Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014PC0580

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de gewijzigde Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee

    /* COM/2014/0580 final - 2014/0274 (NLE) */

    52014PC0580

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de gewijzigde Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee /* COM/2014/0580 final - 2014/0274 (NLE) */


    TOELICHTING

    De Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (General Fisheries Commission for the Mediterranean – GFCM) (de "GFCM-overeenkomst"), op grond van artikel XIV van de Statuten van de FAO, werd in 1949 goedgekeurd door de FAO-conferentie en is in 1952 in werking getreden. Wijzigingen op deze overeenkomst zijn goedgekeurd in 1963, 1976 en 1997. De Europese Gemeenschap is op 16 juni 1998 toegetreden tot de GFCM-overeenkomst krachtens Besluit 98/416/EC[1]. De EU-lidstaten rond de Middellandse Zee en de Zwarte Zee zijn ook partij bij deze overeenkomst.

    De GFCM is een zogeheten regionale organisatie voor visserijbeheer (ROVB), die tot doel heeft de ontwikkeling, de instandhouding, het rationele beheer en het optimale gebruik van levende rijkdommen van de zee te bevorderen, alsmede de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

    In 2013 werd de GFCM-overeenkomst gewijzigd naar aanleiding van een beoordeling van het functioneren ervan die in 2011 was afgerond. In deze beoordeling werd geconcludeerd dat de overeenkomst zodanig moest worden gewijzigd dat de doelstellingen en taken van de GFCM werden verduidelijkt en haar efficiëntie werd vergroot.

    De gewijzigde overeenkomst kwam tot stand na onderhandelingen met de overeenkomstsluitende partijen. De Juridische Dienst van de FAO heeft ook deelgenomen aan het debat. De Raad heeft de Commissie gemachtigd namens de Unie te onderhandelen over aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen. De onderhandelingen werden uitgevoerd door de lidstaten en de Commissie overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden conform de bepalingen van het mandaat. Gedurende het hele onderhandelingsproces hebben de lidstaten en de Commissie regelmatig en nauw met elkaar samengewerkt. 

    De overeenkomstsluitende partijen hebben de "Gewijzigde overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee" goedgekeurd tijdens de 38e jaarvergadering van de GFCM op 19-24 mei 2014.

    De gewijzigde overeenkomst herziet de structuur en inhoud van de huidige overeenkomst in die zin, dat deze in overeenstemming wordt gebracht met de hedendaagse ROVB-instrumenten. De belangrijkste ingevoerde wijzigingen zijn als volgt:

    – Een duidelijkere toelichting op het doel en de onderliggende beginselen van de GFCM-overeenkomst. De nieuwe overeenkomst stelt een duidelijk algemeen doel, namelijk de biologische, sociale, economische en ecologische duurzaamheid van de levende rijkdommen van de zee. Ook geeft ze definities van de termen die noodzakelijk zijn voor een correcte interpretatie van de overeenkomst. Er wordt een betere beschrijving gegeven van de taken van de GFCM, waaronder het bevorderen van het gemeenschappelijk visserijbeheer door middel van meerjarige beheerplannen, de instelling van voor de visserij beperkte gebieden, en de verzameling en verspreiding van gegevens. In dit verband integreert de nieuwe overeenkomst kernelementen van het gemeenschappelijk visserijbeleid met betrekking tot de doelstelling van de maximale duurzame opbrengst, het ecosysteem en de voorzorgsaanpak, de vermindering van de teruggooi, en de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.

    – Bepalingen voor de instelling van maatregelen/sancties bij niet-naleving door leden/niet-aangeslotenen.

    – Vaststelling van een duidelijk omschreven mechanisme voor geschillenbeslechting voor het geval er meningsverschillen tussen de overeenkomstsluitende partijen ontstaan.

    De gewijzigde overeenkomst is in overeenstemming met de belangrijkste doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

    Het voorstel beoogt de sluiting van de gewijzigde GFCM-overeenkomst namens de Europese Unie.

    De tekst van de gewijzigde overeenkomst in de bijlage bij het voorgestelde besluit van de Raad zal door de FAO nog definitief worden gecontroleerd op de juridische aspecten. Deze controle moet in oktober 2014 worden afgerond. Er kunnen dus nog wijzigingen in de tekst worden aangebracht, die echter naar verwachting niet substantieel zullen zijn. Om te voorkomen dat de sluiting van de gewijzigde overeenkomst onnodig vertraging oploopt, gaat de Commissie over tot de indiening van het onderhavige voorstel. De Commissie zal ervoor zorgen dat de door de FAO gevalideerde tekst aan de Raad wordt voorgelegd voordat de besprekingen in de werkgroep van de Raad van start gaan.

    De Raad wordt verzocht het voorstel zo spoedig mogelijk na de instemming van het Europees Parlement aan te nemen.

    2014/0274 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de gewijzigde Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, juncto artikel 218, lid 6, onder a),

    Gezien het voorstel van de Commissie[2],

    Gezien de instemming van het Europees Parlement[3],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)       De Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) werd vastgesteld en goedgekeurd tijdens de vijfde zitting van de FAO-conferentie in 1949 en is op 20 februari 1952 in werking getreden.

    (2)       De Europese Gemeenschap werd overeenkomstsluitende partij bij de GFCM-overeenkomst door de goedkeuring van Besluit 98/416/EG van de Raad van 16 juni 1998 betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee[4].

    (3)       Op grond van artikel 1, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is.

    (4)       Op 15 november 2013 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Unie te onderhandelen over wijzigingen op de GFCM-overeenkomst betreffende aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen.

    (5)       De onderhandelingen werden uitgevoerd door de lidstaten en de Commissie, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden conform het mandaat en in nauwe onderlinge samenwerking.

    (6)       De onderhandelingen werden succesvol afgerond tijdens de GFCM-bijeenkomst van 19 tot en met 24 mei 2014, waarbij een tekst van een gewijzigde overeenkomst bij consensus werd goedgekeurd.

    (7)       Het doel van de wijziging is de GFCM bij de tijd te brengen en haar rol bij de instandhouding van visbestanden binnen haar bevoegdheidsgebied te versterken.

    (8)       De doelstellingen, algemene beginselen en taken van de GFCM zijn herzien en uitgebreid met het oog op de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van de levende mariene rijkdommen en hun milieu.

    (9)       De gewijzigde overeenkomst is in overeenstemming met de beginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, het is derhalve in het belang van de Unie haar goed te keuren,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De gewijzigde Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee, zoals uiteengezet in de bijlage, wordt hierbij gesloten.

    Artikel 2

    De voorzitter van de Raad wijst de persoon aan die bevoegd is om, namens de Europese Unie, de FAO ervan in kennis te stellen dat de Europese Unie de gewijzigde overeenkomst aanvaardt.

