This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0446
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Green Employment Initiative: Tapping into the job creation potential of the green economy
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Initiatief voor groene werkgelegenheid: het banenpotentieel van de groene economie benutten
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Initiatief voor groene werkgelegenheid: het banenpotentieel van de groene economie benutten
/* COM/2014/0446 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Initiatief voor groene werkgelegenheid: het banenpotentieel van de groene economie benutten /* COM/2014/0446 final */
1. Inleiding De Europa 2020-strategie erkent de centrale rol van
de overstap naar een groene, koolstofarme en hulpbronnenefficiënte economie bij
de totstandbrenging van slimme, duurzame en inclusieve groei. Het inefficiënte
gebruik van hulpbronnen, de onhoudbare druk op het
milieu, de klimaatverandering, alsook sociale uitsluiting en ongelijkheden
vormen uitdagingen voor de economische groei op lange termijn, en een alternatief
groeimodel dat verder kijkt dan het bbp staat reeds vele jaren op de agenda[1]. Een model voor groene groei – dat leidt tot
een koolstofarme, klimaatbestendige en hulpbronnenefficiënte economie – wordt
gebruikt om een structurele economische verandering te beschrijven die
hoofdzakelijk wordt aangedreven door schaarste aan hulpbronnen, technologische
verandering en innovatie, nieuwe markten, en
veranderingen in de vraagpatronen van industrie en consument[2]. De prijzen van hulpbronnen,
grondstoffen en energie[3] hebben
nu reeds gevolgen voor de kostenstructuur van ondernemingen, en de wereldwijde
vraag naar hulpbronnen, grondstoffen en energie zal blijven toenemen door het
stijgende verbruik in opkomende economieën. Het huidige lineaire model – waar
men "neemt-maakt-verbruikt en weggooit" – zal geleidelijk een
circulair model worden waar men uit elke ton materiaal, elke joule energie en
elke hectare grond meer toegevoegde waarde en voordeel haalt, door op
materialen te besparen en door deze te hergebruiken en te recycleren, en waar
de hulpbronnenproductiviteit het toekomstige concurrentievermogen zal bepalen[4]. Groene groei is zowel een uitdaging als
een kans voor de arbeidsmarkt en de vaardigheden, die op hun beurt
sleutelfactoren zijn om groene groei mogelijk te maken. De overstap zal in de
hele economie en in veel verschillende sectoren fundamentele veranderingen
teweegbrengen: er zullen nieuwe banen worden gecreëerd, een aantal banen zullen
worden vervangen en andere zullen worden geherdefinieerd[5]. In
deze context is het van essentieel belang de arbeidsmarktmaatregelen en
-instrumenten beter te richten en te coördineren om de nodige voorwaarden te
scheppen om groene werkgelegenheid te steunen, in tekorten aan vaardigheden en
arbeidskrachten te voorzien, en op veranderingen in de behoefte aan menselijk
kapitaal te anticiperen. Het werkgelegenheidspakket van de Commissie uit 2012
schetst een kader voor een banenrijk herstel en wijst op de noodzaak om de
arbeidsmarktinstrumenten verder te ontwikkelen en behoeften aan vaardigheden te
inventariseren teneinde de overstap naar een groene economie en de voortgang
bij de realisatie van de werkgelegenheidsdoelstellingen van Europa 2020 te
steunen[6]. In de jaarlijkse groeianalysen voor 2013 en 2014
werd de nadruk gelegd op het potentieel van de groene economie om banen te
scheppen en op de noodzaak om strategische kaders te ontwikkelen waarin het
arbeidsmarkt- en vaardighedenbeleid een actieve rol speelt in de ondersteuning
van het scheppen van nieuwe banen[7]. Toch
beschikt slechts een klein aantal lidstaten over een geïntegreerd
beleidskader dat groene groei en werkgelegenheid aan elkaar koppelt, en bij het
merendeel daarvan is de benadering onsamenhangend en gefragmenteerd[8]. Zoals vermeld in het 7e
milieuactieprogramma hangt het benutten van het volledige groei- en
banenpotentieel van de groene economie bovendien af van een verbetering van de
ecologische integratie en beleidssamenhang, zodat sectoraal beleid op het
niveau van de Unie en van de lidstaten wordt ontwikkeld en uitgevoerd[9]. In
2014 heeft het Europees platform voor efficiënt hulpbronnengebruik (EREP) ook
gewezen op de noodzaak om een brede strategie te ontwikkelen voor groenere
banen en vaardigheden en groener onderwijs, en heeft het de EU ertoe opgeroepen
duurzaamheidsdoelstellingen te integreren, arbeidsmarktinstrumenten te
inventariseren om de overgang te begeleiden, EU-financiering ter beschikking te
stellen, uitwisseling van goede praktijken te steunen, bewustmaking en inzet te
bevorderen, en follow-up van het Europees semester voor coördinatie van het
economisch beleid te garanderen[10]. Deze mededeling heeft tot doel strategische
randvoorwaarden te definiëren, zodat het arbeidsmarkt- en vaardighedenbeleid
een actieve rol kan spelen bij de ondersteuning van de werkgelegenheid en het
scheppen van nieuwe banen in de groene economie. In de mededeling worden
gerichte beleidsmaatregelen en -instrumenten voorgesteld om te garanderen dat
de agenda's inzake werkgelegenheid en milieu samenvallen en bij te dragen tot
de realisatie van de doelstellingen van Europa 2020. 2. Naar een groene economie – kansen
en uitdagingen voor de arbeidsmarkt Een groenere
