This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014PC0670
Proposal for a COUNCIL REGULATION fixing for 2015 the fishing opportunities for certain fish stocks and groups of fish stocks, applicable in Union waters and, for Union vessels, in certain non-Union waters and repealing Council Regulation (EU) No 779/2014
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor Unievaartuigen, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 van de Raad
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor Unievaartuigen, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 van de Raad
/* COM/2014/0670 final - 2014/0311 (NLE) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor Unievaartuigen, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 van de Raad /* COM/2014/0670 final - 2014/0311 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Motivering en doel Alle verordeningen tot vaststelling van de
vangstmogelijkheden moeten het bevissen van de bestanden beperken tot een
niveau dat in overeenstemming is met de algemene doelstellingen van het gemeenschappelijk
visserijbeleid (GVB). Bij Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees
Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
("basisverordening voor het GVB") zijn de doelstellingen voor de
jaarlijkse voorstellen inzake vangst- en inspanningsbeperkingen vastgesteld die
de ecologische, economische en sociale duurzaamheid van de Unievisserijen
moeten garanderen. De vangstmogelijkheden worden jaarlijks
vastgesteld (die voor diepzeebestanden om de twee jaar). Dit staat de invoering
van een langetermijnbeheer evenwel niet in de weg. De Unie heeft in dit verband
aanzienlijke vooruitgang geboekt: de uit commercieel oogpunt belangrijkste
bestanden vallen nu onder meerjarige beheersplannen. De jaarlijkse TAC’s en
maximale inspanningsniveaus moeten in overeenstemming zijn met die plannen. Toepassingsgebied Dit voorstel heeft betrekking op vangstmogelijkheden
die de Unie autonoom vaststelt. Daarnaast omvat het vangstmogelijkheden die
voortvloeien uit maatregelen die in het kader van multilaterale of bilaterale
visserijovereenkomsten of processen zijn afgesproken. In zulke gevallen
handelt de Unie op basis van een standpunt dat stoelt op haar eigen
beleidsdoelstellingen en op wetenschappelijk advies. Het resultaat van
dergelijke onderhandelingen impliceert dat de Unie ermee instemt verbintenissen
ten aanzien van derde partijen aan te gaan. Wat de omzetting van dergelijke
besluiten in het recht van de Unie betreft – aan de hand van het onderhavige
voorstel – reikt de discretionaire bevoegdheid van de Unie bijgevolg niet veel
verder dan wat over de interne verdeling onder de lidstaten wordt overeengekomen.
Voor de interne verdeling geldt het beginsel van relatieve stabiliteit. Dit voorstel betreft dus autonome
Uniebestanden en daarnaast ook: ·
Gedeelde bestanden, d.w.z. bestanden die
gezamenlijk worden beheerd hetzij met Noorwegen in de Noordzee en het
Skagerrak, hetzij in het kader van NEAFC-overeenkomsten tussen kuststaten
(NEAFC: Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische
Oceaan. ·
Vangstmogelijkheden die voortvloeien uit
overeenkomsten in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer
(ROVB's). In dit voorstel is een aantal
vangstmogelijkheden als "p.m." (pro memoria) aangegeven. Dit heeft te
maken met het feit dat: –
het advies voor een aantal bestanden niet
beschikbaar zal zijn op de datum waarop het voorstel zou moeten worden
goedgekeurd, of –
bepaalde vangstbeperkingen en andere aanbevelingen
van de betrokken ROVB's nog niet zijn vastgesteld omdat hun jaarvergadering nog
niet heeft plaatsgevonden, of –
de cijfers voor bestanden in de wateren van
Groenland en voor met Noorwegen en andere derde landen gedeelde of geruilde
bestanden nog niet beschikbaar zijn omdat zij afhangen van de resultaten van
het overleg met deze landen in november en december 2014. Met het oog op de bescherming van het
zeebaarsbestand in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan wordt een
nieuwe reeks maatregelen voorgesteld. In juni 2014 heeft de Internationale Raad
voor het onderzoek van de zee (ICES) wetenschappelijk advies uitgebracht over
dit bestand, dat sinds 2012 snel achteruitgaat. Bovendien was het
Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) van
oordeel dat de bestaande nationale maatregelen ter bescherming van zeebaars
door de bank genomen ondoeltreffend zijn gebleken. Zeebaars is een langzaam
groeiende soort die laat geslachtsrijp wordt. De visserijsterfte voor deze
soort ligt momenteel vier maal hoger dan de niveaus die overeenstemmen met de
maximale duurzame opbrengst (MSY – maximum sustainable yield). Gezien de
zorgwekkende toestand van dit bestand, dat misschien op het punt staat in te
storten, worden vangstmogelijkheden voorgesteld in de vorm van
visserijinspannings- en vangstbeperkingen die de voornaamste oorzaken van de
visserijsterfte moeten aanpakken, namelijk de pelagische trawlvisserij en de recreatievisserij.
In dit verband moet een bijlage IIE aan de voorgestelde verordening worden
toegevoegd, aan de hand waarvan de lidstaten om informatie wordt verzocht. Tot slot heeft het WTECV in 2014 het effect
van beheersmaatregelen voor ansjovis in de Golf van Biskaje beoordeeld.
Verandering van de beheersperiode in een normaal kalenderjaar van januari tot
december – zo luidde de conclusie – leidt niet alleen tot een aanzienlijke
beperking van het risico dat het bestand onder de veilige biomassaniveaus zakt,
maar ook tot een geringe verhoging van de kwantiteit en de stabiliteit van de
vangsten, in vergelijking met de huidige beheersperiode (van juli tot juni). Na
overleg met Spanje, Frankrijk en de adviesraad voor de zuidwestelijke wateren
(SWWAC – South Western Waters Advisory Council) hebben de belanghebbende
partijen, zonder vooruit te lopen op eventuele maatregelen in het kader van
toekomstige beheersplannen, hun voorkeur uitgesproken voor een ansjovis-TAC
voor kalenderjaar 2015 op basis van een specifieke, door het WTECV beoordeelde
optie waarbij het risico op instorten van het bestand kleiner is dan 5 %. Door
uit te gaan van een kalenderjaar, zoals bij de meeste TAC's in de Atlantische
Oceaan, zal bovendien de administratieve belasting die gepaard gaat met het
beheer van dit bestand, worden verminderd. Op deze basis dient Verordening
(EU) nr. 779/2014 van de Raad[1]
te worden ingetrokken en dient tegelijkertijd een nieuwe TAC voor 2015 te
worden ingevoerd voor het ansjovisbestand in de Golf van Biskaje. In afwachting
van het vereiste wetenschappelijke advies in december 2014, wordt deze TAC in
dit voorstel echter weergegeven als "p.m.". Overzicht van de bestanden Zoals te doen gebruikelijk heeft de Commissie
in haar jaarlijkse Mededeling betreffende een raadpleging over de
vangstmogelijkheden (COM(2014)388 final, hierna "de mededeling") een
beeld geschetst van de situatie waarop de voorstellen inzake
vangstmogelijkheden moeten worden afgestemd. De mededeling biedt een overzicht
van de toestand van de bestanden op grond van de bevindingen van de in 2013
verstrekte wetenschappelijke adviezen. Het goede nieuws is dat van de bestanden
waarvoor een volledige analyse beschikbaar is, het percentage dat boven een
duurzaam niveau wordt bevist is afgenomen van 86 % in 2009 tot 41 %
in 2014. Niettemin vallen er nog steeds zorgwekkende trends te signaleren. Zo
is het aantal bestanden waarvoor het advies luidt dat de vangst tot het laagst
mogelijke niveau moet worden teruggebracht, gestegen. Op verzoek van de Commissie heeft de
Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) in juli zijn jaarlijks
advies over de meeste door het onderhavige voorstel bestreken visbestanden
uitgebracht. De ICES heeft rekening gehouden met de door de Commissie in haar
mededeling gepresenteerde beleidsoriëntaties. Het WTECV heeft dit advies
beoordeeld tijdens een bijeenkomst van de deskundigenwerkgroep en tijdens zijn
plenaire zomervergadering. Gegevens zijn essentieel voor de adviezen die
deze twee instanties verstrekken; alleen bestanden waarvoor voldoende en
betrouwbare gegevens beschikbaar zijn, kunnen volledig worden beoordeeld met
het oog op schattingen van hun omvang en prognoses over hoe zij zullen reageren
op de diverse exploitatiescenario's ("vangstopties"). Als voldoende gegevens
beschikbaar zijn, kunnen de wetenschappelijke instanties ramingen van
aanpassingen van de vangstmogelijkheden verschaffen waarmee het bestand de
maximale duurzame opbrengst (MSY – maximum sustainable yield) zal bereiken. Het
advies wordt dan "MSY-advies" genoemd. In andere gevallen passen de
wetenschappelijke instanties de voorzorgsbenadering toe wanneer zij
aanbevelingen betreffende het niveau van de vangstmogelijkheden formuleren. De
methodiek die de ICES daarbij toepast, wordt toegelicht in ICES-publicaties
betreffende het opstellen van adviezen met betrekking tot bestanden waarvoor
slechts beperkte gegevens voorhanden zijn[2]. De belangrijkste groep voorgestelde TAC’s is
opgenomen in bijlage IA. In deze bijlage worden 151 TAC’s vermeld voor
bestanden die worden bevist in het Skagerrak, het Kattegat, de
ICES-deelgebieden I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV, de
EU-wateren van de CECAF en de wateren van Frans-Guyana. Van deze TAC’s zijn er 12
het voorwerp van een MSY-advies. De overige vallen in de volgende categorieën: ·
12 TAC’s worden voorgesteld overeenkomstig
langetermijnbeheerstrategieën, bijvoorbeeld beheerplannen die voortvloeien uit
specifieke vigerende GVB-verordeningen, nog niet aangenomen voorstellen van de
Commissie betreffende beheerplannen of door adviesraden (AR’s) voorgestelde
beheerbenaderingen die volgens de wetenschappelijke adviesorganen in
overeenstemming zijn met het voorzorgsbeginsel. ·
47 TAC’s betreffen bestanden waarvoor weinig
gegevens voorhanden zijn en waarvoor geen volledige beoordeling kon worden
gegeven. Van deze laatste zijn er 26 die in het voorstel op het niveau van 2014
worden gehandhaafd, conform een gezamenlijke verklaring van de Raad en de
Commissie dat de vangstmogelijkheden ongewijzigd zouden blijven tenzij uit
wetenschappelijke adviezen zou blijken dat het bestand in kwestie aan het
afnemen is. Aan deze beslissing ligt de overweging ten grondslag dat de meeste
van deze bestanden als bijvangsten in gemengde visserijen worden gewogen en dat
een wijziging van hun TAC’s nauwelijks van invloed is op de ontwikkeling van
hun toestand, terwijl herhaalde TAC-verlagingen kunnen leiden tot wettelijk
verplichte teruggooi. ·
De resterende TAC’s worden in deze fase aangegeven
als "p.m." (pro memoria) omdat het desbetreffende wetenschappelijke
advies nog niet beschikbaar is, extra sociaal-economische informatie moet
worden ingewacht of internationale onderhandelingen of overeenkomsten later dit
jaar moeten worden afgerond (bijv. in het kader van bijeenkomsten van ROVB's).
Voor deze bestanden zal het voorstel moeten worden bijgewerkt wanneer het
advies/de informatie beschikbaar komt. Alle voorgestelde vangstmogelijkheden zijn in
overeenstemming met het wetenschappelijke advies dat de Commissie over de
toestand van de bestanden heeft ontvangen en dat is gebruikt zoals aangegeven
in de mededeling. Samenhang met andere beleidsgebieden en
doelstellingen van de Unie De voorgestelde maatregelen zijn opgesteld
overeenkomstig de doelstellingen en de voorschriften van het gemeenschappelijk
visserijbeleid en zijn in overeenstemming met het beleid van de Unie inzake
duurzame ontwikkeling. 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN Raadpleging van belanghebbende partijen a) Wijze van raadpleging, belangrijkste
geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten Met betrekking tot de aanpak die de Commissie
voor haar verschillende verordeningen tot vaststelling van de
vangstmogelijkheden voorstelt, heeft zij de belanghebbenden, met name via de
adviesraden (AR’s), en de lidstaten geraadpleegd op basis van haar mededeling
over de vangstmogelijkheden voor 2015. Daarnaast heeft de Commissie de richtsnoeren
gevolgd van haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement
"Verbetering van de raadpleging inzake het communautaire
visserijbeheer" (COM(2006) 246 definitief), waarin de beginselen van het
zogenoemde "frontloadingsproces" (vroegtijdige consultatie) zijn
uiteengezet. Voorts heeft de Commissie op 26 september een
evenement voor belanghebbenden georganiseerd voor een presentatie en bespreking
van de resultaten van het wetenschappelijke advies en de belangrijkste
implicaties daarvan. b) Samenvatting van de reacties en de
manier waarop daarmee rekening is gehouden De antwoorden op de bovengenoemde mededeling
van de Commissie over de vangstmogelijkheden zijn een afspiegeling van de
standpunten van de belanghebbenden over de evaluatie van de Commissie
betreffende de visstand en de manier waarop een passende beheersmatige reactie
kan worden gewaarborgd. De PELAC (pelagic advisory council –
pelagische adviesraad) in het bijzonder hoopte op vooruitgang bij de
vaststelling van meerjarige beheerplannen en wees erop dat de betrokkenheid van
niet-EU-landen het proces kan bemoeilijken. De PELAC vroeg de Commissie
bovendien met aandrang om zijn plan voor haring in de Keltische Zee in
aanmerking te nemen wanneer zij de betrokken TAC voor 2015 voorstelt. De PELAC
vond het zorgwekkend dat in de mededeling slechts in vage termen aan de orde
wordt gesteld hoe het streven naar de MSY-doelstelling na 2015 in bepaalde
gerechtvaardigde gevallen kan worden vertraagd, en met name wie de noodzaak van
de vertraging moet aantonen en hoe het proces in zijn werk zal gaan. Wat de op
1 januari 2015 in werking tredende aanlandingsverplichting voor pelagische
visserijen betreft, vindt de PELAC dat de Commissie in haar mededeling
uitvoeriger had moeten aangeven hoe de TAC's met het oog op de verrekening van
de teruggooi zullen worden aangepast. De adviesraad voor de zuidwestelijke wateren
(SWWAC – South Western Waters AC) stond positief tegenover de duidelijkheid van
de mededeling en met name de beschrijving van de methode volgens welke de
Commissie haar voorstellen voor de TAC-niveaus van volgend jaar zal opstellen.
De SWWAC wees er nogmaals op dat de visserijsterfte veeleer dan
biomassa-indicatoren richtinggevend moeten zijn voor de follow-up van de
MSY-niveaus. Volgens de SWWAC is het voor tong in de Golf van Biskaje en voor
zuidelijke heek wellicht niet haalbaar om in 2015 het MSY-niveau te bereiken,
gezien het ICES-advies voor deze twee bestanden. De SWWAC tekende hierbij aan
geen methode te hebben ontwikkeld om te beoordelen wanneer de MSY tot na 2015
kan worden uitgesteld op grond van sociaal-economische gevolgen. Tevens
adviseerde de SWWAC om de aanlandingsverplichting in aanmerking te nemen bij
het voorstellen van de TAC's. De adviesraad voor de noordwestelijke wateren
(NWWAC – North Western Waters AC) is het ermee eens dat met betrekking tot de
aanlandingsverplichting de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens moeten
worden gebruikt voor het bepalen van quota-aanpassingen. Dergelijke
aanpassingen mogen het doel van het GVB, namelijk het MSY-niveau bereiken,
echter niet doorkruisen. De adviesraad benadrukte ook dat economische gevolgen
in aanmerking moeten worden genomen bij het vaststellen van
vangstmogelijkheden. Voorts moeten beheersplannen worden ontwikkeld, aldus de
adviesraad, die aangaf dit werk als een centraal thema in zijn eigen
werkplanning te beschouwen. De NWWAC drong ook aan op uitvoerige raadpleging
vooraleer beslissingen worden genomen over de toepassing van advies over
gemengde visserijen. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid Wat de toegepaste methodiek betreft, heeft de
Commissie – zoals al eerder vermeld – de Internationale Raad voor het onderzoek
van de zee (ICES) en zijn Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor
de visserij (WTECV) geraadpleegd. De adviezen van de ICES zijn gebaseerd op een
advieskader dat door de deskundigengroepen en besluitvormingsorganen van de
ICES is ontwikkeld, en worden uitgebracht overeenkomstig het met de Commissie
overeengekomen Memorandum van overeenstemming. Het WTECV brengt zijn adviezen
uit op basis van de door de Commissie verstrekte taakomschrijving. Het uiteindelijke doel is de bestanden op een
niveau te brengen en/of te houden waarmee de maximale duurzame opbrengst
(maximum sustainable yield – MSY) kan worden gehaald. Dit doel is uitdrukkelijk
opgenomen in artikel 2, lid 2, van de nieuwe basisverordening voor het GVB,
waar is bepaald dat dit exploitatieniveau "indien mogelijk tegen 2015,
en [...] uiterlijk 2020 [moet worden] verwezenlijkt". Dit sluit aan op
de verbintenis die de Unie is aangegaan met betrekking tot de conclusies van de
wereldtop over duurzame ontwikkeling (Johannesburg 2002) en het bijbehorende
uitvoeringsplan. Zoals reeds is opgemerkt, is voor sommige bestanden reeds
informatie over de maximale duurzame opbrengst beschikbaar. Tot deze bestanden
behoren qua vangsthoeveelheden en handelswaarde zeer belangrijke bestanden
zoals heek, kabeljauw, zeeduivels, tong, scharretongen, schelvis en
langoustine. Om het MSY-niveau te halen, kan het
noodzakelijk zijn om in bepaalde gevallen de visserijsterftecijfers te verlagen
en/of de vangsten te beperken. In deze context wordt
voor dit voorstel gebruik gemaakt van de MSY-adviezen indien deze voorhanden
zijn. Overeenkomstig de doelstellingen van het gemeenschappelijk
visserijbeleid stemt een TAC die op basis van het MSY-advies wordt voorgesteld,
overeen met het niveau dat volgens dat advies borg zou staan voor de
verwezenlijking van de MSY-doelstelling in 2015.Deze aanpak spoort met de
beginselen die worden uiteengezet in de mededeling over de vangstmogelijkheden
voor 2015. Voor bestanden waarvoor
weinig gegevens beschikbaar zijn, doen de wetenschappelijke adviesorganen
aanbevelingen om de vangsten te verminderen, te handhaven of eventueel te
verhogen. In veel gevallen hebben de ICES-adviezen daartoe kwantitatieve
richtsnoeren opgeleverd, waarbij overeenkomstig de methodologie van de ICES en
bij wijze van voorzorgsmaatregel wordt uitgegaan van een grenswaarde van 20 %
voor de toename of vermindering van de vangst tussen twee opeenvolgende jaren.
Bij de vaststelling van de voorgestelde TAC’s is gebruik gemaakt van deze
richtsnoeren. In gevallen waarin helemaal geen wetenschappelijk advies
voorhanden was, is de voorzorgsbenadering gevolgd en zijn de TAC’s dus bij
wijze van voorzorgsmaatregel met 20 % verlaagd. Voor sommige bestanden
(voornamelijk wijdverspreide bestanden, haaien en roggen) wordt het advies in
het najaar uitgebracht. Het onderhavige voorstel zal zo nodig moeten worden
bijgewerkt zodra dit advies is ontvangen. Ten slotte is, zoals eerder
opgemerkt, voor sommige bestanden het advies gebruikt om beheerplannen ten
uitvoer te leggen. Het ICES-advies wordt door het WTECV bevestigd en in een
aantal gevallen nader uitgewerkt. Wijze waarop het deskundigenadvies
beschikbaar is gemaakt voor het publiek Alle verslagen van het WTECV zijn beschikbaar
op de website van DG MARE. Alle verslagen van de ICES zijn beschikbaar op de
website van de ICES. Effectbeoordeling De werkingssfeer van de verordening inzake
vangstmogelijkheden wordt omschreven in artikel 43, lid 3, van het Verdrag. De Unie heeft een aantal meerjarige
beheerplannen vastgesteld voor bestanden van essentieel economisch belang,
zoals onder andere heek, kabeljauw, tong, schol en langoustine. Aan de
goedkeuring van dergelijke plannen moet een effectbeoordeling voorafgaan. Zodra
zij van kracht zijn, zijn zij bepalend voor de TAC- en de inspanningsniveaus
die voor het gegeven jaar moeten worden vastgesteld om de
langetermijndoelstellingen te verwezenlijken. De Commissie is verplicht haar
voorstellen voor vangstmogelijkheden op die plannen af te stemmen zolang deze
feitens en rechtens van toepassing zijn. Bijgevolg zijn meerdere essentiële
vangstmogelijkheden in het voorstel het resultaat van de specifieke
effectbeoordeling die is uitgevoerd voor het plan waarop zij zijn gebaseerd. Voor het overige is het de bedoeling om met
het voorstel, ook bij ontstentenis van meerjarenplannen, een kortetermijnaanpak
te vermijden en de voorkeur te geven aan besluiten die gericht zijn op
duurzaamheid op de lange termijn. Daarom wordt in het voorstel rekening
gehouden met initiatieven van belanghebbende partijen en AR’s indien deze door
de ICES en/of het WTECV positief zijn beoordeeld. Bovendien is het voorstel van
de Commissie ter hervorming van het GVB uitgewerkt op basis van een
effectbeoordeling (SEC(2011) 891) in het kader waarvan de MSY-doelstelling is
geanalyseerd. In de conclusies van die beoordeling wordt de MSY-doelstelling
gezien als een noodzakelijke voorwaarde om tot ecologische, economische en
sociale duurzaamheid te komen. De medewetgevers hebben de filosofie van het
hervormingsvoorstel van de Commissie onderschreven en in juni van vorig jaar
een politiek akkoord bereikt waardoor de MSY-doelstelling inmiddels
uitdrukkelijk is omschreven en een bindend karakter heeft. Wat ROVB-vangstmogelijkheden en met derde
landen gedeelde visbestanden betreft, worden met dit voorstel hoofdzakelijk
internationaal overeengekomen maatregelen omgezet. Alle elementen die relevant
zijn voor de beoordeling van de mogelijke gevolgen van de vangstmogelijkheden,
worden in aanmerking genomen bij het voorbereiden en voeren van internationale
onderhandelingen in het kader waarvan vangstmogelijkheden van de Unie worden
overeengekomen met derde partijen. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel
43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De verplichting van de Unie om de levende
aquatische rijkdommen op duurzame wijze te exploiteren, vloeit voort uit de
verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 2 van de basisverordening voor
het GVB. Samenvatting van het voorstel Om de
met het GVB beoogde totstandbrenging van een ecologisch, economisch en sociaal
duurzame visserij te verwezenlijken, wordt in dit voorstel vastgesteld welke
vangst- en inspanningsbeperkingen gelden voor de Unievisserijen. Toepassing De
bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied zijn van toepassing tot en
met 31 december 2015, met uitzondering van een aantal bepalingen inzake
inspanningsbeperkingen, die van toepassing zijn tot en met 31 januari 2016, en
bepaalde TAC's die samenhangen met specifieke seizoencycli of het gevolg zijn
van bepaalde specifieke seizoensgebonden kenmerken van ROVB-bestanden. Subsidiariteitsbeginsel Het
voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie als bedoeld in
artikel 3, lid 1, onder d), van het Verdrag. Het subsidiariteitsbeginsel is
derhalve niet van toepassing. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden in
overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het GVB is een
gemeenschappelijk beleid. Krachtens artikel 43, lid 3, van het Verdrag
dient de Raad maatregelen vast te stellen tot vaststelling en verdeling van de
vangstmogelijkheden. Krachtens de voorgestelde verordening van de
Raad worden de vangstmogelijkheden over de lidstaten verdeeld. Met inachtneming
van de artikelen 16 en 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 verdelen de
lidstaten deze mogelijkheden vervolgens naar eigen goeddunken over de regio's
of de marktdeelnemers. De lidstaten kunnen dus met een ruime mate aan vrijheid
en conform het sociaal-economische model van hun keuze beslissen hoe zij de aan
hen toegewezen vangstmogelijkheden benutten. Het voorstel heeft geen nieuwe financiële
gevolgen voor de lidstaten. De Raad stelt elk jaar een verordening als de
onderhavige vast, en de openbare en particuliere middelen voor de
tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening zijn reeds beschikbaar. Keuze van instrumenten Voorgesteld
instrument: verordening. De
bij Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerde aanlandingsverplichting De nieuwe basisverordening voor het GVB
(Verordening (EU) nr. 1380/2013) is in 2014 in werking getreden. De
aanlandingsverplichting die bij die verordening is ingevoerd, zal in de periode
van 2015 tot 2019 gestaffeld van toepassing worden. In 2019 zullen alle
bestanden waarvoor een TAC geldt, onder de aanlandingsverplichting vallen. Tijdens de overgangsperiode moet vis waarvoor
een TAC geldt, echter alleen worden aangeland als deze (hetzij gericht, hetzij
als bijvangst) is gevangen in het kader van visserijen op bepaalde soorten in
bepaalde gebieden. De begrippen "bestand waarvoor een TAC
geldt" en "visserij" stemmen echter niet overeen. Daarom zullen
de vangsten van onder deze verordening ressorterende bestanden in de Atlantische
Oceaan en de Noordzee slechts onder de aanlandingsverplichting vallen indien
zij zijn bovengehaald in het kader van visserijen voor industriële doeleinden
en visserijen op makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis,
ansjovis, zilvervis, sprot, sardine, blauwvintonijn, zwaardvis, witte tonijn,
grootoogtonijn, en blauwe en witte marlijn[3]. Als gevolg van de invoering van de
aanlandingsverplichting moeten de vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16,
lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bovendien niet meer worden
vastgesteld als afspiegeling van de aangelande hoeveelheid maar als
afspiegeling van de gevangen hoeveelheid. Dit gebeurt op basis van
wetenschappelijk advies voor de visbestanden in visserijen als vermeld in
artikel 15, lid 1, van de nieuwe basisverordening voor het GVB. De
vangstmogelijkheden moeten ook worden vastgesteld overeenkomstig artikel 16,
lid 1 (beginsel van relatieve stabiliteit) en artikel 16, lid 4 (doelstellingen
van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de voorschriften in
meerjarenplannen). De aanlandingsverplichting heeft een directe
impact op de instandhoudingsdoelstellingen voor een aantal TAC-bestanden in het
voorstel inzake vangstmogelijkheden. Het gaat dan met name om TAC's voor elasmobranchii
met een slechte staat van instandhouding, i.e. haaien en roggen. Deze zijn
jarenlang op nul vastgesteld om gerichte activiteit op de betrokken soorten in
de desbetreffende gebieden te voorkomen. Niet alleen wordt de TAC voor deze
bestanden op nul vastgesteld, hij gaat bovendien ook nog vergezeld van
specifieke bepalingen om onmiddellijke teruggooi te verplichten vanwege de hoge
overlevingspercentages voor deze soorten. Aanlanding zou het sterftepercentage
voor deze soorten de hoogte in drijven. Blijkens het op 31 juli 2014 gehouden
overleg met deskundigen van de lidstaten bestaat er steun voor het idee om deze
soorten, voor de gebieden waarin de TAC's van toepassing zijn, toe te voegen
aan de lijst van verboden soorten in de verordening inzake de
vangstmogelijkheden. Dit is de benadering in de voorgestelde verordening: de
verplichting om deze soorten vrij te laten – en bijgevolg het
instandhoudingsniveau dat daardoor wordt gegarandeerd – wordt gehandhaafd
aangezien verboden soorten niet mogen worden aangeland. Krachtens artikel 15,
lid 4, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 geldt de
aanlandingsverplichting niet voor verboden soorten. Tot slot moeten de verbanden tussen de nieuwe
basisverordening voor het GVB en Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad onder
de loep worden genomen. In de laatstgenoemde verordening zijn aanvullende
voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's vastgesteld, onder meer, op
grond van artikel 3 en artikel 4, in de vorm van flexibiliteit voor bestanden
waarvoor respectievelijk TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel en analytische
TAC's zijn vastgesteld. Krachtens artikel 2 van die verordening bepaalt de
Raad, bij de vaststelling van de TAC's, op basis van met name de biologische
situatie van de bestanden voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 niet van
toepassing zijn. Meer recent is nog een ander flexibiliteitsinstrument
ingevoerd bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Om te
voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en
verantwoordelijke exploitatie van de levende biologische rijkdommen van de zee
ondergraaft en een belemmering vormt voor de verwezenlijking van de
doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moet worden
verduidelijkt dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van
toepassing mogen zijn naast de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid
9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. 4. AANVULLENDE INFORMATIE Vereenvoudiging Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van
de administratieve procedures voor de overheidsinstanties (Unie of nationaal),
met name wat betreft de voorschriften op het gebied van inspanningsbeheer. Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling Het voorstel betreft een jaarlijkse
verordening voor het jaar 2015 en bevat derhalve geen herzieningsclausule. Nadere toelichting bij het voorstel Het onderhavige voorstel beperkt zich tot de
vaststelling en de verdeling van vangstmogelijkheden en tot de voorwaarden die
functioneel verband houden met het gebruik van die vangstmogelijkheden. Over de huidige tendensen
bij de ontwikkeling van de bestanden kan het volgende worden opgemerkt: Iberische wateren Enerzijds neemt de zeeduivelbiomassa toe en wordt het bestand op een
duurzaam niveau geëxploiteerd. Anderzijds is het scharretongbestand erop
achteruitgegaan en is het langoustinebestand in meerdere functionele eenheden
nog steeds uitgeput. De biomassa van zuidelijke heek blijft toenemen ondanks de
aanhoudend hoge visserijdruk, wat in overeenstemming met de betrokken
beheersplannen resulteert in een geringe verlaging van de TAC en een
overeenkomstige inspanningsbeperking. Golf van Biskaje De toestand van het tongbestand verslechtert. De afgelopen jaren hebben
wetenschappers advies verleend over TAC-verlagingen. In 2013 heeft de ICES
langetermijnbeheersmaatregelen in overweging genomen die bij wijze van
voorzorgsmaatregel door de belanghebbenden waren voorgesteld. De TAC voor 2014
is gebaseerd op die maatregelen met als doel de TAC constant te houden en de
visserijsterfte geleidelijk te verlagen tot een duurzaam niveau. Gezien de
toename van de visserijsterfte de afgelopen jaren moet de TAC in 2015 worden
verlaagd. Keltische Zee en het
Kanaal Hoge teruggooiniveaus blijven een probleem in dit gebied, zowel in de
visserij op witte rondvis als in die op platvis. In het wetenschappelijke
advies wordt dan ook aangedrongen op significante TAC-verlagingen, onder meer
voor kabeljauw en schelvis. Wat het tongbestand in het oostelijke deel van het
Kanaal betreft, moet prioritair worden ingezet op urgente maatregelen voor het
herstel van dit bestand aangezien de rekrutering de afgelopen twee jaar op een
laag peil stond en de levensvatbaarheid van de visserij op de lange termijn in
gevaar komt. Wateren ten westen van
Schotland Als gevolg van het ICES-ijkpunt voor schelvis in 2014 wordt het
schelvisbestand in de wateren ten westen van Schotland (ICES-gebieden Vb en
VIa) beschouwd als deel van het biologische bestand dat in de ICES-gebieden III
en IV is geëvalueerd. Daarom wordt voor al deze gebieden samen één advies
verstrekt. Zolang de juiste verdeling van de vangstmogelijkheden over de
lidstaten niet is bepaald, wordt de TAC in de voorgestelde verordening als
"p.m." ("pro memoria") aangegeven. De toestand van
kabeljauw en wijting blijft slecht, met een teruggooi van ca. 70 % voor beide
soorten. De situatie zal misschien zelfs nog verslechteren als gevolg van het
in het najaar bekend te maken advies voor langoustine. Teruggooi van witte
rondvis ontstaat namelijk meestal in de visserij op langoustine. Verbintenissen
op het gebied van selectiviteitsmaatregelen hebben tot dusverre geen merkbaar
effect: de ICES heeft tot nu toe niet kunnen constateren dat de sterfte als
gevolg van deze maatregelen is gewijzigd. Ierse Zee De toestand van kabeljauw en wijting is nog steeds slecht, hoewel de
selectiviteit voor de twee langoustinevloten voor deze twee bestanden kennelijk
toch resultaat heeft opgeleverd – wat niet wegneemt dat de ICES in zijn advies
een hoog teruggooiniveau constateert. Tong wordt nog steeds overbevist en moet,
met een paaibiomassa op het laagste niveau dat ooit is geconstateerd, nog
steeds op een laag niveau worden geëxploiteerd. Schol daarentegen wordt
onderbenut en op grote schaal teruggegooid, maar het bestand is stabiel. Kattegat Wat kabeljauw in het Kattegat betreft, is het advies voor 2015
vergelijkbaar met dat voor 2014, namelijk dat deze soort op grond van de
voorzorgsbenadering in dit gebied niet gericht mag worden bevist en dat
bijvangst en teruggooi zo veel mogelijk moeten worden beperkt. De ICES dringt
met name aan op een urgente verbetering van de selectiviteit: de
teruggooiramingen waren in 2013 namelijk de hoogste die sinds 1997 zijn
geregistreerd. Noordzee De bestanden kabeljauw, schelvis, wijting,
koolvis, schol, makreel en haring worden gezamenlijk beheerd met Noorwegen, met
als gevolg dat de TAC's en quota zullen worden vastgesteld na het overleg
tussen de EU en Noorwegen in november en december. Het kabeljauwbestand zet
zijn herstel voort, maar tegen een zeer traag tempo. Wijting en koolvis gaan
achteruit. De laatste drie jaar lag de koolvisbiomassa zelfs onder de
voorzorgslimieten. Schelvis blijft stabiel, weliswaar met een visserijsterfte
onder het MSY-niveau, maar slechte rekrutering de afgelopen jaren. Het
scholbestand neemt nog steeds toe en bevindt zich nu op het hoogste niveau dat
ooit is geregistreerd. Wat betreft niet met Noorwegen gedeelde bestanden
waarvan het TAC-niveau al in het voorstel is gespecificeerd, neemt het
tongbestand langzaam toe, maar aangezien de visserijsterfte net boven het
MSY-niveau ligt, moet de TAC op grond van het beheersplan toch licht worden
verlaagd. De langoustinebestanden in de Noordzee geven over de hele linie een
stijging te zien. 2014/0311 (NLE) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2015, van de
vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in
de Uniewateren en, voor Unievaartuigen, in bepaalde wateren buiten de Unie van
toepassing zijn, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 van de
Raad DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Overeenkomstig artikel 43,
lid 3, van het Verdrag stelt de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen
vast voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden. (2) Krachtens Verordening (EU)
nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad[4] moeten
instandhoudingsmaatregelen worden vastgesteld met inachtneming van het
beschikbare wetenschappelijke, technische en economische advies, met inbegrip
van, waar toepasselijk, de verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en
Economisch Comité voor de visserij (WTECV). (3) De Raad moet maatregelen voor
de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen,
inclusief in voorkomend geval bepaalde voorwaarden die daar functioneel verband
mee houden. Overeenkomstig artikel 16, leden 1 en 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013
moeten de vangstmogelijkheden zo tussen de lidstaten worden verdeeld dat de
relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk
visbestand of elke visserij wordt gewaarborgd en dat de in artikel 2, lid 2,
van die verordening vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk
visserijbeleid in acht worden genomen. (4) De totale toegestane vangsten
(total allowable catch – TAC's) moeten daarom overeenkomstig Verordening (EU)
nr. 1380/2013 worden vastgesteld op basis van het beschikbare wetenschappelijke
advies, met inachtneming van zowel de biologische en sociaal-economische
aspecten als de verplichting tot gelijke behandeling van de visserijsectoren,
en in het licht van de standpunten die naar voren komen tijdens de raadpleging
van de belanghebbenden, met name op de bijeenkomsten van de betrokken
adviesraden. (5) De in artikel 15, lid 1, van
Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting wordt visserij
per visserij ingevoerd. Wanneer in de onder deze verordening vallende regio een
visserij onder de aanlandingsverplichting valt, moeten alle soorten in die
visserij waarop vangstbeperkingen van toepassing zijn, worden aangeland. Met
ingang van 1 januari 2015 moet de aanlandingsverplichting worden toegepast op
kleine pelagische visserijen (d.w.z. op makreel, haring, horsmakreel, blauwe
wijting, evervis, ansjovis, zilvervis, sardine en sprot), op grote pelagische
visserijen (d.w.z. op blauwvintonijn, zwaardvis, witte tonijn, grootoogtonijn,
en blauwe en witte marlijn) en op visserijen voor industriële doeleinden (onder
andere op lodde, zandspiering en kever). In artikel 16, lid 2, van die
verordening is bepaald dat, wanneer de aanlandingsverplichting voor een
visbestand is ingevoerd, de vangstmogelijkheden moeten worden vastgesteld met
inachtneming van het feit dat vangstmogelijkheden niet meer worden vastgesteld
als afspiegeling van de aanlanding maar als afspiegeling van de vangsten. (6) Gedurende aan aantal jaren
was op sommige bestanden elasmobranchii (roggen en haaien) een 0-TAC van
toepassing, met daaraan verbonden een verplichting om incidentele vangsten
onmiddellijk vrij te laten. Deze specifieke behandeling is terug te voeren op
de slechte staat van instandhouding van deze bestanden en op hun hoge
overlevingspercentages, die ervoor zorgen dat teruggooi geen stijging van de
visserijsterfte tot gevolg heeft, maar als gunstig voor de instandhouding van
deze soorten wordt beschouwd. Met ingang van 1 januari 2015 zullen vangsten van
deze soorten in het kader van pelagische visserijen echter onder de
aanlandingsverplichting vallen, tenzij zij krachtens artikel 15 van Verordening
(EU) nr. 1380/2013 vallen onder een afwijking van de aanlandingsverplichting.
Op grond van artikel 15, lid 4, onder a), van die verordening zijn dergelijke
afwijkingen toegestaan voor soorten waarop niet mag worden gevist en die in een
op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde
rechtshandeling van de Unie als dusdanig worden omschreven. Daarom dient de
visserij op deze soorten in de betrokken gebieden worden verboden. (7) De afgelopen jaren is de TAC
voor ansjovis in de Golf van Biskaje vastgesteld in een afzonderlijke
verordening met vangstmogelijkheden, die geldig is van 1 juli van een bepaald
jaar tot en met 30 juni van het volgende jaar. In 2014 concludeerde het WTECV
dat verandering van de beheersperiode in een regulier kalenderjaar (januari tot
december) de instandhoudingsrisico's voor dit bestand aanzienlijk verlaagt. Na
overleg met Spanje, Frankrijk en de SWWAC kreeg de door het WTECV voorgestelde
verandering een positieve beoordeling. Op deze basis dient Verordening (EU) nr.
779/2014 van de Raad[5]
te worden ingetrokken en moet in de onderhavige verordening een nieuwe TAC voor
2015 worden ingevoerd voor ansjovis in de Golf van Biskaje. (8) Bovendien moeten de TAC's
voor bestanden die onder specifieke meerjarenplannen vallen, op grond van
artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 worden vastgesteld
overeenkomstig de in die plannen vervatte voorschriften. Bijgevolg moeten de
TAC's voor de bestanden van zuidelijke heek en langoustine, tong in het
westelijke Kanaal, schol en tong in de Noordzee, haring in de wateren ten
westen van Schotland, kabeljauw in het Kattegat, de wateren ten westen van
Schotland, de Ierse Zee, de Noordzee, het Skagerrak en het oostelijke Kanaal en
blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de
Middellandse Zee worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften die zijn
vervat in de Verordeningen (EG) nr. 2166/2005[6], (EG) nr. 509/2007[7], (EG) nr. 676/2007[8], (EG) nr. 1300/2008[9], (EG) nr. 1342/2008[10] (het
"kabeljauwplan") en (EG) nr. 302/2009[11] van de Raad. (9) Met betrekking tot de
noordelijke heekbestanden (Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad[12]) en de tongbestanden
in de Golf van Biskaje (Verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad[13]) zijn de
minimumdoelstellingen van de desbetreffende herstel- en beheersplannen evenwel
bereikt en dienen derhalve de verstrekte wetenschappelijke adviezen te worden
gevolgd om de TAC’s op MSY-niveau te brengen of te handhaven, al naargelang van
het geval. (10) Voor bestanden waarvoor
onvoldoende gegevens of geen betrouwbare gegevens voorhanden zijn om ramingen
van de omvang te kunnen maken, moeten de beheersmaatregelen en de TAC-niveaus worden
vastgesteld volgens de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer als
omschreven in artikel 4, lid 1, punt 8, van Verordening (EG) nr. 1380/2013,
en met inachtneming van bestandsspecifieke factoren, waaronder met name de
beschikbare gegevens over de ontwikkelingen van de bestanden en overwegingen
betreffende gemengde visserijen. (11) Bij Verordening (EG) nr. 847/96
van de Raad[14]
zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's ingevoerd,
onder meer, op grond van artikel 3 en artikel 4, in de vorm van flexibiliteit
voor bestanden waarvoor respectievelijk TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel
en analytische TAC's zijn vastgesteld. Krachtens artikel 2 van die verordening
dient de Raad, bij de vaststelling van de TAC's, op basis van met name de
biologische situatie van de bestanden te bepalen voor welke bestanden de
artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn. Recent is bij artikel 15, lid 9, van
Verordening (EU) nr. 1380/2013 een flexibiliteitsmechanisme ingevoerd voor alle
bestanden waarop de aanlandingsverplichting van toepassing is. Om te voorkomen
dat excessieve flexibiliteit de instandhoudingsdoelstellingen van het
gemeenschappelijk visserijbeleid ondergraaft en dat de biologische situatie van
de bestanden negatief wordt beïnvloed, moet worden verduidelijkt dat de
artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen op de TAC's van
toepassing zijn wanneer de lidstaten geen gebruik maken van de
jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. (12) Wanneer voor een bepaald
bestand een TAC aan één enkele lidstaat wordt toegewezen, is het dienstig deze
lidstaat overeenkomstig artikel 2, lid 1, van het Verdrag te machtigen het
niveau van deze TAC vast te stellen. Er moeten regelingen worden getroffen om
te garanderen dat de betrokken lidstaat bij het vaststellen van dit TAC-niveau
volledig in overeenstemming met de beginselen en voorschriften van het
gemeenschappelijk visserijbeleid handelt. (13) In juni 2014 heeft de
Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) wetenschappelijk
advies uitgebracht over het zeebaarsbestand in het noordoostelijke deel van de
Atlantische Oceaan en bevestigd dat dit bestand sinds 2012 snel achteruitgaat.
