This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014PC0046
Proposal for a COUNCIL DECISION on the approval, on behalf of the European Union, of the Hague Convention of 30 June 2005 on Choice of Court Agreements
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de goedkeuring namens de Europese Unie van het Haags Verdrag van 30 juni 2005 inzake bedingen van forumkeuze
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de goedkeuring namens de Europese Unie van het Haags Verdrag van 30 juni 2005 inzake bedingen van forumkeuze
/* COM/2014/046 final - 2014/0021 (NLE) */
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de goedkeuring namens de Europese Unie van het Haags Verdrag van 30 juni 2005 inzake bedingen van forumkeuze /* COM/2014/046 final - 2014/0021 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1. Doel van het voorstel De Commissie stelt voor dat de EU het Verdrag
inzake bedingen van forumkeuze van 2005 goedkeurt. Het verdrag werd op 1 april
2009 door de Unie ondertekend krachtens Besluit 2009/397/EG van de Raad[1]. In het Actieplan ter uitvoering van het
programma van Stockholm kondigde de Commissie haar voornemen aan om het verdrag
in 2012 goed te keuren. De goedkeuring van het verdrag door de EU zou
de rechtsonzekerheid voor de EU-ondernemingen die zaken doen buiten de EU,
verkleinen door te garanderen dat de bedingen van forumkeuze in hun
overeenkomsten worden geëerbiedigd en dat de beslissingen van de in die
bedingen aangewezen rechterlijke instanties in de andere verdragsluitende
partijen voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking zouden komen. De goedkeuring van het verdrag door de EU zou
in het algemeen de doelstellingen helpen bereiken die aan de basis liggen van
de EU-regels over de aanwijzing van de bevoegde rechter, door in de EU een geharmoniseerde
reeks regels vast te stellen ten aanzien van derde landen die partij zullen
worden bij het verdrag. 1.2. Het Haags Verdrag van 30 juni
2005 inzake bedingen van forumkeuze Het Verdrag inzake bedingen van forumkeuze
werd op 30 juni 2005 gesloten onder auspiciën van de Haagse Conferentie
voor Internationaal Privaatrecht. Het verdrag is bedoeld om partijen die
betrokken zijn bij business-to-business overeenkomsten en internationale
geschillen, meer rechtszekerheid en voorspelbaarheid te bieden door een
optioneel, wereldwijd mechanisme voor gerechtelijke geschillenbeslechting tot
stand te brengen als alternatief voor het bestaande arbitragesysteem. Het doel van het verdrag is met name de
internationale handel en investeringen te bevorderen via betere justitiële
samenwerking, door uniforme regels vast te stellen over op exclusieve
forumkeuzebedingen gebaseerde rechterlijke bevoegdheid en over de erkenning en
tenuitvoerlegging van beslissingen van de in de verdragsluitende partijen
gekozen rechterlijke instanties. Het verdrag streeft een evenwicht na tussen
(i) de noodzaak de partijen te waarborgen dat alleen de door hen gekozen
rechterlijke instanties de zaak zullen behandelen en dat de daaruit
voortvloeiende rechterlijke beslissing in het buitenland zal worden erkend en
ten uitvoer gelegd, en (ii) de noodzaak staten toe te staan een aantal aspecten
van hun beleid na te streven met name op het gebied van de bescherming van de
zwakkere partijen, de bescherming tegen ernstige onbillijkheid in bepaalde
situaties en de gegarandeerde inachtneming van bepaalde gronden voor exclusieve
rechterlijke bevoegdheid van staten. 1.3. Hoe verhoudt het verdrag zich
tot de verordening Brussel I Op het niveau van de EU wordt de op
forumkeuzebedingen gebaseerde internationale bevoegdheid van de rechterlijke
instanties van de Unie geregeld in Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
("verordening Brussel I")[2]
(te vervangen door Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en
de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
(herschikking)[3]
per 10 januari 2015). De verordening Brussel I is echter niet van toepassing op
de tenuitvoerlegging in de Unie van forumkeuzebedingen ten gunste van de
rechterlijke instanties van derde staten[4].
Dat doel zou wel worden verwezenlijkt wanneer het Verdrag inzake bedingen van
forumkeuze door de Unie wordt goedgekeurd. De recente wijzigingen van de verordening
Brussel I (de verordening Brussel I (herschikking)) hebben de partijautonomie
versterkt door ervoor te zorgen dat forumkeuzebedingen niet door partijen
kunnen worden omzeild door zich tot andere rechters te wenden in strijd met die
bedingen. Tegelijkertijd zorgen deze wijzigingen ervoor dat de aanpak van
forumkeuzebedingen voor situaties binnen de EU in overeenstemming is met die
welke zou gelden voor situaties buiten de EU krachtens het verdrag, zodra dat
door de Unie is goedgekeurd. De verordening Brussel I (herschikking) effent derhalve
de weg voor de EU om door te gaan met de goedkeuring van het verdrag. De verhouding tussen de bepalingen van het
verdrag en bestaande en toekomstige EU-bepalingen is vastgesteld in artikel 26,
lid 6, van het verdrag, dat als volgt luidt: "Dit verdrag laat onverlet de toepassing
van de regels van een Regionale Organisatie voor Economische Integratie die
partij bij dit verdrag is, ongeacht of deze voor of na dit verdrag zijn
aangenomen a) wanneer geen van de partijen verblijfplaats
heeft in een verdragsluitende staat die geen lidstaat is van de Regionale
Organisatie voor Economische Integratie; b) voor zover het betreft de erkenning of de
tenuitvoerlegging van beslissingen tussen de lidstaten van de Regionale
Organisatie voor Economische Integratie." Bijgevolg heeft het verdrag gevolgen voor de
toepassing van de verordening Brussel I wanneer ten minste een van de partijen
in een verdragsluitende staat verblijft. Het Verdrag zal voorrang hebben op de
bevoegdheidsregels van de verordening, behalve indien beide partijen
EU-ingezetenen zijn of afkomstig zijn uit derde staten die geen
verdragsluitende partij zijn. Wat de erkenning en tenuitvoerlegging van
rechtelijke beslissingen betreft, zal de verordening voorrang hebben wanneer
zowel de rechter die de beslissing heeft gegeven als de rechter aan wie om
erkenning en tenuitvoerlegging wordt verzocht, in de Unie zijn gevestigd. Zodra het verdrag door de EU is goedgekeurd,
zal het derhalve het toepassingsgebied van verordening Brussel I beperken. Deze
beperking van het toepassingsgebied is niettemin aanvaardbaar gelet op het
toegenomen respect voor de partijautonomie op internationaal niveau en de
toegenomen rechtszekerheid voor EU-ondernemingen die handel drijven met
partijen uit derde landen. 1.4. Voordelen voor Europese
ondernemingen Een forumkeuzebeding is een belangrijk element
van de onderhandelingen over internationale overeenkomsten, omdat het voor
juridische voorspelbaarheid zorgt in geval van een geschil. Daarom is het voor
ondernemingen die betrokken zijn bij internationale handel, een belangrijk
element van de risicobeoordeling. Uit de cijfers die werden verzameld tijdens
de voorbereiding van het voorstel van de Commissie betreffende de ondertekening
van het verdrag en betreffende verordening Brussel I (herschikking)[5], blijkt het belang van
forumkeuzebedingen voor EU-ondernemingen in hun B2B-relaties. De doeltreffendheid van forumkeuzebedingen
binnen de EU wordt gewaarborgd door de verordening Brussel I. De
partijautonomie moet niet alleen binnen de EU, maar ook buiten de EU-grenzen
worden gewaarborgd. Het verdrag zal EU-ondernemingen de nodige rechtszekerheid
bieden dat hun forumkeuzebedingen ten gunste van een rechter buiten de EU, in
de EU worden nageleefd, en dat bedingen ten gunste van een rechter in de EU, in
derde staten worden nageleefd. Het zal er ook voor zorgen dat Europese
ondernemingen erop kunnen vertrouwen dat een door de gekozen EU-rechter gegeven
rechterlijke beslissing, in aanmerking komt voor erkenning en tenuitvoerlegging
in derde staten, verdragsluitende staten en vice versa. De effectbeoordeling van de Commissie over het
sluiten van het verdrag door de EU (SEC/2008/2389 def.) leidde tot de conclusie
dat ondernemingen door de goedkeuring van het verdrag meer geneigd zouden
kunnen zijn om forumkeuzebedingen in hun internationale overeenkomsten op te
nemen, vanwege de grotere rechtszekerheid. In het algemeen kan het een
stimulans zijn voor de internationale handel. De voordelen van de goedkeuring van het
verdrag door de EU voor EU-ondernemingen zullen toenemen naarmate meer
partijen, met name de belangrijkste handelspartners van de EU, het verdrag
ratificeren. 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN Alvorens het besluit van de Raad betreffende
de ondertekening van het verdrag voor te stellen, heeft de Commissie in 2008
een effectbeoordeling uitgevoerd over het sluiten van het verdrag door de EU[6]. Daaruit bleek dat het
sluiten van het verdrag bevorderlijk zou zijn voor de rechtszekerheid en voorspelbaarheid
voor Europese ondernemingen ten aanzien van derde staten. In de effectbeoordeling werd voorgesteld dat
de EU, bij de goedkeuring van het verdrag, zou kunnen overwegen om op basis van
artikel 21 van het verdrag verklaringen af te leggen waardoor het auteursrecht
en de naburige rechten (wanneer de geldigheid van die rechten verband houdt met
een lidstaat) en verzekeringsovereenkomsten (waarbij de verzekeringnemer in de
EU woont en het risico, de verzekerde gebeurtenis of het verzekerde voorwerp of
goed uitsluitend verband houdt met de EU) van het toepassingsgebied van het
verdrag worden uitgesloten. Gezien de gevolgen voor beide sectoren en het feit
dat de opvattingen van de belanghebbenden in het verleden verdeeld waren, heeft
de Commissie de noodzaak om dergelijke verklaringen af te leggen, verder
onderzocht. Haar besluit om de goedkeuring van het verdrag voor te stellen met
een verklaring over het toepassingsgebied ervan, werd voorafgegaan door overleg
met de lidstaten in de Groep burgerlijk recht (algemene vraagstukken) van de
Raad op 28 mei 2013 (voor nadere informatie, zie punt 3.2 hieronder). 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL 3.1. De bevoegdheid van de Unie
ten aanzien van het verdrag Het verdrag maakt het mogelijk dat een
regionale organisatie voor economische integratie, afhankelijk van de
reikwijdte van haar bevoegdheden inzake het voorwerp van het verdrag, het
verdrag alleen of samen met haar lidstaten sluit, met het gevolg dat het voor
haar lidstaten bindend wordt (artikelen 29-30). De relevante verklaring kan
worden afgelegd op het tijdstip van ondertekening, aanvaarding, goedkeuring van
of toetreding tot het verdrag. Toen de EU het verdrag ondertekende, heeft zij
op basis van artikel 30 van het verdrag verklaard dat zij bevoegd is voor alle
door het verdrag beheerste aangelegenheden en dat haar lidstaten geen partij
zullen zijn bij dit verdrag maar dat het verdrag voor hen wel bindend zal zijn
krachtens de sluiting ervan door de EU. Derhalve is het niet nodig dat de EU
nog een verdere verklaring op basis van artikel 30 aflegt bij de goedkeuring
van het verdrag. 3.2. Verklaringen op basis van het
verdrag die de materiële werkingssfeer beïnvloeden In het belang van flexibiliteit en om de
potentieel grote aantrekkingskracht van het verdrag te behouden, kunnen
verdragsluitende partijen de materiële werkingssfeer uitbreiden of beperken
door de desbetreffende verklaringen af te leggen (artikelen 19 tot en met 22).
