This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52015DC0034
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL Interim Evaluation of the Joint Baltic Sea Research and Development Programme BONUS
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tussentijdse evaluatie van het gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor de Oostzee (Bonus)
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tussentijdse evaluatie van het gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor de Oostzee (Bonus)
/* COM/2015/034 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tussentijdse evaluatie van het gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor de Oostzee (Bonus) /* COM/2015/034 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tussentijdse
evaluatie van het gemeenschappelijk onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor
de Oostzee (Bonus) 1.
INLEIDING In dit verslag worden de
resultaten gepresenteerd van de tussentijdse evaluatie overeenkomstig artikel 13
van het Besluit (862/2010/EU) van het Europees Parlement en de Raad betreffende
de deelname van de Unie aan een gemeenschappelijk onderzoeks- en
ontwikkelingsprogramma voor de Oostzee (Bonus) dat door verschillende lidstaten
is opgezet. Overeenkomstig dit besluit moet de Commissie uiterlijk 31 december 2014
Bonus tussentijds evalueren om de vooruitgang ten aanzien van de doelstellingen
van het besluit te beoordelen en aanbevelingen te doen die de integratie,
kwaliteit en doelmatigheid van de uitvoering (met inbegrip van
wetenschappelijke, bestuurlijke en financiële integratie) verder bevorderen. De
tussentijdse evaluatie beoordeelt ook of de financiële bijdragen van de
deelnemende staten[1]
volstaan om aan de vraag van hun nationale onderzoeksgemeenschappen te voldoen.
Een onafhankelijk panel van vijf
deskundigen heeft de tussentijdse evaluatie van Bonus uitgevoerd en hun
bevindingen zijn terug te vinden in het gedetailleerde evaluatieverslag[2]. Het onderstaand verslag geeft de
belangrijkste conclusies van de tussentijdse evaluatie weer en bevat de
opmerkingen van de Commissie. 2.
CONTEXT EN OVERZICHT VAN BONUS De Oostzee is uniek: half door
land ingesloten, een van de grootste brakke waterlichamen ter wereld, 's
winters gedeeltelijk met ijs bedekt en omgeven door negen staten waarvan er
acht lid zijn van de EU. Het milieu in de Oostzee heeft ernstig te lijden onder
vele natuurlijke en door de mens veroorzaakte problemen zoals verontreinigende
stoffen (bijvoorbeeld gedumpte chemische wapens en zware metalen). Verder
worden hoge gehalten aan voedingsstoffen in verband gebracht met zuurstofarme
dode zones, algenbloei en negatieve effecten op de natuurlijke flora en fauna.
De unieke biodiversiteit van het Oostzeegebied wordt verder ondermijnd door de
introductie van niet-endemische uitheemse organismen, visserij, scheepvaart,
offshore-activiteiten, veranderende weerpatronen, groeiende economieën met een
steeds intensievere landbouw en een groeiende bevolking in de kustgebieden. Deze
problemen hebben gezorgd voor een aanzienlijke daling van het vermogen van de
Oostzee om op duurzame manier te voorzien in de goederen en diensten waarvan de
regio sociaal, cultureel en economisch rechtstreeks afhankelijk is. De Europese Raad heeft in 2007
zijn bezorgdheid uitgedrukt over de toestand van het milieu in de Oostzee, wat
tot uiting is gekomen in de mededeling van de Commissie aan het Europees
Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van
de Regio’s inzake de strategie van de Europese Unie voor het Oostzeegebied[3]. De wetenschap kan deze problemen
aanpakken en oplossingen bieden voor de dringende milieuproblemen in de
Oostzee. Daartoe moest het onderzoek in het Oostzeegebied kwantitatief en
kwalitatief worden geïntensiveerd door een volledig geïntegreerde methode te
ontwikkelen en uit te voeren waarbij de relevante onderzoeksprogramma’s van
alle aangrenzende landen worden gestroomlijnd en doelgericht worden ontwikkeld
om de complexe en dringende problemen op een gecoördineerde, doelmatige en
doeltreffende wijze aan te pakken. Aansluitend op eerdere
vooruitgang bij de integratie van het onderzoek dat van 2003 tot 2008 door een
ERA-NET-regeling[4]
en van 2007 tot 2012 door een ERA-NET Plus-regeling werd ondersteund, heeft de
Raad de Commissie verzocht om voor het Oostzeegebied een voorstel in te dienen
voor een initiatief uit hoofde van artikel 185 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (vroeger artikel 169 van het Verdrag tot
oprichting van de Europese Gemeenschap) waardoor de EU kan deelnemen aan
gezamenlijke onderzoeksprogramma’s van verschillende lidstaten. Artikel 185-initiatieven
beogen de duurzame integratie van nationale onderzoeksprogramma’s om
versnippering te voorkomen en de integratie op wetenschappelijk, financieel en
