Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014PC0613

    Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor Unievissersvaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen

    /* COM/2014/0613 final - 2014/0284 (NLE) */

    52014PC0613

    Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor Unievissersvaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen /* COM/2014/0613 final - 2014/0284 (NLE) */


    TOELICHTING

    1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel Bestanden van diepzeevissen zijn bestanden die worden bevist in wateren buiten de voornaamste visgronden op het continentaal plat. Zij komen voor op de continentale hellingen of in de nabijheid van onderzeese bergen. Het gaat in de meeste gevallen om traaggroeiende en langlevende soorten, die juist vanwege die kenmerken bijzonder kwetsbaar zijn voor visserijactiviteiten. Een andere belangrijke reden waarom een soort kwetsbaar is voor bevissing, is dat deze bevist kan worden in plaatselijke concentraties, met name in de paaitijd. Dat geldt voor Atlantische slijmkop, blauwe leng en beryciden. Wanneer diepzeevisserij ongelimiteerd wordt toegestaan, ontstaat er net als voor alle natuurlijke visbestanden een wedloop tussen de visserijondernemingen om zich een gratis hulpbron toe te eigenen, weliswaar zonder daarbij voldoende rekening te houden met de duurzame exploitatieniveaus. Bij sommige diepzeesoorten is dit duidelijk het geval geweest, tot de Europese Unie in 2003 begon met het reglementeren van deze bestanden. Zo zijn waardevolle bestanden Atlantische slijmkop in de noodwestelijke wateren en zeebrasem in de Golf van Biskaje inmiddels uitgeput. Daarom is beperking van de visserijactiviteit een noodzakelijke vorm van openbare interventie om de afkalving van de inkomens van de vissers te voorkomen, de exploitatie om te buigen in de richting van hogere opbrengsten op de lange termijn, en de impact van de plotseling geringere omvang van bepaalde vispopulaties op het ecosysteem en het voedselweb te beperken. In het geval van diepzeesoorten is deze openbare interventie van bijzonder belang, omdat het herstel van uitgeputte bestanden waarschijnlijk zeer lang zal duren en mogelijk zelfs zal uitblijven. De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) brengt elke twee jaar een uitgebreid onderzoek uit over de biologische situatie van de diepzeebestanden. Het meest recente ICES-advies dateert van mei 2014. Dit voorstel voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden is gebaseerd op nader onderzoek dat het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) in juni 2014 heeft uitgevoerd in aansluiting op dat van de ICES. Uit het advies van de ICES en het WTECV blijkt dat de meeste diepzeebestanden nog steeds niet op duurzame wijze worden geëxploiteerd en dat om de duurzaamheid van die bestanden te verzekeren, de desbetreffende vangstmogelijkheden verder moeten worden verlaagd totdat de ontwikkeling van de bestanden een positieve trend te zien geeft.  Dit is het fundament voor de vastlegging van de vangstmogelijkheden voor diepzeesoorten overeenkomstig het beginsel in artikel 3, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, waar is bepaald dat onder meer wetenschappelijk advies de leidraad moet zijn bij de besluitvorming in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

    Algemene context Vissen op diepzeesoorten wordt in de Europese Unie sinds 2003 gereglementeerd aan de hand van de totaal toegestane vangsten ("total allowable catches" of TAC’s) per soort en per gebied, en in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan aan de hand van de maximaal toegestane visserijinspanning. Voor 2013 en 2014 zijn de totaal toegestane vangsten voor bepaalde diepzeesoorten vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad van 20 december 2012 tot vaststelling, voor 2013 en 2014, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen[1]. De vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden is een exclusieve bevoegdheid van de Unie. De verplichtingen inzake de duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen zijn vastgelegd in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Met name krachtens lid 2 van dat artikel 2 moet een voorzorgsbenadering van het visserijbeheer worden toegepast (als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 8, van die verordening) en dient het gemeenschappelijk visserijbeleid gericht te zijn op het herstel en behoud van de maximale duurzame opbrengst (MSY). Krachtens artikel 16, lid 4, van die verordening moeten de vangstmogelijkheden bovendien worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 2, lid 2, bedoelde doelstellingen. Voorts moeten de vangstmogelijkheden voor de diepzeevisserij worden vastgesteld in overeenstemming met de internationale overeenkomsten, onder meer de overeenkomst van de Verenigde Naties van 1995 betreffende de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende bestanden en bestanden van over grote afstanden trekkende soorten (hierna de "VN-visbestandenovereenkomst van 1995" genoemd). Met name is voorzichtigheid geboden wanneer de informatie onzeker, onbetrouwbaar of niet adequaat is. Op grond van artikel 6, lid 2, van de VN-visbestandenovereenkomst van 1995 mag het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie niet worden gebruikt als reden om instandhoudings- en beheersmaatregelen uit te stellen of achterwege te laten. De voorgestelde TAC's sporen ook met de internationale richtsnoeren voor het beheer van de diepzeevisserij op volle zee die in 2008 door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) zijn vastgesteld en in verschillende resoluties van de Algemene Vergadering van de VN zijn bevestigd (resoluties 61/105 van 2007, 64/72 van 2009 en 66/231 van 2011). Weliswaar wordt een aantal diepzeebestanden ook door andere visserijnaties bevist, met name Noorwegen, IJsland, de Faeröer en Rusland, en moet ernaar worden gestreefd om tot een overeenkomst over geharmoniseerde beheersmaatregelen te komen met die landen of, voor zover de bestanden in de internationale wateren leven, in het kader van de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC), maar in afwachting van dergelijke overeenkomsten zijn unilaterale maatregelen voor vaartuigen van de Europese Unie nodig om de hierboven bedoelde negatieve consequenties van ongereglementeerde visserij en de uitputting van bestanden te voorkomen.

    Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied De bestaande bepalingen op het gebied van het voorstel zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad en zijn geldig tot en met 31 december 2014. De bepalingen zijn gekoppeld aan Verordening (EG) nr. 2347/2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften[2].

    Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU De voorgestelde maatregelen zijn opgesteld overeenkomstig de doelstellingen en de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en zijn in overeenstemming met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.

    2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

    Raadpleging van belanghebbende partijen

    Het voorstel is opgesteld op basis van de beginselen en de richtsnoeren van de Mededeling van de Commissie betreffende een raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2015 (COM(2014) 388 final) waarin de Commissie voor alle bestanden uiteenzet welke standpunten en bedoelingen aan de basis liggen van haar voorstellen voor vangstmogelijkheden in 2015. De Commissie pleegt op basis van deze mededeling breed overleg met de belanghebbenden, het maatschappelijk middenveld, de lidstaten en het grote publiek.

    Het voorstel nader bekeken

    Op slechts één geval na (rondneusgrenadier) kunnen wetenschappers op basis van de beschikbare informatie over alle bestanden die onder dit voorstel vallen, geen volledige inschatting maken van de situatie van het bestand, noch wat de omvang van de populatie, noch wat de visserijsterfte betreft. Hier zijn diverse redenen voor: het gaat vaak om zeer langlevende en traaggroeiende soorten, waardoor het bijzonder moeilijk is om de bestanden in leeftijdsklassen in te delen en om het effect van de visserij op de bestanden te bepalen aan de hand van veranderingen in de lengte of de leeftijdsopbouw van de gevangen vissen. De frequentie van de rekrutering van juveniele vis in de bestanden is onbekend. De bestanden zijn wijdverspreid op diepten die om praktische redenen moeilijk te onderzoeken zijn. Gegevens uit wetenschappelijke peilingen zijn vaak niet beschikbaar als gevolg van het geringe commerciële belang van deze bestanden, of dekken niet het hele verspreidingsgebied. De visserijactiviteiten zijn soms slechts ten dele en sinds relatief korte tijd gericht op deze soorten.

    De voorgestelde vangstbeperkingen zijn in overeenstemming met Mededeling van de Commissie over verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst (COM(2006) 360 final).  Ook zijn zij in overeenstemming met de beginselen van het zogenoemde "frontloadingproces" (vroegtijdige consultatie), zoals uiteengezet in de Mededeling van de Commissie betreffende verbetering van de raadpleging inzake het communautaire visserijbeheer (COM(2006) 246 final) en in de hierboven reeds vermelde Mededeling van de Commissie betreffende een raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2015.  In de laatstgenoemde mededeling wordt uiteengezet hoe de vangstmogelijkheden volgens de Commissie moeten worden vastgesteld; deze regels worden hieronder opgevoerd en zijn gevolgd bij het opstellen van dit voorstel voor 22 TAC's:

    · Als wetenschappelijk advies wordt verstrekt op basis van volledige gegevens en op een kwantitatieve analyse en prognoses die passen in het "MSY-kader" van de ICES, moeten de TAC’s volgens dat advies worden vastgesteld. Dit is het geval bij de voorgestelde TAC voor rondneusgrenadier in de noodwestelijke wateren.

