Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014DC0575

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Europese Onderzoeksruimte Voortgangsverslag 2014

/* COM/2014/0575 final */

52014DC0575

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Europese Onderzoeksruimte Voortgangsverslag 2014 /* COM/2014/0575 final */


1. INLEIDING

De Europese Onderzoeksruimte: een belangrijke drijvende kracht achter kennisvergaring

De doelstelling van de Europese Onderzoeksruimte (EOR) werd bekrachtigd door de Europese Raad van maart 2000 en is verankerd in het Verdrag van Lissabon uit 2007. Het streven is een "op de interne markt gebaseerde maar voor de wereld openstaande onderzoekruimte waarin onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologie vrij circuleren en waardoor de Unie en haar lidstaten de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de EU versterken, hun concurrentievermogen vergroten, alsook hun vermogen om gezamenlijk de grote uitdagingen aan te pakken."[1].

In 2011 deed de Europese Raad een beroep op de betrokken partijen op het niveau van de EU, de lidstaten en andere belanghebbenden om de resterende leemten op te vullen en de EOR tegen 2014 te voltooien zodat er een echte interne markt voor kennis, onderzoek en innovatie ontstaat.

In de mededeling uit 2012 getiteld "Een versterkt partnerschap voor topkwaliteit en groei voor de Europese onderzoekruimte" (hierna "de EOR-mededeling" genoemd)[2] werden vijf prioriteiten geïdentificeerd: efficiëntere nationale onderzoeksstelsels, optimale transnationale samenwerking en concurrentie, een open arbeidsmarkt voor onderzoekers, gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van de genderdimensie in onderzoek, en optimaal verkeer, toegang tot en overdracht van wetenschappelijke kennis, ook via de digitale EOR. Ter aanvulling van dit partnerschap nam de Commissie in 2012 ook twee andere mededelingen aan, getiteld "Naar een betere toegang tot wetenschappelijke informatie: Vergroting van de voordelen van overheidsinvesteringen in onderzoek"[3] en "Intensivering en betere concentratie van internationale samenwerking van de EU op het gebied van onderzoek en innovatie: een strategische benadering"[4].

De EOR-beginselen zijn volledig geïntegreerd in het Europa 2020-vlaggenschipinitiatief Innovatie-Unie ter bevordering van groei en werkgelegenheid.

Voortbouwend op het EOR-voortgangsverslag uit 2013 geeft het huidige verslag een samenvatting van de geboekte vooruitgang op weg naar de voltooiing van de EOR, en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie "Feiten en cijfers" (hierna "Feiten en cijfers" genoemd) biedt een gedetailleerdere analyse.

Gezien de internemarktdimensie van de EOR en de impact op investeringen in onderzoek en innovatie, wordt met het huidige verslag ook gehoor gegeven aan de strategische agenda voor de Unie in tijden van verandering, die de lidstaten tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in juni 2014 hebben goedgekeurd, vooral met betrekking tot de prioriteit "Een Unie van banen, groei en concurrentievermogen".

2. BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN VAN HET TWEEDE EOR-VOORTGANGSVERSLAG

Het voortgangsverslag van 2014 schetst een algemeen beeld van de voortgang met betrekking tot de EOR-prioriteiten in alle lidstaten en een aantal geassocieerde landen[5]. Het voortgangsverslag van 2013 gaf een overzicht van de politieke context, ondernomen stappen en eerste resultaten. Het voortgangsverslag van 2014 geeft een overzicht van de nieuwe en herziene maatregelen die op nationaal niveau zijn doorgevoerd. Daarnaast worden deze voor het eerst uiteengezet naast en vergeleken met de tenuitvoerlegging van EOR-maatregelen op nationaal niveau door onderzoeksinstellingen en organisaties die onderzoek financieren.

2.1. Efficiëntere nationale onderzoeksstelsels

Verbetering van de kwaliteit van de ontwikkeling van onderzoek-en-ontwikkelingsstrategieën en het beleidsvormingsproces is een van de drie prioritaire assen voor hervormingen zoals deze door de Europese Commissie in de mededeling "Onderzoek en innovatie: de bronnen van toekomstige groei" zijn vastgesteld om de kwaliteit van overheidsuitgaven voor onderzoek en innovatie te verhogen[6]. Uit "Feiten en cijfers" blijkt dat nationale onderzoeksstelsels nu nauwer aansluiten op de EOR-prioriteiten. Vrijwel alle lidstaten hebben een nationale strategie aangenomen voor onderzoek en innovatie.

