This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0371
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL The Commission’s Second Report to the Council on the implementation of Council Recommendation 2009/C 151/01 on patient safety, including the prevention and control of healthcare associated infections
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD Het tweede verslag van de Commissie aan de Raad over de tenuitvoerlegging van Aanbeveling 2009/C 151/01 betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD Het tweede verslag van de Commissie aan de Raad over de tenuitvoerlegging van Aanbeveling 2009/C 151/01 betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties
/* COM/2014/0371 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD Het tweede verslag van de Commissie aan de Raad over de tenuitvoerlegging van Aanbeveling 2009/C 151/01 betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties /* COM/2014/0371 final */
Inhoudsopgave 1. Inleiding. 2 2.
Uitvoering op lidstaatniveau. 2 Ontwikkeling
van beleid en programma's voor patiëntveiligheid. 3 Zeggenschap
van patiënten. 3 Meldings-
en leersystemen voor ongewenste voorvallen. 4 Onderwijs
en opleiding van werknemers in de gezondheidszorg. 4 Status
van de uitvoering door landen. 5 3.
Afstemming van de activiteiten op EU-niveau. 6 Uitwisseling
van kennis, ervaring en goede praktijken. 6 Hulpmiddelen
ter ondersteuning van de uitvoering. 7 4.
Onderzoeks- en Gezondheidsprogramma. 8 5.
Effecten van de aanbeveling. 9 6.
Door de lidstaten en belanghebbenden vastgestelde aandachtsgebieden. 9 7.
EU-actie met betrekking tot zorginfecties. 10 Wetgevende
maatregelen. 10 Activiteiten
op het gebied van toezicht 11 Richtsnoeren
en verslagen. 11 8.
Conclusies. 12 Zorginfecties. 12 Algemene
patiëntveiligheid. 13
1. Inleiding
In aanbeveling 2009/C 151/01 van de Raad[1] wordt
een aantal maatregelen voor betreffende algemene patiëntveiligheid en
zorginfecties voorgesteld en wordt de Commissie verzocht te onderzoeken of de
maatregelen effectief werken, alsook om de noodzaak voor verdere maatregelen te
beoordelen. Het eerste verslag van de Commissie, dat werd
gepubliceerd in 2012[2],
liet een bevredigende vooruitgang zien bij de ontwikkeling van het nationaal
beleid en de nationale programma's voor patiëntveiligheid. Het stelde ook
gebieden vast die verdere aandacht vereisen: de opleiding en scholing van
medewerkers in de gezondheidszorg op het gebied van patiëntveiligheid, de
zeggenschap van patiënten en de ontwikkeling van een cultuur waarin van fouten
wordt geleerd. Het rapport toonde een ongelijke vooruitgang in
verschillende delen van de Unie. Een aantal lidstaten meldde dat de uitvoering
was vertraagd door financiële beperkingen, ten gevolge van de economische
crisis. De Commissie heeft daarom voorgesteld dat het toezicht op de uitvoering
van de voorschriften betreffende algemene patiëntveiligheid met nog eens
twee jaar wordt verlengd. Het deel van dit verslag
over de algemene patiëntveiligheid is gebaseerd op de antwoorden van de
lidstaten op een vragenlijst van de Commissie, antwoorden op de openbare
raadpleging[3]
en de resultaten van de Eurobarometer-enquête over de ervaring van burgers en
hun perceptie van de veiligheid en de kwaliteit van de gezondheidszorg[4]. Het
beschrijft ook activiteiten op EU-niveau ter ondersteuning van de uitvoering
van de aanbeveling op het gebied van algemene patiëntveiligheid. Uit recente bevindingen van het Europees Centrum
voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) blijkt dat zorginfecties nog steeds
een probleem zijn in Europa. Het hoofdstuk over zorginfecties beschrijft
activiteiten op EU-niveau ter ondersteuning van de uitvoering van de
aanbeveling door de lidstaten.
2.
Uitvoering op lidstaatniveau
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de
belangrijkste getroffen maatregelen op lidstaat‑niveau en, waar mogelijk,
de effecten daarvan en de vooruitgang vergeleken met de situatie in 2012. Het
is gebaseerd op de binnengekomen antwoorden van alle EU-lidstaten[5];
alsook van Noorwegen en de regio Zuid-Denemarken[6]
die op vrijwillige basis hebben gereageerd. De aanduiding 'landen' moet worden
begrepen als een verwijzing naar de EU-lidstaten en Noorwegen. De koppen
weerspiegelen de structuur van de Aanbeveling.