economie wordt hoofdzakelijk aangedreven door een wereldwijde langetermijntrend
van een steeds grotere schaarste aan hulpbronnen en stijgende prijzen van
energie en grondstoffen, die nog wordt verergerd doordat Europa steeds sterker
afhankelijk wordt van de invoer van die hulpbronnen. Om die uitdagingen aan te
pakken, heeft de EU een aantal beleidsmaatregelen en strategieën uitgevoerd die
tot doel hebben de overstap naar een hulpbronnenefficiënte en koolstofarme
economie te ondersteunen en meteen het concurrentievermogen van de EU te
versterken. Een van de belangrijkste is het klimaat- en energiepakket voor
2020, dat de doelstellingen vaststelt die tegen 2020 op het gebied van de
vermindering van de broeikasgasemissies, hernieuwbare energiebronnen en betere
energie-efficiëntie moeten worden gehaald. Dat een succesvolle overgang naar
een groene en hulpbronnen- en energie-efficiënte economie de arbeidsmarkten een
nieuwe vorm zal geven, wordt algemeen erkend. Het is dan ook noodzakelijk de
gevolgen voor de arbeidsmarkt te begrijpen om beter op de structurele
aanpassingen te anticiperen en er beter mee om te gaan[11]. Zelfs tijdens
de economische crisis werd in de milieugoederen- en -dienstensector (EGSS) een
aanzienlijk aantal banen gecreëerd, die vaak "groene banen" worden
genoemd. In de EU steeg het aantal banen van 3 tot 4,2 miljoen tussen 2002 en
2011, en zelfs met 20 % tijdens de jaren van de recessie[12]. Het potentieel
aan nieuwe banen in combinatie met de productie van energie uit hernieuwbare
bronnen, energie-efficiëntie, afval- en waterbeheer, luchtkwaliteit, herstel en
behoud van biodiversiteit en de ontwikkeling van groene infrastructuur is
aanzienlijk en is bestendig tegen conjunctuurschommelingen. Zo kan een
versnelling van de groei van de waterindustrie in Europa met 1 % tussen
10 000 en 20 000 nieuwe banen scheppen[13]. Volgens de ramingen zijn toerisme en recreatie in
Natura 2000-gebieden goed voor ongeveer 8 miljoen banen, wat overeenstemt
met 6 % van de totale werkgelegenheid in de EU[14]. De toepassing van de bestaande wetgeving inzake afvalpreventie en
-beheer zou meer dan 400 000 nieuwe banen kunnen scheppen[15], en de herziening van de afvalwetgeving die de Commissie nu voorstelt,
zou naar schatting nog eens ongeveer 180 000 extra banen kunnen creëren[16]. Dit zou tegelijkertijd nieuwe markten openen, de hulpbronnen beter
benutten, de afhankelijkheid van de invoer van grondstoffen verminderen en de
druk op het milieu verlagen[17]. De interne
omvorming en herdefiniëring van banen zal gevolgen hebben voor sectoren die
verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de emissies (de energiesector, de
vervoersector, de landbouw en de bouw, die respectievelijk verantwoordelijk
zijn voor 33 %, 20 %, 12 % en 12 % van de
broeikasgasemissies in de EU)[18]. Meer investeringen in isolatie en energie-efficiëntie zullen
waarschijnlijk een positief effect hebben op het scheppen van nieuwe banen in
de bouwsector, waar meer dan vier miljoen werknemers zullen moeten worden
bijgeschoold[19]. Er zullen waarschijnlijk ook banen worden gecreëerd in de
biomassasector en in de biobrandstoffensector[20]. In de sectoren land- en bosbouw bevorderen pas ingevoerde
vergroenende elementen de verstrekking van openbare diensten door de land- en
de bosbouw en wordt tegelijkertijd groene groei in deze sectoren gegarandeerd.
In de landbouwsector is er gelegenheid om nieuwe banen te scheppen, in het
bijzonder door productie van hoge kwaliteit, biologische landbouw,
landschapsbeheer, groen boerderijtoerisme/ecotoerisme, groene (milieu)diensten
en/of infrastructuur in plattelandsgebieden. Voor
energie-intensieve sectoren (zoals de chemiesector of de ijzer- en staalsector)
is de situatie complexer, omdat deze sectoren geconfronteerd worden met zowel
uitdagingen als kansen die voortvloeien uit de noodzaak om hun emissies te
beperken en nieuwe sectoren en goederen te ontwikkelen. Om de sectoren waarvan
de activiteiten ingevolge het klimaatbeleid gevaar lopen naar lageloonlanden te
worden verplaatst, concurrerender te maken, heeft de Commissie maatregelen
genomen om "koolstoflekkage" te vermijden[21]. In de chemiesector creëert een groenere chemische industrie volgens
de ramingen meer banen dan de petroleumsector en de huidige chemische sector[22]. In de staalsector kan door het gebruik van gerecycleerde materialen
zoals staalschroot veel energie worden bespaard, en dat heeft een positief
effect op het concurrentievermogen van de sector. Wat de economie
in bredere zin betreft, kunnen ondernemingen de doeltreffendheid van hun
productieprocessen verbeteren, kiezen voor innovatieve oplossingen om op
hulpbronnen te besparen, nieuwe bedrijfsmodellen ontwikkelen, of duurzamere
producten en diensten aanbieden, en zodoende hun markten uitbreiden, nieuwe
banen scheppen en bestaande banen omvormen. De hulpbronnenproductiviteit in de EU is in the periode 2000-2011
met 20 % gestegen. Indien die trend zou worden aangehouden, zou dat leiden
tot een verdere stijging met 30 % tegen 2030, zou het bbp met bijna
1 % kunnen toenemen, en zouden meer dan 2 miljoen banen worden
gecreëerd. 3. Beleidsaanpak Voor dynamische
en goed functionerende arbeidsmarkten is een sleutelrol weggelegd in het
bevorderen van de overstap naar een groene en hulpbronnenefficiënte economie.
