht. De
wetenschappelijke risicobeoordeling vormt een wezenlijk onderdeel van
Verordening (EG) nr. 470/2009, en daarom is het van essentieel belang dat
zij haar doel bereikt. De Commissie heeft positieve
reacties ontvangen met betrekking tot deze bepaling en de huidige methoden om
MRL's en ADI's vast te stellen, waarbij 80 % van de respondenten aangaf
dat er sprake was van een goed evenwicht tussen voedselveiligheid en de
beschikbaarheid van diergeneesmiddelen. Bovendien kunnen bewakings- en
blootstellingsgegevens in de wetenschappelijke risicobeoordeling worden
meegenomen als het metabolisme en de depletie van de stof niet kunnen worden
beoordeeld. Deze specifieke bepaling in artikel 6, lid 3, van
Verordening (EG) nr. 470/2009 wordt nuttig geacht (75 % van de
respondenten). De adviezen het Bureau moeten een wetenschappelijke
risicobeoordeling en aanbevelingen inzake risicomanagement omvatten. Krachtens
artikel 13, lid 2, onder a), van Verordening
(EG) nr. 470/2009 dient de Commissie maatregelen vast te stellen
betreffende de methodologie van de risicobeoordeling en aanbevelingen inzake
risicomanagement. Respondenten die de vragenlijst hebben ingevuld, waren van
mening dat het nuttig zou zijn als de Commissie aanvullende
wetgevingsmaatregelen zou nemen om deze vereiste ten uitvoer te leggen. 3. Indeling van
farmacologisch werkzame stoffen: bijzondere gevallen In gevallen waarin
wetenschappelijke gegevens onvolledig zijn, biedt Verordening (EG)
nr. 470/2009 de mogelijkheid een voorlopige indeling voor maximumwaarden
voor residuen vast te stellen. Dit is vastgelegd in artikel 14,
lid 2, onder b), en lid 4, en wordt gezien als een van de
nuttigste elementen van de verordening (90% van de respondenten). De bepalingen
van artikel 14, lid 2, onder b), en lid 4, worden toegepast
in situaties waarin het gebrek aan gegevens geen gezondheidsrisico meebrengt,
bijvoorbeeld wanneer de door de aanvrager voorgestelde analysemethode voor het
bewaken van residuen niet voldoet aan de criteria voor een bevestigingsmethode,
maar wel geschikt is voor bewakingsdoeleinden. Deze voorlopige MRL-indeling
wordt bijzonder gewaardeerd, omdat de indiening van een aanvraag voor een
vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel voor
diergeneeskundig gebruik hierdoor geen vertraging oploopt. Krachtens artikel 14,
lid 2, onder c), mogen farmacologisch werkzame stoffen worden
ingedeeld onder ‘Geen MRL nodig’. Volgens Verordening (EG) nr. 470/2009
hoeft er geen MRL te worden vastgesteld als de stof veilig wordt geacht in de
hoeveelheid residu die verwacht kan worden in levensmiddelen van dierlijke
oorsprong. Deze indeling wordt als nuttig beschouwd omdat hiermee expliciet
wordt aangegeven dat er geen bezorgdheid over de consumentenveiligheid bestaat
in verband met een bepaalde stof. 4. Aantal aanvragen Uit een onderzoek uit 2011
getiteld Benchmarking the Competitiveness of the Global Animal Health Industry[6] kwam
naar voren dat de negatieve gevolgen van MRL-wetgeving voor bedrijven sinds de
inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 470/2009 in 2009 licht zijn
afgenomen. Tussen 2009 en 2013 is het aantal bij het Bureau
ingediende aanvragen voor de vaststelling van MRL's met ruim 20% toegenomen ten
opzichte van de vijf jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de
verordening, en is het aantal aanvragen gestegen van 33 tot 40. Bovendien is
sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 470/2009 bijna 20 %
van de ingediende aanvragen afkomstig van kleine en middelgrote ondernemingen
(kmo's). In het algemeen is de toename van het aantal
aanvragen bemoedigend, omdat hieruit blijkt dat er een zekere innovatie
plaatsvindt bij geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik. Ook wordt hiermee
aangetoond dat kleine en middelgrote ondernemingen bereid en in staat zijn om
geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in de EU in de handel te brengen. Onderstaand diagram toont het
aantal aanvragen voor een advies van het Bureau, ingediend krachtens
Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad (tussen 2004 en 2008) en
Verordening (EG) nr. 470/2009 (tussen 2009 en 2013): •
Aantal aanvragen voor een advies van het Bureau ingediend tussen
2004 en 2008 en tussen 2009 en 2013
(artikel 3 van Verordening (EG) nr. 470/2009)
2004-2008 2009-2013 Geen aanvragen van kmo's (uitsplitsing van gegevens voor kmo en niet-kmo slechts beschikbaar vanaf 2006) || || Bijna 1/5 van de aanvragen van kmo's 5. Extrapolatie Met het oog op de zorgen over het gebrek aan
beschikbaarheid van diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren, is er
een extrapolatiebeginsel opgenomen in artikel 5 van Verordening (EG) nr.
