Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014PC0596

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van bepaalde regelingen en overgangsregelingen betreffende de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland aan een aantal handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld

    /* COM/2014/0596 final - 2014/0278 (NLE) */

    52014PC0596

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van bepaalde regelingen en overgangsregelingen betreffende de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland aan een aantal handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld /* COM/2014/0596 final - 2014/0278 (NLE) */


    TOELICHTING

    1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Artikel 9 van protocol (Nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie bevestigt dat de rechtsgevolgen van de handelingen van de Unie die vastgesteld zijn op basis van het VEU, na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon gehandhaafd worden zolang deze handelingen niet ingetrokken, nietig verklaard of gewijzigd zijn.

    Volgens artikel 10, lid 1, van protocol (Nr. 36) hebben de instellingen, als overgangsmaatregel, en met betrekking tot de handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld, op de datum van inwerkingtreding van dat Verdrag, 1 december 2009, de volgende bevoegdheden: de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van artikel 258 van het VWEU zijn niet van toepassing en de bevoegdheden van het Hof van Justitie van de EU uit hoofde van titel VI van het VEU, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, blijven ongewijzigd, ook in die gevallen waarin deze uit hoofde van artikel 35, lid 2, van het genoemde VEU zijn aanvaard.

    Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van protocol (Nr. 36) houdt de overgangs­maatregel van artikel 10, lid 1, vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, op 1 december 2014, op effect te sorteren.

    Krachtens artikel 10, lid 4, eerste alinea, van Protocol (Nr. 36) kan het Verenigd Koninkrijk uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de in artikel 10, lid 3, bedoelde overgangsperiode de Raad ervan in kennis stellen dat het, met betrekking tot de in artikel 10, lid 1, bedoelde handelingen, de bevoegdheden van de in artikel 10, lid 1, genoemde instellingen zoals omschreven in de Verdragen niet aanvaardt. Indien het Verenigd Koninkrijk deze mededeling heeft gedaan, zijn alle in artikel 10, lid 1, genoemde handelingen niet langer op het Verenigd Koninkrijk van toepassing zodra de in artikel 10, lid 3, bedoelde overgangsperiode verstreken is, dit wil zeggen vanaf 1 december 2014.

    Het Verenigd Koninkrijk heeft de in artikel 10, lid 4, eerste alinea, van Protocol (Nr. 36) bedoelde mededeling gedaan op 24 juli 2013.

    Overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, van Protocol (Nr. 36) stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie de dientengevolge noodzakelijke regelingen alsmede de noodzakelijke overgangs­regelingen vast. Het Verenigd Koninkrijk neemt niet deel aan de aanneming van dit besluit.

    Krachtens artikel 10, lid 4, derde alinea, van Protocol (Nr. 36) kan de Raad tevens met gekwalificeerde meerderheid op een voorstel van de Commissie een besluit vaststellen waarbij bepaald wordt dat de eventuele directe financiële gevolgen, die noodzakelijkerwijs en onvermijdelijk voortvloeien uit de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan deze handelingen, worden gedragen door het Verenigd Koninkrijk. Een voorstel in die zin is vandaag ingediend bij de Raad.[1]

    Overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Protocol (Nr. 36) kan het Verenigd Koninkrijk de Raad nadien te allen tijde kennis geven van zijn wens deel te nemen aan de handelingen die zijn opgehouden op hem van toepassing te zijn uit hoofde van artikel 10, lid 4, eerste alinea.

    Naar verwachting zal het Verenigd Koninkrijk kennisgeving doen van zijn wens deel te nemen aan 35 handelingen van het voormalige 'derde pijler'-acquis dat op 1 december 2014 zal ophouden van toepassing te zijn op het VK. Elke verstoring van de tenuitvoerlegging en toepassing van deze handelingen moet worden vermeden. Er moet derhalve voor worden gezorgd dat deze handelingen van toepassing blijven op het Verenigd Koninkrijk gedurende een beperkte overgangsperiode totdat de besluiten van de Raad en de Commissie waarbij toestemming wordt gegeven voor deelname van het Verenigd Koninkrijk in werking treden.