    Artikel 3

    Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    De datum van inwerkingtreding van de gewijzigde Overeenkomst inzake de oprichting van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel,

                                                                           Voor de Raad

                                                                           De voorzitter

    [1]               PB L 190 van 4.7.1998, blz. 34-35.

    [2]               PB C van , blz. .

    [3]               PB C van , blz. .

    [4]               PB L 190 van 4.7.1998, blz. 34-35.

    BIJLAGE

    GEWIJZIGDE OVEREENKOMST INZAKE DE OPRICHTING VAN DE ALGEMENE VISSERIJCOMMISSIE VOOR DE MIDDELLANDSE ZEE

    PREAMBULE

    De overeenkomstsluitende partijen,

    Herinnerend aan het internationaal recht, zoals weergegeven in de desbetreffende bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982, 

    Voorts in herinnering brengend de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende visbestanden en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 december 1995, de overeenkomst om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen van 24 november 1993, alsmede andere relevante internationale instrumenten met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee,

    Rekening houdende met de Gedragscode voor een verantwoorde visserij, die door de Algemene Vergadering van de Voedsel- en Landbouworganisatie (Food and Agriculture Organisation – FAO) is goedgekeurd tijdens haar 28e zitting op 31 oktober 1995, en met gerelateerde instrumenten die door de Algemene Vergadering van de FAO zijn goedgekeurd,

    Belang hebbend bij de ontwikkeling en het rationele gebruik van de levende rijkdommen van de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en de verbindingswateren (hierna genoemd "het Toepassingsgebied"),

    Erkennende de specifieke kenmerken van de verschillende subregio's in het Toepassingsgebied,

    Vastbesloten om toe te zien op de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van de levende rijkdommen van de zee en de mariene ecosystemen in het Toepassingsgebied,

    Erkennende de economische, sociale en voedingsgerelateerde voordelen die voortvloeien uit het duurzame gebruik van de levende rijkdommen van de zee in het Toepassingsgebied,

    Voorts erkennende dat krachtens het internationale recht de lidstaten moeten samenwerken bij de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee en de bescherming van de ecosystemen ervan,

    Bevestigend dat een verantwoorde aquacultuur de druk op de levende rijkdommen van de zee vermindert en een belangrijke rol speelt bij de bevordering en een beter gebruik van levende aquatische hulpbronnen, met inbegrip van de voedselzekerheid,

    Bewust van de noodzaak nadelige effecten op het mariene milieu te voorkomen, de biodiversiteit in stand te houden en het risico op lange termijn van onomkeerbare gevolgen van het gebruik en de exploitatie van levende rijkdommen van de zee tot een minimum te beperken,

    Indachtig dat een doeltreffende instandhouding en een doeltreffend beheer moeten worden gebaseerd op de beste beschikbare wetenschappelijke informatie en op de toepassing van het voorzorgsbeginsel,

    Zich bewust van het belang van kustvisserijgemeenschappen en van de noodzaak vissers en relevante beroepsorganisaties en organisaties van het maatschappelijk middenveld in besluitvormingsprocessen te betrekken,

    Vastbesloten doeltreffend samen te werken en actie te ondernemen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen,

    Erkennende de bijzondere omstandigheden van ontwikkelingslanden teneinde hen te helpen doeltreffend deel te nemen aan de instandhouding, het beheer en de exploitatie van levende rijkdommen van de zee,

    Ervan overtuigd dat de instandhouding en het duurzame gebruik van de levende rijkdommen van de zee in het Toepassingsgebied en de bescherming van de mariene ecosystemen waarin die rijkdommen voorkomen, een belangrijke rol spelen in het kader van blauwe groei en duurzame ontwikkeling,

    Erkennende de noodzaak om voor deze doeleinden de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (waarvan "GFCM" het acroniem wordt) op te richten binnen de Voedsel- en Landbouworganisatie, op grond van artikel XIV van haar oprichtingsakte,

    Zijn als volgt overeengekomen:

    Artikel 1 (GEBRUIK VAN TERMEN)

    1. In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

    (a) "verdrag van 1982": het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982;

    (b) "overeenkomst van 1995": de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 december 1995;

    (c) "aquacultuur": de teelt van levende aquatische hulpbronnen;

    (d)  "overeenkomstsluitende partij": alle staten en regionale organisaties voor economische integratie die samen de Commissie vormen overeenkomstig artikel 4;

    (e) "medewerkende niet-overeenkomstsluitende partij": een lid of een geassocieerd lid van de Organisatie en een staat die geen lid is, maar het lidmaatschap bezit van de Verenigde Naties of een van de gespecialiseerde agentschappen ervan, en die niet formeel met de Commissie geassocieerd is als overeenkomstsluitende partij, maar zich houdt aan de maatregelen als bedoeld in artikel 8, onder b);

    (f) "visserij": het opsporen, aantrekken, lokaliseren, vangen, meenemen of oogsten van levende rijkdommen van de zee of een activiteit waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat zij leidt tot het aantrekken, lokaliseren, vangen, meenemen of oogsten van levende rijkdommen van de zee;

    (g) "vangstcapaciteit": de maximale hoeveelheid vis die kan worden gevangen op een visgrond of door een enkele visserijeenheid (bv. een visser, gemeenschap, vaartuig of vloot) over een periode (bv. seizoen, jaar), gelet op de biomassa en leeftijdsstructuur van het visbestand en de huidige stand van de technologie, wanneer er geen gereglementeerde vangstbeperkingen gelden en de beschikbare middelen volledig worden gebruikt;

    (h) "visserij-inspanning": de hoeveelheid vistuig van een specifiek type die wordt gebruikt op de visgronden gedurende een bepaalde tijdseenheid (bv. uren gesleept per dag, aantal vastgezette haken per dag of aantal trekken met zegennetten per dag). Wanneer twee of meer soorten vistuig worden gebruikt, moeten de respectieve inspanningen worden aangepast aan een standaardtype alvorens te worden toegevoegd;

    (i) "visserijgerelateerde activiteiten": alle activiteiten ter ondersteuning of voorbereiding van visserijactiviteiten, met inbegrip van het aanlanden, verpakken, verwerken, overladen of vervoeren van vis, alsmede het leveren van personeel, brandstof, vistuig en andere benodigdheden;

    (j) "illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij": de activiteiten die zijn vastgesteld in paragraaf 3 van het uit 2001 daterende internationale actieplan van de FAO om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen;

    (k) "maximale duurzame opbrengst": de hoogste theoretische evenwichtsopbrengst die (gemiddeld) continu uit een visbestand kan worden behaald onder de bestaande (gemiddelde) milieuomstandigheden, zonder effect op het reproductieproces;

    (l) "grensoverschrijdende bestanden": visbestanden die zowel voorkomen binnen de exclusieve economische zones als in gebieden buiten en grenzend aan de exclusieve economische zones;

    (m) "vaartuig": een vaartuig, schip of ander type boot dat wordt gebruikt, is uitgerust om te worden gebruikt of is bedoeld om te worden gebruikt voor visserij of visserijgerelateerde activiteiten.