bestuurlijk niveau te promoten. Aansluitend op het Besluit[5] van
het Europees Parlement en de Raad is Bonus vastgesteld als een gezamenlijk
artikel 185-initiatief van Denemarken, Duitsland, Estland, Letland,
Litouwen, Polen, Finland en Zweden („de deelnemende staten”), met deelname van
de EU. De hoofddoelstelling van Bonus is
„de onderzoekscapaciteit van het Oostzeegebied te vergroten ter
ondersteuning van de vaststelling en uitvoering van passende („fit-for-purpose”)
regelgeving, beleidsmaatregelen en beheerspraktijken teneinde een afdoend
antwoord te bieden op de grote milieu-uitdagingen en de voornaamste
maatschappelijke problemen waarmee de regio wordt geconfronteerd en in de
komende jaren geconfronteerd zal worden; het programma heeft ook tot doel de
versnipperde programmering en aanpak van de milieuonderzoeksactiviteiten in het
Oostzeegebied doelmatiger en doeltreffender te maken door de
onderzoeksactiviteiten met betrekking tot het ecosysteem van de Oostzee te integreren
in een duurzaam, op samenwerking gebaseerd, interdisciplinair, goed
geïntegreerd, gericht, multinationaal programma. Bonus moet ook bijdragen tot
het opzetten en structureren van de Europese onderzoeksruimte (EOR) in het
Oostzeegebied”[6].
Om deze doelstelling te bereiken
moet Bonus een beleidsgerichte strategische agenda voor onderzoek opstellen, de
integratie en coördinatie tussen grens- en sectoroverschrijdende openbare
onderzoeksprogramma’s versterken, de onderzoekscapaciteit van minder onderzoeksintensieve
Oostzeelanden verhogen, adequate uitvoeringsmodaliteiten voor een
gemeenschappelijke juridische beheersentiteit en governance-structuur
vaststellen, en themaoverschrijdende, strategische, gemeenschappelijke en van
meerdere partners uitgaande oproepen tot het indienen van voorstellen
publiceren. Bonus is een programma van 100
miljoen EUR met een maximale financiële bijdrage van de Europese Unie van 50
miljoen EUR, die binnen die limiet gelijk oploopt met de nationale bijdragen
van de deelnemende staten. Tot 25 % van de nationale bijdragen kan in
natura worden verstrekt in de vorm van infrastructuur, die aan de begunstigden
van Bonus-projecten kosteloos ter beschikking wordt gesteld. Het in Helsinki gevestigde
Europees economisch samenwerkingsverband (Bonus-EESV) zorgt voor de uitvoering
van Bonus. Het secretariaat is verantwoordelijk voor het administratieve,
financiële en contractuele beheer en rapporteert aan een stuurgroep. De
stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van alle deelnemende staten en is het
hoogste bestuursorgaan van het programma. De stuurgroep neemt beslissingen en
stuurt de werkzaamheden van het secretariaat. De Commissie heeft binnen dit
orgaan de status van permanent waarnemer. Krachtens het besluit moet Bonus
in twee fasen worden uitgevoerd: een initiële strategische fase en een daarop
aansluitende uitvoeringsfase. In de initiële strategische fase heeft het
Bonus-EESV een strategische agenda voor onderzoek opgesteld en zijn de nodige
gedetailleerde uitvoeringsmodaliteiten afgesproken. Deze modaliteiten volgen
over het algemeen het KP7 en hebben betrekking op regels voor financieel
beheer, financieringspercentages en rapportageverplichtingen. Zij zijn
opgenomen in een uitvoeringsovereenkomst die in oktober 2012 tussen de Commissie
en het Bonus-EESV is afgesloten na een voorafgaande evaluatie van de capaciteit
van het Bonus-EESV om het programma en de follow-up van belangrijke
aanbevelingen te beheren. Met het afsluiten van de
uitvoeringsovereenkomst is de uitvoeringsfase van Bonus begonnen. De
uitvoeringsfase moet minstens 5 jaar duren, tot oktober 2017, en bestaat
hoofdzakelijk uit de publicatie van oproepen, de selectie van voorstellen en de
ondersteuning van projecten voor gemeenschappelijk onderzoek. Andere
activiteiten zijn informatieverspreiding, regelmatige bijwerking van de
strategische agenda voor onderzoek, samenwerken met beleidsmakers op het gebied
van wetenschap, alsook samenwerking en uitwisseling van beste prakijken met
wetenschappers in andere Europese zeebekkens. In november 2012 zijn de eerste
Bonus-oproepen betreffende de thema's levensvatbaar ecosysteem (Viable
Ecosystem) en innovatie (Innovation) gepubliceerd. Na evaluatie zijn
binnen het thema levensvatbaar ecosysteem 7 projecten[7] en
binnen het thema innovatie 13 projecten[8]
geselecteerd. De subsidies voor de projecten binnen het thema levensvatbaar
ecosysteem zijn begin 2014 verleend en de subsidies voor het thema innovatie
volgden later in 2014. Een derde oproep betreffende het thema duurzame
ecosysteemdiensten is pas in januari 2014 gepubliceerd en is daarom bij
deze evaluatie niet aan bod gekomen. Bij verschillende evenementen is
informatie verspreid, onder andere in samenwerking met de Helsinki-commissie
(Helcom)[9],
het programma voor het Oostzeegebied[10]
en het Europees Parlement. 3.