Ontwikkeling
van beleid en programma's voor patiëntveiligheid
De lidstaten hebben sinds de goedkeuring van de
aanbeveling vooruitgang geboekt bij de beleidsontwikkeling inzake
patiëntveiligheid. 26 landen hebben strategieën voor patiëntveiligheid of
programma's ontwikkeld of zijn in de afrondingsfase, hetzij als zelfstandig
beleid of als onderdeel van ander nationaal beleid. Meer landen leverden
bewijsstukken dan in 2012 (21 in 2014 tegen acht in 2012). De meeste gaven
voorbeelden van indicatoren voor de evaluatie van de strategieën. 23 landen
wezen een bevoegde instantie aan die verantwoordelijk is voor patiëntveiligheid
(19 lidstaten in 2012), maar slechts 16 leverden documenten die dit aantoonden.
Alle autoriteiten, op één na, werken samen met autoriteiten in andere landen,
zowel binnen als buiten de EU. Alle landen deden verslag van de ingevoerde
maatregelen voor patiëntveiligheid. Normen voor patiëntveiligheid zijn
verplicht in 20 landen (11 in 2012) en aanbevolen in vier andere landen. 19
landen maken gebruik van richtsnoeren voor patiëntveiligheid, die in de meeste
gevallen op nationaal niveau zijn ontwikkeld door het ministerie van
volksgezondheid of door een gespecialiseerd agentschap. Uit de antwoorden is
echter gebleken dat normen en richtlijnen per land verschillend worden
geïnterpreteerd. Sommige landen rapporteren over specifieke normen voor
bepaalde typen ongewenste voorvallen, anderen over systemen voor
kwaliteitsbeheer en weer anderen gebruiken meldings- en leersystemen als
voorbeelden. Dit maakt het moeilijk om de vooruitgang in de hele Unie te
beoordelen en te vergelijken. De aanbeveling moedigt de lidstaten aan om gebruik
te maken van informatie- en communicatiesystemen, ter ondersteuning van de
ontwikkeling van nationale beleidsplannen en programma's voor
patiëntveiligheid. Uit de antwoorden blijkt dat deze bepaling voornamelijk
wordt opgevat als een oproep tot het creëren van websites met
beleidsinformatie. Slechts een paar landen meldden het gebruik van meldings- en
leersystemen, methoden voor e-learning of elektronische patiëntendossiers.
Zeggenschap
van patiënten
In het verslag van 2012 werd geconcludeerd dat er
onvoldoende actie was ondernomen om de zeggenschap van patiënten te bevorderen,
zowel door patiëntenorganisaties bij het beleid te betrekken als door middel
van voorlichting aan patiënten over maatregelen voor patiëntveiligheid. 24 landen verklaarden dat patiëntenorganisaties te
hebben betrokken bij de ontwikkeling van het beleid voor patiëntveiligheid (20
in 2012), met inbegrip van 12 landen die voorbeelden gaven van specifieke
administratieve en wettelijke maatregelen op grond waarvan deze betrokkenheid
vereist is. In de meeste landen kunnen organisaties feedback geven, meestal op
bijeenkomsten die door de bevoegde autoriteiten worden georganiseerd of in het
kader van openbare raadplegingen. Met betrekking tot individuele patiënten wordt de
lidstaten aanbevolen informatie te verspreiden over patiëntveiligheidsnormen,
veiligheidsmaatregelen voor het verminderen of voorkomen van fouten, recht op
geïnformeerde toestemming voor behandeling, klachtenprocedures en beschikbare
verhaalsmogelijkheden. Op dit punt werd aanzienlijke vooruitgang gemeld: In 18
landen wordt aan patiënten informatie verstrekt over alle bovenstaande aspecten
(tegen slechts vijf in 2012); informatie over het recht van geïnformeerde
toestemming en klachtenprocedures wordt het meest verspreid. Van alle landen
verzamelen er slechts 18 feedback van patiënten over de beschikbaarheid en de
nauwkeurigheid van de verstrekte informatie, meestal via enquêtes. De aanbeveling deed een oproep aan de landen om
kerncompetenties op het gebied van patiëntveiligheid voor patiënten te
ontwikkelen. Er is op dit gebied geen vooruitgang geboekt sinds 2012, omdat
deze term in veel landen onduidelijk blijft. Daarom zou het wenselijk zijn dit
begrip verder te verduidelijken, om een gemeenschappelijke interpretatie en
toepassing door de lidstaten te bevorderen.