Bovendien heeft het WTECV de geldende nationale maatregelen ter bescherming van
zeebaars beoordeeld en deze, over de hele linie, ondoeltreffend bevonden. De
visserijsterfte voor zeebaars – een langzaam groeiende soort die laat
geslachtsrijp wordt – ligt momenteel vier maal hoger dan de niveaus die
overeenstemmen met de maximale duurzame opbrengst (MSY – maximum sustainable
yield). Daarom dienen de vangstmogelijkheden voor dit bestand te worden
vastgesteld in de vorm van visserijinspannings- en vangstbeperkingen, die de
voornaamste oorzaken van de visserijsterfte moeten aanpakken, namelijk de
pelagische trawlvisserij en de recreatievisserij. (14) De maxima voor de
visserijinspanning voor 2015 moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 8
van Verordening (EG) nr. 2166/2005, artikel 5 van Verordening (EG) nr. 509/2007,
artikel 9 van Verordening (EG) nr. 676/2007, de artikelen 11 en 12
van Verordening (EG) nr. 1342/2008 en de artikelen 5 en 9 van Verordening (EG)
nr. 302/2009, rekening houdend met Verordening (EG) nr. 754/2009 van de
Raad[15]. (15) In het licht van het meest
recente wetenschappelijke advies van de Internationale Raad voor het onderzoek
van de zee (ICES) en overeenkomstig de internationale verbintenissen in het
kader van het Verdrag inzake de visserij in het noordoostelijke deel van de
Atlantische Oceaan (NEAFC) dient de visserijinspanning voor bepaalde
diepzeesoorten te worden beperkt. (16) Voor sommige soorten, zoals
bepaalde haaiensoorten, kan zelfs een beperkte vorm van visserijactiviteit een
ernstig risico voor de instandhouding van de soort inhouden. Voor dergelijke
soorten moeten de vangstmogelijkheden derhalve tot nul worden gereduceerd
middels een totaalverbod op de visserij op deze soorten. (17) De bij deze verordening voor
Unievaartuigen vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt
overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad[16], en met name de
artikelen 33 en 34 van die verordening betreffende de registratie van de
vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de melding van gegevens over
de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve dient te worden gepreciseerd
welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens over de
aanlandingen van onder deze verordening vallende bestanden aan de Commissie
doen toekomen. (18) Voor sommige TAC’s dienen de
lidstaten de mogelijkheid te krijgen om extra toewijzingen toe te kennen aan
vaartuigen die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig
gedocumenteerde visserij. Met die proeven wordt beoogd een vangstquotaregeling
te testen in visserijen die nog niet onder de aanlandingsverplichting van
Verordening (EU) nr. 1380/2013 vallen, d.w.z. een regeling in het kader waarvan
alle vangsten moeten worden aangeland en op de quota afgeboekt, teneinde
teruggooi en de daarmee gepaarde gaande verspilling van anders bruikbare visserijhulpbronnen
te vermijden. Ongecontroleerde teruggooi van vis is een bedreiging voor de
langetermijnduurzaamheid van vis als collectief goed en dus voor de
doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Inherent aan
vangstquotaregelingen is precies dat zij de vissers een stimulans bieden om de
vangstselectiviteit van hun activiteiten te optimaliseren. Om tot een rationeel
beheer van de teruggooi te komen, moet in een volledig gedocumenteerde visserij
elke activiteit op zee in aanmerking worden genomen veeleer dan de aanlandingen
in de haven. Daarom moeten de voorwaarden waaronder de lidstaten dergelijke
extra toewijzingen verlenen, de verplichting inhouden te garanderen dat gebruik
wordt gemaakt van aan een sensorsysteem gekoppelde camera’s in een gesloten
televisiecircuit (CCTV’s) (hierna gezamenlijk "CCTV-systeem"
genoemd). Hiermee moeten alle behouden en teruggegooide delen van de vangsten
in detail kunnen worden geregistreerd. Een regeling met menselijke waarnemers
die in realtime aan boord actief zijn, zou minder efficiënt, duurder en minder
betrouwbaar zijn. Bijgevolg is het gebruik van CCTV-systemen vooralsnog een
eerste vereiste voor het halen van de doelstellingen van regelingen tot
verlaging van de teruggooi, waaronder een volledig gedocumenteerde visserij.
Bij de toepassing van dergelijke systemen moeten de voorschriften van
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad[17] worden nageleefd. (19) Om te garanderen dat het
potentieel van vangstquotaregelingen om de absolute visserijsterfte van de
betrokken bestanden te beheersen, daadwerkelijk kan worden geëvalueerd aan de
hand van proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, dienen
alle in het kader van deze proeven gevangen vissen, inclusief die welke kleiner
zijn dan de minimale aanlandingsmaat, in mindering te worden gebracht op de
totale toewijzing voor het deelnemende vaartuig en dienen de
visserijactiviteiten te worden stopgezet wanneer deze totale toewijzing
volledig door dat vaartuig is opgebruikt. Voorts is het passend overdrachten
van toewijzingen tussen vaartuigen die deelnemen aan de proeven met betrekking
tot volledig gedocumenteerde visserij en niet-deelnemende vaartuigen toe te
staan mits kan worden aangetoond dat de teruggooi door niet-deelnemende
vaartuigen niet toeneemt. (20) Volgens het advies van de ICES
is het raadzaam een specifiek systeem voor het beheer van zandspiering in de
Uniewateren van de ICES-sectoren IIa en IIIa en ICES-deelgebied IV te
handhaven. In afwachting van het wetenschappelijke advies van de ICES, dat naar
verwachting pas in februari 2015 beschikbaar zal zijn, is het raadzaam de TAC's
en quota voorlopig op nul vast te stellen. (21) De Unie heeft, volgens de
procedure in de overeenkomsten of protocollen inzake visserijrelaties met
Noorwegen[18],
de Faeröer[19]
en IJsland[20],
overleg met die partners gepleegd over de visserijrechten. Het overleg met
Noorwegen en de Faeröer over de regelingen voor 2015 is nog niet afgesloten. Om
te voorkomen dat de visserijactiviteiten van de Unie worden onderbroken en
tevens de nodige flexibiliteit mogelijk te maken voor het sluiten van deze
regelingen begin 2015, is het raadzaam de vangstmogelijkheden voor onder die
regelingen vallende bestanden voorlopig vast te stellen. Het overleg met
IJsland over de visserijregelingen voor 2015 kon nog niet worden afgesloten. In
overeenstemming met de procedure in de overeenkomst en het protocol inzake
visserijbetrekkingen met Groenland[21]
heeft het Gemengd Comité de concrete vangstmogelijkheden vastgesteld waarover
de Unie in 2015 in Groenlandse wateren kan beschikken. [Deze overweging en
de betrokken bepalingen waarnaar deze verwijst, moeten worden gewijzigd na de
nieuwe overlegronde.] (22) De Internationale Commissie
voor de instandhouding van de tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan
(International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas – ICCAT) heeft
in 2013 tijdens haar jaarvergadering de bestaande TAC's en quota voor
blauwvintonijn met een jaar verlengd, en de quota voor zwaardvis in het
noordelijke deel van de Atlantische Oceaan, zwaardvis in het zuidelijke deel
van de Atlantische Oceaan en witte tonijn in het noordelijke deel van de
Atlantische Oceaan voor de periode 2014-2016 op het huidige niveau gehandhaafd.
Hierdoor blijft het quotum van de Unie voor deze bestanden hetzelfde als in 2013.
Ook de TAC voor witte tonijn in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan
wordt voor de periode 2014-2016 op het huidige niveau gehandhaafd, maar de
individuele quota van de verdragsluitende partijen, waaronder de Unie, zijn
licht verlaagd, om aan een andere verdragsluitende partij een quotum te kunnen
toewijzen. Al deze maatregelen moeten in Unierecht worden omgezet. [Deze
overweging en de betrokken bepalingen waarnaar deze verwijst, moeten worden
gewijzigd na de nieuwe overlegronde.] (23) Tijdens hun jaarvergadering in
2013 hebben de partijen bij de Commissie voor de instandhouding van de levende
rijkdommen in de Antarctische wateren (Commission for the Conservation of
Antarctic Marine Living Resources – CCAMLR) vangstbeperkingen voor zowel
doelsoorten als bijvangstsoorten aangenomen. Die maatregelen moeten in
Unierecht worden omgezet. [Deze overweging en de betrokken bepalingen
waarnaar deze verwijst, moeten worden gewijzigd na de nieuwe overlegronde.] (24) De Commissie voor de
tonijnvisserij in de Indische Oceaan (Indian Ocean Tuna Commission – IOTC) heeft tijdens haar jaarvergadering in 2014 de geldende
instandhoudings- en beheersmaatregelen niet gewijzigd. (25) De
derde jaarvergadering van de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in
het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (South Pacific Regional Fisheries
Management Organisation – SPRFMO) zal in februari 2015 worden gehouden. Het is
raadzaam om in afwachting van die jaarvergadering de bestaande maatregelen en
de TAC voor Chileense horsmakreel in het verdragsgebied van de SPRFMO voorlopig
te handhaven. Het bestand Chileense horsmakreel mag echter niet gericht worden
bevist vooraleer als resultaat van die jaarlijkse vergadering een TAC wordt
bepaald. (26) Tijdens haar 87e
jaarvergadering in 2014 heeft de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische
tonijn (IATTC) haar instandhoudingsmaatregelen voor geelvintonijn,
grootoogtonijn en gestreepte tonijn gehandhaafd. Voorts heeft de IATTC haar
resolutie over de instandhouding van oceanische witpunthaaien gehandhaafd. De
omzetting van deze maatregelen in Unierecht moet worden voortgezet. (27) De Visserijorganisatie voor
het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (South East Atlantic
Fisheries Organisation – SEAFO) heeft in 2013 tijdens haar jaarvergadering een
aanbeveling aangenomen voor nieuwe tweejarige TAC's voor zwarte Patagonische
ijsheek en rode diepzeekrabben voor 2014 en 2015; de bestaande TAC's voor
Atlantische slijmkop en Beryx spp., die zij tijdens haar jaarvergadering van 2012
voor 2013 en 2014 was overeengekomen, worden gehandhaafd. De door de SEAFO
aangenomen maatregelen die momenteel op de toewijzing van vangstmogelijkheden
van toepassing zijn, moeten in Unierecht worden omgezet. [Deze overweging en
de betrokken bepalingen waarnaar deze verwijst, moeten worden gewijzigd na de
nieuwe overlegronde.] (28) De Commissie voor de visserij
in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (Western and Central
Pacific Fisheries Commission – WCPFC) heeft in 2013 tijdens haar tiende
jaarvergadering haar maatregelen met betrekking tot de vangstmogelijkheden
gewijzigd: voor het aantal dagen dat op volle zee kan worden gevist, is een
totaal vastgesteld en de sluitingsperiode voor de visserij met vis aantrekkende
voorzieningen (fish aggregating devices – FAD) is aangepast. Nu de maatregel
voor FAD-visserij is herzien, dient de Unie als partij bij het WCPFC-Verdrag
een van de twee mogelijke opties te kiezen: de bestaande periode voor de
sluiting van de FAD-visserij behouden of het aantal toegestane FAD's
beperken. In afwachting van een besluit hierover dient de omzetting van de
vigerende sluiting, zoals die door de WCPFC is aangenomen, in Unierecht te
worden voortgezet. [Deze overweging en de betrokken bepalingen waarnaar deze
verwijst, moeten worden gewijzigd na de nieuwe overlegronde.] (29) De partijen bij de
Overeenkomst voor de instandhouding en het beheer van de koolvisbestanden in
het centrale gedeelte van de Beringzee hebben in 2013 tijdens hun jaarvergadering
hun maatregelen betreffende vangstmogelijkheden niet gewijzigd. Die maatregelen
moeten in Unierecht worden omgezet. (30) Tijdens haar 36e
jaarvergadering in 2014 heeft de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke
deel van de Atlantische Oceaan (North West Atlantic Fisheries Organisation –
NAFO) een aantal vangstmogelijkheden voor 2015 vastgesteld voor bepaalde
bestanden in de deelgebieden 1‑4 van het NAFO-verdragsgebied. In dat
verband heeft de NAFO een moratorium voor de garnaalvisserij in sector 3L
vastgesteld, de TAC voor roodbaars in sector 3M verhoogd om bepaalde
bijvangsten te dekken en de visserij op witje heropend in sector 3NO. (31) Bepaalde internationale
maatregelen waarbij vangstmogelijkheden voor de Unie worden ingesteld of beperkt,
worden aan het einde van het jaar door de betrokken regionale organisaties voor
visserijbeheer (ROVB's) vastgesteld en worden vóór de inwerkingtreding van deze
verordening van kracht. De bepalingen tot omzetting van deze maatregelen in
Unierecht dienen derhalve met terugwerkende kracht van toepassing te zijn.
Aangezien het visseizoen in het verdragsgebied van de CCAMLR loopt van 1
december tot en met 30 november en bepaalde vangstmogelijkheden of -verboden in
het CCAMLR-verdragsgebied derhalve worden vastgesteld voor een periode die
ingaat op 1 december 2014, dienen de desbetreffende bepalingen van deze
verordening vanaf die datum van toepassing te zijn. Deze toepassing met
terugwerkende kracht laat het beginsel van het gewettigd vertrouwen onverlet, aangezien
CCAMLR-leden niet zonder machtiging in het CCAMLR-verdragsgebied mogen vissen. (32) Overeenkomstig de verklaring
van de Unie gericht aan de Bolivariaanse Republiek Venezuela over het toekennen
van vangstmogelijkheden in Uniewateren aan vissersvaartuigen die onder de vlag
van de Bolivariaanse Republiek Venezuela in de exclusieve economische zone voor
de kust van Frans-Guyana varen[22],
moeten voor Venezuela vangstmogelijkheden worden vastgesteld voor het vissen op
snappers in Uniewateren. (33) Om te waarborgen dat uniforme
voorwaarden worden toegepast wanneer aan afzonderlijke lidstaten toestemming
wordt verleend om de hun toegewezen visserijinspanning volgens een
kilowattdagensysteem te beheren, moeten aan de Commissie
uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. (34) Om uniforme voorwaarden voor
de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie
uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de toekenning van
extra zeedagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten en voor
de versterkte aanwezigheid van wetenschappelijke waarnemers, alsmede met
betrekking tot de spreadsheetformats voor het verzamelen en doorsturen van
informatie betreffende de overdracht van zeedagen tussen vissersvaartuigen die
de vlag van dezelfde lidstaat voeren. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend
overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011[23]. (35) Teneinde ervoor te zorgen dat
de visserijactiviteiten niet worden onderbroken en het inkomen van de vissers
in de Unie wordt veiliggesteld, dient deze verordening met ingang van 1 januari
2015 van toepassing te zijn, met uitzondering van de bepalingen betreffende de
beperkingen van de visserijinspanning, die van toepassing moeten zijn vanaf 1
februari 2015, en sommige bepalingen voor bijzondere gebieden, waarvoor een
specifieke toepassingsdatum moet gelden. Gezien de urgentie dient deze
verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden. (36) De vangstmogelijkheden moeten
in volledige overeenstemming met het toepasselijke recht van de Unie worden
gebruikt, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1
Onderwerp 1. Bij deze verordening worden
de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden
vastgesteld die in de Uniewateren en, voor Unievaartuigen, in bepaalde wateren
buiten de Unie beschikbaar zijn. 2. De in lid 1 bedoelde
vangstmogelijkheden omvatten: a) de vangstbeperkingen voor 2015 en, waar
zulks in de onderhavige verordening is bepaald, voor 2016; b) de beperkingen van de visserijinspanning
voor de periode van 1 februari 2015 tot en met 31 januari 2016, behalve wanneer
andere perioden voor inspanningsbeperkingen zijn vastgesteld in de artikelen 9,
29 en 31 en in bijlage IIE; c) de vangstmogelijkheden voor de periode
van 1 december 2014 tot en met 30 november 2015 voor bepaalde bestanden in het
CCAMLR-verdragsgebied; d) de vangstmogelijkheden voor bepaalde
bestanden in het IATTC-verdragsgebied als vastgesteld in artikel 33 voor de in
die bepaling gespecificeerde perioden in 2015 en 2016. Artikel 2
Toepassingsgebied Deze verordening is van toepassing op de
volgende vaartuigen: a) Unievaartuigen; b) vaartuigen van derde landen in
Uniewateren; c) recreatievissersvaartuigen, alleen
voor de toepassing van artikel 1, onder b), artikel 3, onder c), en artikel 12
van deze verordening. Artikel 3
Definities Voor de toepassing van deze verordening gelden
de volgende definities: a) "Unievaartuig": een
vissersvaartuig als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 5), van Verordening
(EU) nr. 1380/2013; b) "vaartuig van een derde
land": een vissersvaartuig als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 4),
van Verordening (EU) nr. 1380/2013, dat de vlag voert van of is geregistreerd
in een derde land; c) "recreatievissersvaartuigen":
vaartuigen die betrokken zijn bij de recreatievisserij als gedefinieerd in
artikel 4, punt 28), van Verordening (EU) nr. 1224/2009; d) "Uniewateren": wateren
onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten, met uitzondering van
wateren die grenzen aan de in bijlage II bij het Verdrag genoemde gebieden; e) "internationale wateren":
wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen; f) "bestand": in een bepaald
beheersgebied voorkomende biologische rijkdom van de zee; g) "totale toegestane vangst"
(TAC): i) in visserijen die vallen onder de in
artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting:
de hoeveelheid die elk jaar van elk bestand mag worden gevangen; ii) in de overige visserijen: de hoeveelheid
die elk jaar van elk bestand mag worden aangeland; h) "quotum": een gedeelte van
de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land; i) "analytische evaluaties":
een kwantitatieve evaluatie van trends in een bepaald bestand, op basis van
gegevens over de biologie en de exploitatie van het bestand die blijkens
wetenschappelijke toetsing van toereikende kwaliteit zijn om wetenschappelijke
adviezen over opties voor toekomstige vangsten te verstrekken; j) "voorzorgsbenadering van het
visserijbeheer": een benadering in het kader waarvan het ontbreken van
adequate wetenschappelijke informatie niet mag worden gebruikt als een motief
voor het uitstellen of achterwege laten van beheersmaatregelen voor de
instandhouding van de doelsoorten, de geassocieerde of afhankelijke soorten en
de niet-doelsoorten en hun milieu; k) "maaswijdte": de
maaswijdte van visnetten als vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG)
No 517/2008 van de Commissie[24]; l) "vissersvlootregister van de
Unie": het register dat door de Commissie is ingesteld overeenkomstig
artikel 24, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; m ) "visserijlogboek": het
logboek als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Artikel 4
Visserijzones Voor de toepassing van deze verordening geldt
de volgende afbakening van visserijzones: a) voor de ICES-zones (International
Council for the Exploration of the Sea – Internationale Raad voor het onderzoek
van de zee): de in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 218/2009[25] gespecificeerde
geografische gebieden; b) voor het Skagerrak: het geografische
gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van
Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de
vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het
dichtstbijgelegen punt op de Zweedse kust; c) voor het Kattegat: het geografische
gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van
Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbijgelegen punt op de
Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap
Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen; d) voor functionele eenheid 16 van
ICES-deelgebied VII: het geografische gebied dat wordt begrensd door loxodromen
die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met
elkaar verbinden: –
53° 30' NB 15° 00' WL, –
53° 30' NB 11 ° 00' WL, –
51 ° 30' NB 11 ° 00' WL, –
51 ° 30' NB 13 ° 00' WL, –
51 ° 00' NB 13 ° 00' WL, –
51 ° 00' NB 15° 00' WL, –
53° 30' NB 15° 00' WL; e) voor de Golf van Cádiz: het
geografische gebied van ICES-sector IXa ten oosten van 7° 23' 48'' WL; f) voor de CECAF-zones (Committee for
Eastern Central Atlantic Fisheries – Visserijcommissie voor het
centraaloostelijke deel van de Atlantische Oceaan): de in bijlage II bij
Verordening (EG) nr. 216/2009 van het Europees Parlement en de Raad[26] gespecificeerde
geografische gebieden; g) voor de NAFO-zones (Northwest
Atlantic Fisheries Organisation – Visserijorganisatie voor het noordwestelijke
deel van de Atlantische Oceaan): de in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 217/2009
van het Europees Parlement en de Raad[27]
gespecificeerde geografische gebieden; h) voor het SEAFO-verdragsgebied (South
East Atlantic Fisheries Organisation — Organisatie voor de visserij in het
zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan): het in het Verdrag inzake de
instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijke deel
van de Atlantische Oceaan omschreven geografische gebied[28]; i) voor het ICCAT-verdragsgebied
(International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas –
Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen): het
in het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen[29] omschreven
geografische gebied; j) voor het CCAMLR-verdragsgebied (Commission for the Conservation of
Antarctic Marine Living Resources – Commissie voor de instandhouding van de
levende rijkdommen in de Antarctische wateren): het in artikel 2, onder a), van
Verordening (EG) nr. 601/2004[30]
omschreven geografische gebied; k) voor het IATTC-verdragsgebied (Inter‑American
Tropical Tuna Commission – Inter‑Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn):
het geografische gebied als omschreven in het Verdrag ter versterking van de
Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van
1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica[31] ("het Verdrag van
Antigua"); l ) voor het IOTC-verdragsgebied
(Indian Ocean Tuna Commission –Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische
Oceaan): het in de Overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de
tonijnvisserij in de Indische Oceaan[32]
omschreven geografische gebied; m) voor het SPRFMO-verdragsgebied (South
Pacific Regional Fisheries Management Organisation – Regionale
visserijorganisatie voor het zuidelijke deel van de Stille Oceaan): het
geografische gebied op open zee ten zuiden van 10° noorderbreedte, ten noorden
van het CCAMLR-verdragsgebied, ten oosten van het SIOFA-verdragsgebied zoals
omschreven in de Visserijovereenkomst voor de Zuid-Indische Oceaan[33], en ten westen van de
gebieden die onder de visserijjurisdictie van de Zuid-Amerikaanse staten
vallen; n) voor het WCPFC-verdragsgebied
(Western and Central Pacific Fisheries Commission – Commissie voor de visserij
in de westelijke en centrale Stille Oceaan): het in het Verdrag inzake de
instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in
het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan[34] omschreven
geografische gebied; o) voor de volle zee van de Beringzee:
het geografische gebied van de volle zee van de Beringzee vanaf 200 zeemijlen
van de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee van de aan de
Beringzee gelegen kuststaten wordt gemeten; p) voor het tussen de IATTC en de WCPFC
overlappende gebied: het geografische gebied dat wordt begrensd door: –
lengtegraad 150° WL, –
lengtegraad 130° WL, –
breedtegraad 4° ZB, –
breedtegraad 50° ZB. TITEL II
VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR UNIEVAARTUIGEN Hoofdstuk I
Algemene bepalingen Artikel 5
TAC's en toewijzingen 1. De TAC's voor Unievaartuigen
in Uniewateren of bepaalde wateren buiten de Unie en de toewijzing van deze
TAC's aan de lidstaten, alsmede de voorwaarden die er functioneel verband mee
houden, worden vastgesteld in bijlage I. 2. Unievaartuigen mogen, met
inachtneming van de in bijlage I vastgestelde TAC's en de voorschriften van
artikel 19 en bijlage III van de onderhavige verordening en van Verordening
(EG) nr. 1006/2008[35]
en de uitvoeringsbepalingen daarvan, vissen in de wateren die onder de
visserijjurisdictie van de Faeröer, Groenland, IJsland en Noorwegen vallen, en
in de visserijzone rond Jan Mayen. 3. Voor de toepassing van de bijzondere
voorwaarde welke in bijlage IA is vastgesteld voor het zandspieringenbestand in
de Uniewateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV gelden de in bijlage IID
omschreven beheersgebieden. Artikel 6
Door de lidstaten vast te stellen TAC's 1. Voor bepaalde visbestanden
worden de TAC's door de betrokken lidstaat vastgesteld. Deze bestanden worden
opgesomd in bijlage I. 2. De door een lidstaat vast te
stellen TAC's: a) zijn consistent met de beginselen en
voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid, en met name met het
beginsel van duurzame exploitatie van de bestanden; en b) zijn zodanig gekozen dat: i) indien er analytische evaluaties
beschikbaar zijn, de exploitatie van het bestand met een zo groot mogelijke
waarschijnlijkheid vanaf 2015 overeenstemt met de maximale duurzame opbrengst; ii) indien er geen of onvolledige
analytische evaluaties beschikbaar zijn, de exploitatie van het bestand voldoet
aan de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer. 3. Elke betrokken lidstaat
verstrekt de Commissie uiterlijk op 15 maart 2015 de volgende gegevens: a) de vastgestelde TAC's; b) de door de lidstaat verzamelde en
beoordeelde gegevens waarop de vastgestelde TAC's zijn gebaseerd; c) nadere gegevens over hoe de vastgestelde
TAC's aan lid 2 voldoen. Artikel 7
Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten 1. Vis van onder TAC's vallende
bestanden die is gevangen in visserijen als gespecificeerd in artikel 15, lid 1,
onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, moet worden aangeland op grond van
de in die bepaling vastgestelde aanlandingsverplichting. 2. Vis van andere onder TAC's
vallende bestanden mag slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland
mits: (a)
die vis is gevangen met vaartuigen die de vlag
voeren van een lidstaat die over een quotum beschikt, en dat quotum nog niet is
opgebruikt; of (b)
die vis deel uitmaakt van een quotum van de Unie
dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat quotum van
de Unie nog niet is opgebruikt. 3. De in artikel 15, lid 8, van
Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde bestanden van niet-doelsoorten die zich
binnen biologisch veilige grenzen bevinden, worden in bijlage I vastgesteld met
het oog op de afwijking van de verplichting om vangsten in mindering te brengen
op de betrokken, in dat artikel bedoelde quota. Artikel 8
Beperkingen van de visserijinspanning De volgende visserijinspanningsmaatregelen
zijn van toepassing: a) bijlage IIA voor het beheer van
sommige kabeljauw-, tong- en scholbestanden in het Kattegat, het Skagerrak, het
deel van ICES-sector IIIa dat niet behoort tot het Skagerrak en het Kattegat,
ICES-deelgebied IV en ICES-sectoren VIa, VIIa en VIId en de Uniewateren van de
ICES-sectoren IIa en Vb; b) bijlage IIB met het oog op het
herstel van heek en langoustine in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met
uitzondering van de Golf van Cádiz; c) bijlage IIC voor het beheer van het
tongbestand in ICES-sector VIIe; d) bijlage IIE voor het beheer van
zeebaars in ICES-sector VIIe. Artikel 9
Vangst- en inspanningsbeperkingen voor de diepzeevisserij 1. Artikel 3, lid 1, van
Verordening (EG) nr. 2347/2002[36],
op grond waarvan vaartuigen in het bezit moeten zijn van een
diepzeevisdocument, is van toepassing op Groenlandse heilbot (ook wel "zwarte
heilbot" genoemd). Voor het vangen, aan boord houden, overladen en
aanlanden van Groenlandse heilbot/zwarte heilbot gelden de voorwaarden van dat
artikel. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat de
voor 2015 geldende visserijinspanningsniveaus, gemeten in kilowattdagen
buitengaats, van vaartuigen met diepzeevisdocumenten als bedoeld in artikel 3,
lid 1, van Verordening (EG) nr. 2347/2002, niet meer bedragen dan 65 %
van de gemiddelde jaarlijkse visserijinspanning die de vaartuigen van de
betrokken lidstaat in 2003 hebben geleverd op reizen tijdens welke deze vaartuigen
over diepzeevisdocumenten beschikten of diepzeesoorten als opgesomd in de
bijlagen I en II bij die verordening, hebben gevangen. Dit lid is alleen van
toepassing op visreizen tijdens welke meer dan 100 kg andere
diepzeesoorten dan grote zilvervis is gevangen. Artikel 10
Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden 1. De vangstmogelijkheden worden
overeenkomstig deze verordening aan de lidstaten toegewezen onverminderd: a) het ruilen van vangstmogelijkheden op
grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; b) kortingen en nieuwe toewijzingen op grond
van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009; c) nieuwe toewijzingen op grond van artikel 10,
lid 4, van Verordening (EG) nr. 1006/2008; d) het aanlanden van extra hoeveelheden op
grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 en artikel 15, lid 9, van
Verordening (EU) nr. 1380/2013; e) de op grond van artikel 4 van Verordening
(EG) nr. 847/96 naar het volgende jaar overgedragen hoeveelheden; f) kortingen op grond van de artikelen 105,
106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009; g) overdrachten en uitwisselingen van quota
op grond van artikel 20 van de onderhavige verordening; h) extra toewijzingen op grond van artikel 14
van de onderhavige verordening. 2. Tenzij anders vermeld in
bijlage I bij de onderhavige verordening, is artikel 3 van Verordening (EG) nr.
847/96 van toepassing op bestanden waarvoor voorzorgs-TAC's zijn vastgesteld,
en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van
toepassing op bestanden waarvoor analytische TAC's zijn vastgesteld. De
artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn slechts van toepassing op
TAC's wanneer de lidstaten geen gebruik maken van de jaarflexibiliteit als
vastgesteld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Artikel 11
Gesloten visseizoenen 1. Van 1 mei tot en met 31 mei 2015
is het verboden om de volgende soorten op de Porcupine Bank te bevissen of aan
boord te houden: kabeljauw, scharretongen, zeeduivels, schelvis, wijting, heek,
langoustine, schol, witte koolvis, koolvis, roggen, tong, lom, blauwe leng,
leng en doornhaai. Voor de toepassing van dit artikel omvat de
Porcupine Bank het geografische gebied dat wordt begrensd door loxodromen die
achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar
verbinden: Punt || Breedtegraad || Lengtegraad 1 || 52° 27' NB || 12° 19' WL 2 || 52° 40' NB || 12° 30' WL 3 || 52° 47' NB || 12° 39,600' WL 4 || 52° 47' NB || 12° 56' WL 5 || 52° 13,5' NB || 13° 53,830' WL 6 || 51 ° 22' NB || 14 ° 24' WL 7 || 51 ° 22' NB || 14 ° 03' WL 8 || 52° 10' NB || 13° 25' WL 9 || 52° 32' NB || 13° 07,500' WL 10 || 52° 43' NB || 12° 55' WL 11 || 52° 43' NB || 12 ° 43' WL 12 || 52° 38,800' NB || 12° 37' WL 13 || 52° 27' NB || 12° 23' WL 14 || 52° 27' NB || 12° 19' WL In afwijking van de eerste alinea is het
vaartuigen toegestaan door de Porcupine Bank te varen met de in die alinea
genoemde soorten aan boord, overeenkomstig artikel 50, leden 3, 4 en 5,
van Verordening (EG) nr. 1224/2009. 2. De commerciële visserij op
zandspiering met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met
een maaswijdte van minder dan 16 mm is in de ICES-sectoren IIa en IIIa en
ICES-deelgebied IV verboden van 1 januari tot en met 31 maart 2015 en van 1
augustus tot en met 31 december 2015. Het in de eerste alinea vervatte verbod geldt
tevens voor vaartuigen van derde landen die op zandspiering mogen vissen in de
Uniewateren van ICES-deelgebied IV. Artikel 12
Recreatievisserij op zeebaars Voor recreatievisserijen in
de ICES-sectoren IVb, IVc, VIIa, VIId, VIIe, VIIf, VIIg en VIIh is een
bag-limiet van één zeebaars per persoon per dag van toepassing. Artikel 13
Verbodsbepalingen 1. Het is Unievaartuigen
verboden de onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden
en aan te landen: a) sterrog (Amblyraja radiata) in de
Uniewateren van ICES-sectoren IIa, IIIa en VIId en ICES-deelgebied IV; b) reuzenhaai (Cetorhinus maximus) en
witte haai (Carcharodon carcharias) in alle wateren; c) vleetsoorten-complex (Dipturus batis-soorten-complex)
(Dipturus cf. flossada en Dipturus cf. intermedia)
in de Uniewateren van ICES-sector IIa en de ICES-deelgebieden III, IV, VI, VII,
VIII, IX en X; d) ruwe haai (Galeorhinus galeus) en
gladde lantaarnhaai (Etmopterus pusillus) in de Uniewateren van
ICES-sector IIa en ICES-deelgebied IV en in alle wateren van de
ICES-deelgebieden I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV; e) zwarte haai (Dalatias licha),
spitssnuitsnavelhaai (Deania calcea), schubzwelghaai (Centrophorus
squamosus), grote lantaarnhaai (Etmopterus princeps) en Portugese
ijshaai (Centroscymnus coelolepis) in de Uniewateren van ICES-sector IIa
en ICES-deelgebied IV en in alle wateren van de ICES-deelgebieden I en XIV; f) haringhaai (Lamna nasus) in alle
wateren; g) reuzenmanta (Manta birostris) in
alle wateren; h) stekelrog (Raja clavata) in de
Uniewateren van ICES-sector IIIa; i) Noorse rog (Raja (Dipturus)
nidarosiensis) in de Uniewateren van de ICES-sectoren VIa, VIb, VIIa, VIIb,
VIIc, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh en VIIk; j) golfrog (Raja undulata) in de
Uniewateren van de ICES-deelgebieden VI en X en witte rog (Raja alba) in
de Uniewateren van de ICES-deelgebieden VI, VII, VIII, IX en X; k) gitaarroggen (Rhinobatidae) in de
Uniewateren van de ICES-deelgebieden I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X en
XII; l ) doornhaai (Squalus acanthias) in
de Uniewateren van ICES-sector IIa, en ICES-deelgebied IV en in alle wateren
van de ICES-deelgebieden I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV; m) zee-engel (Squatina squatina) in de
Uniewateren. 2. Incidenteel gevangen vissen
van de in lid 1 genoemde soorten worden ongedeerd gelaten. Zij worden
onmiddellijk teruggezet. Artikel 14
Toezending van gegevens Wanneer de lidstaten overeenkomstig de
artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking
tot de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie doen toekomen,
gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde
bestandscodes. Hoofdstuk II
Extra toewijzingen voor vaartuigen die deelnemen aan proeven met betrekking tot
volledig gedocumenteerde visserij Artikel 15
Extra toewijzingen 1. Voor bepaalde bestanden kan
een lidstaat een extra toewijzing toekennen aan vaartuigen die zijn vlag voeren
en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde
visserij. Deze bestanden worden opgesomd in bijlage I. 2. De in lid 1 bedoelde extra
toewijzing mag niet meer bedragen dan de algemene limiet die in bijlage I is
bepaald als een percentage van het aan die lidstaat toegewezen quotum. Artikel 16
Aan de extra toewijzingen verbonden voorwaarden 1. Voor de in artikel 15
bedoelde extra toewijzingen gelden de volgende voorwaarden: a) het vaartuig maakt gebruik van aan een
sensorsysteem gekoppelde camera's in een gesloten televisiecircuit (CCTV)
(gezamenlijk "het CCTV-systeem" genoemd) waarmee alle visserij- en
verwerkingsactiviteiten die aan boord van de vaartuigen plaatsvinden, worden
geregistreerd; b) de extra toewijzing die wordt toegekend
aan een individueel vaartuig dat deelneemt aan proeven met betrekking tot
volledig gedocumenteerde visserij, bedraagt niet meer dan: i) 75 % van de teruggooi van het bestand
zoals die door de betrokken lidstaat is geraamd voor het vaartuigtype waartoe
het betrokken vaartuig behoort; ii) 30 % van de individuele toewijzing
van het vaartuig vóór de deelname aan de proeven; c) alle vangsten van het vaartuig uit het
bestand waarvoor de extra toewijzing is toegekend, inclusief vissen die kleiner
zijn dan de minimale aanlandingsmaat zoals vastgesteld in bijlage XII bij
Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad[37]
worden in mindering gebracht op de individuele toewijzing voor het vaartuig
welke resulteert uit de krachtens artikel 14 toegekende extra toewijzing; d) wanneer een vaartuig de individuele
toewijzing voor een bestand waarvoor een extra toewijzing is toegekend, volledig
heeft opgebruikt, dienen alle visserijactiviteiten van dat vaartuig in het
betrokken TAC-gebied te worden stopgezet; e) wat betreft de bestanden waarvoor dit
artikel kan worden toegepast, kunnen de lidstaten overdrachten van de
individuele toewijzing of een deel daarvan van vaartuigen die niet deelnemen
aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij aan
deelnemende vaartuigen toestaan, op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat de
teruggooi van de niet-deelnemende vaartuigen niet toeneemt. 2. Onverminderd lid 1, onder
b) i), kan een lidstaat bij wijze van uitzondering aan een vaartuig dat
zijn vlag voert, een extra toewijzing toekennen van meer dan 75 % van de
voor het vaartuigtype waartoe het betrokken vaartuig behoort, geraamde teruggooi,
op voorwaarde dat: a) het voor het betrokken vaartuigtype
geraamde teruggooipercentage voor het betrokken bestand minder dan 10 %
bedraagt; b) de opneming van dat vaartuigtype van
belang is voor het evalueren van het potentieel van het CCTV-systeem voor
controledoeleinden; c) een algemeen maximum van 75 % van de
geraamde teruggooi door alle vaartuigen die aan de proeven deelnemen, niet
wordt overschreden. 3. Voordat een lidstaat de in
artikel 14 bedoelde extra toewijzing toekent, deelt hij de Commissie de
volgende gegevens mee: a) de lijst van vaartuigen die zijn vlag
voeren en deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde
visserij; b) de specificaties van de elektronische
systemen voor toezicht op afstand die aan boord van die vaartuigen zijn
geïnstalleerd; c) de capaciteit, het type en de
specificaties van het vistuig dat door die vaartuigen wordt gebruikt; d) de geraamde teruggooi voor elk
vaartuigtype dat aan de proeven deelneemt; e) de hoeveelheden die in 2014 door aan de proeven
deelnemende vaartuigen zijn gevangen uit het bestand waarvoor de betrokken TAC
geldt. Artikel 17
Verwerking van persoonsgegevens Voor zover het registreren van de
overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a), verkregen gegevens gepaard gaat met
de verwerking van persoonsgegevens in de zin van Richtlijn 95/46/EG, is die
richtlijn op de verwerking van die gegevens van toepassing. Artikel 18
Intrekking van extra toewijzingen Wanneer een lidstaat vaststelt dat een
vaartuig dat deelneemt aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde
visserij, niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 16, trekt die
lidstaat de extra toewijzing voor dat vaartuig onmiddellijk in en sluit hij dat
vaartuig voor de rest van het jaar 2015 uit van deelname aan de proeven. Artikel 19
Wetenschappelijke toetsing van de beoordelingen van de teruggooi De Commissie kan iedere lidstaat die een
beroep doet op dit hoofdstuk, verzoeken zijn beoordeling van de teruggooi per
vaartuigtype ter evaluatie voor te leggen aan een wetenschappelijk
adviesorgaan, teneinde toe te zien op de naleving van de in artikel 16, lid 1,
onder b) i), gestelde voorwaarde. Bij ontstentenis van een beoordeling die deze
teruggooi bevestigt, neemt de betrokken lidstaat passende maatregelen om aan
die voorwaarde te voldoen en stelt hij de Commissie hiervan in kennis. Hoofdstuk III
Vismachtigingen in wateren van derde landen Artikel 20
Vismachtigingen 1. Het maximum aantal
vismachtigingen voor Unievaartuigen in wateren van derde landen wordt
vastgesteld in bijlage III. 2. Indien een lidstaat quota in
de in bijlage III genoemde visserijzones op basis van artikel 16, lid 8, van
Verordening (EU) nr. 1380/2013 aan een andere lidstaat overdraagt (ruil of
"swap"), worden daarbij ook de overeenkomstige vismachtigingen
overgedragen en wordt de Commissie hiervan in kennis gesteld. Het in bijlage
III vastgestelde totale aantal vismachtigingen per visserijzone mag echter niet
worden overschreden. Hoofdstuk IV
Vangstmogelijkheden in wateren van regionale organisaties voor visserijbeheer Artikel 21
Overdrachten en uitwisselingen van quota 1. Wanneer volgens de
voorschriften van een regionale organisatie voor visserijbeheer (ROVB)
overdrachten en uitwisselingen van quota tussen de verdragsluitende partijen
bij een ROVB zijn toegestaan, kan een lidstaat (hierna "de betrokken
lidstaat" genoemd) met een verdragsluitende partij bij de ROVB
besprekingen aanknopen en, in voorkomend geval, mogelijke lijnen uitzetten voor
een geplande overdracht of uitwisseling van quota. 2. De betrokken lidstaat brengt
de mogelijke lijnen voor een geplande overdracht of uitwisseling van quota die
hij met de betreffende verdragsluitende partij bij de ROVB heeft besproken, ter
kennis van de Commissie, die daaraan haar goedkeuring kan hechten. Vervolgens wisselt
de Commissie onverwijld met de betreffende verdragsluitende partij bij de ROVB
de mededeling uit dat ermee wordt ingestemd gebonden te zijn door de overdracht
of uitwisseling van quota. De Commissie brengt daarna de overeengekomen
overdracht of uitwisseling van quota ter kennis van het secretariaat van de
ROVB overeenkomstig de voorschriften van deze organisatie. 3. De Commissie brengt de
lidstaten op de hoogte van de overeengekomen overdracht of uitwisseling van
quota. 4. De vangstmogelijkheden die in
het kader van de overdracht of uitwisseling van quota worden ontvangen van of
overgedragen aan de betreffende verdragsluitende partij bij de ROVB, worden
beschouwd als quota die aan de betrokken lidstaat worden toegewezen dan wel in
mindering worden gebracht op de toewijzing van de betreffende lidstaat, vanaf
het tijdstip dat de overdracht of uitwisseling van quota in werking treedt
overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst die met de betrokken
verdragsluitende partij bij de ROVB is gesloten, of, in voorkomend geval,
overeenkomstig de voorschriften van de betrokken ROVB. Overeenkomstig het
beginsel van de relatieve stabiliteit van visserijactiviteiten wijzigt een
dergelijke toewijzing de bestaande verdeelsleutel voor de toewijzing van
vangstmogelijkheden aan de lidstaten niet. AFDELING 1
ICCAT-VERDRAGSGEBIED Artikel 22
Beperkingen van de vangst-, kweek- en mestcapaciteit voor blauwvintonijn 1. Het aantal met de hengel of
de sleeplijn vissende Unievaartuigen dat in het oostelijke deel van de Atlantische
Oceaan actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm
mag vissen, wordt beperkt overeenkomstig bijlage IV, punt 1. 2. Het aantal in het kader van
de ambachtelijke kustvisserij vissende Unievaartuigen dat in de Middellandse
Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm
mag vissen, wordt beperkt overeenkomstig bijlage IV, punt 2. 3. Het aantal Unievaartuigen dat
in de Adriatische Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm
mag vissen voor kweekdoeleinden, wordt beperkt overeenkomstig bijlage IV, punt 3. 4. Het aantal en de totale in
brutotonnage uitgedrukte capaciteit van de vissersvaartuigen die in het
oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee op
blauwvintonijn mogen vissen, deze aan boord mogen houden en mogen overladen,
vervoeren of aanlanden, worden beperkt overeenkomstig bijlage IV, punt 4. 5. Het aantal tonnara's dat in
het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee wordt
gebruikt bij de visserij op blauwvintonijn, wordt beperkt overeenkomstig
bijlage IV, punt 5. 6. De capaciteit voor het kweken
en mesten van blauwvintonijn, alsmede de maximale hoeveelheid in het wild
gevangen blauwvintonijn die wordt toegewezen aan kweek- en mestbedrijven in het
oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, worden
beperkt overeenkomstig bijlage IV, punt 6. Artikel 23
Recreatie- en sportvisserij De lidstaten kennen een specifiek quotum van
de hun in bijlage ID toegekende quota voor blauwvintonijn toe aan de recreatie-
en sportvisserij. Artikel 24
Haaien 1. In alle visserijen geldt een
verbod op het aan boord houden, overladen en aanlanden van delen van of
volledige karkassen van grootoogvoshaaien (Alopias superciliosus). 2. Het is verboden gericht te
vissen op voshaaisoorten van het geslacht Alopias. 3. In verband met de visserij in
het ICCAT-verdragsgebied geldt een verbod op het aan boord houden, overladen en
aanlanden van delen van of volledige karkassen van hamerhaaien van de familie Sphyrnidae
(met uitzondering van Sphyrna tiburo). 4. In alle visserijen geldt een
verbod op het aan boord houden, overladen en aanlanden van delen van of
volledige karkassen van oceanische witpunthaaien (Carcharhinus longimanus). 5. In alle visserijen geldt een
verbod op het aan boord houden van zijdehaaien (Carcharhinus falciformis). AFDELING 2
CCAMLR-VERDRAGSGEBIED Artikel 25
Verbodsbepalingen en vangstbeperkingen 1. Gerichte visserij op de in
bijlage V, deel A, vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones
en perioden. 2. Voor experimentele visserij
worden de beperkingen van de TAC's en de bijvangsten per deelgebied vastgelegd
in bijlage V, deel B. Artikel 26
Experimentele visserij 1. Alleen lidstaten die lid zijn
van de CCAMLR, mogen in 2015 deelnemen aan de experimentele visserij met de
beug op Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en de
FAO-sectoren 58.4.1, 58.4.2 en 58.4.3a buiten gebieden onder nationale
jurisdictie. Lidstaten die aan die voorwaarde voldoen en voornemens zijn om aan
die visserij deel te nemen, stellen het CCAMLR-secretariaat daarvan
overeenkomstig de artikelen 7 en 7 bis van Verordening (EG) nr. 601/2004
uiterlijk op 1 juni 2015 in kennis. 2. De beperkingen van de TAC's
en de bijvangsten in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en de FAO-sectoren 58.4.1,
58.4.2 en 58.4.3a en de verdeling daarvan over de kleine onderzoeksvakken
(Small Scale Research Units, SSRU's) in elk gebied worden vastgesteld in
bijlage V, deel B. De visserijactiviteiten in een SSRU worden stopgezet zodra
de gemelde vangsten de geldende TAC hebben bereikt, waarna dit vak voor de rest
van het seizoen voor de visserij wordt gesloten. 3. De visserijactiviteiten
vinden plaats in een zo groot mogelijk geografisch gebied en op zo veel
mogelijk verschillende diepten om de nodige informatie te verzamelen voor het
bepalen van het visserijpotentieel en om overconcentratie van vangsten en
visserijinspanning te voorkomen. In de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en de
FAO-sectoren 58.4.1, 58.4.2 en 58.4.3a is het echter verboden om te vissen op
diepten van minder dan 550 m. Artikel 27
Visserij op krielgarnaal in het visseizoen 2015/2016 1. Alleen de lidstaten die lid
zijn van de CCAMLR, mogen tijdens het visseizoen 2015/2016 in het
CCAMLR-verdragsgebied op Antarctisch krill (Euphausia superba) vissen.