Er zijn nog steeds grote verschillen tussen de lidstaten in de manier waarop onderzoeksfinanciering wordt besteed. Hoewel competitieve projectgebonden financiering in alle lidstaten plaatsvindt, varieert de omvang ervan aanzienlijk tussen landen.[7] Intercollegiale toetsing ("peer review") wordt in alle lidstaten toegepast. Het ontbreekt echter aan overeengekomen normen voor de fundamentele beginselen van internationale peer review.

Het koppelen van een institutionele prestatiebeoordeling aan institutionele financiering is ook een belangrijk instrument voor het bevorderen van de mededinging op het gebied van onderzoek en het verhogen van de effectiviteit van nationale middelen. Zo melden twaalf lidstaten dat zij een beleid hebben voor institutionele financiering op basis van prestaties, maar lijkt dit in de praktijk vaker te worden toegepast, namelijk door de financieringsorganen in zestien lidstaten.[8]

2.2. Optimale transnationale samenwerking en concurrentie

Gezamenlijke aanpak van grote uitdagingen

Transnationale samenwerking tussen de lidstaten op programmaniveau neemt toe en maakt deel uit van de nationale strategieën van zestien lidstaten. Gezamenlijke programmeringsinitiatieven (GPI’s) helpen de nationale programma’s en activiteiten steeds meer af te stemmen op algemene agenda’s op EU-niveau voor het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen. Meerdere lidstaten zijn begonnen met het ontwikkelen van nationale actieplannen, routekaarten en strategieën binnen de GPI’s waaraan ze deelnemen, met het oog op het versterken van hun inzet voor de strategische onderzoeksagenda’s van de GPI’s.

Strategische aandacht voor internationale samenwerking staat ook steeds vaker op de politieke agenda. Negen lidstaten hebben specifieke maatregelen getroffen om de wetenschappelijke internationale samenwerking te bevorderen.

Onderzoeksinfrastructuur

Voor de ontwikkeling en uitvoering van onderzoeksinfrastructuren hebben 22 lidstaten routekaarten voor nationale onderzoeksinfrastructuren aangenomen. Vijf daarvan zijn sinds 2013 bijgewerkt. In nationale routekaarten wordt echter niet consequent verwezen naar de verbanden met de routekaart van het Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (ESFRI) en de financiële betrokkenheid bij de ontwikkeling van door ESFRI vastgestelde onderzoeksinfrastructuren en andere onderzoeksinfrastructuren van wereldklasse.

Het voltooien of opstarten in 2015 van ten minste 60 % van de ESFRI-routekaartprojecten is binnen handbereik.[9] De meest recente prioritering van de ESFRI-routekaartprojecten is in mei 2014 goedgekeurd door de Raad Concurrentievermogen en stelt de lidstaten en de Commissie in staat om extra steun te bieden ter verwezenlijking van deze doelstelling.

De inwerkingtreding in 2009 van de verordening betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) maakte het mogelijk gezamenlijk zeven onderzoeksinfrastructuren op te richten en te beheren die voor Europa van belang zijn. Het vooruitzicht dat in 2015 ongeveer vijftien ERIC’s zullen zijn opgericht, geeft  aan dat de vaart erin begint te komen.

2.3. Open arbeidsmarkt voor onderzoekers

Terwijl het aantal promovendi in de Europese Unie blijft toenemen, blijkt uit gegevens dat zij niet beschikken over de juiste vaardigheden om buiten de academische wereld te werken.[10] De uitvoering van de beginselen uit 2011 voor innovatieve doctoraalopleidingen door lidstaten en instellingen helpt onderzoekers nieuwe vaardigheden te verwerven en hun inzetbaarheid te verbeteren, met name buiten de academische wereld. Hoewel 45 % van de onderzoekers in de EU in de particuliere sector werkzaam is, geeft slechts 10 % van de promovendi aan te worden opgeleid in intellectuele-eigendomsrechten en ondernemerschap.[11] Sommige lidstaten hebben gebruikgemaakt van beschikbare structuurfondsen ter medefinanciering van de nieuwe structuren voor doctoraalopleidingen. Bovendien stelt een open werving onderzoeksinstellingen in staat de beste onderzoekers uit alle carrièrefasen in te huren, en bevordert ze de daadwerkelijke geografische mobiliteit. Mobiele onderzoekers zijn bijna 20 % effectiever in hun onderzoek dan onderzoekers die nooit in het buitenland gewerkt hebben.[12]

Het blijkt dat openheid en innovatie hand in hand gaan, dat wil zeggen dat landen met open en aantrekkelijke onderzoeksstelsels[13] goed presteren op het gebied van innovatie.