De verklaringen kunnen worden afgelegd bij de ondertekening of de goedkeuring
of op enig tijdstip daarna, en kunnen te allen tijde worden gewijzigd of
ingetrokken. Bij de ondertekening van het verdrag heeft de Unie geen verklaring
op basis van deze artikelen afgelegd. Zoals hierboven vermeld, heeft de
Commissie in mei-juni 2013 verder overleg gepleegd met de lidstaten over de
noodzaak van dergelijke verklaringen. De resultaten van dat overleg worden
hieronder gepresenteerd. 3.2.1. Verklaringen op basis van de
artikelen 19, 20 en 22 Op grond van artikel 19 kan een staat verklaren
dat zijn gerechten kunnen weigeren van geschillen kennis te nemen waarop een
exclusief forumkeuzebeding van toepassing is indien er, behoudens de plaats van
het aangewezen gerecht, geen band is tussen die staat en de partijen of het
geschil. Op grond van artikel 20 kan een staat verklaren dat zijn gerechten
kunnen weigeren een door een gerecht van een andere verdragsluitende staat
gegeven beslissing te erkennen of ten uitvoer te leggen indien de partijen in
de aangezochte staat hun verblijfplaats hadden en de betrekkingen tussen de
partijen en alle andere voor het geschil ter zake doende elementen, behoudens
de plaats van het aangewezen gerecht, uitsluitend met de aangezochte staat
verbonden waren. Op basis van de artikelen 19 en 20 kunnen derhalve bepaalde
situaties van het toepassingsgebied van het verdrag worden uitgesloten die,
behalve de forumkeuze, geen ander internationaal element vertonen. Artikel 22 voorziet in de mogelijkheid voor
een staat om het toepassingsgebied van het verdrag uit te breiden tot
niet-exclusieve forumkeuzebedingen wat de erkenning en tenuitvoerlegging van
rechterlijke beslissingen betreft. Door het wederkerigheidsbeginsel heeft de
verplichting om rechterlijke beslissingen te erkennen en ten uitvoer te leggen
op basis van niet-exclusieve forumkeuzebedingen, uitsluitend betrekking op
beslissingen van rechters van andere verdragsluitende partijen die zelf op
basis van artikel 22 verklaringen hebben afgelegd. Wat de artikelen 19 en 20 betreft, zij erop
gewezen dat het EU-recht forumkeuzebedingen erkent in situaties waarin de
forumkeuze de enige band is met de staat van de gekozen rechter. Het EU-recht
vereist naast de forumkeuze geen extra band met de gekozen staat. Er lijkt
derhalve geen reden te zijn om dergelijke situaties van het toepassingsgebied
van het verdrag uit te sluiten. Dit werd bevestigd tijdens het overleg dat de
Commissie met de lidstaten had over mogelijke verklaringen op basis van de
artikelen 19 en 20. Bijgevolg stelt de Commissie voor om op grond van deze
artikelen geen verklaringen af te leggen. Wat artikel 22 betreft, zou bij een
uitbreiding van het toepassingsgebied van het verdrag de erkenning en
tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen die werden gegeven op basis van
niet-exclusieve forumkeuzebedingen, ertoe leiden dat de rechters van
EU-lidstaten in het algemeen zich niet bevoegd zouden kunnen verklaren in
situaties waarin zij door een van de partijen werden aangezocht nadat reeds op
basis van een niet-exclusief forumkeuzebeding een rechterlijke beslissing was
gegeven door de rechter van een andere verdragsluitende partij die op grond van
artikel 22 een verklaring had afgelegd. De Commissie stelt voor om bij de
goedkeuring van het verdrag geen verklaring af te leggen op basis van artikel
22. Gelet op het feit dat het artikel is gebaseerd op het
wederkerigheidsbeginsel, zou de verklaring mogelijk in een later stadium kunnen
worden overwogen, zodra de belangen die andere verdragsluitende partijen bij de
uitbreiding van het toepassingsgebied krachtens artikel 22 hebben, duidelijk
zijn geworden. De standpunten van de lidstaten die hebben gereageerd op de
raadpleging van de Commissie, steunen in beginsel het voorstel van de Commissie
om thans zonder verklaring door te gaan. 3.2.2. Verklaringen op basis van
artikel 21 3.2.2.1. De verklaringen in het algemeen Artikel 2 van het verdrag voorziet reeds in
een aantal uitsluitingen van het toepassingsgebied. Bovendien kan een
verdragsluitende partij op grond van artikel 21 de lijst van uitgesloten
aangelegenheden uitbreiden, door een verklaring af te leggen waarin de
aangelegenheid wordt gespecificeerd die zij voornemens is uit te sluiten. Als
gevolg daarvan zou het verdrag niet van toepassing zijn ten aanzien van die
aangelegenheid in de staat die de verklaring heeft afgelegd en door de
wederkerigheid zouden andere staten het verdrag niet toepassen op de betrokken
aangelegenheid wanneer een rechter is aangewezen in de staat die de verklaring
heeft afgelegd. Voorts moeten voor de verklaring de volgende voorwaarden vervuld
zijn: de staat die de verklaring aflegt, moet er groot belang bij hebben het
verdrag niet op een bijzondere aangelegenheid toe te passen, de verklaring mag
niet ruimer zijn dan nodig is en de bijzondere aangelegenheid die wordt
uitgesloten, moet duidelijk en nauwkeurig worden omschreven[7]. In de effectbeoordeling van de Commissie van
2008 werd voorgesteld om de mogelijkheid te overwegen dat de Unie een
verklaring zou afleggen op basis van artikel 21 van het verdrag, waardoor
aangelegenheden die verband houden met verzekeringsovereenkomsten (waarbij de
verzekeringnemer in de EU woont en het risico, de verzekerde gebeurtenis of het
verzekerde voorwerp of goed uitsluitend verband houdt met de EU) en
auteursrecht en naburige rechten (wanneer de geldigheid van die rechten verband
houdt met een lidstaat) van het toepassingsgebied van het verdrag worden
uitgesloten. Dergelijke verklaringen zouden als doel hebben bescherming te
bieden aan de zwakkere partij bij een verzekeringsovereenkomst (vergelijkbaar
met de bescherming die geldt op grond van de verordening Brussel I) en een
auteursrechtovereenkomst tegen het verplicht procederen voor de gekozen rechter
die haar kan zijn opgedrongen door een medecontractant in een sterkere positie,
en ervoor te zorgen dat bepaalde normen op het gebied van auteursrecht en
naburige rechten die zijn vastgesteld in het kader van het EU-recht, worden
toegepast. Zoals eerder vermeld, heeft de Commissie
verder overleg gepleegd met de lidstaten over de noodzaak van eventuele
verklaringen op grond van artikel 21, rekening houdend met het beleid inzake
forumkeuzebedingen in het recht van de Unie en in het besef dat door het
wederkerigheidsbeginsel de uitsluiting van een specifieke aangelegenheid van
het toepassingsgebied, zou betekenen dat forumkeuzebedingen waarin EU-rechters
worden aangewezen, die voor EU-partijen voordelig zouden kunnen zijn, niet ten
uitvoer zouden worden gelegd in derde landen die partij zijn bij het verdrag.