    · Als indicatief wetenschappelijk advies wordt verstrekt op basis van een kwalitatieve analyse van de beschikbare informatie (zelfs als die onvolledig is of het oordeel van een deskundige omvat), moet dit advies worden gebruikt als basis voor de besluiten inzake de TAC’s. Overeenkomstig die aanpak wordt voorgesteld de TAC in 5 gevallen te verlagen, in 4 gevallen te verhogen en in 2 gevallen over te dragen.

    · Als het wetenschappelijk advies beperkt is en geen kwantitatief advies over vangsten kan worden gegeven, moet de voorzorgsbenadering worden gevolgd: dit geldt voor 6 TAC's in dit voorstel, met inbegrip van 3 waarvoor uit voorzorg een nul-TAC geldt.

    · Voor één bestand zwarte haarstaartvis ten slotte wordt het advies van het WTECV nog ingewacht. Voor diepzeehaaien zal het ICES-advies pas uiterlijk in oktober 2014 worden uitgebracht. Vandaar de opmerking "pm" bij 3 TAC's voor diepzeehaaien en één bestand zwarte haarstaartvis. Deze waarde zullen worden ingevuld na vaststelling van het voorstel door de Commissie. Bovendien adviseert het WTECV dat adequate beheersmaatregelen voor de instandhouding van diepzeehaaien worden uitgebreid tot het volledige verspreidingsgebied van deze bestanden[3]. Daarom wordt voorgesteld om het gebied van één van die TAC's, meer bepaald voor diepzeehaaien in de Unie- en internationale wateren van V, VI, VII, VIII en IX uit te breiden tot wateren van de CECAF (Visserijcommissie voor het centraaloostelijke deel van de Atlantische Oceaan) rond Madeira, meer bepaald de Uniewateren van CECAF 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.

    Tot slot blijkt uit wetenschappelijk advies en recente besprekingen in de NEAFC dat aanzienlijke vangsten van rondneusgrenadier mogelijk verkeerd zijn opgegeven, namelijk als andere grenadiersoorten, meestal noordelijke grenadier. Op noordelijke grenadier is geen vangstbeperking van toepassing. Daarom moeten de TAC's voor rondneusgrenadier worden uitgebreid tot vangsten van noordelijke grenadier en moet een verplichting worden opgelegd om de vangsten van elke soort afzonderlijk op te geven. Hierdoor zullen de werkelijke vangsten van beide soorten beter in kaart kunnen worden gebracht en zal het mogelijk zijn om in latere wijzigingen van deze ontwerpverordening of in toekomstige verordeningen adequatere vangstbeperkingen vast te stellen.

    3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    Conform artikel 43, lid 3, VWEU stelt de Raad op voorstel van de Commissie de maatregelen vast "voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden". Het onderhavige voorstel beperkt zich tot de vaststelling en de verdeling van vangstmogelijkheden en voorwaarden die functioneel verbonden zijn met het gebruik van die vangstmogelijkheden.

    In dit voorstel worden door middel van een verordening van de Raad vangstbeperkingen vastgesteld voor de Unievissersvloten, wat betreft de commercieel belangrijkste diepzeesoorten in de Unie- en de internationale wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, met als doel de met het gemeenschappelijk visserijbeleid beoogde totstandbrenging van een ecologisch, economisch en sociaal duurzame visserij te verwezenlijken. Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie op grond van artikel 3, lid 1, onder d), VWEU. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

    Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het gemeenschappelijk visserijbeleid een gemeenschappelijk beleid is. Krachtens artikel 43, lid 3, VWEU dient de Raad maatregelen tot vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden vast te stellen.

    Gezien artikel 16, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 staat het de lidstaten vrij om vangstmogelijkheden die niet onder een systeem van overdraagbare visserijconcessies vallen, overeenkomstig artikel 16, lid 7, en overeenkomstig de criteria van artikel 17 toe te wijzen aan regio's en marktdeelnemers. De lidstaten hebben dus ruimte om conform het sociaaleconomische model van hun keuze te beslissen hoe zij de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden benutten.

    Het voorstel heeft geen nieuwe financiële gevolgen voor de lidstaten. De Raad stelt eens per twee jaar een verordening als de onderhavige vast, en de openbare en particuliere middelen voor de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening zijn dan ook reeds beschikbaar.

    2014/0284 (NLE)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor Unievissersvaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)       Overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag moet de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen vaststellen voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

    (2)       Krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid[4] moeten instandhoudingsmaatregelen worden vastgesteld met inachtneming van het beschikbare wetenschappelijke, technische en economische advies, met inbegrip van, waar toepasselijk, de verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV).

