EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014PC0174

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten en tot intrekking van Verordening 83/417/EEG van de Raad

/* COM/2014/0174 final - 2014/0096 (COD) */

52014PC0174

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten en tot intrekking van Verordening 83/417/EEG van de Raad /* COM/2014/0174 final - 2014/0096 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Richtlijn 83/417/EEG van de Raad voorziet in de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde melkeiwitten (caseïne en caseïnaten). Om de volgende redenen wordt voorgesteld deze richtlijn in te trekken en te vervangen door een nieuwe tekst: 1) om de aan de Commissie verleende bevoegdheden aan te passen aan het nieuwe onderscheid dat is ingevoerd bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), 2) om andere intussen vastgestelde wetgeving, met name met betrekking tot levensmiddelen, in aanmerking te nemen, 3) om de eisen ten aanzien van de samenstelling van de betrokken producten aan te passen aan de desbetreffende internationale normen van de Codex Alimentarius.

1)      In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt een onderscheid gemaakt tussen, enerzijds, de aan de Commissie verleende bevoegdheid om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling, zoals bepaald in artikel 290 (gedelegeerde handelingen) en, anderzijds, de aan de Commissie verleende bevoegdheid om uitvoeringshandelingen vast te stellen wanneer er eenvormige voorwaarden nodig zijn, zoals bedoeld in artikel 291 (uitvoeringshandelingen). Bij de controle van de bepalingen van Richtlijn 83/417/EEG met betrekking tot het nieuwe onderscheid tussen gedelegeerde en uitvoeringshandelingen is gebleken dat het nodig is de Commissie te machtigen om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van, in voorkomend geval, de technische definities en normen die zijn vastgelegd in de bijlagen ten aanzien van voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten om rekening te houden met de ontwikkelingen op het gebied van de desbetreffende internationale normen en met de technische vooruitgang. Een overeenkomstige machtiging wordt in dit voorstel opgenomen.

2)      In het onderhavige voorstel wordt rekening gehouden met de verdere ontwikkeling van parallelle wetgeving, met name van de levensmiddelenwetgeving. Het betreft met name aanpassingen aan Verordening nr. 2000/13/EG[1], Verordening (EG) nr. 178/2002[2], Verordening (EG) nr. 882/2004[3], Verordening (EG) nr. 1332/2008[4] en Verordening (EG) nr. 1333/2008[5].

3)      In de Codex Alimentarius is een internationale norm met betrekking tot voor menselijke voeding bestemde caseïneproducten vastgesteld[6]. Deze norm definieert, onder andere, de essentiële kenmerken inzake de samenstelling en kwaliteit van caseïneproducten. Om exploitanten van levensmiddelenbedrijven gelijke kansen te bieden op de wereldmarkt worden de in de bijlagen vastgestelde vereisten betreffende de samenstelling van voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten in het onderhavige voorstel aangepast aan die van de hierboven genoemde codexnorm. Het gaat hierbij om twee wijzigingen: het maximale vochtgehalte van voor menselijke voeding bestemde caseïne wordt verhoogd van 10 naar 12 % en het maximale melkvetgehalte van voedingszuurcaseïne wordt verlaagd van 2,25 naar 2 %. Dankzij deze wijzigingen zijn de in het voorstel vastgestelde vereisten ten aanzien van de samenstelling volledig in overeenstemming met de internationale norm.

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.

Algemene context

In de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten handelingen van de Commissie.

Artikel 290 van het VWEU biedt de wetgever de mogelijkheid "aan de Commissie de bevoegdheid over te dragen niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling". Dergelijke door de Commissie vastgestelde rechtshandelingen worden volgens de terminologie van het Verdrag "gedelegeerde handelingen" genoemd (artikel 290, lid 3).

Artikel 291 van het VWEU biedt de lidstaten de mogelijkheid "alle maatregelen van intern recht te nemen die nodig zijn ter uitvoering van de juridisch bindende handelingen van de Unie". Bij die handelingen worden aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden toegekend wanneer er eenvormige voorwaarden nodig zijn voor de uitvoering van deze handelingen. Dergelijke door de Commissie vastgestelde rechtshandelingen worden volgens de terminologie van het Verdrag "uitvoeringshandelingen" genoemd (artikel 291, lid 4).