 

Bron: Berekeningen van het DG Onderzoek en Innovatie op basis van het scorebord van de Innovatie-Unie 2014

De lidstaten[14] zijn overeengekomen om in samenwerking met belanghebbenden een werkgroep op te zetten met het doel een gebruikerstoolkit te ontwikkelen voor open, transparante en op verdiensten gebaseerde werving op basis van goede praktijken. Uit gegevens blijkt dat enkele lidstaten, zoals Oostenrijk, Italië en Polen, nationale wetgeving hebben ingevoerd die bepaalt dat elke vacature bij een openbaar onderzoeksinstituut moet worden gepubliceerd op websites voor internationale onderzoeksbanen, bijvoorbeeld EURAXESS Jobs[15]. In 2013 zijn er meer dan 40 000 onderzoeksbanen bij ruim 7 500 instellingen geplaatst op EURAXESS Jobs, met samenwerkingen tussen vooraanstaande online portalen voor onderzoeksbanen. Tussen lidstaten blijven er echter grote verschillen bestaan wat betreft open werving. Zie onderstaande grafiek.

Aandeel van de universitaire onderzoekers dat tevreden is over de mate waarin vacatures voor onderzoeksbanen openbaar worden geadverteerd en gemeld door de instelling, Europa, 2012 (in %)

 

Bron: MORE 2-studie

2.4. Gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van de genderdimensie in onderzoek

Genderproblematiek heeft in onderzoek en innovatie steeds meer erkenning gekregen in beleidsagenda’s op nationaal, Europees en internationaal niveau, evenals binnen onderzoeksinstellingen. Initiatieven aan de 'aanbodzijde', gericht op de individuele vrouwelijke wetenschappers, worden geleidelijk aan aangevuld met beleidsvormen aan de 'vraagzijde', gericht op institutionele verandering van onderzoeksorganisaties met structurele effecten op de lange termijn. In meer dan de helft van de lidstaten zijn specifieke wetten en/of nationale strategieën inzake gendergelijkheid in openbaar onderzoek aangenomen. Uit "Feiten en cijfers" blijkt dat er een aanzienlijke samenhang bestaat tussen maatregelen, inclusief gendergelijkheidsplannen, die op het niveau van de onderzoeksorganisaties worden genomen en de aanwezigheid van nationale wetten, strategieën en/of prikkels om institutionele verandering te bevorderen[16].

Het tempo waarin veranderingen plaatsvinden, is echter te laag en er bestaan nog altijd vele verschillen tussen landen. De hardnekkigheid van genderdiscriminatie binnen loopbanen, van genderongelijkheid binnen besluitvormende functies en het ontbreken van een genderdimensie in onderzoeksprogramma's blijven algemene uitdagingen. Er is behoefte aan meer gezamenlijke inspanningen en een systemische strategie gericht op institutionele verandering op de langere termijn in het Europese onderzoeksstelsel.

2.5. Optimaal verkeer, toegang tot en overdracht van wetenschappelijke kennis, ook via de digitale EOR

Open toegang tot publicaties en gegevens

Open toegang tot onderzoeksresultaten, publicaties en gegevens wordt gesteund door een groeiend aantal universiteiten, onderzoekscentra en financieringsorganen verspreid over Europa. Naar aanleiding van de mededeling uit 2012 zijn de belanghebbendenorganisaties zeer actief geweest via het EOR-platform voor belanghebbenden. Tot nu toe hebben twintig lidstaten specifieke maatregelen genomen ter ondersteuning van open toegang tot onderzoekspublicaties, maar slechts vijf hebben specifieke bepalingen voor de open toegang tot onderzoeksgegevens. De lidstaten hebben in het kader van het CEOR speciale aandacht gegeven aan het hergebruik van onderzoeksgegevens. Op dat punt bestaan nog een aantal barrières, reële en als zodanig ervaren, waaronder barrières van juridische, technische, financiële, vertrouwensgerelateerde en sociaal-culturele aard.