    (3)       De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen, inclusief in voorkomend geval bepaalde voorwaarden die daar functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten, met inachtneming van de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 bepaalde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zo over de lidstaten worden verdeeld dat elke lidstaat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten per bestand of per visserij geniet.

    (4)       De totaal toegestane vangsten (total allowable catches - TAC's) moeten worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaaleconomische aspecten en van de noodzaak een billijke behandeling van de visserijsectoren te garanderen, alsmede in het licht van de standpunten die worden ingenomen tijdens de raadpleging van de belanghebbenden, en met name de betrokken regionale adviesraden.

    (5)       De vangstmogelijkheden moeten in overeenstemming zijn met de internationale beginselen en overeenkomsten, onder meer de overeenkomst van de Verenigde Naties van 1995 betreffende de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende bestanden en bestanden van over grote afstanden trekkende soorten[5], en de gedetailleerde beheersbeginselen zoals vastgesteld in de in 2008 door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties vastgestelde internationale richtsnoeren voor het beheer van de diepzeevisserij op volle zee, waarin met name wordt gesteld dat wetgevers voorzichtiger moeten zijn wanneer informatie onzeker, onbetrouwbaar of niet adequaat is. Het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie mag geen reden zijn om instandhoudings- en beheersmaatregelen uit te stellen of achterwege te laten.

    (6)       Uit het meest recente advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en van het WTECV blijkt dat de meeste diepzeebestanden nog steeds op niet-duurzame wijze worden geëxploiteerd, en dat om de duurzaamheid van die bestanden te verzekeren, de desbetreffende vangstmogelijkheden verder moeten worden verlaagd, totdat de ontwikkeling van de bestanden een positieve trend te zien geeft. De ICES heeft verder geadviseerd de gerichte visserij op Atlantische slijmkop in alle gebieden en de gerichte visserij op bepaalde bestanden zeebrasem en rondneusgrenadier te verbieden.

    (7)       Wat de vier bestanden rondneusgrenadier betreft, blijkt uit wetenschappelijk advies en recente besprekingen in de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) dat vangsten van deze soort mogelijk verkeerd zijn opgegeven als vangsten van noordelijke grenadier. Daarom dient in dit verband een TAC te worden vastgesteld die voor beide soorten geldt en het tegelijkertijd mogelijk maakt elke soort afzonderlijk op te geven.

    (8)       Aangezien diepzeehaaien trekgedrag vertonen en breed verspreid over het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan voorkomen, heeft het WTECV aanbevolen beheersmaatregelen voor deze soorten uit te breiden tot de Uniewateren van de CECAF (Visserijcommissie voor het centraaloostelijke deel van de Atlantische Oceaan) rond Madeira.

    (9)       De vangstmogelijkheden voor diepzeesoorten als omschreven in artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften[6], worden telkens voor twee jaar vastgesteld. Hierop wordt evenwel een uitzondering gemaakt voor de bestanden grote zilvervis en de bestanden blauwe leng.  De visserij op blauwe leng als hoofdactiviteit hangt samen met de jaarlijkse onderhandelingen met Noorwegen; omwille van de vereenvoudiging moeten alle TAC's voor blauwe leng samen met die TAC en in dezelfde wettekst worden vastgesteld. De vangstmogelijkheden voor de hierboven bedoelde bestanden grote zilvervis en bestanden blauwe leng moeten daarom worden vastgesteld in een andere jaarlijkse verordening waarbij vangstmogelijkheden worden vastgesteld.

    (10)     Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota[7], moeten de bestanden waarvoor diverse daarin bedoelde maatregelen gelden, worden vastgesteld. Voorzorgs-TAC's moeten worden vastgesteld voor bestanden waarvoor geen wetenschappelijk gefundeerde evaluatie van de vangstmogelijkheden beschikbaar is voor het jaar waarin de TAC's moeten worden vastgesteld; in de andere gevallen moeten analytische TAC's worden vastgesteld. In het licht van het advies van de ICES en het WTECV voor diepzeebestanden moeten voor de bestanden waarvoor geen wetenschappelijk gefundeerde evaluatie van de betrokken vangstmogelijkheden beschikbaar is, voorzorgs-TAC’s worden vastgesteld in deze verordening.