Sinds de goedkeuring van de oorspronkelijke richtlijn in 1983 zijn een aantal rechtshandelingen vastgesteld op het gebied van de levensmiddelenwetgeving. Deze moeten in aanmerking worden genomen.

Tot en met 2006 viel de productie van caseïne en caseïnaten uit melk onder een interne door de Unie beheerde subsidieregeling. Deze subsidieregeling wordt sindsdien niet meer toegepast en is definitief ingetrokken bij het in 2013 gesloten politiek akkoord over de hervorming van de integrale gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten. Specifieke bepalingen, die verschillen van internationale normen, zijn derhalve niet langer gerechtvaardigd. Bijgevolg zijn de vereisten inzake de samenstelling van caseïneproducten in het voorstel aangepast aan de desbetreffende codexnorm.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

De artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Verordening 2000/13/EG, Verordening (EG) nr. 178/2002, Verordening (EG) nr. 882/2004, Verordening (EG) nr. 1332/2008 en Verordening (EG) nr. 1333/2008.

Codex Stan 290-1995.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

Het voorstel is in overeenstemming met de nieuwe indeling van bij het VWEU aan de Commissie verleende bevoegdheden, met de desbetreffende wetgeving op het gebied van levensmiddelen en met de in de Codex Alimentarius vastgestelde internationale norm voor caseïneproducten.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbende partijen

Het is niet nodig de belanghebbende partijen te raadplegen, aangezien het voorstel vooral betrekking heeft op interinstitutionele thema's en niet raakt aan de essentie van Richtlijn 83/417/EEG, die al tientallen jaren goed werkt. Het voorstel voorziet ook in een betere integratie van de voorschriften voor caseïne en caseïnaten in het ruimere juridische kader op het gebied van de levensmiddelenwetgeving, wat leidt tot meer duidelijkheid en vereenvoudiging. Ook de voorschriften inzake de verstrekking van informatie tussen bedrijven zijn gestroomlijnd.

De verdere aanpassing aan de internationale norm is besproken met de sector, die ten zeerste is ingenomen met de voorgestelde wijziging.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Om dezelfde redenen is er evenmin behoefte aan externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Om dezelfde redenen is er evenmin behoefte aan een effectbeoordeling.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)

In het voorstel 1) wordt gewezen op de noodzaak om gedelegeerde bevoegdheid toe te kennen aan de Commissie voor de vaststelling van wijzigingen van de bijlagen I en II en wordt de desbetreffende procedure vastgesteld voor de vaststelling van deze handelingen in de nieuwe wettelijke context die is ontstaan door de inwerkingtreding van de artikelen 290 en 291 van het VWEU; 2) worden de bestaande bepalingen aangepast aan de verdere ontwikkeling van de wetgeving, met name op het gebied van levensmiddelen; 3) worden, in voorkomend geval, de vereisten inzake de samenstelling van de voor menselijke voeding bestemde caseïne aangepast aan de overeenkomstige codexnorm.

Rechtsgrondslag

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 114.

Subsidiariteitsbeginsel

Het voorstel valt onder de gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten, en is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Keuze van instrumenten

De vorm van de oorspronkelijke rechtshandeling (richtlijn) wordt niet gewijzigd. Het voorstel is gericht op de versterking van de positie van de Commissie in de nieuwe juridische context die door het Verdrag van Lissabon is ontstaan. Voorts wordt rekening gehouden met de verdere ontwikkeling van de wetgeving in de afgelopen jaren en met bestaande, bijgewerkte internationale normen.

Bovendien is er in het voorstel rekening mee gehouden dat de lidstaten moeten kunnen beschikken over een zekere speelruimte om de tenuitvoerlegging aan te passen aan het nationale juridische en administratieve kader, met name met betrekking tot de mogelijke goedkeuring van nationale maatregelen in aangelegenheden die niet specifiek door het voorstel worden geharmoniseerd.

