EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014PC0131

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Organisatie voor de instandhouding van zalm in de Noord-Atlantische Oceaan (NASCO)

/* COM/2014/0131 final - 2014/0075 (NLE) */

52014PC0131

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Organisatie voor de instandhouding van zalm in de Noord-Atlantische Oceaan (NASCO) /* COM/2014/0131 final - 2014/0075 (NLE) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Bij Besluit 82/886/EEG van de Raad[1] heeft de Europese Gemeenschap het Verdrag inzake de instandhouding van zalm in de Noord-Atlantische Oceaan (hierna "het verdrag" genoemd) goedgekeurd waarbij de Organisatie voor de instandhouding van zalm in de Noord-Atlantische Oceaan (hierna "NASCO" genoemd) is ingesteld. De NASCO is een regionale organisaties voor visserijbeheer die belast is met de instandhouding en het beheer van zalmbestanden in de Noord-Atlantische Oceaan. In 1982 is de Europese Unie verdragsluitende partij bij de NASCO geworden.

Op grond van artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, het standpunt vast dat namens de Unie in de regionale organisaties voor visserijbeheer moet worden ingenomen wanneer die organisaties handelingen met rechtsgevolgen vaststellen, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader.

Momenteel wordt een dergelijk standpunt binnen de regionale organisatie voor visserijbeheer bepaald op basis van een aanpak in twee fasen. In een besluit van de Raad worden de beginselen en beleidslijnen voor het standpunt van de Unie voor meerdere jaren vastgelegd, waarna het standpunt ieder jaar vóór de bijeenkomst wordt aangepast via non-papers van de Commissie, die in de groep van de Raad worden besproken.

Inzake de NASCO bepaalt Besluit 9930/09 van de Raad van 28 mei 2009 dat het standpunt van de Unie wordt herzien vóór de jaarlijkse vergadering van 2014. Dit voorstel strekt er dan ook toe het standpunt van de Unie binnen de NASCO voor de periode 2014-2019 uiteen te zetten, en vervangt Besluit 9930/09 van de Raad, dat betrekking heeft op de periode 2009-2014.

Met deze herziening worden de beginselen en beleidslijnen van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid zoals dat is bepaald in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad[2] in het besluit opgenomen en wordt rekening gehouden met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid[3]. Het standpunt van de Unie is bovendien aangepast aan het Verdrag van Lissabon. Het standpunt werd eveneens zo goed mogelijk afgestemd op de bijzonderheden van de verschillende regionale organisaties voor visserijbeheer.

Momenteel bevatten alle standpunten beginselen en beleidslijnen, zo ook dit standpunt dus. Bovendien werd de standaardprocedure voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie erin opgenomen, net zoals de lidstaten ook bij recent aangepaste standpunten wensten.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

De externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid maakte deel uit van de effectbeoordeling van de voorstellen over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De beginselen en beleidslijnen voor het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid worden rechtstreeks verwerkt in de herziene standpunten.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Het volgende besluit is gebaseerd op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9, dat bepaalt dat de Raad, op voorstel van de Commissie, een besluit vaststelt tot bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt. Dit geldt voor het standpunt dat de Commissie namens de Unie in de NASCO moet innemen.

Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad[4] vormt de rechtsgrond voor de beginselen die in het onderhandelingsmandaat moeten worden opgenomen.

Het volgende besluit heeft betrekking op de periode 2014-2019 en vervangt Besluit 9930/09 van de Raad, dat betrekking had op de periode 2009-2014.

2014/0075 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Organisatie voor de instandhouding van zalm in de Noord-Atlantische Oceaan (NASCO)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       In artikel 38 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in samenhang met artikel 39, is bepaald dat het gemeenschappelijk visserijbeleid onder meer ten doel heeft de voorziening veilig te stellen.

(2)       Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad[5] bepaalt dat de Unie er borg voor staat dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen om voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid en bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. De verordening bepaalt eveneens dat de Unie de voorzorgsbenadering toepast op het visserijbeheer en ernaar streeft dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. De verordening bepaalt ook dat de Unie streeft naar maatregelen inzake beheer en instandhouding die gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies, naar de bevordering van visserijmethoden die bijdragen tot meer selectieve visserij en tot het zo goed mogelijk voorkómen en verminderen van bijvangsten, naar visserij met een beperkte impact op de mariene ecosystemen en visbestanden en naar het geleidelijk tot nul herleiden van de bijvangst. Daarnaast bepaalt deze verordening expliciet dat de Unie deze beginselen moet toepassen in haar extern beleid.

(3)       Bij Besluit 82/886/EEG van de Raad[6] heeft de Europese Gemeenschap het Verdrag inzake de instandhouding van zalm in de Noord-Atlantische Oceaan (hierna "het verdrag" genoemd) goedgekeurd waarbij de Organisatie voor de instandhouding van zalm in de Noord-Atlantische Oceaan (hierna "NASCO" genoemd) is ingesteld. NASCO telt drie regionale commissies die regelgevende maatregelen kunnen vaststellen voor de onder het NASCO-verdrag vallende zalmbestanden. Dergelijke maatregelen kunnen bindend worden voor de Unie.

(4)       Overeenkomstig artikel 218, lid 9, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie een besluit over de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in de regionale organisaties voor visserijbeheer, wanneer die organisaties besluiten met rechtsgevolgen dienen te nemen, met uitzondering van besluiten tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader.

(5)       In het licht van de ontwikkeling van de visbestanden in het NASCO-verdragsgebied en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen zoals nieuwe statistische, biologische of andere gegevens die voor of tijdens de jaarlijkse vergadering van de NASCO worden gepresenteerd, moeten er vóór de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie procedures worden vastgesteld overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat de Unie tijdens de jaarlijkse vergadering van de NASCO moet innemen wanneer die commissie besluiten met rechtsgevolgen dient te nemen, is vervat in bijlage I bij dit besluit.

Artikel 2

De jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie tijdens de jaarlijkse vergadering van de NASCO moet innemen, verloopt overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.

Artikel 3

Het in bijlage I bij dit besluit vervatte standpunt van de Unie wordt door de Raad getoetst en, indien nodig, op voorstel van de Commissie door hem herzien, zulks uiterlijk tegen de jaarlijkse vergadering van de NASCO in 2019.

Artikel 4

Dit besluit vervangt Besluit 9930/09 van de Raad van 28 mei 2009.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op …

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               PB L 378 van 31.12.1982, blz. 24.

[2]               Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

[3]               COM(2011) 424 van 13.7.2011.

[4]               Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

[5]               Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

[6]               PB L 378 van 31.12.1982, blz. 24.

Top