Bij maatregelen op EU-niveau moet de nadruk liggen op: -
het voorzien in vaardigheidstekorten; -
het anticiperen op verandering, het creëren van een
veilig kader om van baan te veranderen en het bevorderen van mobiliteit; -
het steunen van het scheppen van nieuwe banen; -
het verbeteren van de kwaliteit van gegevens. 3.1 Voorzien in vaardigheidstekorten Een groene
economie zal nieuwe banen en open markten creëren, maar het
concurrentievermogen, de innovatiecapaciteit en de productiviteit van Europa
zullen sterk afhangen van de beschikbaarheid van geschoolde werknemers. Dat
houdt in dat de ontwikkeling van vaardigheden moet worden bevorderd (3.1.1) en
dat er betere voorspellingen moeten komen van de behoeften aan
vaardigheden in de verschillende sectoren en industrieën, zodat de bevoegde
autoriteiten en belanghebbenden zich aan de veranderingen kunnen aanpassen
(3.1.2). 3.1.1 De
ontwikkeling van vaardigheden bevorderen Terwijl lidstaten classificaties voor
"groene" vaardigheden[23]
ontwikkelen, staat vast dat de overgang naar een groenere economie aanzienlijke
gevolgen zal hebben voor de behoeften aan vaardigheden, met meer vraag naar
geschoolde arbeidskrachten in groeiende eco-industrieën, de bijscholing van
werknemers in alle sectoren, en de omscholing van werknemers in sectoren die
gevoelig zijn voor herstructurering[24]. De intensiteit van de eco-innovatie zal in verschillende
mate gevolgen hebben voor de beroepsvaardigheidseisen in de diverse sectoren en
industrieën. Voor de nieuwe banen die verband houden
met sterke innovatie zullen zowel algemene vaardigheden als vaardigheden op het
gebied van wetenschappen, technologie en wiskunde (STEM) vereist zijn, die deel
zullen moeten uitmaken van het verplicht en het hoger onderwijs. In alle
sectoren en beroepen zullen de werknemers moeten worden bijgeschoold om nieuwe
vaardigheden en kennis te verwerven, zoals kennis van nieuwe
isolatiematerialen, nieuwe benaderingen van bouwmaterialen, design,
engineering, kennis van reglementering enz. Vaardigheden die met de groene
economie verband houden, zijn niet altijd helemaal nieuw en het zijn evenmin
steeds unieke vaardigheden. Zij zijn een combinatie van transversale
competenties en "specifieke" combinaties van vaardigheden. In een
aantal gevallen zullen bepaalde taken en verantwoordelijkheden waarvoor specifieke
combinaties van vaardigheden en kennis vereist zijn, nieuwe beroepsprofielen
vormen. De bevordering van de aanpassing van de
arbeidskrachten en van de onderwijs- en opleidingsstelsels vereist een
doelgericht optreden van de overheid om vaardigheidsknelpunten te voorkomen,
het veranderen van baan te ondersteunen en de onderwijs- en opleidingsstelsels
beter te laten inspelen op de vraag naar nieuwe vaardigheden en kwalificaties.
Daartoe moeten de kwalificaties en de daarmee overeenstemmende onderwijs- en
opleidingsprogramma's worden herbekeken en geactualiseerd[25]. Er moeten sectorale
kwaliteitsnormen voor opleiding, ondersteund door kwaliteitsborgingsmechanismen
en accreditatiesystemen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding,
worden ontwikkeld om het aanbod aan beroepsonderwijs en -opleiding beter op de
behoeften van de arbeidsmarkt af te stemmen. De certificering van op informele
wijze verworven groene vaardigheden, ondersteund door flexibele opleiding die
tot kwalificaties leidt, kan ook voor werknemers die
het slachtoffer zijn van herstructurering de overstap naar een nieuwe baan
vergemakkelijken. Governancemechanismen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding
maken beter gebruik van voorspellingen van de behoeften aan vaardigheden. De
sectorale sociale partners moeten nauwer worden betrokken bij de opstelling en
het herbekijken van opleidingsprogramma's, kwalificaties en
accreditatiesystemen. 3.1.2 De behoeften aan vaardigheden beter voorspellen Aangezien structurele veranderingen in
de economie zullen leiden tot nieuwe vaardigheidsvereisten en nieuwe beroepen,
moeten de ontwikkelingen op het gebied van banen en vaardigheden beter worden
beoordeeld om de overgang naar de groene economie te bevorderen.
Classificatiesystemen zoals de Europese classificatie van vaardigheden,
competenties, kwalificaties en beroepen (ESCO) kunnen worden gebruikt om
tekorten aan vaardigheden op te sporen. Het EU-vaardighedenpanorama, dat de
Commissie in 2012 heeft gelanceerd, geeft een overzicht van de Europese,
nationale en sectorale bevindingen wat de vooruitzichten op korte tot
middellange termijn voor banen en de behoeften aan vaardigheden betreft. Openbare diensten voor
arbeidsvoorziening (ODA's) verstrekken waardevolle informatie over
vaardigheidsvereisten op de arbeidsmarkt. In een aantal lidstaten hebben de
ODA's instrumenten ontwikkeld om de vraag naar groene vaardigheden in diverse
sectoren van de economie, waaronder groene sectoren, te monitoren[26]. In dit
kader bestaat de uitdaging erin bestaande gegevens te gebruiken om het aanbod
aan en de beschikbaarheid en het formaat van de opleidingen, alsook de
opleidingstrajecten, te wijzigen of aan te passen. Bijgevolg is het van vitaal belang dat
strategieën inzake informatieverzameling worden ontwikkeld die zijn toegespitst
op toekomstige aanwervingsbehoeften en de inventarisatie van de vereiste
vaardigheden. In dit opzicht is nauwe samenwerking
tussen de overheid, de industrie, de sociale partners en de onderzoekswereld
essentieel. De Commissie heeft de sectorale raden voor
vaardigheden en de sectorale allianties voor vaardigheden gestimuleerd, met
name in de automobielsector, de bouw- en de chemiesector. Zoals
vermeld in het Groen Actieplan voor het mkb van de Commissie[27] vormt
de ontwikkeling van arbeidskrachten een bijzondere uitdaging voor kmo's,
aangezien zij over minder middelen beschikken om op de behoeften aan
verandering in te spelen. Bijgevolg moeten kmo's steun en begeleiding krijgen
om beter op vaardigheidsbehoeften te anticiperen en te voorzien in tekorten aan
groene vaardigheden. Er moeten instrumenten zoals regelingen voor
afstandsonderwijs en consultancy- en adviesdiensten worden ontwikkeld om kmo's
te helpen energie- en hulpbronnenefficiënter te worden en de invoering van
milieubeheersnormen te bevorderen[28]. Om in de huidige tekorten aan
vaardigheden te helpen voorzien, zal de Commissie: - met belanghebbenden op sectoraal
niveau (met name de sectorale raden voor vaardigheden en de sectorale
allianties voor vaardigheden) samenwerken om de ontwikkeling van het
inzicht in groene vaardigheden aan te moedigen, en de banden met ESCO en
het EU-vaardighedenpanorama versterken; - de uitwisseling van goede praktijken
op het gebied van op vaardigheden gebaseerde strategieën in het kader van het
programma voor wederzijds leren van de Europese werkgelegenheidsstrategie
en in samenwerking met het Cedefop bevorderen; - de uitwisseling binnen het Europees
ODA-netwerk van goede praktijken op het gebied van de praktische toepassing
van het inzicht in de arbeidsmarkt en de arbeidsmarktprognoses, en op het
gebied van de bevordering van partnerschappen met alle belangrijke