Nationale beleidsmaatregelen, initiatieven en praktijken zijn echter nog steeds gefragmenteerd en een aantal daarvan voldoen niet volledig aan de EU-definitie van open toegang[17].

Kennisoverdracht en open innovatie

De lidstaten blijven nationale strategieën voor kennisoverdracht ontwikkelen en operationeel maken. Dit gebeurt hoofdzakelijk via verbeterde erkenning en professionalisering van kennisoverdrachtsactiviteiten en een sterkere rol voor kennisoverdrachtsbureaus. In dit verband wordt ook veel gebruikgemaakt van maatregelen voor een optimale interactie en ontwikkeling van strategische partnerschappen en gezamenlijke onderzoeksagenda's tussen de academische wereld en het bedrijfsleven, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen. Dit alles leidt tot een beter gebruik van onderzoeksresultaten op de markt. Hoewel de meeste lidstaten beschikken over sterke steunmechanismen voor kennisoverdracht, gaat dit in de helft van de lidstaten niet gepaard met financiële steun.

De digitale EOR

De infrastructuren voor gegarandeerde toegang tot en gebruik van kennis door iedereen en voor open toegang tot met publieke middelen gefinancierde onderzoeksresultaten zijn niet op een passende wijze ontwikkeld in heel Europa. In het belang van het doeltreffend gebruik van middelen moeten lidstaten zich meer inspannen om samen te werken en gezamenlijke strategieën uit te voeren, voortbouwend op bestaand werk, om de huidige investeringen in institutionele, nationale en op discipline gebaseerde data-infrastructuren optimaal te kunnen benutten.[18] Dit zou ook inspanningen kunnen omvatten om mogelijkheden voor niet-commerciële 'Open Access'-publicatie aan te moedigen.

2.6. Transversale kwesties: integratie van de internationale dimensie bij alle EOR-prioriteiten

Het is belangrijk dat er bij de verdere ontwikkeling van de EOR een internationale dimensie wordt geïntegreerd in alle prioriteiten. Op deze manier zal Europa zijn positie als mondiale stuwende kracht op onderzoeksgebied versterken, de beste onderzoekers aantrekken en behouden, zijn concurrentievermogen handhaven en de deuren openen voor toekomstige samenwerking met onderzoekspartners wereldwijd.

2.7 Uitvoering van de EOR-acties

Meerdere wegen kunnen tot de EOR kunnen leiden. De snelheid en mate waarin de EOR wordt uitgevoerd, is sterk afhankelijk van de nationale context en wordt bevorderd door gericht beleid op lidstaatniveau.

De uitvoering van de EOR verschilt tussen verschillende onderzoeksorganisaties. In "Feiten en cijfers" worden gegevens getoond voor organisaties die zijn gegroepeerd overeenkomstig de mate waarin ze uitvoering geven aan de EOR-acties[19] die zijn voorgesteld in de mededeling van 2012. Er zijn twee hoofdclusters vastgesteld: de "EOR-conforme" organisaties, die de meeste EOR-acties al hebben doorgevoerd, en de "beperkt EOR-conforme" organisaties, die de EOR-acties niet of slechts beperkt hebben doorgevoerd. De analyse toont aan dat EOR-conforme instellingen in de meeste lidstaten de overhand hebben, met uitzondering van zeven landen (waar de verhoudingen vergelijkbaar zijn of waar beperkt EOR-conforme organisaties de overhand hebben). Kleine organisaties[20] lijken minder EOR-conform dan grote organisaties[21].

Bovendien varieert de mate van de uitvoering van de verschillende EOR-acties tussen beide groepen. De onderstaande grafiek geeft bijvoorbeeld aan dat binnen de groep van EOR-conforme organisaties bijna 90 % vaak minimumeisen toevoegt wanneer zij hun vacatures publiceren, terwijl dit bij organisaties met beperkte EOR-naleving bij minder dan 50 % het geval is. De analyse in de "Feiten en cijfers" laat ook zien dat zelfs EOR-conforme organisaties meer inspanningen moeten leveren. Zo maakt slechts 50 % van de EOR-conforme organisaties hun vacatures regelmatig in EURAXESS bekend.