    (11)     Met het oog op de continuïteit van de visserijactiviteiten en om het inkomen van de vissers in de Unie veilig te stellen, dient deze verordening met ingang van 1 januari 2015 van toepassing te zijn. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1 Voorwerp

    Bij deze verordening wordt voor 2015 en 2016 vastgesteld welke jaarlijkse vangstmogelijkheden voor bestanden van bepaalde diepzeevissoorten ter beschikking van Unievissersvaartuigen staan in Uniewateren en in bepaalde niet-Uniewateren waar vangstbeperkingen nodig zijn.

    Artikel 2 Definities

    (1) Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    (a) "Unievissersvaartuig": een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;

    (b) "Uniewateren": de wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten, met uitzondering van wateren die grenzen aan de in bijlage II bij het Verdrag genoemde gebieden;

    (c) "totaal toegestane vangst (TAC)": de hoeveelheid van elk visbestand die elk jaar mag worden gevangen en aangeland;

    (d) "quotum": een aan de Unie of een lidstaat toegewezen aandeel van de TAC;

    (e) "internationale wateren": wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen.

    (2) Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van visserijzones:

    (a) voor de ICES-zones (International Council for the Exploration of the Sea — Internationale Raad voor het onderzoek van de zee): de in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 218/2009[8] gespecificeerde geografische gebieden;

    (b) voor de CECAF-zones (Committee for Eastern Central Atlantic Fisheries - Visserijcommissie voor het centraaloostelijke deel van de Atlantische Oceaan): de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 216/2009[9] gespecificeerde geografische gebieden.

    Artikel 3 TAC’s en verdeling

    De TAC’s voor diepzeesoorten die door Unievissersvaartuigen in Uniewateren en in bepaalde niet-Uniewateren worden gevangen, de verdeling van die TAC’s over de lidstaten, en in voorkomend geval de voorwaarden die daar functioneel mee verbonden zijn, worden in de bijlage bij deze verordening vastgesteld.

    Artikel 4 Bijzondere bepalingen inzake de verdeling van vangstmogelijkheden

    (1) De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening over de lidstaten verdeeld onverminderd:

    (a) het uitwisselen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

    (b) kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad[10] en artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad[11];

    (c) extra aanlandingen op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

    (d) kortingen op grond van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

    (2) Tenzij anders vermeld in de bijlage bij deze verordening is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor een voorzorgs-TAC is vastgesteld, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.

    Artikel 5 Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

    Vis van bestanden waarvoor een TAC is vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland indien deze is gevangen door vaartuigen die de vlag voeren van een lidstaat die over een quotum beschikt, en indien dat quotum nog niet is opgebruikt.

    Artikel 6 Toezending van gegevens

    Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

    Artikel 7

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

                                                                           Voor de Raad

                                                                           De voorzitter

    [1]               PB L 356 van 22.12.2012, blz. 22.

    [2]               PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6.

    [3]               Verslag van de 46ste voltallige vergadering van juli 2014:  http://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/812327/2014-07_STECF+PLEN+14-02_Final+Report_JRCxxx.pdf.

    [4]               PB L 356 van 22.12.2012, blz. 22.

    [5]               Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 189 van 3.7.1998, blz. 16).

    [6]               PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6.

    [7]               PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

    [8]               Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 70).

    [9]               Verordening (EG) nr. 216/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 1).

    [10]             Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

    [11]             Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).

    BIJLAGE

    bij het voorstel voor een

    Verordening van de Raad

    tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor Unievissersvaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen

    Tenzij anders bepaald, zijn de verwijzingen naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones.

    DEEL 1 Definitie van soorten en groepen van soorten

    1.           In de lijst in deel 2 van deze bijlage zijn de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde van de Latijnse namen van de vissoorten. De enige uitzondering op deze regel zijn de diepzeehaaien, die bovenaan in de lijst staan. Hieronder volgt een vergelijkende overzichtstabel met naast de in deze verordening gebruikte wetenschappelijke namen de gewone namen:

    Gewone naam || Drielettercode || Wetenschappelijke naam

    Zwarte haarstaartvis || BSF || Aphanopus carbo

    Beryciden || ALF || Beryx spp.

    Grenadier Noordelijke grenadier || RNG RHG || Coryphaenoides rupestris Macrourus berglax

    Atlantische slijmkop || ORY || Hoplostethus atlanticus

    Zeebrasem || SBR || Pagellus bogaraveo

    Gaffelkabeljauw || GFB || Phycis blennoides

    2.           Voor de toepassing van deze verordening zijn "diepzeehaaien" haaien die voorkomen in de volgende lijst van soorten:

    Gewone naam || Drielettercode || Wetenschappelijke naam

    Diepzeekathaaien || API || Apristurus spp.