Rekening houdend met de resultaten van het overleg, stelt de Commissie voor om
de verklaring op grond van artikel 21 te beperken tot de aangelegenheden
waarvoor het EU-recht de partijautonomie in dezelfde mate beperkt. Wat de
aangelegenheden betreft die onder het verdrag vallen, is dat uitsluitend het
geval voor bepaalde soorten verzekeringsovereenkomsten die zijn afgesloten met
doelen die kunnen worden beschouwd als behorend tot de bedrijfs- of
beroepsactiviteiten van de partijen. Een dergelijke beperkte uitsluiting zal
zorgen voor een samenhangende aanpak van forumkeuze binnen en buiten de Unie. 3.2.2.2. De voorgestelde verklaring
inzake verzekeringsovereenkomsten De verordening
Brussel I (afdeling 3) voorziet in speciale beschermende bevoegdheidsregels in
verzekeringszaken die gericht is op de bescherming van de zwakkere partij (de
verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde) en de economische belangen
van het grote publiek van de plaats waar de zwakkere partij is gevestigd.
Daarom beschikt de verzekerde, als eiser, over de keuze om de verzekeraar op
verschillende plaatsen voor de rechter te dagen, onder meer voor de rechter van
zijn woonplaats; de verzekeraar, als eiser, kan de verzekerde in beginsel
uitsluitend voor de rechter van de woonplaats van laatstgenoemde dagen. Deze
beschermende bevoegdheidsregels zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat de
verzekerde partij steeds de zwakkere partij is, zelfs indien hij optreedt als
een commerciële exploitant in B2B-relaties. Deze veronderstelling van de
verordening Brussel I (herschikking) wordt gehandhaafd. Om deze reden is de
mogelijkheid van de partijen om forumkeuzebedingen te sluiten, beperkt (artikel
13 van de verordening). De beschermende bevoegdheidsregels van afdeling 3 in
zaken tegen de verzekeraar, zijn alleen van toepassing wanneer deze laatste
zijn woonplaats heeft of geacht wordt te hebben (via een filiaal, agentschap of
vestiging) in de EU. Dit beschermingsbeleid van de verordening Brussel I
(herschikking) wordt niet gewijzigd. Het verdrag is van toepassing op
verzekeringsaangelegenheden zonder beperking van de autonomie van de partijen
om forumkeuzebedingen te sluiten. De enige materiële beperking vloeit voort uit
artikel 2, lid 1, onder a), van het verdrag, dat verzekeringsovereenkomsten
uitsluit die door particuliere personen als consumenten zijn gesloten. Dit is
gedeeltelijk in strijd met de regeling van de verordening Brussel I voor zover
het verdrag bijvoorbeeld van toepassing zou zijn op door kmo's gesloten
verzekeringsovereenkomsten. Zodra het verdrag door de EU is goedgekeurd, zouden
bepaalde verzekeringsovereenkomsten die nu onder de verordening Brussel I
vallen, bv. overeenkomsten tussen een verzekeringnemer in de EU en het
EU-filiaal van een verzekeraar met hoofdvestiging buiten de EU (artikel 9, lid
2, van de verordening), binnen het toepassingsgebied van het verdrag vallen
(artikel 26, lid 6, juncto artikel 4, lid 2, van het verdrag). Derhalve zou er,
indien het verdrag zou worden gesloten zonder uitsluiting van
verzekeringsovereenkomsten, een gebrek aan parallellie ontstaan met het
beschermingsbeleid van de verordening Brussel I, op grond waarvan de verzekerde
een EU-verzekeraar (of een EU-filiaal van een verzekeraar uit een derde staat)
in zijn eigen woonplaats kan vervolgen ongeacht welke andere rechters in het
kader van een forumkeuzebeding kunnen worden aangewezen. Het nadeel van de
volledige uitsluiting van verzekeringsovereenkomsten, vanuit het oogpunt van de
Europese verzekeraars, is dat forumkeuzebedingen die zij hebben gesloten met
niet-Europese verzekeringnemers niet zouden worden erkend en ten uitvoer gelegd
in derde staten die verdragsluitende partij zijn. Vanuit het oogpunt van de
Europese verzekeringnemers zouden deze het voordeel verliezen dat beslissingen
van (door de partijen aangewezen) EU-rechters krachtens het verdrag buiten de
EU kunnen worden erkend en ten uitvoer gelegd. De voordelen van het op een
extern niveau beschikken over dezelfde regeling ter bescherming van de belangen
van de zwakkere partijen als op grond van de interne EU-wetgeving, wegen echter
op tegen deze nadelen. De standpunten van de lidstaten die hebben
gereageerd op de raadpleging van de Commissie inzake deze aangelegenheid, lopen
uiteen, met bijna evenveel voorstanders als tegenstanders van de uitsluiting
van verzekeringscontracten van het toepassingsgebied van het verdrag. De
Commissie stelt daarom voor, naar aanleiding van de effectbeoordeling, en om te
zorgen voor samenhang met de interne beschermingswetgeving van de EU, om een
bepaald soort verzekeringsaangelegenheden van het toepassingsgebied van het verdrag
uit te sluiten zonder verdere voorwaarden. Artikel 21 van het verdrag schrijft
voor dat een verklaring uitsluitend mag worden geformuleerd in termen van
aangelegenheden. Bijgevolg kunnen verklaringen op grond van artikel 21 niet op
een zodanige manier worden geformuleerd dat deze unilateraal in het voordeel
van EU-partijen zijn. De artikelen 13 en 14 van de verordening Brussel
I beperken de partijautonomie in geval van verzekeringsovereenkomsten niet in
alle gevallen. Er zijn een aantal uitzonderingen waarin partijen de rechter
mogen aanwijzen die bevoegd is om kennis te nemen van hun geschillen. De
voorgestelde verklaring is zodanig geformuleerd dat zoveel mogelijk
forumkeuzebedingen die erkend zijn in het recht van de Unie, ook op
internationaal niveau worden erkend door het verdrag inzake bedingen van
forumkeuze. Gelet op de formulering van de uitzonderingen krachtens het
EU-recht, die uitsluitend zijn vastgesteld ter bescherming van
verzekeringnemers in de EU, en de vereiste van het verdrag dat de verklaring
uitsluitend mag verwijzen naar aangelegenheden, lijkt het echter niet mogelijk
de volledige samenhang tussen het verdrag en het Unierecht te waarborgen. Met
name op grond van artikel 13, lid 4, van de verordening Brussel I worden
forumkeuzebedingen die zijn gesloten met verzekeringnemers die hun woonplaats
buiten de EU hebben, erkend en ten uitvoer gelegd, tenzij het om een verplichte
verzekering of een verzekering van een in een lidstaat gelegen onroerend goed
gaat. Aangezien het niet mogelijk is om in het kader van het verdrag een
onderscheid te maken tussen verzekeringnemers die binnen en verzekeringnemers
die buiten de Unie hun woonplaats hebben, stelt de Commissie voor de
uitzondering van artikel 13, lid 4, niet in de verklaring op te nemen. Dit zou
tot gevolg hebben dat verzekeringsovereenkomsten die zijn gesloten door
verzekeringnemers die hun woonplaats hebben buiten de Unie, niet door het
verdrag zouden worden beheerst, maar onder interne Uniewetgeving zouden blijven
vallen. Bijgevolg zouden Europese ondernemingen die overeenkomsten sluiten met
verzekeringnemers buiten de EU, de zekerheid hebben dat hun forumkeuzebedingen
door de Unie-rechter zou worden gehandhaafd op grond van artikel 13, lid 4;
Europese verzekeringnemers die overeenkomsten sluiten met verzekeraars buiten
de EU, zouden nog steeds toegang hebben tot de EU-rechter op basis van afdeling
3 van hoofdstuk II van de verordening Brussel I. In het algemeen heeft de voorgestelde verklaring
als doel ervoor te zorgen dat: ·
de uitzonderingsbepaling zo beperkt is als nodig om
het doel te bereiken de belangen van zwakkere partijen bij
verzekeringsovereenkomsten te beschermen, zoals ook de beschermende
bevoegdheidsregels van de verordening Brussel I doen. De rechter in de
EU-lidstaten zal zich (in voorkomend geval op grond van nationale of
EU-wetgeving) bevoegd kunnen verklaren voor verzekeringsgeschillen ondanks een
forumkeuzebeding ten gunste van de rechter van een derde staat die
verdragsluitende partij is; ·
zij verenigbaar is met het verdrag. De verklaring
berust uitsluitend op de aangelegenheid en is neutraal; ·
er een parallellisme is met de verordening Brussel
I, waarvan de artikelen 13 en 14 de situaties definiëren waarin
forumkeuzebedingen in verzekeringsovereenkomsten zijn toegestaan; ·
zowel de uitgesloten aangelegenheden —
verzekeringsovereenkomsten — als de situaties waarin de uitzonderingsbepaling
niet van toepassing is, duidelijk en nauwkeurig zijn omschreven. 2014/0021 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de goedkeuring namens de Europese
Unie van het Haags Verdrag van 30 juni 2005 inzake bedingen van forumkeuze DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 2, juncto artikel 218, lid 6, eerste
alinea, onder a), Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Gezien de goedkeuring van het Europees
Parlement[8],
Overwegende hetgeen volgt: (1) De Europese Unie beijvert
zich om een gemeenschappelijke justitiële ruimte tot stand te brengen die is
gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke
beslissingen. (2) Het op 30 juni 2005 onder
auspiciën van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht gesloten
Verdrag inzake bedingen van forumkeuze (hierna het „verdrag” genoemd) levert
een waardevolle bijdrage aan de bevordering van de partijautonomie in
internationale handelstransacties en aan een grotere voorspelbaarheid van
gerechtelijke oplossingen in geval van dergelijke transacties. Het verdrag
biedt de partijen met name de nodige rechtszekerheid dat hun forumkeuzebeding
wordt geëerbiedigd en dat een door de gekozen rechter gegeven beslissing in
aanmerking komt voor erkenning en tenuitvoerlegging in grensoverschrijdende
situaties. (3) Op grond van artikel 29 van
het verdrag kunnen regionale organisaties voor economische integratie zoals de
Unie, het verdrag ondertekenen, aanvaarden of goedkeuren of tot het verdrag
toetreden. De Unie heeft het verdrag ondertekend op 1 april 2009, onder
voorbehoud van sluiting van het verdrag op een later tijdstip, overeenkomstig
Besluit 2009/397/EG[9]. (4) Het verdrag heeft gevolgen
voor de secundaire EU-wetgeving betreffende de op de keuze van partijen
gebaseerde rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van
de daaruit voortvloeiende rechterlijke beslissingen, met name Verordening (EG)
nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke
bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in
burgerlijke en handelszaken[10].