    Artikel 2 (DOEL)

    1. De overeenkomstsluitende partijen richten hierbij in het kader van de oprichtingsakte van de Voedsel- en Landbouworganisatie (hierna "de Organisatie" genoemd) een commissie met de naam Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee op (hierna "de Commissie" genoemd), met het oog op de uitoefening van de in deze overeenkomst uiteengezette taken en verantwoordelijkheden.

    2. Het doel van de overeenkomst is het waarborgen van de instandhouding en het duurzaam gebruik, op biologisch, sociaal, economisch en ecologisch niveau, van de levende rijkdommen van de zee, alsmede de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in het Toepassingsgebied.

    3. Het hoofdkwartier van de Commissie is gevestigd in Rome, Italië.

    Artikel 3 (TOEPASSINGSGEBIED)

    1. Het geografische Toepassingsgebied van deze overeenkomst omvat alle mariene wateren van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

    2. Niets in deze overeenkomst, noch enige handeling of activiteit die bij de uitvoering van deze overeenkomst wordt verricht, houdt erkenning in van claims of standpunten van een overeenkomstsluitende partij aangaande de juridische status en de omvang van wateren en zones van de betreffende overeenkomstsluitende partij.

    Artikel 4 (LIDMAATSCHAP)

    1. Het lidmaatschap van de Commissie staat open voor alle leden en geassocieerde leden van de Organisatie, alsmede voor de staten welke geen lid van de Organisatie zijn maar het lidmaatschap bezitten van de Verenigde Naties of een van de gespecialiseerde agentschappen ervan,

    a) die de hoedanigheid hebben van:

    (i) kuststaat of geassocieerd lid waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk in het Toepassingsgebied ligt;

    ii) staat of geassocieerd lid waarvan de vaartuigen in het Toepassingsgebied vissen, of voornemens zijn dat te doen, op bestanden die onder deze overeenkomst vallen; of

    iii) regionale organisatie voor economische integratie waarvan een van de onder i) of ii) bedoelde staten lid is en waaraan die staat de bevoegdheid voor aangelegenheden die binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst vallen, heeft overgedragen;

    b) en die deze overeenkomst aanvaarden in overeenstemming met in artikel 23 hierna gestelde voorwaarden.

    2. In het kader van deze overeenkomst wordt onder "waarvan de vaartuigen" in relatie tot een regionale organisatie voor economische integratie van een overeenkomstsluitende partij verstaan: vaartuigen van een lidstaat van deze regionale organisatie voor economische integratie van een overeenkomstsluitende partij.

    Artikel 5 (ALGEMENE BEGINSELEN)

    Bij de verwezenlijking van de doelstelling van deze overeenkomst, verricht de Commissie de volgende werkzaamheden:

    (a) zij stelt aanbevelingen vast inzake instandhoudings- en beheersmaatregelen die de duurzaamheid op lange termijn van de visserijactiviteiten tot doel hebben, teneinde de levende rijkdommen van de zee, de economische en sociale levensvatbaarheid van de visserij, en aquacultuur in stand te houden; bij het vaststellen van deze aanbevelingen schenkt de Commissie bijzondere aandacht aan maatregelen ter voorkoming van de overbevissing en ter beperking van de teruggooi. De Commissie besteedt eveneens bijzondere aandacht aan de mogelijke gevolgen voor de kleinschalige visserij en de plaatselijke gemeenschappen;

    (b) zij formuleert, overeenkomstig artikel 8, onder b), passende maatregelen op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke adviezen en rekening houdend met relevante milieu-, economische en sociale factoren;

    (c) zij hanteert de voorzorgsaanpak overeenkomstig de overeenkomst van 1995 en de FAO-gedragscode voor een verantwoorde visserij;

    (d) zij beschouwt aquacultuur, met inbegrip van cultuurgebaseerde visserij, als middel om diversificatie van inkomsten en voeding te bevorderen en er op die manier voor te zorgen dat levende rijkdommen van de zee op verantwoorde wijze worden gebruikt, genetische diversiteit behouden wordt en nadelige effecten op het milieu en de plaatselijke gemeenschappen tot een minimum worden beperkt;

    (e) zij bevordert, in voorkomend geval, een subregionale benadering van het visserijbeheer en de ontwikkeling van aquacultuur om beter rekening te kunnen houden met de specifieke kenmerken van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee; 

    (f) zij treft passende maatregelen teneinde toe te zien op de naleving van haar aanbevelingen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten tegen te gaan en te beëindigen;

    (g) zij bevordert transparantie in haar besluitvormingsprocessen en andere activiteiten; en

    (h) zij geeft uitvoering aan alle andere relevante activiteiten die nodig zijn om de bovengenoemde beginselen van de Commissie te verwezenlijken.

    Artikel 6 (DE COMMISSIE)

    1. Elke overeenkomstsluitende partij wordt op de vergaderingen van de Commissie vertegenwoordigd door één afgevaardigde, die mag worden vergezeld door een plaatsvervanger en door deskundigen en adviseurs. De plaatsvervangers, deskundigen en adviseurs die aan de vergaderingen van de Commissie deelnemen, hebben geen stemrecht, met uitzondering van de plaatsvervangers die afwezige afgevaardigden vervangen.

    2. Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 3, heeft elk lid één stem. Tenzij in de overeenkomst anders bepaald, worden de besluiten van de Commissie genomen met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Het quorum wordt gevormd door de meerderheid van de leden van de Commissie.

    3. Regionale organisaties voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie, zijn gerechtigd op de vergaderingen van de Commissie of van de organen ervan een aantal stemmen uit te brengen dat gelijk is aan het aantal lidstaten van die organisatie dat op die vergadering stemgerechtigd is.

    4. Regionale organisaties voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie en de lidstaten van die organisatie die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie oefenen de aan het lidmaatschap verbonden rechten alternerend uit op de gebieden waarvoor zij bevoegd zijn. Wanneer een regionale organisatie voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij is bij de Commissie, haar stemrecht uitoefent, oefenen haar lidstaten dit recht niet uit en vice versa.

    5. Elke overeenkomstsluitende partij bij de Commissie heeft het recht een regionale organisatie voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij is bij de Commissie of de lidstaten ervan die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie te verzoeken mee te delen wie – de organisatie of de lidstaat – bevoegd is voor een bepaalde aangelegenheid. De betrokken regionale organisatie voor economische integratie of de betrokken lidstaten zijn verplicht de verlangde informatie te verstrekken.