2014/0096 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten en tot intrekking van Verordening 83/417/EEG van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[7],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Richtlijn 83/417/EEG van de Raad[8] voorziet in de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde melkeiwitten (caseïne en caseïnaten). Sinds de inwerkingtreding van deze richtlijn zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd die in aanmerking moeten worden genomen, met name de ontwikkeling van een alomvattend juridisch kader op het gebied van de levensmiddelenwetgeving en de goedkeuring van een internationale norm van de Codex Alimentarius[9] inzake voor menselijke voeding bestemde caseïneproducten.

(2)       Bij Richtlijn 83/417/EEG zijn aan de Commissie bevoegdheden verleend om voor een aantal bepalingen uitvoeringsbepalingen vast te stellen. Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten deze bevoegdheden worden aangepast aan artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het Verdrag).

(3)       Ter wille van de duidelijkheid moet Richtlijn 83/417/EEG daarom worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe richtlijn.

(4)       Aangezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad[10] algemene, horizontale en uniforme regels van de Unie bevat betreffende de methoden van bemonstering en analyse van levensmiddelen, zijn de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 83/417/EEG niet langer nodig.

(5)       Aangezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad[11] algemene, horizontale en uniforme regels van de Unie bevat betreffende de vaststelling van noodmaatregelen voor levensmiddelen en diervoeders, zijn de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 83/417/EEG niet langer nodig.

(6)       Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad[12] is niet van toepassing op de onderlinge verhoudingen tussen ondernemingen. Aangezien de onder deze richtlijn vallende producten niet zijn bedoeld om te worden verkocht aan de eindverbruiker, maar enkel tussen bedrijven voor de bereiding van levensmiddelen, dienen de specifieke, reeds in Richtlijn 83/417/EEG vervatte voorschriften te worden gehandhaafd, te worden aangepast aan het huidige wettelijke kader en te worden vereenvoudigd. In deze voorschriften is bepaald welke informatie voor deze producten dient te worden verstrekt om de exploitanten van levensmiddelenbedrijven toegang te geven tot de informatie die zij nodig hebben voor de etikettering van de eindproducten, bijvoorbeeld op het gebied van allergenen, enerzijds en om te voorkomen dat deze producten kunnen worden verward met soortgelijke producten die niet voor menselijke consumptie zijn bestemd anderzijds.

(7)       Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad[13] voorziet in de definitie van technische hulpstoffen, die ook in Richtlijn 83/417/EEG technische hulpstoffen worden genoemd. Daarom dient in deze richtlijn eveneens de term "technische hulpstoffen" te worden gebruikt.

(8)       Andere termen en referenties in de bijlagen bij Richtlijn 83/417/EEG moeten worden aangepast in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1333/2008 en Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad[14].

(9)       In bijlage I bij Richtlijn 83/417/EEG is het maximale vochtgehalte van voor menselijke voeding bestemde caseïne vastgesteld op 10 % en het maximale melkvetgehalte van voedingszuurcaseïne op 2,25 %. In aanmerking nemende dat deze parameters in de bij de Codex Alimentarius vastgestelde internationale norm 290-1995 op respectievelijk 12 % en 2 % zijn vastgelegd, moeten de overeenkomstige parameters worden vastgesteld in overeenstemming met de internationale norm om verstoring van de handel te vermijden.

(10)     Om de in de bijlagen vervatte technische elementen snel te kunnen aanpassen of bijwerken naargelang van de ontwikkelingen bij de betrokken internationale normen of de technische vooruitgang, dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden gedelegeerd om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag ten aanzien van de in de bijlagen I en II vastgestelde normen voor voor menselijke voeding bestemde caseïne en voor menselijke voeding bestemde caseïnaten.

(11)     Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen zorgen voor een gelijktijdige, snelle en adequate toezending van de desbetreffende documenten aan het Europees Parlement en de Raad.