    Het Verenigd Koninkrijk heeft aangekondigd dat het niet voornemens is om in dit stadium de Raad kennis te geven van zijn wens deel te nemen aan Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit[2], Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit[3] en Kaderbesluit 2009/905/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over de accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten[4] (hierna de "Prüm-besluiten" genoemd).

    Ten gevolge van de kennisgeving van 24 juli 2013 en de niet-kennisgeving van de wens deel te nemen, zullen de Prüm-besluiten per 1 december 2014 ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk.

    De niet-toepassing van de Prüm-besluiten op het Verenigd Koninkrijk per 1 december 2014 heeft tot gevolg dat het Verenigd Koninkrijk voor rechts­handhavings­doeleinden geen toegang heeft tot in de Eurodac-database opgeslagen vingerafdrukken. De reden daarvoor is vervat in artikel 20 en overweging (32) van Verordening (EU) nr. 603/2013.[5] Dit heeft geen invloed op de toepassing van de rest van Verordening (EU) nr. 603/2013 op het Verenigd Koninkrijk.

    Gelet op de praktische en operationele betekenis van de Prüm-besluiten voor de Unie wat de openbare veiligheid, en meer in het bijzonder de rechtshandhaving en de voorkoming, de opsporing en het onderzoek van strafbare feiten betreft, werd voorzien in de volgende regelingen: het Verenigd Koninkrijk zal een volledig dossier over de werking en tenuitvoerlegging aanleggen om te beoordelen welke verdiensten en praktische voordelen verbonden zouden zijn aan de mogelijkheid dat het Verenigd Koninkrijk opnieuw toetreedt tot de Prüm-besluiten, en welke stappen daartoe moeten worden ondernomen; het zal de resultaten daarvan uiterlijk op 30 september 2015 bekend maken. Het zal dit doen in nauw overleg met de operationele partners in het Verenigd Koninkrijk, alle overige lidstaten, de Commissie, Europol en Eurojust. Indien dit dossier over de werking en tenuitvoerlegging positief is, zal het Verenigd Koninkrijk uiterlijk op 31 december 2015 besluiten of het de Raad binnen een tijdsbestek van de volgende vier weken in kennis zal stellen van zijn wens deel te nemen aan de Prüm-besluiten overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Protocol 36. Het Verenigd Koninkrijk heeft aangegeven dat een positieve stemming in zijn parlement vereist is alvorens een dergelijk besluit kan worden genomen.

    Er moeten financiële gevolgen worden gehecht aan de niet-inachtneming van de desbetreffende regelingen, alsook aan de eventuele niet-deelneming van het Verenigd Koninkrijk aan de Prüm-besluiten. Een voorstel in die zin is vandaag ingediend bij de Raad.[6]

    2.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    Samenvatting van de voorgestelde maatregelen Het voorstel voorziet in regelingen en de overgangsregelingen in de zin van artikel 10, lid 4, tweede alinea, van Protocol (Nr. 36).

    Rechtsgrondslag Artikel 10, lid 4, tweede alinea, van Protocol (Nr. 36).

    Subsidiariteitsbeginsel Alleen de Raad is gemachtigd, op grond van artikel 10, lid 4, tweede alinea, van Protocol (Nr. 36), om de regelingen en de overgangsregelingen vast te stellen. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

    Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

    Keuze van instrument

    Voorgesteld instrument: Besluit van de Raad.

    Overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, van Protocol (Nr. 36) stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie "de dientengevolge noodzakelijke regelingen, alsmede de noodzakelijke overgangsregelingen vast". Een besluit is de correcte vorm van handeling voor de tenuitvoerlegging van deze bepaling van het primaire recht.