TUSSENTIJDS EVALUATIEVERSLAG VAN HET
ONAFHANKELIJK PANEL VAN DESKUNDIGEN EN OPMERKINGEN VAN DE COMMISSIE Het evaluatieverslag beschrijft
de voortgang van Bonus met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen
in artikel 2 en bijlage I van het besluit, alsook de mate van
integratie, de kwaliteit en de doelmatigheid van de uitvoering. De Commissie is van oordeel dat
de methode die door het panel van deskundigen is toegepast, degelijk is. De
belangrijkste gegevensbronnen voor de evaluatie waren documenten betreffende
het Bonus-programma, gerelateerd EU-beleid en andere programma’s met betrekking
tot het Oostzeegebied. Er zijn ook gesprekken gevoerd met een groot aantal
interne en andere belangrijke belanghebbenden. Deze gesprekken hebben een
driehoeksmeting van gegevens mogelijk gemaakt en hebben zo bijgedragen aan
degelijke conclusies. Het panel van deskundigen heeft bijvoorbeeld een
vergadering van de stuurgroep van Bonus bijgewoond, waardoor zij zich ervan
hebben kunnen vergewissen dat onderzoeksprojecten correct worden geselecteerd:
aan de hand van een ranglijst van uitstekende projecten die op basis van door
onafhankelijke beoordelaars toegekende punten en overeenkomstig de KP7-regels
is opgesteld. Aangezien het ten tijde van de
tussentijdse evaluatie nog te vroeg in de uitvoeringsfase was om conclusies te
trekken over door Bonus ondersteund onderzoek, zijn voorlopige conclusies
getrokken op basis van het toepassingsgebied van het ondersteund onderzoek en
de resultaten van onderzoekssubsidies op vergelijkbare gebieden die door de
eerdere ERA-NET-regelingen zijn ondersteund. De secties 3.1 tot en met 3.5
bieden een samenvatting van de conclusies van de deskundigen in het
evaluatieverslag. Het standpunt van de Commissie over deze conclusies komt in
sectie 4 aan bod. 3.1
Relevantie De doelstellingen van Bonus zijn
vastgesteld als reactie op de talrijke natuurlijke en door de mens veroorzaakte
problemen die ernstige schade toebrengen aan het milieu in de Oostzee en aan
haar vermogen om op duurzame manier te voorzien in de goederen en diensten
waarvan het gebied afhankelijk is. Dankzij regelgeving is de
toestand van het milieu in de Oostzee de afgelopen jaren verbeterd. De
verbeteringen waren echter niet zo talrijk als verwacht en giftige algenbloei,
zuurstofarme dode zones, uitheemse soorten, uitgeputte visbestanden en
overvolle mariene gebieden blijven kenmerkend voor de Oostzee. De Oostzee is bijna geheel
ingesloten en kent een geringe mate van recirculatie. De ecosystemen, de
menselijke activiteiten, land en zee zijn er op complexe wijze van elkaar
afhankelijk. Het evaluatieverslag wijst op het blijvende belang van de
geïntegreerde aanpak van Bonus. De betrokkenheid van alle Oostzeelanden is van
essentieel belang voor een gemeenschappelijke visie en gecoördineerde
maatregelen om de problemen in het Oostzeegebied aan te pakken. Daarom is er in het kader van
Bonus een brede raadpleging van belanghebbenden gehouden en samen met alle
deelnemende staten een beleidsgerichte strategische agenda voor onderzoek
opgesteld. Daarin worden de essentiële onderzoeksbehoeften en -prioriteiten
beschreven om het milieu in de Oostzee te verbeteren en duurzame ontwikkeling
mogelijk te maken ter bevordering van de economische ontwikkeling in de
Oostzeelanden. De strategische agenda voor
onderzoek[11]
is in januari 2014 na een nieuwe brede raadpleging van belanghebbenden
bijgewerkt. Bonus wil de vroegere
versnippering van het milieuonderzoek in het gebied blijven bestrijden en heeft
een duurzaam, op samenwerking gebaseerd, interdisciplinair en multinationaal
onderzoeksprogramma vastgesteld. Het verstrekt kennis om wetenschappelijk
beheer en duurzame ontwikkeling te ondersteunen met het oog op een betere
toekomst voor de Oostzee. De integratie van nationale
onderzoeksprogramma’s in het kader van Bonus is mogelijk geworden dankzij tien
jaar van steeds nauwere samenwerking, die door de eerdere ERA-NET-regelingen is