belanghebbenden om beter op de behoeften van de ondernemingen aan groene
vaardigheden te anticiperen; - samenwerken met de kennis- en
innovatiegemeenschappen InnoEnergy en Klimaat van het Europees Instituut
voor innovatie en technologie om innovatieve en op duurzame energie en het
klimaat gerichte onderwijsmodellen in de tweede en derde cyclus van het hoger
onderwijs aan te bieden en zijn nieuwe instrumenten voor het oprichten van
nieuwe bedrijven verder te ontwikkelen teneinde klimaatgerelateerd
ondernemerschap te bevorderen; - in het kader van het Gemeenschappelijk
landbouwbeleid beste praktijken bevorderen binnen het Europees netwerk voor
plattelandsontwikkeling en het Europees Innovatiepartnerschap (EIP) voor
productiviteit en duurzaamheid van de landbouw. De lidstaten wordt verzocht
de kwalificaties en de daarmee overeenstemmende onderwijs- en
opleidingsprogramma's te herbekijken en te actualiseren om aan nieuwe behoeften
van de markt te voldoen. 3.2. Op verandering anticiperen, een
veilig kader creëren om van baan te veranderen en mobiliteit bevorderen Transformatieprocessen, met name van
verdwijnende naar nieuwe activiteiten, vereisen tijdige anticipatie en
vroegtijdig beheer. Herstructurering moet op een maatschappelijk verantwoorde
manier gebeuren, met name om menselijk kapitaal te bewaren (3.2.1);
arbeidsmarktinstellingen moeten bijdragen tot een gemakkelijke en veilige
overstap naar een nieuwe baan (3.2.2); en beroeps- en geografische mobiliteit
moeten bijgevolg verder worden gestimuleerd (3.2.3). 3.2.1 Op
verandering anticiperen en herstructureringen in goede banen leiden De EU beschikt
over een breed wetgevingskader om regels vast te stellen voor de wijze waarop
de sociale dialoog de anticipatie op verandering en herstructurering moet
aanpakken. Bovendien bevat het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op
veranderingen en herstructurering[29]
bepaalde beginselen en goede praktijken met betrekking tot anticipatie op
veranderingen en beheer van herstructurering; als zodanig is het ook relevant
voor het succesvolle beheer van de overstap naar een groene economie vanuit
sociaaleconomisch perspectief. Een tijdige anticipatie op verandering en op
vaardigheidsbehoeften draagt bij tot het concurrentievermogen van bedrijven en
tot de inzetbaarheid van werknemers op de arbeidsmarkt. Anticipatie op
verandering moet permanente bijscholingsprogramma's voor werknemers op de
werkplek omvatten. Leren op de werkplek kan groene innovatie eveneens ten goede
komen, met name wanneer passende validatiesystemen dit ondersteunen. In sectoren
waar een aanzienlijke toename, afname of verandering van de werkgelegenheid
wordt verwacht, is het essentieel dat in specifieke begeleiding wordt voorzien.
Een aantal sectorale initiatieven (zoals CARS 2020, Construction 2020) werden
opgezet om doelstellingen inzake energie- en hulpbronnenefficiëntie te helpen
bereiken, rekening houdend met werkgelegenheids- en vaardigheidsaspecten. Om te garanderen dat de overstap naar
een groene economie leidt tot betere banen, moet ook aandacht worden besteed
aan gezondheids- en veiligheidsaspecten, en in het bijzonder aan nieuwe
risico's die verband houden met de ontwikkeling van groene technologieën.
Hoewel duurzamere technologieën, producten en processen het risico van
schadelijke blootstelling van werknemers waarschijnlijk zullen verminderen,
moeten potentiële nieuwe gevaren zorgvuldig worden beoordeeld en in
preventiestrategieën worden geïntegreerd om op nieuwe gevaren en risico's te
anticiperen en deze in kaart te brengen, te evalueren en tegen te gaan[30]. 3.2.2 Arbeidsmarktinstellingen aanpassen
om de overstap naar een nieuwe baan gemakkelijker en veiliger te maken ODA's
zijn steeds vaker betrokken bij strategieën en programma's voor groene
werkgelegenheid[31].
Zij brengen werkgevers en opleidingsinstellingen bij elkaar in plaatselijke of
regionale programma's die gericht zijn op werklozen en kwetsbare groepen, en
ontwikkelen stimuleringsmaatregelen om geografische en beroepsmobiliteit
te bevorderen door regelingen voor de certificering en overdraagbaarheid van
vaardigheden in te stellen en gegevensbanken met de behoeften van werkgevers op
te zetten. ODA's
spelen ook een steeds belangrijker rol doordat zij loopbaanbegeleiding
en counselingdiensten aanbieden, alsook kwalificatieplannen
en validatie van niet-formeel en informeel leren. 3.2.3 Mobiliteit bevorderen Door de mobiliteit van werknemers, zowel
tussen regio's als tussen lidstaten, te bevorderen, kan reeds in bepaalde mate
aan dringende vraag op de arbeidsmarkt worden voldaan. Terwijl een
aantal sectoren, zoals de bouwsector, blijk geven van een meer dan gemiddelde
mobiliteit, is dat voor andere sectoren, zoals nutsvoorzieningen (distributie
van water, beheer van afvalvater en elektriciteit), niet het geval. De Commissie bevordert mobiliteit binnen de EU via Eures,
het Europees portaal voor beroepsmobiliteit. Zij zal ook doelgerichte
mobiliteitsregelingen bevorderen om te helpen voorzien in knelpunt- en
nichevacatures in bepaalde sectoren en beroepen, met name in de groene economie[32]. Om de
mobiliteit te vergroten, zal ook moeten worden geïnvesteerd in een systeem om
op EU-niveau via ESCO en op basis van competenties de juiste persoon te vinden
voor de juiste baan, en zal verder moeten worden
gewerkt in de richting van een Europese ruimte van vaardigheden en
kwalificaties. Daarnaast moeten beroepsprofielen continu worden geactualiseerd
om rekening te houden met de vaardigheidsbehoeften van een groenere economie. Om op verandering
te anticiperen, een veilig kader te creëren om van baan te veranderen en
mobiliteit te bevorderen, zal de Commissie: - voortbouwen
op de lessen die zij uit de lopende sectorale initiatieven inzake de
anticipatie op en het in goede banen leiden van herstructurering heeft
geleerd en de mogelijkheid beoordelen om deze initiatieven tot andere sectoren
met groen potentieel uit te breiden; - met
ODA's samen te werken in het kader van het Europees ODA-netwerk om
beroepsmobiliteit te steunen om in specifieke arbeidsmarktbehoeften te
voorzien, met name voor beroepen waarvoor groene vaardigheden nodig zijn; - in het kader
van de Europese werkgelegenheidsstrategie wederzijds leren en collegiale
toetsing in verband met geschikt arbeidsmarktbeleid steunen; - gebruikmaken
van de gerichte arbeidsmobiliteitsregelingen in het kader van het
programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) om de
arbeidsmobiliteit van werkzoekenden te bevorderen; - via ESCO
het op basis van competenties vinden van de juiste persoon voor de juiste baan
stimuleren, alsook de analyse van trends in de vraag naar en het aanbod van
groene vaardigheden, uitgaande van de vacatures en de cv's in Eures. De lidstaten en
de sociale partners wordt verzocht het wijdverbreide gebruik van het
Europees kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering
te bevorderen in verband met de overstap op een groene economie. 3.3. Steun voor het scheppen van nieuwe banen Er moeten financiële middelen van de EU
worden gebruikt om de overstap naar een groene economie te steunen (3.3.1).