    Franjehaai || HXC || Chlamydoselachus anguineus

    Ruwe zwelghaai || CWO || Centrophorus spp.

    Portugese ijshaai || CYO || Centroscymnus coelolepis

    Langsnuitijshaai || CYP || Centroscymnus crepidater

    Zwarte lantaarnhaai || CFB || Centroscyllium fabricii

    Spitssnuitsnavelhaai || DCA || Deania calcea

    Zwarte haai || SCK || Dalatias licha

    Grote lantaarnhaai || ETR || Etmopterus princeps

    Donkerbuiklantaarnhaai || ETX || Etmopterus spinax

    Muiskathaai || GAM || Galeus murinus

    Stompsnuitzeskieuwshaai || SBL || Hexanchus griseus

    Zeilvinruwhaai || OXN || Oxynotus paradoxus

    Mestandijshaai || SYR || Scymnodon ringens

    Groenlandse haai || GSK || Somniosus microcephalus

    DEEL 2 Jaarlijkse vangstmogelijkheden voor Unievaartuigen in gebieden met TAC's per soort en per gebied (in ton levend gewicht)

    || || || || || || || ||

    Soort: || Diepzeehaaien || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van V, VI, VII, VIII en IX ; Uniewateren van CECAF 34.1.1, 34.1.2 en 34.2 ||

    || || || || || (DWS/ 56789-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Duitsland || pm || pm || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing ||

    Estland || pm || pm || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing ||

    Ierland || pm || pm || || || || || ||

    Spanje || pm || pm || || || || || ||

    Frankrijk || pm || pm || || || || ||

    Litouwen || pm || pm || || || || || ||

    Polen || pm || pm || || || || || ||

    Portugal || pm || pm || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk || pm || pm || || || || || ||

    Unie || pm || pm || || || || || ||

    TAC || pm || pm || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Diepzeehaaien || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van X ||

    || || || || || (DWS/10-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Portugal || pm || pm || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing ||

    Unie || pm || pm || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing ||

    TAC || pm || pm || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Diepzeehaaien, Deania hystricosa en Deania profundorum || Gebied: || Internationale wateren van XII || ||

    || || || || || (DWS/12INT-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Ierland || pm || pm || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing ||

    Spanje || pm || pm || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing ||

    Frankrijk || pm || pm || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk || pm || pm || || || || || ||

    Unie || pm || pm || || || || || ||

    TAC || pm || pm || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Zwarte haarstaartvis || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van I, II, III en IV ||

    || Aphanopus carbo || || || (BSF/1234-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Voorzorgs-TAC || || ||

    Duitsland ||  3 ||  3 || || || || || ||

    Frankrijk ||  3 ||  3 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  3 ||  3 || || || || || ||

    Unie ||  9 ||  9 || || || || || ||

    TAC ||  9 ||  9 || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Zwarte haarstaartvis || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van V, VI, VII en XII ||

    || Aphanopus carbo || || || (BSF/56712-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Duitsland ||  37 ||  29 || || || || || ||

    Estland ||  18 ||  14 || || || || || ||

    Ierland ||  91 ||  73 || || || || || ||

    Spanje ||  180 ||  144 || || || || || ||

    Frankrijk || 2 538 || 2 030 || || || || || ||

    Letland ||  118 ||  94 || || || || || ||

    Litouwen ||  1 ||  1 || || || || || ||

    Polen ||  1 ||  1 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  180 ||  144 || || || || || ||

    Andere (1) ||  9 ||  8 || || || || || ||

    Unie || 3 173 || 2 538 || || || || || ||

    TAC || 3 173 || 2 538 || || || || || ||

    (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Zwarte haarstaartvis || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van VIII, IX en X ||

    || Aphanopus carbo || || || (BSF/8910-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Spanje ||  10 ||  9 || || || || || ||

    Frankrijk ||  25 ||  22 || || || || || ||

    Portugal || 3 165 || 2 737 || || || || || ||

    Unie || 3 200 || 2 768 || || || || || ||

    TAC || 3 200 || 2 768 || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Zwarte haarstaartvis || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van CECAF 34.1.2 ||

    || Aphanopus carbo || || || (BSF/C3412-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Voorzorgs-TAC || || ||

    Spanje || pm || pm || || || || || ||

    Portugal || pm || pm || || || || || ||

    Unie || pm || pm || || || || || ||

    TAC || || || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Beryciden || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV ||

    || Beryx spp. || || || || (ALF/3X14-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Ierland ||  9 ||  9 || || || || || ||

