This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014PC0321
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on common rules for imports (codification)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (codificatie)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (codificatie)
/* COM/2014/0321 final - 2014/0166 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (codificatie) /* COM/2014/0321 final - 2014/0166 (COD) */
TOELICHTING 1. In de context van een Europa van de
burgers hecht de Commissie groot belang aan het vereenvoudigen en
verduidelijken van het recht van de Unie om het duidelijker en toegankelijker
te maken voor de gewone burger, zodat deze nieuwe mogelijkheden krijgt en in
staat wordt gesteld gebruik te maken van de specifieke rechten die hij aan het
recht van de Unie kan ontlenen. Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang talloze bepalingen die meermaals en
vaak ingrijpend zijn gewijzigd, gedeeltelijk in de oorspronkelijke handeling en
gedeeltelijk in de latere wijzigingshandelingen te vinden zijn. Om dan na te
gaan wat de geldende regels zijn, is veel zoekwerk vereist, waarbij een groot
aantal handelingen moet worden vergeleken. Codificatie van meermaals
gewijzigde regels is dan ook van essentieel belang om het recht duidelijk en
doorzichtig te maken. 2. Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie haar diensten opgedragen alle handelingen na maximaal
tien wijzigingen te codificeren, waarbij zij erop wijst dat dit een
minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het
juiste begrip van de bepalingen ernaar zouden moeten streven de teksten
waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te
codificeren. 3. De conclusies van het
voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh (december 1992) hebben dit
bevestigd[2] en het belang van codificatie onderstreept, omdat daarmee
rechtszekerheid wordt verschaft omtrent de vraag welke wet op een gegeven
moment op een bepaald onderwerp van toepassing is. Bij codificatie moet de normale procedure voor de vaststelling van handelingen van de
Unie volledig in acht worden genomen. Aangezien bij codificatie
geen inhoudelijke wijzigingen in de betrokken wetteksten mogen worden
aangebracht, zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij
Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 een versnelde werkmethode voor
de codificatie van wetteksten overeengekomen. 4. Dit voorstel beoogt de codificatie
van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende
de gemeenschappelijke invoerregeling[3].
De nieuwe verordening vervangt de verschillende handelingen die erin zijn
verwerkt[4]; dit voorstel laat de inhoud van de handelingen die worden gecodificeerd
onverlet en beperkt zich er derhalve toe deze samen te voegen en daarin slechts
de formele wijzigingen aan te brengen die voor de codificatie zelf
vereist zijn. 5. Dit voorstel voor een codificatie is opgesteld op basis van een voorafgaande
consolidatie, in 22 officiële talen, van Verordening (EG) nr. 260/2009
en de handeling tot wijziging daarvan, met behulp van een
gegevensverwerkingssysteem van het Bureau voor publicaties van de Europese
Unie. Voor zover de artikelen zijn vernummerd, is het verband tussen de oude en
de nieuwe nummering weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in
bijlage III bij de gecodificeerde verordening. ê 260/2009
(aangepast) 2014/0166 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende de gemeenschappelijke regeling Ö voor de invoer Õ (codificatie) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag Ö betreffende de
werking van de Europese Unie Õ, en met name artikel
Ö 207, lid 2 Õ , Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Verordening (EG) nr. Ö 260/2009 van de
Raad[6] Õ is ingrijpend
gewijzigd[7].
Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot
codificatie van die verordening te worden overgegaan. (2) Het gemeenschappelijk
handelsbeleid dient op eenvormige beginselen te berusten. (3) De Ö Europese Õ Gemeenschap Ö was betrokken
bij de sluiting van Õ de Overeenkomst tot
oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, hierna „WTO” te noemen. Bijlage I A
bij die overeenkomst omvat onder meer de Algemene Overeenkomst betreffende
Tarieven en Handel 1994 (Ö hierna Õ „GATT 1994” Ö te noemen Õ) en een Overeenkomst
inzake vrijwaringsmaatregelen. (4) De Overeenkomst inzake
vrijwaringsmaatregelen is erop gericht de disciplines van de GATT 1994 te
verduidelijken en te versterken, en met name die van artikel XIX. Deze
overeenkomst voorziet in de afschaffing van vrijwaringsmaatregelen die niet aan
de regels voldoen, zoals maatregelen tot zelfbeperking van de uitvoer,
marktordeningsregelingen en andere soortgelijke regelingen bij in- of uitvoer. (5) De Overeenkomst inzake
vrijwaringsmaatregelen is eveneens van toepassing op kolen- en staalproducten.
De gemeenschappelijke regeling voor de invoer, inzonderheid wat de
vrijwaringsmaatregelen betreft, geldt derhalve ook voor die producten, onverminderd
eventuele maatregelen om een overeenkomst toe te passen die specifiek op kolen-
en staalproducten betrekking heeft. (6) Een speciale behandeling
geldt, zowel op Ö Unieniveau Õ als op
internationaal niveau, voor textielproducten, waarop Verordening (EG) nr.