ondersteund. In het algemeen heeft het panel
geconcludeerd dat de oorspronkelijke doelstellingen, die de vaststelling van
Bonus hebben gerechtvaardigd, relevant blijven en dat de uitvoering van de
strategische agenda voor onderzoek steun zal bieden aan onderzoek en innovatie
om de aanhoudende uitdagingen in het Oostzeegebied te blijven aanpakken. 3.2
Doeltreffendheid Het evaluatieverslag is van
oordeel dat Bonus een hoge mate van transnationale wetenschappelijke integratie
heeft bereikt via de gemeenschappelijke bepaling van onderzoekthema’s en een
gemeenschappelijke, op uitmuntendheid gebaseerde en niet nationaliteitsgebonden
evaluatie van projectvoorstellen door onafhankelijke deskundigen. Samen met het
ontwikkelen van netwerken heeft deze aanpak geleid tot een transnationale
„onderzoeksgemeenschap”, waardoor het onderzoek met betrekking tot de Oostzee
aanzienlijk minder is versnipperd en de nationale onderzoeksprogramma’s sterker
zijn geïntegreerd. Volgens het evaluatieverslag ligt
een omvangrijke en adequate reeks procedures ten grondslag aan het operationeel
beheer van het Bonus-EESV. Financiële controle wordt gegarandeerd door de
uitvoerend directeur en een gekwalificeerd financieel beheerder. Uit het
verslag blijkt dat het Bonus-EESV efficiënt functioneert als specifieke
uitvoeringsstructuur voor de uitoefening van het operationeel beheer en voor de
waarborging van de toepassing van de gemeenschappelijke financieringsregels. Na gesprekken en het bijwonen van
vergaderingen concludeert het panel dat de stuurgroep doeltreffend
functioneert. De leden vertrouwen elkaar en problemen worden constructief
opgelost. De Commissie is in de stuurgroep als waarnemer aanwezig en haar
tussenkomsten worden als waardevol beschouwd voor de ondersteuning van
constructieve gesprekken binnen het wettelijke kader van Bonus. Gemeenschappelijke financieringsregels
en één begroting voor elke Bonus-oproep voor het indienen van voorstellen
zorgen voor financiële integratie. De projecten worden geselecteerd na een
gecentraliseerde evaluatie door onafhankelijke deskundigen die de KP7-regels
toepassen, en uitsluitend aan de hand van een ranglijst op basis van punten.
Bij de selectie wordt geen rekening gehouden met andere factoren zoals
nationale quota. Ten tijde van
het verslag hebben de Europese Unie en de deelnemende staten gezamenlijk voor
een bedrag van 32 miljoen EUR steun geboden aan twintig onderzoekprojecten rond
belangrijke thema's zoals de terugdringing van de toevoer van voedingsstoffen
vanop het land, de bevordering van een duurzame visserij, de verbetering van
het toezicht op het mariene milieu en de effecten van gecombineerde
activiteiten op zee. Na een derde oproep tot het indienen van voorstellen wordt
momenteel de subsidiëring afgerond van nieuwe projecten die zijn geselecteerd
door onafhankelijke deskundigen op basis van de KP7-regels. Vóór het einde van
het Bonus-programma in 2017 zullen nog bijkomende oproepen tot het indienen van
voorstellen worden gepubliceerd. In het kader van
de oproep betreffende het thema innovatie waren 25 % van de
geselecteerde begunstigden ondernemingen, waarvan 16 % kmo's. Vanwege de
meer op basisonderzoek gerichte aanpak waren slechts 3 % van de
geselecteerde begunstigden bij de oproep betreffende het thema levensvatbaar
ecosysteem kmo's en bijgevolg zijn maatregelen nodig om de deelname van
kmo's te verhogen. Afgaand op het
toepassingsgebied van de ondersteunde projecten en de resultaten van
gerelateerd onderzoek dat door de eerdere ERA-NET-regelingen is ondersteund, is het
panel van oordeel dat het door Bonus ondersteunde onderzoek naar verwachting
kwalitatief hoogstaand zal zijn en uitvoerig zal worden geciteerd. In het
evaluatieverslag wordt waardering uitgedrukt voor het proactief
communicatiebeleid van het programma waarbij op gezette tijden nieuwsbrieven,
bulletins en specifieke briefings worden gepubliceerd. Bonus is lid van
organisaties zoals Helcom, IGP Oceanen[12]
en ICES[13].