Meldings-
en leersystemen voor ongewenste voorvallen
Er werd verdere voortgang gemeld bij de invoering
van meldings- en leersystemen. Deze bestaan in 27 landen (15 in 2012),
voornamelijk op nationaal niveau (21) en op het niveau van zorgaanbieders (13).
Wanneer er meerdere systemen beschikbaar zijn, sluiten deze echter zelden op
elkaar aan (slechts zeven van de 26). Ook beantwoorden de systemen van slechts
zes lidstaten volledig aan het vereiste van de aanbeveling dat: -
er
uitgebreide informatie over ongewenste voorvallen moet worden verstrekt; -
deze
moeten worden onderscheiden van disciplinaire procedures voor werknemers in de
gezondheidszorg; -
patiënten
de mogelijkheid moeten bieden melding te doen; en -
andere
veiligheidsmeldsystemen moeten aanvullen, zoals die op het gebied van
geneesmiddelenbewaking of stralingsveiligheid. Informatie uit meldingssystemen wordt voornamelijk
verspreid door middel van nieuwsbrieven, verslagen van het Ministerie van
volksgezondheid en op conferenties. Verscheidene landen gebruiken het om
waarschuwingen te signaleren, ontwikkelingen te volgen en/of richtsnoeren of aanbevelingen
op te stellen. De helft van de lidstaten met dergelijke meldingssystemen
wisselt informatie uit, om van elkaar te kunnen leren. Daarentegen gaven
slechts een paar landen aan dat fouten op het niveau van zorgaanbieders worden
geanalyseerd en dat hieruit lering wordt getrokken om de kwaliteit en de
veiligheid te verbeteren. In 25 landen zijn de meldingen door werknemers in de
gezondheidszorg in de afgelopen vier jaar toegenomen, maar slechts 15 landen
melden hetzelfde met betrekking tot patiënten. Beide cijfers liggen hoger dan
in 2012.
Onderwijs
en opleiding van werknemers in de gezondheidszorg
Dit gebied blijft achter bij de uitvoering. De
meeste landen meldden dat zij multidisciplinaire opleidingen inzake
patiëntveiligheid in zorginstellingen aanmoedigen, maar driekwart geeft geen
informatie over de daadwerkelijke verzorging van deze opleidingen in
ziekenhuizen. Patiëntveiligheid is niet uitgebreid verwerkt in de
studieplannen van het universitair en postdoctoraal onderwijs voor werknemers
in de gezondheidszorg, in praktijkopleidingen en de permanente educatie van
beroepskrachten in de gezondheidszorg, met uitzondering van zes lidstaten[7]. In
acht lidstaten is het niet formeel vereist voor alle niveaus of voor alle
beroepskrachten in de gezondheidszorg. In landen met formele eisen voor het
opnemen van patiëntveiligheid in onderwijs en opleidingen maakt
patiëntveiligheid meestal deel uit van de praktijkopleidingen voor artsen,
verpleegkundigen en apothekers.
Status
van de uitvoering door landen
Grafiek 1 toont de voortgang van de uitvoering per
land, op basis van de zelfbeoordeling van landen van de vraag of het volgende
beschikbaar is: -
strategieën
voor patiëntveiligheid; -
bevoegde
autoriteit; -
specifieke
maatregelen om medicatiefouten, zorginfecties en complicaties tijdens of na
chirurgische ingrepen te voorkomen; -
ICT-hulpmiddelen
om de patiëntveiligheid te ondersteunen; -
maatregelen
om de patiëntenorganisaties bij de beleidsvorming te betrekken; -
maatregelen
om de informatieverstrekking over patiëntveiligheid aan patiënten te
waarborgen; -
kerncompetenties
voor patiënten; -
meldings-
en leersystemen; -
meldings-
en leersystemen die aan de in de aanbeveling vastgestelde criteria voldoen; -
mechanismen
om melding door medewerkers in de gezondheidszorg aan te moedigen; -
multidisciplinaire
opleidingen over patiëntveiligheid in ziekenhuizen; -
patiëntveiligheid
opgenomen in onderwijs en opleiding van medewerkers in de gezondheidszorg; en -
maatregelen
om de medewerkers in de gezondheidszorg te informeren over
patiëntveiligheidsnormen, richtsnoeren of beste praktijken. Grafiek 1: Uitvoering
door landen van de 13 maatregelen die in dit verslag zijn onderzocht[8] Uit de grafiek blijkt dat de meeste landen ten
minste de helft van de in dit verslag onderzochte maatregelen hebben ingevoerd.