    3.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

    2014/0278 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    tot vaststelling van bepaalde regelingen en overgangsregelingen betreffende de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland aan een aantal handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Protocol betreffende de overgangsmaatregelen, en met name artikel 10, lid 4, tweede alinea,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)       Krachtens Protocol (Nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, had het Verenigd Koninkrijk de mogelijkheid de Raad uiterlijk op 31 mei 2014 ervan in kennis te stellen dat het de bevoegdheden van de Commissie en van het Hof van Justitie die door het Verdrag van Lissabon zijn ingevoerd met betrekking tot handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld, niet aanvaardt.

    (2)       Bij brief aan de voorzitter van de Raad van 24 juli 2013 heeft het Verenigd Koninkrijk gemeld dat het de bevoegdheden van de Commissie en van het Hof van Justitie die door het Verdrag van Lissabon zijn ingevoerd op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken, niet aanvaardt. Dientengevolge houden de desbetreffende handelingen op het gebied van politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken op 1 december 2014 op van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk.

    (3)       Het Verenigd Koninkrijk kan kennis geven van zijn wens deel te nemen aan de handelingen die opgehouden zijn op hem van toepassing te zijn.

    (4)       Bij brief aan de voorzitter van de Raad en aan de voorzitter van de Commissie van [... 2014] heeft het Verenigd Koninkrijk kennis gegeven van zijn wens deel te nemen aan bepaalde handelingen.

    (5)       Overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, van Protocol (Nr. 36) moet de Raad op voorstel van de Commissie de dientengevolge noodzakelijke regelingen en de overgangsregelingen vaststellen. De Raad kan tevens op grond van de derde alinea van dezelfde bepaling besluiten dat het Verenigd Koninkrijk de financiële gevolgen moet dragen die noodzakelijkerwijs en onvermijdelijk voortvloeien uit de beëindiging van zijn deelname aan de betrokken handelingen.

    (6)       Elke verstoring van de tenuitvoerlegging en toepassing van de wetshandelingen waartoe het Verenigd Koninkrijk opnieuw zou wensen toe te treden, moet worden vermeden. Er moet derhalve voor worden gezorgd dat deze handelingen van toepassing blijven op het Verenigd Koninkrijk gedurende een beperkte overgangsperiode totdat de besluiten van de Raad en de Commissie waarbij toestemming wordt gegeven voor deelname van het Verenigd Koninkrijk in werking treden.

    (7)       Aangezien het Verenigd Koninkrijk geen kennis heeft gegeven van zijn wens deel te nemen aan de Besluiten 2008/615/JBZ[7] en 2008/616/JBZ[8] van de Raad en aan Kaderbesluit 2009/905/JBZ[9] van de Raad, die samen bekend zijn als de Prüm-besluiten, zullen deze besluiten vanaf 1 december 2014 ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk. Als gevolg van het ophouden van hun toepassing, en tot het moment dat het Verenigd Koninkrijk opnieuw deelneemt aan deze handelingen, heeft het Verenigd Koninkrijk voor rechts­handhavings­doeleinden geen toegang tot de Eurodac-database, ingesteld bij Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en de Raad.[10]

    (8)       Gelet echter op de praktische en operationele betekenis van Besluiten 2008/615/JBZ en 2008/616/JBZ en van Kaderbesluit 2009/905/JBZ voor de Unie wat de openbare veiligheid, en meer in het bijzonder de rechtshandhaving en de voorkoming, de opsporing en het onderzoek van strafbare feiten betreft, zal het Verenigd Koninkrijk, in nauw overleg met de operationele partners in het Verenigd Koninkrijk, alle overige lidstaten, de Commissie, Europol en Eurojust, een volledig dossier over de werking en tenuitvoerlegging aanleggen om te beoordelen welke verdiensten en praktische voordelen verbonden zijn aan de mogelijkheid dat het Verenigd Koninkrijk opnieuw toetreedt tot de Prüm-besluiten, en welke stappen daartoe moeten worden ondernomen. De resultaten daarvan zullen uiterlijk op 30 september 2015 worden gepubliceerd.