470/2009. Dit bepaalt dat een vastgestelde MRL van stoffen in een bepaald
levensmiddel kan worden gebruikt voor de vaststelling van de MRL's voor een
ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde of een andere diersoort. Het Bureau
overweegt bij elke aanvraag voor een MRL of er een vastgestelde MRL, zonder
aanvullende gegevens, naar andere levensmiddelen of diersoorten geëxtrapoleerd
kan worden. Sinds 2009 heeft het Bureau de extrapolatie van 13
stoffen naar extra diersoorten of levensmiddelen aanbevolen (bv. vis-, geiten-
en pluimveesoorten). Circa 70 % van de extrapolaties vond plaats tussen
2012 en 2013. Als extrapolatie werd aanbevolen, betrof het steeds ook kleinere
soorten. Lidstaten, dierenartsen en vertegenwoordigers van de
sector hebben verklaard dat het extrapolatiebeginsel een positief effect heeft
op de beschikbaarheid van toegelaten diergeneesmiddelen – vooral als het leidt
tot MRL’s voor kleinere diersoorten. Er is minder onderzoek nodig en de kosten
en risico's in verband met de ontwikkeling van nieuwe producten zijn
verminderd, omdat de aanvrager geen aanvullende gegevens hoeft te verstrekken. Een uitvoeringsmaatregel van de Commissie zou het
Bureau en de bedrijven nog meer duidelijkheid verschaffen en zou het gebruik
van deze bepaling kunnen bevorderen. De onderstaande tabel toont de extrapolatie van MRL’s
tussen 2009 en 2013: Jaar || Stof(fen) waarvoor extrapolatie is aanbevolen || Diersoorten || Minder gangbare soorten 2009 || Tildipirosine || Van runderen, varkens naar geiten || Ja 2010 || Iso-eugenol || Van zalm naar (andere) vissoorten || Ja 2011 || Fenbendazool || Van alle herkauwers, varkens, paarden en kippen naar alle (andere) voedselproducerende diersoorten, behalve vis || Ja Monepantel || Van schapenmelk naar geitenmelk || Ja 2012 || Eprinomectin || Van rundvee en schapen naar geiten || Ja Diclazuril || Van kippen naar alle (andere) pluimveesoorten || Ja Mangaancarbonaat || Van runderen naar alle (andere) voedselproducerende diersoorten || Ja Neomycine || Wijziging van MRL's voor runderen naar alle (andere) voedselproducerende diersoorten || Ja Foxim || Van runderen, schapen, varkens en kippen naar (alle andere volledig voedselproducerende diersoorten) || Ja 2013 || Butafosfan || Van rundvee en varkens naar alle (andere) voedselproducerende zoogdiersoorten || Ja Chloroform || Alle herkauwers, varkens naar alle (andere) voedselproducerende zoogdiersoorten || Ja Triptorelineacetaat || Varkens naar alle (andere) voedselproducerende diersoorten || Ja Lufenuron || Zalm en regenboogforel naar andere vissoorten || Ja 2014 (januari - april) || Bariumselenaat || Runderen/schapen naar alle (andere) voedselproducerende diersoorten || Ja 6. Codex Alimentarius
De Commissie van de Codex
Alimentarius is in 1963 opgericht door de Voedsel- en Landbouworganisatie van
de Verenigde naties (FAO) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om voedselnormen
te ontwikkelen. De Codex Alimentarius moet de gezondheid van de consument
beschermen, eerlijke praktijken in de internationale levensmiddelenhandel
waarborgen en alle werkzaamheden op het gebied van voedselnormen van
internationale gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties bevorderen. De EU en de lidstaten stellen
EU-standpuntsbepalingen op over kwesties die door de Commissie van de Codex
Alimentarius zijn besproken. Door Verordening (EG) nr. 470/2009 is de
consistentie tussen de internationale normen en de EU-wetgeving inzake
maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen verder vergroot. Op grond van artikel 14, lid 3,