(12)     De lidstaten moeten beschikken over een zekere speelruimte om nationale maatregelen vast te stellen in aangelegenheden die niet specifiek door deze richtlijn worden geharmoniseerd om zich aan te passen aan het nationale juridische en administratieve kader. In dergelijke gevallen moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen van hun nationale maatregelen overeenkomstig de procedure van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad[15],

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn is van toepassing op voor menselijke voeding bestemde caseïne en caseïnaten, alsmede op mengsels daarvan.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(a) "caseïne": de gewassen en gedroogde, in water onoplosbare eiwitstof, die in de grootste hoeveelheid in melk voorkomt en die uit magere melk wordt verkregen door precipitatie:

i)       hetzij door toevoeging van zuur,

ii)      hetzij door microbische aanzuring,

iii)     hetzij door middel van stremsel (leb),

iv)     hetzij door middel van andere melkcoagulerende enzymen,

en die wordt onderworpen aan een warmtebehandeling waardoor de fosfatase negatief wordt onverminderd een eventuele voorafgaande toepassing van ionenuitwisselingsprocedés en concentratieprocedés;

(b) "caseïnaten": producten die zijn verkregen door droging van met neutraliserende stoffen behandelde caseïne, die een warmtebehandeling heeft ondergaan waardoor de fosfatase negatief is geworden;

(c) "magere melk": melk waaraan niets is toegevoegd en waarvan alleen het vetgehalte is verlaagd;

(d) "melkeiwit, type voedings-zuurcaseïne" of "voedingszuurcaseïne": voor menselijke voeding bestemde caseïne die wordt verkregen door middel van precipitatie met behulp van de in bijlage I, afdeling I, onder d), opgesomde technische hulpstoffen en bacteriënculturen en voldoet aan de in bijlage I, afdeling I, vastgestelde normen;

(e) "melkeiwit, type voedings-lebcaseïne" of "voedingslebcaseïne": voor menselijke voeding bestemde caseïne die wordt verkregen door middel van precipitatie met behulp van de in bijlage I, afdeling II, onder d), opgesomde technische hulpstoffen en voldoet aan de in bijlage I, afdeling II, vastgestelde normen;

(f) "voedingscaseïnaten": voor menselijke voeding bestemde caseïnaten die zijn verkregen uit voor menselijke voeding bestemde caseïne welke is behandeld met de in bijlage II, onder d), genoemde neutraliserende middelen van voedingskwaliteit en die voldoen aan de in die bijlage vastgestelde normen.

Artikel 3

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

(a) de in artikel 2 omschreven producten slechts in de handel kunnen worden gebracht indien zij voldoen aan de voorschriften en normen van deze richtlijn en van de bijlagen I en II daarbij; en

(b) de producten die niet voldoen aan de in de bijlagen I en II vastgestelde normen, niet worden gebruikt voor de bereiding van levensmiddelen en op zodanige wijze worden benoemd en geëtiketteerd dat de koper niet wordt misleid over de aard, de kwaliteit of het gebruik ervan.

Artikel 4

De in artikel 2, onder d), e) en f) vastgestelde benamingen zijn uitsluitend bestemd voor de aldaar omschreven producten en worden in de handel gebruikt ter aanduiding van die producten.

Artikel 5

1.           Op de verpakkingen, recipiënten of etiketten van de in artikel 2 omschreven producten worden de volgende verplichte vermeldingen duidelijk zichtbaar, duidelijk leesbaar en in onuitwisbare letters aangebracht:

(a) de voor die producten overeenkomstig artikel 4 gereserveerde benaming met, voor de caseïnaten, de aanduiding van het kation of de kationen;

(b) voor de producten die als mengsel in de handel worden gebracht:

i)       de vermelding "mengsel van …" gevolgd door de benamingen van de verschillende producten waaruit het mengsel bestaat, in afnemende gewichtsvolgorde,

ii)      de aanduiding van het kation of de kationen voor caseïnaat of caseïnaten,

iii)     het gehalte aan eiwitten voor de mengsels die caseïnaten bevatten;

(c) de nettohoeveelheid uitgedrukt in kilogram of gram;

(d) de naam of handelsnaam en het adres van de exploitant onder wiens naam of handelsnaam het levensmiddel in de handel wordt gebracht, of, indien de exploitant niet in de Unie is gevestigd, de invoerder in de Unie;

(e) de naam van het land van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde producten;

(f) de identificatiecode van de partij of de productiedatum.

2.           De lidstaten verbieden de afzet van in artikel 2, onder d), e) en f), omschreven producten op hun grondgebied indien de in lid 1 genoemde vermeldingen niet zijn aangebracht in een taal die gemakkelijk te begrijpen is voor de kopers van de lidstaten waar deze producten in de handel worden gebracht, tenzij deze informatie via andere middelen wordt verschaft; dit belet niet om de vermeldingen in meer dan één taal aan te brengen.