    Spanje ||  63 ||  63 || || || || || ||

    Frankrijk ||  17 ||  17 || || || || || ||

    Portugal ||  182 ||  182 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  9 ||  9 || || || || || ||

    Unie ||  280 ||  280 || || || || || ||

    TAC ||  280 ||  280 || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Rondneusgrenadier en noordelijke grenadier || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van I, II en IV (RNG/124-) voor rondneusgrenadier; (RHG/124-) voor noordelijke grenadier ||

    || Coryphaenoides rupestris en Macrourus berglax || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Voorzorgs-TAC || || ||

    Denemarken ||  1 ||  1 || || || || || ||

    Duitsland ||  1 ||  1 || || || || || ||

    Frankrijk ||  10 ||  10 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  1 ||  1 || || || || || ||

    Unie ||  13 ||  13 || || || || || ||

    TAC ||  13 ||  13 || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Rondneusgrenadier en noordelijke grenadier || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van III (RNG/03-) voor rondneusgrenadier; (RHG/03-) voor noordelijke grenadier (1) ||

    || Coryphaenoides rupestris en Macrourus berglax || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Voorzorgs-TAC || || ||

    Denemarken ||  412 ||  329 || || || || || ||

    Duitsland ||  2 ||  2 || || || || || ||

    Zweden ||  21 ||  17 || || || || || ||

    Unie ||  435 ||  348 || || || || || ||

    TAC ||  435 ||  348 || || || || || ||

    (1) In afwachting van het resultaat van het overleg tussen de Europese Unie en Noorwegen mag niet gericht op grenadiervis worden gevist in ICES-zone IIIa. || || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Rondneusgrenadier en noordelijke grenadier || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van Vb, VI en VII (RNG/5B67-) voor rondneusgrenadier; (RHG/5B67-) voor noordelijke grenadier ||

    || Coryphaenoides rupestris en Macrourus berglax || || ||

    Jaar || 2015(1) || 2016(1) || || Analytische TAC || || ||

    Duitsland ||  7 ||  7 || || || || || ||

    Estland ||  56 ||  57 || || || || || ||

    Ierland ||  246 ||  250 || || || || || ||

    Spanje ||  61 ||  62 || || || || || ||

    Frankrijk || 3 126 || 3 178 || || || || || ||

    Litouwen ||  72 ||  73 || || || || || ||

    Polen ||  36 ||  37 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  183 ||  187 || || || || || ||

    Andere (2) ||  7 ||  7 || || || || || ||

    Unie || 3 794 || 3 858 || || || || || ||

    TAC || 3 794 || 3 858 || || || || || ||

    (1) Ten hoogste 10 % van elk quotum mag worden gevist in de Uniewateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV (RNG/*8X14-). || ||

    (2) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. || || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Rondneusgrenadier en noordelijke grenadier || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV (RNG/8X14-) voor rondneusgrenadier; (RHG/8X14-) voor noordelijke grenadier ||

    || Coryphaenoides rupestris en Macrourus berglax || || ||

    Jaar || 2015(1) || 2016(1) || || Analytische TAC || || ||

    Duitsland ||  17 ||  13 || || || || || ||

    Ierland ||  4 ||  3 || || || || || ||

    Spanje || 1 851 || 1 482 || || || || || ||

    Frankrijk ||  85 ||  68 || || || || || ||

    Letland ||  30 ||  24 || || || || || ||

    Litouwen ||  4 ||  3 || || || || || ||

    Polen ||  579 ||  463 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  8 ||  6 || || || || || ||

    Unie || 2 578 || 2 062 || || || || || ||

    TAC || 2 578 || 2 062 || || || || || ||

    (1) Ten hoogste 10 % van elk quotum mag worden gevist in de Uniewateren en internationale wateren van Vb, VI en VII (RNG/*5B67-). || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Atlantische slijmkop || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van VI ||

    || Hoplostethus atlanticus || || || (ORY/06-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Ierland ||  0 ||  0 || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing ||

    Spanje ||  0 ||  0 || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing ||

    Frankrijk ||  0 ||  0 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  0 ||  0 || || || || || ||

    Unie ||  0 ||  0 || || || || || ||

    TAC ||  0 ||  0 || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Atlantische slijmkop || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van VII ||

    || Hoplostethus atlanticus || || || (ORY/07-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Ierland ||  0 ||  0 || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing ||

    Spanje ||  0 ||  0 || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing ||

    Frankrijk ||  0 ||  0 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  0 ||  0 || || || || || ||