Aandeel van organisaties dat een aantal van de EOR-acties uitvoert in de twee belangrijkste groepen organisaties

Bron: EOR-enquête 2014

Tot slot produceren onderzoekers in EOR-conforme organisaties doorgaans een hoger aantal publicaties en octrooiaanvragen waarvan erkend wordt dat ze bijdragen aan groei en werkgelegenheid.

2.8 Voltooiing van de EOR

In de EOR-mededeling werden vier succesfactoren voor de voltooiing van de EOR benoemd: hervormingen door de lidstaten op alle prioritaire gebieden van de EOR, snelle uitvoering van de in de mededeling uiteengezette prioriteiten door de belanghebbenden op onderzoeksgebied, meer steun van de Commissie aan nationale EOR-maatregelen en transparant toezicht.

De lidstaten zijn de primaire actoren bij het invoeren van de EOR-hervormingen op nationaal niveau en het ondersteunen van de uitvoering daarvan door onderzoeksinstellingen en organisaties die onderzoek financieren. Zij nemen de EOR-hervormingen geleidelijk op in hun jaarlijkse nationale hervormingsprogramma's (NHP’s): in 2014 worden in negentien nationale hervormingsprogramma's EOR-acties gepresenteerd, terwijl dat in 2013 nog slechts in elf NHP’s het geval was. In het kader van het Comité Europese Onderzoeksruimte en Innovatie (CEOR), hebben de lidstaten zich ertoe verbonden te werken aan een gemeenschappelijke verslagleggingsstructuur vanaf 2014 in het kader van het Europees semester voor de komende jaren, met het oog op het consistent aanpakken van de EOR-prioriteiten. Tijdens de Raad Concurrentievermogen van februari 2014 verbonden de lidstaten zich ertoe tegen medio 2015 een EOR-routekaart op Europees niveau te ontwikkelen die als richtsnoer zou dienen voor de uitvoering van de EOR-hervormingen op nationaal niveau. Enkele lidstaten zijn begonnen met de ontwikkeling van nationale EOR-routekaarten om de uitvoering van de EOR te versnellen en een wereldwijd concurrerend en aantrekkelijk Europa tot stand te brengen.[22]

De belanghebbendenorganisaties spelen een belangrijke rol bij het verwezenlijken van de EOR-prioriteiten op basis van het memorandum van overeenstemming en de gezamenlijke verklaring, alsook via het platform voor belanghebbenden. Zij bevorderen de EOR onder hun leden.[23] De steun van de belanghebbenden voor de EOR-doelen komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het feit dat het platform voor belanghebbenden zijn leden aanmoedigt actief deel te nemen aan het proces van de strategie inzake menselijk kapitaal voor onderzoekers ("Human Resources Strategy for Researchers", of HRS4R).

Op Europees niveau zijn de kaderprogramma’s ingezet om het EOR-beleid uit te voeren en de EOR-bouwstenen te verankeren. De Commissie steunt de lidstaten en belanghebbenden op onderzoeksgebied bij deze inspanningen door talrijke maatregelen, zoals de cofinancieringsregeling van ERA-NET, artikel 185-initiatieven, gezamenlijke programmering, EURAXESS en sectoroverschrijdende kwesties. Zo legt de modelsubsidieovereenkomst van Horizon 2020 de begunstigde bijvoorbeeld de verplichting op om al het mogelijke te doen om het Europees Handvest voor onderzoekers en de Gedragscode voor de werving van onderzoekers ten uitvoer te leggen.[24] Bovendien moeten de begunstigden alle nodige maatregelen nemen om gelijke kansen voor mannen en vrouwen te bevorderen en om genderbalans op alle niveaus te garanderen.[25]

De Europese Commissie heeft, in nauwe samenwerking met de lidstaten en met de bijdrage van het platform voor belanghebbenden, het EOR-toezichtssysteem (EMM) ontwikkeld. Het EMM begint een essentieel onderdeel van de beleidsvorming over de EOR te worden. Dit stelt ons in staat te volgen in hoeverre de lidstaten, organisaties die onderzoek financieren en onderzoeksinstituten de EOR-maatregelen steunen en uitvoeren.