517/94 van de Raad[8],
van toepassing is. Het is derhalve dienstig deze producten van het
toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten. (7) De Commissie dient door de
lidstaten in kennis te worden gesteld van risico's die door de ontwikkeling van
de invoer ontstaan en die de instelling van Ö Unietoezicht Õ en de toepassing van
vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk zouden kunnen maken. (8) De Commissie dient in dat
geval de voorwaarden en de ontwikkeling van de invoer, alsmede de verschillende
aspecten van de economische en commerciële situatie en de eventueel te nemen
maatregelen te onderzoeken. (9) Het in het vrije verkeer
brengen van onder voorafgaand Ö Unietoezicht Õ geplaatste producten
moet afhankelijk worden gesteld van de overlegging van een toezichtsdocument
dat aan uniforme criteria beantwoordt. Dit document moet, op verzoek van de
importeur, binnen een bepaalde termijn door de autoriteiten van de lidstaten
worden afgegeven zonder dat de importeur hierdoor evenwel een recht van invoer
verkrijgt. Het toezichtsdocument mag derhalve slechts gebruikt worden zolang de
invoerregeling niet wordt gewijzigd. (10) De lidstaten en de Commissie
dienen elkaar zo volledig mogelijk op de hoogte te houden van de informatie die
in het kader van het Ö Unietoezicht Õ is verkregen. (11) Het is de taak van de
Commissie de nodige maatregelen vast te stellen ter bescherming van de belangen
van de Ö Unie Õ . Deze belangen, en
met name die van de producenten, de gebruikers en consumenten in de Ö Unie Õ, moeten als een
geheel worden bezien. (12) Tegen leden van de WTO kunnen
slechts vrijwaringsmaatregelen genomen worden indien het betrokken product in
dermate toegenomen hoeveelheden en onder zulke omstandigheden en voorwaarden in
de Ö Unie Õ wordt ingevoerd dat
de producenten in de Ö Unie Õ van het soortgelijke
of rechtstreeks concurrerende product hierdoor ernstige schade lijden of
dreigen te lijden, tenzij de internationale verplichtingen een afwijking op
deze regel toestaan. (13) Het is dienstig de begrippen
„ernstige schade”, „dreigende ernstige schade” en „bedrijfstak van de Ö Unie Õ” te definiëren en de
criteria voor de vaststelling van de schade nader te bepalen. (14) Een onderzoek moet worden
ingesteld voordat vrijwaringsmaatregelen worden toegepast, doch de Commissie
moet de mogelijkheid hebben in geval van nood voorlopige maatregelen te nemen. (15) Het is dienstig meer
gedetailleerde bepalingen op te stellen inzake de opening van een onderzoek, de
vereiste controles en inspecties, de toegang van exportlanden en belanghebbenden
tot de verkregen inlichtingen, het horen van belanghebbenden en de mogelijkheid
die dezen hebben opmerkingen te maken. (16) De bepalingen inzake onderzoek
Ö in Õ deze verordening
doen geen afbreuk aan Ö de
Unievoorschriften Õ en nationale
voorschriften inzake het beroepsgeheim. (17) Tevens moeten termijnen worden
vastgesteld voor de opening van een onderzoek en de vaststelling van de
eventueel te nemen maatregelen met het oog op een snelle afhandeling van de
procedures, hetgeen de rechtszekerheid voor de betrokken ondernemingen zal
vergroten. (18) Indien vrijwaringsmaatregelen
de vorm van een contingent aannemen, mag het niveau daarvan in principe niet
lager zijn dan de gemiddelde invoer in een representatieve periode van ten
minste drie jaar. (19) Indien het contingent tussen
leverancierslanden wordt verdeeld, kan het deel van elk van deze landen in
overeenstemming met deze landen worden vastgesteld of met inachtneming van de
invoer in een representatieve periode. Er moet echter van deze regels kunnen
worden afgeweken in geval van ernstige schade en van een onevenredige toename
van de invoer, mits aan de verplichting tot overleg in het kader van het
Vrijwaringscomité van de WTO wordt voldaan. (20) Een maximumduur dient te
worden vastgesteld voor de toepassing van de vrijwaringsmaatregelen, alsmede
specifieke bepalingen voor de verlenging van de geldigheidsduur, de
progressieve liberalisering en de herziening van deze maatregelen. (21) Bepaald dient te worden onder
welke voorwaarden vrijwaringsmaatregelen niet mogen worden toegepast op
producten uit een ontwikkelingsland dat lid is van de WTO. (22) Toezicht- of
vrijwaringsmaatregelen ten behoeve van slechts een of meer regio's van de Ö Unie Õ kunnen soms de
voorkeur verdienen boven maatregelen die in de gehele Ö Unie Õ van toepassing zijn.
Dergelijke maatregelen mogen echter slechts bij wijze van uitzondering
vastgesteld worden indien er geen alternatieven zijn. Er moet op toegezien
worden dat deze maatregelen van tijdelijke aard zijn en de werking van de
interne markt zo min mogelijk verstoren. (23) Ö Met het oog op
de eenvormigheid van de regeling voor de invoer, moeten de door de importeurs
te vervullen formaliteiten Õ eenvoudig en
identiek Ö zijn Õ, ongeacht Ö waar de
goederen worden ingeklaard Õ. Het is derhalve
dienstig te bepalen dat alle formaliteiten worden vervuld Ö met behulp van
formulieren Õ waarvan het model bij
deze verordening is gevoegd. (24) De toezichtsdocumenten die in
het kader van toezichtmaatregelen Ö van de Unie Õ worden afgegeven,
dienen in de gehele Ö Unie Õ geldig te zijn,
ongeacht de lidstaat van afgifte. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19 (aangepast) (25) De uitvoering Ö van deze
verordening vereist Õ eenvormige
voorwaarden voor de vaststelling van voorlopige en definitieve
vrijwaringsmaatregelen, en voor het opleggen van maatregelen inzake voorafgaand
toezicht. Deze maatregelen moeten door de Commissie worden vastgesteld overeenkomstig
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad[9]. (26) De raadplegingsprocedure moet
worden toegepast voor de vaststelling van toezicht- en voorlopige maatregelen,
gelet op de effecten van dergelijke maatregelen en de sequentiële logica ervan
met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Als
vertraging bij de oplegging van maatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk
te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasselijke voorlopige
maatregelen kunnen vaststellen, ê 260/2009
(aangepast) HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I Algemene beginselen Artikel 1 1. Deze verordening is van toepassing op de
invoer van producten van oorsprong uit derde landen, met uitzondering van: a) textielproducten waarop de
specifieke invoerregels van Verordening (EG) nr. 517/94 van toepassing zijn, b) de producten van oorsprong uit
bepaalde derde landen die zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 625/2009 van
de Raad[10]. 2. De invoer in de Ö Unie Õ van in lid 1
bedoelde producten is vrij en is dus aan geen enkele kwantitatieve beperking
onderworpen, onverminderd de vrijwaringsmaatregelen die op grond van hoofdstuk
V kunnen worden genomen. HOOFDSTUK II Informatie- en overlegprocedure Ö van de Unie Õ Artikel 2 De lidstaten stellen de Commissie in kennis
wanneer de ontwikkeling van de invoer toezicht- of vrijwaringsmaatregelen
noodzakelijk lijkt te maken. De kennisgeving dient het bewijsmateriaal te
bevatten dat beschikbaar is ten aanzien van de in artikel 9 vermelde criteria.