Verordening (EG) nr. 44/2001 zal vanaf 10 januari 2015 worden vervangen door
Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12
december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[11]. (5) Overwegende dat Verordening
(EU) nr. 1215/2012 de ratificering van het verdrag heeft voorbereid door de
samenhang te waarborgen tussen de regels van de Unie inzake forumkeuze in
burgerlijke en handelszaken en die van het verdrag. Daarom is het wenselijk dat
het verdrag in de Unie in werking zou treden op de datum waarop Verordening
(EU) nr. 1215/2012 van toepassing wordt. (6) Bij de ondertekening van het
verdrag heeft de Unie op basis van artikel 30 van het verdrag verklaard dat zij
bevoegd is voor alle door dit verdrag beheerste aangelegenheden. Het verdrag
zou derhalve bindend moeten zijn voor de lidstaten krachtens de goedkeuring
door de Unie. (7) Bovendien zou de Unie bij de
goedkeuring van het verdrag, een verklaring op basis van artikel 21 moeten
afleggen waardoor verzekeringsovereenkomsten in het algemeen, behoudens
bepaalde uitzonderingen, van het toepassingsgebied van het verdrag worden
uitgesloten. Een dergelijke verklaring heeft als doel de beschermende bevoegdheidsregels
te handhaven die de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde in
verzekeringsovereenkomsten op grond van afdeling 3 van Verordening (EG) nr.
44/2001 ter beschikking staan. De uitsluiting moet
beperkt blijven tot wat nodig is ter bescherming van de belangen van de
zwakkere partijen bij verzekeringsovereenkomsten. (8) Het Verenigd Koninkrijk en
Ierland zijn gebonden door Verordening (EG) nr. 44/2001 en nemen dan ook deel
aan de goedkeuring van het onderhavige besluit. (9) Overeenkomstig de artikelen 1
en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van
dit besluit en is het derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in
Denemarken, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1 Het Haags Verdrag van 30 juni 2005 inzake
bedingen van forumkeuze ("het verdrag") wordt hierbij namens de
Europese Unie goedgekeurd. De tekst van het verdrag
wordt als bijlage I aan dit besluit gehecht. Artikel 2 De voorzitter van de Raad wijst de persoon aan
die gemachtigd is om namens de Europese Unie de in artikel 27, lid 4,
van het verdrag bedoelde akte neer te leggen, waarmee de instemming van de
Europese Unie om door het verdrag gebonden te zijn, tot uiting wordt gebracht. Artikel 3 Bij het neerleggen van de in artikel 27, lid
4, van het verdrag bedoelde akte legt de Unie de in artikel 21 van het verdrag
bedoelde verklaring af ten aanzien van verzekeringsovereenkomsten. De tekst van die verklaring is als bijlage II
aan dit besluit gehecht. Artikel 4 Dit besluit treedt in werking op de dag waarop
het wordt vastgesteld. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] PB L 133 van 29.5.2009, blz. 1. [2] PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. [3] PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1. [4] De tenuitvoerlegging in de Unie van forumkeuzebedingen
ten gunste van de rechterlijke instanties van Zwitserland, IJsland en Noorwegen
wordt beheerst door het Verdrag van Lugano van 2007 betreffende de rechterlijke
bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en
handelszaken. [5] Werkdocument van de diensten van de Commissie bij het
voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening door de
Europese Gemeenschap van het Verdrag inzake bedingen van forumkeuze, SEC(2008)
2389 van 5.9.2008 en effectbeoordeling bij het voorstel van de Commissie voor
de verordening Brussel I (herschikking), SEC(2010) 1547 def. van 14.12.2010. [6] Zie voetnoot 5. [7] Zoals verder wordt uitgelegd in de toelichting bij het
verdrag wou de diplomatieke zitting deze bepaling uitsluitend van toepassing
laten zijn op specifieke rechtsgebieden van het type dat door artikel 2, lid 2,
wordt uitgesloten. In de verklaring mag geen ander criterium worden gebruikt
dan de aangelegenheid Het is bijvoorbeeld mogelijk om
"zeeverzekeringsovereenkomsten" uit te sluiten, maar niet
"zeeverzekeringsovereenkomsten waarbij de aangewezen rechter in een andere
lidstaat is gevestigd (punt 235). Het enige toegestane criterium is derhalve
dat van de aangelegenheid. [8] PB C , van , blz. . [9] PB L 133 van 29.5.2009, blz. 1. [10] PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. [11] PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1. BIJLAGE
1 VERDRAG
INZAKE BEDINGEN VAN FORUMKEUZE De staten die partij zijn bij
dit verdrag, Geleid door de wens de
internationale handel en investeringen te bevorderen door de samenwerking
tussen gerechtelijke instanties te versterken, Ervan overtuigd dat de
samenwerking kan worden versterkt door uniforme regels inzake rechterlijke
bevoegdheid en inzake de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse
beslissingen in burgerlijke of handelszaken, Ervan overtuigd dat voor een
versterkte samenwerking in het bijzonder een internationaal regelstelsel
vereist is dat zekerheid biedt en de effectiviteit waarborgt van exclusieve
forumkeuzebedingen tussen partijen bij handelstransacties en dat de erkenning
en tenuitvoerlegging beheerst van beslissingen, gegeven in op basis van deze
bedingen gevoerde procedures, Hebben besloten dit verdrag
te sluiten en zijn de volgende bepalingen overeengekomen: HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED EN
BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Dit verdrag is in internationale
situaties van toepassing op exclusieve forumkeuzebedingen die zijn gemaakt in
burgerlijke of handelszaken. 2. Voor de toepassing van
hoofdstuk II is een situatie internationaal tenzij de partijen in dezelfde
verdragsluitende staat hun verblijfplaats hebben en de betrekkingen tussen de
partijen en alle andere voor het geschil ter zake doende elementen, ongeacht de
plaats van het aangewezen gerecht, uitsluitend met die staat verbonden zijn. 3. Voor de toepassing van
hoofdstuk III is een situatie internationaal wanneer om erkenning en
tenuitvoerlegging van een buitenlandse beslissing wordt verzocht. Artikel 2 Uitsluitingen van het
toepassingsgebied 1. Dit verdrag is niet van
toepassing op exclusieve forumkeuzebedingen: a) waarbij een natuurlijke
persoon die hoofdzakelijk voor zichzelf, voor zijn familie of zijn huishouden
optreedt (een consument), partij is; b) die betrekking hebben op
arbeidsovereenkomsten, met inbegrip van collectieve arbeidsovereenkomsten. 2. Dit verdrag is niet van
toepassing op de volgende aangelegenheden: a) de staat en de bevoegdheid
van natuurlijke personen; b) onderhoudsverplichtingen; c) andere familierechtelijke
aangelegenheden, waaronder huwelijksvermogensregimes en andere rechten of
verplichtingen die uit het huwelijk of soortgelijke betrekkingen voortvloeien; d) testamenten en
erfopvolging; e) insolventie, gerechtelijke
akkoorden en soortgelijke aangelegenheden; f) het vervoer van passagiers
en goederen; g) verontreiniging van de
zee, beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, averij-grosse,
en noodsleep- en reddingsactiviteiten; h) antitrustzaken
(mededinging); i) aansprakelijkheid voor
kernschade; j) vorderingen wegens
lichamelijk en psychisch letsel, ingesteld door of namens natuurlijke personen;
k) niet uit een contractuele
verhouding voortvloeiende vorderingen uit onrechtmatige daad wegens schade aan
tastbare zaken; l) zakelijke rechten met