Een paar landen zitten dicht bij de volledige tenuitvoerlegging van de 13
maatregelen, terwijl 11 landen minder dan de helft van de aanbevelingen hebben
uitgevoerd.
3. Afstemming van de activiteiten
op EU-niveau
Naast maatregelen door de lidstaten pleit de
aanbeveling voor actie op EU-niveau om gemeenschappelijke definities,
terminologie en vergelijkbare indicatoren te ontwikkelen en beste praktijken te
delen. De Commissie heeft de volgende activiteiten gecoördineerd ter ondersteuning
van dergelijke maatregelen:
Uitwisseling van
kennis, ervaring en goede praktijken
De uitwisseling van kennis op het gebied van
patiëntveiligheid en zorgkwaliteit wordt op EU-niveau bevorderd in twee
belangrijke forums. Een daarvan is de werkgroep van de Commissie over patiëntveiligheid
en zorgkwaliteit[9], die vertegenwoordigers
van de EU-lidstaten en EVA-landen, internationale organisaties (WHO en OESO) en
EU-belanghebbenden verenigt: patiënten, beroepsbeoefenaren in de
gezondheidszorg, zorgmanagers en deskundigen op het gebied van zorgkwaliteit.
De werkgroep wordt geraadpleegd over lopende en geplande activiteiten op het
gebied van patiëntveiligheid en zorgkwaliteit op EU-niveau. Zij kan ook
verslagen of aanbevelingen opstellen, op verzoek van de Commissie of op eigen
initiatief. Daarnaast biedt het een platform voor leden om kennis over
initiatieven op nationaal niveau, activiteiten van belanghebbenden en de
resultaten van onderzoeksprojecten te delen. Een tweede forum voor de uitwisseling van goede praktijken
is een door de EU medegefinancierde driejarige gemeenschappelijke actie van de
lidstaten en belanghebbenden betreffende patiëntveiligheid en zorgkwaliteit
(PaSQ)[10]. Haar belangrijkste
taken zijn het vaststellen van bestaande veilige klinische praktijken en goede
organisatorische praktijken in de EU, het zorgen voor de uitwisseling van
kennis hierover en het testen van de overdraagbaarheid van praktijken op het
gebied van patiëntveiligheid naar zorginstellingen in andere landen. De actieve deelname van alle EU-lidstaten, Noorwegen
en andere belanghebbenden in deze gemeenschappelijke actie en het succes van
evenementen als mechanisme voor de uitwisseling van ervaringen die in dit kader
plaatsvonden, bevestigen dat er onder belanghebbenden een duidelijke vraag naar
een dergelijke samenwerking op EU-niveau bestaat. Als tijdelijk
financieringsmechanisme zal de gemeenschappelijke actie echter in maart 2015
worden beëindigd. De lidstaten en andere partners hebben voorgesteld om een
permanent netwerk op te richten, dat de huidige activiteiten zal voortzetten en
uitbreiden. Mogelijke nieuwe activiteiten die door een dergelijk netwerk kunnen
worden ontwikkeld, omvatten een collegiale toetsing voor organisaties die de
zorgkwaliteit verbeteren en een mechanisme voor snelle uitwisseling van
patiëntveiligheidsincidenten en -oplossingen.