De Commissie geeft deze inlichtingen zo spoedig mogelijk aan alle lidstaten
door. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19, onder 2) Artikel 3 1. De Commissie wordt bijgestaan door een
Comité vrijwaringsmaatregelen. Dat comité is een comité in de zin van
Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is
artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 van
toepassing. 5. Ingevolge artikel 3, lid 5, van Verordening
(EU) nr. 182/2011 wordt, wanneer een schriftelijke procedure wordt gevolgd voor
de vaststelling van definitieve maatregelen overeenkomstig artikel 16 van deze
verordening, deze procedure afgesloten zonder verder vervolg, indien binnen de
door de voorzitter vastgestelde termijn deze zulks besluit of een meerderheid
van de leden van het comité zoals omschreven in artikel 5, lid 1, van
Verordening (EU) nr. 182/2011 daarom verzoekt. Wanneer in andere gevallen een
schriftelijke procedure wordt gevolgd voor de ontwerpmaatregel die in het
comité is besproken, wordt die procedure afgesloten zonder verder vervolg
indien binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn deze zulks besluit of
een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt. Wanneer in andere
gevallen een schriftelijke procedure wordt gevolgd zonder dat de
ontwerpmaatregel in het comité is besproken, wordt die procedure afgesloten
zonder verder vervolg indien binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn
deze zulks besluit of een vierde van de leden van het comité daarom verzoekt. ê 260/2009
(aangepast) HOOFDSTUK III Onderzoeksprocedure Ö van de Unie Õ Artikel 4 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 7
dient een onderzoeksprocedure Ö van de Unie Õ te worden gevolgd,
voordat vrijwaringsmaatregelen worden toegepast. 2. Het onderzoek is erop gericht aan de hand
van de in artikel 9 bedoelde factoren te bepalen of de betrokken producenten in
de Ö Unie Õ door de invoer van
het betrokken product ernstige schade lijden of dreigen te lijden. 3. Onder: a) „ernstige schade” wordt een
aanmerkelijke algemene achteruitgang van de situatie van de producenten in de Ö Unie Õ verstaan; b) „dreigende ernstige schade” wordt
een duidelijk risico van ernstige schade in een nabije toekomst verstaan; c) „producenten in de Ö Unie Õ” worden alle
producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten verstaan
die op het grondgebied van de Ö Unie Õ hun bedrijf
uitoefenen, of die producenten waarvan de gezamenlijke productie van de
soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten een belangrijk deel vormen
van de totale productie in de Ö Unie Õ van die producten. Artikel 5 ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19, onder 3) 1. Wanneer duidelijk is dat er voldoende
bewijsmateriaal is om een onderzoek te openen, opent de Commissie een onderzoek
binnen één maand na de datum van ontvangst van de door een lidstaat verstrekte
informatie en maakt zij dit in het Publicatieblad van de Europese Unie
bekend. Deze bekendmaking: ê 260/2009 a) bevat een samenvatting van de
ontvangen inlichtingen en het verzoek de Commissie alle nuttige inlichtingen
toe te zenden; b) geeft de termijn aan waarbinnen
belanghebbenden hun standpunt schriftelijk kenbaar moeten maken en inlichtingen
kunnen verstrekken, willen die standpunten en inlichtingen in aanmerking kunnen
worden genomen tijdens het onderzoek; c) vermeldt de termijn waarbinnen
belanghebbenden kunnen vragen door de Commissie, overeenkomstig lid 4,
mondeling te worden gehoord. De Commissie maakt, in samenwerking met de
lidstaten, een aanvang met het onderzoek. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19, onder 3) De Commissie verstrekt de lidstaten informatie
over haar onderzoek van de informatie normaliter binnen 21 dagen nadat de
informatie aan de Commissie is verstrekt. 2. De Commissie wint alle inlichtingen in die
zij nodig acht en tracht deze, indien zij dit dienstig acht en nadat zij de
lidstaten heeft geïnformeerd, te verifiëren bij importeurs, handelaars,
vertegenwoordigers, producenten en handelsverenigingen of -organisaties. ê 260/2009
(aangepast) De Commissie wordt in deze taak bijgestaan
door functionarissen uit de lidstaat op het grondgebied waarvan de verificaties
plaatsvinden, voor zover deze lidstaat daartoe de wens te kennen heeft gegeven. 3. De lidstaten verstrekken de Commissie op
haar verzoek en op de door haar vastgestelde wijze de gegevens waarover zij
beschikken over de ontwikkelingen op de markt van het product waarop het
onderzoek betrekking heeft. 4. De belanghebbenden die zich overeenkomstig
lid 1, eerste alinea, kenbaar hebben gemaakt en de vertegenwoordigers van het
land van uitvoer kunnen op schriftelijk verzoek kennis nemen van alle
inlichtingen die de Commissie in het kader van het onderzoek heeft ontvangen,
met uitzondering van de interne documenten die de autoriteiten van de Ö Unie Õ of die van haar
lidstaten hebben opgesteld, voor zover deze inlichtingen relevant zijn voor de
presentatie van hun dossier, niet vertrouwelijk zijn in de zin van artikel 8 en
door de Commissie bij het onderzoek worden gebruikt. De belanghebbenden die zich kenbaar hebben
gemaakt kunnen de Commissie hun standpunt over deze inlichtingen mededelen. Dit
standpunt kan in aanmerking worden genomen voor zover het door voldoende
bewijsmateriaal is gestaafd. 5. De Commissie kan belanghebbenden horen.
Deze moeten worden gehoord indien zij hierom schriftelijk hebben verzocht
binnen de in het Publicatieblad van de Europese Unie genoemde termijn en
daarbij hebben aangetoond dat zij belang kunnen hebben bij het resultaat van
het onderzoek en dat zij bijzondere redenen hebben om gehoord te willen worden. 6. Wanneer de door de Commissie gevraagde
gegevens niet binnen de bij deze verordening of de door de Commissie ter
uitvoering van deze verordening vastgestelde termijn worden verstrekt of
wanneer het onderzoek aanmerkelijk wordt gehinderd, kunnen aan de hand van de
beschikbare gegevens conclusies worden getrokken. Indien de Commissie
constateert dat een belanghebbende of een derde land haar onjuiste of
misleidende inlichtingen heeft verstrekt, laat zij deze buiten beschouwing en
kan ze de beschikbare gegevens gebruiken. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19, onder 3) 7. Wanneer de Commissie van oordeel is dat er
onvoldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek in te stellen, stelt zij de
lidstaten binnen één maand na de datum van ontvangst van de inlichtingen van de
lidstaten in kennis van haar besluit. ê 260/2009 Artikel 6 1. Aan het einde van het onderzoek legt de
Commissie het comité een verslag voor over de resultaten. ê 37/2014 Art. 1
en bijlage , punt 19, onder 4) 2. Indien de Commissie binnen negen maanden na
opening van het onderzoek tot de conclusie komt dat het niet nodig is dat de