Vertegenwoordigers van Bonus zijn ook regelmatig hoofdspreker op evenementen in
verband met marien onderzoek en andere evenementen in verband met
onderzoekssamenwerking (bijvoorbeeld de Europese maritieme dag, de
EurOcean-conferentie en het EU-strategieforum voor het Oostzeegebied). Het
Bonus-EESV heeft onderzocht of het informatie doeltreffend verspreidt en zal de
resultaten van het onderzoek gebruiken om informatie doelgerichter te
verspreiden en het effect ervan te maximaliseren. Het effect van
Bonus zal dankzij de vrije toegang tot gegevens en het gebruik van openbaar
toegankelijke gegevensbanken voor metagegevens waarschijnlijk toenemen,
waardoor de resultaten op grote schaal beschikbaar zullen zijn en het inzicht
in de mechanismen die het milieu in de Oostzee bedreigen toeneemt. Bonus
ondersteunt een club voor jonge wetenschappers via evenementen ter bevordering
van bredere loopbaanvaardigheden zoals de vaardigheid om onderzoek te
presenteren aan een niet-wetenschappelijk publiek. Dankzij deze evenementen
kunnen wetenschappers beter in contact treden met een breder publiek en
bijgevolg het effect van hun werk vergroten. Bij de start van
het Bonus-programma zijn door de deelnemende staten nationale
financieringstoezeggingen verstrekt voor de volledige duur van het programma.
Sommige deelnemende staten hebben meer geldmiddelen toegezegd dan andere. Uit
de eerste Bonus-oproepen tot het indienen van voorstellen is gebleken dat er een
onevenwicht bestaat tussen de toegezegde nationale geldmiddelen en de
corresponderende geldmiddelen die als resultaat van de evaluaties nodig zijn
ter ondersteuning van de geselecteerde nationale begunstigden. In sommige
gevallen zijn de nationale middelen ontoereikend om aan de vraag van de
succesvolle nationale begunstigden tegemoet te komen. Tot dusver werd dit
probleem verholpen dankzij flexibiliteit van de betrokken deelnemende staten,
die aanvullende financiering hebben verstrekt. Deze ad-hocoplossingen hebben
echter tot onzekerheid geleid en de toekenning van subsidies vertraagd. Een ander
probleem is het percentage van de nationale bijdragen dat in natura aan Bonus
worden verstrekt in de vorm van infrastructuur die door Bonus-projecten
kosteloos kan worden gebruikt. Het Bonus-EESV had voorzien in bijdragen in
natura van 25 % van de totale nationale bijdragen, wat het
maximumpercentage is dat het besluit toelaat. De eerste aanwijzingen tonen
echter aan dat er minder nationale infrastructuurbijdragen in natura zijn
verstrekt dan verwacht. Indien deze trend zich voortzet, zullen de geplande
contante bijdragen van de deelnemende staten ontoereikend zijn en zullen zij
moeten worden verhoogd om dit tekort te compenseren. 3.3
Doelmatigheid Het Bonus-secretariaat
telt zeven mensen en het evaluatieverslag beoordeelt dit als voldoende om het
programma te beheren, rekening houdend met een beperkte reservecapaciteit in
geval van ziekte, vakantie enz. De werkingskosten van Bonus zijn in het besluit
beperkt tot 5 miljoen EUR en het evaluatieverslag is van oordeel dat deze
verhouding van 5 % van de totale begroting een goede
kosten-batenverhouding is. Het evaluatieverslag wijst er echter ook op dat de
deelnemende staten buiten de artikel 185-structuur van Bonus om bijkomende
middelen verstrekken aan het secretariaat ter ondersteuning van bijkomende
activiteiten zoals workshops, publicaties en informatieverspreiding. Bijgevolg
dekt 5 miljoen EUR niet volledig alle activiteiten die verband houden met de
werking van het Bonus-programma. Indien de bijkomende activiteiten buiten het
toepassingsgebied van het artikel 185 worden meegerekend, zouden de volledige
werkingskosten eerder tegen de 7 miljoen EUR liggen, wat vergelijkbaar is met
de verhouding van beheerskosten die in EU-onderzoeksprojecten van toepassing
is. Het
evaluatieverslag wijst erop dat de strategische fase langer dan de voorziene 18
maanden heeft geduurd. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van problemen bij de
opstelling van de gedetailleerde uitvoeringsmodaliteiten, waarover alle
betrokken partijen het binnen het vereiste wettelijke kader eens moesten raken. In het
evaluatieverslag is de gemiddelde verhouding van relevante nationale
geldmiddelen voor onderzoek die via Bonus zijn uitgegeven op 14 % geschat.