Lidstaten die aan die voorwaarde voldoen en die voornemens zijn om in het
CCAMLR-verdragsgebied op Antarctisch krill te vissen, stellen het
CCAMLR-secretariaat, overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EG)
nr. 601/2004, en de Commissie uiterlijk op 1 juni 2015 in kennis van hun
voornemen om op Antarctisch krill te vissen, waarbij zij gebruik maken van het
in bijlage V, deel C, van de onderhavige verordening vastgestelde formulier. 2. De in lid 1 van dit artikel
bedoelde kennisgeving omvat de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 601/2004
bedoelde informatie voor elk vaartuig dat van de lidstaat toestemming krijgt om
aan de visserij op Antarctisch krill deel te nemen. 3. Een lidstaat die voornemens
is om in het CCAMLR-verdragsgebied op Antarctisch krill te vissen, geeft alleen
kennis van dit voornemen voor gemachtigde vaartuigen die ten tijde van de
kennisgeving zijn vlag voeren of die de vlag van een ander CCAMLR-lid voeren,
maar naar verwachting ten tijde van de genoemde visserijactiviteit de vlag van
de lidstaat zullen voeren. 4. De lidstaten mogen toestaan
dat een ander vaartuig dan de overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 van dit artikel
aan het secretariaat van de CCAMLR gemelde vaartuigen, deelneemt aan de
visserij op Antarctisch krill, wanneer een gemachtigd vaartuig om legitieme
operationele redenen of vanwege overmacht niet aan die visserij kan deelnemen.
De betrokken lidstaten brengen in dat geval het CCAMLR-secretariaat en de
Commissie onverwijld op de hoogte, met opgave van: a) alle bijzonderheden over het vervangende
vaartuig (of de vervangende vaartuigen), inclusief de in artikel 3 van
Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde informatie; b) een volledig overzicht van de redenen
voor de vervanging, alsmede van alle relevante ondersteunende bewijsstukken of
referenties. 5. De lidstaten staan niet toe
dat een vaartuig dat voorkomt op de door de CCAMLR vastgestelde lijsten van
vaartuigen die illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten
verrichten (IOO-vaartuigen), aan de visserij op Antarctisch krill deelneemt. AFDELING 3
IOTC-VERDRAGSGEBIED Artikel 28
Beperking van de vangstcapaciteit van vaartuigen die in het IOTC-verdragsgebied
vissen 1. Het maximum aantal
Unievaartuigen dat in het IOTC-verdragsgebied op tropische tonijn vist, en de
overeenkomstige in brutotonnage uitgedrukte capaciteit, worden vastgesteld in
bijlage VI, punt 1. 2. Het maximum aantal
Unievaartuigen dat in het IOTC-verdragsgebied op zwaardvis (Xiphias gladius)
en witte tonijn (Thunnus alalunga) vist, en de overeenkomstige in
brutotonnage uitgedrukte capaciteit, worden vastgesteld in bijlage VI, punt 2. 3. De lidstaten kunnen
vaartuigen die zijn toegewezen aan een van de twee in de leden 1 en 2 bedoelde
visserijen, opnieuw toewijzen aan de andere visserij, mits zij ten genoegen van
de Commissie kunnen aantonen dat deze wijziging niet tot een stijging van de
visserijinspanning voor de betrokken visbestanden leidt. 4. De lidstaten zorgen er bij
een voorgestelde overdracht van capaciteit naar hun vloot voor dat de over te
dragen vaartuigen voorkomen in het vaartuigenregister van de IOTC of van andere
regionale tonijnvisserijorganisaties. Voorts mogen vaartuigen die voorkomen op
de door een ROVB bijgehouden lijst van vaartuigen die illegale, ongemelde en ongereglementeerde
visserijactiviteiten verrichten (IOO-vaartuigen), niet worden overgedragen. 5. Teneinde rekening te houden
met de uitvoering van de bij de IOTC ingediende ontwikkelingsplannen mogen de
lidstaten hun vangstcapaciteit slechts binnen de in die ontwikkelingsplannen
bepaalde grenzen verhogen tot boven de in de leden 1 en 2 bedoelde maxima. Artikel 29
Haaien 1. In alle visserijen geldt een
verbod op het aan boord houden, overladen en aanlanden van delen van of
volledige karkassen van alle voshaaisoorten van de familie Alopiidae. 2. In alle visserijen geldt een
verbod op het aan boord houden, overladen en aanlanden van delen van of
volledige karkassen van oceanische witpunthaaien (Carcharhinus longimanus),
met uitzondering van vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 24 m
die uitsluitend vissen in de exclusieve economische zone (EEZ) van de lidstaat
waarvan zij de vlag voeren en mits hun vangst uitsluitend voor plaatselijk
verbruik is bestemd. 3. Incidenteel gevangen vissen
van de in lid 1 en lid 2 bedoelde soorten worden ongedeerd gelaten. Zij worden
onmiddellijk teruggezet. AFDELING 4
SPRFMO-VERDRAGSGEBIED Artikel 30
Pelagische visserij – capaciteitsbeperking De lidstaten die in 2007, 2008 of 2009 actief
pelagischevisserijactiviteiten hebben uitgeoefend in het SPRFMO-verdragsgebied,
beperken de totale brutotonnage van de vaartuigen die hun vlag voeren en die in
2015 op pelagische bestanden vissen, tot de totale brutotonnage van de Unie van
78 600 in dat gebied. Artikel 31
Pelagische visserij - TAC's 1. Alleen de lidstaten die in 2007,
2008 of 2009 actief pelagischevisserijactiviteiten hebben uitgeoefend in het
SPRFMO-verdragsgebied, zoals gespecificeerd in artikel 30, mogen in dat gebied
op pelagische bestanden vissen met inachtneming van de in bijlage IJ
vastgestelde TAC's. 2. De in bijlage IJ vastgestelde
vangstmogelijkheden mogen slechts worden benut op voorwaarde dat de lidstaten
de Commissie, ter toezending aan het SPRFMO-secretariaat, de lijst sturen van
vaartuigen die in het SPRFMO-verdragsgebied actief vissen of bij overlading
zijn betrokken, alsmede gegevens van satellietvolgsystemen voor
vissersvaartuigen (VMS-gegevens), maandelijkse vangstaangiften en, indien
voorhanden, gegevens over aanloophavens, uiterlijk de vijfde dag van de maand
na die waarop de gegevens betrekking hebben. Artikel 32
Bodemvisserij Lidstaten met een geregistreerde activiteit in
het kader van de bodemvisserijvangst of -inspanning in het
SPRFMO-verdragsgebied in de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006
beperken in 2015 hun bodemvisserijvangst of -inspanning in het verdragsgebied
tot de delen van het verdragsgebied waar in die periode aan bodemvisserij is
gedaan en tot een niveau dat niet hoger is dan de jaarlijkse gemiddelde
vangsten of inspanningsparameters in de periode van 1 januari 2002 tot en met 31
december 2006. AFDELING 5
IATTC-VERDRAGSGEBIED Artikel 33
Ringzegenvisserij 1. De visserij met ringzegens op
geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus)
en gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) is verboden: a) van 29 juli tot en met 28 september 2015,
of van 18 november 2015 tot en met 18 januari 2016, in het gebied dat wordt
begrensd door: –
de kustlijnen van het Amerikaanse continent langs
de Stille Oceaan, –
lengtegraad 150° WL, –
breedtegraad 40° NB, –
breedtegraad 40° ZB; b) van 29 september tot en met 29 oktober 2015
in het gebied dat wordt begrensd door: –
lengtegraad 96° WL, –
lengtegraad 110° WL, –
breedtegraad 4° NB, –
breedtegraad 3° ZB. 2. De betrokken lidstaten delen
de Commissie vóór 1 april 2015 de in lid 1 bedoelde periode mee waarin de
visserijactiviteiten worden stilgelegd. Alle ringzegenvaartuigen van de
betrokken lidstaten zetten de visserij met de ringzegen in de in lid 1
beschreven gebieden en gedurende de geselecteerde periode stop. 3. Ringzegenvaartuigen die in
het IATTC-verdragsgebied op tonijn vissen, houden alle gevangen
geelvintonijnen, grootoogtonijnen en gestreepte tonijnen aan boord en landen
deze aan of laden deze over. 4. Lid 3 geldt niet in de
volgende gevallen: a) wanneer de vis om andere redenen dan de
grootte niet geschikt wordt geacht voor menselijke consumptie, of b) wanneer er tijdens de laatste trek van
een visreis onvoldoende ruimte is overgebleven om alle bij die trek gevangen
tonijn op te slaan. Artikel 34
Verbod op de visserij op oceanische witpunthaaien 1. Het is verboden in het
IATTC-verdragsgebied te vissen op oceanische witpunthaaien (Carcharhinus
longimanus) en in dat gebied delen van of volledige karkassen van
oceanische witpunthaaien aan boord te houden, over te laden, op te slaan, voor
verkoop aan te bieden, te verkopen of aan te landen. 2. Incidenteel gevangen vissen
van de in lid 1 bedoelde soorten worden ongedeerd gelaten. Zij worden
onmiddellijk teruggezet door de exploitant van het vaartuig, die tevens: a) het aantal teruggezette exemplaren
registreert, met vermelding van de toestand (levend of dood); b) de onder a) vermelde informatie meedeelt
aan de lidstaat waarvan hij onderdaan is. De lidstaten dienen de tijdens het
vorige jaar verzamelde informatie uiterlijk op 31 januari van het jaar waarin
de onderhavige verordening in werking treedt, in bij de Commissie. AFDELING 6
SEAFO-VERDRAGSGEBIED Artikel 35
Verbod op de visserij op diepzeehaaien De gerichte visserij op de volgende
diepzeehaaien in het SEAFO-verdragsgebied is verboden: –
roggen (Rajidae), –
doornhaai (Squalus acanthias), –
gevlekte gladde lantaarnhaai (Etmopterus
bigelowi), –
kortstaartlantaarnhaai (Etmopterus brachyurus), –
grote lantaarnhaai (Etmopterus princeps), –
gladde lantaarnhaai (Etmopterus pusillus), –
spookkathaai (Apristurus manis), –
fluweelijshaai (Scymnodon squamulosus), –
diepzeehaaien van de Selachimorpha-superorde. AFDELING 7
WCPFC-VERDRAGSGEBIED Artikel 36
Voorwaarden voor de visserijen op grootoogtonijn, geelvintonijn, gestreepte
tonijn en Zuid-Pacifische witte tonijn 1. De lidstaten zien erop toe
dat niet meer dan 403 visdagen worden toegekend aan ringzegenvaartuigen die in
het gedeelte van het WCPFC-verdragsgebied dat op volle zee tussen 20° NB en 20°
ZB is gelegen, vissen op grootoogtonijn (Thunnus obesus), geelvintonijn
(Thunnus albacares) en gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis). 2. Unievaartuigen vissen niet
gericht op Zuid-Pacifische witte tonijn (Thunnus alalunga) in het
WCPFC-verdragsgebied ten zuiden van 20° ZB. Artikel 37
Gesloten gebied voor de visserij met vis aantrekkende voorzieningen (FAD's) 1. In het gedeelte van het
WCPFC-verdragsgebied tussen 20° NB en 20° ZB zijn visserijactiviteiten van
ringzegenvaartuigen die gebruik maken van vis aantrekkende voorzieningen (fish
aggregating devices – FAD's), verboden tussen 1 juli 2015 00.00 uur en 31
oktober 2015 24.00 uur. In die periode mogen ringzegenvaartuigen in dat
gedeelte van het WCPFC-verdragsgebied alleen visserijactiviteiten verrichten
indien zich aan boord een waarnemer bevindt die erop toeziet dat het vaartuig
op geen enkel ogenblik: a) een FAD of soortgelijk elektronisch
apparaat gebruikt of bedient; b) met behulp van FAD's op scholen vist. 2. Alle ringzegenvaartuigen die
in het in lid 1 bedoelde gedeelte van het WCPFC-verdragsgebied vissen, houden
alle gevangen grootoogtonijnen, geelvintonijnen en gestreepte tonijnen aan
boord en landen deze aan of laden deze over. 3. Lid 2 geldt niet in de
volgende gevallen: a) tijdens de laatste trek van een visreis,
indien onvoldoende ruimte is overgebleven om al deze vis op te slaan; b) wanneer de vis om andere redenen dan de
grootte niet geschikt wordt geacht voor menselijke consumptie, of c) wanneer zich een ernstige storing van de
koelinstallatie voordoet. Artikel 38
Het tussen de IATTC en de WCPFC overlappende gebied 1. Vaartuigen die uitsluitend in
het WCPFC-register zijn ingeschreven, passen de in de artikelen 34 tot en met 38
vervatte maatregelen toe wanneer zij vissen in het in artikel 4, onder p),
afgebakende tussen de IATTC en de WCPFC overlappende gebied. 2. Vaartuigen die zowel in het
WCPFC-register als in het IATTC-register zijn ingeschreven, en vaartuigen die
uitsluitend in het IATTC-register zijn ingeschreven, passen de in artikel 33,
lid 1, onder a), en de leden 2 tot en met 4, en artikel 34 vervatte maatregelen
toe wanneer zij vissen in het in artikel 4, onder p), afgebakende, tussen de
IATTC en de WCPFC overlappende gebied. Artikel 39
Beperking van het aantal Unievaartuigen dat op zwaardvis mag vissen Het maximum aantal Unievaartuigen dat in de
gebieden ten zuiden van 20° ZB van het WCPFC-verdragsgebied op zwaardvis (Xiphias
gladius) mag vissen, wordt vastgesteld in bijlage VII. Artikel 40
Zijdehaaien en oceanische witpunthaaien 1. Het is verboden om in het
WCPFC-verdragsgebied delen van of volledige karkassen van de volgende soorten
aan boord te houden, over te laden, op te slaan en aan te landen: a) zijdehaaien (Carcharhinus falciformis), b) oceanische witpunthaaien (Carcharhinus
longimanus). 2. Incidenteel gevangen vissen
van de in lid 1 bedoelde soorten worden ongedeerd gelaten. Zij worden
onmiddellijk teruggezet. AFDELING 8
BERINGZEE Artikel 41
Verbod op de visserij in de volle zee van de Beringzee De visserij op Alaskapollak (Theragra
chalcogramma) in de volle zee van de Beringzee is verboden. TITEL III
VANGSTMOGELIJKHEDEN
VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN UNIEWATEREN Artikel 42
TAC's Vissersvaartuigen die de vlag voeren van
Noorwegen, alsook vissersvaartuigen die op de Faeröer zijn geregistreerd, mogen
in Uniewateren vissen met inachtneming van de in bijlage I bij deze verordening
vastgestelde TAC's en de in de onderhavige verordening en in hoofdstuk III van
Verordening (EG) nr. 1006/2008 vastgestelde voorwaarden. Artikel 43
Vismachtigingen Het
maximum aantal vismachtigingen voor vaartuigen van derde landen die in
Uniewateren vissen, wordt vastgesteld in bijlage VIII. Artikel 44
Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten De
in artikel 7 gespecificeerde voorwaarden zijn van toepassing op vangsten en
bijvangsten van vaartuigen van derde landen die met de in artikel 43 bedoelde
machtigingen vissen. Artikel 45
Verbodsbepalingen 1. Het is vaartuigen van derde
landen verboden de onderstaande soorten te bevissen, aan boord te houden, over
te laden en aan te landen: a) sterrog (Amblyraja radiata) in de
Uniewateren van ICES-sectoren IIa, IIIa en VIId en ICES-deelgebied IV; b) reuzenhaai (Cetorhinus maximus) en
witte haai (Carcharodon carcharias) in de Uniewateren; c) vleetsoorten-complex (Dipturus batis-soorten-complex)
(Dipturus cf. flossada en Dipturus cf. intermedia)
in de Uniewateren van ICES-sector IIa en de ICES-deelgebieden III, IV, VI, VII,
VIII, IX en X; d) ruwe haai (Galeorhinus galeus),
zwarte haai (Dalatias licha), spitssnuitsnavelhaai (Deania calcea),
schubzwelghaai (Centrophorus squamosus), grote lantaarnhaai (Etmopterus
princeps), gladde lantaarnhaai (Etmopterus pusillus), Portugese
ijshaai (Centroscymnus coelolepis) in de Uniewateren van ICES-sector IIa
en de ICES-deelgebieden I, IV, V, VI, VII, VIII, XII en XIV; e) zwarte haai (Dalatias licha),
spitssnuitsnavelhaai (Deania calcea), schubzwelghaai (Centrophorus
squamosus), grote lantaarnhaai (Etmopterus princeps) en Portugese
ijshaai (Centroscymnus coelolepis) in de Uniewateren van ICES-sector IIa
en de ICES-deelgebieden I, IV en XIV; f) haringhaai
(Lamna nasus) in de Uniewateren; g) reuzenmanta (Manta birostris) in
de Uniewateren; h) stekelrog (Raja clavata) in de
Uniewateren van ICES-sector IIIa; i) Noorse rog (Raja (Dipturus) nidarosiensis)
in de Uniewateren van de ICES-sectoren VIa, VIb, VIIa, VIIb, VIIc, VIIe, VIIf,
VIIg, VIIh en VIIk; j) golfrog (Raja undulata) in de
Uniewateren van de ICES-deelgebieden VI, IX en X en witte rog (Raja alba)
in de Uniewateren van de ICES-deelgebieden VI, VII, VIII, IX en X; k) gitaarroggen (Rhinobatidae) in de
Uniewateren van de ICES-deelgebieden I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X en
XII; l ) doornhaai (Squalus acanthias) in
de Uniewateren van ICES-sector IIa, en de ICES-deelgebieden I, IV, V, VI, VII,
VIII, XII en XIV; m) zee-engel (Squatina squatina) in de
Uniewateren. 2. Incidenteel gevangen vissen
van de in lid 1 bedoelde soorten worden ongedeerd gelaten. Zij worden
onmiddellijk teruggezet. TITEL IV
SLOTBEPALINGEN Artikel 46
Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan
door het bij Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingestelde Comité voor de
visserij en de aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening
(EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Artikel 47
Intrekking Verordening (EU) nr. 779/2014 wordt met ingang
van 1 januari 2015 ingetrokken. Artikel 48 Deze verordening treedt in werking op de dag
na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari
2015. Artikel 8 is evenwel van toepassing met ingang
van 1 februari 2015. De in de artikelen 24, 25 en 26 en de bijlagen
IE en V vastgestelde bepalingen inzake vangstmogelijkheden voor het
CCAMLR-verdragsgebied zijn van toepassing met ingang van de aldaar vermelde
data. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] PB L 212 van 18.7.2014, blz. 1. [2] Zie
met name het document "General Context of ICES Advice", te raadplegen
via deze link: http://www.ices.dk/sites/pub/Publication%20Reports/Advice/2014/2014/1.2_Advice_basis_2014.pdf [3] Artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013
van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het
gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG)
nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van
Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en
Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22). [4] Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees
Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk
visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009
van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG)
nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013,
blz. 22). [5] Verordening (EU) nr. 779/2014 van de Raad van 17 juli 2014
tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor ansjovis in de Golf van
Biskaje voor het visseizoen 2014/2015 (PB L 212 van 18.7.2014, blz. 1). [6] Verordening (EG) nr. 2166/2005 van de Raad van 20
december 2005 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van de
bestanden van zuidelijke heek en langoustines in de Cantabrische Zee en ten
westen van het Iberisch Schiereiland en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98
voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de
bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 345 van 28.12.2005,
blz. 5). [7] Verordening (EG) nr. 509/2007 van de Raad van 7 mei 2007
tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het
tongbestand in het westelijk Kanaal
(PB L 122 van 11.5.2007, blz. 7). [8] Verordening (EG) nr. 676/2007 van de Raad van 11
juni 2007 tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol-
en tongbestanden in de Noordzee (PB L 157 van 19.6.2007, blz. 1). [9] Verordening (EG) nr. 1300/2008 van de Raad van 18
december 2008 tot vaststelling van een meerjarenplan voor het haringbestand in
het gebied ten westen van Schotland en de visserijen die dat bestand
exploiteren (PB L 344 van 20.12.2008, blz. 6). [10] Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18
december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden
en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG)
nr. 423/2004 (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 20). [11] Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad van 6 april
2009 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het
oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, tot wijziging
van Verordening (EG) nr. 43/2009 en tot intrekking van Verordening (EG)
nr. 1559/2007 (PB L 96 van 15.4.2009, blz. 1). [12] Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad van 21
april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke
heekbestand (PB L 150 van 30.4.2004, blz. 1). [13] Verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad van 23
februari 2006 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame
exploitatie van het tongbestand in de Golf van Biskaje (PB L 65 van 7.3.2006,
blz. 1). [14] Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot
invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en
quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3). [15] Verordening (EG) nr. 754/2009 van de Raad van 27 juli 2009
tot uitsluiting van bepaalde groepen vaartuigen uit de
visserijinspanningsregeling die is vastgesteld in hoofdstuk III van Verordening
(EG) nr. 1342/2008 (PB L 214 van 19.8.2009, blz. 16). [16] Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november
2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving
van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot
wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002,
(EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG)
nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG)
nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG)
nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93,
(EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz.
1). [17] Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer
van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31). [18] Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese
Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (PB L 226 van 29.8.1980,
blz. 48). [19] Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese
Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de
plaatselijke regering van de Faeröer, anderzijds (PB L 226 van 29.8.1980, blz. 12). [20] Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en
de Republiek IJsland inzake de visserij en het mariene milieu (PB L 161 van 2.7.1993,
blz. 2). [21] Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de
Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en
de autonome regering van Groenland, anderzijds (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 4)
en Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële
tegenprestatie als bedoeld in die overeenkomst (PB L 293 van 23.10.2012, blz. 5). [22] (PB L 6 van 10.1.2012, blz. 9). [23] Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13). [24] Verordening (EG) nr. 517/2008 van de Commissie van 10 juni
2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 850/98 wat betreft
de bepaling van de maaswijdte en de meting van de twijndikte van visnetten (PB
L 151 van 11.6.2008, blz. 5). [25] Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees
Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken
van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van
de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 70). [26] Verordening (EG) nr. 216/2009 van het Europees Parlement
en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de
nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de
Noord-Atlantische Oceaan (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 1). [27] Verordening (EG) nr. 217/2009 van het Europees Parlement
en de Raad van 11 maart 2009 inzake de indiening van statistieken van de
vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk
deel van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 42). [28] Gesloten bij Besluit 2002/738/EG van de Raad (PB L 234 van
31.8.2002, blz. 39). [29] De Unie is tot dit verdrag toegetreden bij Besluit 86/238/EEG
van de Raad (PB L 162 van 18.6.1986, blz. 33). [30] Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22
maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij
in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende
rijkdommen in de Antarctische wateren en tot intrekking van de Verordeningen
(EEG) nr. 3943/90, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999 (PB L 97
van 1.4.2004, blz. 16). [31] Gesloten bij Besluit 2006/539/EG van de Raad (PB L 224 van
16.8.2006, blz. 22). [32] De Unie is tot deze overeenkomst toegetreden bij Besluit 95/399/EG
van de Raad (PB L 236 van 5.10.1995, blz. 24). [33] Gesloten bij Besluit 2008/780/EG van de Raad (PB L 268 van
9.10.2008, blz. 27). [34] De Unie is tot dit verdrag toegetreden bij Besluit 2005/75/EG
van de Raad (PB L 32 van 4.2.2005, blz. 1). [35] Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29
september 2009 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van
communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang
van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende
wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en
houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008,
blz. 33). [36] Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december
2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot
diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen
voorschriften (PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6). [37] Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998
voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de
bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998,
blz. 1). BIJLAGE bij Voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige
visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor
Unievaartuigen, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot
intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 van de Raad
LIJST VAN BIJLAGEN BIJLAGE I: || Naar soort en gebied uitgesplitste TAC’s voor Unievaartuigen in gebieden waar TAC’s gelden BIJLAGE IA: || Skagerrak, Kattegat, ICES-deelgebieden I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV, Uniewateren van CECAF en wateren van Frans-Guyana BIJLAGE IB: || Noordoostelijke Atlantische Oceaan en Groenland, ICES-deelgebieden I, II, V, XII en XIV en Groenlandse wateren van NAFO 1 BIJLAGE IC: || Noordwestelijke Atlantische Oceaan – NAFO-verdragsgebied BIJLAGE ID: || Over grote afstanden trekkende soorten – alle gebieden BIJLAGE IE: || Antarctisch gebied – CCAMLR-verdragsgebied BIJLAGE IF: || Zuidoostelijke Atlantische oceaan – SEAFO-verdragsgebied BIJLAGE IG: || Zuidelijke blauwvintonijn – alle gebieden BIJLAGE IH: || WCPFC-verdragsgebied BIJLAGE IJ: || SPRFMO-verdragsgebied BIJLAGE IIA: || Visserijinspanning voor vaartuigen in het kader van het beheer van bepaalde kabeljauw-, schol- en tongbestanden in de ICES-sectoren IIIa, VIa, VIIa, VIId, ICES-deelgebied IV en de Uniewateren van de ICES-sectoren IIa en Vb BIJLAGE IIB: || Visserijinspanning voor vaartuigen in het kader van het herstel van bepaalde zuidelijke heekbestanden en langoustinebestanden in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cádiz BIJLAGE IIC: || Visserijinspanning voor vaartuigen in het kader van het beheer van de tongbestanden in het westelijke Kanaal in ICES-sector VIIe BIJLAGE IID: || Beheersgebieden voor zandspieringen in de ICES-sectoren IIa en IIIa en in ICES-deelgebied IV BIJLAGE IIE: || Visserijinspanning voor vaartuigen in het kader van het beheer van zeebaars in ICES-sector VIIe BIJLAGE III: || Maximum aantal vismachtigingen voor Unievaartuigen in wateren van derde landen BIJLAGE IV: || ICCAT-verdragsgebied BIJLAGE V: || CCAMLR-verdragsgebied BIJLAGE VI: || IOTC-verdragsgebied BIJLAGE VII: || WCPFC-verdragsgebied BIJLAGE VIII: || Kwantitatieve beperkingen inzake vismachtigingen voor vissersvaartuigen van derde landen die in Uniewateren vissen BIJLAGE I NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC's
VOOR UNIEVAARTUIGEN
IN GEBIEDEN WAAR TAC'S GELDEN De tabellen in de bijlagen IA, IB, IC, ID, IE,
IF, IG, IH en IJ bevatten de TAC's en quota (in ton levend gewicht, tenzij
anders vermeld) per bestand en, in voorkomend geval, de voorwaarden die er
functioneel verband mee houden. Alle in deze bijlage vastgestelde
vangstmogelijkheden vallen onder het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1224/2009,
met name de artikelen 33 en 34. Tenzij anders bepaald, zijn de verwijzingen
naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones. Per gebied staan de
visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de
vissoort. Voor regelgevingsdoeleinden worden de soorten uitsluitend middels hun
Latijnse naam geïdentificeerd; hun gewone namen worden alleen gemakshalve
vermeld. Met het oog op de toepassing van deze
verordening staat in de volgende tabel naast de Latijnse naam de gewone naam
vermeld: Wetenschappelijke naam || Drielettercode || Gewone naam Amblyraja radiata || RJR || Sterrog Ammodytes spp. || SAN || Zandspieringen Argentina silus || ARU || Grote zilvervis Beryx spp. || ALF || Alfonsino's Brosme brosme || USK || Lom Caproidae || BOR || Evervissen Centrophorus squamosus || GUQ || Schubzwelghaai Centroscymnus coelolepis || CYO || Portugese ijshaai Chaceon spp. || GER || Rode diepzeekrabben Chaenocephalus aceratus || SSI || Scotiazee-ijsvis Champsocephalus gunnari || ANI || IJsvis Channichthys rhinoceratus || LIC || Langsnuitijsvis Chionoecetes spp. || PCR || Pacifische sneeuwkrabben Clupea harengus || HER || Haring Coryphaenoides rupestris || RNG || Rondneusgrenadier Dalatias licha || SCK || Zwarte haai Deania calcea || DCA || Spitssnuitsnavelhaai Dipturus batis (Dipturus cf. flossada en Dipturus cf. intermedia) || RJB || Vleetsoorten-complex Dissostichus eleginoides || TOP || Zwarte Patagonische ijsheek Dissostichus mawsoni || TOA || Antarctische ijsheek Dissostichus spp. || TOT || IJsheken Engraulis encrasicolus || ANE || Ansjovis Etmopterus princeps || ETR || Grote lantaarnhaai Etmopterus pusillus || ETP || Gladde lantaarnhaai Euphausia superba || KRI || Antarctisch krill Gadus morhua || COD || Kabeljauw Galeorhinus galeus || GAG || Ruwe haai Glyptocephalus cynoglossus || WIT || Witje Gobionotothen gibberifrons || NOG || Groene Zuidpoolkabeljauw Hippoglossoides platessoides || PLA || Lange schar Hippoglossus hippoglossus || HAL || Heilbot Hoplostethus atlanticus || ORY || Atlantische slijmkop Illex illecebrosus || SQI || Kortvinpijlinktvis Lamna nasus || POR || Haringhaai Lepidonotothen squamifrons || NOS || Grijze Zuidpoolkabeljauw Lepidorhombus spp. || LEZ || Scharretongen Leucoraja naevus || RJN || Grootoogrog Limanda ferruginea || YEL || Geelstaartschar Limanda limanda || DAB || Schar Lophiidae || ANF || Zeeduivels Macrourus spp. || GRV || Grenadiervissen Makaira nigricans || BUM || Blauwe marlijn Mallotus villosus || CAP || Lodde Manta birostris || RMB || Reuzenmanta Martialia hyadesi || SQS || Inktvis Melanogrammus aeglefinus || HAD || Schelvis Merlangius merlangus || WHG || Wijting Merluccius merluccius || HKE || Heek Micromesistius poutassou || WHB || Blauwe wijting Microstomus kitt || LEM || Tongschar Molva dypterygia || BLI || Blauwe leng Molva molva || LIN || Leng Nephrops norvegicus || NEP || Langoustine Notothenia rossii || NOR || Gemarmerde ijsvis Pandalus borealis || PRA || Noorse garnaal Paralomis spp. || PAI || Krabben Penaeus spp. || PEN || Peneïde garnalen Platichthys flesus || FLE || Bot Pleuronectes platessa || PLE || Schol Pleuronectiformes || FLX || Platvis Pollachius pollachius || POL || Witte koolvis Pollachius virens || POK || Koolvis Psetta maxima || TUR || Tarbot Pseudochaenichthys georgianus || SGI || Georgia-ijsvis Raja alba || RJA || Witte rog Raja brachyura || RJH || Blonde rog Raja circularis || RJI || Zandrog Raja clavata || RJC || Stekelrog Raja fullonica || RJF || Kaardrog Raja (Dipturus) nidarosiensis || JAD || Noorse rog Raja microocellata || RJE || Kleinoogrog Raja montagui || RJM || Gevlekte rog Raja undulata || RJU || Golfrog Rajiformes || SRX || Roggen Reinhardtius hippoglossoides || GHL || Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot Scomber scombrus || MAC || Makreel Scophthalmus rhombus || BLL || Griet Sebastes spp. || RED || Roodbaarzen Solea solea || SOL || Tong Solea spp. || SOO || Tong Sprattus sprattus || SPR || Sprot Squalus acanthias || DGS || Doornhaai Tetrapturus albidus || WHM || Witte marlijn Thunnus maccoyii || SBF || Zuidelijke blauwvintonijn Thunnus obesus || BET || Grootoogtonijn Thunnus thynnus || BFT || Blauwvintonijn Trachurus murphyi || CJM || Chileense horsmakreel Trachurus spp. || JAX || Horsmakrelen Trisopterus esmarkii || NOP || Kever Urophycis tenuis || HKW || Witte heek Xiphias gladius || SWO || Zwaardvis De onderstaande concordantietabel van gewone
Nederlandse namen en Latijnse namen wordt uitsluitend ter verduidelijking
gegeven: Alfonsino's || ALF || Beryx spp. Ansjovis || ANE || Engraulis encrasicolus Antarctisch krill || KRI || Euphausia superba Antarctische ijsheek || TOA || Dissostichus mawsoni Atlantische slijmkop || ORY || Hoplostethus atlanticus Blauwe leng || BLI || Molva dypterygia Blauwe marlijn || BUM || Makaira nigricans Blauwe wijting || WHB || Micromesistius poutassou Blauwvintonijn || BFT || Thunnus thynnus Blonde rog || RJH || Raja brachyura Bot || FLE || Platichthys flesus Chileense horsmakreel || CJM || Trachurus murphyi Doornhaai || DGS || Squalus acanthias Evervissen || BOR || Caproidae Geelstaartschar || YEL || Limanda ferruginea Gemarmerde ijsvis || NOR || Notothenia rossii Georgia-ijsvis || SGI || Pseudochaenichthys georgianus Gevlekte rog || RJM || Raja montagui Gladde lantaarnhaai || ETP || Etmopterus pusillus Golfrog || RJU || Raja undulata Grenadiervissen || GRV || Macrourus spp. Griet || BLL || Scophthalmus rhombus Grijze Zuidpoolkabeljauw || NOS || Lepidonotothen squamifrons Groene Zuidpoolkabeljauw || NOG || Gobionotothen gibberifrons Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot || GHL || Reinhardtius hippoglossoides Grootoogrog || RJN || Leucoraja naevus Grootoogtonijn || BET || Thunnus obesus Grote lantaarnhaai || ETR || Etmopterus princeps Grote zilvervis || ARU || Argentina silus Haring || HER || Clupea harengus Haringhaai || POR || Lamna nasus Heek || HKE || Merluccius merluccius Heilbot || HAL || Hippoglossus hippoglossus Horsmakrelen || JAX || Trachurus spp. IJsheken || TOT || Dissostichus spp. IJsvis || ANI || Champsocephalus gunnari Inktvis || SQS || Martialia hyadesi Kaardrog || RJF || Raja fullonica Kabeljauw || COD || Gadus morhua Kever || NOP || Trisopterus esmarkii Kleinoogrog || RJE || Raja microocellata Koolvis || POK || Pollachius virens Kortvinpijlinktvis || SQI || Illex illecebrosus Krabben || PAI || Paralomis spp. Lange schar || PLA || Hippoglossoides platessoides Langoustine || NEP || Nephrops norvegicus Langsnuitijsvis || LIC || Channichthys rhinoceratus Leng || LIN || Molva molva Lodde || CAP || Mallotus villosus Lom || USK || Brosme brosme Makreel || MAC || Scomber scombrus Noorse garnaal || PRA || Pandalus borealis Noorse rog || JAD || Raja (Dipturus) nidarosiensis Pacifische sneeuwkrabben || PCR || Chionoecetes spp. Peneïde garnalen || PEN || Penaeus spp. Platvis || FLX || Pleuronectiformes Portugese ijshaai || CYO || Centroscymnus coelolepis Reuzenmanta || RMB || Manta birostris Rode diepzeekrabben || GER || Chaceon spp. Roggen || SRX || Rajiformes Rondneusgrenadier || RNG || Coryphaenoides rupestris Roodbaarzen || RED || Sebastes spp. Ruwe haai || GAG || Galeorhinus galeus Schar || DAB || Limanda limanda Scharretongen || LEZ || Lepidorhombus spp. Schelvis || HAD || Melanogrammus aeglefinus Schol || PLE || Pleuronectes platessa Schubzwelghaai || GUQ || Centrophorus squamosus Scotiazee-ijsvis || SSI || Chaenocephalus aceratus Spitssnuitsnavelhaai || DCA || Deania calcea Sprot || SPR || Sprattus sprattus Stekelrog || RJC || Raja clavata Sterrog || RJR || Amblyraja radiata Tarbot || TUR || Psetta maxima Tong || SOL || Solea solea Tong || SOO || Solea spp. Tongschar || LEM || Microstomus kitt Vleetsoorten-complex || RJB || Dipturus batis (Dipturus cf. flossada en Dipturus cf. intermedia) Wijting || WHG || Merlangius merlangus Witje || WIT || Glyptocephalus cynoglossus Witte heek || HKW || Urophycis tenuis Witte koolvis || POL || Pollachius pollachius Witte marlijn || WHM || Tetrapturus albidus Witte rog || RJA || Raja alba Zandrog || RJI || Raja circularis Zandspieringen || SAN || Ammodytes spp. Zeeduivels || ANF || Lophiidae Zuidelijke blauwvintonijn || SBF || Thunnus maccoyii Zwaardvis || SWO || Xiphias gladius Zwarte haai || SCK || Dalatias licha Zwarte Patagonische ijsheek || TOP || Dissostichus eleginoides BIJLAGE IA SKAGERRAK, KATTEGAT, ICES-DEELGEBIEDEN I,
II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII
EN XIV, UNIEWATEREN VAN CECAF EN WATEREN VAN FRANS-GUYANA Soort: || Zandspieringen || || || Gebied: || Noorse wateren van IV || || Ammodytes spp. || || || (SAN/04-N.) || Denemarken || || 0 || || Analytische TAC || || Verenigd Koninkrijk || 0 |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie |||| 0 |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || || Niet relevant || || || || || Soort: || Zandspieringen || || || Gebied: || Uniewateren van IIa, IIIa en IV(1) || Ammodytes spp. |||| || || || Denemarken || || 0 || (2) || Analytische TAC || || Verenigd Koninkrijk || 0 || (2) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Duitsland |||| 0 || (2) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Zweden |||| 0 || (2) |||||||| Unie |||| 0 |||||||||| TAC |||| 0 |||||||||| (1) Exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula. |||| (2) Ten minste 98 % van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet bestaan uit zandspiering. Bijvangsten van schar, makreel en wijting worden in mindering gebracht op de resterende 2 % van het quotum (OT1/*2A3A4). Deze bepalingen gelden niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande beheersgebieden voor zandspieringen als bepaald in bijlage IID, niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: Gebied: Uniewateren van de beheersgebieden voor zandspieringen |||| || 1 || 2 || 3 || 4 || 5 || 6 || 7 || (SAN/234_1) || (SAN/234_2) || (SAN/234_3) || (SAN/234_4) || (SAN/234_5) || (SAN/234_6) || (SAN/234_7) Denemarken || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Verenigd Koninkrijk || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Duitsland || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Zweden || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Unie || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || || || || || || || || || || || || || Totaal || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || || || || || || Soort: || Grote zilvervis || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van I en II || Argentina silus || || || (ARU/1/2.) || || Duitsland || || 24 || || Analytische TAC || || Frankrijk |||| 8 |||||||||| Nederland || 19 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 39 |||||||||| Unie |||| 90 |||||||||| TAC || || 90 || || || || || Soort: || Grote zilvervis || || Gebied: || Uniewateren van III en IV || Argentina silus || || || (ARU/34-C) || Denemarken || || 911 || || Analytische TAC || || Duitsland |||| 9 |||||||||| Frankrijk |||| 7 |||||||||| Ierland |||| 7 |||||||||| Nederland || 43 |||||||||| Zweden |||| 35 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 16 |||||||||| Unie |||| 1 028 |||||||||| TAC || || 1 028 || || || || || Soort: || Grote zilvervis || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van V, VI en VII || Argentina silus || || || (ARU/567.) || || Duitsland || || 289 || || Analytische TAC || || Frankrijk |||| 6 |||||||||| Ierland |||| 268 |||||||||| Nederland || 3 023 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 212 |||||||||| Unie |||| 3 798 |||||||||| TAC || || 3 798 || || || || || Soort: || Lom || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van I, II en XIV || Brosme brosme || || || (USK/1214EI) || Duitsland || || 6 || (1) || Analytische TAC || || Frankrijk |||| 6 || (1) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 6 || (1) |||||||| Overige |||| 3 || (1) |||||||| Unie |||| 21 || (1) |||||||| TAC |||| 21 |||||||||| (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. |||| || || || || || || || Soort: || Lom || || || Gebied: || IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32 || Brosme brosme || || || (USK/3A/BCD) || Denemarken || || 15 || || Analytische TAC || || Zweden |||| 7 |||||||||| Duitsland |||| 7 |||||||||| Unie |||| 29 |||||||||| TAC || || 29 || || || || || Soort: || Lom || || || Gebied: || Uniewateren van IV || || Brosme brosme || || || (USK/04-C.) || Denemarken || || 64 |||| Analytische TAC || || Duitsland |||| 19 |||||||||| Frankrijk |||| 44 |||||||||| Zweden |||| 6 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 96 |||||||||| Overige |||| 6 || (1) |||||||| Unie |||| 235 |||||||||| TAC |||| 235 |||||||||| (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. |||| || || || || || || || Soort: || Lom || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van V, VI en VII || Brosme brosme || || || (USK/567EI.) || Duitsland || || p.m. |||| Analytische TAC || || Spanje |||| p.m. |||| Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Ierland |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Overige |||| p.m. || (1) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. || (2)(3)(4)(5) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. |||| (2) Te vangen in de Uniewateren van IIa, IV, Vb, VI en VII (USK/*24X7C). |||||| (3) Bijzondere voorwaarde: hiervan is in Vb, VI en VII tot 25 % per vaartuig aan incidentele vangsten van andere soorten toegestaan. In de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond mag dit percentage evenwel worden overschreden. De totale incidentele vangst van andere soorten in Vb, VI en VII mag niet meer bedragen dan de volgende hoeveelheid in ton (OTH/*5B67-): p.m. |||||||||| (4) Met inbegrip van leng. De volgende quota voor Noorwegen mogen in Vb, VI en VII alleen met beuglijnen worden gevangen: || Leng (LIN/*5B67-) || p.m. |||||||||| Lom (USK/*5B67-) || p.m. |||||||||| (5) De lom- en lengquota voor Noorwegen zijn uitwisselbaar tot de volgende maximumhoeveelheid in ton: |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Lom || || || Gebied: || Noorse wateren van IV || || Brosme brosme || || || (USK/04-N.) || België || || p.m. |||| Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Duitsland |||| p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Nederland || p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| || || || || || || || Soort: || Evervissen || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van VI, VII en VIII || Caproidae || || || || (BOR/678-) || || Denemarken || || 13 079 || || Analytische TAC || || Ierland |||| 36 830 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 3 387 |||||||||| Unie |||| 53 296 |||||||||| TAC |||| 53 296 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Haring (1) || || || Gebied: || IIIa; || || || Clupea harengus || || || (HER/03A.) || || Denemarken || || p.m. || (2) || Analytische TAC || || Duitsland |||| p.m. || (2) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Zweden |||| p.m. || (2) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie |||| p.m. || (2) |||||||| Faeröer || p.m. || (3) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Vangsten van haring in visserijen die gebruik maken van vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. |||| (2) Bijzondere voorwaarde: tot 50 % van deze hoeveelheid mag worden gevangen in Uniewateren van IV (HER/*04-C.). |||| (3) Mag uitsluitend worden gevangen in het Skagerrak (HER/*03AN). || || || || || || || || || || || || || Soort: || Haring (1) || || || Gebied: || Uniewateren en Noorse wateren van IV ten noorden van 53° 30′ NB || Clupea harengus || || || (HER/04AB.) || Denemarken || || p.m. |||| Analytische TAC || || Duitsland |||| p.m. |||| Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Nederland || p.m. |||||||||| Zweden |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. || (2) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Vangsten van haring in visserijen die gebruik maken van vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn haringvangst melden uitgesplitst naar IVa (HER/04A.) en IVb (HER/04B.) . (2) Binnen dit quotum gedane vangsten moeten in mindering worden gebracht op het Noorse TAC-aandeel. Binnen de limieten van dit quotum mag niet meer dan de hieronder opgegeven hoeveelheid worden gevangen in de Uniewateren van IVa en IVb (HER/*4AB-C). p.m. |||||||||| Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: Noorse wateren ten zuiden van 62° NB (HER/*04N-)(1) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| (1) Vangsten van haring in visserijen die gebruik maken van vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn haringvangst melden uitgesplitst naar IVa (HER/04A.) en IVb (HER/04B.) . || || || || || || || Soort: || Haring (1) || || || Gebied: || Noorse wateren ten zuiden van 62° NB || Clupea harengus || || || (HER/04-N.) || Zweden || || p.m. || (1) || Analytische TAC || || Unie |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten. || || || || || || || || || || || || || || Soort: || Haring (1) || || || Gebied: || IIIa || || || Clupea harengus || || || (HER/03A-BC) || Denemarken || || p.m. |||| Analytische TAC || || Duitsland |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Zweden |||| p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Uitsluitend voor vangsten van haring gevangen als bijvangst in visserijen die gebruik maken van vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm. || || || || || || || || || || || || || || Soort: || Haring (1) || || || Gebied: || IV, VIId en Uniewateren van IIa || Clupea harengus || || || (HER/2A47DX) || België || || p.m. |||| Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Duitsland |||| p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk |||| p.m. |||| Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Nederland || p.m. |||||||||| Zweden |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Uitsluitend voor vangsten van haring gevangen als bijvangst in visserijen die gebruik maken van vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm. || || || || || || || || || || || || || || || Soort: || Haring (1) || || || Gebied: || IVc, VIId (2) || || || Clupea harengus || || || (HER/4CXB7D) || België || || p.m. || (3) || Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. || (3) |||||||| Duitsland |||| p.m. || (3) |||||||| Frankrijk |||| p.m. || (3) |||||||| Nederland || p.m. || (3) |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (3) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Uitsluitend voor vangsten van haring in visserijen die gebruik maken van vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. || (2) Uitgezonderd het Blackwater-bestand: het gaat om het haringbestand van het zeegebied van de Theemsmonding in een gebied dat wordt begrensd door een loxodroom die rechtwijzend zuid gaat vanaf Landguard Point (51° 56′ NB, 1° 19,1′ OL) tot 51° 33′ NB en vandaar rechtwijzend west naar een punt op de kust van het Verenigd Koninkrijk. (3) Bijzondere voorwaarde: tot 50 % van dit quotum mag worden gevangen in IVb (HER/*04B.). |||| || || || || || || || || || || || || || || Soort: || Haring || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van Vb, VIb en VIaN(1) || Clupea harengus || || || (HER/5B6ANB) || Duitsland || || 2 536 || (2) || Analytische TAC || || Frankrijk |||| 480 || (2) |||||||| Ierland |||| 3 427 || (2) |||||||| Nederland || 2 536 || (2) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 13 711 || (2) |||||||| Unie |||| 22 690 || (2) |||||||| TAC |||| 22 690 |||||||||| (1) Bedoeld is het haringbestand in het deel van ICES-gebied VIa ten oosten van 7° WL en ten noorden van 55° NB, of ten westen van 7° WL en ten noorden van 56° NB met uitzondering van de Clyde. (2) Het is verboden gericht op haring te vissen in het deel van de onder deze TAC vallende ICES-gebieden dat tussen 56° NB en 57° 30′ NB ligt, met uitzondering van een gordel van zes mijl gemeten vanaf de basislijn van de territoriale zee van het Verenigd Koninkrijk. || || || || || || || Soort: || Haring || || || Gebied: || VIaS(1), VIIb, VIIc || || Clupea harengus || || || (HER/6AS7BC) || Ierland || || 0 || || Analytische TAC || || Nederland || 0 |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie |||| 0 |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC |||| 0 |||||||||| (1) Bedoeld is het haringbestand in VIa ten zuiden van 56° 00° NB en ten westen van 07° 00° WL. || || Soort: || Haring || || || Gebied: || VI Clyde (1) || || || Clupea harengus || || || (HER/06ACL.) || Verenigd Koninkrijk || Nog vast te stellen || (2) || Voorzorgs-TAC || || Unie |||| Nog vast te stellen || (3) |||||||| TAC |||| Nog vast te stellen || (3) |||||||| (1) Clyde-bestand: bedoeld is het haringbestand in het zeegebied ten noordoosten van een lijn tussen: - Mull of Kintyre (55° 17,9' NB, 05° 47,8' WL); |||||||| - een punt op positie (55° 04' NB, 05° 23' WL), en |||||||| - Corsewall Point (55° 00,5' NB, 05° 09,4' WL). |||||||| (2) Artikel 6 van deze verordening is van toepassing. |||||||||| (3) Wordt vastgesteld op dezelfde hoeveelheid als die welke overeenkomstig voetnoot 2 is bepaald. |||||| || || || || || || || Soort: || Haring || || || Gebied: || VIIa (1) || || || Clupea harengus || || || (HER/07A/MM) || Ierland || || 1 264 || || Analytische TAC || || Verenigd Koninkrijk || 3 590 |||| Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Unie |||| 4 854 |||||||||| TAC |||| 4 854 |||||||||| (1) Deze zone wordt verkleind met het gebied dat wordt begrensd: |||||||| - in het noorden door de breedtegraad 52° 30′ NB, |||||||||| - in het zuiden door de breedtegraad 52° 00′ NB, |||||||||| - in het westen door de kust van Ierland, |||||||||| - in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk. |||||||| || || || || || || || Soort: || Haring || || || Gebied: || VIIe en VIIf || || Clupea harengus || || || (HER/7EF.) || || Frankrijk || || 465 || || Voorzorgs-TAC || || Verenigd Koninkrijk || 465 |||||||||| Unie |||| 930 |||||||||| TAC |||| 930 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Haring || || || Gebied: || VIIg(1), VIIh(1), VIIj(1) en VIIk(1) || Clupea harengus || || || (HER/7G-K.) || Duitsland || || 174 || || Analytische TAC || || Frankrijk |||| 966 |||| Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Ierland |||| 13 527 |||||||||| Nederland || 966 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 19 |||||||||| Unie |||| 15 652 |||||||||| TAC |||| 15 652 |||||||||| (1) Deze zone wordt uitgebreid met het gebied dat wordt begrensd: |||||||| - in het noorden door de breedtegraad 52° 30′ NB, |||||||||| - in het zuiden door de breedtegraad 52° 00′ NB, |||||||||| - in het westen door de kust van Ierland, |||||||||| || - in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk. || || || || Soort: || Ansjovis || || || Gebied: || VIII || || || Engraulis encrasicolus || || || (ANE/08.) || || Spanje || || p.m. || || Analytische TAC || || Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Ansjovis || || || Gebied: || IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Engraulis encrasicolus || || || (ANE/9/3411) || Spanje || || 4 198 || || Voorzorgs-TAC || || Portugal |||| 4 580 |||||||||| Unie |||| 8 778 |||||||||| TAC |||| 8 778 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Kabeljauw || || || Gebied: || Skagerrak || || || Gadus morhua || || || (COD/03AN.) || België || || p.m. || (1) || Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Duitsland |||| p.m. || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Nederland || p.m. || (1) |||||||| Zweden |||| p.m. || (1) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 12 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening. || || || || || || || Soort: || Kabeljauw || || || Gebied: || Kattegat || || || Gadus morhua || || || (COD/03AS.) || Denemarken || || 49 || (1) || Analytische TAC || || Duitsland |||| 1 || (1) |||||||| Zweden |||| 30 || (1) |||||||| Unie |||| 80 || (1) |||||||| TAC |||| 80 || (1) |||||||| (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. |||| || || || || || || || Soort: || Kabeljauw || || || Gebied: || IV; Uniewateren van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort || Gadus morhua || || || (COD/2A3AX4) || België || || p.m. || (1) || Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Duitsland |||| p.m. || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk |||| p.m. || (1) |||||||| Nederland || p.m. || (1) |||||||| Zweden |||| p.m. || (1) |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. || (2) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 12 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening. (2) Mag in Uniewateren worden gevangen. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten in mindering worden gebracht op het Noorse TAC-aandeel. || Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: Noorse wateren van IV (COD/*04N-) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Kabeljauw || || || Gebied: || Noorse wateren ten zuiden van 62° NB || Gadus morhua || || || (COD/04-N.) || Zweden || || p.m. || (1) || Analytische TAC || || Unie |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Bijvangsten van schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten. || || || || || || || || Soort: || Kabeljauw || || || Gebied: || VIb; Uniewateren en internationale wateren van Vb ten westen van 12° 00' WL en van XII en XIV Gadus morhua |||| || (COD/5W6-14) || België || || 0 || || Voorzorgs-TAC || || Duitsland |||| 2 |||||||||| Frankrijk |||| 23 |||||||||| Ierland |||| 9 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 40 |||||||||| Unie |||| 74 |||||||||| TAC |||| 74 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Kabeljauw || || || Gebied: || VIa; Uniewateren en internationale wateren van Vb ten oosten van 12° 00' WL || Gadus morhua || || || || (COD/5BE6A) || België || || 0 || || Analytische TAC || || Duitsland |||| 0 |||||||||| Frankrijk |||| 0 |||||||||| Ierland |||| 0 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 0 |||||||||| Unie |||| 0 |||||||||| TAC |||| 0 || (1) |||||||| (1) De bijvangst van kabeljauw in het gebied waarvoor deze TAC geldt, mag worden aangeland op voorwaarde dat zij per visreis niet meer dan 1,5 % uitmaakt van het levend gewicht van de totale aan boord gehouden vangsten. Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. || || || || || || || Soort: || Kabeljauw || || || Gebied: || VIIa || || || Gadus morhua || || || || (COD/07A.) || België || || 5 || || Analytische TAC || || Frankrijk |||| 13 |||||||||| Ierland |||| 85 |||||||||| Nederland || 1 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 78 |||||||||| Unie |||| 182 |||||||||| TAC |||| 182 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Kabeljauw || || || Gebied: || VIIb, VIIc, VIIe-k, VIII, IX en X; Uniewateren Gadus morhua |||| || van CECAF 34.1.1 || |||| || || || (COD/7XAD34) || België || || 110 || || Analytische TAC || || Frankrijk |||| 1 808 |||| Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Ierland |||| 358 |||||||||| Nederland || 0 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 195 |||||||||| Unie |||| 2 471 |||||||||| TAC |||| 2 471 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Kabeljauw || || || Gebied: || VIId || || || Gadus morhua || || || || (COD/07D.) || België || || p.m. || (1) || Analytische TAC || || Frankrijk |||| p.m. || (1) |||||||| Nederland || p.m. || (1) |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 12 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening. || || || || || || || Soort: || Scharretongen || || || Gebied: || Uniewateren van IIa en IV || Lepidorhombus spp. || || || || (LEZ/2AC4-C) || België || || 6 || || Analytische TAC || || Denemarken |||| 5 |||||||||| Duitsland |||| 5 |||||||||| Frankrijk |||| 34 |||||||||| Nederland || 27 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 2 006 |||||||||| Unie |||| 2 083 |||||||||| TAC |||| 2 083 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Scharretongen || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van Vb; VI; Lepidorhombus spp. |||| || internationale wateren van XII en XIV |||| || || || (LEZ/56-14) || Spanje || || p.m. || || Analytische TAC || || Frankrijk |||| p.m. |||| Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Ierland |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Scharretongen || || || Gebied: || VII || || || Lepidorhombus spp. || || || || (LEZ/07.) || || België || || 373 || (1) || Analytische TAC || || Spanje |||| 4 144 || (1) || Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Frankrijk |||| 5 030 || (1) |||||||| Ierland |||| 2 287 || (1) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 1 980 || (1) |||||||| Unie |||| 13 814 |||||||||| TAC |||| 13 814 |||||||||| (1) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 1 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening. || || || || || || || Soort: || Scharretongen || || || Gebied: || VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe || Lepidorhombus spp. || || || || (LEZ/8ABDE.) || Spanje || || 756 || || Analytische TAC || || Frankrijk |||| 610 |||||||||| Unie |||| 1 366 |||||||||| TAC |||| 1 366 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Scharretongen || || || Gebied: || VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Lepidorhombus spp. || || || || (LEZ/8C3411) || Spanje || || 935 || || Analytische TAC || || Frankrijk |||| 47 |||||||||| Portugal |||| 31 |||||||||| Unie |||| 1 013 |||||||||| TAC |||| 1 013 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Schar en bot || Gebied: || Uniewateren van IIa en IV Limanda limanda en |||| || (DAB/2AC4-C) voor schar; || Platichthys flesus || || || || (FLE/2AC4-C) voor bot België || || 402 || || Voorzorgs-TAC || || Denemarken |||| 1 511 |||||||||| Duitsland |||| 2 266 |||||||||| Frankrijk |||| 157 |||||||||| Nederland || 9 136 |||||||||| Zweden |||| 5 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 1 270 |||||||||| Unie |||| 14 747 |||||||||| TAC |||| 14 747 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Zeeduivels || || || Gebied: || Uniewateren van IIa en IV Lophiidae |||||| || (ANF/2AC4-C) || België || || p.m. || (1) || Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. || (1) |||||||| Duitsland |||| p.m. || (1) |||||||| Frankrijk |||| p.m. || (1) |||||||| Nederland || p.m. || (1) |||||||| Zweden |||| p.m. || (1) |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) |||||||| Unie |||| p.m. || (1) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 10 % worden gevist in: VI; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (ANF/*56-14). || || || || || || || Soort: || Zeeduivels || || || Gebied: || Noorse wateren van IV || Lophiidae |||||| || (ANG/04-N.) || België || || p.m. || || Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Duitsland |||| p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Nederland || p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| || || || || || || || Soort: || Zeeduivels || || || Gebied: || VI; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV Lophiidae |||||| || (ANF/56-14) || België || || p.m. || || Voorzorgs-TAC || || Duitsland |||| p.m. |||||||||| Spanje |||| p.m. |||||||||| Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Ierland |||| p.m. |||||||||| Nederland || p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Zeeduivels || || || Gebied: || VII || || || Lophiidae || || || || (ANF/07.) || || België || || 2 729 || (1) (2) || Analytische TAC || || Duitsland |||| 304 || (1) (2) || Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Spanje |||| 1 085 || (1) (2) |||||||| Frankrijk |||| 17 516 || (1) (2) |||||||| Ierland |||| 2 238 || (1) (2) |||||||| Nederland || 353 || (1) (2) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 5 311 || (1) (2) |||||||| Unie |||| 29 536 || (1) |||||||| TAC |||| 29 536 || (1) |||||||| (1) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 10 % worden gevangen in VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (ANF/*8ABDE). || (2) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 1 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening. || || || || || || || Soort: || Zeeduivels || || || Gebied: || VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe || Lophiidae || || || || (ANF/8ABDE.) || Spanje || || 1 206 |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| 6 708 |||||||||| Unie |||| 7 914 |||||||||| TAC |||| 7 914 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Zeeduivels || || || Gebied: || VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Lophiidae || || || || (ANF/8C3411) || Spanje || || 2 490 |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| 2 |||||||||| Portugal |||| 495 |||||||||| Unie |||| 2 987 |||||||||| TAC |||| 2 987 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Schelvis || || || Gebied: || IIIa, Uniewateren van deelsectoren 22-32 || Melanogrammus aeglefinus || || || || (HAD/3A/BCD) || België || || p.m. |||| Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. |||| Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Duitsland |||| p.m. |||||||||| Nederland || p.m. |||||||||| Zweden |||| p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Schelvis || || || Gebied: || IV; Uniewateren van IIa; || Melanogrammus aeglefinus || || || (HAD/2AC4.) || België || || p.m. |||| Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. |||| Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Duitsland |||| p.m. |||||||||| Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Nederland || p.m. |||||||||| Zweden |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: Noorse wateren van IV (HAD/*04N-) || |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Schelvis || || || Gebied: || Noorse wateren ten zuiden van 62° NB || Melanogrammus aeglefinus || || || || (HAD/04-N.) || Zweden |||| p.m. || (1) || Analytische TAC |||||| Unie |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Bijvangsten van kabeljauw, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten. || || || || || || || || Soort: || Schelvis || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van VIb, XII en XIV || Melanogrammus aeglefinus || || || || (HAD/6B1214) || België || || 6 |||| Analytische TAC || || Duitsland |||| 7 |||||||||| Frankrijk |||| 285 |||||||||| Ierland |||| 203 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 2 079 |||||||||| Unie |||| 2 580 |||||||||| TAC |||| 2 580 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Schelvis || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van Vb en VIa || Melanogrammus aeglefinus || || || || (HAD/5BC6A.) || België || || p.m. |||| Analytische TAC || || Duitsland |||| p.m. |||| Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Ierland |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Schelvis || || || Gebied: || VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Melanogrammus aeglefinus || || || || (HAD/7X7A34) || België || || 62 || (1) || Analytische TAC || || Frankrijk |||| 3 736 || (1) || Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Ierland |||| 1 246 || (1) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 561 || (1) |||||||| Unie |||| 5 605 || (1) |||||||| TAC |||| 5 605 |||||||||| (1) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 5 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening. || || || || || || || Soort: || Schelvis || || || Gebied: || VIIa || || || Melanogrammus aeglefinus || || || || (HAD/07A.) || België || || 15 |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| 68 |||||||||| Ierland |||| 409 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 453 |||||||||| Unie |||| 945 |||||||||| TAC |||| 945 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Wijting || || || Gebied: || IIIa || || Merlangius merlangus || || || || (WHG/03 A.) || Denemarken || || p.m. |||| Voorzorgs-TAC || || Nederland || p.m. |||||||||| Zweden |||| p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Wijting || || || Gebied: || IV; Uniewateren van IIa || Merlangius merlangus || || || (WHG/2AC4.) || België || || p.m. |||| Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Duitsland |||| p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Nederland || p.m. |||||||||| Zweden |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. || (1) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Mag in Uniewateren worden gevangen. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten in mindering worden gebracht op het Noorse TAC-aandeel. || Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: Noorse wateren van IV (WHG/*04N-) |||||||| Unie || || p.m. || || || || || Soort: || Wijting || || || Gebied: || VI; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV Merlangius merlangus || || || || (WHG/56-14) || Duitsland || || 1 |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| 28 |||||||||| Ierland |||| 70 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 135 |||||||||| Unie |||| 234 |||||||||| TAC |||| 234 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Wijting || || || Gebied: || VIIa || || || Merlangius merlangus || || || || (WHG/07A.) || België || || 0 |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| 6 |||||||||| Ierland |||| 32 |||||||||| Nederland || 0 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 42 |||||||||| Unie |||| 80 |||||||||| TAC |||| 80 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Wijting || || || Gebied: || VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh, VIIj en VIIk || Merlangius merlangus || || || || (WHG/7X7A-C) || België || || p.m. |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| p.m. |||| Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Ierland |||| p.m. |||| Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Nederland || p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Wijting || || || Gebied: || VIII || || || Merlangius merlangus || || || || (WHG/08.) || || Spanje || || 1 016 |||| Voorzorgs-TAC || || Frankrijk |||| 1 524 |||||||||| Unie |||| 2 540 |||||||||| TAC |||| 2 540 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Wijting || || || Gebied: || IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Merlangius merlangus || || || || (WHG/9/3411) || Portugal || || Nog vast te stellen || (1) || Voorzorgs-TAC || || Unie |||| Nog vast te stellen || (2) |||||||| TAC |||| Nog vast te stellen || (2) |||||||| (1) Artikel 6 van deze verordening is van toepassing. |||||||||| (2) Wordt vastgesteld op dezelfde hoeveelheid als die welke overeenkomstig voetnoot 1 is bepaald. |||||| || || || || || || || Soort: || Wijting en witte koolvis || || Gebied: || Noorse wateren ten zuiden van 62° NB Merlangius merlangus en || || (WHG/04-N.) voor wijting; || Pollachius pollachius || || || || (POL/04-N.) voor witte koolvis || Zweden || || p.m. || (1) || Voorzorgs-TAC |||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Bijvangsten van kabeljauw, schelvis en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten. |||| || || || || || || || Soort: || Heek || || || Gebied: || IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32 || Merluccius merluccius || || || || (HKE/3A/BCD) || Denemarken || || 2 179 || (2) || Analytische TAC || || Zweden |||| 185 || (2) |||||||| Unie |||| 2 364 |||||||||| TAC |||| 2 364 || (1) |||||||| (1) Binnen de volgende totale TAC voor het noordelijke heekbestand: |||||| 78 457 |||||||||| (2) Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar Uniewateren van IIa en IV. Dergelijke overdrachten moeten echter op voorhand worden gemeld aan de Commissie. || || || || || || || Soort: || Heek || || || Gebied: || Uniewateren van IIa en IV || Merluccius merluccius || || || || (HKE/2AC4-C) || België || || 39 |||| Analytische TAC || || Denemarken |||| 1 594 |||||||||| Duitsland |||| 183 |||||||||| Frankrijk |||| 352 |||||||||| Nederland || 91 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 496 |||||||||| Unie |||| 2 755 |||||||||| TAC |||| 2 755 || (1) |||||||| (1) Binnen de volgende totale TAC voor het noordelijke heekbestand: |||||| 78 457 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Heek || || || Gebied: || VI en VII; Uniewateren en internationale wateren van Vb; Merluccius merluccius |||| || internationale wateren van XII en XIV |||| || || || (HKE/571214) || België || || 404 || (1) (3) || Analytische TAC || || Spanje |||| 12 969 || (3) || Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Frankrijk |||| 20 027 || (1) (3) |||||||| Ierland |||| 2 427 || (3) |||||||| Nederland || 261 || (1) (3) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 7 907 || (1) (3) |||||||| Unie |||| 43 995 |||||||||| TAC |||| 43 995 || (2) |||||||| (1) Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar Uniewateren van IIa en IV. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld. (1) Binnen de volgende totale TAC voor het noordelijke heekbestand: |||||| 78 457 |||||||||| (3) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 1 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening. Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (HKE/*8ABDE) |||||||| België |||| 52 |||||||||| Spanje |||| 2 092 |||||||||| Frankrijk |||| 2 092 |||||||||| Ierland |||| 262 |||||||||| Nederland || 26 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 1 177 |||||||||| Unie |||| 5 701 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Heek || || || Gebied: || VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe || Merluccius merluccius || || || || (HKE/8ABDE.) || België || || 13 || (1) || Analytische TAC || || Spanje |||| 9 029 |||||||||| Frankrijk |||| 20 275 |||||||||| Nederland || 26 || (1) |||||||| Unie |||| 29 343 |||||||||| TAC |||| 29 343 || (2) |||||||| (1) Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar IV en Uniewateren van IIa. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld. (2) Binnen de volgende totale TAC voor het noordelijke heekbestand: |||||| 78 457 |||||||||| Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: VI en VII; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (HKE/*57-14) België |||| 3 |||||||||| Spanje |||| 2 615 |||||||||| Frankrijk |||| 4 707 |||||||||| Nederland || 8 |||||||||| Unie |||| 7 333 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Heek || || || Gebied: || VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Merluccius merluccius || || || || (HKE/8C3411) || Spanje || || 8 848 |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| 849 |||||||||| Portugal |||| 4 129 |||||||||| Unie |||| 13 826 |||||||||| TAC |||| 13 826 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Blauwe wijting || || Gebied: || Noorse wateren van II en IV || Micromesistius poutassou || || || || (WHB/24-N.) || Denemarken || || p.m. |||| Analytische TAC || || Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| || |||||||||||| || || || || || || || Soort: || Blauwe wijting || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV || Micromesistius poutassou || || || || (WHB/1X14) || Denemarken || || p.m. || (1) || Analytische TAC || || Duitsland |||| p.m. || (1) |||||||| Spanje |||| p.m. || (1) (2) |||||||| Frankrijk |||| p.m. || (1) |||||||| Ierland |||| p.m. || (1) |||||||| Nederland || p.m. || (1) |||||||| Portugal |||| p.m. || (1) (2) |||||||| Zweden |||| p.m. || (1) |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) |||||||| Unie |||| p.m. || (1) (3) |||||||| Noorwegen |||| p.m. |||||||||| Faeröer || p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag niet meer dan het volgende percentage worden gevangen in de Noorse exclusieve economische zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM1): p.m. |||||||||| (2) Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. Dergelijke overdrachten moeten echter op voorhand worden gemeld aan de Commissie. (3) Bijzondere voorwaarde: waarvan tot de volgende hoeveelheid mag worden gevangen in wateren van de Faeröer (WHB/*05-F.): || p.m. |||||||||| || || || || || || || || || || || || Soort: || Blauwe wijting || || Gebied: || VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Micromesistius poutassou || || || || (WHB/8C3411) || Spanje || || p.m. |||| Analytische TAC || || Portugal |||| p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. || (1) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag niet meer dan het volgende percentage worden gevangen in de Noorse EEZ of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM2): p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Blauwe wijting || || Gebied: || Uniewateren van II, IVa, V, VI ten noorden van 56° 30′ NB en VII ten westen van 12° WL || Micromesistius poutassou || || || || (WHB/24A567) || Noorwegen || || p.m. || (1) (2) || Analytische TAC || || Faeröer || p.m. || (3) (4) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) In mindering te brengen op de vangstbeperkingen van Noorwegen die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten. |||| (2) Bijzondere voorwaarde: de vangst in IV bedraagt niet meer dan de volgende hoeveelheid (WHB/*04A-C): |||| p.m. |||||||||| Deze vangstbeperking in IV stemt overeen met het volgende percentage van het toegangsquotum van Noorwegen: |||| p.m. |||||||||| (3) Te verrekenen met de vangstbeperkingen van de Faeröer |||||| (4) Bijzondere voorwaarden: mag ook worden gevangen in VIb (WHB/*06B-C). De vangst in IVa mag ten hoogste het volgende aantal ton bedragen (WHB/*04A-C): p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Tongschar en witje || Gebied: || Uniewateren van IIa en IV Microstomus kitt en |||| || (LEM/2AC4-C) voor tongschar; || Glyptocephalus cynoglossus || || || || (WIT/2AC4-C) voor witje België || || 346 |||| Voorzorgs-TAC |||||| Denemarken |||| 953 |||||||||| Duitsland |||| 122 |||||||||| Frankrijk |||| 261 |||||||||| Nederland || 794 |||||||||| Zweden |||| 11 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 3 904 |||||||||| Unie |||| 6 391 |||||||||| TAC || || 6 391 || || || || || || || || || || || || Soort: || Blauwe leng || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van Vb, VI en VII || Molva dypterygia || || || || (BLI/5B67-) || Duitsland || || p.m. |||| Analytische TAC || || Estland |||| p.m. |||| Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Spanje |||| p.m. |||||||||| Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Ierland |||| p.m. |||||||||| Litouwen |||| p.m. |||||||||| Polen |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Overige |||| p.m. || (1) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. || (2) |||||||| Faeröer || p.m. || (3) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. |||| (2) Te vangen in de Uniewateren van IIa, IV, Vb, VI en VII (USK/*24X7C). |||||| (3) Bijvangsten van rondneusgrenadier en zwarte haarstaart worden op dit quotum in mindering gebracht. Te vangen in Uniewateren van VIa ten noorden van 56° 30′ NB en VIb. Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. || || || || || || || Soort: || Blauwe leng || || || Gebied: || Internationale wateren van XII || Molva dypterygia || || || || (BLI/12INT-) || Estland || || 1 || (1) || Voorzorgs-TAC || || Spanje |||| 533 || (1) |||||||| Frankrijk |||| 13 || (1) |||||||| Litouwen |||| 5 || (1) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 5 || (1) |||||||| Overige |||| 1 || (1) |||||||| Unie |||| 558 || (1) |||||||| TAC |||| 558 || (1) |||||||| (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. || || Soort: || Blauwe leng || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van II en IV || Molva dypterygia || || || || (BLI/24-) |||| Denemarken || || 4 |||| Voorzorgs-TAC || || Duitsland |||| 4 |||||||||| Ierland |||| 4 |||||||||| Frankrijk |||| 23 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 14 |||||||||| Overige |||| 4 || (1) |||||||| Unie |||| 53 |||||||||| TAC |||| 53 |||||||||| (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. || || Soort: || Blauwe leng || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van III || Molva dypterygia || || || || (BLI/03-) |||| Denemarken || || 3 |||| Voorzorgs-TAC || || Duitsland |||| 2 |||||||||| Zweden |||| 3 |||||||||| Unie |||| 8 |||||||||| TAC || || 8 || || || || || Soort: || Leng || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van I en II || Molva molva || || || || (LIN/1/2.) |||| Denemarken || || 8 |||| Analytische TAC || || Duitsland |||| 8 |||||||||| Frankrijk |||| 8 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 8 |||||||||| Overige |||| 4 || (1) |||||||| Unie |||| 36 |||||||||| TAC |||| 36 |||||||||| (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. || || Soort: || Leng || || || Gebied: || IIIa; Uniewateren van IIIbcd || Molva molva || || || || (LIN/3A/BCD) || België || || 6 || (1) || Analytische TAC || || Denemarken |||| 50 |||||||||| Duitsland |||| 6 || (1) |||||||| Zweden |||| 19 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 6 || (1) |||||||| Unie |||| 87 |||||||||| TAC |||| 87 |||||||||| (1) Dit quotum mag uitsluitend in de Uniewateren van IIIa en Uniewateren van IIIbcd worden gevangen. || || Soort: || Leng || || || Gebied: || Uniewateren van IV || || Molva molva || || || || (LIN/04-C.) |||| België || || p.m. |||| Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. |||||||||| Duitsland |||| p.m. |||||||||| Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Nederland || p.m. |||||||||| Zweden |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC || || p.m. || || || || || || || || || || || || Soort: || Leng |||||| Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van V || Molva molva || || || || (LIN/05EI.) |||| België || || 9 |||| Voorzorgs-TAC || || Denemarken |||| 6 |||||||||| Duitsland |||| 6 |||||||||| Frankrijk |||| 6 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 6 |||||||||| Unie |||| 33 |||||||||| TAC || || 33 || || || || || Soort: || Leng || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV || Molva molva || || || || (LIN/6X14.) || België || || p.m. |||| Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. |||| Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Duitsland |||| p.m. |||||||||| Spanje |||| p.m. |||||||||| Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Ierland |||| p.m. |||||||||| Portugal |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. || (1)(2)(3) |||||||| Faeröer || p.m. || (4)(5) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Bijzondere voorwaarde: hiervan is in Vb, VI en VII tot 25 % per vaartuig in incidentele vangsten van andere soorten toegestaan. In de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond mag dit percentage evenwel worden overschreden. De totale incidentele vangst van andere soorten in VI en VII mag niet meer bedragen dan de volgende hoeveelheid in ton (OTH/*6X14.): p.m. |||||||||| (2) Inclusief lom. De quota voor Noorwegen mogen in Vb, VI en VII alleen met beuglijnen worden gevangen en bedragen: || Leng (LIN/*5B67-) || p.m. |||||||||| Lom (USK/*5B67-) || p.m. |||||||||| (3) De leng- en lomquota voor Noorwegen zijn uitwisselbaar tot de volgende maximumhoeveelheid in ton: |||| p.m. |||||||||| (4) Inclusief lom. Te vangen in VIb en VIa ten noorden van 56º 30' NB (LIN/*6BAN.). |||| (5) Bijzondere voorwaarde: hiervan is in VIa en VIb tot 25 % per vaartuig aan incidentele vangsten van andere soorten toegestaan. In de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond mag dit percentage evenwel worden overschreden. De totale incidentele vangst van andere soorten in VIa en VIb mag niet meer bedragen dan de volgende hoeveelheid in ton (OTH/*6AB.): || || p.m. || || || || || Soort: || Leng || || || Gebied: || Noorse wateren van IV || || Molva molva || || || || (LIN/04-N.) |||| België || || p.m. |||| Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Duitsland |||| p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Nederland || p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| || || || || || || || Soort: || Langoustine || || Gebied: || IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32 || Nephrops norvegicus || || || || (NEP/3A/BCD) || Denemarken || || 3 909 |||| Analytische TAC || || Duitsland |||| 11 |||||||||| Zweden |||| 1 398 |||||||||| Unie |||| 5 318 |||||||||| TAC |||| 5 318 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Langoustine || || Gebied: || Uniewateren van IIa en IV || Nephrops norvegicus || || || || (NEP/2AC4-C) || België || || 926 |||| Analytische TAC || || Denemarken |||| 926 |||||||||| Duitsland |||| 14 |||||||||| Frankrijk |||| 27 |||||||||| Nederland || 477 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 15 329 |||||||||| Unie |||| 17 699 |||||||||| TAC |||| 17 699 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Langoustine || || Gebied: || Noorse wateren van IV || || Nephrops norvegicus || || || || (NEP/04-N.) || Denemarken || || p.m. |||| Analytische TAC || || Duitsland |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| || || || || || || || Soort: || Langoustine || || Gebied: || VI; Uniewateren en internationale wateren van Vb; || Nephrops norvegicus || || || || (NEP/5BC6.) || Spanje || || p.m. |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Ierland |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Langoustine || || Gebied: || VII || || || Nephrops norvegicus || || || || (NEP/07.) || || Spanje || || p.m. |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| p.m. |||| Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Ierland |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: Functionele eenheid 16 van ICES-deelgebied VII (NEP/*07U16): |||||||| Spanje |||| p.m. |||||||||| Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Ierland |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk |||| p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Langoustine || || Gebied: || VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe || Nephrops norvegicus || || || || (NEP/8ABDE.) || Spanje || || 193 |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| 3 021 |||||||||| Unie |||| 3 214 |||||||||| TAC |||| 3 214 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Langoustine || || Gebied: || VIIIc || || || Nephrops norvegicus || || || || (NEP/08C.) || || Spanje || || 58 |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| 2 |||||||||| Unie |||| 60 |||||||||| TAC |||| 60 |||||||||| || || || || || || || Soort: || Langoustine || || Gebied: || IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Nephrops norvegicus || || || || (NEP/9/3411) || Spanje || || 50 |||| Analytische TAC || || Portugal |||| 149 |||||||||| Unie |||| 199 |||||||||| TAC || || 199 || || || || || || || || || || || || Soort: || Noorse garnaal || || Gebied: || IIIa || || || Pandalus borealis || || || || (PRA/03A.) || || Denemarken || || p.m. |||| Analytische TAC || || Zweden |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie |||| p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || || || || || || Soort: || Noorse garnaal || || Gebied: || Uniewateren van IIa en IV || Pandalus borealis || || || || (PRA/2AC4-C) || Denemarken || || p.m. |||| Analytische TAC || || Nederland || p.m. |||||||||| Zweden |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC || || p.m. || || || || || || || || || || || || Soort: || Noorse garnaal || || Gebied: || Noorse wateren ten zuiden van 62° NB || Pandalus borealis || || || || (PRA/04-N.) || Denemarken || || p.m. |||| Analytische TAC || || Zweden |||| p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie |||| p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten. || || || || || || || || Soort: || Peneïde garnalen || || Gebied: || Wateren van Frans-Guyana || || Penaeus spp. || || || (PEN/FGU.) || Frankrijk || || Nog vast te stellen || (1)(2) || Voorzorgs-TAC || || Unie |||| Nog vast te stellen || (2)(3) |||||||| TAC |||| Nog vast te stellen || (2)(3) |||||||| (1) Artikel 6 van deze verordening is van toepassing. |||||||||| (2) Vissen op garnalen van de soorten Penaeus subtilis en Penaeus brasiliensis is verboden in wateren met een diepte van minder dan 30 m. || (3) Wordt vastgesteld op dezelfde hoeveelheid als die welke overeenkomstig voetnoot 2 is bepaald. || || || Soort: || Schol || || || Gebied: || Skagerrak || || || Pleuronectes platessa || || || (PLE/03AN.) || België |||| p.m. |||| Analytische TAC |||| Denemarken |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Duitsland |||| p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Nederland || p.m. |||||||||| Zweden |||| p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Schol || || || Gebied: || Kattegat || || || Pleuronectes platessa || || || (PLE/03AS.) || Denemarken |||| p.m. |||| Analytische TAC |||| Duitsland |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Zweden |||| p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie |||| p.m. |||||||||| TAC || || p.m. || || || || || || || || || || || || Soort: || Schol || || || Gebied: || IV; Uniewateren van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort || Pleuronectes platessa || || || || (PLE/2A3AX4) || België || || p.m. || (1) || Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. || (1) || Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Duitsland |||| p.m. || (1) |||||||| Frankrijk |||| p.m. || (1) |||||||| Nederland || p.m. || (1) |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: Noorse wateren van IV (PLE/*04N-) |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| (1) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 5 