3.           De in lid 1, onder b), iii), en onder c), d) en e), genoemde vermeldingen hoeven enkel op een begeleidend document voor te komen.

Artikel 6

1.           De lidstaten mogen nationale maatregelen vaststellen inzake aangelegenheden die niet specifiek door deze richtlijn worden geharmoniseerd mits zij het vrije verkeer van goederen die in overeenstemming zijn met deze richtlijn niet verbieden, belemmeren of beperken.

2.           De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van een dergelijke nationale maatregel overeenkomstig de procedure die is vastgesteld in Richtlijn 98/34/EG.

Artikel 7

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 8 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I en II teneinde rekening te houden met de ontwikkelingen in de desbetreffende internationale normen en met de technische vooruitgang.

Artikel 8

1.           De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.

2.           De in artikel 7 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd met ingang van (…). (Publications Office is to fill in the date of entry into force of this Act).

3.           Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 7 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.           Een overeenkomstig artikel 7 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 9

1.           De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 maart 2015 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.           De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 10

Richtlijn 83/417/EEG wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 11

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                        Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

[1]               Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame.

[2]               Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden.

[3]               Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn.

[4]               Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG, Richtlijn 2001/112/EG van de Raad en Verordening (EG) nr. 258/97.

[5]               Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven.

[6]               Codex Stan 290-1995.

[7]               PB C  van , blz. .

[8]               Richtlijn 83/417/EEG van de Raad van 25 juli 1983 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde melkeiwitten (caseïne en caseïnaten) (PB L 237 van 26.8.1983, blz. 25).

[9]               Norm 290-1995 http://www.codexalimentarius.org/standards/en/

[10]               Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).

[11]               Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

[12]               Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29).

[13]               Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).

[14]               Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG, Richtlijn 2001/112/EG van de Raad en Verordening (EG) nr. 258/97 (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 7).

[15]               Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37).

BIJLAGE I

VOOR MENSELIJKE VOEDING BESTEMDE CASEÏNE

I.            NORMEN VOOR "MELKEIWIT, TYPE VOEDINGS-ZUURCASEÏNE" OF "VOEDINGSZUURCASEÏNE"

(a) Essentiële voorschriften inzake de samenstelling

1.       Maximaal vochtgehalte                                                             12,0 gew.−%

2.       Gehalte aan melkeiwitten berekend op de droge stof, ten minste        90 gew.−%, waarvan ten minste                                                  95 gew.−% caseïne

3.       Melkvetgehalte berekend op de droge stof, ten hoogste                   2,0 gew.−%

4.       Titreerbaar zuurgehalte uitgedrukt in ml 0,1 N NaOH-oplossing                           per gram, ten hoogste                                                                0,27

5.       Asgehalte (P2O5 inbegrepen), ten hoogste                                       2,5 gew.−%

6.       Gehalte aan watervrije lactose, ten hoogste                                   1 gew.-%

7.       Gehalte aan sedimenten (verbrande deeltjes), ten hoogste                22,5 mg in 25 g

(b) Contaminanten

Loodgehalte, ten hoogste                                                                     1 mg/kg

(c) Onzuiverheden

Vreemde stoffen (zoals hout- of metaaldeeltjes, haren of delen van                insecten)                                                                                                                         nihil in 25 g

(d) Technische hulpstoffen en bacteriënculturen

(i)       —melkzuur

—zoutzuur

—zwavelzuur

—citroenzuur

—azijnzuur

—orthofosforzuur

(ii)      —wei

—bacteriënculturen die melkzuur produceren

(e) Organoleptische eigenschappen

1.       Geur:                   afwezigheid van vreemde geuren.

2.       Uitzicht:               kleur: wit tot crème; in het product mogen geen klonten          voorkomen die bij een lichte druk niet kapotgaan.