    6. Voorafgaand aan elke vergadering van de Commissie of van de organen ervan delen regionale organisaties voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie of de lidstaten van die organisaties die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie mee wie – de organisatie of de lidstaat – bevoegd is voor de aangelegenheden die op de vergadering worden besproken en wie – de organisatie of de lidstaat – het stemrecht voor elk van de agendapunten zal uitoefenen. Niets in dit lid belet regionale organisaties voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie of lidstaten van die organisaties die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Commissie om met betrekking tot het bepaalde in deze alinea een verklaring af te leggen die van toepassing blijft voor de aangelegenheden en agendapunten die op alle volgende vergaderingen worden behandeld, onder voorbehoud van de voorafgaand aan een vergadering gemelde uitzonderingen of wijzigingen.

    7. In gevallen waarin een agendapunt aspecten omvat waarvoor de regionale organisatie voor economische integratie bevoegd is, alsmede aspecten waarvoor de lidstaten ervan bevoegd zijn, mogen zowel de regionale organisatie voor economische integratie als de lidstaten ervan aan de besprekingen deelnemen. In dergelijke gevallen zal de vergadering, wanneer besluiten moeten worden genomen, uitsluitend rekening houden met de interventie van de overeenkomstsluitende partij die stemgerechtigd is.

    8. Voor de bepaling van het quorum op vergaderingen van de Commissie wordt de delegatie van een regionale organisatie voor economische integratie die overeenkomstsluitende partij is bij de Commissie meegerekend voor zover zij op de vergadering waarvoor het quorum wordt bepaald, stemgerechtigd is.

    9. Het beginsel van kosteneffectiviteit is van toepassing op de frequentie, de duur en de planning van de vergaderingen en andere bijeenkomsten en activiteiten die onder auspiciën van de Commissie worden gehouden.

    Artikel 7 (HET BUREAU)

    De Commissie kiest een voorzitter en twee vicevoorzitters met een tweederdemeerderheid van stemmen. De drie vormen het bureau van de Commissie, dat functioneert in overeenstemming met het in het reglement van orde vastgestelde mandaat.

    Artikel 8 (TAKEN VAN DE COMMISSIE)

    Overeenkomstig haar doelstellingen en algemene beginselen verricht de Commissie de volgende taken:

    a) het regelmatig herzien en beoordelen van de stand van de levende rijkdommen van de zee;

    b) het opstellen en aanbevelen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, van passende maatregelen, met inbegrip van:

    i) maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee in het Toepassingsgebied;  

    ii) maatregelen om de effecten van visserijactiviteiten op de levende rijkdommen en hun ecosystemen tot een minimum te beperken;

    iii) het aannemen van meerjarige beheersplannen die worden toegepast op het geheel van de betrokken subregio's, op basis van een ecosysteembenadering van de visserij om de instandhouding van visbestanden te waarborgen boven niveaus waarop de maximale duurzame opbrengst kan worden geproduceerd, en in overeenstemming met maatregelen die reeds op nationaal niveau worden getroffen;

    iv) het instellen van voor de visserij beperkte gebieden ter bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot broed- en paaiplaatsen, naast of ter aanvulling van vergelijkbare maatregelen die mogelijk al in beheersplannen zijn opgenomen;

    v) het waarborgen, zo mogelijk via elektronische weg, dat gegevens en informatie worden verzameld, ingediend, geverifieerd, opgeslagen en verspreid, met inachtneming van de toepasselijke beleidslijnen en vereisten ten aanzien van vertrouwelijkheid;

    vi) maatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, met inbegrip van mechanismen voor doeltreffende monitoring, controle en bewaking;

    vii) het oplossen van situaties van niet-naleving, onder meer door middel van een passend systeem van maatregelen. De Commissie omschrijft dit systeem van maatregelen en de wijze waarop zij moeten worden uitgevoerd in haar reglement van orde;

    c) het bevorderen van de duurzame ontwikkeling van aquacultuur;

    d) het op gezette tijden beoordelen van de sociaaleconomische aspecten van de visserijsector, onder meer door het verzamelen en evalueren van economische en andere gegevens en informatie die relevant zijn voor de werkzaamheden van de Commissie;

    e) het bevorderen van de ontwikkeling van de institutionele capaciteit en de personele middelen, in het bijzonder via opleiding, training en beroepsactiviteiten binnen bevoegdheidsgebieden van de Commissie;

    f) het verbeteren van de communicatie en het overleg met organisaties in het maatschappelijk middenveld die betrokken zijn bij aquacultuur en visserij;

    g) het aanmoedigen, aanbevelen, coördineren en ontplooien van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, met inbegrip van samenwerkingsprojecten op het gebied van de visserij en de bescherming van de levende rijkdommen van de zee;

    h) het goedkeuren en wijzigen, met een tweederdemeerderheid van de leden, van haar reglement van orde en haar financieel reglement en andere interne administratieve regelingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van haar taken;

    i) het goedkeuren van haar begroting en werkprogramma en het verrichten van alle andere taken die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van deze overeenkomst.

    Artikel 9 (ORGANEN VAN DE COMMISSIE)

    1. De Commissie kan, voor zover nodig, tijdelijke, bijzondere en permanente organen in het leven roepen om zaken die verband houden met de taken van de Commissie te bestuderen en daarover te rapporteren, en werkgroepen aanstellen om specifieke technische problemen te behandelen en aanbevelingen te doen. Het mandaat van in het leven geroepen organen wordt beschreven in het reglement van orde, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een subregionale aanpak. De Commissie kan ook specifieke mechanismen instellen voor de Zwarte Zeeregio met het oog op volledige betrokkenheid van alle oeverstaten, overeenkomstig hun status binnen de Commissie, bij besluiten die betrekking hebben op visserijbeheer.

    2. De in lid 1 bedoelde organen en werkgroepen worden, indien nodig, door de voorzitter van de Commissie bijeengeroepen op het tijdstip en de plaats die hij of zij in overleg met de directeur-generaal van de Organisatie vaststelt.

    3. De Commissie kan de in lid 1 bedoelde organen en werkgroepen oprichten voor zover de benodigde middelen beschikbaar zijn, en alvorens besluiten te nemen die uitgaven tot gevolg hebben, laat zij zich door de uitvoerend secretaris van de Organisatie een rapport overleggen betreffende de administratieve en financiële implicaties.

    4. Elke overeenkomstsluitende partij is gerechtigd één vertegenwoordiger aan te wijzen in organen en werkgroepen, die bij vergaderingen kan worden vergezeld door plaatsvervangers, deskundigen en adviseurs.

    5. De overeenkomstsluitende partijen verstrekken beschikbare informatie die relevant is voor het functioneren van elk orgaan en elke werkgroep op een dusdanige wijze dat deze hun verantwoordelijkheden kunnen vervullen.