In het
evaluatieverslag wordt gesteld dat het afzonderlijk beheer van nationale
financieringsbijdragen door de verschillende nationale
financieringsinstellingen[14]
voor onnodige complexiteit heeft gezorgd. Een gevolg hiervan is dat het
Bonus-EESV voor elke oproep tot het indienen van voorstellen afzonderlijke
financieringsovereenkomsten moet sluiten met elke betrokken nationale
financieringsinstelling om de correcte betaling van nationale geldmiddelen, de
toepassing van gemeenschappelijke financieringsregels en financiële controle te
waarborgen. De nationale financieringsinstellingen voeren vervolgens de
betalingen aan hun begunstigden uit volgens de financieringsovereenkomst. Dit
doet het aantal financieringsstromen en het administratief werk toenemen. Op
projectniveau ontvangt elke begunstigde twee financieringsstromen en moet hij
twee keer rapporteren; zowel aan het Bonus-EESV als aan de nationale
financieringsinstelling. Het is uiteraard niet efficiënt om binnen een
geïntegreerd programma op deze manier meerdere financieringsstromen te beheren.
In vergelijking
met andere artikel 185-initiatieven is Bonus klein. De administratieve
vereisten blijven echter vergelijkbaar, ongeacht de omvang van de betrokken
financiering. Bijgevolg zijn de administratieve lasten voor Bonus relatief hoog
in verhouding tot de omvang van het programma. 3.4
Meerwaarde van de EU Het
evaluatieverslag wijst erop dat de Oostzee een complexe omgeving is met veel
onderling verbonden actoren in verschillende sectoren, gaande van vervoer en
toerisme tot visserij, planning en landbouw. De Oostzee is een vrijwel
ingesloten omgeving, waar de beginselen van een circulaire economie moeten
worden toegepast om voor duurzame ontwikkeling op lange termijn te zorgen. De
Oostzee wordt grotendeels omringd door Europese lidstaten, bijgevolg is het een
regio waar gecoördineerde macroregionale EU-maatregelen zoals Bonus een groot
effect hebben. De steun van de EU helpt om
versnippering tegen te gaan en bevordert het creëren van een kritische massa
aan kennis en financiële middelen om een oplossing te vinden voor de
uitdagingen van de Oostzee. De 50 %-bijdragen van de deelnemende staten
zorgen voor een rechtstreeks hefboomeffect op de EU-investeringen. Het
evaluatieverslag is van oordeel dat de doelstellingen van Bonus zonder de
tussenkomst van de EU niet konden worden bereikt. Het
evaluatieverslag wijst erop dat Bonus een efficiënt samenwerkingsmechanisme
heeft ontwikkeld door gebruik te maken van memoranda van overeenstemming om
entiteiten uit de Russische federatie, zonder EU-steun, te laten deelnemen. De
Commissie is van oordeel dat deze deelname waardevol is ter bevordering van
gemeenschappelijke benaderingen voor de aanpak van problemen van EU-belang in
het Oostzeegebied. 3.5 Coherentie Bonus is een horizontaal
initiatief, wat adequaat is voor de uiteenlopende uitdagingen waarmee de
Oostzee wordt geconfronteerd. Het
evaluatieverslag verwijst naar de belangrijke bijdrage van Bonus aan de
strategie van de Europese Unie voor het Oostzeegebied en de doelstelling ervan
om „de zee te redden”. Zo wordt er bijvoorbeeld in de verslagen van de
Commissie over „Het bestuur van macroregionale strategieën”[15],
„De toegevoegde waarde van macroregionale strategieën”[16]
en „De uitvoering van de strategie van de Europese Unie voor het
Oostzeegebied”[17],
en in de mededeling van de Commissie over „de strategie van de Europese Unie
voor het Oostzeegebied”[18]
expliciet naar Bonus verwezen. Bonus
ondersteunt ook innovatie, wat bijdraagt aan de ondersteuning van een duurzame „blauwe
economie” overeenkomstig de doelstellingen van de mededeling van de
Commissie „Blauwe groei – Kansen
voor duurzame mariene en maritieme groei”[19] en
de specifieke verwijzing naar Bonus in het werkdocument van de diensten van de
Commissie „A Sustainable Blue Growth Agenda for the Baltic Sea Region”[20]. Het feit dat
Bonus bijdraagt aan de ontwikkeling van duurzame visserij in de Oostzee
overeenkomstig het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU[21] wordt
erkend, Bonus pakt ook het grensvlak tussen land
en zee aan en het ondersteunt de vaststelling van gemeenschappelijke
benaderingen om overeenkomstig de EU-kaderrichtlijn mariene strategie[22] te
meten of een „goede milieutoestand” aanwezig is. Bonus is
coherent met de werkzaamheden van de Commissie van Helsinki (Helcom) en het
Verdrag van Helsinki, dat de voornaamste internationale overeenkomst ter
bescherming van het mariene milieu in de Oostzee is. Bonus is binnen dit orgaan
waarnemer en het evaluatieverslag onderstreept het belang van Bonus-onderzoek
voor de uitvoering van het Helcom-actieplan voor de Oostzee. 4.