betrekking tot onroerende zaken, en pacht van onroerende zaken; m) de geldigheid, de nietigheid
of de ontbinding van rechtspersonen, en de geldigheid van beslissingen van de
organen ervan; n) de geldigheid van
intellectuele-eigendomsrechten, anders dan auteursrecht en verwante rechten; o) inbreuken op
intellectuele-eigendomsrechten anders dan auteursrecht en verwante rechten,
behoudens wanneer inbreukprocedures aanhangig worden gemaakt of hadden kunnen
worden gemaakt wegens niet-nakoming van een overeenkomst tussen partijen die op
die rechten betrekking heeft; p) de geldigheid van
inschrijvingen in openbare registers. 3. In afwijking van lid 2
zijn procedures niet uitgesloten van het toepassingsgebied van dit verdrag
wanneer een volgens dat lid uitgesloten aangelegenheid louter als voorvraag
opkomt en niet als onderwerp van de procedures. In het bijzonder sluit het
enkele feit dat een aangelegenheid die volgens lid 2 is uitgesloten bij wijze
van verweer wordt aangevoerd, een procedure uit hoofde van het verdrag niet uit
indien die aangelegenheid geen onderwerp van de procedure is. 4. Dit verdrag is niet van
toepassing op arbitrage en daarop betrekking hebbende procedures. 5. Een procedure wordt niet
van het toepassingsgebied van dit verdrag uitgesloten op grond van het enkele
feit dat een staat, met inbegrip van een regering, een overheidsinstantie of
een voor een staat optredende persoon, daarbij partij is. 6. Dit verdrag laat onverlet
de voorrechten en immuniteiten van staten of van internationale organisaties,
ten aanzien van henzelf of van hun goederen. Artikel 3 Exclusieve forumkeuzebedingen
Voor de toepassing van dit
verdrag: a) wordt onder
"exclusief forumkeuzebeding" verstaan een beding, gemaakt tussen twee
of meer partijen, dat voldoet aan de vereisten onder c) en waarin, voor de
kennisneming van geschillen die in verband met een bepaalde rechtsbetrekking
zijn gerezen of zouden kunnen rijzen, de gerechten van een verdragsluitende
staat of een of meer bepaalde gerechten van een verdragsluitende staat worden
aangewezen, met uitsluiting van de bevoegdheid van alle andere gerechten; b) wordt een forumkeuzebeding
waarin de gerechten van een verdragsluitende staat of één of meer bepaalde
gerechten van een verdragsluitende staat worden aangewezen, geacht exclusief te
zijn tenzij de partijen uitdrukkelijk anders hebben bepaald; c) dient een exclusief
forumkeuzebeding als volgt te worden gemaakt of vastgelegd: i) schriftelijk, of ii) door middel van enig
ander communicatiemiddel waarmee informatie toegankelijk wordt gemaakt voor
latere raadpleging; d) wordt een exclusief
forumkeuzebeding dat deel uitmaakt van een overeenkomst, aangemerkt als een
beding dat los staat van de overige bepalingen van de overeenkomst. De
geldigheid van het exclusieve forumkeuzebeding kan niet worden bestreden op
grond van het enkele feit dat de overeenkomst niet geldig is. Artikel 4 Overige
begripsomschrijvingen 1. In dit verdrag wordt onder
"beslissing" verstaan een beslissing ten gronde van een gerecht,
ongeacht de daaraan gegeven benaming, met inbegrip van een beschikking of een
bevel, en een vaststelling van de gerechtskosten door het gerecht (met inbegrip
van de griffier van het gerecht), mits de vaststelling betrekking heeft op een
beslissing ten gronde die ingevolge dit verdrag kan worden erkend of ten
uitvoer kan worden gelegd. Een voorlopige of bewarende maatregel is geen
beslissing. 2. Ten behoeve van dit
verdrag wordt een entiteit of persoon niet zijnde een natuurlijke persoon
geacht zijn verblijfplaats te hebben in de staat: a) waar zijn statutaire zetel
is gevestigd; b) volgens het recht waarvan
hij is opgericht; c) waar zijn hoofdbestuur is
gevestigd, of d) waar zijn hoofdvestiging
zich bevindt. HOOFDSTUK II RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID Artikel 5 Bevoegdheid van het
aangewezen gerecht 1. Het gerecht of de
gerechten van een verdragsluitende staat die in een exclusief forumkeuzebeding
is/zijn aangewezen, is/zijn bevoegd kennis te nemen van een geschil waarop het
beding van toepassing is, tenzij het beding volgens het recht van die staat
nietig is. 2. Een gerecht dat ingevolge
lid 1 bevoegd is, mag de uitoefening van die bevoegdheid niet afwijzen op grond
van het feit dat een gerecht van een andere staat van het geschil kennis zou
moeten nemen. 3. De voorgaande leden laten
onverlet regels: a) inzake de attributie van
bevoegdheid met betrekking tot het onderwerp of de waarde van de vordering; b) inzake de interne
verdeling van bevoegdheid tussen de gerechten van een verdragsluitende staat.
Wanneer het aangewezen gerecht echter de vrijheid heeft een zaak te verwijzen,
dient naar behoren rekening te worden gehouden met de keuze van de partijen. Artikel 6 Verplichtingen van een
niet aangewezen gerecht Elk gerecht van een andere
verdragsluitende staat dan die van het aangewezen gerecht schorst een procedure
of verklaart de vordering niet-ontvankelijk wanneer bij hem een geschil waarop
een exclusief forumkeuzebeding van toepassing is, aanhangig wordt gemaakt,
tenzij: a) het beding ingevolge het
recht van de staat van het aangewezen gerecht nietig is; b) een partij ingevolge het
recht van de staat van het gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, niet
bevoegd was het beding aan te gaan; c) inachtneming van het
beding kennelijk onrechtvaardig of kennelijk strijdig zou zijn met de openbare
orde van de staat van het gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt; d) aan het beding om
uitzonderlijke redenen buiten de macht van de partijen in redelijkheid geen
gevolg kan worden gegeven, of e) het aangewezen gerecht
heeft beslist geen kennis te nemen van de zaak. Artikel 7 Voorlopige en bewarende
maatregelen Dit verdrag is niet van
toepassing op voorlopige en bewarende maatregelen. Dit verdrag verlangt niet de
toekenning, de afwijzing of de opheffing van voorlopige en bewarende
maatregelen door een gerecht van een verdragsluitende staat, noch sluit het
deze uit. Het laat onverlet de mogelijkheid voor een partij om om zodanige
maatregelen te verzoeken en de vrijheid van een gerecht om deze toe te staan,
af te wijzen of op te heffen. HOOFDSTUK III ERKENNING EN
TENUITVOERLEGGING Artikel 8 Erkenning en
tenuitvoerlegging 1. Een beslissing van een
gerecht van een verdragsluitende staat dat in een exclusief forumkeuzebeding is
aangewezen, wordt in overeenstemming met dit hoofdstuk in andere
verdragsluitende staten erkend en ten uitvoer gelegd. De erkenning of de
tenuitvoerlegging kan uitsluitend worden geweigerd op de in dit verdrag
vermelde gronden. 2. Onverminderd het onderzoek
dat nodig is voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk, wordt de
juistheid van de beslissing van het gerecht van herkomst niet onderzocht. Het
aangezochte gerecht is gebonden aan de feitelijke bevindingen op grond waarvan
het gerecht van herkomst zijn bevoegdheid heeft aangenomen, tenzij de
beslissing bij verstek is gegeven. 3. Een beslissing wordt
alleen erkend indien zij rechtsgevolg heeft in de staat waarin zij is gegeven,
en wordt uitsluitend ten uitvoer gelegd indien zij uitvoerbaar is in de staat
waarin zij is gegeven. 4. Erkenning of
tenuitvoerlegging kan worden opgeschort of geweigerd indien tegen de beslissing
in de staat waarin zij is gewezen, een rechtsmiddel is ingesteld of indien de
termijn voor het instellen van een gewoon rechtsmiddel nog niet is verstreken.