    Artikel 10 (HET SECRETARIAAT)

    1. Het secretariaat wordt gevormd door de uitvoerend secretaris en medewerkers die de Commissie ten dienste staan. De uitvoerend secretaris en het personeel van het secretariaat worden benoemd volgens de voorwaarden, voorschriften en procedures die zijn beschreven in het administratieve handboek en de personeelsverordeningen en -regelingen, zoals deze algemeen van toepassing zijn op de andere medewerkers van de Organisatie.

    2. De uitvoerend secretaris van de Commissie wordt benoemd door de directeur-generaal met instemming van de Commissie, of in het geval dat de benoeming plaatsvindt in de periode tussen gewone zittingen van de Commissie, met instemming van de overeenkomstsluitende partijen.

    3. De uitvoerend secretaris is verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van het beleid en de activiteiten van de Commissie en brengt daarover verslag uit aan de Commissie, overeenkomstig het mandaat dat is vastgesteld in het reglement van orde. De uitvoerend secretaris fungeert, waar nodig, tevens als uitvoerend secretaris voor andere organen die de Commissie heeft ingesteld.

    Artikel 11 (FINANCIËLE REGELINGEN)

    1. Op elke gewone zitting neemt de Commissie haar autonome begroting voor drie jaar aan, die jaarlijks tijdens gewone zittingen kan worden herzien. De begroting wordt aangenomen met eenparigheid van stemmen van de overeenkomstsluitende partijen, met dien verstande evenwel dat wanneer, ondanks alle pogingen daartoe, geen consensus kan worden bereikt in de loop van die zitting, de kwestie in stemming wordt gebracht en de begroting wordt vastgesteld bij een tweederdemeerderheid van de overeenkomstsluitende partijen.

    2. Elk der overeenkomstsluitende partijen verbindt zich ertoe een bijdrage aan de autonome begroting te betalen, volgens een verdeelsleutel die is vastgesteld aan de hand van een regeling die de Commissie met eenparigheid van stemmen goedkeurt of wijzigt. De regeling wordt uiteengezet in het financieel reglement.

    3. Niet-leden van de Organisatie die een overeenkomstsluitende partij worden, zijn verplicht een door de Commissie vast te stellen bijdrage te leveren in de kosten van de Organisatie die verband houden met de activiteiten van de Commissie.

    4. Bijdragen worden betaald in vrij converteerbare valuta, tenzij anders bepaald door de Commissie met instemming van de directeur-generaal van de Organisatie.

    5. De Commissie mag schenkingen en andere vormen van steun van organisaties, personen en andere bronnen aanvaarden voor doeleinden die samenhangen met de uitvoering van haar taken. De Commissie mag ook giften aanvaarden voor de algemene werking of voor specifieke projecten of werkzaamheden van de Commissie die worden uitgevoerd door het secretariaat. Ontvangen vrijwillige bijdragen, giften en andere vormen van steun worden gestort in een trustfonds dat door de Organisatie wordt gecreëerd en wordt beheerd met inachtneming van de voorschriften van haar financieel reglement en haar reglement.

    6.  Een overeenkomstsluitende partij die achterstallig is met de betaling van haar financiële bijdragen aan de Commissie heeft geen stem in de Commissie indien het bedrag van de betalingsachterstand gelijk is aan of groter is dan het bedrag van de bijdragen die zij voor de twee voorgaande kalenderjaren verschuldigd is. De Commissie kan echter deze overeenkomstsluitende partij toestaan te stemmen indien zij ervan overtuigd is dat de niet-betaling te wijten was aan omstandigheden waarop de overeenkomstsluitende partij geen invloed had, maar in geen geval verlengt zij het stemrecht met meer dan nog eens twee kalenderjaren.

    Artikel 12 (UITGAVEN)

    1. De uitgaven van het secretariaat, met inbegrip van publicatie- en communicatiekosten, en de uitgaven van de voorzitter en de vicevoorzitters van de Commissie voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de Commissie in de tijd tussen de vergaderingen, worden vastgesteld en betaald uit de begroting van de Commissie.

    2. De uitgaven voor onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden welke door afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen, hetzij op eigen initiatief hetzij op aanbeveling van de Commissie, zijn ondernomen, worden vastgesteld en betaald door de betreffende overeenkomstsluitende partij.

    3. De uitgaven voor gemeenschappelijke onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden welke zijn ondernomen, worden, tenzij een andere financieringsbron voorhanden is, vastgesteld en betaald door de overeenkomstsluitende partijen in de vorm en de verhouding die zij in onderling overleg overeenkomen.

    4. De uitgaven van deskundigen die worden uitgenodigd om vergaderingen van de Commissie en haar organen op persoonlijke titel bij te wonen, zijn ten laste van de begroting van de Commissie.

    5.  De kosten van de Commissie worden betaald uit haar autonome begroting, behalve de kosten die betrekking hebben op medewerkers en faciliteiten die ter beschikking kunnen worden gesteld door de Organisatie. De kosten ten laste van de Organisatie worden vastgesteld en betaald binnen de grenzen van de tweejaarlijkse begroting die wordt opgesteld door de directeur-generaal en wordt goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Organisatie overeenkomstig haar financieel reglement en haar reglement.

    6.  De uitgaven van afgevaardigden en hun plaatsvervangers, deskundigen en adviseurs die voortvloeien uit het bijwonen, als regeringsvertegenwoordigers, van de zittingen van de Commissie en haar organen, alsmede de uitgaven van waarnemers bij de zittingen, zijn ten laste van de respectieve regeringen of organisaties. Rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van ontwikkelingslanden die overeenkomstsluitende partij zijn, kunnen de uitgaven, overeenkomstig artikel 17 en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, ten laste komen van de begroting van de Commissie.

    Artikel 13 (BESLUITVORMING)

    1. De in artikel 8, onder b), bedoelde aanbevelingen worden door de Commissie aangenomen met een meerderheid van twee derde van de aanwezige overeenkomstsluitende partijen die hun stem uitbrengen. De tekst van de aanbevelingen wordt door de uitvoerend secretaris aan elke overeenkomstsluitende partij, medewerkende niet-overeenkomstsluitende partij en relevante niet-overeenkomstsluitende partij meegedeeld.

    2. Met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, verbinden de overeenkomstsluitende partijen van de Commissie zich ertoe de door de Commissie op grond van artikel 8, onder b), gedane aanbevelingen ten uitvoer te leggen met ingang van het tijdstip dat door de Commissie is vastgesteld, dat wil zeggen ten vroegste nadat de in dit artikel bepaalde termijn voor het indienen van bezwaren is verstreken.