Unie toezicht- of vrijwaringsmaatregelen neemt, wordt het onderzoek binnen een
maand afgesloten. De Commissie beëindigt het onderzoek volgens de in artikel 3,
lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. ê 260/2009
(aangepast) 3. Wanneer de Commissie van oordeel is dat het
nodig is toezicht- of vrijwaringsmaatregelen Ö van de
Unie Õ te nemen, neemt zij hiertoe uiterlijk negen maanden na opening van het
onderzoek de nodige besluiten overeenkomstig de hoofdstukken IV en V. In
uitzonderlijke omstandigheden kan deze termijn met ten hoogste twee maanden
worden verlengd. In dit geval doet de Commissie in het Publicatieblad van de
Europese Unie een bericht verschijnen waarin de duur van de verlenging en
een samenvatting van de redenen ervan zijn vermeld. Artikel 7 1. De bepalingen van dit hoofdstuk doen geen
afbreuk aan de mogelijkheid om op enig ogenblik toezicht in te stellen
overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 of voorlopige
vrijwaringsmaatregelen te nemen overeenkomstig de artikelen 15, 16 en 17. Voorlopige vrijwaringsmaatregelen worden
genomen: a) wanneer kritieke omstandigheden een
onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maken omdat uitstel tot moeilijk te
herstellen schade zou leiden, en b) wanneer voorlopig is vastgesteld dat
er voldoende bewijsmateriaal is dat een toename van de invoer ernstige schade
heeft veroorzaakt of dreigt te veroorzaken. De duur van dergelijke maatregelen kan niet
meer dan 200 dagen bedragen. 2. Voorlopige vrijwaringsmaatregelen nemen de
vorm aan van een verhoging van de douanerechten ten opzichte van het bestaande
niveau, of dit nu hoger of gelijk is aan nul, indien door het nemen van
dergelijke maatregelen ernstige schade voorkomen of hersteld kan worden. 3. De Commissie neemt onmiddellijk de nog
noodzakelijke onderzoeksmaatregelen. 4. Worden de voorlopige vrijwaringsmaatregelen
ingetrokken omdat er geen sprake blijkt te zijn van ernstige schade of dreiging
van ernstige schade, dan worden de douanerechten die als gevolg van deze
maatregelen zijn betaald zo spoedig mogelijk automatisch terugbetaald. De
procedure van de artikelen 79 en volgende van Verordening (EG) nr. 450/2008 van
het Europees Parlement en de Raad[11]
is van toepassing. Artikel 8 1. De op grond van deze verordening ontvangen
inlichtingen mogen slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor zij werden
gevraagd. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19, onder 5) 2. De Commissie noch de lidstaten, inclusief
de functionarissen van beide, mogen de gegevens van vertrouwelijke aard die zij
op grond van deze verordening hebben ontvangen, of inlichtingen die op
vertrouwelijke basis zijn verstrekt, bekendmaken zonder de uitdrukkelijke
toestemming van degene die ze heeft verstrekt. ê 260/2009
(aangepast) 3. Bij elk verzoek om vertrouwelijke
behandeling van gegevens wordt aangegeven om welke redenen deze vertrouwelijk
zijn. Wanneer blijkt dat een verzoek om
vertrouwelijke behandeling van gegevens niet gegrond is en degene die ze heeft
verstrekt deze noch openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot
bekendmaking ervan in algemene termen of in samengevatte vorm, dan kunnen deze
buiten beschouwing worden gelaten. 4. Gegevens worden in elk geval als
vertrouwelijk beschouwd indien uit de bekendmaking ervan aanzienlijk nadeel kan
voortvloeien voor degene die ze heeft verstrekt of van wie ze afkomstig zijn. 5. De leden 1 tot en met 4 vormen geen
beletsel voor het verstrekken van algemene informatie door de autoriteiten van
de Ö Unie Õ en in het bijzonder
de motivering van de op grond van deze verordening genomen besluiten. Deze
autoriteiten van de Ö Unie Õ moeten echter
rekening houden met het rechtmatige belang van de betrokken natuurlijke
personen en rechtspersonen wat het niet bekendmaken van hun zakengeheimen betreft. Artikel 9 1. Het onderzoek naar de ontwikkeling van de
invoer, de omstandigheden waaronder deze plaatsvindt en de ernstige schade die
de producenten in de Ö Unie Õ daardoor lijden of
dreigen te lijden, heeft met name betrekking op de volgende factoren: a) de ingevoerde hoeveelheden, met name
wanneer deze aanzienlijk zijn toegenomen, hetzij absoluut, hetzij ten opzichte
van de productie of het verbruik in de Ö Unie Õ; b) de prijzen van de ingevoerde
producten, met name in geval van aanzienlijke onderbieding van de prijs van een
soortgelijk product in de Ö Unie Õ; c) de invloed hiervan op de producenten
in de Ö Unie Õ van soortgelijke of
rechtstreeks concurrerende producten, zoals blijkt uit de ontwikkeling van
bepaalde economische factoren, zoals: –
productie, –
bezettingsgraad, –
voorraden, –
verkoop, –
marktaandeel, –
prijzen (dat wil zeggen prijsdalingen of prijzen
die gelijk blijven terwijl ze normaal hadden moeten stijgen), –
winsten, –
rentabiliteit, –
cash flow, –
werkgelegenheid; d) andere factoren dan de ontwikkeling
van de invoer waardoor de betrokken producenten in de Ö Unie Õ schade lijden of
kunnen lijden. 2. In geval van beweerde dreiging van ernstige
schade, onderzoekt de Commissie tevens of het in een bepaalde situatie
waarschijnlijk is dat werkelijk schade zal ontstaan. In dit verband kan tevens met de volgende
factoren rekening worden gehouden: a) het tempo waarin de uitvoer naar de Ö Unie Õ is toegenomen; b) de exportcapaciteit die in het land
van oorsprong of uitvoer reeds aanwezig is of daar in een voorzienbare toekomst
aanwezig zal zijn, en de waarschijnlijkheid dat deze capaciteit voor export
naar de Ö Unie Õ zal worden benut. HOOFDSTUK IV Maatregelen van toezicht Artikel 10 1. Wanneer de producenten in de Ö Unie Õ schade dreigen te
lijden door de ontwikkeling van de invoer van een onder deze verordening
vallend product van oorsprong uit een derde land, kan de invoer van dit
product, indien dit in het belang van de Ö Unie Õ is, worden
onderworpen aan: a) Ö Unietoezicht Õ achteraf, onder de
voorwaarden als bepaald in het in lid 2 bedoelde besluit; b) een voorafgaand toezicht,
overeenkomstig artikel 11. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19, onder 6) 2. Het besluit toezicht in te stellen wordt
door de Commissie genomen door middel van uitvoeringshandelingen, volgens de in
artikel 3, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. ê 260/2009
(aangepast) 3. De maatregelen van toezicht zijn van
beperkte duur. Behoudens andersluidende bepalingen vervallen zij aan het einde
van het tweede halfjaar volgende op het halfjaar waarin zij werden ingesteld. Artikel 11 1. Onder voorafgaand Ö Unietoezicht Õ geplaatste producten
kunnen eerst na overlegging van een toezichtsdocument in het vrije verkeer
worden gebracht. Het toezichtsdocument wordt door de door de lidstaten
aangewezen bevoegde autoriteit kosteloos voor elke gevraagde hoeveelheid
afgegeven binnen maximaal vijf werkdagen nadat zij de aangifte van de importeur
in de Ö Unie Õ heeft ontvangen,