CONCLUSIES De evaluatie
wordt als degelijk beschouwd en is het resultaat van een logisch opgebouwde
analyse die op een adequate methode is gebaseerd en door een panel van
hooggekwalificeerde deskundigen is uitgevoerd. Op basis hiervan is de Commissie
van oordeel dat Bonus zijn doelen gestaag bereikt en erin is geslaagd een
geïntegreerd onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma in te stellen om de
uitdagingen van de Oostzee aan te pakken. Bonus dringt de versnippering van de
onderzoeksprogramma’s terug, brengt diverse vaardigheden samen en richt zich op
het tot stand brengen van de nodige kennis en innovatieve oplossingen om de
milieuproblemen in de Oostzee te overwinnen. Er zij op gewezen dat, vanwege de
horizontale aanpak van Bonus en de verschillende financieringsstructuren voor
onderzoek in de deelnemende staten, het moeilijk is om de verhouding van
nationale middelen die via Bonus worden gesubsidieerd exact te bepalen. De
macroregionale benadering van Bonus voor de Oostzee en haar afwateringsgebieden
heeft een groter effect gehad dan die welke door een breder programma gericht
op de hele EU had kunnen worden bereikt. De aanhalen van de banden tussen Bonus
en het programma voor het Oostzeegebied versterkt dit effect verder en stemt
overeen met de doelstellingen van Horizon 2020[23],
waarin ook wordt gestreefd naar het verder verbeteren van de synergieën tussen
onderzoek en de Europese structuur- en investeringsfondsen. Bonus integreert
onderzoeksprogrammering, ondersteunt de totstandkoming van een Europese
onderzoekruimte en draagt bij aan verschillende belangrijke beleidslijnen, met
name aan de strategie van de Europese Unie voor het Oostzeegebied, de
EU-kaderrichtlijn mariene strategie, het gemeenschappelijk visserijbeleid van
de EU en het Helcom-actieplan voor de Oostzee. Hoewel een
duurzame integratie met een bijzonder hoog niveau van wetenschappelijke en
bestuurlijke integratie is bereikt, waren er moeilijkheden inzake de financiële
integratie. Om de potentiële resultaten van Bonus te
versterken, beveelt het evaluatieverslag aan: 1.
een synthese te maken van het door Bonus
ondersteunde onderzoek sinds het begin als ERA-NET-regeling tot de huidige
status als artikel 185-initiatief, met nadruk op de verwezenlijkingen en
de effecten; 2.
te streven naar de groepering van nationale
geldmiddelen om het aantal financieringsstromen en de hierdoor veroorzaakte
complexiteit te verminderen. Dit zal voor efficiënter beheer zorgen, de
subsidietoekenningstermijn inkorten en de problemen die gepaard gaan met de
toepassing van gemeenschappelijke financieringsregels door de nationale
instellingen, verminderen; 3.
stappen te ondernemen om de verstrekking van
infrastructuurbijdragen in natura aan Bonus-projecten te verhogen. Nationale
instellingen zouden bijvoorbeeld stimuleringsmaatregelen kunnen nemen om de
verstrekking van infrastructuur aan Bonus deels te subsidiëren. Indien de
verstrekking van infrastructuurbijdragen in natura niet kan worden verhoogd,
zullen aanvullende nationale contante bijdragen nodig zijn om ervoor te zorgen
dat Bonus volledig wordt uitgevoerd; 4.
stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat
Bonus-projecten synergieën opbouwen en een netwerk vormen met andere projecten
en initiatieven in het Oostzeegebied; 5.
de interactie tussen de Bonus-adviesraad en
-stuurgroep te verhogen, bijvoorbeeld door virtuele online vergaderingen; 6.
mededelingen over het effect van Bonus te richten
op de behoeften van specifieke groepen van belanghebbenden: instellingen,
conventies, beleid, directoraten-generaal van de Commissie, ministeries en
regionale autoriteiten, met inbegrip van die welke verantwoordelijk zijn voor
regionale ontwikkeling; 7.
de door de deelnemende staten en de Commissie
uitgevoerde strategische communicatie over hoe de door Bonus gefinancierde
onderzoeksresultaten van nut kunnen zijn voor het beleid van de verschillende
betrokken directoraten-generaal en in het kader van Horizon 2020 te
versterken. De deelnemende staten moeten het bewustzijn omtrent het effect van
Bonus op hun nationale programma’s breder verspreiden; bijvoorbeeld in
visserijbeheer, regionale ontwikkeling, ontwikkeling van de kustgebieden,
landbouw enz.; 8.