    3.  Elke overeenkomstsluitende partij van de Commissie kan binnen een termijn van honderdtwintig dagen na de datum van kennisgeving van een aanbeveling hiertegen bezwaar aantekenen, in welk geval de betrokken overeenkomstsluitende partij de aanbeveling niet ten uitvoer behoeft te leggen. Het bezwaar moet een schriftelijke toelichting op de redenen voor het bezwaar bevatten en, in voorkomend geval, voorstellen voor alternatieve maatregelen. Alle andere leden kunnen zich te allen tijde binnen een bijkomende termijn van zestig dagen aansluiten bij een bezwaar dat binnen de termijn van honderdtwintig dagen is ingediend. Een overeenkomstsluitende partij kan ook te allen tijde haar bezwaar intrekken en een aanbeveling ten uitvoer leggen.

    4.  Indien meer dan één derde van de overeenkomstsluitende partijen van de Commissie bezwaar aantekent tegen een aanbeveling, zijn de overige leden met onmiddellijke ingang ontheven van de verplichting deze ten uitvoer te leggen, wat niet belet dat zij kunnen besluiten de aanbeveling toch in praktijk te brengen.

    5. Alle bezwaren of intrekkingen daarvan worden door de uitvoerend secretaris onmiddellijk na ontvangst ter kennis van de overeenkomstsluitende partijen gebracht.

    6. In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer daarom verzocht wordt door een overeenkomstsluitende partij zoals bepaald door de uitvoerend secretaris in overleg met de voorzitter, kan gebruik worden gemaakt van snelle communicatiemiddelen, waaronder elektronische communicatiemiddelen, indien overeenkomstsluitende partijen in de tijd tussen de zittingen van de Commissie vanwege dringende zaken besluiten moeten nemen over uitsluitend procedurele en administratieve aangelegenheden van de Commissie, met inbegrip van haar organen, waarbij het niet gaat om zaken die verband houden met de interpretatie van de Overeenkomst of het reglement of met de goedkeuring van wijzigingen daarvan.

    Artikel 14 (VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT DE UITVOERING VAN BESLUITEN DOOR DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN)

    1. Met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, verbinden de overeenkomstsluitende partijen van de Commissie zich ertoe de door de Commissie op grond van artikel 8, onder b), gedane aanbevelingen ten uitvoer te leggen met ingang van het tijdstip dat door de Commissie is vastgesteld, dat wil zeggen ten vroegste nadat de in artikel 13 bepaalde termijn voor het indienen van bezwaren is verstreken.

    2. Elke overeenkomstsluitende partij zet, waar van toepassing, aangenomen aanbevelingen om in nationale wetgeving, regelgeving of passende rechtsinstrumenten van de regionale organisatie voor economische integratie. Zij brengt jaarlijks een verslag uit aan de Commissie over de wijze waarop zij de aanbevelingen ten uitvoer heeft gelegd en/of heeft omgezet, en verstrekt daarbij op verzoek van de Commissie de relevante wetgevingsdocumenten in verband met deze aanbevelingen en informatie over het toezicht op en de controle van haar visserij. De Commissie gebruikt deze informatie om te beoordelen of de aanbevelingen op uniforme wijze ten uitvoer worden gelegd.

    3. Elke overeenkomstsluitende partij neemt maatregelen en werkt samen om ervoor te zorgen dat zij haar taken als vlaggenstaat en havenstaat vervult in overeenstemming met de toepasselijke internationale instrumenten waarbij zij partij is en de aanbevelingen van de Commissie.

    4. Door middel van een procedure waarmee gevallen van niet-naleving worden vastgesteld, richt de Commissie zich tot overeenkomstsluitende partijen die de door de Commissie aangenomen aanbevelingen niet naleven, met als doel situaties van niet-naleving te beëindigen.

    5. De Commissie stelt door middel van haar reglement van orde passende maatregelen vast die zij kan nemen wanneer wordt vastgesteld dat overeenkomstsluitende partijen langdurig en zonder gegronde reden haar aanbevelingen niet naleven.

    Artikel 15 (WAARNEMERS)

    1. Overeenkomstig het reglement van de Organisatie kan de Commissie regionale of internationale overheidsorganisaties en regionale, internationale of andere niet-gouvernementele organisaties, ook uit de private sector, die belangen en doelen gemeen hebben met de Commissie of waarvan de activiteiten relevant zijn voor het werk van de Commissie of haar organen, uitnodigen of, op hun verzoek, toelaten als waarnemer.

    2. Een lid of een geassocieerd lid van de Organisatie dat geen overeenkomstsluitende partij is, kan op zijn verzoek worden uitgenodigd als waarnemer bij vergaderingen van de Commissie en haar organen. Het kan memoranda indienen en, zonder stemrecht, deelnemen aan beraadslagingen.

    Artikel 16 (SAMENWERKING MET ANDERE ORGANISATIES EN INSTELLINGEN)

    1. De Commissie werkt inzake aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn samen met andere internationale organisaties en instellingen.

    2. De Commissie stelt passende regelingen in voor de raadpleging van en samenwerking met andere relevante intergouvernementele organisaties, waaronder het sluiten van memoranda van overeenstemming en partnerschapsovereenkomsten.

    Artikel 17 (ERKENNING VAN DE BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN VAN OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN DIE ONTWIKKELINGSLANDEN ZIJN)

    1. De Commissie houdt ten volle rekening met de bijzondere omstandigheden van de ontwikkelingslanden die overeenkomstsluitende partij zijn bij deze overeenkomst, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen in de overeenkomst van 1995.

    2. De overeenkomstsluitende partijen kunnen ofwel rechtstreeks ofwel via de Commissie samenwerken met het oog op de in deze overeenkomst beschreven doeleinden en bijstand bieden voor de vastgestelde behoeften.

    Artikel 18 (NIET-OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN)

    1. De Commissie kan, via het secretariaat, niet-overeenkomstsluitende partijen waarvan de vaartuigen in het Toepassingsgebied vissen, met name kuststaten, uitnodigen volledig mee te werken aan de tenuitvoerlegging van haar aanbevelingen, onder meer door medewerkende niet-overeenkomstsluitende partijen te worden. De Commissie kan met eenparigheid van stemmen van haar overeenkomstsluitende partijen een aanvraag voor de toekenning van de status van medewerkende niet-overeenkomstsluitende partij goedkeuren, met dien verstande evenwel dat wanneer, ondanks alle pogingen daartoe, geen consensus kan worden bereikt, de zaak in stemming wordt gebracht en de status van medewerkende niet-overeenkomstsluitende partij wordt verleend bij een tweederdemeerderheid van de overeenkomstsluitende partijen.

    2. De Commissie wisselt, via het secretariaat, informatie uit over de visserij of de visserijgerelateerde activiteiten van vissersvaartuigen die de vlag voeren van staten die geen overeenkomstsluitende partij zijn bij dit verdrag, maar vissen in het Toepassingsgebied; zij stelt tevens vast wanneer sprake is van activiteiten door niet-overeenkomstsluitende partijen die de verwezenlijking van de doelstelling van de overeenkomst belemmeren en neemt daartegen zo nodig maatregelen, waaronder het opleggen van sancties in overeenstemming met het internationale recht die in het reglement worden beschreven. Sancties kunnen niet-discriminerende, marktgerelateerde maatregelen omvatten.