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening. || || || || || || || Soort: || Schol || || || Gebied: || VI; Uniewateren en internationale wateren van Vb; Pleuronectes platessa |||| || internationale wateren van XII en XIV |||| || || || (PLE/56-14) || Frankrijk || || 18 |||| Voorzorgs-TAC || || Ierland |||| 240 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 400 |||||||||| Unie |||| 658 |||||||||| TAC || || 658 || || || || || Soort: || Schol || || || Gebied: || VIIa || || || Pleuronectes platessa || || || (PLE/07A.) || || België |||| 50 |||| Analytische TAC |||| Frankrijk |||| 22 |||||||||| Ierland |||| 390 |||||||||| Nederland || 15 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 499 |||||||||| Unie |||| 976 |||||||||| TAC || || 976 || || || || || Soort: || Schol || || || Gebied: || VIIb en VIIc || || Pleuronectes platessa || || || || (PLE/7BC.) || || Frankrijk || || 15 |||| Voorzorgs-TAC || || Ierland |||| 59 |||| Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Unie |||| 74 |||||||||| TAC || || 74 || || || || || Soort: || Schol || || || Gebied: || VIId en VIIe || || Pleuronectes platessa || || || (PLE/7DE.) || || België |||| 752 || (1) || Analytische TAC |||| Frankrijk |||| 2 508 || (1) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 1 337 || (1) |||||||| Unie |||| 4 597 |||||||||| TAC |||| 4 597 |||||||||| (1) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 1 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening. || || || || || || || Soort: || Schol || || || Gebied: || VIIf en VIIg || || Pleuronectes platessa || || || (PLE/7FG.) || || België |||| 104 |||| Analytische TAC |||| Frankrijk |||| 189 |||||||||| Ierland |||| 29 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 98 |||||||||| Unie |||| 420 |||||||||| |||||||||| TAC || || 420 || || || || || Soort: || Schol || || || Gebied: || VIIh, VIIj en VIIk || || Pleuronectes platessa || || || (PLE/7HJK.) || België |||| 8 |||| Analytische TAC |||| Frankrijk |||| 17 |||| Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Ierland |||| 59 |||||||||| Nederland || 34 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 17 |||||||||| Unie |||| 135 |||||||||| TAC || || 135 || || || || || Soort: || Schol || || || Gebied: || VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Pleuronectes platessa || || || || (PLE/8/3411) || Spanje || || 66 |||| Voorzorgs-TAC || || || Frankrijk |||| 263 |||||||||| Portugal |||| 66 |||||||||| Unie |||| 395 |||||||||| TAC || || 395 || || || || || Soort: || Witte koolvis || || || Gebied: || VI; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV || Pollachius pollachius || || || (POL/56-14) || Spanje |||| 6 |||| Voorzorgs-TAC |||| Frankrijk |||| 190 |||||||||| Ierland |||| 56 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 145 |||||||||| Unie |||| 397 |||||||||| TAC || || 397 || || || || || Soort: || Witte koolvis || || || Gebied: || VII || || || Pollachius pollachius || || || (POL/07.) || || België |||| 336 || (1) || Voorzorgs-TAC |||| Spanje |||| 20 || (1) || Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Frankrijk |||| 7 734 || (1) |||||||| Ierland |||| 824 || (1) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 1 882 || (1) |||||||| Unie |||| 10 796 || (1) |||||||| TAC |||| 10 796 |||||||||| (1) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 2 % worden gevist in: VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (POL/*8ABDE). || Soort: || Witte koolvis || || || Gebied: || VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe || Pollachius pollachius || || || (POL/8ABDE.) || Spanje |||| 202 |||| Voorzorgs-TAC |||| Frankrijk |||| 984 |||||||||| Unie |||| 1 186 |||||||||| TAC || || 1 186 || || || || || Soort: || Witte koolvis || || || Gebied: || VIIIc || || || Pollachius pollachius || || || (POL/08C.) || || Spanje |||| 208 |||| Voorzorgs-TAC |||| Frankrijk |||| 23 |||||||||| Unie |||| 231 |||||||||| TAC || || 231 || || || || || Soort: || Witte koolvis || || || Gebied: || IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Pollachius pollachius || || || (POL/9/3411) || Spanje |||| 273 || (1) || Voorzorgs-TAC |||| Portugal |||| 9 || (1) |||||||| Unie |||| 282 || (1) |||||||| TAC |||| 282 |||||||||| (1) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIIIc (POL/*08C.). || || Soort: || Koolvis || || || Gebied: || IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en deelsectoren 22-32 || Pollachius virens || || || (POK/2A34.) || België |||| p.m. |||| Analytische TAC |||| Denemarken |||| p.m. |||||||||| Duitsland |||| p.m. |||||||||| Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Nederland || p.m. |||||||||| Zweden |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. || (1) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Mag alleen worden gevangen in de Uniewateren van IV en in IIIa (POK/*3A4-C). Binnen dit quotum gedane vangsten moeten in mindering worden gebracht op het Noorse TAC-aandeel. || || || || || || || Soort: || Koolvis || || || Gebied: || VI; Uniewateren en internationale wateren van Vb, XII en XIV || Pollachius virens || || || (POK/56-14) || Duitsland |||| p.m. |||| Analytische TAC |||| Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Ierland |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. || (1) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Te vangen ten noorden van 56° 30′ NB (POK/*5614N). |||||||| || || || || || || || Soort: || Koolvis || || || Gebied: || Noorse wateren ten zuiden van 62° NB || Pollachius virens || || || (POK/04-N.) || Zweden |||| p.m. || (1) || Analytische TAC |||| Unie |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis en wijting worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten. || || || || || || || || Soort: || Koolvis || || || Gebied: || VII, VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Pollachius virens || || || (POK/7/3411) || België |||| 8 |||| Voorzorgs-TAC |||| Frankrijk |||| 1 787 |||| Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Ierland |||| 894 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 487 |||||||||| Unie |||| 3 176 |||||||||| TAC || || 3 176 || || || || || Soort: || Tarbot en griet || || Gebied: || Uniewateren van IIa en IV Psetta maxima en |||| || (TUR/2AC4-C) voor tarbot; || Scopthalmus rhombus || || || (BLL/2AC4-C) voor griet || België |||| 340 |||| Voorzorgs-TAC |||| Denemarken |||| 727 |||||||||| Duitsland |||| 186 |||||||||| Frankrijk |||| 88 |||||||||| Nederland || 2 579 |||||||||| Zweden |||| 5 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 717 |||||||||| Unie |||| 4 642 |||||||||| TAC || || 4 642 || || || || || Soort: || Roggen || || Gebied: || Uniewateren van IIa en IV || Rajiformes || || || || (SRX/2AC4-C) || België || || 169 || (1)(2) || Voorzorgs-TAC || || Denemarken |||| 7 || (1)(2) |||||||| Duitsland |||| 8 || (1)(2) |||||||| Frankrijk |||| 27 || (1)(2) |||||||| Nederland || 144 || (1)(2) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 650 || (1)(2) |||||||| Unie |||| 1 005 || (1) |||||||| TAC |||| 1 005 |||||||||| (1) Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/2AC4-C), stekelrog (Raja clavata) (RJC/2AC4C), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/2AC4-C) en gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/2AC4-C) worden afzonderlijk gemeld. (2) Bijvangstquotum. Deze soorten mogen per visreis niet meer dan 25 % levend gewicht van de totale aan boord gehouden vangsten uitmaken. Deze voorwaarde geldt enkel voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter. Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. || || || || || || || Soort: || Roggen || || Gebied: || Uniewateren van IIIa || || Rajiformes || || || || (SRX/03A-C.) || Denemarken || || 30 || (1)(2) || Voorzorgs-TAC || || Zweden |||| 8 || (1)(2) |||||||| Unie |||| 38 || (1)(2) |||||||| TAC |||| 38 || (2) |||||||| (1) Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/03A-C.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/03A-C.) en gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/03A-C.) worden afzonderlijk gemeld. || || || || || || || || || || || || || || Soort: || Roggen || || Gebied: || Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k || Rajiformes || || || || (SRX/67AKXD) || België || || 580 || (1) (2) (3) || Voorzorgs-TAC || || Estland |||| 3 || (1) (2) (3) || Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Frankrijk |||| 2 606 || (1) (2) (3) |||||||| Duitsland |||| 8 || (1) (2) (3) |||||||| Ierland |||| 838 || (1) (2) (3) |||||||| Litouwen |||| 13 || (1) (2) (3) |||||||| Nederland || 2 || (1) (2) (3) |||||||| Portugal |||| 14 || (1) (2) (3) |||||||| Spanje |||| 701 || (1) (2) (3) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 1 661 || (1) (2) (3) |||||||| Unie |||| 6 426 || (1) (2) (3) |||||||| TAC |||| 6 426 || (2) |||||||| (1) Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/67AKXD), stekelrog (Raja clavata) (RJC/67AKXD), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/67AKXD), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/67AKXD), kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/67AKXD), zandrog (Raja circularis) (RJI/67AKXD) en kaardrog (Raja fullonica) (RJF/67AKXD) worden afzonderlijk gemeld. (2) Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata). In het gebied waarvoor deze TAC geldt, mag niet gericht op deze soort worden gevist. Onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 13 en 45 van deze verordening. (3) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIId (SRX/*07D). Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/*07D.), stekelrog (Raja clavata) (RJC/*07D.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/*07D.), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/*07D.), kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/*07D.), zandrog (Raja circularis) (RJI/*07D.) en kaardrog (Raja fullonica) (RJF/*07D.) worden afzonderlijk gemeld. Soort: || Roggen || || Gebied: || Uniewateren van VIId || || Rajiformes || || || || (SRX/07D.) || || België || || 57 || (1) (2) (3) || Voorzorgs-TAC || || Frankrijk |||| 482 || (1) (2) (3) |||||||| Nederland || 3 || (1) (2) (3) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 96 || (1) (2) (3) |||||||| Unie |||| 638 || (1) (2) (3) |||||||| TAC |||| 638 || (2) |||||||| (1) Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/07D.), stekelrog (Raja clavata) (RJC/07D.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/07D.), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/07D.) en kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/07D.) worden afzonderlijk gemeld. (2) Niet van toepassing op golfrog (Raja undulata). In het gebied waarvoor deze TAC geldt, mag niet gericht op deze soort worden gevist. Exemplaren die worden gevangen buiten visserijen die onder de aanlandingsverplichting vallen, worden ongedeerd gelaten en worden onmiddellijk vrijgelaten. De vorige bepalingen gelden onverminderd de verbodsbepalingen in de artikelen 13 en 45 van deze verordening. (3) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5 % worden gevist in de Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k (SRX/*67AKD). Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/*67AKD), stekelrog (Raja clavata) (RJC/*67AKD), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/*67AKD), gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/*67AKD) en kleinoogrog (Raja microocellata) (RJE/*67AKD) worden afzonderlijk gemeld. Soort: || Roggen || || Gebied: || Uniewateren van VIII en IX || Rajiformes || || || || (SRX/89-C.) || België || || 6 || (1)(2) || Voorzorgs-TAC || || Frankrijk |||| 1 167 || (1)(2) |||||||| Portugal |||| 946 || (1)(2) |||||||| Spanje |||| 952 || (1)(2) |||||||| Verenigd Koninkrijk || 7 || (1)(2) |||||||| Unie |||| 3 078 || (1)(2) |||||||| TAC |||| 3 078 || (2) |||||||| (1) Vangsten van grootoogrog (Leucoraja naevus) (RJN/89-C.), blonde rog (Raja brachyura) (RJH/89-C.) en stekelrog (Raja clavata) (RJC/89-C.) worden afzonderlijk gemeld. || || || || || || || Soort: || Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot || || Gebied: || Uniewateren van IIa en IV; Uniewateren en internationale wateren van Vb en VI || Reinhardtius hippoglossoides || || (GHL/2A-C46) || Denemarken || || p.m. |||| Analytische TAC || || Duitsland |||| p.m. |||||||||| Estland |||| p.m. |||||||||| Spanje |||| p.m. |||||||||| Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Ierland |||| p.m. |||||||||| Litouwen |||| p.m. |||||||||| Polen |||| p.m. |||||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. || (1) |||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Te vangen in de Uniewateren van IIa en VI. In VI mag deze hoeveelheid alleen met beuglijnen worden gevangen (GHL/*2A6-C). || || || || || || || || Soort: || Makreel || || || Gebied: || IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en deelsectoren 22-32 || Scomber scombrus || || || (MAC/2A34.) || België || || p.m. || (2)(4) || Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. || (2)(4) || Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Duitsland |||| p.m. || (2)(4) |||||||| Frankrijk |||| p.m. || (2)(4) |||||||| Nederland || p.m. || (2)(4) |||||||| Zweden |||| p.m. || (1) (2) (4) |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (2)(4) |||||||| Unie |||| p.m. || (1) (2) (4) |||||||| Noorwegen |||| p.m. || (3) |||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Bijzondere voorwaarde: inclusief de volgende hoeveelheid in ton in Noorse wateren ten zuiden van 62° NB (MAC/*04N-): || p.m. |||||||||| Indien overeenkomstig deze bijzondere voorwaarde wordt gevist, worden bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis in mindering gebracht op de quota voor deze soorten. (2) Mag tevens in de Noorse wateren van IVa worden gevangen (MAC/*4AN.). |||||| (3) Af te trekken van het Noorse TAC-aandeel (toegangsquotum). Deze hoeveelheid omvat het volgende Noorse aandeel in de Noordzee-TAC : p.m. |||||||||| Dit quotum mag uitsluitend in IVa worden gevangen (MAC/*04A.), behalve de volgende hoeveelheid (in ton) die mag worden gevangen in IIIa (MAC/*03A.): p.m. |||||||||| (4) Het quotum mag tevens worden gevangen in de wateren van de Faeröer als toegangsquotum van de Unie voor houders van quota in het kader van deze TAC alsmede voor houders van quota in de TAC-gebieden VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV, alsmede tot de volgende maximumhoeveelheid voor de Unie (MAC/*FRO): p.m. |||||||||| Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de volgende gebieden niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden: |||||||||||| || IIIa || IIIa en IVbc || IVb || IVc || VI, internationale wateren van IIa, van 1 januari tot en met 31 maart 2015 en in december 2015 |||| || (MAC/*03A.) || (MAC/*3A4BC) || (MAC/*04 B.) || (MAC/*04C.) || (MAC/*2A6.) |||| Denemarken || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. |||| Frankrijk || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. |||| Nederland || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. |||| Zweden || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. |||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. |||| Noorwegen || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. |||| || || || || || || || || || || || || || || Soort: || Makreel || || || Gebied: || VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV || Scomber scombrus |||| || (MAC/2CX14-) || Duitsland || || p.m. || (4) || Analytische TAC || || Spanje |||| p.m. || (4) || Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Estland |||| p.m. || (4) |||||||| Frankrijk |||| p.m. || (4) |||||||| Ierland |||| p.m. || (4) |||||||| Letland |||| p.m. || (4) |||||||| Litouwen |||| p.m. || (4) |||||||| Nederland || p.m. || (4) |||||||| Polen |||| p.m. || (4) |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (4) |||||||| Unie |||| p.m. || (4) |||||||| Noorwegen |||| p.m. || (1)(2) |||||||| Faeröer || p.m. || (3) |||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Mag worden gevangen in IIa, VIa ten noorden van 56° 30′ NB, IVa, VIId, VIIe, VIIf en VIIh (MAC/*AX7H). |||| (2) Noorwegen mag de volgende hoeveelheid (in ton) aan extra toegangsquotum vangen ten noorden van 56° 30′ NB; deze hoeveelheid wordt in mindering gebracht op de vangstbeperking van Noorwegen (MAC/*N6530): p.m. |||||||||| (3) Dit quotum wordt in mindering gebracht op de vangstbeperking van de Faeröer (toegangsquotum). Mag alleen worden gevangen in VIa ten noorden van 56° 30' NB (MAC/*6AN56). Van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december mag dit quotum echter ook worden gevangen in IIa, IVa ten noorden van 59º NB (EU-zone) (MAC/*24N59). (4) Het quotum mag tevens worden gevangen in de wateren van de Faeröer als toegangsquotum van de Unie voor houders van quota in het kader van deze TAC alsmede voor houders van quota in TAC-gebied IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en deelsectoren 22-32 alsmede tot de volgende maximumhoeveelheid voor de Unie (MAC/*FRO): p.m. |||||||||| Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden en perioden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: Uniewateren van IIa; Uniewateren en Noorse wateren van IVa. Gedurende de perioden van 1 januari tot en met 15 februari 2015 en van 1 september tot en met 31 december 2015 || || Noorse wateren van IIa |||||| (MAC/*04A-EN) || || (MAC/*2AN-) || |||||| Duitsland || p.m. || || p.m. || |||||| Frankrijk || p.m. || || p.m. |||||||| Ierland || p.m. || || p.m. |||||||| Nederland || p.m. || || p.m. |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || || p.m. |||||||| Unie || p.m. || || p.m. || |||||| || || || || || || || || || || || || || || Soort: || Makreel || || || Gebied: || VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Scomber scombrus || || || (MAC/8C3411) || Spanje || || p.m. || (1) || Analytische TAC || || Frankrijk |||| p.m. || (1) || Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Portugal |||| p.m. || (1) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Bijzondere voorwaarde: de hoeveelheden die met andere lidstaten worden geruild, mogen in VIIIa, VIIIb en VIIId worden gevangen (MAC/*8ABD.). De door Spanje, Portugal of Frankrijk te ruil aangeboden hoeveelheden die in VIIIa, VIIIb en VIIId worden gevangen, mogen echter niet meer dan 25 % van de quota van de donorlidstaat bedragen. Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: VIIIb (MAC/*08B.) || || || || || || Spanje |||| p.m. |||||||||| Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Portugal || || p.m. || || || || || || || || || || || || Soort: || Makreel || || || Gebied: || Noorse wateren van IIa en IVa || Scomber scombrus || || || (MAC/2A4A-N) || Denemarken || || p.m. || (1) || Analytische TAC || || Unie |||| p.m. || (1) || Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Vangsten in IIa (MAC/*02A.) en in IVa (MAC/*4A.) worden afzonderlijk gemeld. |||| || || || || || || || Soort: || Tong || || Gebied: || IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32 || Solea solea || || || || (SOL/3A/BCD) || Denemarken || || 172 |||| Analytische TAC || || Duitsland |||| 10 || (1) |||||||| Nederland || 17 || (1) |||||||| Zweden |||| 6 |||||||||| Unie |||| 205 |||||||||| TAC |||| 205 |||||||||| (1) Dit quotum mag uitsluitend in de Uniewateren van IIIa en van de deelsectoren 22-32 worden gevangen. || || || Soort: || Tong || || Gebied: || Uniewateren van IIa en IV || Solea solea || || || || (SOL/24-C.) || België || || 914 |||| Analytische TAC || || Denemarken |||| 418 |||| Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Duitsland |||| 732 |||||||||| Frankrijk |||| 183 |||||||||| Nederland || 8 256 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 470 |||||||||| Unie |||| 10 973 |||||||||| Noorwegen |||| 0 || (1) |||||||| TAC |||| 10 973 |||||||||| (1) Mag alleen worden gevangen in de Uniewateren van IV (SOL/*04-C.). |||||||| || || || || || || || Soort: || Tong || || Gebied: || VI; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV || Solea solea || || || || (SOL/56-14) || Ierland || || 46 |||| Voorzorgs-TAC || || Verenigd Koninkrijk || 11 |||||||||| Unie |||| 57 |||||||||| TAC || || 57 || || || || || Soort: || Tong || || Gebied: || VIIa || || || Solea solea || || || || (SOL/07A.) || || België || || 44 |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| 1 |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Ierland |||| 11 |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Nederland || 14 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 20 |||||||||| Unie |||| 90 |||||||||| TAC || || 90 || || || || || Soort: || Tong || || Gebied: || VIIb en VIIc || || Solea solea || || || || (SOL/7BC.) || || Frankrijk || || 7 |||| Voorzorgs-TAC || || Ierland |||| 35 |||| Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Unie |||| 42 |||||||||| TAC || || 42 || || || || || Soort: || Tong || || Gebied: || VIId || || || Solea solea || || || || (SOL/07D.) || || België || || 520 |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| 1 040 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 371 |||||||||| Unie |||| 1 931 |||||||||| TAC || || 1 931 || || || || || Soort: || Tong || || Gebied: || VII e || || || Solea solea || || || || (SOL/07E.) || || België || || 30 || (1) || Analytische TAC || || Frankrijk |||| 320 || (1) || Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |||| || Verenigd Koninkrijk || 501 || (1) |||||||| Unie |||| 851 |||||||||| TAC |||| 851 |||||||||| (1) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 5 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van deze verordening. Soort: || Tong || || Gebied: || VIIf en VIIg || || Solea solea || || || || (SOL/7FG.) || || België || || 408 |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| 41 |||||||||| Ierland |||| 20 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 183 |||||||||| Unie |||| 652 |||||||||| TAC || || 652 || || || || || Soort: || Tong || || Gebied: || VIIh, VIIj en VIIk || || Solea solea || || || || (SOL/7HJK.) || België || || 32 |||| Analytische TAC || || Frankrijk |||| 64 |||| Artikel 11 van deze verordening is van toepassing. || Ierland |||| 171 |||||||||| Nederland || 51 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 64 |||||||||| Unie |||| 382 |||||||||| TAC || || 382 || || || || || Soort: || Tong || || Gebied: || VIIIa en VIIIb || || Solea solea || || || || (SOL/8AB.) || || België || || 42 |||| Analytische TAC || || Spanje |||| 8 |||||||||| Frankrijk |||| 3 135 |||||||||| Nederland || 235 |||||||||| Unie |||| 3 420 |||||||||| TAC || || 3 420 || || || || || Soort: || Tong || || || Gebied: || VIIIc, VIIId, VIIIe, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1 || Solea spp. || || || || (SOO/8CDE34) || Spanje || || 403 |||| Voorzorgs-TAC || || Portugal |||| 669 |||||||||| Unie |||| 1 072 |||||||||| TAC || || 1 072 || || || || || Soort: || Sprot en bijvangsten || Gebied: || IIIa || || || Sprattus sprattus || || || (SPR/03A.) || || Denemarken || || p.m. || (1) || Voorzorgs-TAC || || Duitsland |||| p.m. || (1) |||||||| Zweden |||| p.m. || (1) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Ten minste 95 % van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit sprot bestaan. Bijvangsten van schar, wijting en schelvis worden in mindering gebracht op de resterende 5 % van het quotum (OTH/*03A.). Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. || || || || || || || Soort: || Sprot en bijvangsten || Gebied: || Uniewateren van IIa en IV || Sprattus sprattus || || || (SPR/2AC4-C) || België || || p.m. || (2) || Analytische TAC || || Denemarken |||| p.m. || (2) || Artikel 7, lid 3, van deze verordening is van toepassing. || Duitsland |||| p.m. || (2) |||||||| Frankrijk |||| p.m. || (2) |||||||| Nederland || p.m. || (2) |||||||| Zweden |||| p.m. || (1)(2) |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (2) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. |||||||||| TAC |||| p.m. |||||||||| (1) Inclusief zandspiering. |||||||||||| (2) Ten minste 98 % van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit sprot bestaan. Bijvangsten van schar en wijting worden in mindering gebracht op de resterende 2 % van het quotum (OTH/*2AC4C). Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. || || || || || || || Soort: || Sprot || || || Gebied: || VIId en VIIe || || Sprattus sprattus || || || (SPR/7DE.) || || België || || 26 |||| Voorzorgs-TAC || || Denemarken |||| 1 674 |||||||||| Duitsland |||| 26 |||||||||| Frankrijk |||| 361 |||||||||| Nederland || 361 |||||||||| Verenigd Koninkrijk || 2 702 |||||||||| Unie |||| 5 150 |||||||||| TAC || || 5 150 || || || || || Soort: || Doornhaai || || Gebied: || Uniewateren van IIIa || || Squalus acanthias || || || (DGS/03A-C.) || Denemarken || || p.m. |||| Analytische TAC || || Zweden |||| p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie |||| p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || || p.m. || || || || || Soort: || Horsmakrelen en bijvangsten || Gebied: || Uniewateren van IVb, IVc en VIId || Trachurus spp. || || || (JAX/4BC7D) || België |||| p.m. || (3) || Voorzorgs-TAC |||| Denemarken |||| p.m. || (3) |||||||| Duitsland |||| p.m. || (1)(3) |||||||| Spanje |||| p.m. || (3) |||||||| Frankrijk |||| p.m. || (1)(3) |||||||| Ierland |||| p.m. || (3) |||||||| Nederland || p.m. || (1)(3) |||||||| Portugal |||| p.m. || (3) |||||||| Zweden |||| p.m. || (3) |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1)(3) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Noorwegen |||| p.m. || (2) |||||||| TAC |||| 15 200 |||||||||| (1) Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van wat voor dit quotum in sector VIId wordt gevangen, mag worden verrekend met de quota voor het volgende gebied: Uniewateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c,VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (JAX/*2A-14). (2) Mag worden gevangen in de Uniewateren van IV, maar niet in VIId (JAX/*04-C.). |||||| (3) Ten minste 95 % van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit horsmakreel bestaan. Bijvangsten van evervissen, schelvis, wijting en makreel worden in mindering gebracht op de resterende 5 % van het quotum (OTH/*4BC7D). Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. || || || || || || || Soort: || Horsmakrelen en bijvangsten || Gebied: || Uniewateren van IIa, IVa; VI, VIIa-c,VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV || Trachurus spp. || || || (JAX/2A-14) || Denemarken |||| p.m. || (1)(3) || Analytische TAC |||| Duitsland |||| p.m. || (1) (2) (3) |||||||| Spanje |||| p.m. || (3) |||||||| Frankrijk |||| p.m. || (1) (2) (3) |||||||| Ierland |||| p.m. || (1)(3) |||||||| Nederland || p.m. || (1) (2) (3) |||||||| Portugal |||| p.m. || (3) |||||||| Zweden |||| p.m. || (1)(3) |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) (2) (3) |||||||| Unie |||| p.m. |||||||||| Faeröer || p.m. || (4) |||||||| TAC |||| 85 732 |||||||||| (1) Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van wat voor dit quotum vóór 30 juni 2015 in de Uniewateren van IIa of IVa wordt gevangen, mag worden verrekend met het quotum voor de Uniewateren van IVb, IVc en VIId (JAX/*4BC7D). (2) Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van dit quotum mag worden gevangen in VIId (JAX/*07D.). |||| (3) Ten minste 95 % van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit horsmakreel bestaan. Bijvangsten van evervis, schelvis, wijting en makreel worden in mindering gebracht op de resterende 5 % van het quotum (OTH/*2A-14). Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. (4) Beperkt tot IVa, VIa (uitsluitend ten noorden van 56° 30’ NB), VIIe, f, h. || || || || Soort: || Horsmakrelen || || Gebied: || VIIIc || || || Trachurus spp. || || || (JAX/08C.) || || Spanje |||| 12 159 || (1)(2) || Analytische TAC |||| Frankrijk |||| 211 || (1) |||||||| Portugal |||| 1 202 || (1)(2) |||||||| Unie |||| 13 572 |||||||||| TAC |||| 13 572 |||||||||| (1) Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakrelen tussen 12 en 15 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98 [1]. Voor de controle op die hoeveelheid wordt het gewicht van de vangsten vermenigvuldigd met 1,20. Deze bepalingen gelden niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. (2) Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van dit quotum mag worden gevangen in IX (JAX/*09.). |||||| || [1] Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen, PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1. Soort: || Horsmakrelen || || Gebied: || IX || || || Trachurus spp. || || || (JAX/09.) || || Spanje |||| 15 394 || (1)(2) || Analytische TAC |||| Portugal |||| 44 106 || (1)(2) |||||||| Unie |||| 59 500 |||||||||| TAC |||| 59 500 |||||||||| (1) Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakrelen tussen 12 en 15 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op die hoeveelheid wordt het gewicht van de vangsten vermenigvuldigd met 1,20. Deze bepalingen gelden niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. (2) Bijzondere voorwaarde: tot 5 % van dit quotum mag worden gevangen in VIIIc (JAX/*08C). || || Soort: || Horsmakrelen || || Gebied: || X; Uniewateren van CECAF(1) || Trachurus spp. || || || (JAX/X34PRT) || Portugal |||| Nog vast te stellen || (2)(3) || Voorzorgs-TAC |||| Unie |||| Nog vast te stellen || (4) |||||||| TAC |||| Nog vast te stellen || (4) |||||||| (1) Wateren grenzend aan de Azoren. |||||||||| (2) Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakrelen tussen 12 en 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op die hoeveelheid wordt het gewicht van de vangsten vermenigvuldigd met 1,20. Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. (3) Artikel 6 van deze verordening is van toepassing. |||||||||| (4) Wordt vastgesteld op dezelfde hoeveelheid als die welke overeenkomstig voetnoot 3 is bepaald. || || || Soort: || Horsmakrelen || || Gebied: || Uniewateren van CECAF(1) || Trachurus spp. || || || (JAX/341PRT) || Portugal |||| Nog vast te stellen || (2)(3) || Voorzorgs-TAC |||| Unie |||| Nog vast te stellen || (4) |||||||| TAC |||| Nog vast te stellen || (4) |||||||| (1) Wateren grenzend aan Madeira. |||||||||| (2) Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakrelen tussen 12 en 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op die hoeveelheid wordt het gewicht van de vangsten vermenigvuldigd met 1,20. Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. (3) Artikel 6 van deze verordening is van toepassing. |||||||||| (4) Wordt vastgesteld op dezelfde hoeveelheid als die welke overeenkomstig voetnoot 3 is bepaald. || || || Soort: || Horsmakrelen || || Gebied: || Uniewateren van CECAF(1) || Trachurus spp. || || || (JAX/341SPN) || Spanje |||| Nog vast te stellen || (2) || Voorzorgs-TAC |||| Unie |||| Nog vast te stellen || (3) |||||||| F |||||||| TAC |||| Nog vast te stellen || (3) |||||||| (1) Wateren grenzend aan de Canarische eilanden. |||||||| (2) Artikel 6 van deze verordening is van toepassing. |||||||||| (3) Wordt vastgesteld op dezelfde hoeveelheid als die welke overeenkomstig voetnoot 2 is bepaald. || || || Soort: || Kever en bijvangsten || Gebied: || IIIa; Uniewateren van IIa en IV || Trisopterus esmarki || || || (NOP/2A3A4.) || Denemarken |||| p.m. || (1) || Analytische TAC |||| Duitsland |||| p.m. || (1)(2) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Nederland || p.m. || (1)(2) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie |||| p.m. || (1) |||||||| Noorwegen |||| p.m. |||||||||| Faeröer || p.m. || (3) |||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Ten minste 95 % van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit kever bestaan. Bijvangsten van schelvis en wijting worden in mindering gebracht op de resterende 5 % van het quotum (OT2/*2A3A4). Deze bepaling geldt niet voor vangsten die vallen onder de aanlandingsverplichting als vastgesteld in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. (2) Het quotum mag uitsluitend worden gevangen in de Uniewateren van ICES-zones IIa, IIIa en IV. |||||| (3) Er moet een sorteerrooster worden gebruikt. Met inbegrip van maximaal 15 % onvermijdelijke bijvangsten (NOP/*2A3A4) die op dit quotum in mindering moeten worden gebracht. Soort: || Kever en bijvangsten || Gebied: || Noorse wateren van IV || || Trisopterus esmarki || || || (NOP/04-N.) || Denemarken |||| p.m. |||| Analytische TAC |||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie |||| p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC |||| Niet relevant |||||||||| || || || || || || || Soort: || Industriële vis || || Gebied: || Noorse wateren van IV || || || || || || (I/F/04-N.) || || Zweden |||| p.m. || (1)(2) || Voorzorgs-TAC |||| Unie |||| p.m. |||||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten. || (2) Bijzondere voorwaarde: waarvan niet meer dan de volgende hoeveelheid horsmakrelen (JAX/*04-N.): || || || p.m. || || || || || Soort: || Andere soorten || || Gebied: || Uniewateren van Vb, VI en VII || || || || || (OTH/5B67-C) || Unie |||| Niet relevant |||| Voorzorgs-TAC |||| Noorwegen |||| p.m. || (1) |||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Uitsluitend vangsten met beuglijnen. |||||||||| || || || || || || || Soort: || Andere soorten || || Gebied: || Noorse wateren van IV || || || || || || (OTH/04-N.) || België |||| p.m. |||| Voorzorgs-TAC |||| Denemarken |||| p.m. |||||||||| Duitsland |||| p.m. |||||||||| Frankrijk |||| p.m. |||||||||| Nederland || p.m. |||||||||| Zweden |||| Niet relevant || (1) |||||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||||||| Unie |||| p.m. || (2) |||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor "andere soorten". |||| (2) Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen. Uitzonderingen kunnen in voorkomend geval worden opgenomen na overleg. || || || || || || || || Soort: || Andere soorten || || Gebied: || Uniewateren van IIa, IV en VIa ten noorden van 56° 30' NB || || || || || (OTH/2A46AN) || Unie |||| Niet relevant |||| Voorzorgs-TAC |||| Noorwegen |||| p.m. || (1)(2) |||||||| Faeröer || p.m. || (3) |||||||| TAC |||| Niet relevant |||||||||| (1) Beperkt tot IIa en IV (OTH/*2A4-C). |||||||| (2) Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen. Uitzonderingen kunnen in voorkomend geval worden opgenomen na overleg. || (3) Te vangen in IV en VIa ten noorden van 56º 30' NB (OTH/*46AN). || || || BIJLAGE IB NOORDOOSTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN EN
GROENLAND, ICES-DEELGEBIEDEN I, II, V, XII EN XIV EN GROENLANDSE WATEREN VAN
NAFO 1 Soort: || Pacifische sneeuwkrabben || || Gebied: || Groenlandse wateren van NAFO 1 || Chionoecetes spp. || || (PCR/N1GRN.) Ierland || p.m. || (1) || Analytische TAC Spanje || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || Niet relevant |||||| (1) De visserij is verboden van 1 januari tot en met 31 maart in de Groenlandse wateren van NAFO-deelgebied 1 ten noorden van 64° 15′ NB. Soort: || Haring || || Gebied: || Uniewateren, Noorse en internationale wateren van I en II || Clupea harengus || || (HER/1/2-) België || p.m. || (1) || Analytische TAC Denemarken || p.m. || (1) |||| Duitsland || p.m. || (1) |||| Spanje || p.m. || (1) |||| Frankrijk || p.m. || (1) |||| Ierland || p.m. || (1) |||| Nederland || p.m. || (1) |||| Polen || p.m. || (1) |||| Portugal || p.m. || (1) |||| Finland || p.m. || (1) |||| Zweden || p.m. || (1) |||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) |||| Unie || p.m. || (1) |||| Noorwegen || p.m. || (2) |||| TAC || p.m. |||||| (1) Bij het rapporteren van vangsten aan de Commissie worden tevens de in elk van de volgende gebieden gevangen hoeveelheden gerapporteerd: het gereglementeerde gebied van de NEAFC, de Uniewateren, de wateren van de Faeröer, de Noorse wateren, de visserijzone rond Jan Mayen, de visserijbeschermingszone rond Svalbard. (2) Binnen dit quotum gedane vangsten moeten in mindering worden gebracht op het TAC-aandeel van Noorwegen (toegangsquotum). Dit quotum mag worden gevangen in Uniewateren ten noorden van 62° NB. Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: Noorse wateren ten noorden van 62° NB en de visserijzone rond Jan Mayen (HER/*2AJMN) || p.m. || || || || || || || Soort: || Kabeljauw || || Gebied: || Noorse wateren van I en II || Gadus morhua || || (COD/1N2AB) Duitsland || p.m. |||| Analytische TAC Griekenland || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Spanje || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Ierland || p.m. |||||| Frankrijk || p.m. |||||| Portugal || p.m. |||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||| Unie || p.m. |||||| TAC || Niet relevant || || || Soort: || Kabeljauw || || Gebied: || Groenlandse wateren van NAFO 1 en van XIV || Gadus morhua || || (COD/N1GL14) Duitsland || p.m. || (1) || Analytische TAC Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || Niet relevant |||||| (1) Behalve voor bijvangsten gelden voor deze quota de volgende voorwaarden: 1. Ze mogen niet worden gevangen van 1 april tot en met 31 mei 2015. 