Daarnaast zijn de verschuiving van de belastingdruk van arbeid naar milieu
(3.3.2), groene overheidsopdrachten (3.3.3) en groen ondernemerschap (3.3.4)
even belangrijke gebieden om het scheppen van groene banen te steunen. 3.3.1 Efficiënt
gebruikmaken van EU-financiering De Europese
structuur- en investeringsfondsen (ESIF) zijn essentiële investeringsbronnen om
duurzame groei en nieuwe banen te bevorderen. De onderstaande instrumenten
behoren tot de belangrijkste financiële instrumenten van de EU om het voorzien
in vaardigheden, het scheppen van nieuwe banen en de overstap naar de groene
economie te steunen: -
Het Europees Sociaal Fonds (ESF) zorgt voor
medefinanciering van arbeidsmarktactiveringsmaatregelen, van maatregelen om de
intrede op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken, alsook van het verbeteren van
kennis en vaardigheden. Het ESF kan de overstap van arbeidskrachten naar
groenere banen steunen, vaardigheidstekorten helpen aanpakken en beroepsonderwijs
en -opleidingsstelsels helpen verbeteren (onder meer door programma's aan te
passen). -
Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling
(EFRO) steunt investeringen in energie- en hulpbronnenefficiëntie, hernieuwbare
energie, afval- en waterbeheer, groene infrastructuur, behoud en bescherming
van de biodiversiteit, eco-innovatie, onderwijsinfrastructuur en onderzoek,
alsook ontwikkeling van en innovatie in koolstofarme technologieën. De regio's
zullen een minimumdeel van de EFRO-middelen moeten investeren in maatregelen
die verband houden met een koolstofarme economie (20 % voor de meer
ontwikkelde regio's, 15 % voor overgangsregio's en 12 % voor de minst
ontwikkelde regio's). -
Het Europees Landbouwfonds voor
plattelandsontwikkeling (Elfpo) steunt investeringen in landbouw, bosbouw, het
milieu, plattelandsbedrijven en -infrastructuur, met inbegrip van investeringen
in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, hulpbronnenbeheer (water,
afval, grond, enz.), en innovatie. De lidstaten zullen een minimumaandeel van
30 % van de totale bijdrage van het Elfpo moeten investeren in het
beperken van de klimaatverandering en aan milieuaspecten. -
Het programma voor het concurrentievermogen van
ondernemingen en voor kmo's (Cosme) en Horizon 2020 hebben tot doel bij te
dragen tot economische groei en werkgelegenheid door projecten te steunen die
verband houden met innovatie, waaronder hernieuwbare energiebronnen,
energie-efficiëntie, herstel van ecosystemen en het terugbrengen van de natuur
in de stad. -
Het LIFE-programma steunt een aantal doelgerichte
innovatieve milieu- en klimaatgerelateerde projecten die gevolgen hebben voor
banen en vaardigheden, onder meer via de faciliteit voor de financiering van
natuurlijk kapitaal en de instrumenten voor particuliere financiering van
energie-efficiëntie. De Commissie
stimuleert en steunt de instelling en de implementatie van financiële
instrumenten die door de Europese structuur- en investeringsfondsen worden
medegefinancierd via het Financieel instrument – Technisch Adviesplatform
(FI-TAP) en andere instrumenten die samen met de EIB-groep werden ingesteld.