    (9)       Indien dit dossier over werking en tenuitvoerlegging positief is, zal het Verenigd Koninkrijk uiterlijk op 31 december 2015 besluiten of het de Raad binnen een tijdsbestek van de volgende vier weken in kennis zal stellen van zijn wens deel te nemen aan de Prüm-besluiten overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Protocol 36. Het Verenigd Koninkrijk heeft aangegeven dat een positieve stemming in zijn parlement vereist is alvorens een dergelijk besluit kan worden genomen.

    (10)     De regels betreffende de financiële gevolgen die voortvloeien uit de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan de Prüm-besluiten worden vastgesteld bij Besluit […] van de Raad.

    (11)     Overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, van Protocol (Nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van dit besluit, maar is het erdoor gebonden,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Article 1

    De in de bijlage bij dit besluit genoemde wetshandelingen blijven van toepassing op het Verenigd Koninkrijk tot en met 7 december 2014.

    Artikel 2

    1.           Uiterlijk 10 dagen na na de inwerkingtrecding van dit besluit begint het Verenigd Koninkrijk een volledig dossier over werking en tenuitvoerlegging aan te leggen om te beoordelen welke verdiensten en praktische voordelen verbonden zijn aan de mogelijkheid dat het Verenigd Koninkrijk opnieuw toetreedt tot Besluiten 2008/615/JBZ en 2008/616/JBZ en tot Kaderbesluit 2009/905/JBZ en welke stappen daartoe moeten worden ondernomen.

    Het doet dit in nauw overleg met de operationele partners in het Verenigd Koninkrijk, alle overige lidstaten, de Commissie, Europol en Eurojust.

    2.           Uiterlijk op 30 september 2015 maakt het Verenigd Koninkrijk de resultaten van dit dossier over werking en tenuitvoerlegging bekend.

    3.           Wanneer dit dossier over werking en tenuitvoerlegging positief is, besluit het Verenigd Koninkrijk uiterlijk op 31 december 2015 of het de Raad in kennis zal stellen van zijn wens deel te nemen aan de Prüm-besluiten overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Protocol (Nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen. De kennisgeving geschiedt binnen een tijdsbestek van vier weken vanaf 31 december 2015.

    Artikel 3

    Tot het moment van inwerkingtreding van een besluit, bevestigend dat het Verenigd Koninkrijk deelneemt aan de Besluiten 2008/615/JBZ en 2008/616/JBZ en aan Kaderbesluit 2009/905/JBZ, heeft het Verenigd Koninkrijk voor rechts­handhavings­doeleinden geen toegang tot de bij Verordening (EU) nr. 603/2013 ingestelde Eurodac-database.

    Artikel 4

    Wanneer het Verenigd Koninkrijk de Raad niet binnen een tijdsbestek van vier weken vanaf 31 december 2015 in kennis stelt van zijn wens om deel te nemen aan de Besluiten 2008/615/JBZ en 2008/616/JBZ en aan Kaderbesluit 2009/905/JBZ, dient de Commissie een rapport in bij het Europees Parlement en de Raad inzake de effecten van de niet-deelneming van het Verenigd Koninkrijk aan de Prüm-besluiten.

    Artikel 5

    Dit besluit treedt in werking op 30 november 2014.

    Gedaan te Brussel,

                                                                           Voor de Raad

                                                                           De voorzitter

    [1]               [voeg referentie toe naar voorstel van dezelfde datum]

    [2]               PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1.

    [3]               PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12.

    [4]               PB L 322 van 9.12.2009, blz. 14.

    [5]               Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, PB L 180 van 29.6.2013, blz. 1.

    [6]               Zie voetnoot 1.

    [7]               Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1).

    [8]               Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).

    [9]               Kaderbesluit 2009/905/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over de accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten (PB L 322 van 9.12.2009, blz. 14).

    [10]             Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 1).