ongeacht diens plaats van vestiging in de Ö Unie Õ. De aangifte wordt
geacht uiterlijk drie werkdagen na indiening door de bevoegde nationale
autoriteit te zijn ontvangen, tenzij het tegendeel wordt bewezen. 2. Het toezichtsdocument wordt op een
formulier gesteld waarvan het model in bijlage I is opgenomen. Tenzij in het besluit om goederen onder
toezicht te plaatsen anders bepaald, dient de aanvraag van toezichtsdocumenten
van de importeur slechts de volgende gegevens te bevatten: a) naam en volledig adres van de
aanvrager (met inbegrip van zijn telefoon- en faxnummer en eventueel zijn
identificatienummer bij de bevoegde nationale autoriteiten) alsmede zijn
btw-nummer indien hij btw-plichtige is; b) eventueel, naam en volledig adres
van de aangever of de eventuele vertegenwoordiger van de aanvrager (met
inbegrip van zijn telefoon- en faxnummer); c) de omschrijving van de goederen met
opgave van: –
de handelsbenaming, –
de code van de gecombineerde nomenclatuur waar zij
onder vallen, –
oorsprong en herkomst; d) de aangegeven hoeveelheden, in
kilogram, en eventueel in iedere andere ter zake doende extra eenheid (paar,
stuks, enz.); e) de waarde van de goederen cif-grens Ö Unie Õ in euro; f) de volgende verklaring, gedateerd
en ondertekend door de aanvrager, die daarin ook zijn naam in hoofdletters
vermeldt: „Ondergetekende verklaart dat de
inlichtingen in deze aanvraag naar beste weten en te goeder trouw werden
verstrekt en dat hij in de Ö Unie Õ is gevestigd.”. 3. Het toezichtsdocument is geldig in de
gehele Ö Unie Õ, ongeacht welke
lidstaat het heeft afgegeven. 4. De constatering dat de prijs per eenheid
waartegen de transactie plaatsvindt de in het toezichtsdocument vermelde prijs
met minder dan 5 % overschrijdt of dat de totale waarde of hoeveelheid van
de ten invoer aangebrachte producten minder dan 5 % hoger is dan die welke
in dit toezichtsdocument is vermeld, vormt geen beletsel voor het in het vrije
verkeer brengen van het betrokken product. De Commissie kan, na het comité te
hebben gehoord en met inachtneming van de aard van de producten en de andere
bijzondere kenmerken van de transactie, een ander percentage vaststellen dat
normalerwijze evenwel niet meer dan 10 % mag bedragen. 5. Het toezichtsdocument mag slechts worden
gebruikt zolang de regeling inzake de liberalisering van de invoer op de
betrokken transacties van toepassing is, doch niet langer dan gedurende de termijn
die terzelfder tijd en volgens dezelfde procedure als de ondertoezichtplaatsing
wordt vastgesteld, waarbij de aard van de producten en de andere bijzondere
kenmerken van de transacties in aanmerking worden genomen. 6. Wanneer dit vereist is volgens een op grond
van artikel 10 genomen besluit, dient de oorsprong van de onder Ö Unietoezicht Õ geplaatste producten
door middel van een certificaat van oorsprong te worden aangetoond. Dit lid
laat andere bepalingen inzake de overlegging van een dergelijk certificaat
onverlet. 7. Wanneer in een lidstaat regionale
vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn op een onder voorafgaand Ö Unietoezicht Õ geplaatst product,
dan mag de door deze lidstaat afgegeven invoervergunning in plaats van het
toezichtsdocument worden gebruikt. 8. De formulieren met betrekking tot de
toezichtsdocumenten en de uittreksels daarvan worden opgesteld in twee
exemplaren, waarvan het eerste „origineel voor de geadresseerde” wordt genoemd
en het nummer 1 draagt, en het tweede, dat „exemplaar voor de bevoegde
autoriteit” wordt genoemd en het nummer 2 draagt, wordt bewaard door de
autoriteit die het document heeft afgegeven. Voor administratieve doeleinden
kan de bevoegde autoriteit aan formulier nr. 2 een aantal extra kopieën
toevoegen. 9. De formulieren worden gedrukt op wit
houtvrij papier, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, met een
gewicht van 55 tot 65 g per m2. Het formaat van de formulieren is
210 × 297 mm en de regelafstand 4,24 mm (een zesde duim); de
indeling van de formulieren moet strikt in acht worden genomen. Beide zijden
van het exemplaar nr. 1, dat het eigenlijke toezichtsdocument vormt, zijn
bovendien voorzien van een gele geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing
met mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. 10. De lidstaten dragen zorg voor het drukken
van de formulieren. Deze kunnen eveneens worden gedrukt door drukkerijen die
daartoe zijn erkend door de lidstaat waar zij gevestigd zijn. In dit geval
dient op elk formulier een verwijzing naar deze erkenning voor te komen. Voorts
worden op elk formulier de naam en het adres van de drukker vermeld of een
teken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19, onder 7) Artikel 12 Wanneer de invoer van een product niet onder
voorafgaand toezicht van de Unie is geplaatst, kan de Commissie, overeenkomstig
artikel 17, een toezicht instellen dat tot een of meer regio's van de Unie is
beperkt. De Commissie doet de lidstaten informatie toekomen zodra zij heeft
besloten toezicht in te stellen. ê 260/2009
(aangepast) Artikel 13 1. Onder regionaal toezicht geplaatste
producten kunnen in de betrokken regio eerst na overlegging van een toezichtsdocument
in het vrije verkeer worden gebracht. Het toezichtsdocument wordt door de door
de betrokken lidstaat (lidstaten) aangewezen bevoegde autoriteit kosteloos voor
elke gevraagde hoeveelheid afgegeven binnen maximaal vijf werkdagen nadat zij
de aangifte van de importeur in de Ö Unie Õ heeft ontvangen,
ongeacht diens plaats van vestiging in de Ö Unie Õ. Deze aangifte wordt
geacht uiterlijk drie werkdagen na indiening door de bevoegde nationale autoriteit
te zijn ontvangen, tenzij het tegendeel wordt bewezen. De toezichtsdocumenten
kunnen slechts worden gebruikt zolang die liberalisatieregeling voor de invoer
voor de betrokken verrichtingen van kracht blijft. 2. Artikel 11, lid 2, is van toepassing. Artikel 14 1. Wanneer Ö Unietoezicht Õ of regionaal
toezicht is ingesteld, delen de lidstaten de Commissie binnen de eerste tien
dagen van elke maand mede: a) in geval van voorafgaand toezicht:
de hoeveelheden en de aan de hand van de cif-prijzen berekende bedragen
waarvoor tijdens de voorafgaande periode toezichtsdocumenten zijn afgegeven; b) in alle gevallen: de invoer in de
periode die aan de onder a) bedoelde periode is voorafgegaan. In de mededelingen van de lidstaten wordt een
onderverdeling naar product en land gegeven. Andere bepalingen kunnen terzelfder tijd en
volgens dezelfde procedure als de ondertoezichtplaatsing worden vastgesteld. 2. Wanneer dit op grond van de aard van de
producten of bijzondere omstandigheden is vereist, kan de Commissie op verzoek
van een lidstaat of op eigen initiatief het tijdschema voor de mededeling van
de hier bedoelde informatie wijzigen. 3. De Commissie houdt de lidstaten op de
hoogte. HOOFDSTUK V Vrijwaringsmaatregelen Artikel 15 1. Wanneer de invoer in de Ö Unie Õ van een product in