onder b, van Verordening (EG) nr. 470/2009 kunnen MRL's in de EU worden
vastgesteld na een besluit van de Commissie van de Codex Alimentarius, mits de
in aanmerking genomen wetenschappelijke gegevens ter beschikking worden gesteld
van de EU-delegatie voordat het Codex-besluit wordt genomen. In dit geval is
een aanvullende beoordeling door het Bureau niet nodig. In een enquête gaf ruim
80 % van de respondenten te kennen dat deze bepaling van nut is, omdat
hierdoor de diergeneesmiddelenindustrie meer zekerheid wordt geboden dat de EU
de MRL's van de Codex zal goedkeuren en omdat de ontwikkeling van nieuwe
geneesmiddelen wordt gestimuleerd. Er zij echter op gewezen dat deze bepaling
nog niet is toegepast. 7.
Controle
van en toezicht op geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik uit derde
landen De Commissie of een lidstaat kan het
Bureau verzoeken om een advies inzake een stof die wordt gebruikt in een
diergeneesmiddel dat is toegelaten in een derde land, maar niet in de EU. Dit
bevordert de geharmoniseerde aanpak van de controle op residuen in
geïmporteerde producten van dierlijke oorsprong. In de enquête vond 90 %
van de respondenten dat een adviesaanvraag nuttig is voor het toezicht op en de
controle van residuen in dierlijke producten. 8.
Regels
voor het in de handel brengen van levensmiddelen van dierlijke oorsprong In artikel 23 van Verordening
(EG) nr. 470/2009 is vastgelegd dat levensmiddelen van dierlijke oorsprong
die residuen van een farmacologisch werkzame stof bevatten, alleen in de handel
kunnen worden gebracht als ze aan een vastgestelde MRL voldoen. 70 % van
de respondenten vindt dit een juiste bepaling. Hoewel de bepaling in het
algemeen goed werkt, zijn sommige respondenten van mening dat extra bepalingen,
zoals uitbreiding van MRL's naar andere diersoorten of weefsels en minder
strenge bepalingen voor vulstoffen, de wetgeving zouden kunnen verbeteren
zonder dat hierdoor de veiligheid van de consument in gevaar wordt gebracht. 9.
Actiedrempels Het toekennen van MRL’s voor
farmacologisch werkzame stoffen is een van de vele maatregelen die worden
getroffen om de voedselveiligheid te waarborgen. Bovendien zijn in de artikelen
18, 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 470/2009 regels vastgelegd voor de
vaststelling van referentiewaarden voor de controle van residuen in
levensmiddelen van dierlijke oorsprong op verboden of niet-toegelaten stoffen. De Commissie kan op grond van Verordening
(EG) nr. 470/2009 actiedrempels vaststellen voor farmacologisch werkzame
stoffen die verboden of krachtens de huidige EU-wetgeving niet toegelaten zijn.
Net als MRL’s vormen de actiedrempels een referentiewaarde voor het toezicht op
residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Als een actiedrempel is
overschreden, kan een voedingsmiddel in de EU niet legaal in de handel worden
gebracht. Het vaststellen van actiedrempels mag echter op geen enkele manier
als excuus dienen voor het illegaal gebruik van verboden of niet-toegelaten
stoffen bij de behandeling van voedselproducerende dieren (zie overweging 25 van
Verordening (EG) nr. 470/2009). De respondenten van de enquête
waren van mening dat het vaststellen van actiedrempels zou bijdragen aan de
effectiviteit van controles op ingevoerde of in de EU in de handel gebrachte
levensmiddelen van dierlijke oorsprong, omdat hiermee referentiewaarden voor
potentiële maatregelen zouden zijn bepaald. Tot nu toe zijn er door de
Commissie krachtens Verordening (EG) nr. 470/2009 geen actiedrempels
vastgesteld.