2. Ze mogen uitsluitend worden gevangen in de Groenlandse wateren van NAFO 1F en ICES XIV in ten minste 2 van de volgende 4 gebieden: Rapportagecode || Geografische grenzen || COD/GRL1 || Het gedeelte van het Groenlandse visserijgebied dat ten noorden van 63° 45’ NB en ten oosten van 35° 15’ WL ligt. COD/GRL2 || Het gedeelte van het Groenlandse visserijgebied dat begrepen is tussen 62° 30′ NB en 63° 45′ NB en ten oosten van 44° 00′ WL ligt, en het gedeelte van het Groenlandse visserijgebied dat ten noorden van 63° 45′ NB ligt en begrepen is tussen 44° 00′ WL en 35° 15' WL. COD/GRL3 || Het gedeelte van het Groenlandse visserijgebied dat ten zuiden van 59° 00′ NB en ten oosten van 42° 00′ WL ligt, en het gedeelte van het Groenlandse visserijgebied dat begrepen is tussen 59° 00′ NB en 62° 30′ NB en ten oosten van 44° 00′ WL ligt. COD/GRL4 || Het gedeelte van het Groenlandse visserijgebied dat begrepen is tussen 60° 45′ NB en 59° 00′ NB en ten westen van 44° 00′ WL ligt, en het gedeelte van het Groenlandse visserijgebied dat ten zuiden van 59° 00′ NB en ten westen van 42° 00′ WL ligt. || || || || Soort: || Kabeljauw || || Gebied: || I en IIb || Gadus morhua || || (COD/1/2B.) Duitsland || p.m. || (3) || Analytische TAC Spanje || p.m. || (3) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk || p.m. || (3) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Polen || p.m. || (3) |||| Portugal || p.m. || (3) |||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (3) |||| Andere lidstaten || p.m. || (1)(3) |||| Unie || p.m. || (2) |||| TAC || Niet relevant |||||| (1) Met uitzondering van Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk. (2) De toewijzing van het aandeel van het voor de Unie beschikbare kabeljauwbestand in de zone Spitsbergen en Bereneiland en de bijvangsten van schelvis laat de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet. (3) Bijvangsten van schelvis mogen per trek tot 14 % uitmaken. De totale hoeveelheid schelvis in bijvangst komt bovenop het quotum voor kabeljauw. Soort: || Kabeljauw en schelvis || Gebied: || Wateren van de Faeröer van Vb || Gadus morhua en Melanogrammus aeglefinus || || (COD/05B-F.) voor kabeljauw; (HAD/05B-F.) voor schelvis Duitsland || p.m. |||| Analytische TAC Frankrijk || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. |||||| TAC || Niet relevant |||| || || || || Soort: || Heilbot || Gebied: || Groenlandse wateren van V en XIV || Hippoglossus hippoglossus || || (HAL/514GRN) Portugal || p.m. |||| Analytische TAC Unie || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Noorwegen || p.m. || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || Niet relevant |||||| (1) Te vangen met beuglijnen (HAL/*514GN). || || || || || Soort: || Heilbot || Gebied: || Groenlandse wateren van NAFO 1 || Hippoglossus hippoglossus || || (HAL/N1GRN.) Unie || p.m. |||| Analytische TAC Noorwegen || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || Niet relevant |||||| (1) Te vangen met beuglijnen (HAL/*N1GRN). || || || || || Soort: || Grenadiervissen || || Gebied: || Groenlandse wateren van V en XIV || Macrourus spp. || || (GRV/514GRN) Unie || p.m. || (1) || Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || Niet relevant || (2) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. (1) Bijzondere voorwaarde: rondneusgrenadier (Coryphaenoides rupestris) (RNG/514GRN) en noordelijke grenadier (Macrourus berglax) (RHG/514GRN) mogen niet gericht worden bevist. Ze mogen enkel als bijvangst worden gevangen en moeten afzonderlijk worden gerapporteerd. (2) Aan Noorwegen wordt de volgende hoeveelheid (in ton) toegewezen, die hetzij in dit TAC-gebied, hetzij in Groenlandse wateren van NAFO 1 (GRV/514N1G) mag worden gevangen: p.m. |||| || Bijzondere voorwaarde: rondneusgrenadier (Coryphaenoides rupestris) (RNG/514N1G) en noordelijke grenadier (Macrourus berglax) (RHG/514N1G) mogen niet gericht worden bevist. Ze mogen enkel als bijvangst worden gevangen en moeten afzonderlijk worden gerapporteerd. Soort: || Grenadiervissen || || Gebied: || Groenlandse wateren van NAFO 1 || Macrourus spp. || || (GRV/N1GRN.) Unie || p.m. || (1) || Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || Niet relevant || (2) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. (1) Bijzondere voorwaarde: rondneusgrenadier (Coryphaenoides rupestris) (RNG/N1GRN.) en noordelijke grenadier (Macrourus berglax) (RHG/N1GRN.) mogen niet gericht worden bevist. Ze mogen enkel als bijvangst worden gevangen en moeten afzonderlijk worden gerapporteerd. (2) Aan Noorwegen wordt de volgende hoeveelheid (in ton) toegewezen, die hetzij in dit TAC-gebied, hetzij in Groenlandse wateren van V en XIV (GRV/514N1G) mag worden gevangen: p.m. |||| || Bijzondere voorwaarde: rondneusgrenadier (Coryphaenoides rupestris) (RNG/514N1G) en noordelijke grenadier (Macrourus berglax) (RHG/514N1G) mogen niet gericht worden bevist. Ze mogen enkel als bijvangst worden gevangen en moeten afzonderlijk worden gerapporteerd. Soort: || Lodde || || Gebied: || IIb || Mallotus villosus || || (CAP/02B.) Unie || p.m. |||| Analytische TAC TAC || p.m. || || || Soort: || Lodde || || Gebied: || Groenlandse wateren van V en XIV || Mallotus villosus || || (CAP/514GRN) Denemarken || p.m. |||| Analytische TAC Duitsland || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Zweden || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||| Alle lidstaten || p.m. || (1) |||| Unie || p.m. |||||| TAC || Niet relevant |||||| (1) Denemarken, Duitsland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk mogen pas gebruik maken van het quotum voor "alle lidstaten" wanneer zij hun eigen quotum hebben opgebruikt. Lidstaten waaraan meer dan 10 % van het quotum van de Unie is toegewezen, mogen het quotum voor "alle lidstaten" evenwel niet gebruiken. || || || || Soort: || Schelvis || || Gebied: || Noorse wateren van I en II || Melanogrammus aeglefinus || || (HAD/1N2AB.) Duitsland || p.m. |||| Analytische TAC Frankrijk || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. |||||| TAC || Niet relevant |||||| || || || || Soort: || Blauwe wijting || Gebied: || Wateren van de Faeröer || Micromesistius poutassou || || (WHB/2A4AXF) Denemarken || p.m. |||| Analytische TAC Duitsland || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Nederland || p.m. |||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||| Unie || p.m. |||||| TAC || p.m. || (1) |||| (1) TAC vastgesteld volgens het tussen de Unie, de Faeröer, Noorwegen en IJsland gevoerde overleg. Soort: || Leng en blauwe leng || Gebied: || Wateren van de Faeröer van Vb Molva molva en Molva dypterygia || || (LIN/05B-F.) voor leng; || || || || (BLI/05B-F.) voor blauwe leng Duitsland || p.m. |||| Analytische TAC Frankrijk || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || (1) |||| TAC || Niet relevant |||||| (1) Bijvangsten van rondneusgrenadier en zwarte haarstaart mogen tot maximaal de volgende hoeveelheid op dit quotum in mindering worden gebracht: || p.m. || || || Soort: || Noorse garnaal || Gebied: || Groenlandse wateren van V en XIV || Pandalus borealis || || (PRA/514GRN) Denemarken || p.m. |||| Analytische TAC Frankrijk || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Noorwegen || p.m. |||||| Faeröer || p.m. |||||| TAC || Niet relevant || || || Soort: || Noorse garnaal || Gebied: || Groenlandse wateren van NAFO 1 || Pandalus borealis || || (PRA/N1GRN.) Denemarken || p.m. |||| Analytische TAC Frankrijk || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || Niet relevant |||||| || || || || Soort: || Koolvis || || Gebied: || Noorse wateren van I en II || Pollachius virens || || (POK/1N2AB.) Duitsland || p.m. |||| Analytische TAC Frankrijk || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. |||||| TAC || Niet relevant |||||| || || || || Soort: || Koolvis || || Gebied: || Internationale wateren van I en II || Pollachius virens || || (POK/1/2INT) Unie || p.m. |||| Analytische TAC TAC || Niet relevant || || || Soort: || Koolvis || || Gebied: || Wateren van de Faeröer van Vb || Pollachius virens || || (POK/05B-F.) België || p.m. |||| Analytische TAC Duitsland || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Nederland || p.m. |||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||| Unie || p.m. |||||| TAC || Niet relevant |||||| || || || || Soort: || Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot || Gebied: || Noorse wateren van I en II || Reinhardtius hippoglossoides || || (GHL/1N2AB.) Duitsland || p.m. || (1) || Analytische TAC Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || Niet relevant |||||| (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || Soort: || Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot || Gebied: || Internationale wateren van I en II || Reinhardtius hippoglossoides || || (GHL/1/2INT) Unie || p.m. |||| Voorzorgs-TAC TAC || Niet relevant || || || Soort: || Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot || Gebied: || Groenlandse wateren van NAFO 1 || Reinhardtius hippoglossoides || || (GHL/N1GRN.) Duitsland || p.m. |||| Analytische TAC Unie || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Noorwegen || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || Niet relevant |||||| (1) Moet worden gevangen ten zuiden van 68° NB. |||| || || || || Soort: || Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot || Gebied: || Groenlandse wateren van V en XIV || Reinhardtius hippoglossoides || || (GHL/514GRN) Duitsland || p.m. |||| Analytische TAC Verenigd Koninkrijk || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Noorwegen || p.m. |||||| Faeröer || p.m. |||||| TAC || Niet relevant |||||| (1) Mag met niet meer dan zes vaartuigen tegelijkertijd worden gevist. || Soort: || Roodbaarzen (ondiep water) || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van V; internationale wateren van XII en XIV || Sebastes spp. || || (RED/51214S) Estland || p.m. |||| Analytische TAC Duitsland || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Spanje || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk || p.m. |||||| Ierland || p.m. |||||| Letland || p.m. |||||| Nederland || p.m. |||||| Polen || p.m. |||||| Portugal || p.m. |||||| Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||| Unie || p.m. |||||| TAC || p.m. || || || Soort: || Roodbaarzen (diep pelagisch) || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van V; internationale wateren van XII en XIV || Sebastes spp. || || (RED/51214D) Estland || p.m. || (1)(2) || Analytische TAC Duitsland || p.m. || (1)(2) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Spanje || p.m. || (1)(2) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk || p.m. || (1)(2) |||| Ierland || p.m. || (1)(2) |||| Letland || p.m. || (1)(2) |||| Nederland || p.m. || (1)(2) |||| Polen || p.m. || (1)(2) |||| Portugal || p.m. || (1)(2) |||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1)(2) |||| Unie || p.m. || (1)(2) |||| TAC || p.m. || (1)(2) |||| (1) Mag alleen worden gevangen binnen het gebied dat wordt begrensd door de lijnen die de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden: Punt || Breedtegraad || Lengtegraad || 1 || 64°45'NB || 28°30'WL || 2 || 62°50'NB || 25°45'WL || 3 || 61°55'NB || 26°45'WL || 4 || 61°00'NB || 26°30'WL || 5 || 59°00'NB || 30°00'WL || 6 || 59°00'NB || 34°00'WL || 7 || 61°30'NB || 34°00'WL || 8 || 62°50'NB || 36°00'WL || 9 || 64°45'NB || 28°30'WL || (2) Mag niet worden gevangen van 1 januari tot en met 9 mei 2015. || Soort: || Roodbaarzen || || Gebied: || Noorse wateren van I en II || Sebastes spp. || || (RED/1N2AB.) Duitsland || p.m. || (1) || Analytische TAC Spanje || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk || p.m. || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Portugal || p.m. || (1) |||| Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) |||| Unie || p.m. || (1) |||| TAC || Niet relevant |||||| (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || Soort: || Roodbaarzen || || Gebied: || Internationale wateren van I en II || Sebastes spp. || || (RED/1/2INT) Unie || Niet relevant || (1)(2) || Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. (1) Er mag enkel worden gevist in de periode van 1 juli tot en met 31 december 2015. De visserij wordt gesloten wanneer de TAC volledig is opgebruikt door de verdragsluitende partijen bij de NEAFC. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de datum waarop het NEAFC-secretariaat de verdragsluitende partijen van de NEAFC heeft meegedeeld dat de TAC volledig is opgebruikt. Vanaf die datum wordt door de lidstaten het gericht vissen op roodbaarzen door vaartuigen die hun vlag voeren, verboden. (2) De vaartuigen beperken hun bijvangsten van roodbaarzen in andere visserijtakken tot maximaal 1 % van de totale aan boord gehouden vangst. || || || || Soort: || Roodbaarzen (pelagisch) || Gebied: || Groenlandse wateren van NAFO 1F en Groenlandse wateren van V en XIV || Sebastes spp. || || (RED/N1G14P) Duitsland || p.m. || (1) (2) (3) || Analytische TAC Frankrijk || p.m. || (1) (2) (3) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) (2) (3) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || (1) (2) (3) |||| Noorwegen || p.m. |||||| Faeröer || p.m. || (4) |||| TAC || Niet relevant |||| (1) Mag uitsluitend in diep pelagisch water met een pelagische trawl worden gevangen van 10 mei tot en met 31 december 2015. (2) Mag uitsluitend worden gevangen in Groenlandse wateren binnen het beschermingsgebied voor roodbaarzen dat wordt begrensd door de lijnen die de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden: || Breedtegraad || Lengtegraad || Punt || 64°45'NB || 28°30'WL || 1 || 62°50'NB || 25°45'WL || 2 || 61°55'NB || 26°45'WL || 3 || 61°00'NB || 26°30'WL || 4 || 59°00'NB || 30°00'WL || 5 || 59°00'NB || 34°00'WL || 6 || 61°30'NB || 34°00'WL || 7 || 62°50'NB || 36°00'WL || 8 || 64°45'NB || 28°30'WL || 9 || 64°45'NB || 28°30'WL || (3) Bijzondere voorwaarde: dit quotum mag ook worden gevangen in de internationale wateren van bovengenoemd beschermingsgebied voor roodbaarzen (RED/*5-14P). (4) Mag alleen worden gevangen in de Groenlandse wateren van V en XIV (RED/*514GN). Soort: || Roodbaarzen (demersaal) || Gebied: || Groenlandse wateren van NAFO 1F en Groenlandse wateren van V en XIV || Sebastes spp. || || (RED/N1G14D) Duitsland || p.m. || (1) || Analytische TAC Frankrijk || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || (1) |||| TAC || Niet relevant |||| (1) Mag uitsluitend met trawls worden gevangen, en uitsluitend ten noorden en ten westen van de lijn die door de volgende coördinaten wordt bepaald: Punt || Breedtegraad || Lengtegraad || 1 || 59°15'NB || 54°26'WL || 2 || 59°15'NB || 44°00'WL || 3 || 59°30'NB || 42°45'WL || 4 || 60°00'NB || 42°00'WL || 5 || 62°00'NB || 40°30'WL || 6 || 62°00'NB || 40°00'WL || 7 || 62°40'NB || 40°15'WL || 8 || 63°09'NB || 39°40'WL || 9 || 63°30'NB || 37°15'WL || 10 || 64°20'NB || 35°00'WL || 11 || 65°15'NB || 32°30'WL || 12 || 65°15'NB || 29°50'WL || || || || || Soort: || Roodbaarzen || || Gebied: || IJslandse wateren van Va || Sebastes spp. || || (RED/05A-IS) België || p.m. || (1)(2) || Analytische TAC Duitsland || p.m. || (1)(2) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk || p.m. || (1)(2) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1)(2) |||| Unie || p.m. || (1)(2) |||| TAC || Niet relevant |||||| (1) Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw niet toegestaan). || (2) Mag alleen tussen juli en december 2015 worden gevangen. || || || || || Soort: || Roodbaarzen || || Gebied: || Wateren van de Faeröer van Vb || Sebastes spp. || || (RED/05B-F.) België || p.m. |||| Analytische TAC Duitsland || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. |||||| Unie || p.m. |||||| TAC || Niet relevant |||||| || || || || || || || || Soort: || Andere soorten || Gebied: || Noorse wateren van I en II || || || || (OTH/1N2AB.) Duitsland || p.m. || (1) || Analytische TAC Frankrijk || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || (1) |||| TAC || Niet relevant |||||| (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. Soort: || Andere soorten || (1) || Gebied: || Wateren van de Faeröer van Vb || || || || (OTH/05B-F.) Duitsland || p.m. |||| Analytische TAC Frankrijk || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. |||||| TAC || Niet relevant |||||| (1) Exclusief soorten zonder handelswaarde. || || || || || Soort: || Platvis || || Gebied: || Wateren van de Faeröer van Vb || || || || (FLX/05B-F.) Duitsland || p.m. |||| Analytische TAC Frankrijk || p.m. |||| Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. |||| Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. |||||| TAC || Niet relevant |||||| || || || || BIJLAGE IC NOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN
NAFO-VERDRAGSGEBIED || || || || Soort: || Kabeljauw || || Gebied: || NAFO 2J3KL || Gadus morhua || || (COD/N2J3KL) Unie || 0 || (1) || Analytische TAC || || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || 0 || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. (1) Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. Deze soort mag in het kader van dit quotum uitsluitend als bijvangst worden gevangen, met een maximum van 1 250 kg of van 5 % indien dat meer is. || || || || || || || || Soort: || Kabeljauw || || Gebied: || NAFO 3NO || Gadus morhua || || (COD/N3NO.) Unie || 0 || (1) || Analytische TAC || || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || 0 || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. (1) Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. Deze soort mag in het kader van dit quotum uitsluitend als bijvangst worden gevangen, met een maximum van 1 000 kg of van 4 % indien dat meer is. || || || || Soort: || Kabeljauw || || Gebied: || NAFO 3M || Gadus morhua || || (COD/N3M.) Estland || 153 || || Analytische TAC Duitsland || 642 || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Letland || 153 || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Litouwen || 153 || || || Polen || 523 || || || Spanje || 1 975 || || || Frankrijk || 275 || || || Portugal || 2 708 || || || Verenigd Koninkrijk || 1 285 || || || Unie || 7 867 || || || || || || || TAC || 13 795 || || || || || || || Soort: || Witje || Gebied: || NAFO 3L || Glyptocephalus cynoglossus || || (WIT/N3L.) Unie || 0 || (1) || Analytische TAC || || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || 0 || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. (1) Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. Deze soort mag in het kader van dit quotum uitsluitend als bijvangst worden gevangen, met een maximum van 1 250 kg of van 5 % indien dat meer is. || || || || Soort: || Witje || Gebied: || NAFO 3NO || Glyptocephalus cynoglossus || || (WIT/N3NO.) Estland || 44 || || Analytische TAC Letland || 44 || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Litouwen || 44 || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || 133 || || || || || || || TAC || 1 000 || || || || || || || || || || || Soort: || Lange schar || Gebied: || NAFO 3M || Hippoglossoides platessoides || || (PLA/N3M.) Unie || 0 || (1) || Analytische TAC || || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || 0 || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. (1) Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. Deze soort mag in het kader van dit quotum uitsluitend als bijvangst worden gevangen, met een maximum van 1 250 kg of van 5 % indien dat meer is. || || || || Soort: || Lange schar || Gebied: || NAFO 3LNO || Hippoglossoides platessoides || || (PLA/N3LNO.) Unie || 0 || (1) || Analytische TAC || || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || 0 || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. (1) Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. Deze soort mag in het kader van dit quotum uitsluitend als bijvangst worden gevangen, met een maximum van 1 250 kg of van 5 % indien dat meer is. || || || || Soort: || Kortvinpijlinktvis || Gebied: || NAFO-deelgebieden 3 en 4 || Illex illecebrosus || || (SQI/N34.) Estland || 128 || (1) || Analytische TAC Letland || 128 || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Litouwen || 128 || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Polen || 227 || (1) || || Unie || Niet relevant || (1) (2) || || || || || || TAC || 34 000 || || || || || || || (1) Te vangen van 1 juli tot en met 31 december 2015. || (2) Aandeel van de Unie niet nader bepaald. Canada en de lidstaten van de Unie met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, kunnen samen beschikken over de volgende hoeveelheid (in ton): || || 611 || || || || || || || || || || Soort: || Geelstaartschar || Gebied: || NAFO 3LNO || Limanda ferruginea || || (YEL/N3LNO.) Unie || 0 || (1) || Analytische TAC || || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || 0 || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. (1) Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. Deze soort mag in het kader van dit quotum uitsluitend als bijvangst worden gevangen, met een maximum van 2 500 kg of van 10 % indien dat meer is. || || || || || || || || Soort: || Lodde || || Gebied: || NAFO 3NO || Mallotus villosus || || (CAP/N3NO.) Unie || 0 || (1) || Analytische TAC || || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || 0 || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. (1) Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. Deze soort mag in het kader van dit quotum uitsluitend als bijvangst worden gevangen, met een maximum van 1 250 kg of van 5 % indien dat meer is. || || || || Soort: || Noorse garnaal || Gebied: || NAFO 3L(1) || Pandalus borealis || || (PRA/N3L.) Estland || 0 || || Analytische TAC Letland || 0 || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Litouwen || 0 || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Polen || 0 || || || Spanje || 0 || || || Portugal || 0 || || || Unie || 0 || || || || || || || TAC || 0 || || || (1) Met uitzondering van het vak dat wordt begrensd door de volgende coördinaten: || Punt || Noorderbreedte || Westerlengte || || 1 || 47° 20' 0 || 46° 40' 0 || || 2 || 47° 20' 0 || 46° 30' 0 || || 3 || 46° 00' 0 || 46° 30' 0 || || 4 || 46° 00' 0 || 46° 40' 0 || || || || || Soort: || Noorse garnaal || Gebied: || NAFO 3M(1) || Pandalus borealis || || (PRA/*N3M.) TAC || Niet relevant || (2) (3) || Analytische TAC (1) De vaartuigen mogen ook op dit bestand vissen in sector 3L, in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd: || Punt || Noorderbreedte || Westerlengte || || 1 || 47° 20' 0 || 46° 40' 0 || || 2 || 47° 20' 0 || 46° 30' 0 || || 3 || 46° 00' 0 || 46° 30' 0 || || 4 || 46° 00' 0 || 46° 40' 0 || || Daarnaast wordt de visserij op garnaal van 1 juni tot en met 31 december 2015 verboden in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd: || Punt || Noorderbreedte || Westerlengte || || 1 || 47° 55' 0 || 45° 00' 0 || || 2 || 47° 30' 0 || 44° 15' 0 || || 3 || 46° 55' 0 || 44° 15' 0 || || 4 || 46° 35' 0 || 44° 30' 0 || || 5 || 46° 35' 0 || 45° 40' 0 || || 6 || 47° 30' 0 || 45° 40' 0 || || 7 || 47° 55' 0 || 45° 00' 0 || (2) Niet relevant. Visserijbeheer door middel van beperkingen van de visserijinspanning. De betrokken lidstaten geven vismachtigingen af voor hun vaartuigen die deze visserij uitoefenen en stellen de Commissie vóór het begin van de activiteiten van de vaartuigen in kennis van deze afgifte overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009. || Lidstaat || Maximum aantal vaartuigen || Maximum aantal visdagen || || Denemarken || 0 || 0 || || Estland || 0 || 0 || || Spanje || 0 || 0 || || Letland || 0 || 0 || || Litouwen || 0 || 0 || || Polen || 0 || 0 || || Portugal || 0 || 0 || (3) Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. Deze soort mag in het kader van dit quotum uitsluitend als bijvangst worden gevangen, met een maximum van 1 250 kg of van 5 % indien dat meer is. || || || || Soort: || Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot || Gebied: || NAFO 3LMNO || Reinhardtius hippoglossoides || || (GHL/N3LMNO) Estland || 313 || || Analytische TAC Duitsland || 319 || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Letland || 44 || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Litouwen || 22 || || || Spanje || 4 281 || || || Portugal || 1 789 || || || Unie || 6 768 || || || || || || || TAC || 11 543 || || || || || || || Soort: || Rog || || Gebied: || NAFO 3LNO || Rajidae || || || (SKA/N3LNO.) Estland || 283 || || Analytische TAC Litouwen || 62 || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Spanje || 3 403 || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Portugal || 660 || || || Unie || 4 408 || || || || || || || TAC || 7 000 || || || || || || || Soort: || Roodbaarzen || || Gebied: || NAFO 3LN || Sebastes spp. || || (RED/N3LN.) Estland || 514 || || Analytische TAC Duitsland || 354 || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Letland || 514 || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Litouwen || 514 || || || Unie || 1 896 || || || || || || || TAC || 10 400 || || || || || || || Soort: || Roodbaarzen || || Gebied: || NAFO 3M || Sebastes spp. || || (RED/N3M.) Estland || 1 571 || (1) || Analytische TAC Duitsland || 513 || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Letland || 1 571 || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Litouwen || 1 571 || (1) || || Spanje || 233 || (1) || || Portugal || 2 354 || (1) || || Unie || 7 813 || (1) || || || || || || TAC || 6 700 || (1) || || (1) Op voorwaarde dat de voor dit bestand voor alle NAFO-partijen vastgestelde TAC, zoals aangegeven, wordt nageleefd. Binnen die TAC mag vóór 1 juli 2015 niet meer dan de volgende tussentijdse hoeveelheid worden gevangen: || || 3 350 || || || Zodra 6 500 ton wordt bereikt, wordt de gerichte visserij op dit bestand stopgezet. De resterende hoeveelheid van de TAC mag als bijvangst aan boord worden gehouden, maar mag niet meer bedragen dan 5 % van de 3M-kabeljauw. || || || || Soort: || Roodbaarzen || || Gebied: || NAFO 3O || Sebastes spp. || || (RED/N3O.) Spanje || 1 771 || || Analytische TAC Portugal || 5 229 || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || 7 000 || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || TAC || 20 000 || || || || || || || Soort: || Roodbaarzen || || Gebied: || NAFO-deelgebied 2, sectoren IF en 3K || Sebastes spp. || || (RED/N1F3K.) Letland || 0 || (1) || Analytische TAC Litouwen || 0 || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || 0 || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || TAC || 0 || (1) || || (1) Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. Deze soort mag in het kader van dit quotum uitsluitend als bijvangst worden gevangen, met een maximum van 1 250 kg of van 5 % indien dat meer is. || || || || Soort: || Witte heek || || Gebied: || NAFO 3NO || Urophycis tenuis || || (HKW/N3NO.) Spanje || 255 || || Analytische TAC Portugal || 333 || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || 588 || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || TAC || 1 000 || || || (1) Indien overeenkomstig voetnoot 27 van bijlage IA bij de instandhoudings- en nalevingsmaatregelen van de NAFO een TAC van 2 000 ton door de verdragsluitende partijen met een positieve stemming wordt bekrachtigd, worden de overeenkomstige quota van de Unie en de verschillende lidstaten geacht als volgt te zijn: || Spanje || 509 || || || Portugal || 667 || || || Unie || 1 176 || || || || || || BIJLAGE ID OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE SOORTEN –
ALLE GEBIEDEN Deze TAC's worden vastgesteld in het kader van
de internationale organisaties voor de tonijnvisserij, zoals de ICCAT. || || || || Soort: || Blauwvintonijn || || Gebied: || Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en Middellandse Zee || Thunnus thynnus || || (BFT/AE45WM) Cyprus || p.m. || (4) (7) || Analytische TAC Griekenland || p.m. || (7) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Spanje || p.m. || (2)(4)(7) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk || p.m. || (2)(3)(4)(7) || || Kroatië || p.m. || (6) (7) || || Italië || p.m. || (4)(5)(7) || || Malta || p.m. || (4) (7) || || Portugal || p.m. || (7) || || Andere lidstaten || p.m. || (1) (7) || || Unie || p.m. || (2)(3)(4)(5)(7) || || || || || || TAC || p.m. || || || (1) Met uitzondering van Cyprus, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Malta en Portugal, en uitsluitend als bijvangst. (2) Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm van de in bijlage IV, punt 1, bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld (BFT/*8301): || Spanje || p.m. || || || Frankrijk || p.m. || || || Unie || p.m. || || (3) Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn met een gewicht van ten minste 6,4 kg en een lengte van ten minste 70 cm van de in bijlage IV, punt 1, (BFT/*641) bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld: || Frankrijk || p.m. || || || Unie || p.m. || || (4) Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm van de in bijlage IV, punt 2, bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld (BFT/*8302): || Spanje || p.m. || || || Frankrijk || p.m. || || || Italië || p.m. || || || Cyprus || p.m. || || || Malta || p.m. || || || Unie || p.m. || || (5) Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm van de in bijlage IV, punt 3, bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld (BFT/*643): || Italië || p.m. || || || Unie || p.m. || || (6) Bijzondere voorwaarde: binnen deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm voor kweekdoeleinden van de in bijlage IV, punt 3, bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld (BFT/*8303F): || Kroatië || p.m. || || || Unie || p.m. || || (7) In afwijking van artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 302/2009 is de blauwvintonijnvisserij met ringzegenvaartuigen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee van 26 mei tot en met 24 juni 2015 toegestaan. || || || || Soort: || Zwaardvis || || Gebied: || Atlantische Oceaan, ten noorden van 5° NB || Xiphias gladius || || (SWO/AN05N) Spanje || p.m. || (2) || Analytische TAC Portugal || p.m. || (2) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Andere lidstaten || p.m. || (1) (2) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || || || || || || || TAC || p.m. || || || (1) Met uitzondering van Spanje en Portugal, en uitsluitend als bijvangst. || (2) Bijzondere voorwaarde: tot 2,39 % van deze hoeveelheid mag in de Atlantische Oceaan, ten zuiden van 5° NB worden gevangen (SWO/*AS05N). || || || || Soort: || Zwaardvis || || Gebied: || Atlantische Oceaan, ten zuiden van 5° NB || Xiphias gladius || || (SWO/AS05N) Spanje || p.m. || (1) || Analytische TAC Portugal || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || TAC || p.m. || || || (1) Bijzondere voorwaarde: tot 3,86 % van deze hoeveelheid mag in de Atlantische Oceaan, ten noorden van 5° NB worden gevangen (SWO/*AN05N). || || || || Soort: || Noord-Atlantische witte tonijn || Gebied: || Atlantische Oceaan, ten noorden van 5° NB || Thunnus alalunga || || (ALB/AN05N) Ierland || p.m. || (2) || Analytische TAC Spanje || p.m. || (2) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Frankrijk || p.m. || (2) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Verenigd Koninkrijk || p.m. || (2) || || Portugal || p.m. || (2) || || Unie || p.m. || (1) || || || || || || TAC || p.m. || || || (1) Het aantal vissersvaartuigen van de Unie dat op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort vist, wordt overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 520/2007 [1] vastgesteld op: || || p.m. || || || (1) || Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 123 van 12.5.2007, blz. 3). (2) Het maximum aantal vissersvaartuigen dat de vlag van een lidstaat voert en gericht op Noord-Atlantische witte tonijn mag vissen, is overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 520/2007 als volgt over de lidstaten verdeeld: || Lidstaat || Maximum aantal vaartuigen || || || Ierland || p.m. || || || Spanje || p.m. || || || Frankrijk || p.m. || || || Verenigd Koninkrijk || p.m. || || || Portugal || p.m. || || || || || || Soort: || Zuid-Atlantische witte tonijn || Gebied: || Atlantische Oceaan, ten zuiden van 5° NB || Thunnus alalunga || || (ALB/AS05N) Spanje || p.m. || || Analytische TAC Frankrijk || p.m. || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Portugal || p.m. || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || || || || || || || TAC || p.m. || || || || || || || Soort: || Grootoogtonijn || || Gebied: || Atlantische Oceaan || Thunnus obesus || || (BET/ATLANT) Spanje || p.m. || || Analytische TAC Frankrijk || p.m. || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Portugal || p.m. || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || || || || || || || TAC || p.m. || || || || || || || Soort: || Blauwe marlijn || || Gebied: || Atlantische Oceaan || Makaira nigricans || || (BUM/ATLANT) Spanje || p.m. || || Analytische TAC Frankrijk || p.m. || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Portugal || p.m. || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || || || || || || || TAC || p.m. || || || || || || || Soort: || Witte marlijn || Gebied: || Atlantische Oceaan || Tetrapturus albidus || || (WHM/ATLANT) Spanje || p.m. || || Analytische TAC Portugal || p.m. || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Unie || p.m. || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || TAC || p.m. || || || || || || || BIJLAGE IE ANTARCTISCH GEBIED
CCAMLR-VERDRAGSGEBIED Deze door de CCAMLR vastgestelde TAC's worden
niet aan de CCAMLR-leden toegewezen, zodat het aandeel van de Unie onbepaald
is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de CCAMLR, dat
meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC is uitgeput. Tenzij anders bepaald zijn deze TAC's van
toepassing voor de periode van 1 december 2014 tot en met 30 november 2015. || || || || Soort: || IJsvis || || Gebied: || FAO 48.3 Antarctische wateren || Champsocephalus gunnari || || (ANI/F483.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || || || || || Soort: || IJsvis || || Gebied: || FAO 58.5.2 Antarctische wateren (1) || Champsocephalus gunnari || || (ANI/F5852.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) In het kader van deze TAC mag visserij worden bedreven in het gedeelte van statistische sector 58.5.2 van de FAO dat is afgebakend door de lijn die loopt: || - van het snijpunt van lengtegraad 72° 15’ OL met de grens als vastgesteld bij de overeenkomst inzake de afbakening van de wateren tussen Australië en Frankrijk ("Australia-France Maritime Delimitation Agreement") zuidwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt daarvan met breedtegraad 53° 25’ ZB; || - vervolgens oostwaarts langs deze breedtegraad tot het snijpunt ervan met lengtegraad 74° OL; || - daarna langs een geodetische lijn in noordoostelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 52 ° 40′ ZB met lengtegraad 76 ° OL; || - vervolgens noordwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt ervan met breedtegraad 52° ZB; || - daarna langs een geodetische lijn in noordwestelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 51° ZB met lengtegraad 74° 30′ OL, en || - vervolgens langs een geodetische lijn in zuidwestelijke richting naar het beginpunt. || || || || || || || || Soort: || Scotiazee-ijsvis || || Gebied: || FAO 48.3 Antarctische wateren || Chaenocephalus aceratus || || || (SSI/F483.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || || || || || Soort: || Langsnuitijsvis || || Gebied: || FAO 58.5.2 Antarctische wateren || Channichthys rhinoceratus || || || (LIC/F5852.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van deze TAC is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || Soort: || Zwarte Patagonische ijsheek || || Gebied: || FAO 48.3 Antarctische wateren || Dissostichus eleginoides || || || (TOP/F483.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Bijzondere voorwaarde: || || || || Binnen de limieten van het bovenstaande quotum mag in de onderstaande deelgebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: Beheersgebied A: 48º WL tot 43°30' WL – 52° 30' ZB tot 56° ZB (TOP/*F483A) || Beheersgebied B: 43° 30' WL tot 40° WL – 52° 30' ZB tot 56° ZB (TOP/*F483B) || Beheersgebied C: 40º WL tot 33° 30' WL – 52° 30' ZB tot 56° ZB (TOP/*F483C) || || || || || (1) Deze TAC is van toepassing voor beugvisserij in de periode van 16 april tot en met 31 augustus 2015 en voor korfvisserij in de periode van 1 december 2015 tot en met 30 november 2016. || || || || || || || || Soort: || Zwarte Patagonische ijsheek || || Gebied: || FAO 48.4 Noordelijke Antarctische wateren || Dissostichus eleginoides || || || (TOP/F484N.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Deze TAC is van toepassing binnen het gebied begrensd door breedtegraden 55° 30′ ZB en 57° 20′ ZB en lengtegraden 25° 30′ WL en 29° 30′ WL. || || || || || || || || Soort: || Zwarte Patagonische ijsheek || || Gebied: || FAO 58.5.2 Antarctische wateren || Dissostichus eleginoides || || || (TOP/F5852.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Deze TAC is uitsluitend van toepassing ten westen van 79° 20′ OL. Het is niet toegestaan ten oosten van deze lengtegraad in deze zone te vissen. || || || || || || || || Soort: || Antarctische ijsheek || || Gebied: || FAO 48.4 Zuidelijke Antarctische wateren || Dissostichus mawsoni || || || (TOA/F484S.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Deze TAC is van toepassing binnen het gebied begrensd door breedtegraden 57° 20′ ZB en 60° 00′ ZB en lengtegraden 24° 30′ WL en 29° 00′ WL. || || || || || || || || Soort: || Antarctisch krill || || Gebied: || FAO 58.4.1 Antarctische wateren || Euphausia superba || || || (KRI/F5841.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Bijzondere voorwaarde: || || || || Binnen de limieten van het bovenstaande quotum mag in de onderstaande deelgebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden: Zone 58.4.1 ten westen van 115° OL (KRI/*F-41W) || || || Zone 58.4.1 ten oosten van 115° OL (KRI/*F-41E) || || || || || || || || || || || Soort: || Groene Zuidpoolkabeljauw || || Gebied: || FAO 48.3 Antarctische wateren || Gobionotothen gibberifrons || || || (NOG/F483.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van deze TAC is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || || || || || Soort: || Grijze Zuidpoolkabeljauw || || Gebied: || FAO 48.3 Antarctische wateren || Lepidonotothen squamifrons || || || (NOS/F483.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van deze TAC is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || || || || || Soort: || Grijze Zuidpoolkabeljauw || || Gebied: || FAO 58.5.2 Antarctische wateren || Lepidonotothen squamifrons || || || (NOS/F5852.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van deze TAC is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || || || || || Soort: || Grenadiervissen || || Gebied: || FAO 58.5.2 Antarctische wateren || Macrourus spp. || || || (GRV/F5852.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van deze TAC is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || || || || || Soort: || Grenadiervissen || || Gebied: || FAO 48.3 Antarctische wateren || Macrourus spp. || || || (GRV/F483.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van deze TAC is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || || || || || Soort: || Gemarmerde ijsvis || || Gebied: || FAO 48.3 Antarctische wateren || Notothenia rossii || || || (NOR/F483.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van deze TAC is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || || || || || Soort: || Krabben || || Gebied: || FAO 48.3 Antarctische wateren || Paralomis spp. || || || (PAI/F483.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || || || || || Soort: || Georgia-ijsvis || || Gebied: || FAO 48.3 Antarctische wateren || Pseudochaenichthys georgianus || || || (SGI/F483.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van deze TAC is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || || || || || Soort: || Roggen || || Gebied: || FAO 48.3 Antarctische wateren || Rajiformes || || || (SRX/F483.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van deze TAC is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || || || || || Soort: || Roggen || || Gebied: || FAO 58.5.2 Antarctische wateren || Rajiformes || || || (SRX/F5852.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van deze TAC is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || || || || || Soort: || Andere soorten || || Gebied: || FAO 58.5.2 Antarctische wateren || || || || (OTH/F5852.) || || || Analytische TAC TAC || p.m. || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van deze TAC is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || || || || || BIJLAGE IF ZUIDOOST-ATLANTISCHE OCEAAN
SEAFO-VERDRAGSGEBIED Deze TAC's worden niet aan de SEAFO-leden
toegewezen, zodat het aandeel van de Unie onbepaald is. De vangsten staan onder
toezicht van het secretariaat van de SEAFO, dat meedeelt wanneer de visserij
moet worden stopgezet omdat de TAC is uitgeput. Soort: || Alfonsino's Beryx spp. || Gebied: || SEAFO (ALF/SEAFO) TAC || p.m. || || Voorzorgs-TAC Soort: || Rode diepzeekrabben Chaceon spp. || Gebied: || SEAFO-deelsector B1(1) (GER/F47NAM) TAC || p.m. || || Voorzorgs-TAC (1) In het kader van deze TAC mag de visserij worden bedreven in het gebied dat wordt begrensd: – ten westen door de lengtegraad 0° OL, – ten noorden door de breedtegraad 20° ZB, – ten zuiden door de breedtegraad 28° ZB, en – ten oosten door de buitengrenzen van de EEZ van Namibië. Soort: || Rode diepzeekrabben Chaceon spp. || Gebied: || SEAFO, met uitzondering van deelsector B1 (GER/F47X) TAC || p.m. || || Voorzorgs-TAC Soort: || Zwarte Patagonische ijsheek Dissostichus eleginoides || Gebied: || SEAFO deelgebied D (TOP/F47D) TAC || p.m. || || Voorzorgs-TAC Soort: || Atlantische slijmkop Hoplostethus atlanticus || Gebied: || SEAFO-deelsector B1(1) (ORY/F47NAM) TAC || p.m. || || Voorzorgs-TAC (1) In het kader van deze bijlage mag de visserij worden bedreven in het gebied dat wordt begrensd: – ten westen door de lengtegraad 0° OL, – ten noorden door de breedtegraad 20° ZB, – ten zuiden door de breedtegraad 28° ZB, en – ten oosten door de buitengrenzen van de EEZ van Namibië. Soort: || Atlantische slijmkop Hoplostethus atlanticus || Gebied: || SEAFO, met uitzondering van deelsector B1 (ORY/F47X) TAC || p.m. || || Voorzorgs-TAC BIJLAGE IG ZUIDELIJKE BLAUWVINTONIJN – ALLE GEBIEDEN Soort: || Zuidelijke blauwvintonijn Thunnus maccoyii || Gebied: || Alle gebieden (SBF/F41-81) Unie || p.m. || (1) || Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. TAC || p.m. || || (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. BIJLAGE IH WCPFC-VERDRAGSGEBIED Soort: || Zwaardvis Xiphias gladius || Gebied: || WCPFC-verdragsgebied ten zuiden van 20° ZB (SWO/F7120S) Unie || p.m. || || Voorzorgs-TAC TAC || Niet relevant || BIJLAGE IJ SPRFMO-VERDRAGSGEBIED || || || || Soort: || Chileense horsmakreel || Gebied: || SPRFMO-verdragsgebied || Trachurus murphyi || || (CJM/SPRFMO) Duitsland || 0 || (1) || Analytische TAC Nederland || 0 || (1) || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Litouwen || 0 || (1) || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Polen || 0 || (1) || || Unie || 0 || (1) || || || || || || TAC || Niet relevant || || || (1) Te wijzigen na de derde jaarvergadering van de SPRFMO-commissie in februari 2015. || || || || BIJLAGE IIA VISSERIJINSPANNING VOOR VAARTUIGEN
IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN BEPAALDE KABELJAUW, SCHOL- EN TONGBESTANDEN IN
ICES-SECTOREN IIIa, VIa, VIIa, VIId,
ICES-DEELGEBIED IV EN DE UNIEWATEREN VAN ICES-SECTOREN IIa EN Vb 1. TOEPASSINGSGEBIED 1.1. Deze bijlage is van toepassing op
vaartuigen van de Unie die één van de in bijlage I, punt 1, bij Verordening
(EG) nr. 1342/2008 bedoelde vistuigen aan boord hebben of gebruiken, en
aanwezig zijn in één van de in punt 2 gespecificeerde geografische gebieden. 1.2. Deze bijlage is niet van toepassing
op vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 meter. Deze
vaartuigen hoeven niet in het bezit te zijn van een vismachtiging die is
afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. De
betrokken lidstaten beoordelen de visserijinspanning voor deze vaartuigen aan
de hand van de inspanningsgroep waartoe zij behoren, en gebruiken daarvoor
adequate bemonsteringsmethoden. Tijdens de in artikel 8 bedoelde beheersperiode
verzoekt de Commissie om wetenschappelijk advies teneinde de door deze
vaartuigen verrichte inspanning te beoordelen en de betrokken vaartuigen later
in de inspanningsregeling op te nemen. 2. GEREGLEMENTEERD TUIG EN GEOGRAFISCHE
GEBIEDEN Voor de toepassing van deze bijlage gelden de in
bijlage I, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 bedoelde
vistuigcategorieën ("gereglementeerd vistuig") en de groepen
geografische gebieden als bedoeld in punt 2 van die bijlage. 3. MACHTIGINGEN Als een lidstaat dit passend acht om de duurzame
uitvoering van deze visserijinspanningsregeling te versterken, kan hij het
vissen met gereglementeerd vistuig in geografische gebieden waarop deze bijlage
van toepassing is, verbieden voor vaartuigen die zijn vlag voeren, als die nog
niet eerder dergelijke visserijactiviteiten hebben bedreven, tenzij hij ervoor
zorgt dat in het betrokken gebied een gelijkwaardige capaciteit, gemeten in
kilowatt, aan de visserij wordt onttrokken. 4. MAXIMALE TOEGESTANE
VISSERIJINSPANNING 4.1. De maximale toegestane visserijinspanning
als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1342/2008 en artikel
9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 676/2007, wordt voor de in artikel 8
bedoelde beheersperiode per inspanningsgroep en per lidstaat vastgesteld in
aanhangsel 1 van deze bijlage. 4.2. De overeenkomstig Verordening (EG)
nr. 1954/2003[1]
vastgestelde maximumniveaus voor de jaarlijkse visserijinspanning laten de in
deze bijlage bepaalde maximale toegestane visserijinspanning onverlet. 5. BEHEER 5.1. De lidstaten beheren de maximale
toegestane visserijinspanning overeenkomstig de voorwaarden van artikel 9 van
Verordening (EG) nr. 676/2007, artikel 4 en de artikelen 13 tot en met 17 van
Verordening (EG) nr. 1342/2008 en de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening
(EG) nr. 1224/2009. 5.2. Een
lidstaat mag beheersperioden vaststellen voor de toewijzing van de volledige
maximale toegestane inspanning, of delen daarvan, aan individuele vaartuigen of
groepen vaartuigen. In dat geval wordt het aantal dagen of uren tijdens welke
een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag
zijn, door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld. Tijdens dergelijke
beheersperioden kan de betrokken lidstaat de inspanning herverdelen tussen
individuele vaartuigen of groepen vaartuigen. 5.3. Lidstaten die de aanwezigheid van
vaartuigen die hun vlag voeren, in een gebied per uur vaststellen, moeten de
benutting van de dagen blijven meten overeenkomstig de in punt 5.1 bedoelde
voorwaarden. Op verzoek van de Commissie moet de betrokken lidstaat aantonen
welke voorzorgsmaatregelen hij heeft genomen ter voorkoming van excessieve
benutting van de inspanning in het gebied wanneer een vaartuig zijn
aanwezigheid in het gebied beëindigt voordat een periode van 24 uur is
afgelopen. 6. VISSERIJINSPANNINGSVERSLAG Artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1224/2009
geldt voor vaartuigen die binnen het toepassingsgebied van deze bijlage vallen.