Deze instrumenten kunnen fungeren als hefboom voor aanvullende
privé-investeringen in een groenere economie en kunnen het daarmee verband
houdende potentieel aan banen helpen benutten. De synergieën
tussen programma's op nationaal en EU-niveau moeten verder worden ontwikkeld. 3.3.2 De belastingdruk verschuiven van arbeid naar milieu Een
verschuiving van de belasting op arbeid naar belastingen die minder nadelig
zijn voor de groei, zoals consumptie, eigendom en milieuvervuiling (en de
afschaffing van subsidies voor schadelijke activiteiten), kan zowel leiden tot
meer werkgelegenheid als tot minder emissies en vervuiling. Dit effect zal het
zichtbaarst zijn in lidstaten met een grote belastingwig. Een derde van de
lidstaten heeft ruimte voor een dergelijke verschuiving van de belastingdruk,
en een ander derde heeft ruimte om de vorm van de bestaande milieugerelateerde
belastingen te verbeteren[33]. Bij dergelijke
hervormingen moet rekening worden gehouden met de gevolgen voor de
werkgelegenheid van doelgerichte verminderingen van de kosten van arbeid,
bijvoorbeeld voor laaggeschoolde werknemers, in vergelijking met een algemene
verlaging, alsook met het verdelingseffect van de verschuiving naar groene
belastingen. In het kader van het Europees semester heeft een aantal lidstaten
landenspecifieke aanbevelingen op dit gebied ontvangen. Bovendien zouden de
lidstaten een deel van de opbrengsten van de veilingen van emissierechten in
het kader van de EU ETS kunnen gebruiken om de arbeidskosten te verlagen, wat
een algemene positieve invloed kan hebben op de werkgelegenheid. 3.3.3 De
administratieve capaciteit vergroten en groene overheidsopdrachten bevorderen Verschillende
lidstaten beschikken niet over voldoende administratieve capaciteit om meer
geïntegreerde oplossingen uit te tekenen om de economische, sociale en
milieu-uitdagingen aan te pakken en rekening te houden met de bredere kosten en
voordelen voor de samenleving. Met name overheidsaanbestedingen kunnen worden
gebruikt om de groei in de groene economie te stimuleren. De nieuwe
EU-richtsnoeren inzake overheidsaanbestedingen vergemakkelijken het gebruik van
labels, laten expliciet toe dat rekening wordt gehouden met het productieproces
en voeren het concept levenscycluskosten in. Deze kunnen de invoering van
groene overheidsaanbestedingen stimuleren en kunnen aldus groene groei en banen
bevorderen. 3.3.4 Ondernemerschap
bevorderen Voor elke
start-up is toegang tot financiering een probleem, en de start-ups in de groene
economie vormen daarop geen uitzondering. Samen met de Europese
Investeringsbank heeft de Commissie een faciliteit voor de financiering van
natuurlijk kapitaal opgezet om onder meer projecten te steunen die verband houden
met natuurlijk kapitaal, alsook kleine en innovatieve ondernemingen die
bijdragen aan de biodiversiteit en de aanpassing aan de klimaatverandering. De
recente toename van de microfinancieringsactiviteiten in Europa heeft ertoe
geleid dat meer dan 30 % van de verstrekkers van microkredieten groene
microkredieten vertrekken, en nog eens 10 % momenteel dergelijke kredieten
ontwikkelt[34]. De sociale economie en sociale ondernemingen beschikken
over een aanzienlijk potentieel om werkgelegenheid van goede kwaliteit aan te
bieden op gebieden zoals energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen,
biologische landbouw en ecotoerisme, of de circulaire economie met activiteiten die verband
houden met hergebruik, reparatie of recyclage. Het in kaart brengen van doeltreffende
schaalvergrotingsstrategieën voor groene sociale ondernemingen en het
bewustmaken van kansen zouden anderen kunnen inspireren om een eigen
onderneming op te richten. Volgens recente
schattingen werkt in 42 % van de kmo's minstens één vol- of deeltijdse
groene werknemer – een stijging met 5 % sinds 2012 – wat neerkomt op meer dan 20 miljoen banen in de
hele EU. Het Groen Actieplan voor het
mkb omvat acties ter ondersteuning van groen ondernemerschap voor innovatieve
en circulaire ondernemingsmodellen in de ondernemingen van de toekomst. Om
het scheppen van nieuwe banen een extra impuls te geven, zal de Commissie: - de ontwikkeling steunen van methoden
voor de beoordeling van de effecten van investeringen voor vaardigheden
en werkgelegenheid, met name door technische bijstand, uitwisseling van
beste praktijken, proefprojecten en bewustmakingscampagnes in 2014 en 2015; - zich blijven bezighouden met de
follow-up van de hervormingen van de milieubelastingen in de lidstaten
in het kader van het Europees semester; - capaciteitsopbouw op het gebied van
groene overheidsaanbestedingen steunen door begeleiding te bieden om er zo
goed mogelijk gebruik van te maken in het kader van de onlangs goedgekeurde
hervorming van de overheidsaanbestedingen, en zal zij het opzetten van
netwerken van overheidsinstanties op het gebied van groene
overheidsaanbestedingen bevorderen; - de toegang tot financiering
vergemakkelijken voor sociale ondernemingen, met inbegrip van de
ondernemingen die actief zijn in de groene economie, alsook de toegang tot
groene microfinanciering in het kader van het EaSI-programma; - organisaties op Europees niveau
aanmoedigen om de uitwisseling van ervaringen tussen verstrekkers van
microfinanciering op het gebied van groene microfinanciering te bevorderen; - de doelgerichte steun in het kader van
het Groen Actieplan voor het mkb versterken door middel van financiering
op EU-niveau en netwerken ter ondersteuning van kmo's (zoals het Enterprise
Europe Network), met name om de groene vaardigheden van hun werknemers te
verbeteren. De lidstaten en de regio's wordt
verzocht de werkgelegenheids- en vaardigheidsdimensie van hun programma's voor
financiële steun aan groene investeringen en technologieën te versterken, en
groene sociale ondernemingen te helpen zodat zij klaar zijn om op te schalen en
om te kopiëren en aan te passen. De lidstaten wordt eveneens verzocht erop toe
te zien dat doeltreffend gebruik wordt gemaakt van ESIF-middelen om de overstap
naar de groene economie te bevorderen overeenkomstig de 20 %-doelstelling
voor klimaatgerelateerde maatregelen. 3.4. De kwaliteit van gegevens verbeteren Groene economie, groene groei en groene banen werden op
verschillende manieren en op basis van diverse statistische gegevens
gedefinieerd[35]. Indien geregeld geharmoniseerde statistieken
zouden worden opgesteld, zou dat een beter empirisch onderbouwde beleidsvorming
en monitoring ten goede komen, alsook een betere anticipatie op
overgangseffecten op de arbeidsmarkt en een betere inventarisatie van de
vaardigheidsbehoeften. Samen met de
lidstaten heeft de Commissie indicatoren opgesteld om de voortgang van de
groene groei in het kader van het Europees semester te monitoren[36]. Bovendien worden op EU-niveau gegevens over EGSS verzameld om
geharmoniseerde Europese informatie te verstrekken over
werkgelegenheidsgerelateerde activiteiten met milieudoel[37]. Daarnaast ontwikkelt de Commissie een econometrisch model (Fidelio)[38] om gevolgen van het milieubeleid en andere beleidsmaatregelen voor de
economie, het milieu en de werkgelegenheid te beoordelen. Op
internationaal niveau werden de "guidelines concerning a statistical
definition of employment in the environmental sector" goedgekeurd op
de 19e internationale conferentie van arbeidsstatistici om landen te helpen
statistische normen en methoden te ontwikkelen voor groene banen, een groene
economie en werkgelegenheid in de milieusector, en de internationale
vergelijkbaarheid te verbeteren[39]. Om de kwaliteit van de gegevens de verbeteren, zal de Commissie: - de nationale bureaus voor de statistiek door middel van bestaande
opleiding en financiële steun helpen bij het verzamelen van gegevens en het
opzetten van een milieuboekhouding in het Europees statistisch systeem; - het gebruik van instrumenten voor kwantitatieve modellering
versterken, waardoor de gevolgen voor de arbeidsmarkt op het niveau van de EU,
de lidstaten en de regio's meer in detail kunnen worden geanalyseerd; - de monitoring van beleidsmaatregelen in het kader van de Europa
2020-strategie steunen, voortbouwend op het kader van de door het
werkgelegenheidscomité ontwikkelde werkgelegenheids- en milieu-indicatoren. De lidstaten wordt
verzocht de overgangsperioden voor de tenuitvoerlegging van de module voor
EGSS-rekeningen en de tijd die nodig is om de gegevens door te sturen, tot een
minimum te beperken. 4. De sociale dialoog bevorderen De
betrokkenheid van de sociale partners op alle niveaus is een voorwaarde om de
overstap naar een groene economie te bevorderen. Door middel van gezamenlijke
of afzonderlijke initiatieven hebben de sociale partners op EU-niveau reeds
bijgedragen tot het EU‑debat
over groenere banen door de aandacht toe te spitsen op het beginsel van een
billijke overstap, op de synergieën tussen het klimaat- en energiepakket voor
2030 en het industriebeleid van de EU, alsook op de behoeften aan vaardigheden
voor groene banen[40].