CONCLUSIES
Verordening (EG)
nr. 470/2009 heeft haar doel, bescherming van de volksgezondheid en
waarborging van de gezondheid en het welzijn van dieren, bereikt. Verordening
(EG) nr. 470/2009 heeft bijgedragen tot de stijging van het aantal
aanvragen voor MRL's en het gebruik van het extrapolatiebeginsel om bestaande
MRL's ook toe te passen op andere diersoorten. Dit was een van de belangrijkste
doelstellingen van de herziening van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad
en de invoering van Verordening (EG) nr. 470/2009. Dit heeft op zijn beurt
weer bijgedragen aan de bescherming van de volksgezondheid, aangezien de
blootstelling van de consument aan farmacologisch werkzame stoffen beperkt
wordt door duidelijke referentiewaarden voor het toezicht op residuen in
levensmiddelen te verschaffen. De toename van het aantal vastgestelde MRL's
heeft ook bijgedragen aan de bescherming van de gezondheid van dieren, omdat
een gebrek aan MRL's voor bepaalde diersoorten leidt tot een gebrek aan
toegelaten diergeneesmiddelen voor de behandeling van ziekten bij die
diersoorten. Onlangs is de toegankelijkheid verder verbeterd door de instelling
van een online databank van MRL's.
In het
algemeen beschouwen lidstaten, bedrijven, belanghebbenden buiten het
bedrijfsleven, en het Bureau hun ervaringen met Verordening (EG)
nr. 470/2009 als positief. Toch kunnen verschillende belanghebbenden over
bepaalde kwesties van mening verschillen, zoals te zien is in bijlage II.
Dit kan vooral worden verklaard door hun verschillende perspectieven bij de
toepassing van Verordening (EG) nr. 470/2009 (bv. bevoegde autoriteiten
versus farmaceutische bedrijven of dierenartsen). Ten opzichte van de voorgaande
wetgeving inzake MRL's zijn er substantiële verbeteringen aangebracht. Het
opstellen van uitvoeringsmaatregelen, zoals vereist op grond van
artikel 13 van Verordening (EG) nr. 470/2009, moet nog tot meer
verbeteringen leiden. Tegelijkertijd moet worden
opgemerkt dat de werkelijke invloed van Verordening (EG) nr. 470/2009 pas
duidelijk zal worden, als hier op de langere termijn meer ervaring mee is
opgedaan. Bovendien zij erop gewezen dat van Verordening (EG) nr. 470/2009
niet mag worden verwacht dat hiermee alle problemen in de diergeneesmiddelensector
worden opgelost. Het gebrek aan beschikbaarheid van geneesmiddelen voor
diergeneeskundig gebruik in de EU wordt aangepakt in de wijzigingen van de
desbetreffende wetgeving. De Commissie heeft hiervoor op
10 september 2014 een voorstel aangenomen en momenteel wordt hierover
een debat gevoerd in het Europees Parlement en de Raad. BIJLAGE I
Lijst van respondenten van de enquête
OVERHEIDSINSTANTIES
OOSTENRIJK:
Bundesministerium für Gesundheit (BMG);
BELGIË: Federaal Agentschap
voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten (FAGG) / Federaal Agentschap
voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV);
KROATIË: Ministarstvo
Poljoprivrede;
CYPRUS: Υπουργείο
Γεωργίας,
Φυσικών Πόρων
και Περιβάλλοντος,
Κτηνιατρικές
Υπηρεσίες;
TSJECHIË: Ústav pro Státní
Kontrolu Veterinárních Biopreparátů a Léčiv (USKVBL) / Státní
Veterinární Správa (SVS);
DENEMARKEN:
Fødevarestyrelsen (FVST);
EUROPESE UNIE: Comité
voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (CVMP);
FINLAND: Jord- och
skogsbruksministeriet;
FRANKRIJK: Ministère de
l'Agriculture;
DUITSLAND: Bundesamt für
Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit (BVL) x2;
Institut für Hygiene und
Umwelt; Bundesministerium für Ernährung und Landwirtschaft (BMEL);
GRIEKENLAND: Εθνικός
Οργανισμός
Φαρμάκων (EOF);
IERLAND: Department of