Het in dat artikel bedoelde geografische gebied is, voor kabeljauwbeheer, elk
van de in punt 2 van deze bijlage bedoelde geografische gebieden. 7. MEDEDELING VAN RELEVANTE GEGEVENS De lidstaten dienen de gegevens over de
visserijinspanning van hun vissersvaartuigen bij de Commissie in overeenkomstig
de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. De gegevens worden
toegezonden via het systeem voor de uitwisseling van visserijgegevens
(Fisheries Data Exchange System) of een ander door de Commissie in te voeren
systeem voor de verzameling van gegevens. Aanhangsel
1 bij bijlage IIA Maximale toegestane visserijinspanning in
kilowattdagen (a) Kattegat Gereglementeerd vistuig || DK || DE || SE TR1 || p.m. || p.m. || p.m. TR2 || p.m. || p.m. || p.m. TR3 || p.m. || p.m. || p.m. BT1 || p.m. || p.m. || p.m. BT2 || p.m. || p.m. || p.m. GN || p.m. || p.m. || p.m. GT || p.m. || p.m. || p.m. LL || p.m. || p.m. || p.m. (b) Skagerrak,
het gedeelte van ICES-sector IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat
behoort; ICES-deelgebied IV en de Uniewateren van ICES-sector IIa; ICES-sector
VIId Gereglementeerd vistuig || BE || DK || DE || ES || FR || IE || NL || SE || UK TR1 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. TR2 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. TR3 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. BT1 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. BT2 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. GN || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. GT || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. LL || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. (c) ICES-sector
VIIa Gereglementeerd vistuig || BE || FR || IE || NL || UK TR1 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. TR2 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. TR3 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. BT1 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. BT2 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. GN || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. GT || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. LL || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. (d) ICES-sector VIa en Uniewateren van
ICES-sector Vb: Gereglementeerd vistuig || BE || DE || ES || FR || IE || UK TR1 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. TR2 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. TR3 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. BT1 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. BT2 || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. GN || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. GT || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. LL || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. BIJLAGE IIB VISSERIJINSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET
KADER VAN
HET HERSTEL VAN BEPAALDE ZUIDELIJKE HEEKBESTANDEN
EN LANGOUSTINEBESTANDEN
IN DE ICES-SECTOREN VIIIc EN IXa, MET UITZONDERING VAN DE GOLF VAN CÁDIZ Hoofdstuk I
Algemene bepalingen 1. TOEPASSINGSGEBIED Deze bijlage is van toepassing op vaartuigen van
de Unie met een lengte over alles van 10 meter of meer, die overeenkomstig
Verordening (EG) nr. 2166/2005 trawls, Deense zegennetten of soortgelijk
vistuig met een maaswijdte van 32 mm of meer en kieuwnetten met een
maaswijdte van 60 mm of meer of grondbeugen aan boord hebben of gebruiken,
en aanwezig zijn in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf
van Cádiz. 2. DEFINITIES Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan
onder: (a) "vistuiggroep": de groep die
bestaat uit de volgende twee vistuigcategorieën: (i) trawls, Deense zegennetten of
soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 32 mm of meer, en (ii) kieuwnetten met een maaswijdte van 60 mm
of meer en grondbeugen; (b) "gereglementeerd
tuig": vistuig van de twee vistuigcategorieën die tot de vistuiggroep
behoren; (c) "gebied": de ICES-sectoren
VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cádiz; (d) "huidige beheersperiode": de
periode als bedoeld in artikel 8; (e) "bijzondere voorwaarden": de in
punt 6.1 genoemde bijzondere voorwaarden. 3. ACTIVITEITSBEPERKINGEN Onverminderd artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1224/2009
zorgen de lidstaten ervoor dat Unievaartuigen die hun vlag voeren, wanneer zij
gereglementeerd vistuig aan boord hebben, niet langer dan het in hoofdstuk III
van deze bijlage bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied. Hoofdstuk II
Machtigingen 4. GEMACHTIGDE
VAARTUIGEN 4.1. Een lidstaat mag vaartuigen die zijn
vlag voeren, geen toestemming verlenen voor visserijactiviteiten in het
betrokken gebied met gereglementeerd vistuig, als deze vaartuigen in de periode
2002-2014 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten – behalve als
resultaat van een overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen – in het
betrokken gebied hebben bedreven, tenzij hij ervoor zorgt dat een
gelijkwaardige capaciteit, gemeten in kilowatt, aan de visserij in het gebied
wordt onttrokken. 4.2. Een
vaartuig dat de vlag voert van een lidstaat die geen quota heeft in het gebied,
mag in dat gebied niet vissen met gereglementeerd vistuig, tenzij het vaartuig
na een overdracht een quotum krijgt toegewezen uit hoofde van artikel 16, lid 8,
van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 11
of punt 12 van deze bijlage. Hoofdstuk III
Aan Unievaartuigen toegewezen
aantal dagen van aanwezigheid in het gebied 5. MAXIMUM AANTAL DAGEN 5.1. Het maximum aantal zeedagen waarvoor
een lidstaat tijdens de huidige beheersperiode een onder zijn vlag varend
vaartuig mag toestaan om in het gebied aanwezig te zijn met gereglementeerd
vistuig aan boord, staat vermeld in tabel I. 5.2. Wanneer een vaartuig kan aantonen dat
zijn heekvangsten minder bedragen dan 4 % van het totale levende gewicht van de
tijdens een bepaalde visreis gevangen vis, wordt aan de vlaggenlidstaat van het
vaartuig toegestaan de met die visreis gepaard gaande zeedagen niet in
mindering te brengen op het van toepassing zijnde maximum aantal zeedagen als
vastgesteld in tabel I. 6. BIJZONDERE
VOORWAARDEN VOOR DE TOEWIJZING VAN DAGEN 6.1. Voor de vaststelling van het maximum
aantal zeedagen dat een Unievaartuig na toestemming van zijn vlaggenlidstaat in
het gebied aanwezig mag zijn, gelden de onderstaande bijzondere voorwaarden
overeenkomstig tabel I: (a) de totale aanlanding van heek door het
betrokken vaartuig in kalenderjaar 2012 of 2013 moet minder dan 5 ton
bedragen volgens de aanlanding in levend gewicht, en (b) de totale aanlanding van langoustine door
het betrokken vaartuig in de onder a), bedoelde jaren moet minder dan 2,5 ton
bedragen volgens de aanlanding in levend gewicht. 6.2. Wanneer een vaartuig een onbeperkt
aantal dagen geniet omdat het voldoet aan de bijzondere voorwaarden, mag de
aanlanding van het vaartuig in de huidige beheersperiode niet meer bedragen dan
5 ton van de totale aanlanding in levend gewicht van heek en 2,5 ton
van de totale aanlanding in levend gewicht van langoustine. 6.3. Wanneer een vaartuig niet aan de
betrokken bijzondere voorwaarde(n) voldoet, verliest het met onmiddellijke
ingang het recht op de toewijzing van het aantal dagen dat met die bijzondere
voorwaarde overeenstemt. 6.4. De toepassing van de in punt 6.1
genoemde bijzondere voorwaarden kan worden overgedragen naar één of meer andere
vaartuigen die dat vaartuig in de vloot vervangen, mits het vervangende
vaartuig soortgelijk vistuig gebruikt en niet in enig eerder jaar grotere dan
de in punt 6.1 vermelde hoeveelheden heek en langoustine heeft aangeland. Tabel I
Maximum aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag
zijn, per vistuig Bijzondere voorwaarde || Gereglementeerd vistuig || Maximumaantal dagen || Bodemtrawls, Deense zegennetten en soortgelijke trawls met een maaswijdte ≥ 32 mm, kieuwnetten met een maaswijdte ≥ 60 mm en grondbeugen || ES || 114 || || FR || 109 || || PT || 113 6.1, onder a), en 6.1, onder b) || Bodemtrawls, Deense zegennetten en soortgelijke trawls met een maaswijdte ≥ 32 mm, kieuwnetten met een maaswijdte ≥ 60 mm en grondbeugen || Onbeperkt 7. KILOWATTDAGENSYSTEEM 7.1. De lidstaten mogen de hun toegewezen
visserijinspanning beheren aan de hand van een kilowattdagensysteem. Op grond
van dat systeem mogen zij een vaartuig, met betrekking tot de in tabel I
opgenomen soorten gereglementeerd vistuig en bijzondere voorwaarden, toestaan
om gedurende een maximumaantal dagen dat verschilt van het in die tabel
vastgestelde aantal, aanwezig te zijn in het gebied, mits het totale aantal
kilowattdagen dat met het gereglementeerde vistuig en de bijzondere voorwaarden
overeenstemt, in acht wordt genomen. 7.2. Het
totale aantal kilowattdagen is de som van alle individuele visserijinspanningen
die zijn toegewezen aan de vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren en in
aanmerking komen voor het gereglementeerde vistuig en, in voorkomend geval, de
bijzondere voorwaarden. Deze individuele visserijinspanningen worden berekend
in kilowattdagen door het motorvermogen van elk vaartuig te vermenigvuldigen
met het aantal zeedagen waarover het betrokken vaartuig overeenkomstig tabel I
zou beschikken indien punt 7.1 niet werd toegepast. Zolang het aantal dagen
overeenkomstig tabel I onbeperkt is, bedraagt het aantal dagen waarover het
vaartuig zou beschikken, 360. 7.3. Lidstaten die gebruik wensen te maken
van het in punt 7.1 bedoelde systeem, dienen bij de Commissie een verzoek in
met elektronische verslagen waarin voor de in tabel I vermelde vistuiggroep en
bijzondere voorwaarden de uitvoerige berekening wordt vermeld op basis van: (a) de lijst van vaartuigen die mogen vissen,
met vermelding van hun nummer in het vissersvlootregister van de Unie (CFR) en
hun motorvermogen; (b) de vangstcijfers van dergelijke
vaartuigen voor de in punt 6.1, onder a), gespecificeerde jaren, waaruit de in
de bijzondere voorwaarden als bedoeld in punt 6.1, onder a) of b), vastgestelde
vangstsamenstelling blijkt, indien deze vaartuigen aan deze bijzondere
voorwaarden voldoen; (c) het aantal zeedagen dat elk vaartuig
overeenkomstig tabel I oorspronkelijk had mogen vissen en het aantal zeedagen
waarover elk vaartuig bij toepassing van punt 7.1 zou beschikken. 7.4. Op basis van dit verzoek gaat de
Commissie na of aan de in punt 7 bedoelde voorwaarden is voldaan en kan zij,
indien van toepassing, de betrokken lidstaat toestemming verlenen om gebruik te
maken van het in punt 7.1 bedoelde systeem. 8. TOEWIJZING
VAN EXTRA DAGEN VOOR DE DEFINITIEVE BEËINDIGING VAN VISSERIJACTIVITEITEN 8.1. De Commissie kan een lidstaat extra
zeedagen toekennen gedurende welke een vaartuig toestemming van zijn
vlaggenlidstaat kan krijgen om in het gebied aanwezig te zijn met
gereglementeerd vistuig aan boord, en wel op basis van de definitieve
beëindiging van visserijactiviteiten tijdens de vorige beheersperiode overeenkomstig
artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1198/2006[2]
van Verordening (EG) nr. 744/2008[3].
Definitieve beëindigingen ingevolge andere omstandigheden kunnen door de
Commissie per geval in overweging worden genomen na een schriftelijk en naar
behoren gemotiveerd verzoek van de betrokken lidstaat. In dat schriftelijk
verzoek wordt vermeld om welke vaartuigen het gaat en wordt voor elk daarvan
bevestigd dat zij niet opnieuw visserijactiviteiten zullen beginnen. 8.2. De in kilowatt gemeten
visserijinspanning die vaartuigen waarvan de activiteiten zijn beëindigd, in 2003
met het gereglementeerde vistuig hebben geleverd, wordt gedeeld door de
inspanning die alle vaartuigen in 2003 met dat vistuig hebben geleverd. Het
aantal extra zeedagen wordt vervolgens berekend door de aldus verkregen ratio
te vermenigvuldigen met het aantal dagen dat overeenkomstig tabel I zou zijn
toegewezen. Het resultaat van die berekening wordt afgerond op de meest nabije
hele dag. 8.3. De punten 8.1 en 8.2 zijn niet van
toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 3 of punt 6.4 is vervangen
of wanneer de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is benut om extra
zeedagen te krijgen. 8.4. Lidstaten
die gebruik wensen te maken van de in punt 8.1 vastgestelde toewijzingen,
dienen uiterlijk op 15 juni van de huidige beheersperiode bij de Commissie een
verzoek in met elektronische verslagen waarin voor de in tabel I vermelde
vistuiggroep en bijzondere voorwaarden de gegevens worden vermeld voor de
berekening op basis van: (a) de lijst van vaartuigen waarvan de
activiteiten zijn beëindigd, met vermelding van hun nummer in het
vissersvlootregister van de Unie (CFR) en hun motorvermogen; (b) de in 2003 door die vaartuigen verrichte
visserijactiviteit, berekend in zeedagen volgens vistuiggroep en, zo nodig, per
bijzondere voorwaarde. 8.5. Op basis van het verzoek van een
lidstaat kan de Commissie aan die lidstaat middels uitvoeringshandelingen een
aantal dagen bovenop het in punt 5.1 bedoelde aantal dagen toekennen. Deze
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als
bedoeld in artikel 46, lid 2. 8.6. Tijdens de huidige beheersperiode mag
een lidstaat deze extra zeedagen herverdelen tussen alle of sommige vaartuigen
die nog steeds deel uitmaken van de vloot en die voldoen aan de voorwaarde
betreffende het gereglementeerde vistuig. Overdracht van extra dagen van een
vaartuig waarvan de activiteiten zijn beëindigd en dat in aanmerking kwam voor
één van de in punt 6.1, onder a) of b), genoemde bijzondere voorwaarden, naar
een actief vaartuig dat niet in aanmerking komt voor een bijzondere voorwaarde,
is niet toegestaan. 8.7. Als de Commissie extra zeedagen
toewijst wegens de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten in de
vorige beheersperiode, wordt het in tabel I vermelde maximum aantal dagen per
lidstaat of vistuig dienovereenkomstig aangepast voor de huidige
beheersperiode. 9. TOEWIJZING
VAN EXTRA DAGEN VOOR VERSTERKTE AANWEZIGHEID VAN WETENSCHAPPELIJKE WAARNEMERS 9.1. De Commissie kan op basis van een
programma voor versterkte aanwezigheid van wetenschappelijke waarnemers in het
kader van een partnerschap tussen wetenschappers en de visserijsector een
lidstaat drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor
vaartuigen met gereglementeerd vistuig aan boord. Dergelijke programma's hebben
met name betrekking op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling en gaan inzake
gegevensverzameling verder dan de vereisten voor nationale programma's die zijn
vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 199/2008[4]
en de uitvoeringsbepalingen daarvan. 9.2. De wetenschappelijke waarnemers zijn
onafhankelijk van de eigenaar, van de kapitein van het vaartuig en van de
bemanning. 9.3. Een lidstaat die gebruik wenst te
maken van de in punt 9.1 bedoelde toewijzingen, dient bij de Commissie ter
goedkeuring een beschrijving van zijn programma voor versterkte aanwezigheid
van wetenschappelijke waarnemers in. 9.4. Op basis van die beschrijving en na
overleg met het WTECV kan de Commissie aan de betrokken lidstaat middels
uitvoeringshandelingen een aantal dagen toekennen bovenop het in punt 5.1
bedoelde aantal dagen voor die lidstaat en voor de vaartuigen, het gebied en
het vistuig waarvoor het programma voor versterkte aanwezigheid van
wetenschappelijke waarnemers geldt. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 46, lid 2. 9.5. Wanneer
een door een lidstaat ingediend programma voor versterkte aanwezigheid van
wetenschappelijke waarnemers reeds in het verleden door de Commissie werd
goedgekeurd en de betrokken lidstaat dit programma ongewijzigd wil blijven
toepassen, stelt deze de Commissie vier weken vóór het begin van de periode
waarvoor dit programma van toepassing is, in kennis van de voortzetting ervan. Hoofdstuk IV
Beheer 10. ALGEMENE VERPLICHTING De lidstaten beheren de maximale toegestane
visserijinspanning overeenkomstig de voorwaarden van artikel 8 van Verordening
(EG) nr. 2166/2005 en de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. 11. BEHEERSPERIODEN 11.1. Een lidstaat mag het in tabel I
vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over
beheersperioden met een duur van één of meer kalendermaanden. 11.2. Het aantal dagen of uren tijdens welke
een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag
zijn, wordt door de betrokken lidstaat vastgesteld. 11.3. Lidstaten die de aanwezigheid van
vaartuigen die hun vlag voeren in een gebied per uur vaststellen, blijven de
benutting van de dagen meten overeenkomstig punt 10. Op verzoek van de
Commissie moet de lidstaat aantonen welke voorzorgsmaatregelen hij heeft
genomen ter voorkoming van een excessieve benutting van dagen in het gebied
wanneer een vaartuig zijn aanwezigheden in het gebied beëindigt voordat een
periode van 24 uur is afgelopen. Hoofdstuk
V
Uitwisseling van toegewezen visserijinspanningen 12. OVERDRACHT VAN DAGEN TUSSEN
VISSERSVAARTUIGEN DIE DE VLAG VAN DEZELFDE LIDSTAAT VOEREN 12.1. Een lidstaat kan vaartuigen die zijn
vlag voeren, toestaan om dagen tijdens welke zij in het gebied aanwezig mogen
zijn, voor hetzelfde gebied over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag
voert, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het
motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of
kleiner is dan het product van het door het overdragende vaartuig overgedragen
aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als
motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het
vissersvlootregister van de Unie geregistreerde vermogen. 12.2. Het product van het overeenkomstig
punt 12.1 overgedragen totale aantal dagen van aanwezigheid in het betrokken
gebied en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet
groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per
jaar dat het overdragende vaartuig tijdens de in punt 6.1, onder a), bedoelde
jaren in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd in het visserijlogboek,
en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. 12.3. Het overdragen van dagen
overeenkomstig punt 12.1 is toegestaan tussen vaartuigen die werken met
gereglementeerd vistuig en gedurende dezelfde beheersperiode. 12.4. Het overdragen van dagen is alleen
toegestaan voor vaartuigen waaraan visdagen zijn toegewezen zonder toepassing
van bijzondere voorwaarden. 12.5. Op
verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de
overdrachten die hebben plaatsgevonden. Spreadsheetformats voor het verzamelen
en doorsturen van de in dit punt bedoelde informatie kunnen door de Commissie
middels uitvoeringshandelingen worden opgesteld. Deze uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 46,
lid 2. 13. OVERDRACHT VAN DAGEN TUSSEN
VISSERSVAARTUIGEN DIE ELK EEN VLAG VAN EEN ANDERE LIDSTAAT VOEREN Elke lidstaat mag vissersvaartuigen die zijn vlag
voeren, toestaan om dagen van aanwezigheid in het gebied binnen dezelfde
beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een
vissersvaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits de punten 4.1
en 4.2 en 12 van overeenkomstige toepassing zijn. Wanneer een lidstaat besluit
toestemming voor een dergelijke overdracht te verlenen, stelt hij de Commissie,
voordat de overdracht plaatsvindt, in kennis van gedetailleerde gegevens over
de overdracht, met name van het aantal over te dragen dagen, de
visserijinspanning en, in voorkomend geval, de quota waarop de overdracht
betrekking heeft. Hoofdstuk VI
Rapportageverplichtingen 14. VISSERIJINSPANNINGSVERSLAG Artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1224/2009
geldt voor vaartuigen die binnen het toepassingsgebied van deze bijlage vallen.
Het in dat artikel bedoelde geografische gebied is het in punt 2 van deze
bijlage bedoelde gebied. 15. VERZAMELING
VAN RELEVANTE GEGEVENS Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor
het beheer van de dagen van aanwezigheid in het gebied overeenkomstig deze
bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de
totale visserijinspanning in het gebied voor gesleept vistuig en staand
vistuig, de inspanning van vaartuigen die verschillende soorten vistuig
gebruiken in het gebied, en het motorvermogen van deze vaartuigen in
kilowattdagen. 16. MEDEDELING VAN RELEVANTE GEGEVENS Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de
in punt 15 vermelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde format
aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het juiste
e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten wordt meegedeeld. Op verzoek
van de Commissie doen de lidstaten de Commissie gedetailleerde gegevens
toekomen over de toegewezen en verrichte visserijinspanning voor het geheel of
voor gedeelten van de huidige en de vorige beheersperiode, in het in de
tabellen IV en V bedoelde gegevensformaat. Tabel II
Rapportageformat voor informatie betreffende de kW-dagen, per beheersperiode Lidstaat || Vistuig || Beheersperiode || Aangifte van de cumulatieve inspanning (1) (2) || (3) || (4) Tabel
III
Gegevensformat voor informatie betreffende de kW-dagen, per beheersperiode Naam van het veld || Maximum aantal letters/cijfers || Richting[5] L(inks)/R(echts) || Definitie en opmerkingen || (1) Lidstaat || 3 || || Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig is geregistreerd || (2) Vistuig || 2 || || Eén van de volgende vistuigtypes: TR = trawlnetten, Deense zegens en soortgelijk vistuig ≥ 32 mm GN = kieuwnetten ≥ 60 mm LL = grondbeugen || (3) Beheersperiode || 4 || || Een beheersperiode in de periode vanaf de beheersperiode 2006 tot de huidige beheersperiode || (4) Aangifte van de cumulatieve inspanning || 7 || R || Cumulatieve visserijinspanning in kilowattdagen vanaf 1 februari tot en met 31 januari van de betrokken beheersperiode || Tabel IV
Rapportageformat voor vaartuiggerelateerde informatie Lidstaat || CFR || Uitwendige kentekens || Duur van de beheersperiode || Aangegeven vistuig || Bijzondere voorwaarde voor het aangegeven vistuig || Toegewezen aantal dagen per aangegeven vistuig || Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt || Overgedragen dagen (1) (2) || (3) || (4) || Nr. 1 || Nr. 2 || Nr. 3 || … || Nr. 1 || Nr. 2 || Nr. 3 || … || Nr. 1 || Nr. 2 || Nr. 3 || … || Nr. 1 || Nr. 2 || Nr. 3 || … || (9) (5) (5) || (5) || (5) || (6) || (6) || (6) || (6) || (7) || (7) || (7) || (7) || (8) || (8) || (8) || (8) Tabel V
Gegevensformat voor vaartuiggerelateerde informatie Naam van het veld || Maximumaantal letters/cijfers || Richting L(inks)/R(echts) || Definitie en opmerkingen (1) Lidstaat || 3 || || Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig is geregistreerd (2) CFR || 12 || || Nummer in vissersvlootregister van de Unie (CFR) Uniek identificatienummer van het vissersvaartuig. Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatiereeks (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd (3) Kentekens aan de buitenkant || 14 || L || Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87[6] (4) Duur van de beheersperiode || 2 || L || Duur van de beheersperiode in maanden (5) Aangegeven vistuig || 2 || L || Eén van de volgende vistuigtypes: TR = trawlnetten, Deense zegens en soortgelijk vistuig ≥ 32 mm GN = kieuwnetten ≥ 60 mm LL = grondbeugen Naam van het veld || Maximumaantal letters/cijfers || Richting[7] L(inks)/R(echts) || Definitie en opmerkingen (6) Bijzondere voorwaarde voor het aangegeven vistuig || 2 || L || Geef aan welke van de in punt 6.1, onder a) of b), van bijlage IIB genoemde bijzondere voorwaarden van toepassing zijn (7) Toegewezen aantal dagen per aangegeven vistuig || 3 || L || Aantal dagen dat overeenkomstig bijlage IIB aan het vaartuig is toegewezen voor het aangegeven vistuig en de aangegeven beheersperiode (8) Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt || 3 || L || Aantal dagen dat het vaartuig effectief in het gebied heeft doorgebracht met gebruikmaking van het aangegeven vistuig gedurende de aangegeven beheersperiode (9) Overgedragen dagen || 4 || L || Vermeld voor overgedragen dagen "– aantal overgedragen dagen" en voor ontvangen dagen "+ aantal overgedragen dagen" BIJLAGE IIC VISSERIJINSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET
KADER
VAN HET BEHEER VAN DE TONGBESTANDEN
IN HET WESTELIJKE KANAAL IN ICES-SECTOR VIIe Hoofdstuk I
Algemene bepalingen 1. TOEPASSINGSGEBIED 1.1. Deze bijlage is van toepassing op
vaartuigen van de Unie met een lengte over alles van 10 meter of meer, die
overeenkomstig Verordening (EG) nr. 509/2007 boomkorren met een maaswijdte
van 80 mm of meer en staande netten met inbegrip van kieuwnetten,
schakelnetten en warrelnetten, met een maaswijdte van maximaal 220 mm aan
boord hebben of gebruiken en die aanwezig zijn in ICES-sector VIIe. 1.2. Vaartuigen die vissen met staande
netten met een maaswijdte van 120 mm of meer en die volgens hun
visserijgegevens in de drie voorgaande jaren minder dan 300 kg levend
gewicht aan tong per jaar hebben gevangen, zijn vrijgesteld van de toepassing
van deze bijlage, mits: (a) deze vaartuigen tijdens de beheersperiode
2014 minder dan 300 kg levend gewicht tong vangen; (b) deze
vaartuigen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig; (c) elke betrokken lidstaat uiterlijk op 31
juli 2015 en 31 januari 2016 bij de Commissie een verslag indient over de op
tong betrekking hebbende vangstcijfers voor deze vaartuigen voor de laatste
drie jaar, en over de tongvangst in 2015. Wanneer aan één van deze voorwaarden niet is
voldaan, zijn de betrokken vaartuigen met onmiddellijke ingang niet meer
vrijgesteld van de toepassing van deze bijlage. 2. DEFINITIES Voor de toepassing van deze bijlage gelden de
volgende definities: (a) "vistuiggroep": de groep die
bestaat uit de volgende twee vistuigcategorieën: (i) boomkorren met een maaswijdte van 80 mm
of meer, en (ii) staande netten met inbegrip van kieuwnetten,
schakelnetten en warrelnetten, met een maaswijdte van maximaal 220 mm; (b) "gereglementeerd tuig": vistuig
van de twee vistuigcategorieën die tot de vistuiggroep behoren; (c) "gebied":
ICES-sector VIIe; (d) "huidige beheersperiode": de
periode van 1 februari 2015 tot en met 31 januari 2016. 3. ACTIVITEITSBEPERKINGEN Onverminderd artikel 29 van Verordening (EG)
nr. 1224/2009 zorgen de lidstaten ervoor dat vaartuigen van de Unie die
hun vlag voeren en in de Unie zijn geregistreerd, niet langer dan het in
hoofdstuk III van deze bijlage bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het
gebied wanneer zij gereglementeerd vistuig aan boord hebben. Hoofdstuk
II
Machtigingen 4. GEMACHTIGDE VAARTUIGEN 4.1 Een lidstaat mag vaartuigen die zijn
vlag voeren, geen toestemming verlenen voor visserijactiviteiten in het
betrokken gebied met gereglementeerd vistuig, als deze vaartuigen in de periode
2002-2014 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten – behalve als
resultaat van een overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen – in het
betrokken gebied hebben bedreven, tenzij hij ervoor zorgt dat een
gelijkwaardige capaciteit, gemeten in kilowatt, aan de visserij in het gebied
wordt onttrokken. 4.2 Aan vaartuigen die wel met
gereglementeerd vistuig hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend
om ander vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor het
laatstgenoemde vistuigtype is toegewezen, gelijk is aan of groter is dan het
aantal voor het gereglementeerde vistuig toegewezen dagen. 4.3 Een vaartuig dat de vlag voert van
een lidstaat die geen quota heeft in het gebied, mag in dat gebied niet vissen
met gereglementeerd vistuig, tenzij het vaartuig na een overdracht een quotum
krijgt toegewezen uit hoofde van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU)
nr. 1380/2013 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 10 of punt 11 van
deze bijlage. Hoofdstuk
III
Aan Unievaartuigen toegewezen
aantal dagen van aanwezigheid in het gebied 5. MAXIMUM AANTAL DAGEN Het maximum aantal zeedagen waarvoor een lidstaat
tijdens de huidige beheersperiode een onder zijn vlag varend vaartuig mag
toestaan om in het gebied aanwezig te zijn met gereglementeerd vistuig aan
boord, staat vermeld in tabel I. Tabel I
Maximum aantal dagen waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn
per categorie gereglementeerd vistuig en per jaar Gereglementeerd vistuig || Maximumaantal dagen Boomkorren met een maaswijdte ≥ 80 mm || BE || 164 FR || 175 UK || 207 Staande netten met een maaswijdte ≤ 220 mm || BE || 164 FR || 178 UK || 164 6. KILOWATTDAGENSYSTEEM 6.1. Tijdens de huidige beheersperiode
mogen de lidstaten de hun toegewezen visserijinspanningen beheren aan de hand
van een kilowattdagensysteem. Op grond van dat systeem mogen zij een vaartuig,
met betrekking tot de in tabel I opgenomen soorten gereglementeerd vistuig,
toestaan om gedurende een maximum aantal dagen dat verschilt van het in die
tabel vastgestelde aantal, aanwezig te zijn in het gebied, mits het totale
aantal kilowattdagen dat met het gereglementeerde vistuig overeenstemt, in acht
wordt genomen. 6.2. Het totale aantal kilowattdagen is de
som van alle individuele visserijinspanningen die zijn toegewezen aan de
vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren en voldoen aan de voorwaarde
betreffende het gereglementeerde vistuig. Deze individuele visserijinspanningen
worden berekend in kilowattdagen door het motorvermogen van elk vaartuig te
vermenigvuldigen met het aantal zeedagen waarover het betrokken vaartuig
overeenkomstig tabel I zou beschikken indien punt 6.1 niet werd toegepast. 6.3. Lidstaten
die gebruik wensen te maken van het in punt 6.1 bedoelde systeem, dienen bij de
Commissie een verzoek in, vergezeld van elektronische verslagen waarin voor de
in tabel I vermelde vistuiggroep de uitvoerige berekening wordt vermeld op
basis van: (a) de lijst van vaartuigen die mogen vissen,
met vermelding van hun nummer in het vissersvlootregister van de Unie (CFR) en
hun motorvermogen; (b) het aantal zeedagen dat elk vaartuig overeenkomstig
tabel I oorspronkelijk had mogen vissen en het aantal zeedagen waarover elk
vaartuig bij toepassing van punt 6.1 zou beschikken. 6.4. Op basis van dit verzoek gaat de
Commissie na of aan de in punt 6 bedoelde voorwaarden is voldaan en kan zij,
indien van toepassing, de betrokken lidstaat toestemming verlenen om gebruik te
maken van het in punt 6.1 bedoelde systeem. 7. TOEWIJZING VAN EXTRA DAGEN VOOR DE
DEFINITIEVE BEËINDIGING VAN VISSERIJACTIVITEITEN 7.1. De Commissie kan een lidstaat extra
zeedagen toekennen gedurende welke een vaartuig toestemming van zijn
vlaggenlidstaat kan krijgen om in het gebied aanwezig te zijn met
gereglementeerd vistuig aan boord, en wel op basis van de definitieve
beëindiging van visserijactiviteiten tijdens de vorige beheersperiode
overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 of Verordening
(EG) nr. 744/2008. Definitieve beëindigingen ingevolge andere
omstandigheden kunnen door de Commissie per geval in overweging worden genomen
na een schriftelijk en naar behoren gemotiveerd verzoek van de betrokken
lidstaat. In dat schriftelijk verzoek wordt vermeld om welke vaartuigen het
gaat en wordt voor elk daarvan bevestigd dat het niet opnieuw
visserijactiviteiten zal beginnen. 7.2. De
in kilowattdagen gemeten visserijinspanning die vaartuigen waarvan de
activiteiten zijn beëindigd, in 2003 met de betrokken vistuiggroep hebben
geleverd, wordt gedeeld door de inspanning die alle vaartuigen in 2003 met die
vistuiggroep hebben geleverd. Het aantal extra zeedagen wordt vervolgens
berekend door de aldus verkregen ratio te vermenigvuldigen met het aantal dagen
dat overeenkomstig tabel I zou zijn toegewezen. Het resultaat van die
berekening wordt afgerond op de meest nabije hele dag. 7.3. De punten 7.1 en 7.2 zijn niet van
toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 4.2 is vervangen of wanneer
de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is benut om extra zeedagen te
krijgen. 7.4. Lidstaten die gebruik wensen te maken
van de in punt 7.1 vastgestelde toewijzingen, dienen uiterlijk op 15 juni van
de huidige beheersperiode bij de Commissie een verzoek in met elektronische
verslagen waarin voor de in tabel I vermelde vistuiggroep de gegevens worden
vermeld voor de berekening op basis van: (a) de lijst van vaartuigen waarvan de
activiteiten zijn beëindigd, met vermelding van hun nummer in het
vissersvlootregister van de Unie (CFR) en hun motorvermogen; (b) de in 2003 door die vaartuigen verrichte
visserijactiviteit, berekend in zeedagen per betrokken vistuiggroep. 7.5. Op basis van het verzoek van een
lidstaat kan de Commissie aan die lidstaat middels uitvoeringshandelingen een
aantal dagen bovenop het in punt 5 bedoelde aantal dagen toekennen. Deze
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als
bedoeld in artikel 46, lid 2. 7.6. Tijdens
de huidige beheersperiode mag een lidstaat deze extra zeedagen herverdelen
tussen alle of sommige vaartuigen die nog steeds deel uitmaken van de vloot en
die voldoen aan de voorwaarde betreffende het gereglementeerde vistuig. 7.7. Als de Commissie extra zeedagen
toewijst wegens de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten in de
vorige beheersperiode, wordt het in tabel I vermelde maximum aantal dagen per
lidstaat of vistuig dienovereenkomstig aangepast voor de huidige
beheersperiode. 8. TOEWIJZING VAN EXTRA DAGEN VOOR
VERSTERKTE AANWEZIGHEID VAN WETENSCHAPPELIJKE WAARNEMERS 8.1. De Commissie kan, op basis van een
programma voor versterkte aanwezigheid van wetenschappelijke waarnemers in het
kader van een partnerschap tussen wetenschappers en de visserijsector, de
lidstaten tussen 1 februari 2014 en 31 januari 2015 drie extra dagen van
aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met gereglementeerd
vistuig aan boord. Dergelijke programma's hebben met name betrekking op
teruggooiniveaus en vangstsamenstelling en gaan inzake gegevensverzameling
verder dan de vereisten voor nationale programma's die zijn vastgesteld bij
Verordening (EG) nr. 199/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan. 8.2. De
wetenschappelijke waarnemers zijn onafhankelijk van de eigenaar, van de
kapitein en van de bemanning van het vaartuig. 8.3. Een lidstaat die gebruik wenst te
maken van de in punt 8.1 bedoelde toewijzingen, dient bij de Commissie ter
goedkeuring een beschrijving van zijn programma voor versterkte aanwezigheid
van wetenschappelijke waarnemers in. 8.4. Op basis van die beschrijving en na
overleg met het WTECV kan de Commissie aan de betrokken lidstaat middels
uitvoeringshandelingen een aantal dagen toekennen bovenop het in punt 5
bedoelde aantal dagen voor die lidstaat en voor de vaartuigen, het gebied en
het vistuig waarvoor het programma voor versterkte aanwezigheid van
wetenschappelijke waarnemers geldt. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 46, lid 2. 8.5. Wanneer een door een lidstaat
ingediend programma voor versterkte aanwezigheid van wetenschappelijke
waarnemers reeds in het verleden door de Commissie werd goedgekeurd en de
betrokken lidstaat dit programma ongewijzigd wil blijven toepassen, stelt deze
de Commissie vier weken vóór het begin van de periode waarvoor dit programma
van toepassing is, in kennis van de voortzetting ervan. Hoofdstuk
IV
Beheer 9. ALGEMENE VERPLICHTING De lidstaten beheren de maximale toegestane
visserijinspanning overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening
(EG) nr. 1224/2009. 10. BEHEERSPERIODEN 10.1. Een lidstaat mag het in tabel I
vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden
met een duur van één of meer kalendermaanden. 10.2. Het aantal dagen of uren gedurende
welke een vaartuig tijdens een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig
mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat vastgesteld. 10.3. Lidstaten die de aanwezigheid van
vaartuigen die hun vlag voeren in een gebied per uur vaststellen, blijven de
benutting van de dagen meten overeenkomstig punt 9. Op verzoek van de Commissie
moet de lidstaat aantonen welke voorzorgsmaatregelen hij heeft genomen ter
voorkoming van een excessieve benutting van dagen in het gebied wanneer een
vaartuig zijn aanwezigheden in het gebied beëindigt vóórdat een periode van 24
uur is afgelopen. Hoofdstuk
V
Uitwisseling van toegewezen visserijinspanningen 11. OVERDRACHT VAN DAGEN TUSSEN VISSERSVAARTUIGEN
DIE DE VLAG VAN DEZELFDE LIDSTAAT VOEREN 11.1. Een lidstaat kan vaartuigen die zijn
vlag voeren, toestaan om dagen tijdens welke zij in het gebied aanwezig mogen
zijn, voor hetzelfde gebied over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag
voert, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het
motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of
kleiner is dan het product van het door het overdragende vaartuig overgedragen
aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als
motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het
vissersvlootregister van de Unie geregistreerde vermogen. 11.2. Het product van het overeenkomstig
punt 11.1 overgedragen totale aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en
het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter
zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar
dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 in het gebied
heeft doorgebracht, zoals bevestigd in het visserijlogboek, en het
motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. 11.3. Het overdragen van dagen
overeenkomstig punt 11.1 is toegestaan tussen vaartuigen die werken met
gereglementeerd vistuig en binnen dezelfde beheersperiode. 11.4. Op
verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de
overdrachten die hebben plaatsgevonden. Spreadsheetformats voor het verzamelen
en doorsturen van de in dit punt bedoelde informatie kunnen door de Commissie
middels uitvoeringshandelingen worden opgesteld. Deze uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 46,
lid 2. 12. OVERDRACHT VAN DAGEN TUSSEN
VISSERSVAARTUIGEN DIE ELK DE VLAG VAN EEN ANDERE LIDSTAAT VOEREN Elke lidstaat mag vissersvaartuigen die zijn vlag
voeren, toestaan om dagen van aanwezigheid in het gebied binnen dezelfde
beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een
vissersvaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits de punten 4.2, 4.4,
5, 6 en 10 van overeenkomstige toepassing zijn. Wanneer een lidstaat besluit
toestemming voor een dergelijke overdracht te verlenen, stelt hij de Commissie,
voordat de overdracht plaatsvindt, in kennis van gedetailleerde gegevens over
de overdracht, met name van het aantal over te dragen dagen, de
visserijinspanning en, in voorkomend geval, de quota waarop de overdracht
betrekking heeft. Hoofdstuk VI
Rapportageverplichtingen 13. VISSERIJINSPANNINGSVERSLAG Artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1224/2009
geldt voor vaartuigen die binnen het toepassingsgebied van deze bijlage vallen.
Het in dat artikel bedoelde geografische gebied is het in punt 2 van deze
bijlage bedoelde gebied. 14. VERZAMELING
VAN RELEVANTE GEGEVENS Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor
het beheer van de dagen van aanwezigheid in het gebied overeenkomstig deze
bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de
totale visserijinspanning in het gebied voor gesleept vistuig en staand
vistuig, de inspanning van vaartuigen die verschillende soorten vistuig
gebruiken in het gebied, en het motorvermogen van deze vaartuigen in
kilowattdagen. 15. MEDEDELING VAN RELEVANTE GEGEVENS Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de
in punt 14 vermelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde format
aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het juiste
e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten wordt meegedeeld. Op
verzoek van de Commissie doen de lidstaten de Commissie ook gedetailleerde
gegevens toekomen over de toegewezen en verrichte visserijinspanning voor het
geheel of voor gedeelten van de beheersperioden 2013 en 2014, in het in de
tabellen IV en V bedoelde gegevensformat. Tabel II
Rapportageformat voor informatie betreffende de kW-dagen, per beheersperiode Lidstaat || Vistuig || Beheersperiode || Aangifte van de cumulatieve inspanning (1) (2) || (3) || (4) Tabel
III
Gegevensformat voor informatie betreffende de kW-dagen, per beheersperiode Naam van het veld || Maximumaantal letters/cijfers || Richting[8] L(inks)/R(echts) || Definitie en opmerkingen (1) Lidstaat || 3 || || Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig is geregistreerd (2) Vistuig || 2 || || Eén van de volgende vistuigtypes: BT = boomkorren ≥ 80 mm GN = kieuwnetten < 220 mm TN = schakelnetten of warrelnetten < 220 mm (3) Beheersperiode || 4 || || Een jaar in de periode vanaf de beheersperiode 2006 tot de huidige beheersperiode (4) Aangifte van de cumulatieve inspanning || 7 || R || Cumulatieve visserijinspanning in kilowattdagen vanaf 1 februari tot en met 31 januari van de betrokken beheersperiode Tabel IV
Rapportageformat voor vaartuiggerelateerde informatie Lidstaat || CFR || Uitwendige kentekens || Duur van de beheersperiode || Aangegeven vistuig || Toegewezen aantal dagen per aangegeven vistuig || Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt || Overgedragen dagen Nr. 1 || Nr. 2 || Nr. 3 || … || Nr. 1 || Nr. 2 || Nr. 3 || … || Nr. 1 || Nr. 2 || Nr. 3 || … (1) (2) || (3) || (4) || (5) || (5) || (5) || (5) || (6) || (6) || (6) || (6) || (7) || (7) || (7) || (7) || (8) Tabel V
Gegevensformat voor vaartuiggerelateerde informatie Naam van het veld || Maximumaantal letters/cijfers || Richting[9] L(inks)/R(echts) || Definitie en opmerkingen (1) Lidstaat || 3 || || Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig is geregistreerd (2) CFR || 12 || || Nummer in vissersvlootregister van de Unie (CFR) Uniek identificatienummer van het vissersvaartuig. Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatiereeks (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd (3) Kentekens aan de buitenkant || 14 || L || Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 (4) Duur van de beheersperiode || 2 || L || Duur van de beheersperiode in maanden (5) Aangegeven vistuig || 2 || L || Eén van de volgende vistuigtypes: BT = boomkorren ≥ 80 mm GN = kieuwnetten < 220 mm TN = schakelnetten of warrelnetten < 220 mm Naam van het veld || Maximumaantal letters/cijfers || Richting[10] L(inks)/R(echts) || Definitie en opmerkingen (6) Bijzondere voorwaarde voor het aangegeven vistuig || 3 || L || Aantal dagen dat overeenkomstig bijlage IIC aan het vaartuig is toegewezen voor het aangegeven vistuig en de aangegeven beheersperiode (7) Aantal dagen waarop het aangegeven vistuig is gebruikt || 3 || L || Aantal dagen dat het vaartuig daadwerkelijk in het gebied heeft doorgebracht met gebruikmaking van het aangegeven vistuig gedurende de aangegeven beheersperiode (8) Overgedragen dagen || 4 || L || Vermeld voor overgedragen dagen "– aantal overgedragen dagen" en voor ontvangen dagen "+ aantal overgedragen dagen". BIJLAGE IID BEHEERSGEBIEDEN VOOR ZANDSPIERINGEN
IN DE ICES-SECTOREN IIa EN IIIa EN IN ICES-DEELGEBIED IV Ten behoeve van het beheer van de
vangstmogelijkheden voor zandspiering in de ICES-sectoren IIa en IIIa en
ICES-deelgebied IV, zoals vastgesteld in bijlage IA, worden de beheersgebieden
waarbinnen specifieke vangstbeperkingen van toepassing zijn, hieronder
omschreven en in het aanhangsel van deze bijlage afgebeeld: Beheersgebied voor zandspieringen || Statistische ICES-vakken 1 || 31-34 E9-F2; 35 E9- F3; 36 E9-F4; 37 E9-F5; 38-40 F0-F5; 41 F5-F6 2 || 31-34 F3-F4; 35 F4-F6; 36 F5-F8; 37-40 F6-F8; 41 F7-F8 3 || 41 F1-F4; 42-43 F1-F9; 44 F1-G0; 45-46 F1-G1; 47 G0 4 || 38-40 E7-E9; 41-46 E6-F0 5 || 47-51 E6 + F0-F5; 52 E6-F5 6 || 41-43 G0-G3; 44 G1 7 || 47-51 E7-E9 Aanhangsel
1 van bijlage IID Beheersgebieden voor zandspieringen BIJLAGE IIE VISSERIJINSPANNING
VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN ZEEBAARS IN ICES-SECTOR VIIe Hoofdstuk I
Algemene bepalingen 1. TOEPASSINGSGEBIED Deze bijlage is van toepassing op Unievaartuigen
die pelagische trawls met een maaswijdte in de kuil van meer dan 80 mm aan
boord hebben of gebruiken, die aanwezig zijn in ICES-sector VIIe en die meer
dan [p.m.] ton zeebaars, uitgedrukt in levend gewicht, hebben gevangen in de
periode van 1 januari tot en met 30 april 2014. 2. DEFINITIES Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder: (a) "gereglementeerd vistuig": pelagische trawls met
een maaswijdte in de kuil van meer dan 80 mm; (b) "pelgische trawl": een vistuig dat door één of
meer vissersvaartuigen in de waterkolom (het pelagiaal) wordt gesleept en
bestaat uit een net met, in het voorste deel, grote mazen die de vangst naar de
kleinmazige achterdelen van het net leiden. De trawl wordt met behulp van een
netsonde op de juiste visserijdiepte gehouden en wordt horizontaal opengehouden
door visborden die normaliter niet in contact staan met de bodem, of door de
afstand tussen de vaartuigen die de trawl slepen; (c) "gebied": ICES-sector VIIe; (d) "zeedag": elke ononderbroken periode van 24 uur
of een deel daarvan, als bedoeld in artikel 26, lid 6, van Verordening (EG) nr.