Aangezien de overstap naar de groene en hulpbronnenefficiënte economie grote
gevolgen heeft op sectoraal niveau, hebben de sociale partners er rechtstreeks
belang bij hier via hun werk in de EU-comités voor sectorale sociale dialoog
bij te worden betrokken. De Commissie zal de
Europese sociale partners ertoe aanmoedigen om in het kader van de Europese
sociale dialoog nieuwe gezamenlijke initiatieven op te zetten, zowel
sectoroverschrijdend als sectoraal, en rekening te houden met de
EREP-aanbevelingen teneinde ook in de toekomst te garanderen dat de werknemers
nauw worden betrokken bij aangelegenheden die verband houden met milieubeheer,
het gebruik van energie en hulpbronnen en nieuwe risico's op de werkplek, het
recht van werknemers op informatie en raadpleging te versterken, en voor hele
sectoren stappenplannen voor hulpbronnenefficiëntie op te stellen. 5. De
internationale samenwerking versterken Overeenkomstig
de conclusies van de VN-conferentie Rio +20 over duurzame ontwikkeling heeft de
EU toegezegd dat zij in samenwerking met andere internationale partners een
billijke wereldwijde overstap naar een inclusieve groene economie zou blijven
nastreven. Daartoe moet rekening worden gehouden met de sociale dimensie van de
beleidsmaatregelen op het gebied van milieu en klimaatverandering en hun
onderlinge verwevenheid in de context van het ontwikkelingskader voor de
periode na 2015 en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling. De EU werkt nauw samen met de IAO aan
uitdagingen die met groene werkgelegenheid verband houden, zoals: erop toezien
dat groene banen fatsoenlijke banen zijn; toepassing van arbeidsnormen, met
name arbeidsinspectie, en gezondheid en veiligheid op het werk in groene banen;
bestrijding van informele economie in groene sectoren, zoals afvalbeheer;
anticiperen op toekomstige behoeften aan vaardigheden en vaststelling van een
opleidingsbeleid dat het gemakkelijker maakt te voorzien in de vraag naar
groene vaardigheden. De
overstap naar een inclusieve groene economie kwam eveneens aan bod in
bilaterale dialogen met de strategische partners van de EU, zoals de VS, Canada
en China, en zal ook in de toekomst nog worden besproken, ook met andere
partnerlanden. In het kader van haar ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en via de
hele reeks programma's en instrumenten die zij financiert, zal de EU ook
partnerlanden aanmoedigen om voor hun overstap naar een groene economie voor
een geïntegreerde aanpak te kiezen. De
Commissie zal zich engageren in het kennisplatform
voor groene groei, een wereldwijd netwerk van onderzoekers en
ontwikkelingsdeskundigen dat grote kennishiaten in de theorie en de praktijk
van de groene groei inventariseert en aanpakt, en in 2012 door het Global Green
Growth Institute, de OESO, UNEP en de Wereldbank werd opgezet. 6. Conclusie De overstap naar een groene en hulpbronnenefficiënte
economie is vooral een kans om het algemene Europese concurrentievermogen te
vergroten, het welzijn van toekomstige generaties veilig te stellen, en
duurzame werkgelegenheid van goede kwaliteit te steunen, en tegelijkertijd bij
te dragen tot het herstel van de recente economische crisis. Het
werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid moet in het algemeen een actievere rol
spelen in de ondersteuning van het scheppen van nieuwe banen en bij het
invullen van de vraag naar arbeidskrachten en vaardigheden in verband met de
overstap naar een groene en hulpbronnenefficiënte economie. Daartoe
moeten de volgende prioriteiten worden nagestreefd: -
de
integratie en coördinatie van bestaande beleidsmaatregelen en initiatieven op
Europees en nationaal niveau verbeteren; -
de
governancestructuren en de methodologische instrumenten verder ontwikkelen om
de overstap naar een groene en hulpbronnenefficiënte economie te bevorderen, de
beleidsmaatregelen beter te coördineren en een coherente monitoring van
hervormingsmaatregelen te garanderen; met de sociale partners een hechtere
werkverhouding en dialoog tot stand brengen over werkgelegenheidsuitdagingen
voor de overstap naar een groene economie; -
de
bestaande kennisinstrumenten en -netwerken van de Commissie op het gebied van
vaardigheden verder versterken om beter te anticiperen en toezicht te houden op
ontwikkelingen in sectoren en beroepen die met groene groei en een
hulpbronnenefficiënte circulaire economie verband houden;
-
erop
toezien dat financieringsprogramma's en beleidsmaatregelen van de EU en van de
lidstaten het scheppen van nieuwe banen in de groene economie steunen; -
de
vooruitgang op het gebied van groene werkgelegeheid in de context van het
gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid monitoren; -
werken
aan een internationale context voor de bevordering van groene en inclusieve
groei; -
voortbouwen
op de EREP-aanbevelingen om een brede strategie voor groene banen, vaardigheden
en onderwijs te ontwikkelen. De Commissie verzoekt de Raad, het Europees
Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de
Regio's dit initiatief voor groene werkgelegenheid te bekrachtigen en bij te
dragen tot de verdere ontwikkeling van acties om tot een geïntegreerde aanpak
van duurzame groei en banen in de EU te komen. [1] COM(2009) 433 def.;