dermate gestegen hoeveelheden en/of onder zulke omstandigheden plaatsvindt dat
de producenten in de Ö Unie Õ hierdoor ernstige
schade lijden of dreigen te lijden, kan de Commissie, ter bescherming van de
belangen van de Ö Unie Õ, op verzoek van een
lidstaat of op eigen initiatief: a) de geldigheidsduur verkorten van de
in artikel 11 bedoelde toezichtsdocumenten die na de inwerkingtreding van deze
maatregel worden afgegeven; b) de regeling voor de invoer van dit
product zo wijzigen dat het eerst in het vrije verkeer mag worden gebracht na
overlegging van een invoervergunning die op de door haar vastgestelde
voorwaarden en binnen de door haar gestelde grenzen wordt verleend. De onder a) en b) bedoelde maatregelen treden
onmiddellijk in werking. 2. Met betrekking tot WTO-leden, worden de in
lid 1 vermelde maatregelen slechts genomen wanneer aan de twee voorwaarden van
de eerste alinea van dat lid is voldaan. 3. Bij de vaststelling van een contingent
wordt met name rekening gehouden met: a) de wenselijkheid de traditionele
handelsstromen zoveel mogelijk te handhaven; b) de hoeveelheden waarvoor op normale
voorwaarden contracten zijn gesloten vóór de inwerkingtreding van een
vrijwaringsmaatregel in de zin van dit hoofdstuk, indien deze contracten door
de betrokken lidstaat ter kennis van de Commissie werden gebracht; c) het feit dat de realisatie van het
doel waarvoor het contingent werd vastgesteld niet in gevaar mag worden
gebracht. Het contingent mag niet lager zijn dan het
gemiddelde niveau van de invoer in de laatste drie representatieve jaren
waarvoor statistieken beschikbaar zijn, tenzij een ander niveau noodzakelijk is
om ernstige schade te voorkomen of te herstellen. 4. De verdeling van een contingent onder
leverancierslanden kan plaatsvinden in overleg met de leverancierslanden die
een aanmerkelijk belang hebben in de invoer in de Ö Unie Õ van het betrokken
product. Indien de verdeling van het contingent niet op
deze wijze gebeurt, wordt het over de leverancierslanden verdeeld naar rato van
hun invoer van het betrokken product in de Ö Unie Õ gedurende een
voorgaande representatieve periode, waarbij rekening wordt gehouden met
bijzondere factoren die de handel in dit product hebben kunnen of kunnen
beïnvloeden. Met inachtneming van de verplichting van de Ö Unie Õ tot overleg in het
kader van het Vrijwaringscomité van de WTO, kan in geval van ernstige schade
van deze verdelingsmethode worden afgeweken, indien de invoer van oorsprong uit
een of meer leverancierslanden met een onevenredig percentage is gestegen ten
opzichte van de totale stijging van de invoer van het betrokken product
gedurende een voorafgaande representatieve periode. 5. De in dit artikel bedoelde maatregelen zijn
van toepassing op elk product dat na inwerkingtreding van deze maatregelen in
het vrije verkeer wordt gebracht. Overeenkomstig artikel 17 kunnen deze
maatregelen tot een of meer regio's van de Ö Unie Õ worden beperkt. Deze maatregelen vormen evenwel geen beletsel
voor het in het vrije verkeer brengen van producten die reeds naar de Ö Unie Õ onderweg zijn en
waarvan de bestemming niet kan worden gewijzigd en de producten die, op grond
van de artikelen 10 en 11, eerst na overlegging van een toezichtsdocument in
het vrije verkeer mogen worden gebracht, daadwerkelijk van dat document
vergezeld gaan. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19, onder 8) 6. Wanneer een lidstaat de Commissie verzoekt
in te grijpen, neemt de Commissie binnen een termijn van vijf werkdagen na de
datum van ontvangst van het verzoek een besluit overeenkomstig de in artikel 3,
lid 3, of in spoedeisende gevallen, artikel 3, lid 4, bedoelde
onderzoeksprocedure. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19, onder 9) Artikel 16 Wanneer de belangen van de Unie dit vereisen,
kan de Commissie volgens de in artikel 3, lid 3, bedoelde
onderzoeksprocedure, en in overeenstemming met de in hoofdstuk III omschreven
voorwaarden, maatregelen vaststellen om te voorkomen dat een product in dermate
gestegen hoeveelheden en/of op zodanige voorwaarden in de Unie wordt ingevoerd
dat de producenten in de Unie van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende
producten hierdoor ernstige schade lijden of dreigen te lijden. Artikel 15, leden 2 tot en met 5, zijn van
toepassing. ê 260/2009
(aangepast) Artikel 17 Wanneer, met name op grond van de in artikel 9
genoemde factoren, geoordeeld wordt dat in een of meer regio's van de Ö Unie Õ de voorwaarden
aanwezig zijn voor het nemen van de in de artikelen 10 en 15 bedoelde
maatregelen, kan de Commissie, na onderzoek van alternatieve oplossingen, bij
wijze van uitzondering toestaan dat toezicht- of vrijwaringsmaatregelen worden
genomen die tot deze regio of regio's zijn beperkt, indien zij van oordeel is
dat toepassing van zulke maatregelen op dit niveau de voorkeur verdient boven
de toepassing van zulke maatregelen in de gehele Ö Unie Õ. Deze maatregelen zijn van tijdelijke aard en
dienen de werking van de interne markt zo min mogelijk te verstoren. Deze maatregelen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 10 en artikel 15 neergelegde bepalingen. Artikel 18 Vrijwaringsmaatregelen kunnen niet worden
toegepast ten aanzien van een product van oorsprong uit een ontwikkelingsland
dat lid is van de WTO zolang het aandeel van dat land in de invoer in de Ö Unie Õ van het betrokken
product niet meer dan 3 % bedraagt, mits de ontwikkelingslanden die lid
zijn van de WTO en waarvan het aandeel in de invoer in de Ö Unie Õ minder dan 3 %
bedraagt, tezamen niet meer dan 9 % vertegenwoordigen van de totale invoer
in de Ö Unie Õ van het betrokken
product. Artikel 19 1. De duur van de vrijwaringsmaatregelen wordt
beperkt tot de tijd die nodig is om ernstige schade te voorkomen of te
herstellen en om de producenten in de Ö Unie Õ de gelegenheid te
geven zich aan te passen. Deze duur kan in principe niet meer dan vier jaar
bedragen, met inbegrip van de duur van de eventuele voorlopige maatregelen. 2. De oorspronkelijke duur kan worden
verlengd, doch niet voor de in artikel 15, lid 4, derde alinea, bedoelde
maatregelen, indien wordt vastgesteld dat: a) deze verlenging noodzakelijk is om
ernstige schade te voorkomen of te herstellen; b) er bewijsmateriaal is dat de
producenten in de Ö Unie Õ nog met aanpassingen
bezig zijn. 3. De besluiten tot verlenging worden genomen
op de in hoofdstuk III omschreven voorwaarden en volgens dezelfde procedures
als de oorspronkelijke maatregelen. De maatregelen mogen na verlenging niet
restrictiever zijn dan zij aan het einde van de oorspronkelijke periode waren. 4. Indien de duur van de
vrijwaringsmaatregelen meer dan een jaar bedraagt, moet de maatregel tijdens de
toepassingsperiode, met inbegrip van de verlengde periode, met regelmatige