Een zodanige weigering vormt geen belemmering voor een hernieuwd verzoek om
erkenning of tenuitvoerlegging van de beslissing. 5. Dit artikel is eveneens
van toepassing op een beslissing van een gerecht van een verdragsluitende staat
na verwijzing van de zaak door het in die verdragsluitende staat aangewezen
gerecht, als voorzien in artikel 5, lid 3. Wanneer het aangewezen gerecht
evenwel de vrijheid had om een zaak naar een ander gerecht te verwijzen, kan de
erkenning of de tenuitvoerlegging worden geweigerd ten aanzien van een partij
die in de staat waar de beslissing is gegeven tijdig bezwaar heeft gemaakt
tegen de verwijzing. Artikel 9 Weigering van erkenning of
tenuitvoerlegging Erkenning of
tenuitvoerlegging kan worden geweigerd indien: a) het beding ingevolge het
recht van de staat van het aangewezen gerecht nietig was, tenzij het aangewezen
gerecht heeft bepaald dat het beding geldig is; b) een partij ingevolge het
recht van de aangezochte staat niet bevoegd was het beding aan te gaan; c) het stuk waarmee de
procedure is ingeleid of een gelijkwaardig stuk, waarin de wezenlijke elementen
van de vordering zijn opgenomen, i) niet zo tijdig en op
zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder
is medegedeeld, tenzij de verweerder is verschenen en verweer heeft gevoerd
zonder de mededeling bij het gerecht van oorsprong te betwisten, mits het recht
van de staat waarin de beslissing werd gegeven het betwisten van de mededeling
mogelijk maakt, of ii) aan de verweerder in de
aangezochte staat is medegedeeld op een wijze die onverenigbaar is met de
grondbeginselen van de aangezochte staat inzake de betekening van documenten; d) de beslissing is verkregen
door middel van bedrog in verband met een procedurele aangelegenheid; e) erkenning of
tenuitvoerlegging kennelijk onverenigbaar zou zijn met de openbare orde van de aangezochte
staat, in het bijzonder in situaties waarin de procedure die in het specifieke
geval tot de beslissing heeft geleid, onverenigbaar was met de grondbeginselen
van een eerlijk proces in die staat; f) de beslissing
onverenigbaar is met een beslissing die in de aangezochte staat is gewezen in
een geschil tussen dezelfde partijen, of g) de beslissing
onverenigbaar is met een eerdere beslissing die in een andere staat tussen
dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en
op dezelfde oorzaak berust, mits de eerder gegeven beslissing voldoet aan de
noodzakelijke voorwaarden voor de erkenning ervan in de aangezochte staat. Artikel 10 Voorvragen 1. Wanneer een aangelegenheid
die ingevolge artikel 2, lid 2, of ingevolge artikel 21 uitgesloten is, als
voorvraag aan de orde is gesteld, wordt de uitspraak met betrekking tot die
aangelegenheid niet op grond van dit verdrag erkend of ten uitvoer gelegd. 2. De erkenning of de
tenuitvoerlegging van een beslissing kan worden geweigerd indien en voor zover
die beslissing is gebaseerd op een beslissing over een aangelegenheid die
ingevolge artikel 2, lid 2, is uitgesloten. 3. In het geval van een
uitspraak over de geldigheid van een intellectuele-eigendomsrecht anders dan
een auteursrecht of een verwant recht, kan de erkenning of de tenuitvoerlegging
ingevolge het voorgaande lid evenwel uitsluitend worden geweigerd of opgeschort
indien: a) die uitspraak
onverenigbaar is met een beslissing van een gerecht of van een bevoegde autoriteit
over die aangelegenheid, die is gegeven in de staat volgens het recht waarvan
het intellectuele-eigendomsrecht is ontstaan, of b) in die staat een procedure
inzake de geldigheid van het intellectuele-eigendomsrecht aanhangig is. 4. De erkenning of de
tenuitvoerlegging van een beslissing kan worden geweigerd indien en voor zover
de beslissing is gebaseerd op een uitspraak in een aangelegenheid die ingevolge
een door de aangezochte staat krachtens artikel 21 afgelegde verklaring
uitgesloten is. Artikel 11 Schadevergoeding 1. De erkenning of de
tenuitvoerlegging van een beslissing kan worden geweigerd indien en voor zover
in de beslissing schadevergoeding wordt toegekend, met inbegrip van
schadevergoeding bij wijze van voorbeeld of bij wijze van sanctie, waarbij een
partij niet schadeloos wordt gesteld voor het feitelijk geleden verlies of de
feitelijk geleden schade. 2. Het aangezochte gerecht
houdt rekening met de vraag of en in welke mate de door het gerecht van
herkomst toegekende schadevergoeding dient ter dekking van de proceskosten. Artikel 12 Gerechtelijke schikkingen
Gerechtelijke schikkingen die
door een in een exclusief forumkeuzebeding aangewezen gerecht zijn goedgekeurd
of die ten overstaan van dat gerecht in de loop van een procedure tot stand
zijn gekomen, en die in de staat waarin de gerechtelijke schikking is
goedgekeurd, op dezelfde wijze ten uitvoer kunnen worden gelegd als een
beslissing, worden op grond van dit verdrag op dezelfde wijze ten uitvoer
gelegd als een beslissing. Artikel 13 Over te leggen stukken 1. De partij die om erkenning
of tenuitvoerlegging verzoekt, dient de volgende stukken over te leggen: a) een volledig en
gewaarmerkt afschrift van de beslissing; b) het exclusieve
forumkeuzebeding, een gewaarmerkt afschrift daarvan, of een ander bewijs van
het bestaan daarvan; c) indien de beslissing bij
verstek is gewezen, het origineel of een gewaarmerkt afschrift van een stuk
waaruit blijkt dat het stuk waarbij de procedure is ingeleid of een
gelijkwaardig stuk aan de partij die verstek heeft laten gaan, is medegedeeld; d) elk stuk dat benodigd is
om aan te tonen dat de beslissing rechtsgevolg heeft of, indien van toepassing,
uitvoerbaar is in de staat waar de beslissing is gegeven; e) in het in artikel 12
bedoelde geval, een schriftelijke verklaring van een gerecht van de staat
waarin de beslissing is gegeven, dat de gerechtelijke schikking of een deel
daarvan in die staat op dezelfde wijze uitvoerbaar is als een beslissing. 2. Indien de inhoud van de
beslissing het voor het aangezochte gerecht niet mogelijk maakt na te gaan of
aan de voorwaarden van dit hoofdstuk is voldaan, kan dat gerecht elk benodigd
stuk verlangen. 3. Een verzoek om erkenning
of tenuitvoerlegging kan vergezeld gaan van een stuk dat is afgegeven door een
gerecht (met inbegrip van een functionaris van het gerecht) van de staat waar
de beslissing is gegeven, in een door de Haagse Conferentie voor Internationaal
Privaatrecht aanbevolen en gepubliceerde vorm. 4. Indien de in dit artikel
bedoelde stukken niet in een officiële taal van de aangezochte staat zijn
gesteld, moeten zij vergezeld gaan van een gewaarmerkte vertaling in een
officiële taal, tenzij het recht van de aangezochte staat anders bepaalt. Artikel 14 Procedure De procedure voor de erkenning,
de uitvoerbaarheid of de registratie voor tenuitvoerlegging, en de
tenuitvoerlegging van de beslissing worden beheerst door het recht van de
aangezochte staat behoudens voor zover in dit verdrag anders is bepaald. Het
aangezochte gerecht treedt voortvarend op. Artikel 15 Deelbaarheid Erkenning of
tenuitvoerlegging van een scheidbaar deel van een beslissing wordt toegestaan
wanneer om erkenning of tenuitvoerlegging van dat deel wordt verzocht of
wanneer slechts een deel van de beslissing op grond van dit verdrag kan worden
erkend of ten uitvoer gelegd. HOOFDSTUK IV ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 16 Overgangsbepalingen 1. Dit verdrag is van
toepassing op exclusieve forumkeuzebedingen die zijn gemaakt nadat het verdrag
voor de staat waarvan het gerecht is aangewezen in werking is getreden. 2. Dit verdrag is niet van
toepassing op procedures die aanhangig zijn gemaakt voordat het verdrag ten
aanzien van de staat waarvan het gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt
in werking is getreden. Artikel 17 Verzekerings- en
herverzekeringsovereenkomsten 1. Procedures uit hoofde van
een verzekerings- of herverzekeringsovereenkomst zijn niet van het
toepassingsgebied van dit verdrag uitgesloten op grond van het feit dat de
verzekerings- of herverzekeringsovereenkomst betrekking heeft op een
aangelegenheid waarop dit verdrag niet van toepassing is. 2. De erkenning en de
tenuitvoerlegging van een beslissing met betrekking tot aansprakelijkheid uit
hoofde van een verzekerings- of herverzekeringsovereenkomst kan niet worden
beperkt of geweigerd op grond van het feit dat de aansprakelijkheid uit hoofde
van die overeenkomst mede omvat de schadeloosstelling van de verzekerde of
herverzekerde ter zake van: a) een aangelegenheid waarop
dit verdrag niet van toepassing is, of b) een toekenning van
schadevergoeding waarop artikel 11 van toepassing zou kunnen zijn. Artikel 18 Geen legalisatie Alle ingevolge dit verdrag
verzonden of overgelegde stukken zijn vrijgesteld van legalisatie of enige
andere soortgelijke formaliteit, met inbegrip van een apostille. Artikel 19 Verklaringen ter beperking
van de rechterlijke bevoegdheid Een staat kan verklaren dat
zijn gerechten kunnen weigeren van geschillen kennis te nemen waarop een
exclusief forumkeuzebeding van toepassing is indien er, behoudens de plaats van
het aangewezen gerecht, geen band is tussen die staat en de partijen of het
geschil. Artikel 20 Verklaringen ter beperking
van de erkenning en de tenuitvoerlegging Een staat kan verklaren dat
zijn gerechten kunnen weigeren een door een gerecht van een andere
verdragsluitende staat gegeven beslissing te erkennen of ten uitvoer te leggen
indien de partijen in de aangezochte staat hun verblijfplaats hadden en de
betrekkingen tussen de partijen en alle andere voor het geschil ter zake doende
elementen, behoudens de plaats van het aangewezen gerecht, uitsluitend met de
aangezochte staat verbonden waren. Artikel 21 Verklaringen ten aanzien
van specifieke aangelegenheden 1. Wanneer een staat er groot
belang bij heeft dit verdrag niet op een bijzondere aangelegenheid toe te
passen, kan die staat verklaren het verdrag niet op die aangelegenheid toe te
zullen passen. De staat die een dergelijke verklaring aflegt, ziet erop toe dat