II.          NORMEN VOOR "MELKElWIT, TYPE VOEDINGS-LEBCASEÏNE" OF "VOEDINGSLEBCASEÏNE"

(a) Essentiële voorschriften inzake de samenstelling

1.       Maximaal vochtgehalte                                                             12 % m/m

2.       Gehalte aan melkeiwitten berekend op de droge stof, ten minste        84 gew.-%    waarvan gehalte aan caseïne, ten minste                                      95 gew.-%

3.       Melkvetgehalte berekend op de droge stof, ten hoogste                   2 gew.-%

4.       Asgehalte (P2O5 inbegrepen), ten minste                                        7,50 gew.-%

5.       Gehalte aan watervrije lactose, ten hoogste                                   1 gew.-%

6.       Gehalte aan sedimenten (verbrande deeltjes), ten hoogste                22,5 mg in 25 g

(b) Contaminanten

Loodgehalte, ten hoogste                                                                     1 mg/kg

(c) Onzuiverheden

Vreemde stoffen (zoals hout- of metaaldeeltjes, haren of delen van                insecten)                                                                                           nihil in 25 g

(d) Technische hulpstoffen

—stremsel dat voldoet aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1332/2008;

—andere melkcoagulerende enzymen die voldoen aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1332/2008.

(e) Organoleptische eigenschappen

1. Geur:                          afwezigheid van vreemde geuren.

2. Uitzicht:                      kleur: wit tot crème; in het product mogen geen klonten          voorkomen die bij een lichte druk niet kapotgaan.

BIJLAGE II

VOOR MENSELIJKE VOEDING BESTEMDE CASEÏNATEN

NORMEN VOOR VOOR MENSELIJKE VOEDING BESTEMDE CASEÏNATEN

(a) Essentiële voorschriften inzake de samenstelling

1.       Maximaal vochtgehalte                                                                   8 gew.-%

2.       Gehalte aan caseïne-eiwitten van de melk, berekend op de                           droge stof, ten minste                                                                      88 gew.-%

3.       Melkvetgehalte berekend op de droge stof, ten hoogste                         2,0 gew.−%

4.       Gehalte aan watervrije lactose, ten hoogste                                         1,0 gew.-%

5.       pH-waarde                                                                                    6,0 - 8,0

6.       Gehalte aan sedimenten (verbrande deeltjes), ten hoogste                      22,5 mg in 25 g

(b) Contaminanten

Loodgehalte, ten hoogste                                                                           1 mg/kg

(c) Onzuiverheden

Vreemde stoffen (zoals hout- of metaaldeeltjes, haren of delen van                        insecten)                                                                                                 nihil in 25 g

(d) Technische hulpstoffen

(optionele neutraliserende middelen en buffers)

hydroxiden                   natrium

carbonaten van             kalium

            calcium

fosfaten                       ammonium

citraten                        magnesium

(e) Kenmerken

1        Geur:                   zeer vage vreemde aroma's en geuren.

2.       Uitzicht:                kleur: wit tot crème; in het product mogen geen klonten voorkomen die                            bij een lichte druk niet kapot gaan.

3.       Oplosbaarheid:      bijna geheel oplosbaar in gedistilleerd water, met uitzondering van de            calciumcaseïnaten.

BIJLAGE III

Transponeringstabel

Richtlijn 83/417/EEG van de Raad || Deze richtlijn

Artikel 1 || Artikelen 1 en 2

Artikel 2 || Artikel 3

Artikel 3 || Artikel 4

Artikel 4, lid 1 || Artikel 5, lid 1

Artikel 4, lid 2, eerste alinea || Artikel 5, lid 2

-Artikel 4, lid 2, tweede alinea || Artikel 5, lid 3

Artikel 5 || Artikel 2, onder a) en b)

- || Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1 || Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 2 || Artikel 6, lid 3

Artikel 7 || -

Artikel 8 || -

Artikel 9 || -

Artikel 10 || -

Artikel 11 || -

- || Artikel 7

- || Artikel 8

Artikel 12 ||  Artikel 9

- || Artikel 10

- || Artikel 11

Artikel 13 || Artikel 12

Bijlage I, afdeling I || Artikel 2, onder d) en e)

Bijlage I, afdeling II || Bijlage I, afdeling I

Bijlage I, afdeling III || Bijlage I, afdeling II

Bijlage II, deel I || Artikel 2, onder f)

Bijlage II, afdeling II || Bijlage II

- || Bijlage III

Top