Agriculture Food & the Marine (DAFM) & The Irish Medicines Board
(IMB);
ITALIË: Ministero della
Sanità;
LETLAND: Pārtikas un
veterinārais dienests (PVD);
LITOUWEN: Valstybinė
Maisto ir Veterinarijos Tarnyba (VMVT);
MALTA: Gvern ta’ Malta;
NEDERLAND: Ministerie van
Economische Zaken;
POLEN: Urząd
Rejestracji Produktów Leczniczych (URPL);
PORTUGAL: Direção-Geral de
Alimentação e Veterinária (DGAV);
ROEMENIË: Institutul pentru
Controlul Produselor Biologice si Medicamentelor de Uz Veterinar (ICBMV);
SLOWAKIJE: Štátna
Veterinárna a Potravinová Správa (ŠVPS) / Ústav štátnej kontroly
veterinárnych biopreparátov a liečiv (USKVBL);
SLOVENIA: Vlada Republike
Slovenije;
SPANJE: Agencia Española de
Medicamentos y Productos Sanitarios (AEMPS); Ministerio de Sanidad,
Servicios Sociales e Igualdad (MSSSI);
ZWEDEN: Lakemedelsverket;
TURKIJE: T.C. Gıda
Tarım ve Hayvancılık Bakanlığı;
VERENIGD KONINKRIJK:
Department for Environment Food & Rural Affairs (DEFRA);
VERENIGDE STATEN: Food and
Drug Administration (FDA) Health and Human Services (HHS).
ONDERNEMINGEN
Bayer
CEVA
Elanco Animal Health
IFAH-Europe
KLIFOVET AG
Laboratoire Boiron
Laboratoire TVM
Novartis
Sea Food Alliance
The Danish Agriculture &
Food Council
TSGE Consulting Ltd
BUITEN HET BEDRIJFSLEVEN
Bundestierärztekammer (BTK)
Particuliere dierenarts
European Coalition on
Veterinary Homeopathy (ECVH)
European Federation of Honey
Packers and Distributors (FEEDM)
Federatie van Europese
dierenartsen (FVE)
BIJLAGE II
Resultaten van de enquête Bijschrift bij de grafische voorstellingen Total || Totaal Public authority || Overheidsinstantie Business || Ondernemingen Non-business || Buiten het bedrijfsleven Yes || Ja No || Nee N/A (not applicable) || n.v.t. (niet van toepassing) Very adequate balance || Zeer goed evenwicht Adequate balance || Goed evenwicht Somewhat adequate balance || Redelijk evenwicht No adequate balance || Geen goed evenwicht Very good impact || Zeer positieve gevolgen Good impact || Positieve gevolgen Fairly good impact || Tamelijk positieve gevolgen Bad impact || Negatieve gevolgen Very useful || Zeer nuttig Useful || Nuttig Somewhat useful || Enigszins nuttig Not Useful || Niet nuttig 1.
Gevolgen van extrapolatie V1.
Extrapolatie is het beginsel dat MRL's ('maximum residue limits', MRL's) die
voor stoffen in een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, worden toegepast op
een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of dat MRL's
die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld, worden toegepast op andere
diersoorten (artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009).
Wat zijn volgens u de gevolgen van extrapolatie voor de
beschikbaarheid van toegelaten geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik? 2.
Lijst van stoffen die zijn vastgesteld voor
verschillende doeleinden Stof(fen) vastgesteld voor verschillende doeleinden || PPP || Biocide || Toevoegingsmiddelen in diervoeder || Ja || Nee || Ja || Nee || Ja || Nee Alfa-cypermethrin || X || || || || || Amitraz || X || || || || || Azamethifos || X || || || || || Cumafos || X || || || || || Cyfluthrin || X || || || || || Cyhalothrin || X || || || || || Cypermethrine || X || || || || || Deltamethrine || X || || || || || Diazinon || X || || || || || Diflubenzuron || X || || X || || || Permethrine || X || || || || || Foxim || X || || || || || Teflubenzuron || X || || || || || Tau-fluvalinaat || X || || || || || Thiabendazool || X || || || || || Diclazuril || || || || || X || Halofuginon || || || || || X || Lasalocide || || || || || X || Monensine || || || || || X || 3.
Toepassingsgebied van Verordening (EG)
nr. 470/2009 V18.