De inspanningen van de actoren van het EOR-partnerschap tot dusver zijn succesvol gebleken en aan de voorwaarden voor de verwezenlijking van de EOR is inmiddels voldaan. Voltooiing van de EOR is echter, net als die van de interne markt, een geleidelijk proces. De betrokkenheid van alle actoren van het EOR-partnerschap zal cruciaal zijn om het tempo van de totstandbrenging van de EOR te verhogen. Dit tempo varieert momenteel op het niveau van lidstaten, organisaties voor de financiering van onderzoek en onderzoeksinstellingen. De voltooiing is sterk afhankelijk van de kwaliteit van de acties die door die actoren worden ondernomen om hun verbintenissen na te komen met het oog op tastbare en meetbare voordelen voor de samenleving.

3. TOEKOMSTIGE UITDAGINGEN

Uitvoering van de EOR

De uitvoeringsinspanningen moeten worden geïntensiveerd. De EOR-routekaart op Europees niveau zal tegen medio 2015 zijn ontwikkeld. Deze zal richtlijnen en belangrijke maatregelen bevatten om de resterende knelpunten aan te pakken. De routekaart zal een cruciale rol spelen als leidraad voor de tenuitvoerlegging van de EOR op nationaal niveau. Tegelijkertijd zal recht worden gedaan aan de diversiteit van nationale onderzoeksstelsels. De lidstaten moeten meer aandacht besteden aan de EOR bij het opstellen van nationale onderzoeks- en innovatiestrategieën, waaraan uitvoering wordt gegeven door middel van op maat gemaakte nationale EOR-actieplannen en -initiatieven. Er kunnen verschillende opties worden overwogen om de ontwikkeling van de EOR te stimuleren, waaronder zo nodig juridische mogelijkheden, op basis van de nieuwe EOR-gerelateerde bepalingen in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Voorts zal de Commissie een debat met de lidstaten initiëren over de beste manier om nationale onderzoeksstrategieën te coördineren en op elkaar af te stemmen en financiering op het gebied van maatschappelijke uitdagingen te bundelen om het effect op EU-niveau te versterken. Mogelijke resultaten zouden kunnen zijn dat een niveau wordt vastgesteld voor de nationale financiering die moet worden besteed binnen een gecoördineerd Europees raamwerk, alsook maatregelen om het aantal landen dat besluit tot gezamenlijke programmering te laten toenemen.

Om essentiële, duurzame Europese onderzoeksinfrastructuren tot stand te brengen, is er behoefte aan verdere synchronisatie van nationale en Europese routekaarten voor onderzoeksinfrastructuren en de bijbehorende bundeling van financiering.

Ten slotte moet de internationale samenwerking als transversale prioriteit van de EOR-acties worden versterkt. Zoals in de internationale samenwerkingsstrategie voor onderzoek en innovatie wordt aangegeven met betrekking tot de EVA-landen, kandidaat-lidstaten van de EU en landen die onder het Europese nabuurschapsbeleid vallen, zal bij deze landen het accent liggen op het bevorderen van integratie in of afstemming op de EOR.

Betrokkenheid van nieuwe belanghebbenden

Nationale en Europese belanghebbenden moeten op passende wijze worden betrokken bij de ontwikkeling van nationale EOR-actieplannen en dus bij de uitvoering van de EOR, om te waarborgen dat zij de waarden en de voordelen van de EOR volledig onderschrijven. Het platform voor belanghebbenden is een goed instrument dat bijdraagt aan de beleidsvorming inzake en uitvoering van de EOR. Het kan zodanig worden uitgebreid dat het nog meer onderzoeksactoren omvat. Het toekomstige succes van de EOR zal afhangen van de werving en actieve mobilisatie van onderzoekers en belanghebbenden, zodat onderzoek een weerspiegeling vormt van maatschappelijke behoeften en uitdagingen.