zie ook SWD(2013) 303 final, Progress on "GDP and beyond" actions. [2] Zie onder meer OESO
(2011), Towards green growth; UNEP (2011), Towards a green economy. [3] Zie ook COM(2014) 015
final, Mededeling over een beleidskader voor klimaat en energie in de
periode 2020-2030; en COM(2014) 021 final, Mededeling over
energieprijzen en -kosten in Europa. [4] COM(2014)…, Naar een
circulaire economie: een afalvrij programma voor Europa. [5] OESO (2012), The
jobs potential of a shift towards a low carbon economy; OESO (2012), OECD
Employment Outlook 2012, zie hoofdstuk 4 "What green growth means for
workers and labour market policies: an initial assessment"; IAO (2011), Skills
for green jobs, a global view. [6] In
werkgelegenheidsrichtsnoer 7 wordt benadrukt dat de lidstaten nieuwe banen op
alle terreinen, inclusief groene werkgelegenheid, dienen te bevorderen. [7] COM(2013) 800 final. [8] Gezamenlijk verslag over
de werkgelegenheid, COM(2013) 801. Zie ook Europese Commissie (2013), Promoting
green jobs throughout the crisis: a handbook of best practices in Europe, EEO-verslag. In
het handboek worden nationale en/of regionale strategieën of afzonderlijke
beleidsmaatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid in groene sectoren in
kaart gebracht. [9] PB L 354 van 28.12.2013. [10] http://ec.europa.eu/environment/resource_efficiency/documents/erep_manifesto_and_policy_recommendations_31-03-2014.pdf [11] Cambridge Econometrics,
GHK en het Warwick Institute for Employment Research (2011), Studies on
sustainability issues — Green jobs; trade and labour (Studie in opdracht
van DG EMPL). [12] Gegevens van Eurostat
over de milieugoederen- en -dienstensector. [13] Ecorys, Acteon
(2014), Potential for sustainable growth in the water industry sector in the
EU and the marine sector – Input to the European Semester". [14] Bio Intelligence
Service (2011), Estimating the economic value of the benefits provided by
the tourism/recreation and employment supported by Natura 2000. [15] Bio Intelligence
Service (2012), Implementing EU waste legislation for green growth. [16] Impact Assessment for
2014 Waste Review – Werkdocument van de diensten van de Commissie. [17] Bio Intelligence
Service (2012), Implementing EU waste legislation for green growth. [18] Zie Cambridge Econometrics, et
al. (2013),
Employment effects of selected scenarios from the Energy roadmap 2050,
Eindverslag voor de Europese Commissie (DG Energie), http://ec.europa.eu/energy/observatory/studies/doc/2013_report_employment_effects_roadmap_2050.pdf [19] COM, BUILD UP Skills
(2013), Preliminary findings from Member States Roadmaps. [20] http://www.energies-renouvelables.org/observ-er/stat_baro/barobilan/barobilan13-gb.pdf [21] Zie
http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/cap/leakage/index_en.htm [22] http://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_dialogue/---sector/documents/publication/wcms_226385.pdf [23] Zie bijvoorbeeld Ecorys
(2010), Programmes to promote environmental skills. [24] OESO (2012); IAO (2012);
Cambridge Econometrics, et al. (2011), Studies on
sustainability issues — Green jobs; trade and labour. [25] Cedefop (2012), Green
skills and environmental awareness in vocational education and training. [26] DG EMPL (2013),
Dialoog tussen overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling, Public employment
services and green jobs. [27] COM(2014)… , Mededeling
van de Commissie over een "Groen Actieplan voor het mkb". [28] Bijvoorbeeld het
milieubeheer- en milieuauditsysteem van de EU (EMAS) of ISO 14001. [29] COM(2013) 882 final. [30] COM(2014) 332 final,
Mededeling inzake een strategisch EU-kader voor gezondheid en veiligheid op
het werk 2014-2020; zie eveneens Europees Agentschap voor veiligheid en
gezondheid op het werk (2013), Green jobs and occupational safety and health.
[31] DG EMPL (2013), Dialoog
tussen overheidsdiensten voor arbeidsbemiddeling, Public employment services
and green jobs. [32] Verordening (EU) nr.
1296/2013 van 11 december 2013. [33] Europese Commissie
(2013), Tax reforms in EU Member States 2013. Tax policy challenges for
economic growth and fiscal sustainability. [34] Europees
Microfinancieringsnetwerk (EMN) (2013), European Green Microfinance. A first
look. [35] Zie het kennisplatform
voor groene groei (GGGI, OESO, UNEP, Wereldbank) (2013), Moving towards a
common approach on green growth indicators. [36] Zie
eveneens werkgelegenheidscomité (2010), Towards a greener labour market -
The employment dimension of tackling environmental challenges
(eindverslag), identifying indicators in six areas: green jobs, green skills, green
workplaces, green transition, green labour markets and green growth. [37] Verordening (EU) nr.
538/2014 van 16 april 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011
inzake Europese milieu-economische rekeningen. [38] Fidelio 1: Fully
Interregional Dynamic Econometric Long-term Input-Output Model for the EU27 JRC
2013. [39] http://www.ilo.org/global/statistics-and-databases/standards-and-guidelines/guidelines-adopted-by-international-conferences-of-labour-statisticians/WCMS_230736/lang--en/index.htm [40] Zie bijvoorbeeld ETUC,
BusinessEurope, CEEP, UEAPME (2014), Skills needs in greening economies.