deze verklaring niet ruimer is dan nodig en dat de bijzondere aangelegenheid
die wordt uitgesloten duidelijk en nauwkeurig wordt omschreven. 2. Ten aanzien van die
aangelegenheid is het verdrag niet van toepassing: a) in de verdragsluitende
staat die de verklaring heeft afgelegd; b) in andere verdragsluitende
staten, wanneer in een exclusief forumkeuzebeding de gerechten, of één of meer
bepaalde gerechten van de staat die de verklaring heeft afgelegd, zijn
aangewezen. Artikel 22 Wederzijdse verklaringen
inzake niet-exclusieve forumkeuzebedingen 1. Een verdragsluitende staat
kan verklaren dat zijn gerechten beslissingen zullen erkennen en ten uitvoer
zullen leggen die zijn gegeven door gerechten van andere verdragsluitende
staten die zijn aangewezen in een door twee of meer partijen gemaakt exclusief
forumkeuzebeding dat voldoet aan de vereisten van artikel 3, onder c), en
waarin, met het oog op de kennisneming van geschillen die in verband met een
bepaalde rechtsbetrekking zijn gerezen of zouden kunnen rijzen, één of meer
gerechten van één of meer verdragsluitende staten zijn aangewezen (een
niet-exclusief forumkeuzebeding). 2. Wanneer om erkenning of
tenuitvoerlegging van een in een verdragsluitende staat die een dergelijke
verklaring heeft afgelegd, gegeven beslissing wordt verzocht in een andere
verdragsluitende staat die een dergelijke verklaring heeft afgelegd, wordt de
beslissing op grond van dit verdrag erkend en ten uitvoer gelegd, indien: a) het gerecht van herkomst
in een niet-exclusief forumkeuzebeding was aangewezen; b) er geen beslissing bestaat
van een ander gerecht waarbij volgens het niet-exclusieve forumkeuzebeding een
procedure aanhangig gemaakt zou kunnen worden, en er tussen dezelfde partijen
ook niet bij een ander gerecht een procedure aanhangig is dat hetzelfde onderwerp
betreft en op dezelfde oorzaak berust, en c) de zaak het eerst bij het
gerecht van herkomst aanhangig is gemaakt. Artikel 23 Uniforme uitlegging Bij de uitlegging van dit
verdrag dient rekening te worden gehouden met het internationale karakter ervan
alsmede met de noodzaak de uniforme toepassing ervan te bevorderen. Artikel 24 Toetsing van de werking
van het verdrag De secretaris-generaal van de
Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht neemt periodiek maatregelen
om: a) de werking van dit
verdrag, met inbegrip van eventuele verklaringen, in de praktijk te toetsen, en
b) te bezien of wijziging van
dit verdrag wenselijk is. Artikel 25 Niet-geünificeerde
rechtsstelsels 1. Ten aanzien van een
verdragsluitende staat die op het gebied van enige bij dit verdrag geregelde
aangelegenheid twee of meer rechtsstelsels heeft die binnen verschillende
territoriale eenheden van toepassing zijn: a) wordt een verwijzing naar
het recht of de procedure van een staat in voorkomend geval uitgelegd als een
verwijzing naar het in de desbetreffende territoriale eenheid geldende recht of
de daar geldende procedure; b) wordt een verwijzing naar
de verblijfplaats in een staat in voorkomend geval uitgelegd als een verwijzing
naar de verblijfplaats in de desbetreffende territoriale eenheid; c) wordt een verwijzing naar
het gerecht of de gerechten van een staat in voorkomend geval uitgelegd als een
verwijzing naar het gerecht of de gerechten in de desbetreffende territoriale
eenheid; d) wordt een verwijzing naar een
band met een staat in voorkomend geval uitgelegd als een verwijzing naar een
band met de desbetreffende territoriale eenheid. 2. In afwijking van het
voorgaande lid is een verdragsluitende staat met twee of meer territoriale
eenheden waarin verschillende rechtsstelsels gelden, niet gehouden dit verdrag
toe te passen op gevallen waarbij uitsluitend die verschillende territoriale
eenheden betrokken zijn. 3. Een gerecht in een
territoriale eenheid van een verdragsluitende staat met twee of meer territoriale
eenheden waarin verschillende rechtsstelsels gelden, is niet gehouden een
beslissing van een andere verdragsluitende staat te erkennen of ten uitvoer te
leggen uitsluitend omdat de beslissing op grond van dit verdrag in een andere
territoriale eenheid van dezelfde verdragsluitende staat is erkend of ten
uitvoer gelegd. 4. Dit artikel is niet van
toepassing op een Regionale Organisatie voor Economische Integratie. Artikel 26 Verhouding tot andere
internationale instrumenten 1. Dit verdrag dient op zodanige
wijze te worden uitgelegd dat het voor zover mogelijk verenigbaar is met andere
voor de verdragsluitende staten van kracht zijnde verdragen, ongeacht of deze
voor of na dit verdrag zijn gesloten. 2. Dit verdrag laat onverlet
de toepassing door een verdragsluitende staat van een verdrag, ongeacht of het
voor of na dit verdrag is gesloten, in gevallen waarin geen van de partijen
verblijfplaats heeft in een verdragsluitende staat die geen partij bij dat
verdrag is. 3. Dit verdrag laat onverlet
de toepassing door een verdragsluitende staat van een verdrag dat is gesloten
voordat dit verdrag voor die verdragsluitende staat van kracht werd, indien de
toepassing van dit verdrag onverenigbaar zou zijn met de verplichtingen van die
verdragsluitende staat jegens enige andere staat die geen partij is bij dit
verdrag. Dit lid is ook van toepassing op verdragen die een verdrag dat voor de
inwerkingtreding van dit verdrag voor die verdragsluitende staat werd gesloten,
herzien of vervangen, behoudens voor zover de herziening of vervanging nieuwe
strijdigheden met dit verdrag meebrengt. 4. Dit verdrag laat onverlet
de toepassing door een verdragsluitende staat van een verdrag, ongeacht of dit
voor of na dit verdrag is gesloten, met het oog op de erkenning of de tenuitvoerlegging
van een beslissing die is gegeven door een gerecht van een verdragsluitende
staat die eveneens partij bij dat verdrag is. De beslissing mag evenwel niet in
geringere mate worden erkend of ten uitvoer worden gelegd dan op grond van dit
verdrag het geval zou zijn. 5. Dit verdrag laat onverlet
de toepassing door een verdragsluitende staat van een verdrag dat, met
betrekking tot een bijzondere aangelegenheid, de rechterlijke bevoegdheid of de
erkenning of de tenuitvoerlegging van beslissingen regelt, zelfs al is het na
dit verdrag gesloten en zelfs al zijn alle betrokken staten partij bij dit
verdrag. Dit lid is uitsluitend van
toepassing indien de verdragsluitende staat ingevolge dit lid een verklaring
met betrekking tot dat verdrag heeft afgelegd. Indien een dergelijke verklaring
wordt afgelegd, zijn de andere verdragsluitende staten niet verplicht dit
verdrag op die bijzondere aangelegenheid toe te passen voor zover er sprake
mocht zijn van onverenigbaarheid, wanneer een exclusief forumkeuzebeding de
gerechten, of één of meer bepaalde gerechten van de verdragsluitende staat die
de verklaring heeft afgelegd, aanwijst. 6. Dit verdrag laat onverlet
de toepassing van de regels van een Regionale Organisatie voor Economische
Integratie die partij bij dit verdrag is, ongeacht of deze voor of na dit
verdrag zijn aangenomen a) wanneer geen van de
partijen verblijfplaats heeft in een verdragsluitende staat die geen lidstaat
is van de Regionale Organisatie voor Economische Integratie; b) voor zover het betreft de
erkenning of de tenuitvoerlegging van beslissingen tussen de lidstaten van de
Regionale Organisatie voor Economische Integratie. HOOFDSTUK V SLOTBEPALINGEN Artikel 27 Ondertekening,
bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding 1. Dit verdrag staat open
voor ondertekening door alle staten. 2. Dit verdrag dient door de
ondertekenende staten te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. 3. Dit verdrag staat open
voor toetreding door alle staten. 4. De akten van
bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding worden nedergelegd bij
het ministerie van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden,
depositaris van het verdrag. Artikel 28 Verklaringen ten aanzien
van niet-geünificeerde rechtsstelsels 1. Indien een staat twee of
meer territoriale eenheden heeft waarin verschillende rechtsstelsels van
toepassing zijn betreffende in dit verdrag geregelde aangelegenheden, kan hij
op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of
toetreding verklaren dat dit verdrag op al deze territoriale eenheden of
slechts op één of meer daarvan van toepassing is en kan hij deze verklaring te
allen tijde wijzigen door een nieuwe verklaring af te leggen. 2. Elke verklaring wordt ter
kennis gebracht van de depositaris en daarin worden uitdrukkelijk de
territoriale eenheden vermeld waarop het verdrag van toepassing is. 3. Indien een staat geen
verklaring aflegt krachtens dit artikel, is het verdrag van toepassing op alle
territoriale eenheden van die staat. 4. Dit artikel is niet van
toepassing op een Regionale Organisatie voor Economische Integratie. Artikel 29 Regionale Organisaties
voor Economische Integratie 1. Een Regionale Organisatie
voor Economische Integratie die uitsluitend is samengesteld uit soevereine
staten en die bevoegd is ter zake van sommige of alle aangelegenheden die in
dit verdrag worden geregeld, kan dit verdrag eveneens ondertekenen, aanvaarden,
goedkeuren of hiertoe toetreden. De Regionale Organisatie voor Economische
Integratie heeft in dat geval de rechten en verplichtingen van een
verdragsluitende staat voor zover de organisatie bevoegd is ter zake van de
aangelegenheden waarop dit verdrag van toepassing is. 2. De Regionale Organisatie
voor Economische Integratie doet, op het tijdstip van ondertekening,
aanvaarding, goedkeuring of toetreding, de depositaris schriftelijk mededeling
van de in dit verdrag geregelde aangelegenheden ter zake waarvan de bevoegdheid
door haar lidstaten aan die organisatie is overgedragen. De organisatie doet de
depositaris onverwijld mededeling van wijzigingen van haar bevoegdheid als
vermeld in de meeste recente kennisgeving ingevolge dit lid. 3. Ten behoeve van de
inwerkingtreding van dit verdrag telt een akte die wordt nedergelegd door een
Regionale Organisatie voor Economische Integratie niet mee, tenzij de Regionale