Is het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 470/2009, zoals
gedefinieerd in artikel 1, volgens u juist? 4.
Voedselveiligheid en beschikbaarheid van
geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik V5. Denkt u dat met
de huidige methoden voor vaststelling van MRL's en aanvaardbare dagelijkse
innames (ADI's) een adequaat evenwicht wordt bereikt tussen voedselveiligheid
en de beschikbaarheid van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
(artikel 6 van Verordening (EG) nr. 470/2009)? 5.
Wetenschappelijke risicobeoordeling van
farmacologisch werkzame stoffen V3.
Bij de wetenschappelijke risicobeoordeling van farmacologisch werkzame stoffen
kan rekening worden gehouden met monitorings- of blootstellingsgegevens, als
een beoordeling van het metabolisme en de depletie van de stof niet mogelijk is
(artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 470/2009). Vindt
u deze bepalingen in de verordening nuttig? 6.
Wetenschappelijke risicobeoordeling en
risicobeheer V4. Een advies van
het bureau omvat een wetenschappelijke risicobeoordeling en aanbevelingen
inzake risicobeheer (artikelen 6 en 7 van Verordening (EG)
nr. 470/2009). Bent u van mening dat de Commissie een uitvoeringsmaatregel
moet vaststellen (artikel 13, lid 2, onder a), van Verordening
(EG) nr. 470/2009) met richtsnoeren voor de uitvoering van
artikelen 6 en 7? 7.
Vaststelling van voorlopige MRL's V9.
Voor farmacologisch werkzame stoffen moet een MRL worden vastgesteld
(artikel 14 van Verordening (EG) nr. 470/2009), bedoeld voor het
gebruik in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik. Is het nuttig om, als
de wetenschappelijke gegevens onvolledig zijn, voorlopige MRL's vast te stellen
(artikel 14 van Verordening (EG) nr. 470/2009)? 8.
Vaststelling van MRL's op grond van de Codex
Alimentarius V7.
Er wordt een MRL vastgesteld op grond van een besluit van de Commissie van de Codex
Alimentarius, indien de Unie dit besluit heeft ondersteund (artikel 14,
lid 3, onder b) van Verordening (EG) nr. 470/2009). Geef aan of u de
vaststelling van MRL's in de Unie op grond van een besluit van de Commissie van
de Codex Alimentarius een nuttige procedure vindt. 9.
Controle en toezicht op residuen in
dierlijke producten V6.
De Commissie of een lidstaat kan het Bureau om advies verzoeken indien een stof
is toegelaten voor toepassing in een geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik
in een derde land maar niet in de Unie (artikel 9, lid 1, onder a),
van Verordening (EG) nr. 470/2009). Acht u dit verzoek om advies nuttig
voor de controle en het toezicht op residuen in dierlijke producten? 10.
Bepalingen in verband met het in de handel
brengen V16.
In artikel 23 van Verordening (EG) nr. 470/2009 wordt bepaald dat
levensmiddelen van dierlijke oorsprong in de handel kunnen worden gebracht als
ze aan een vastgestelde MRL voldoen. Denkt u dat de bepalingen van
artikel 23, onder a) en b), in verband met het in de handel brengen voor
alle situaties toereikend zijn? 11.
Controles op ingevoerde of in de EU in de
handel gebrachte levensmiddelen van dierlijke oorsprong V14.
Wanneer dit met het oog op de uitvoering van controles op ingevoerde of in de
EU in de handel gebrachte levensmiddelen van dierlijke oorsprong noodzakelijk
wordt geacht, kan de Commissie actiedrempels (RPA) vaststellen voor residuen
van farmacologisch werkzame stoffen (artikel 18 van Verordening (EG) nr. 470/2009).
Heeft u weet van problemen in verband met controles in gevallen waarin een
actiedrempel nuttig zou zijn geweest? [1] PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11. [2] PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1. [3] Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van
6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek
betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van
28.11.2001, blz. 1). [4] Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van
22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de
indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen
van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1). [5] Zie het gedeelte "Levensmiddelenadditieven" van tabel 1 in
de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010. [6] BioBridge Ltd., (2012) "Benchmarking the Competitiveness of the
Global Animal Health Industry", onderzoek uit 2011, uitgevoerd in opdracht
van IFAH-EUROPE.