Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014PC0697

    Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië

    /* COM/2014/0697 final - 2014/0330 (NLE) */

    52014PC0697

    Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië /* COM/2014/0697 final - 2014/0330 (NLE) */


    TOELICHTING

    1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    De Raad heeft de Europese Commissie ertoe gemachtigd namens de Europese Unie te onderhandelen over de vernieuwing van het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië. Ter afronding van deze onderhandelingen hebben de onderhandelaars op 28 augustus 2014 een ontwerp van het nieuwe protocol geparafeerd. Het nieuwe protocol heeft een looptijd van vier jaar met ingang van de in artikel 15 vastgestelde datum van voorlopige toepassing, d.w.z. met ingang van de datum van de ondertekening van het protocol.

    Het protocol bij de overeenkomst is er in de eerste plaats op gericht om de vaartuigen van de Unie vangstmogelijkheden in de visserijzone van de Republiek Kaapverdië te bieden, met inachtneming van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en de aanbevelingen van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT – International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas) en, voor zover dit relevant is, binnen de grenzen van het beschikbare overschot. De Commissie heeft zich onder meer gebaseerd op de resultaten van een door externe deskundigen uitgevoerde ex-postevaluatie van het vorige protocol.

    Het algemene doel bestaat erin om in het belang van beide partijen de samenwerking tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië te verstevigen met het oog op de instelling van een partnerschapskader voor de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid en de verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de visserijzone van de Republiek Kaapverdië.

    Het protocol voorziet in vangstmogelijkheden in de volgende categorieën:

    –          28 vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen;

    –          30 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug;

    –          13 vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel.

    Er dient te worden bepaald hoe deze vangstmogelijkheden over de lidstaten moeten worden verdeeld. Op basis van het voorgaande stelt de Commissie voor dat de Raad de verordening goedkeurt.

    2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

    De belanghebbende partijen zijn geraadpleegd in het kader van de evaluatie van het protocol voor de periode 2011-2014. Ook zijn in het kader van technische vergaderingen de deskundigen uit de lidstaten geraadpleegd. Uit deze raadplegingen is naar voren gekomen dat het van belang is een visserijprotocol met de Republiek Kaapverdië te behouden.

    3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    Parallel aan deze procedure worden procedures ingeleid met betrekking tot het besluit van de Raad betreffende de sluiting van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië, en met betrekking tot het besluit van de Raad waarbij machtiging wordt verleend tot ondertekening en voorlopige toepassing van het protocol zelf.

    4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Een jaarlijkse financiële tegenprestatie van 550 000 EUR voor de eerste twee jaar en van 500 000 EUR voor de laatste twee jaar, gebaseerd op a) een referentietonnage van 5 000 ton waarvoor een bedrag voor de toegang tot de visserijzone wordt betaald van 275 000 EUR per jaar voor de eerste twee jaar en van 250 000 EUR per jaar voor de laatste twee jaar en b) steun voor de ontwikkeling van het sectorale visserijbeleid van de Republiek Kaapverdië ten belope van 275 000 EUR per jaar voor de eerste twee jaar en van 250 000 EUR per jaar voor de laatste twee jaar.  Deze steun is in overeenstemming met de doelstellingen van het nationale visserijbeleid, en meer bepaald met de behoeften van de Republiek Kaapverdië op het gebied van de bestrijding van illegale visserij.

    2014/0330 (NLE)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)       Op 19 december 2006 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan Verordening (EG) nr. 2027/2006 betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië[1].

    (2)       Op 28 augustus 2014 is een nieuw protocol bij de partnerschapsovereenkomst geparafeerd. Bij dit nieuwe protocol zijn aan de EU-vaartuigen vangstmogelijkheden toegekend in de visserijzone waarover de Republiek Kaapverdië de jurisdictie heeft.

    (3)       Op […] heeft de Raad Besluit 2014/.../EU[2] betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het nieuwe protocol vastgesteld.

    (4)       De methode voor de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten moet worden vastgesteld voor zowel de periode van de voorlopige toepassing als de volledige looptijd van het protocol.

    (5)       Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad[3] moet de Commissie, als blijkt dat de vangstmogelijkheden die krachtens het nieuwe protocol aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden benut, de betrokken lidstaten daarvan in kennis stellen. Indien binnen een door de Raad te bepalen termijn niet wordt geantwoord, moet dit beschouwd worden als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. De hier bedoelde termijn moet door de Raad worden vastgesteld.

    (6)       Om ervoor te zorgen dat de vaartuigen van de Unie hun visserijactiviteiten kunnen voortzetten, voorziet artikel 15 van het nieuwe protocol in de voorlopige toepassing ervan met ingang van de datum van de ondertekening van het protocol. Deze verordening dient dan ook van toepassing te zijn met ingang van diezelfde datum,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    (1) De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld in het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië, worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

    (a) vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

    Spanje || 16  vaartuigen

    Frankrijk || 12  vaartuigen

    (b) vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug :

    Spanje || 23  vaartuigen

    Portugal || 7    vaartuigen

    (c) vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel: :

    Spanje || 7    vaartuigen

    Frankrijk || 4    vaartuigen

    Portugal || 2    vaartuigen

    (2) Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing onverminderd de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië.

    (3) Als met de vismachtigingsaanvragen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle krachtens het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.

    (4) De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn waarin de lidstaten moeten bevestigen dat zij niet volledig gebruikmaken van de toegekende vangstmogelijkheden, bedraagt tien werkdagen vanaf de datum waarop de Commissie hen ervan in kennis stelt dat de vangstmogelijkheden niet volledig worden benut.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van de datum van ondertekening van het protocol.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

                                                                           Voor de Raad

                                                                           De voorzitter

    [1]               PB L 414 van 19.12.2006, blz. 1.

    [2]               PB L […] van […], blz. […].

    [3]               Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).

    Top