de monitoring van Bonus te verbeteren via meer
systematische vergaring en analyse van gegevens over de resultaten en het
effect van Bonus, bijvoorbeeld door regelmatige, doeltreffende bevraging van
belanghebbenden en door het volgen van de tendensen met betrekking tot de
totale begroting en de verhouding van nationale geldmiddelen die via Bonus
worden uitgegeven; 9.
de communicatie over oproepen tot het indienen van
voorstellen te richten aan kmo's, voor aanvragen van kmo's verder te
ondersteunen en de integratie van kmo's in ontwikkelende projectconsortia te
vergemakkelijken. De Commissie
aanvaardt deze aanbevelingen, die worden beschouwd als gebaseerd op een
passende analyse en een degelijke methode. De aanbevelingen zullen worden
meegenomen in de gesprekken tussen de Commissie en het Bonus-EESV, en de
toepassing ervan zal worden opgevolgd als onderdeel van het toezicht van de
Commissie op het Bonus-programma. Aanbevelingen
twee en drie betreffende de verstrekking van nationale geldmiddelen worden als
bijzonder belangrijk beschouwd. Afzonderlijk beheer van nationale geldmiddelen
voor nationale begunstigden heeft tot een minder efficiënte structuur geleid.
Het ontbreken van een „echte gemeenschappelijke pot”, die de nationale
geldmiddelen groepeert, zou ertoe kunnen leiden dat de nationale financiering
in latere Bonus-oproepen ontoereikende is om de geselecteerde begunstigden uit
bepaalde landen te kunnen ondersteunen. Om dit te voorkomen, moeten de
deelnemende staten ervoor zorgen dat voldoende nationale financiering
beschikbaar is om alle begunstigden van geselecteerde Bonus-projecten te
ondersteunen. Uit eerste aanwijzingen komt ook een mogelijk tekort aan
verstrekte nationale infrastructuurbijdragen in natura naar voren. Dergelijke
tekorten zullen moeten worden aangepakt ofwel door meer infrastructuur in
natura kosteloos ter beschikking te stellen van Bonus-projecten, ofwel door
verhoging van de nationale contante bijdragen. Gebeurt dit niet, dan kan dit
voor de ernstige tekortkoming zorgen dat Bonus niet volgens de verwachte waarde
van 100 miljoen EUR niet zal halen. Voorts zal de
Commissie, overeenkomstig deze aanbevelingen, trachten relevante gegevens op
meer systematisch manier te verwerven en te analyseren om de monitoring van de
effecten van het Bonus-programma te verbeteren en de mededeling van relevante
resultaten aan de betrokken diensten binnen de Commissie te versterken. De Commissie
bedankt het panel van deskundigen voor hun verslag na de tussentijdse evaluatie
van het Bonus-programma. [1] Denemarken, Duitsland, Estland, Letland, Litouwen,
Polen, Finland en Zweden. [2] http://ec.europa.eu/smart-regulation/evaluation/search/download.do?documentId=12453881
[3] COM(2009) 248 definitief van 10 juni 2009. [4] Een
KP7-financieringsinstrument om de netwerkvorming van nationale
onderzoeksprogramma's te ondersteunen (http://cordis.europa.eu/fp7/coordination/about-era_en.html).
[5] Nr. 862/2010/EU van 22 september 2010. [6] Sectie I van bijlage I bij Besluit 862/2010/EU. [7] http://www.bonusportal.org/bonus_projects/viable_ecosystem_projects_2012 [8] http://www.bonusportal.org/bonus_projects/innovation_projects [9] Commissie ter bescherming van het mariene milieu van het
Oostzeegebied – Helsinki-Commissie (http://helcom.fi/). [10] http://eu.baltic.net/ [11] http://www.bonusportal.org/files/2981/Publication_No._14.pdf [12] IGP Gezonde en productieve zeeën en oceanen
(http://www.jpi-oceans.eu/). [13] Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (http://www.ices.dk). [14] De mogelijkheid tot afzonderlijk beheer van nationale
geldmiddelen vlooit voort uit bijlage 1, sectie 3.4, van het besluit waarin
wordt gesteld dat „een deelnemende staat kan besluiten om zijn eigen
nationale financiering te beheren en zijn contante bijdragen uitsluitend aan op
centraal niveau geselecteerd nationaal onderzoek te besteden, dan wel om zijn
contante bijdrage centraal door het Bonus-EESV te laten beheren”. [15] COM(2014) 284 van mei 2014. [16] COM(2013) 468 van juni 2013. [17] COM(2011) 381 van juni 2011. [18] COM(2012) 128 van maart 2012. [19] COM(2012) 494 van september 2012 en
http://ec.europa.eu/maritimeaffairs/policy/blue_growth/. [20] SWD(2014) 167 van mei 2014 [21] http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/index_en.htm [22] Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire
maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu. [23] http://ec.europa.eu/programmes/horizon2020/en/