    3. De Commissie neemt maatregelen in overeenstemming met het internationale recht en met deze overeenkomst om vaartuigen te weerhouden van de activiteiten die de doeltreffendheid van toepasselijke aanbevelingen aantasten, en rapporteert op gezette tijden over maatregelen die zijn ondernomen in verband met de visserij of de visserijgerelateerde activiteiten in het Toepassingsgebied van niet-overeenkomstsluitende partijen.

    4. De Commissie wijst niet-overeenkomstsluitende partijen op activiteiten die, naar de mening van willekeurig welke overeenkomstsluitende partij, de tenuitvoerlegging van de doelstelling van deze overeenkomst negatief beïnvloeden.

    Artikel 19 (BESLECHTING VAN GESCHILLEN OVER DE INTERPRETATIE EN TOEPASSING VAN DE OVEREENKOMST)

    1. In het geval van een geschil tussen twee of meer van de overeenkomstsluitende partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze overeenkomst, overleggen de betrokken partijen met elkaar om door onderhandelingen, bemiddeling, onderzoek of een andere vreedzame wijze van hun keuze te komen tot oplossingen.

    2. Indien de betrokken partijen geen overeenstemming kunnen bereiken overeenkomstig artikel 19, lid 1, kunnen zij gezamenlijk de zaak voorleggen aan een comité bestaande uit één vertegenwoordiger van elk van de partijen bij het geschil, en daarnaast de voorzitter van de Commissie. Op basis van de aanbevelingen die het comité doet en die niet bindend zijn, plegen de partijen opnieuw overleg over de zaak die de aanleiding voor het geschil vormt.

    3. Geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze overeenkomst die niet zijn beslecht overeenkomstig artikel 19, leden 1 en 2, kunnen, met in alle gevallen de instemming van alle partijen bij het geschil, worden voorgelegd aan een scheidsgerecht. De resultaten van de arbitrageprocedure zijn bindend voor de partijen.

    4. In gevallen waarin het geschil wordt voorgelegd aan een scheidsgerecht, wordt het scheidsgerecht samengesteld overeenkomstig het bepaalde in de bijlage bij deze overeenkomst. De bijlage vormt een integrerend onderdeel van deze overeenkomst.

    Artikel 20 (VERHOUDING TOT ANDERE OVEREENKOMSTEN)

    Verwijzingen in deze overeenkomst naar het verdrag van 1982 of naar andere internationale overeenkomsten laten het standpunt van staten met betrekking tot de ondertekening of ratificatie van, of de toetreding tot het verdrag van 1982 of enige andere overeenkomst onverlet, evenals de rechten, de jurisdictie en de plichten van overeenkomstsluitende partijen in het kader van het verdrag van 1982 of de overeenkomst van 1995.

    Artikel 21 (OFFICIËLE TALEN VAN DE COMMISSIE)

    De Commissie stelt vast welke van de talen van de Organisatie als officiële talen van de Commissie worden aangehouden. Deze talen kunnen door de delegaties worden gebruikt tijdens de zittingen en in verslagen, rapporten en mededelingen. Het gebruik van de officiële talen voor simultaanvertaling en vertaling van documenten tijdens de statutaire vergaderingen van de Commissie wordt nader geregeld in het reglement van orde.

    Artikel 22 (WIJZIGING)

    1. De Commissie kan wijzigingen op deze overeenkomst aannemen met een meerderheid van twee derde van alle overeenkomstsluitende partijen. Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2, worden de wijzigingen van kracht met ingang van de datum van aanvaarding door de Commissie.

    2.  Wijzigingen die nieuwe verplichtingen voor de overeenkomstsluitende partijen inhouden, treden slechts in werking nadat zij door twee derde van de overeenkomstsluitende partijen van de Commissie zijn aanvaard en voor elke betrokken overeenkomstsluitende partij na aanvaarding door die overeenkomstsluitende partij. De akten van aanvaarding van wijzigingen die nieuwe verplichtingen meebrengen, worden nedergelegd bij de directeur-generaal van de Organisatie, die alle leden van de Organisatie en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties in kennis stelt van de ontvangst van de aanvaardingen en de inwerkingtreding van de wijzigingen. De rechten en verplichtingen van overeenkomstsluitende partijen die wijzigingen waaruit bijkomende verplichtingen voortvloeien niet aanvaarden, blijven beheerst worden door de bepalingen van deze overeenkomst zoals zij voorafgaand aan de wijziging luidden.

    3. Wijzigingen op deze overeenkomst worden ter kennis gebracht van de Raad van de Organisatie, die elke wijziging welke hij onverenigbaar acht met de oogmerken en doelstellingen van de Organisatie of met de bepalingen van de akte van oprichting van de Organisatie kan verwerpen. Indien de Raad van de Organisatie zulks wenselijk acht, kan hij de wijziging voorleggen aan de Algemene Vergadering van de Organisatie, die over dezelfde bevoegdheid beschikt.

    Artikel 23 (AANVAARDING)

    1. Deze overeenkomst staat open voor aanvaarding door ieder lid of geassocieerd lid van de Organisatie.

    2. Andere staten die lid zijn van de Verenigde Naties of van een van de gespecialiseerde agentschappen of van het Internationale Agentschap voor atoomenergie en een verzoek om toetreding indienen, vergezeld van een in een formele akte vervatte verklaring dat zij deze overeenkomst, zoals van kracht op het tijdstip van toetreding, aanvaarden, kunnen door de Commissie met een meerderheid van twee derde van de leden tot het lidmaatschap worden toegelaten.

    3. De overeenkomstsluitende partijen die geen lid of geassocieerd lid van de Organisatie zijn, kunnen aan de activiteiten van de Commissie deelnemen op voorwaarde dat zij ermee instemmen een overeenkomstig de relevante bepalingen van het financieel reglement en het reglement van de Organisatie vastgestelde bijdrage in de kosten van het secretariaat te betalen.

    4. De aanvaarding van deze overeenkomst door de leden of geassocieerde leden van de Organisatie gebeurt door nederlegging van een akte van aanvaarding bij de directeur-generaal van de Organisatie en wordt van kracht vanaf de ontvangst van de akte door de directeur-generaal.

    5. De aanvaarding van deze overeenkomst door staten die geen lid van de Organisatie zijn, gebeurt door nederlegging van een akte van aanvaarding bij de directeur-generaal van de Organisatie. Het lidmaatschap wordt effectief met ingang van de datum waarop de Commissie het verzoek om toetreding volgens het bepaalde in lid 2 van dit artikel goedkeurt.