De voordelen van onderzoek en innovatie voor de maatschappij maximaliseren

Op veel gerelateerde beleidsterreinen op Europees en nationaal niveau moeten de onderzoeks- en innovatiedoelstellingen sterker worden geïntegreerd. De EOR is erop gericht het potentieel van Europa’s open onderzoeksstelsels te maximaliseren en innovatie aan te moedigen. Door zich te concentreren op onderzoekssectoren, kan Europa regio’s het raamwerk bieden om zich te specialiseren in hun vakgebied. Deze pan-Europese benadering van slimme specialisatie zal leiden tot een sterkere onderzoeksstrategie waarbij de beste geleerden samenwerken om excellent onderzoek te produceren. Grensoverschrijdende regionale benaderingen helpen met het verspreiden van excellentie in onderzoek en het verbeteren van de uitvoering van de EOR-acties.

Het bereiken van een volledig functionele EOR moet een belangrijk doel zijn van toekomstige beleidsinitiatieven voor onderzoek en innovatie. Dit zou moeten leiden tot erkenning van de noodzaak dat de wetenschap duurzame oplossingen vindt voor maatschappelijke uitdagingen, de toenemende vraag naar integer en verantwoordelijk onderzoek, en het streven naar een nieuwe wijze waarop onderzoek wordt uitgevoerd en gedeeld, met andere woorden: Wetenschap 2.0.

Voortdurende steun van de Europese Commissie voor de EOR

De Commissie zal de lidstaten en onderzoeksactoren blijven steunen in hun inspanningen de EOR te versterken, door informatie te verstrekken over bestaande goede praktijken. Zij zal een faciliteit voor beleidsondersteuning in het leven roepen in het kader van Horizon 2020 en seminars voor wederzijds leren organiseren. Hierdoor wordt gegarandeerd dat Horizon 2020 het functioneren van de EOR ondersteunt door zowel gerichte als grensoverschrijdende maatregelen. Een duidelijk voorbeeld van de EU-steun aan de EOR is het aangekondigde Retirement Savings Vehicle for European Research Institutions, ofwel RESAVER[26]. Met dit pensioenspaarfonds voor Europese onderzoeksinstituten zullen belemmeringen voor de mobiliteit van onderzoekers uit de weg worden geruimd en zal een veilig en duurzaam pensioen voor onderzoekers worden gewaarborgd. Op die manier wordt de totstandbrenging van een Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers weer een stap dichterbij gebracht.

Zorgen voor een robuuster EOR-toezichtssysteem

Het EMM is gebaseerd op indicatoren en mechanismen voor het verzamelen van gegevens die zijn overeengekomen met de lidstaten. Het EOR-toezichtssysteem heeft zijn nut bewezen bij het meten van de geboekte vooruitgang wat betreft de EOR-beleidsmaatregelen. Het toezicht kent echter, gezien de vrijwillige aard van de enquêtes, zijn beperkingen. Het nut van de resultaten ervan voor beleidsvorming is daardoor beperkt. Verdere werkzaamheden zijn nodig om essentiële voortgangsindicatoren van de EOR vast te stellen en te verfijnen en de reikwijdte van het EMM eventueel te vergroten.

4. CONCLUSIES

Het verslag bevestigt dat het EOR-partnerschap goede vooruitgang heeft geboekt bij de verwezenlijking van de EOR. Aan de in de mededeling over de EOR uit 2012 beschreven voorwaarden voor de voltooiing van de EOR is nu voldaan:

De lidstaten nemen steeds meer maatregelen ter ondersteuning van de EOR en geven deze maatregelen een plaats in hun nationale hervormingsprogramma's. De belanghebbendenorganisaties ondersteunen de EOR-agenda voortdurend. De EU heeft de EOR ingebed in het Europees semester, biedt aanzienlijke financiële middelen voor EOR-maatregelen en bevordert open werving, open toegang tot publicaties en gegevens alsook gendergelijkheid via de Horizon 2020-subsidieovereenkomsten. Er is een solide toezichtsmechanisme ontwikkeld dat gegevens over de geboekte vooruitgang verschaft. Dit mechanisme vormt een essentieel onderdeel van de EOR-beleidsvorming.

De voltooiing van de EOR, net als die van de interne markt, is een geleidelijk proces. Toch moeten meer inspanningen worden geleverd om de EOR volledig operationeel te maken en het is nu meer dan ooit aan de lidstaten om de noodzakelijke EOR-hervormingen door te voeren en de EOR tot een succes te maken.

EOR-conformiteit en betere prestaties hangen met elkaar samen:

· Open en aantrekkelijke onderzoeksstelsels zijn innovatiever.