intervallen geleidelijk worden geliberaliseerd. 5. De totale toepassingsduur van een
vrijwaringsmaatregel, met inbegrip van de periode van toepassing van een
voorlopige maatregel, de oorspronkelijke duur van de maatregel en iedere
verlenging daarvan, mag niet meer dan acht jaar bedragen. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19, onder 10) Artikel 20 1. Gedurende de tijd dat een op grond van de
hoofdstukken IV en V toegepaste toezicht- of vrijwaringsmaatregel van kracht
is, kan de Commissie hetzij op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief,
uiterlijk in het midden van de geldigheidsduur van maatregelen die meer dan
drie jaar van toepassing zijn: a) het effect van deze maatregelen
onderzoeken; b) bepalen of en in hoeverre het
liberaliseringstempo kan worden versneld; c) nagaan of handhaving van de
maatregelen nog noodzakelijk is. Indien de Commissie van oordeel is dat de
maatregel nog moet worden toegepast, stelt zij de lidstaten daarvan in kennis. 2. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de
in de artikelen 10, 12, 15, 16 en 17 bedoelde toezicht- of
vrijwaringsmaatregelen moeten worden ingetrokken of gewijzigd, trekt zij de
betrokken maatregelen in of wijzigt zij deze volgens de in artikel 3, lid 3,
bedoelde onderzoeksprocedure. Wanneer dit besluit betrekking heeft op
regionale toezichtmaatregelen, is het van toepassing met ingang van de zesde
dag volgende op die van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese
Unie. ê 260/2009 Artikel 21 1. Er kan geen nieuwe vrijwaringsmaatregel
worden genomen ten aanzien van de invoer van een product waarop voorheen een
vrijwaringsmaatregel van toepassing was en dit gedurende een periode die gelijk
is aan de duur van de vroegere vrijwaringsmaatregel. Deze periode kan niet
korter zijn dan twee jaar. 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, kan
opnieuw een vrijwaringsmaatregel met een duur van ten hoogste 180 dagen worden
genomen ten aanzien van de invoer van een product: a) indien ten minste één jaar is
verstreken sedert de datum van invoering van een vrijwaringsmaatregel
betreffende de invoer van dit product, en b) indien in de periode van vijf jaar
die onmiddellijk aan de invoering van de maatregel voorafgaat, een dergelijke
vrijwaringsmaatregel ten aanzien van hetzelfde product niet meer dan tweemaal
is genomen. HOOFSTUK VI Slotbepalingen ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19, onder 11) Artikel 22 Indien de belangen van de Unie dit vereisen,
kan de Commissie volgens de in artikel 3, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure,
passende maatregelen ter uitvoering van wetgevingshandelingen vaststellen, om
ervoor te zorgen dat de Unie of al haar lidstaten op internationaal niveau hun
rechten kunnen uitoefenen of hun verplichtingen kunnen nakomen, met name op het
gebied van de handel in basisproducten. ê 37/2014 art. 1
en bijlage, punt 19, onder 12) Artikel 23 De Commissie neemt in haar jaarlijks verslag
aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing en uitvoering van
handelsbeschermende maatregelen, bedoeld in artikel 22 bis van Verordening (EG)
nr. 1225/2009 van de Raad[12],
informatie op over de uitvoering van deze verordening. ê 260/2009
(aangepast) Artikel 24 1. Deze verordening doet geen afbreuk aan
verplichtingen op grond van speciale bepalingen in overeenkomsten die tussen de
Ö Unie Õ en derde landen zijn
gesloten. 2. Onverminderd andere Ö Uniebepalingen Õ vormt deze
verordening geen beletsel voor de vaststelling of toepassing door de lidstaten
van: a) verboden, kwantitatieve beperkingen
of toezichtmaatregelen die zijn ingesteld uit hoofde van de bescherming van de
openbare zeden, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid of het
leven van Ö mensen Õ , dieren of planten,
het nationale artistieke, historische of archeologische erfgoed of de
industriële of commerciële eigendom; b) bijzondere formaliteiten voor het
deviezenverkeer; c) formaliteiten die, in
overeenstemming met het Verdrag, op grond van internationale overeenkomsten
zijn ingevoerd. De lidstaten delen de Commissie mede welke
maatregelen of formaliteiten zij op grond van de eerste alinea voornemens zijn
in te voeren of te wijzigen. In bijzonder spoedeisende gevallen worden deze
maatregelen of formaliteiten aan de Commissie medegedeeld zodra zij zijn
vastgesteld. Artikel 25 1. Deze verordening doet geen afbreuk aan de
toepassing van regelingen houdende een gemeenschappelijke ordening van de
landbouwmarkten, hieruit voortvloeiende Ö bestuursrechtelijke
bepalingen van de Unie Õ of nationale
bestuursrechtelijke bepalingen en de specifieke regelingen voor goederen die
door de verwerking van landbouwproducten zijn verkregen, doch vormt een
aanvulling daarop. 2. De artikelen 10 tot en met 14 en artikel 21
zijn niet van toepassing op producten die onder de in lid 1 van dit artikel
bedoelde regelingen vallen en waarvoor, volgens de Ö Unievoorschriften Õ voor het
handelsverkeer met derde landen, een invoercertificaat of ander invoerdocument
moet worden overgelegd. De artikelen 15, 17 en 20 tot en met 24 zijn
niet van toepassing op producten waarvoor, volgens de hierboven bedoelde
voorschriften, kwantitatieve invoerbeperkingen kunnen worden ingesteld. Artikel 26 Verordening
(EG) nr. Ö 206/2009 Õ wordt ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening
gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen
volgens de concordantietabel in bijlage III. Artikel 27 Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] COM(87) 868 PV. [2] Zie bijlage 3 bij deel A van die conclusies. [3] Opgenomen in het wetgevingsprogramma voor 2014. [4] Zie bijlage II bij dit voorstel. [5] PB C […] van […], blz. […]. [6] Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26
februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling (PB L 84 van
31.3.2009, blz. 1). [7] Zie bijlage II. [8] Verordening (EG) nr. 517/94 van de Raad van 7 maart 1994
betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van textielproducten
uit bepaalde derde landen, die niet vallen onder bilaterale overeenkomsten,
protocollen of andere regelingen, noch onder een andere, bijzondere,
communautaire regeling (PB L 67 van 10.3.1994, blz. 1). [9] Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement
en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en
algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de
uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L
55 van 28.2.2011, blz. 13). [10] Verordening (EG) nr. 625/2009 van de Raad van 7 juli 2009
betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde
landen (PB L 185 van 17.7.2009, blz. 1). [11] Verordening (EG) nr. 450/2008 van het Europees Parlement
en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van het communautair
douanewetboek (gemoderniseerd douanewetboek) (PB L 145 van 4.6.2008, blz.