    6. De directeur-generaal van de Organisatie stelt alle overeenkomstsluitende partijen van de Commissie, alle leden van de Organisatie en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties in kennis van alle aanvaardingen die effectief zijn geworden.

    7. Aanvaarding van deze overeenkomst door niet-overeenkomstsluitende partijen kan afhankelijk worden gesteld van een voorbehoud, dat slechts geldig wordt na aanvaarding door twee derde van de overeenkomstsluitende partijen. De overeenkomstsluitende partijen waarvan de relevante bevoegde autoriteiten niet binnen drie maanden na de datum van kennisgeving hebben geantwoord, worden geacht het voorbehoud te hebben geaccepteerd. Als het voorbehoud niet wordt geaccepteerd, wordt de staat of de regionale organisatie voor economische integratie die dat voorbehoud maakt, geen partij bij deze overeenkomst. De directeur-generaal van de Organisatie stelt alle overeenkomstsluitende partijen onverwijld in kennis van een voorbehoud.

    Artikel 24 (INWERKINGTREDING)

    Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van de datum waarop de vijfde akte van aanvaarding is nedergelegd.

    Artikel 25 (VOORBEHOUDEN)

    1. Alle partijen kunnen bij toetreding een voorbehoud maken dat niet onverenigbaar is met de doelstellingen van de overeenkomst en in overeenstemming met de algemene beginselen van het internationaal publiekrecht zoals neergelegd in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (Deel II, Afdeling 2) van 1969.

    2. De Commissie beoordeelt regelmatig of een voorbehoud kan leiden tot gevallen van niet-naleving van de aanbevelingen die uit hoofde van artikel 8, onder b) zijn aangenomen en zij kan passende maatregelen overwegen, zoals bepaald in haar reglement van orde.

    Artikel 26 (OPZEGGING)

    1. Elke overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst op ieder tijdstip na twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst voor deze overeenkomstsluitende partij opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de directeur-generaal van de Organisatie, die alle overeenkomstsluitende partijen en de leden van de Organisatie onmiddellijk in kennis stelt van deze opzegging. De opzegging wordt van kracht drie maanden nadat de directeur-generaal van de Organisatie de opzegging heeft ontvangen.

    2. Een overeenkomstsluitende partij kan de overeenkomst opzeggen voor een of meer van de delen van haar grondgebied die inzake internationale betrekkingen onder haar bevoegdheid vallen. Een overeenkomstsluitende partij die haar eigen lidmaatschap opzegt, dient erbij te vermelden voor welk gebiedsdeel of voor welke gebiedsdelen de opzegging geldt. In het andere geval, behoudens wanneer het om geassocieerde leden gaat, zal worden aangenomen dat de opzegging betrekking heeft op alle territoriale gebiedsdelen die inzake internationale betrekkingen onder de bevoegdheid van de betrokken overeenkomstsluitende partij vallen.

    3. Een overeenkomstsluitende partij die haar lidmaatschap van de Organisatie opzegt, wordt geacht terzelfder tijd terug te treden als lid van de Commissie, en dit voor alle gebiedsdelen die inzake internationale betrekkingen onder haar bevoegdheid vallen, met dien verstande dat dit niet voor geassocieerde leden geldt.

    Artikel 27 (BUITENWERKINGTREDING)

    Deze overeenkomst treedt automatisch buiten werking wanneer de Commissie door opzeggingen minder dan vijf overeenkomstsluitende partijen zou tellen, tenzij de overblijvende overeenkomstsluitende partijen eensgezind anders besluiten.

    Artikel 28 (EENSLUIDENDVERKLARING EN REGISTRATIE)

    De originele tekst van deze overeenkomst is opgesteld te Rome op de 24e dag van september negentienhonderdnegenenveertig in de Franse taal en [is gewijzigd op (xx) ...]. Twee in de Arabische, de Engelse, de Franse en de Spaanse taal gestelde afschriften van deze overeenkomst en van de wijzigingen daarop zullen voor eensluidend worden gewaarmerkt door de voorzitter van de Commissie en door de directeur-generaal van de Organisatie. Eén van de afschriften zal worden nedergelegd in de archieven van de Organisatie. Het andere afschrift wordt voor registratie aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties toegezonden. Voorts zal de directeur-generaal afschriften van de Overeenkomst voor eensluidend waarmerken en één exemplaar ervan doen toekomen aan elk lid van de Organisatie en aan staten die geen lid zijn van de Organisatie welke overeenkomstsluitende partij bij deze overeenkomst zijn of worden.

    BIJLAGE INZAKE ARBITRAGE

    1. Het scheidsgerecht als bedoeld in artikel 19, lid 4, is samengesteld uit drie arbiters die als volgt worden aangesteld:

    a) de overeenkomstsluitende partij die het proces aanhangig maakt, deelt de naam van een arbiter mede aan de andere overeenkomstsluitende partij, die op haar beurt binnen veertig dagen na de kennisgeving de naam van de tweede arbiter mededeelt. Bij geschillen tussen meer dan twee overeenkomstsluitende partijen, wijzen de partijen met hetzelfde belang gezamenlijk een arbiter aan. De overeenkomstsluitende partijen stellen binnen zestig dagen na de aanstelling van de tweede arbiter de derde arbiter aan, die geen onderdaan van een van beide partijen mag zijn en niet dezelfde nationaliteit mag hebben als een van de eerste twee arbiters. De derde arbiter zit het scheidsgerecht voor;

    b) Indien de tweede arbiter niet binnen de voorgeschreven termijn is aangesteld, of indien de overeenkomstsluitende partijen niet binnen de voorgeschreven termijn overeenstemming hebben bereikt over de derde arbiter, wordt die arbiter, op verzoek van een van beide partijen, door de directeur-generaal van de Organisatie aangesteld binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek.

    2. Het scheidsgerecht beslist waar zijn zetel zal worden gevestigd en stelt zijn eigen reglement voor de procesvoering vast.

    3. Het scheidsgerecht neemt zijn beslissingen in overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst en het internationale recht.

    4. De uitspraak van het scheidsgerecht wordt gedaan door een meerderheid van zijn leden, die zich niet van stemming mogen onthouden.

    5. Elke overeenkomstsluitende partij die geen partij is bij het geschil mag met instemming van het scheidsgerecht interveniëren.

    6. De uitspraak van het scheidsgerecht is definitief en bindend voor alle overeenkomstsluitende partijen bij het geschil en voor elke overeenkomstsluitende partij die intervenieert en de uitspraak dient onverwijld in acht te worden genomen. Het scheidsgerecht interpreteert de uitspraak op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen bij het geschil of van een interveniërende overeenkomstsluitende partij.

    7. Tenzij het scheidsgerecht gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak anders beslist, komen de proceskosten, met inbegrip van de vergoeding van zijn leden, gelijkelijk ten laste van de overeenkomstsluitende partijen bij het geschil.

    Top