1224/2009. 3. ACTIVITEITSBEPERKINGEN Onverminderd artikel 29 van Verordening (EG)
nr. 1224/2009 zorgen de lidstaten ervoor dat Unievaartuigen die hun vlag
voeren en in de Unie zijn geregistreerd, in de periode van 1 januari tot 30
april niet langer dan het in hoofdstuk III van deze bijlage bepaalde aantal
dagen aanwezig zijn in het gebied wanneer zij gereglementeerd vistuig aan boord
hebben. Hoofdstuk II
Machtigingen 4. GEMACHTIGDE VAARTUIGEN 4.1. Een lidstaat mag vaartuigen die zijn vlag voeren, geen
toestemming verlenen om in de periode van 1 januari tot en met 30 april in het
betrokken gebied met gereglementeerd vistuig visserijactiviteiten te
verrichten, als deze vaartuigen in de periode 2009-2012 nog niet eerder
dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben verricht, tenzij
hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardige capaciteit, gemeten in kilowatt, aan de
visserij in het gebied wordt onttrokken. 4.2. Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en niet
eerder zeebaars in het betrokken gebied heeft gevangen, krijgt geen toestemming
om met gereglementeerd vistuig in het betrokken gebied te vissen, tenzij aan
het vaartuig inspanning is toegewezen overeenkomstig punt 8. Hoofdstuk III
Aan Unievaartuigen toegewezen aantal dagen aanwezigheid in het gebied 5. MAXIMUM AANTAL DAGEN Het maximum aantal zeedagen waarvoor een
lidstaat in 2015 een onder zijn vlag varend vaartuig mag toestaan om in het
gebied aanwezig te zijn met gereglementeerd vistuig aan boord, staat vermeld in
tabel I. Tabel I Maximum aantal dagen per jaar waarop een
vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn met gereglementeerd vistuig Gereglementeerd vistuig || Maximumaantal dagen Pelagische trawl met een maaswijdte in de kuil van meer dan 80 mm || [lidstaat later te bepalen] || p.m. [lidstaat later te bepalen] || p.m. [lidstaat later te bepalen] || p.m. [lidstaat later te bepalen] || p.m. 6. VANGSTBEPERKING
PER MAAND 6.1 Binnen het overeenkomstig punt 5 toegestane maximum aantal
zeedagen en binnen de in punt 3 bedoelde periode mag een Unievaartuig in een
kalendermaand niet meer vangen dan [p.m.] ton, uitgedrukt in levend gewicht. 6.2 Vaartuigen die niet voldoen aan de voorwaarden van punt 6.1
of het aantal aan hen toegewezen dagen overschrijden, krijgen geen toestemming
meer om in het gebied met het gereglementeerd vistuig te vissen. Hoofdstuk IV
Rapportageverplichtingen 7. VISSERIJINSPANNINGSVERSLAG Het geografische gebied als bedoeld in titel
IV, hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, is het gebied
dat wordt gespecificeerd in punt 2 van de onderhavige bijlage. Hoofdstuk V
Uitwisseling van visserijinspanning 8. OVERDRACHT VAN INSPANNING TUSSEN VAARTUIGEN Een lidstaat kan vissersvaartuigen die zijn
vlag voeren, toestaan om dagen tijdens welke zij in het gebied aanwezig mogen
zijn, voor hetzelfde gebied over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag
voert, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het
motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig gelijk is aan of kleiner is dan het
product van het door het overdragende vaartuig overgedragen aantal dagen en het
motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. BIJLAGE
III MAXIMUM
AANTAL VISMACHTIGINGEN
VOOR VAARTUIGEN VAN DE UNIE IN WATEREN VAN DERDE LANDEN Visgebied || Visserij || Aantal vismachtigingen || Verdeling van de vismachtigingen over de lidstaten || Maximum aantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen || Haring, ten noorden van 62° 00′ N || Nog vast te stellen || DK || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen || DE || Nog vast te stellen || FR || Nog vast te stellen || IE || Nog vast te stellen || NL || Nog vast te stellen || PL || Nog vast te stellen || SV || Nog vast te stellen || UK || Nog vast te stellen || Demersale soorten, ten noorden van 62° 00′ NB || Nog vast te stellen || DE || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen || IE || Nog vast te stellen || ES || Nog vast te stellen || FR || Nog vast te stellen || PT || Nog vast te stellen || UK || Nog vast te stellen || Niet toegewezen || Nog vast te stellen || Makreel (1) || Niet relevant || Niet relevant || || Nog vast te stellen || Soorten voor de industrievisserij, ten zuiden van 62° 00′ NB || Nog vast te stellen || DK || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen || UK || Nog vast te stellen || Wateren van de Faeröer || Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer || Nog vast te stellen || BE || Nog vast te stellen || p.m. || DE || Nog vast te stellen || FR || Nog vast te stellen || UK || Nog vast te stellen || Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met mazen niet kleiner dan 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62° 28′ NB en ten oosten van 6° 30′ WL || Nog vast te stellen || Niet relevant (2) || || Nog vast te stellen || Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden 1 maart-31 mei en 1 oktober-31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61° 20′ NB en 62° 00′ NB en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen || Nog vast te stellen || BE || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen || DE || Nog vast te stellen || FR || Nog vast te stellen || UK || Nog vast te stellen || Trawlvisserij op blauwe leng met netten met mazen niet kleiner dan 100 mm in het gebied ten zuiden van 61° 30′ NB en ten westen van 9° 00′ WL en in het gebied tussen 7° 00′ WL en 9° 00′ WL ten zuiden van 60° 30′ NB en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60° 30′ NB, 7° 00′ WL en 60° 00′ NB, 6° 00′ WL || Nog vast te stellen || DE (3) || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen || (4) FR (3) || Nog vast te stellen || UK (3) || Nog vast te stellen || Gerichte trawlvisserij op koolvis met netten met mazen niet kleiner dan 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt || Nog vast te stellen || Niet relevant || || Nog vast te stellen || (4) Visserij op blauwe wijting. Het totale aantal vismachtigingen kan met 4 vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, "main fishing area of blue whiting" genaamd, in te stellen || Nog vast te stellen || DE || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen || DK || Nog vast te stellen || FR || Nog vast te stellen || NL || Nog vast te stellen || UK || Nog vast te stellen || Lijnvisserij || Nog vast te stellen || UK || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen || Makreel || Nog vast te stellen || DK || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen || Haring, ten noorden van 61° NB || Nog vast te stellen || DK || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen || DE || Nog vast te stellen || IE || Nog vast te stellen || FR || Nog vast te stellen || NL || Nog vast te stellen || SV || Nog vast te stellen || UK || Nog vast te stellen || || || || || || || (1) Onverminderd de aanvullende vergunningen die naar vaste praktijk door Noorwegen aan Zweden worden toegekend. (2) Volgens de goedgekeurde notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor "Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer". (3) Maximumaantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn. || || (4) Dit aantal is begrepen in het aantal voor "Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer". BIJLAGE
IV ICCAT-VERDRAGSGEBIED[11] 1. Maximum aantal met de hengel of de sleeplijn vissende
Unievaartuigen die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan actief op
blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen
vissen Spanje || p.m. Frankrijk || p.m. Unie || p.m. 2. Maximum aantal Unievaartuigen die in het kader van de
ambachtelijke kustvisserij in de Middellandse Zee actief op blauwvintonijn
tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen Spanje || p.m. Frankrijk || p.m. Italië || p.m. Cyprus || p.m. Malta || p.m. Unie || p.m. 3. Maximum aantal Unievaartuigen die in de Adriatische Zee
actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen
vissen voor kweekdoeleinden Kroatië || p.m. Italië || p.m. Unie || p.m. 4. Maximum aantal en totale in brutoton
uitgedrukte capaciteit van de vissersvaartuigen van elke lidstaat die
blauwvintonijn mogen bevissen, aan boord houden, overladen, vervoeren of
aanlanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse
Zee Tabel A || Aantal vissersvaartuigen[12] || Cyprus || Griekenland[13] || Kroatië || Italië || Frankrijk || Spanje || Malta[14] Vaartuigen voor de visserij met de ringzegen || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Vaartuigen voor de visserij met de beug || p.m. [15] || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Met de hengel vissende vaartuigen || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Vaartuigen voor de visserij met de handlijn || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Trawlers || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Vaartuigen voor andere ambachtelijke visserij[16] || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Tabel B || Totale in brutoton uitgedrukte capaciteit || Cyprus || Kroatië || Griekenland || Italië || Frankrijk || Spanje || Malta Vaartuigen voor de visserij met de ringzegen || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Vaartuigen voor de visserij met de beug || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Met de hengel vissende vaartuigen || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Met de handlijn vissende vaartuigen || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Trawlers || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. Vaartuigen voor andere ambachtelijke visserij || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. 5. Maximum aantal tonnara's dat elke lidstaat in het
oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee mag
toestaan voor de visserij op blauwvintonijn || Aantal tonnara's Spanje || p.m. Italië || p.m. Portugal || p.m. [17] 6. Maximumcapaciteit voor het kweken en mesten
van blauwvintonijn voor elke lidstaat, en maximumhoeveelheid in het wild
gevangen blauwvintonijn die elke lidstaat over zijn kweek- en mestbedrijven in
het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee mag
verdelen Tabel A Maximumcapaciteit voor het kweken en mesten van tonijn || Aantal bedrijven || Capaciteit (in ton) Spanje || p.m. || p.m. Italië || p.m. || p.m. Griekenland || p.m. || p.m. Cyprus || p.m. || p.m. Kroatië || p.m. || p.m. Malta || p.m. || p.m. Tabel B Maximumhoeveelheid in het wild gevangen blauwvintonijn (in ton) Spanje || p.m. Italië || p.m. Griekenland || p.m. Cyprus || p.m. Kroatië || p.m. Malta || p.m. BIJLAGE
V CCAMLR-VERDRAGSGEBIED DEEL A
VERBOD OP GERICHTE VISSERIJ IN HET CCAMLR-VERDRAGSGEBIED Doelsoorten || Gebied || Gesloten tijd Haaien (alle soorten) || Verdragsgebied || Van 1 januari tot en met 31 december 2015 Notothenia rossii || FAO 48.1. Antarctische wateren, bij het Antarctisch Schiereiland FAO 48.2. Antarctische wateren, rond de South Orkneys FAO 48.3. Antarctische wateren, rond South Georgia || Van 1 januari tot en met 31 december 2015 Vinvis || FAO 48.1. Antarctische wateren(1) FAO 48.2. Antarctische wateren(1) || Van 1 januari tot en met 31 december 2015 Gobionotothen gibberifrons Chaenocephalus aceratus Pseudochaenichthys georgianus Lepidonotothen squamifrons Patagonotothen guntheri Electrona carlsbergi[18] || FAO 48.3. || Van 1 januari tot en met 31 december 2015 Dissostichus spp. || FAO 48.5. Antarctische wateren || Van 1 december 2013 tot en met 30 november 2015 Dissostichus spp. || FAO 88.3. Antarctische wateren(1) FAO 58.5.1. Antarctische wateren(1)(2) FAO 58.5.2. Antarctische wateren ten oosten van 79° 20' OL en buiten de EEZ ten westen van 79° 20' OL(1) FAO 58.4.4. Antarctische wateren(1)(2) FAO 58.6. Antarctische wateren(1) FAO 58.7. Antarctische wateren(1) || Van 1 januari tot en met 31 december 2015 Lepidonotothen squamifrons || FAO 58.4.4.(1)(2) || Van 1 januari tot en met 31 december 2015 Alle soorten met uitzondering van Champsocephalus gunnari en Dissostichus eleginoides || FAO 58.5.2. Antarctische wateren || Van 1 december 2014 tot en met 30 november 2015 Dissostichus mawsoni || FAO 48.4 Antarctische wateren(1) binnen het gebied begrensd door breedtegraden 55° 30' ZB en 57° 20' ZB en lengtegraden 25° 30' WL en 29° 30' WL || Van 1 januari tot en met 31 december 2015 (1) Behalve voor wetenschappelijk onderzoek. (2) Met uitzondering van wateren onder nationale jurisdictie (EEZ's). DEEL B
TAC's EN BIJVANGSTBEPERKINGEN VOOR EXPERIMENTELE VISSERIJ IN HET
CCAMLR-VERDRAGSGEBIED IN 2014/2015 Deelgebied/Sector || Regio || Seizoen || SSRU's || Vangstbeperking voor Dissostichus spp. (in ton) || Bijvangstbeperking (in ton)(1) SSRU || Grenswaarde || Roggen || Macrourus spp. || Andere soorten 58.4.1. || Gehele sector || 1 december 2014 || A, B, F || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. tot || C (2) || p.m. 30 november 2015 || D (2) || p.m. || E || p.m. || G (2) || p.m. || H (2) || p.m. 58.4.2. || Gehele sector || 1 december 2014 || A, B, C, D || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. tot || E || p.m. 30 november 2015 || || 58.4.3a. || Gehele sector || 1 mei 2015 || || || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. tot || Niet relevant || 31 augustus 2015 || || 88.1. || Gehele deelgebied || 1 december 2014 || A, D, E, F, M || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. tot || B, C, G || p.m. || A, D, E, F, M || p.m. || A, D, E, F, M || p.m. || A, D, E, F, M || p.m. 31 augustus 2015 || H, I, K || p.m. || B, C, G || p.m. || B, C, G || p.m. || B, C, G || p.m. || J, L || p.m. || H, I, K || p.m. || H, I, K || p.m. || H, I, K || p.m. || || || J, L || p.m. || J, L || p.m. || J, L || p.m. 88.2. || Ten zuiden van 65° ZB || 1 december 2014 || A, B, I || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. || p.m. tot || C, D, E, F, G || p.m. || A, B, I || p.m. || A, B, I || p.m. || A, B, I || p.m. 31 augustus 2015 || H || p.m. || C, D, E, F, G || p.m. || C, D, E, F, G || p.m. || C, D, E, F, G || p.m. || || || H || p.m. || H || p.m. || H || p.m. (1) Regels inzake vangstbeperkingen voor bijvangstsoorten per SSRU, die binnen de totale bijvangstbeperkingen per deelgebied van toepassing zijn: – roggen: p.m. % van de in het kader van de vangstbeperking voor Dissostichus spp. vastgestelde hoeveelheid, of p.m. ton, al naargelang welke hoeveelheid het grootst is; – Macrourus spp.: p.m. % van de in het kader van de vangstbeperking voor Dissostichus spp. vastgestelde hoeveelheid, of p.m. ton, al naargelang welke hoeveelheid het grootst is, met uitzondering van statistische sector 58.4.3a en statistisch deelgebied 88.1; – andere soorten samen: p.m. ton per SSRU. (2) Met inbegrip van een vangstbeperking van p.m. ton teneinde Spanje de mogelijkheid te bieden in 2015/2016 een experiment betreffende de uitputting van bestanden uit te voeren. Aanhangsel van bijlage V, deel B Lijst
van kleine onderzoeksvakken (SSRU's) Regio || SSRU || Grenslijn 48.6 || A || Van 50° ZB 20° WL, pal oost naar 1° 30' OL, pal zuid naar 60° ZB, pal west naar 20° WL, pal noord naar 50° ZB. || B || Van 60° ZB 20° WL, pal oost naar 10° WL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 20° WL, pal noord naar 60° ZB. || C || Van 60° ZB 10° WL, pal oost naar de 0°-lengtegraad, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 10° WL, pal noord naar 60° ZB. || D || Van 60° ZB 0°-lengtegraad, pal oost naar 10° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot de 0°-lengtegraad, pal noord naar 60° ZB. || E || Van 60° ZB 10° OL, pal oost naar 20° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 10° OL, pal noord naar 60° ZB. || F || Van 60° ZB 20° OL, pal oost naar 30° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 20° OL, pal noord naar 60° ZB. || G || Van 50° ZB 1° 30' OL, pal oost naar 30° OL, pal zuid naar 60° ZB, pal west naar 1° 30' OL, pal noord naar 50° ZB. 58.4.1 || A || Van 55° ZB 86° OL, pal oost naar 150° OL, pal zuid naar 60° ZB, pal west naar 86° OL, pal noord naar 55° ZB. || B || Van 60° ZB 86° OL, pal oost naar 90° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 80° OL, pal noord naar 64° ZB, pal oost naar 86° OL, pal noord naar 60° ZB. || C || Van 60° ZB 90° OL, pal oost naar 100° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 90° OL, pal noord naar 60° ZB. || D || Van 60° ZB 100° OL, pal oost naar 110° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 100° OL, pal noord naar 60° ZB. || E || Van 60° ZB 110° OL, pal oost naar 120° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 110° OL, pal noord naar 60° ZB. || F || Van 60° ZB 120° OL, pal oost naar 130° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 120° OL, pal noord naar 60° ZB. || G || Van 60° ZB 130° OL, pal oost naar 140° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 130° OL, pal noord naar 60° ZB. || H || Van 60° ZB 140° OL, pal oost naar 150° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 140° OL, pal noord naar 60° ZB. 58.4.2 || A || Van 62° ZB 30° OL, pal oost naar 40° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 30° OL, pal noord naar 62° ZB. || B || Van 62° ZB 40° OL, pal oost naar 50° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 40° OL, pal noord naar 62° ZB. || C || Van 62° ZB 50° OL, pal oost naar 60° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 50° OL, pal noord naar 62° ZB. || D || Van 62° ZB 60° OL, pal oost naar 70° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 60° OL, pal noord naar 62° ZB. || E || Van 62° ZB 70° OL, pal oost naar 73° 10' OL, pal zuid naar 64° ZB, pal oost naar 80° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 70° OL, pal noord naar 62° ZB. 58.4.3a || A || Hele sector, van 56° ZB 60° OL, pal oost naar 73° 10' OL, pal zuid naar 62° ZB, pal west naar 60° OL, pal noord naar 56° ZB. 58.4.3b || A || Van 56° ZB 73° 10' OL, pal oost naar 79° OL, zuid tot 59° ZB, pal west naar 73° 10' OL, pal noord naar 56° ZB. || B || Van 60° ZB 73° 10' OL, pal oost naar 86° OL, zuid tot 64° ZB, pal west naar 73° 10' OL, pal noord naar 60° ZB. || C || Van 59° ZB 73° 10' OL, pal oost naar 79° OL, zuid tot 60° ZB, pal west naar 73° 10' OL, pal noord naar 59° ZB. || D || Van 59° ZB 79° OL, pal oost naar 86° OL, zuid tot 60° ZB, pal west naar 79° OL, pal noord naar 59° ZB. || E || Van 56° ZB 79° OL, pal oost naar 80° OL, pal noord naar 55° ZB, pal oost naar 86° OL, zuid tot 59° ZB, pal west naar 79° OL, pal noord naar 56° ZB. 58.4.4 || A || Van 51° ZB 40° OL, pal oost naar 42° OL, pal zuid naar 54° ZB, pal west naar 40° OL, pal noord naar 51° ZB. || B || Van 51° ZB 42° OL, pal oost naar 46° OL, pal zuid naar 54° ZB, pal west naar 42° OL, pal noord naar 51° ZB. || C || Van 51° ZB 46° OL, pal oost naar 50° OL, pal zuid naar 54° ZB, pal west naar 46° OL, pal noord naar 51° ZB. || D || Hele sector uitgezonderd SSRU's A, B en C, en met buitengrens van 50° ZB 30° OL, pal oost naar 60° OL, pal zuid naar 62° ZB, pal west naar 30° OL, pal noord naar 50° ZB. 58.6 || A || Van 45° ZB 40° OL, pal oost naar 44° OL, pal zuid naar 48° ZB, pal west naar 40° OL, pal noord naar 45° ZB. || B || Van 45° ZB 44° OL, pal oost naar 48° OL, pal zuid naar 48° ZB, pal west naar 44° OL, pal noord naar 45° ZB. || C || Van 45° ZB 48° OL, pal oost naar 51° OL, pal zuid naar 48° ZB, pal west naar 48° OL, pal noord naar 45° ZB. || D || Van 45° ZB 51° OL, pal oost naar 54° OL, pal zuid naar 48° ZB, pal west naar 51° OL, pal noord naar 45° ZB. 58.7 || A || Van 45° ZB 37° OL, pal oost naar 40° OL, pal zuid naar 48° ZB, pal west naar 37° OL, pal noord naar 45° ZB. 88.1 || A || Van 60° ZB 150° OL, pal oost naar 170° OL, pal zuid naar 65° ZB, pal west naar 150° OL, pal noord naar 60° ZB. || B || Van 60° ZB 170° OL, pal oost naar 179° OL, pal zuid naar 66° 40′ ZB, pal west naar 170° OL, pal noord naar 60° ZB. || C || Van 60° ZB 179° OL, pal oost naar 170° WL, pal noord naar 70° ZB, pal west naar 178° WL, pal noord naar 66° 40′ ZB, pal west naar 179° OL, pal noord naar 60° ZB || D || Van 65° ZB 150° OL, pal oost naar 160° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 150° OL, pal noord naar 65° ZB. || E || Van 65° ZB 160 ° OL, pal oost naar 170 ° OL, pal zuid naar 68 ° 30′ ZB, pal west naar 160 ° OL, pal noord naar 65° ZB. || F || Van 68° 30' ZB 160° OL, pal oost naar 170° OL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 160° OL, pal noord naar 68° 30' ZB. || G || Van 66° 40' ZB 170° OL, pal oost naar 178° WL, pal zuid naar 70° ZB, pal west naar 178° 50' OL, pal zuid naar 70° 50' ZB, pal west naar 170° OL, pal noord naar 66° 40' ZB. || H || Van 70° 50' ZB 170° OL, pal oost naar 178° 50' OL, pal zuid naar 73° ZB, pal west naar de kust, noordwaarts langs de kust tot 170° OL, pal noord naar 70° 50' ZB. || I || Van 70 ° ZB 178° 50′ OL, pal oost naar 170° WL, pal zuid naar 73 ° ZB, pal west naar 178° 50′ OL, pal noord naar 70 ° ZB. || J || Van 73° ZB aan de kust nabij 170° OL, pal oost naar 178° 50' OL, pal zuid naar 80° ZB, pal west naar 170° OL, noordwaarts langs de kust tot 73° ZB. || K || Van 73 ° ZB 178° 50′ OL, pal oost naar 170° WL, pal zuid naar 76 ° ZB, pal west naar 178° 50′ OL, pal noord naar 73 ° ZB. || L || Van 76 ° ZB 178° 50′ OL, pal oost naar 170° WL, pal zuid naar 80 ° ZB, pal west naar 178° 50′ OL, pal noord naar 76 ° ZB. || M || Van 73° ZB aan de kust nabij 169° 30' OL, pal oost naar 170° OL, pal zuid naar 80° ZB, pal west naar de kust, noordwaarts langs de kust tot 73° ZB. 88.2 || A || Van 60° ZB 170° WL, pal oost naar 160° WL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 170° WL, pal noord naar 60° ZB. || B || Van 60° ZB 160° WL, pal oost naar 150° WL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 160° WL, pal noord naar 60° ZB. || C || Van 70° 50' ZB 150° WL, pal oost naar 140° WL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 150° WL, pal noord naar 70° 50' ZB. || D || Van 70° 50' ZB 140° WL, pal oost naar 130° WL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 140° WL, pal noord naar 70° 50' ZB. || E || Van 70° 50' ZB 130° WL, pal oost naar 120° WL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 130° WL, pal noord naar 70° 50' ZB. || F || Van 70° 50' ZB 120° WL, pal oost naar 110° WL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 120° WL, pal noord naar 70° 50' ZB. || G || Van 70° 50' ZB 110° WL, pal oost naar 105° WL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 110° WL, pal noord naar 70° 50' ZB. || H || Van 65° ZB 150° WL, pal oost naar 105° WL, pal zuid naar 70° 50′ ZB, pal west naar 150° WL, pal noord naar 65° ZB. || I || Van 60° ZB 150° WL, pal oost naar 105° WL, pal zuid naar 65° ZB, pal west naar 150° WL, pal noord naar 60° ZB. 88.3 || A || Van 60° ZB 105° WL, pal oost naar 95° WL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 105° WL, pal noord naar 60° ZB. || B || Van 60° ZB 95° WL, pal oost naar 85° WL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 95° WL, pal noord naar 60° ZB. || C || Van 60° ZB 85° WL, pal oost naar 75° WL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 85° WL, pal noord naar 60° ZB. || D || Van 60° ZB 75° WL, pal oost naar 70° WL, pal zuid naar de kust, westwaarts langs de kust tot 75° WL, pal noord naar 60° ZB. DEEL C BIJLAGE 21-03/A KENNISGEVING
VAN HET VOORNEMEN OM DEEL TE NEMEN AAN DE VISSERIJ OP EUPHAUSIA SUPERBA
Algemene informatie Lid: Visseizoen: Naam van het vaartuig: Verwacht vangstniveau (ton): Deelgebieden en sectoren voor de voorgenomen
visserij Deze instandhoudingsmaatregel geldt voor
kennisgevingen van het voornemen om te vissen op Antarctisch krill in
deelgebieden 48.1,48.2, 48.3 en 48.4 en sectoren 58.4.1 en 58.4.2. Van het
voornemen om te vissen op Antarctisch krill in andere deelgebieden en sectoren
moet kennis worden gegeven overeenkomstig instandhoudingsmaatregel 21-02. Deelgebied/Sector || Kruis de passende vakjes aan 48.1 || □ 48.2 || □ 48.3 || □ 48.4 || □ 58.4.1 || □ 58.4.2 || □ Vangsttechniek: Kruis de passende vakjes aan □
Conventioneel sleepnet □ Continu
vissysteem □
Pomptechniek om de kuil leeg te maken □ Andere
methode: Gelieve te specificeren Productsoorten en methoden die worden gebruikt
voor de directe raming van het onverwerkte gewicht aan gevangen Antarctisch
krill Productsoort || Methode die wordt gebruikt voor de directe raming van het onverwerkte gewicht aan gevangen Antarctisch krill, indien van toepassing (zie bijlage 21-03/B)1 Heel - bevroren || Gekookt || Meel || Olie || Ander product (gelieve te specificeren) || 1 Geef
een gedetailleerde beschrijving van de methode indien deze niet is vermeld in
bijlage 21-03/B ______________ Netconfiguratie Netafmetingen || Net 1 || Net 2 || Ander net/andere netten Netopening (mond) || || || Maximale verticale opening (m) || || || Maximale horizontale opening (m) || || || Netomtrek aan de mond1 (m) || || || Oppervlakte mond (m2) || || || Gemiddelde maaswijdte netpanelen3 (mm) || Buitenzijde2 || Binnenzijde2 || Buitenzijde2 || Binnenzijde2 || Buitenzijde2 || Binnenzijde2 1e paneel || || || || || || 2e paneel || || || || || || 3e paneel || || || || || || … || || || || || || Eindpaneel (kuil) || || || || || || 1 Naar verwachting in operationele
omstandigheden. 2 Wijdte van buitenmazen, en van binnenmazen
wanneer een binnennet wordt gebruikt. 3 Binnenmaat van gestrekte maas op basis van de procedure
in instandhoudingsmaatregel 22-01. Netdiagram(men):
_________ Voor elk gebruikt net of voor elke
wijziging in de netconfiguratie, zie het betrokken netdiagram in de
vistuigbibliotheek van de CCAMLR, indien beschikbaar (www.ccamlr.org/node/74407), of dien een gedetailleerd diagram en een gedetailleerde beschrijving
in voor de volgende vergadering van de WG‑EMM. De netdiagrammen moeten de
volgende informatie bevatten: 1. lengte en breedte van elk paneel
van het sleepnet (voldoende gedetailleerd om de berekening van de hoek van elk
paneel met de waterstroom mogelijk te maken); 2. de maaswijdte (binnenmaat van
de gestrekte maas, op basis van de procedure in instandhoudingsmaatregel 22-01),
vorm van de maas (bijv. diamantvorm) en materiaal (bijv. polypropyleen); 3. de constructie van de mazen
(bijv. geknoopt, gelast); 4. nadere gegevens over de linten
("streamers") die in het sleepnet worden gebruikt (ontwerp, plaats op
de panelen; vul "geen" in indien geen linten worden gebruikt); deze
linten voorkomen dat Antarctisch krill de mazen verstopt of kan ontkomen. Inrichting voor het weren van zeezoogdieren Diagram(men) van de inrichting: _________ Voor elk type inrichting dat wordt gebruikt
of voor elke wijziging in de configuratie van de inrichting, zie het betrokken
diagram in de vistuigbibliotheek van de CCAMLR, indien beschikbaar (www.ccamlr.org/node/74407), of dien een gedetailleerd diagram en een
gedetailleerde beschrijving in voor de volgende vergadering van de WG‑EMM. Verzamelen van akoestische gegevens Verstrek informatie over de echolood- en
sonartoestellen die door het vaartuig worden gebruikt. Type (bijv. echolood, sonar) || || || Fabrikant || || || Model || || || Transducerfrequenties (kHz) || || || Verzamelen van akoestische gegevens
(gedetailleerde omschrijving): __________ Beschrijf de maatregelen die zullen worden
genomen voor het verzamelen van akoestische gegevens met het oog op het
verstrekken van informatie over de verspreiding en de omvang van het bestand
van Euphausia superba en andere pelagische soorten zoals Myctophidae en
Salpidae (SC-CAMLR-XXX, punt 2.10). BIJLAGE 21-03/B RICHTSNOEREN
VOOR DE RAMING VAN HET ONVERWERKTE GEWICHT AAN GEVANGEN ANTARCTISCH KRILL Methode || Formule (kg) || Kenmerk Omschrijving || Soort || Ramingsmethode || Eenheid Volume opslagtank || W*L*H*ρ*1 000 || W = breedte tank || Constant || Meting bij de aanvang van de visserijactiviteit || m L = lengte van de tank || Constant || Meting bij de aanvang van de visserijactiviteit || m ρ = dichtheid van het monster || Variabel || Omzetting van volume naar massa || kg/ l H = hoogte van Antarctisch krill in tank || Specifiek voor de trek || Directe waarneming || m || || || || || Doorstromingsmeter || V*Fkrill* ρ || V = volume van Antarctisch krill en water samen || Specifiek voor de trek1 || Directe waarneming || l F krill = fractie van Antarctisch krill in het monster || Specifiek voor de trek1 || Volumecorrectie doorstromingsmeter || - ρ = dichtheid van het Antarctisch krill in het monster || Variabel || Omzetting van volume naar massa || kg/ l || || || || || Bandweegschaal || M*(1–F) || M = massa van Antarctisch krill en water samen || Specifiek voor de trek2 || Directe waarneming || kg F = fractie van water in het monster || Variabel || Massacorrectie bandweegschaal || - || || || || || || || Mtray = massa van de lege opvangbak || Constant || Directe waarneming vóór het vissen || kg Opvangbak || (M–Mtray)*N || M = gemiddelde massa van Antarctisch krill en opvangbak samen || Variabel || Directe waarneming, vóór het invriezen, uitgelekt || kg || || N = aantal opvangbakken || Specifiek voor de trek || Directe waarneming || - || || || || || Omzetting in meel || Mmeal*MCF || Mmeal = massa geproduceerd meel || Specifiek voor de trek || Directe waarneming || kg MCF = meelomzettingsfactor || Variabel || Omzetting van meel naar volledig krill || - || || || || || Volume van de kuil || W*H*L*ρ*π/4*1 000 || W = breedte van de kuil || Constant || Meting bij de aanvang van de visserijactiviteit || m H = hoogte van de kuil || Constant || Meting bij de aanvang van de visserijactiviteit || m ρ = dichtheid van het monster || Variabel || Omzetting van volume naar massa || kg/ l L = lengte van de kuil || Specifiek voor de trek || Directe waarneming || m || || || || || Andere || Gelieve te specificeren || || || || 1 Individuele trek wanneer gebruik wordt gemaakt
van een conventioneel sleepnet, of geïntegreerd over een periode van zes uur
wanneer gebruik wordt gemaakt van een continu vissysteem. 2 Individuele trek wanneer gebruik wordt gemaakt
van een conventioneel sleepnet, of per periode van twee uur wanneer gebruik
wordt gemaakt van een continu vissysteem. Stappen van
de waarneming en frequentie Volume opslagtank Bij de aanvang van de visserij Meet de breedte en
de lengte van de opslagtank (indien de tank niet rechthoekig is, kunnen de
extra metingen nodig zijn; nauwkeurigheid ±0,05 m). Elke maand1 Maak een raming van de omzetting van volume
naar massa op basis van de uitgelekte massa Antarctisch krill in een bekend
volume (bijv. 10 liter) dat uit de opslagtank is genomen. Elke trek Meet de hoogte van het Antarctisch krill in de
tank (indien het Antarctisch krill tussen de trekken in de tank wordt bewaard,
meet dan het verschil in hoogte: nauwkeurigheid ±0,1 m).
Maak een raming van het
onverwerkte gewicht van het gevangen Antarctisch krill (met gebruikmaking van
de formule). Doorstromingsmeter Voorafgaand aan de visserij Verifieer of de
doorstromingsmeter volledig Antarctisch krill meet (d.w.z. vóór verwerking). Elke maand1 Maak een raming van de omzetting van volume
naar massa (ρ) op basis van de uitgelekte massa Antarctisch krill in een
bekend volume (bijv. 10 liter) dat uit de doorstromingsmeter is genomen. Elke trek2 Neem een monster uit de doorstromingsmeter en: bepaal het volume
(bijv. 10 liter) van Antarctisch krill en water samen; maak een raming van
de volumecorrectie van de doorstromingsmeter op basis van het uitgelekt volume
aan Antarctisch krill; maak een raming van
het onverwerkte gewicht van het gevangen Antarctisch krill (met gebruikmaking
van de formule). Bandweegschaal Voorafgaand aan de visserij Verifieer of de
bandweegschaal volledig Antarctisch krill meet (d.w.z. vóór verwerking). Elke trek2 Neem een monster uit de bandweegschaal en: bepaal de massa van
Antarctisch krill en water samen; maak een raming van
de massacorrectie van de bandweegschaal op basis van het uitgelekt volume aan
Antarctisch krill; maak een raming van
het onverwerkte gewicht van het gevangen Antarctisch krill (met gebruikmaking
van de formule). Opvangbak Voorafgaand aan de visserij Bepaal de massa
van de opvangbak (indien er verschillende types opvangbakken zijn, moet de
massa van elk type worden bepaald; nauwkeurigheid ±0,1 kg). Elke trek Bepaal de massa van Antarctisch krill en
opvangbak samen (nauwkeurigheid ±0,1 kg). Tel het aantal
gebruikte opvangbakken (indien er verschillende types opvangbakken zijn, moet
het aantal opvangbakken van elk type worden geteld). Maak een raming van
het onverwerkte gewicht van het gevangen Antarctisch krill (met gebruikmaking
van de formule). Omzetting in meel Elke maand1 Maak een raming van de omzetting van meel naar
volledig krill door 1 000 tot 5 000 kg aan (uitgelekt) volledig
Antarctisch krill te verwerken. Elke trek Bepaal de massa geproduceerd meel. Maak een raming van
het onverwerkte gewicht van het gevangen Antarctisch krill (met gebruikmaking
van de formule). Volume van de kuil Bij de aanvang van de visserij Meet de breedte en
de hoogte van de kuil (nauwkeurigheid ± 0,1 m). Elke maand1 Maak een raming van de omzetting van volume
naar massa op basis van de uitgelekte massa Antarctisch krill in een bekend
volume (bijv. 10 liter) dat uit de kuil is genomen. Elke trek Meet de lengte van het gedeelte van de kuil
dat Antarctisch krill bevat (nauwkeurigheid ± 0,1 m). Maak een raming van
het onverwerkte gewicht van het gevangen Antarctisch krill (met gebruikmaking
van de formule). 1 Ten minste maandelijks te meten (vaker indien
haalbaar); een nieuwe periode van een maand vangt aan wanneer het vaartuig zich
naar een nieuw deelgebied of een nieuwe sector begeeft. 2 Individuele trek wanneer gebruik wordt gemaakt
van een conventioneel sleepnet, of geïntegreerd over een periode van zes uur
wanneer gebruik wordt gemaakt van een continu vissysteem. BIJLAGE VI IOTC-VERDRAGSGEBIED 1. Maximum aantal vaartuigen van de Unie dat in het
IOTC-verdragsgebied op tropische tonijn mag vissen Lidstaat || Maximum aantal vaartuigen || Capaciteit (brutotonnage) Spanje || 22 || 61 364 Frankrijk || 22 || 33 604 Portugal || 5 || 1 627 Unie || 49 || 96 595 2. Maximum aantal Unievaartuigen dat in het
IOTC-verdragsgebied op zwaardvis en witte tonijn mag vissen Lidstaat || Maximum aantal vaartuigen || Capaciteit (brutotonnage) Spanje || 27 || 11 590 Frankrijk || 41 || 5 382 Portugal || 15 || 6 925 Verenigd Koninkrijk || 4 || 1 400 Unie || 87 || 25 297 3. De in punt 1 vermelde vaartuigen mogen in
het IOTC-verdragsgebied tevens op zwaardvis en witte tonijn vissen. 4. De in punt 2 vermelde vaartuigen mogen in het
IOTC-verdragsgebied tevens op tropische tonijn vissen. BIJLAGE
VII WCPFC-VERDRAGSGEBIED Maximumaantal vaartuigen van de Unie dat op
zwaardvis mag vissen in het WCPFC-verdragsgebied ten zuiden van 20° ZB Spanje || p.m. Unie || p.m. BIJLAGE VIII KWANTITATIEVE
BEPERKINGEN INZAKE VISMACHTIGINGEN
VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN DIE IN DE WATEREN VAN DE UNIE VISSEN Vlaggenstaat || Visserij || Aantal vismachtigingen || Maximum aantal vaartuigen dat op elk moment in het gebied aanwezig mag zijn Noorwegen || Haring, ten noorden van 62° 00' NB || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen Faeröer || Makreel, VIa (ten noorden van 56° 30' NB), IIa, IVa (ten noorden van 59º NB) Horsmakreel, IV, VIa (ten noorden van 56° 30′ NB), VIIe, VIIf, VIIh || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen Haring, ten noorden van 62° 00' NB || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen Haring, IIIa || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen Industriële visserij op Noorse kever, IV, VIa (ten noorden van 56° 30′ NB) (inclusief onvermijdbare bijvangsten van blauwe wijting) || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen Leng en lom || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen Blauwe wijting, II, VIa (ten noorden van 56° 30′ N), VIb, VII (ten westen van 12° 00′ W) || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen Blauwe leng || Nog vast te stellen || Nog vast te stellen Venezuela[19] || Snappers (wateren van Frans-Guyana) || p.m. || p.m. [1] Verordening (EG) nr. 1954/2003
van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserijinspanning
voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap (PB L 289 van
7.11.2003, blz. 1). [2] Verordening (EG) nr. 1198/2006
van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (PB L 223 van
15.8.2006, blz. 1). [3] Verordening (EG) nr. 744/2008
van de Raad van 24 juli 2008 tot instelling van een tijdelijke specifieke actie
ter bevordering van de herstructurering van de door de economische crisis
getroffen vissersvloten van de Europese Gemeenschap (PB L 202 van 31.7.2008,
blz. 1). [4] Verordening (EG) nr. 199/2008
van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair
kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de
visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het
gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1). [5] Relevante informatie voor de
verstrekking van gegevens volgens een format met vaste lengte. [6] Verordening (EEG) nr. 1381/87
van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking
tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord
van die vaartuigen (PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9). [7] Relevante
informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een format met vaste
lengte. [8] Relevante informatie voor de
verstrekking van gegevens volgens een format met vaste lengte. [9] Relevante informatie voor de
verstrekking van gegevens volgens een format met vaste lengte. [10] Relevante informatie voor de
verstrekking van gegevens volgens een format met vaste lengte. [11] De in de punten 1, 2 en 3
vermelde aantallen kunnen naar beneden worden bijgesteld om aan de
internationale verplichtingen van de Unie te voldoen. [12] De in deze tabel A van
punt 4 opgevoerde aantallen kunnen nog worden verhoogd, op voorwaarde dat
aan de internationale verplichtingen van de Unie wordt voldaan. [13] Een middelgroot vaartuig voor de
visserij met de ringzegen mag door niet meer dan 10 vaartuigen voor de visserij
met de beug worden vervangen. [14] Een middelgroot vaartuig voor de
visserij met de ringzegen mag door niet meer dan 10 vaartuigen voor de visserij
met de beug worden vervangen. [15] Polyvalente vaartuigen, die
gebruik maken van verschillende soorten vistuig. [16] Polyvalente vaartuigen, die
gebruik maken van verschillende soorten vistuig (beug, handlijn, sleeplijn). [17] Dit aantal kan nog worden
verhoogd, op voorwaarde dat aan de internationale verplichtingen van de Unie
wordt voldaan. [18] Behalve voor wetenschappelijk
onderzoek. [19] Voordat deze vismachtigingen
worden afgegeven, moet worden aangetoond dat er een geldig contract bestaat
tussen de scheepseigenaar die de machtiging aanvraagt en een in het departement
Frans-Guyana gevestigd verwerkingsbedrijf, en dat in dat contract staat dat ten
minste 75 % van de door het betrokken vaartuig gevangen snappers in dat
departement moet worden aangeland voor verwerking in dat bedrijf. Dit contract
moet worden geviseerd door de Franse autoriteiten, die zich ervan moeten
vergewissen dat het in overeenstemming is met zowel de capaciteit van het verwerkende
bedrijf waarmee het is gesloten als met de doelstellingen voor de ontwikkeling
van de economie in Frans-Guyana. Een afschrift van het naar behoren geviseerde
contract moet bij de vismachtigingsaanvraag worden gevoegd. Wanneer
bovenbedoelde bekrachtiging wordt geweigerd, maken de Franse autoriteiten deze
weigering bekend en vermelden zij de redenen ervoor aan de betrokken partij en
aan de Commissie.