    BIJLAGE

    bij het

    Voorstel voor een besluit van de Raad

    tot vaststelling van bepaalde regelingen en overgangsregelingen betreffende de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland aan een aantal handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld

    Jaar || Benaming

    1990 || Overeenkomst ter uitvoering van het in 1985 te Schengen gesloten akkoord: artikel 39 voor zover die bepaling niet is vervangen door Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad, artikel 40, de artikelen 42 en 43 (voor zover betrekking hebbend op artikel 40), artikel 44, artikel 46, artikel 47 (met uitzondering van lid 2, onder c), en lid 4), de artikelen 54 tot en met 58, de artikelen 59 tot en met 69 (voor zover noodzakelijk met betrekking tot de geassocieerde EVA-staten), artikel 71, artikel 72, de artikelen 126 tot en met 130 en de slotakte – verklaring nr. 3 (betreffende artikel 71, lid 2)

    1997 || Gemeenschappelijk optreden 97/827/JBZ van 5 december 1997 tot instelling van een mechanisme voor evaluatie van de uitvoering en toepassing op nationaal niveau van de internationale verbintenissen inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit

    1997 || Akte van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de overeenkomst inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (de “Napels II-overeenkomst”)

    1998 || Gemeenschappelijk optreden 98/700/JBZ van 3 december 1998 betreffende de invoering van een Europees beeldopslagsysteem (FADO)

    2000 || Besluit 2000/375/JBZ van de Raad ter bestrijding van kinderpornografie op internet

    2000 || Besluit 2000/586/JBZ van de Raad van 28 september 2000 tot vaststelling van een procedure voor de wijziging van artikel 40, leden 4 en 5, artikel 41, lid 7, en artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen

    2000 || Besluit 2000/641/JBZ van de Raad van 17 oktober 2000 tot oprichting van een secretariaat voor de gemeenschappelijke controleorganen voor gegevensbescherming ingesteld bij de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst), de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied en de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (Schengenuitvoeringsovereenkomst)

    2000 || Besluit 2000/642/JBZ van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens

    2002 || Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken

    2002 || Besluit 2002/348/JBZ van de Raad van 25 april 2002 inzake veiligheid naar aanleiding van voetbalwedstrijden met een internationale dimensie

    2002 || Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams

    2002 || Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten

    2003 || Besluit 2003/659/JBZ van de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken

    2003 || Besluit 2003/725/JBZ van de Raad van 2 oktober 2003 houdende wijziging van artikel 40, leden 1 en 7, van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten Akkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen

    2005 || Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties

    2006 || Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie

    2006 || Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie (het “Zweeds initiatief”)

    2007 || Besluit 2007/171/EG van de Commissie van 16 maart 2007 tot vaststelling van de netwerkvereisten voor het Schengeninformatiesysteem II

    2007 || Besluit 2007/412/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 tot wijziging van Besluit 2002/348/JBZ inzake veiligheid naar aanleiding van voetbalwedstrijden met een internationale dimensie

    2007 || Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)

    2007 || Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven

    2008 || Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken

    2008 || Besluit 2009/426/JBZ van de Raad van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken

    2008 || Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie

    2008 || Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (“overbrenging van gedetineerden”)

    2008 || Besluit 2008/976/JBZ van de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk

    2009 || Kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 tot wijziging van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, Kaderbesluit 2005/214/JBZ, Kaderbesluit 2006/783/JBZ, Kaderbesluit 2008/909/JBZ en Kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces

    2009 || Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten

    2009 || Besluit 2009/316/JBZ van de Raad van 6 april 2009 betreffende de oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) overeenkomstig artikel 11 van Kaderbesluit 2009/315/JBZ

    2009 || Besluit 2009/371/JBZ van de Raad tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol)

    2009 || Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis

    2009 || Besluit 2009/917/JBZ van de Raad van 30 november 2009 inzake het gebruik van informatica op douanegebied

    2009 || Besluit 2009/934/JBZ van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsregels voor de betrekkingen van Europol met partners, inclusief de uitwisseling van persoonsgegevens en gerubriceerde informatie

    2009 || Besluit van de Raad 2009/936/JBZ van 30 november 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsregels voor analysebestanden van Europol

    2009 || Besluit 2009/968/JBZ van de Raad van 30 november 2009 houdende vaststelling van de geheimhoudingsregels betreffende Europol-informatie

    Top