1). [12] Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november
2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen
die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009,
blz. 51). ê 260/2009
(aangepast) BIJLAGE I || EUROPESE UNIE || TOEZICHTSDOCUMENT 1 || 1. Geadresseerde (naam, volledig adres, land, BTW-nummer) || 2. Nummer van afgifte Origineel voor de geadresseerde || || || 3. Voorziene plaats en datum van de invoer || || 4. Voor de afgifte bevoegde autoriteit (naam, adres en telefoonnummer) || 5. Aangever/vertegenwoordiger (indien van toepassing) (naam, volledig adres) || 6. Land van oorsprong (en nummer van geonomenclatuur) || || || 7. Land van herkomst (en nummer van geonomenclatuur) || || || 8. Laatste dag van geldigheid 1 || || || 9. Omschrijving van de goederen || 10. Goederencode (GN) en ‑categorie || || || || 11. Hoeveelheid in kg (nettomassa) of in extra eenheden || || || || 12. Waarde cif-grens Unie in euro || || || 13. Aanvullende gegevens || || || 14. Visum van de bevoegde autoriteit || || Datum: ……………………………………………. || Handtekening: ……………………………………. || (Stempel) || || 15. AFSCHRIJVINGEN In het eerste deel van kolom 17 de beschikbare hoeveelheid en in het tweede deel de afgeschreven hoeveelheid aanduiden 16. Nettohoeveelheid (nettomassa of andere meeteenheid met aanduiding van de eenheid) || 19. Douanedocument (soort en nummer) of uittreksel (nummer) en datum van afschrijving || 20. Naam, Lidstaat, handtekening en stempel van de afschrijvende autoriteit 17. In cijfers || 18. In letters voor de afgeschreven hoeveelheid || || 1. || || || 2. 1. || || || 2. 1. || || || 2. 1. || || || 2. 1. || || || 2. 1. || || || 2. 1. || || || 2. Hier de eventuele verlengstrook bevestigen. || EUROPESE UNIE || TOEZICHTSDOCUMENT 2 || 1. Geadresseerde (naam, volledig adres, land, BTW-nummer) || 2. Nummer van afgifte Exemplaar voor de bevoegde autoriteit || || || 3. Voorziene plaats en datum van de invoer || || 4. Voor de afgifte bevoegde autoriteit (naam, adres en telefoonnummer) || 5. Aangever/vertegenwoordiger (indien van toepassing) (naam, volledig adres) || 6. Land van oorsprong (en nummer van geonomenclatuur) || || || 7. Land van herkomst (en nummer van geonomenclatuur) || || || 8. Laatste dag van geldigheid 2 || || || 9. Omschrijving van de goederen || 10. Goederencode (GN) en ‑categorie || || || || 11. Hoeveelheid in kg (nettomassa) of in extra eenheden || || || || 12. Waarde cif-grens Unie in euro || || || 13. Aanvullende gegevens || || || 14. Visum van de bevoegde autoriteit || || Datum: ……………………………………………. || Handtekening: ……………………………………. || (Stempel) || || 15. AFSCHRIJVINGEN In het eerste deel van kolom 17 de beschikbare hoeveelheid en in het tweede deel de afgeschreven hoeveelheid aanduiden 16. Nettohoeveelheid (nettomassa of andere meeteenheid met aanduiding van de eenheid) || 19. Douanedocument (soort en nummer) of uittreksel (nummer) en datum van afschrijving || 20. Naam, Lidstaat, handtekening en stempel van de afschrijvende autoriteit 17. In cijfers || 18. In letters voor de afgeschreven hoeveelheid || || 1. || || || 2. 1. || || || 2. 1. || || || 2. 1. || || || 2. 1. || || || 2. 1. || || || 2. 1. || || || 2. Hier de eventuele verlengstrook bevestigen. _____________ é BIJLAGE II Ingetrokken
verordening met de wijziging ervan Verordening (EG) nr. 206/2009 van de Raad (PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1) || || || Verordening (EU) nr. 37/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 18 van 21.1.2014, blz. 1) || Uitsluitend punt 19 van de bijlage _____________ BIJLAGE III Concordantietabel Verordening (EG) nr. 260/2009 || De onderhavige verordening Artikel 1 || Artikel 1 Artikel 2 || Artikel 2 Artikel 4 || Artikel 3 Artikel 5 || Artikel 4 Artikel 6 || Artikel 5 Artikel 7 || Artikel 6 Artikel 8 || Artikel 7 Artikel 9 || Artikel 8 Artikel 10 || Artikel 9 Artikel 11 || Artikel 10 Artikel 12 || Artikel 11 Artikel 13 || Artikel 12 Artikel 14 || Artikel 13 Artikel 15 || Artikel 14 Artikel 16 || Artikel 15 Artikel 17 || Artikel 16 Artikel 18 || Artikel 17 Artikel 19 || Artikel 18 Artikel 20 || Artikel 19 Artikel 21 || Artikel 20 Artikel 22 || Artikel 21 Artikel 23 || Artikel 22 Artikel 23 bis || Artikel 23 Artikelen 24 t/m 27 || Artikelen 24 t/m 27 Bijlage I || Bijlage I Bijlage II || Bijlage II Bijlage III || Bijlage III _____________