    Andere ||  0 ||  0 || || || || || ||

    Unie ||  0 ||  0 || || || || || ||

    TAC ||  0 ||  0 || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Atlantische slijmkop || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VIII, IX, X, XII en XIV ||

    || Hoplostethus atlanticus || || || (ORY/1CX14) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Ierland ||  0 ||  0 || || Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing ||

    Spanje ||  0 ||  0 || || Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing ||

    Frankrijk ||  0 ||  0 || || || || || ||

    Portugal ||  0 ||  0 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  0 ||  0 || || || || || ||

    Andere ||  0 ||  0 || || || || || ||

    Unie ||  0 ||  0 || || || || || ||

    TAC ||  0 ||  0 || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Zeebrasem || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van VI, VII en VIII ||

    || Pagellus bogaraveo || || || (SBR/678-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Ierland ||  4 ||  3 || || || || || ||

    Spanje ||  115 ||  92 || || || || || ||

    Frankrijk ||  6 ||  5 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  14 ||  11 || || || || || ||

    Andere (1) ||  4 ||  3 || || || || || ||

    Unie ||  143 ||  114 || || || || || ||

    TAC ||  143 ||  114 || || || || || ||

    (1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan. || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Zeebrasem || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van IX ||

    || Pagellus bogaraveo || || || (SBR/09-) || || ||

    Jaar || 2015(1) || 2016(1) || || Analytische TAC || || ||

    Spanje ||  236 ||  90 || || || || || ||

    Portugal ||  64 ||  25 || || || || || ||

    Unie ||  300 ||  115 || || || || || ||

    TAC ||  300 ||  115 || || || || || ||

    (1) Ten hoogste 8 % van elk quotum mag worden gevist in de Uniewateren en internationale wateren van VI, VII en VIII (SBR/*678-). || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Zeebrasem || || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van X ||

    || Pagellus bogaraveo || || || (SBR/10-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Spanje ||  5 ||  4 || || || || || ||

    Portugal ||  600 ||  392 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  5 ||  4 || || || || || ||

    Unie ||  610 ||  400 || || || || || ||

    TAC ||  610 ||  400 || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Gaffelkabeljauw || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van I, II, III en IV ||

    || Phycis blennoides || || || (GFB/1234-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Duitsland ||  9 ||  9 || || || || || ||

    Frankrijk ||  9 ||  9 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  16 ||  16 || || || || || ||

    Unie ||  34 ||  34 || || || || || ||

    TAC ||  34 ||  34 || || || || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Gaffelkabeljauw || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van V, VI en VII ||

    || Phycis blennoides || || || (GFB/567-) || || ||

    Jaar || 2015(1) || 2016(1) || || Analytische TAC || || ||

    Duitsland ||  11 ||  11 || || || || || ||

    Ierland ||  287 ||  287 || || || || || ||

    Spanje ||  649 ||  649 || || || || || ||

    Frankrijk ||  393 ||  393 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  899 ||  899 || || || || || ||

    Unie || 2 239 || 2 239 || || || || || ||

    TAC || 2 239 || 2 239 || || || || || ||

    (1) Ten hoogste 8 % van elk quotum mag worden gevist in de Uniewateren en internationale wateren van VIII en IX (GFB/*89-). || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Gaffelkabeljauw || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van VIII en IX ||

    || Phycis blennoides || || || (GFB/89-) || || ||

    Jaar || 2015(1) || 2016(1) || || Analytische TAC || || ||

    Spanje ||  267 ||  267 || || || || || ||

    Frankrijk ||  17 ||  17 || || || || || ||

    Portugal ||  11 ||  11 || || || || || ||

    Unie ||  295 ||  295 || || || || || ||

    TAC ||  295 ||  295 || || || || || ||

    (1) Ten hoogste 8 % van elk quotum mag worden gevist in de Uniewateren en internationale wateren van V, VI en VII (GFB/*567-). || || ||

    || || || || || || || ||

    Soort: || Gaffelkabeljauw || || Gebied: || Uniewateren en internationale wateren van X en XII ||

    || Phycis blennoides || || || (GFB/1012-) || || ||

    Jaar || 2015 || 2016 || || Analytische TAC || || ||

    Frankrijk ||  10 ||  10 || || || || || ||

    Portugal ||  40 ||  40 || || || || || ||

    Verenigd Koninkrijk ||  10 ||  10 || || || || || ||

    Unie ||  60 ||  60 || || || || || ||

    TAC ||  60 ||  60 || || || || || ||

    Top