· EOR-conforme instellingen produceren een groter aantal publicaties en octrooiaanvragen per onderzoeker.

Er is geen unieke methode om de EOR te verwezenlijken. Het is namelijk zo dat:

de EOR doorgaans effectiever is wanneer er op nationaal niveau maatregelen zijn genomen en deze gesteund worden door onderzoeksinstellingen en organisaties die onderzoek financieren. kleine onderzoeksinstellingen minder EOR-conform lijken te zijn dan grote onderzoeksinstellingen.

[1] COM(2012) 392 final.

[2] Idem.

[3] COM(2012) 401 final.

[4] COM(2012) 497.

[5] Namelijk Zwitserland, Noorwegen, IJsland, Servië, Montenegro en Turkije.

[6] COM(2014) 339 final.

[7] Verslag "Feiten en cijfers", hoofdstuk "Concurrentie om overheidsfinanciering".

[8] Bovendien hoort bijna 70 % van alle onderzoekers die meededen aan het EOR-onderzoek in 2014 bij een organisatie waarvan de financiering gekoppeld is aan een institutionele beoordeling.

[9] Volgens agendapunt 5 van het vlaggenschipinitiatief Innovatie-Unie.

[10] MORE 2-studie http://ec.europa.eu/euraxess/pdf/research_policies/more2/Final%20report.pdf.

[11] MORE 2-studie. In toenemende mate wordt aanvaard dat promovendi tegenwoordig niet uitsluitend voor een academische loopbaan worden opgeleid, maar steeds meer carrière zullen maken buiten de academische wereld. Dit vereist het vermogen zich aan te passen aan een andere omgeving, het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden en het ontvangen van de juiste opleiding.

[12] "Feiten en cijfers", hoofdstuk "Open, transparante en op verdiensten gebaseerde werving van onderzoekers"..

[13] Gebaseerd op de volgende drie indicatoren van het prestatiescorebord van de Innovatie-Unie: internationale wetenschappelijke copublicaties, wetenschappelijke publicaties die tot de 10 % van de meest geciteerde publicaties behoren, doctoraalstudenten van buiten de EU.

[14] In het kader van een seminar voor wederzijds leren van het Comité Europese Onderzoeksruimte en innovatie (CEOR) dat in 2014 georganiseerd werd.

[15] jobs.euraxess.org

[16] Verslag "Feiten en cijfers", hoofdstuk "Gendergelijkheid en genderinhoud in onderzoek".

[17] Open toegang kan worden gedefinieerd als de praktijk waarbij gratis onlinetoegang tot wetenschappelijke informatie wordt gegeven. In het kader van O&O is open toegang doorgaans gericht op de toegang tot "wetenschappelijke informatie", waarmee wordt verwezen naar twee hoofdcategorieën: Intercollegiaal getoetste, wetenschappelijke onderzoeksartikelen (gepubliceerd in academische tijdschriften); wetenschappelijke onderzoeksgegevens (gegevens die ten grondslag liggen aan publicaties en/of ruwe gegevens).

[18] COM(2012) 401 final.

[19] De acties die in aanmerking zijn genomen, houden geen verband met elkaar. Alleen de acties waarin de tenuitvoerlegging van de EOR als zodanig wordt onderscheiden, zijn opgenomen in de analyse.

[20] D.w.z. minder dan 300 onderzoekers voor universiteiten en minder dan 100 onderzoekers voor onderzoeksinstituten.

[21] "Feiten en cijfers", hoofdstuk "Waarom de EOR?".

[22] De eerste van deze routekaarten is op 16 juli 2014 door de Duitse regering aangenomen.

[23] Zie bijvoorbeeld de verklaring uit december 2013 van Science Europe over de Europese Onderzoeksruimte: http://www.scienceeurope.org/uploads/PublicDocumentsAndSpeeches/120717_Science_Europe_ERA_Statement.pdf en de informatiebrief van de League of European Research Universities (LERU) uit mei 2014, getiteld "An ERA of change": http://www.leru.org/files/publications/BP_ERAOFCHANGE_FINAL.pdf

[24] Artikel 32 van de algemene subsidieovereenkomst. http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/funding/reference_docs.html#h2020-mga

[25] Artikel 33 van de algemene subsidieovereenkomst.

[26] http://ec.europa.eu/euraxess/index.cfm/rights/resaver

Top