Organisatie voor Economische Integratie in overeenstemming met artikel 30
verklaart dat haar lidstaten geen partij bij dit verdrag zullen zijn. 4. Alle verwijzingen naar een
"verdragsluitende staat" of een "staat" in dit verdrag zijn
in voorkomend geval eveneens van toepassing op een Regionale Organisatie voor
Economische Integratie die partij bij het verdrag is. Artikel 30 Toetreding door een
Regionale Organisatie voor Economische Integratie zonder de lidstaten ervan 1. Op het tijdstip van
ondertekening, aanvaarding of goedkeuring van dit verdrag of van toetreding
ertoe kan een Regionale Organisatie voor Economische Integratie verklaren dat
zij de bevoegdheid uitoefent ter zake van alle aangelegenheden waarop dit
verdrag van toepassing is en dat haar lidstaten geen partij bij dit verdrag
zullen zijn, maar gebonden zullen zijn door ondertekening, aanvaarding,
goedkeuring of toetreding door de organisatie. 2. In het geval dat een
Regionale Organisatie voor Economische Integratie een verklaring in
overeenstemming met lid 1 heeft afgelegd, zijn alle verwijzingen naar een
"verdragsluitende staat" of "staat" in dit verdrag in
voorkomend geval eveneens van toepassing op de lidstaten van de organisatie. Artikel 31 Inwerkingtreding 1. Dit verdrag treedt in
werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een
termijn van drie maanden na de nederlegging van de tweede akte van
bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, bedoeld in artikel 27. 2. Vervolgens treedt dit
verdrag in werking: a) voor iedere staat of
Regionale Organisatie voor Economische Integratie die het verdrag daarna
bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of ertoe toetreedt, op de eerste dag van de
maand volgend op het verstrijken van een termijn van drie maanden na de
nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of
toetreding; b) voor een territoriale
eenheid waartoe dit verdrag overeenkomstig artikel 28, lid 1, is uitgebreid, op
de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn van drie
maanden na de kennisgeving van de verklaring bedoeld in dat artikel. Artikel 32 Verklaringen 1. De in de artikelen 19, 20,
21, 22 en 26 bedoelde verklaringen kunnen worden afgelegd bij de ondertekening,
bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding of op enig tijdstip
daarna, en kunnen te allen tijde worden gewijzigd of ingetrokken. 2. Van verklaringen,
wijzigingen en intrekkingen wordt aan de depositaris mededeling gedaan. 3. Een verklaring die is
afgelegd op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding,
goedkeuring of toetreding wordt van kracht op het tijdstip waarop het verdrag
voor de betrokken staat in werking treedt. 4. Een op een later tijdstip
afgelegde verklaring, en elke wijziging of intrekking van een verklaring,
worden van kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van
een tijdvak van drie maanden na de datum waarop de kennisgeving door de
depositaris is ontvangen. 5. Een verklaring ingevolge
de artikelen 19, 20, 21 en 26 is niet van toepassing op exclusieve
forumkeuzebedingen die zijn gemaakt voordat de verklaring van kracht wordt. Artikel 33 Opzegging 1. Dit verdrag kan worden
opgezegd door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris. De
opzegging kan worden beperkt tot bepaalde territoriale eenheden van een
niet-geünificeerd rechtsstelsel waarop dit verdrag van toepassing is. 2. De opzegging wordt van
kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn
van twaalf maanden na de datum waarop de kennisgeving door de depositaris is
ontvangen. Wanneer in de kennisgeving een langere opzegtermijn is aangegeven,
wordt de opzegging van kracht na het verstrijken van deze langere termijn, na
de datum waarop de kennisgeving door de depositaris is ontvangen. Artikel 34 Kennisgevingen door de
depositaris De depositaris geeft de leden
van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht en andere staten en
Regionale Organisaties voor Economische Integratie die in overeenstemming met
de artikelen 27, 29 en 30 zijn overgegaan tot ondertekening, bekrachtiging,
aanvaarding, goedkeuring of toetreding, kennis van het volgende: a) de ondertekeningen,
bekrachtigingen, aanvaardingen, goedkeuringen en toetredingen bedoeld in de
artikelen 27, 29 en 30; b) de datum waarop dit
verdrag in werking treedt overeenkomstig artikel 31; c) de kennisgevingen,
verklaringen, wijzigingen en intrekkingen van verklaringen bedoeld in de
artikelen 19, 20, 21, 22, 26, 28, 29 en 30; d) de opzeggingen bedoeld in
artikel 33. Ten blijke waarvan de
ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit verdrag hebben
ondertekend. Gedaan te 's-Gravenhage, op
30 juni 2005, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk
authentiek, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief
van de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en waarvan langs
diplomatieke weg een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift zal worden gezonden
aan elk van de lidstaten die op de datum van de Twintigste Zitting lid van de
Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht waren en aan elke staat die
aan die zitting heeft deelgenomen. BIJLAGE
II Verklaring
van de Europese Unie op basis van artikel 21 van het Verdrag inzake bedingen
van forumkeuze 1. De Europese Unie verklaart op basis van
artikel 21 van het verdrag dat zij, behalve zoals hieronder uiteengezet, het
verdrag niet zal toepassen op verzekeringsovereenkomsten. 2. Deze verklaring is niet van toepassing
wanneer: (a)
het forumkeuzebeding werd gesloten na het ontstaan
van het geschil, of (b)
onverminderd artikel 1, lid 2, van het verdrag, het
forumkeuzebeding werd gesloten tussen een verzekeringnemer en een verzekeraar
die op het tijdstip waarop de overeenkomst werd gesloten, hun woonplaats of hun
gewone verblijfplaats in dezelfde staat hadden, , en de gerechten van die
lidstaat bevoegd verklaart, zelfs als het schadebrengende feit zich in het
buitenland heeft voorgedaan, tenzij de wetgeving van die lidstaat een dergelijk
beding verbiedt, of (c)
het forumkeuzebeding betrekking heeft op een
verzekeringsovereenkomst, voor zover daarmee een of meer van de in punt 3
bedoelde grote risico's worden gedekt. 3. Grote risico’s als bedoeld in punt 2, onder
c), zijn onder meer vervoer (vliegtuigen, vaartuigen, spoor en goederen in
doorvoer), krediet en borgtocht, alsook andere risico’s waarbij de
verzekeringnemer een onderneming van een zekere omvang is, zoals gespecificeerd
in punt 4. 4. De in punt 3
bedoelde risico's zijn: (2)
elk verlies van of elke schade aan: (a)
zeeschepen, vaste installaties in de kustwateren of
in volle zee, of luchtvaartuigen, die wordt veroorzaakt door gebeurtenissen in
verband met het gebruik daarvan voor handelsdoeleinden; (b)
andere goederen dan de bagage van passagiers,
toegebracht tijdens het vervoer met deze schepen of luchtvaartuigen of tijdens
gemengd vervoer waarbij mede met deze schepen of luchtvaartuigen wordt
vervoerd; (3)
de aansprakelijkheid, met uitzondering van die voor
lichamelijk letsel van passagiers of verlies van of schade aan hun bagage: (a)
voortvloeiend uit het gebruik of de exploitatie van
de schepen, installaties of luchtvaartuigen als bedoeld onder 1), a), voor
zover, wat luchtvaartuigen betreft, voor de verzekering van zulke risico’s
overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegd gerecht niet verboden zijn bij de
wet van de door dit verdrag gebonden staat waar de luchtvaartuigen zijn
ingeschreven; (b)
voor verlies of schade veroorzaakt door de goederen
gedurende vervoer als bedoeld onder 1, b); (4)
de geldelijke verliezen in verband met het gebruik
of de exploitatie van de schepen, installaties of luchtvaartuigen als bedoeld
onder 1, a), met name verlies van vracht of verlies van opbrengst van
vervrachting; (5)
elk risico of belang dat komt bij een van de in
onder 1) tot en met 3) genoemde risico’s; (6)
behoudens het bepaalde onder 1) tot en met 4), alle
volgende grote risico’s: (a)
schade aan of verlies van rollend
spoorwegmaterieel; (b)
schade aan of verlies van luchtvaartuigen; (c)
schade aan of verlies van zee- en binnenschepen; (d)
schade aan of verlies van vervoerde goederen of
bagage, onafhankelijk van de aard van het transportmiddel; (e)
de aansprakelijkheid welke het gevolg is van het
gebruik van luchtvaartuigen (met inbegrip van de aansprakelijkheid van de
vervoerder); (f)
de aansprakelijkheid welke het gevolg is van het
gebruik van zee- en binnenschepen (met inbegrip van de aansprakelijkheid van de
vervoerder); (g)
een krediet of borgtochtrisico waarbij de
verzekeringnemer in het kader van een bedrijf of beroep een industriële of
commerciële activiteit dan wel een vrij beroep uitoefent en het risico daarop
betrekking heeft; (h)
ingeval een verzekeringnemer een onderneming van
een zekere omvang is: ·
schade aan of verlies van landvoertuigen (met
inbegrip van motorvoertuigen); ·
schade aan of verlies van eigendom als gevolg van
brand, ontploffing, natuurevenementen (waaronder storm), nucleaire energie,
aardverzakking, hagel, vorst of diefstal; ·
de aansprakelijkheid welke het gevolg is van het
gebruik van motorrijtuigen (met inbegrip van de aansprakelijkheid van de
vervoerder); ·
diverse geldelijke verliezen die voortvloeien uit
het risico van gebrek aan werk, (algemeen) tekort aan ontvangsten, slechte
weersomstandigheden, winstderving, doorlopende hoge algemene kosten,
onvoorziene bedrijfsuitgaven, verlies van verkoopwaarde, huur — of
inkomstenderving, andere indirecte bedrijfsverliezen, andere niet met een
bedrijf samenhangende geldelijke verliezen of overige geldelijke verliezen. 5. Voor de
toepassing van het bepaalde onder 5), h), wordt verstaan onder de
verzekeringnemer die een onderneming van een zekere omvang is, een
verzekeringnemer die ten minste twee van de drie volgende criteria
overschrijdt: ·
een balanstotaal van 6 200 000 EUR; ·
een netto-omzet van 12 800 000 EUR; ·
een gemiddeld personeelsbestand gedurende het
boekjaar van 250 personen.