Hulpmiddelen
ter ondersteuning van de uitvoering
Om de uitvoering van de aanbeveling te ondersteunen,
heeft de werkgroep praktische handleidingen opgesteld op het gebied van: -
onderwijs
en opleiding van beroepskrachten in de gezondheidszorg betreffende
patiëntveiligheid[11] – dit geeft een
overzicht van bestaande modules en programma's met hun inhoud, doelgroep,
competenties, leerresultaten en evaluatie. Het bevat ook een lijst met
succesfactoren bij het opzetten van patiëntveiligheidsmodules en opleidingen
voor verschillende groepen beroepskrachten in de gezondheidszorg op
verschillende niveaus; en -
de
effectieve opzet en werking van de rapportage- en leersystemen[12] – dit
verwijst naar de bestaande kennis en ervaring van hoe de lidstaten bestaande
meldingssystemen hebben georganiseerd. Het bevat praktische aanbevelingen,
bevordert een meldings- en leercultuur en geeft een overzicht van de technische
infrastructuur die nodig is voor het opzetten en onderhouden van de systemen. Ter aanvulling van deze werkzaamheden heeft de
Commissie de WHO verzocht het Conceptuele kader voor de internationale
classificatie voor patiëntveiligheid[13]
aan te passen voor de melding van patiëntveiligheidsincidenten in de Europese
Unie. Dit bestaat uit het ontwikkelen van een 'minimaal informatiemodel' voor
de melding van patiëntveiligheidsincidenten, die door zorginstellingen als
model kunnen worden gebruikt voor het verzamelen, onderzoeken, vergelijken en
analyseren van incidentrapporten. Het informatiemodel zal vergezeld gaan van
een gemeenschappelijke terminologie voor het aanduiden en definiëren van de
belangrijkste vormen van patiëntveiligheidsincidenten. De Commissie heeft ook het door de OESO geleide
Health Care Quality Indicators Project[14]
medegefinancierd, dat een reeks kwalitatieve indicatoren heeft ontwikkeld, met
inbegrip van patiëntveiligheid, op het niveau van het zorgsysteem, waarmee de
invloed van bepaalde factoren op de zorgkwaliteit kan worden beoordeeld.
Momenteel nemen 24 EU-lidstaten en Noorwegen deel aan het project. In 2010 werd de farmaceutische wetgeving van de EU[15]
herzien met betrekking tot de activiteiten betreffende geneesmiddelenbewaking,
zij het niet als reactie op de aanbeveling. Sinds juli 2012 zijn de lidstaten
verplicht ervoor te zorgen dat, wanneer zich vermoedelijke bijwerkingen
voordoen als gevolg van een fout die verband houdt met het gebruik van een
geneesmiddel, de meldingen die via hun systemen voor geneesmiddelenbewaking
worden gedaan ook beschikbaar zijn voor de autoriteiten die verantwoordelijk
zijn voor patiëntveiligheid. Ten slotte wijst de Commissie in het Groenboek over
mHealth[16]
op de voordelen van het gebruik van telegeneeskunde en mHealth-oplossingen voor
de waarborging van de patiëntveiligheid.
4. Onderzoeks- en
Gezondheidsprogramma
De Commissie heeft aandacht besteed aan
patiëntveiligheid en zorginfecties door financiering van verschillende
pan-Europese projecten in het kader van het Eerste en Tweede
Gezondheidsprogramma en het Zesde en Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek en
Technologische Ontwikkeling. Het Derde Gezondheidsprogramma (2014-20)[17] en
het nieuwe onderzoeksprogramma Horizon 2020 (2014-2020)[18]
voorzien in financiering voor verdere projecten op het gebied van patiëntveiligheid
en zorgkwaliteit, met inbegrip van zorginfecties. Op het niveau van de lidstaten zijn er in de helft
van de lidstaten onderzoeksprogramma's voor patiëntveiligheid ontwikkeld. Een
gebrek aan financiële middelen werd vermeld als de voornaamste belemmering voor
het ontwikkelen van onderzoek op nationaal niveau.
5. Effecten van de aanbeveling
Dit hoofdstuk is gebaseerd op de van de landen
ontvangen informatie, aangevuld met de resultaten van de openbare raadpleging
en de Eurobarometer-enquête. Uit de antwoorden van de lidstaten blijkt dat de
aanbeveling het bewustzijn over patiëntveiligheid op politiek niveau heeft
vergroot (21 reacties). In 16 landen leidde het tot concrete
nationale/regionale actie, zoals de ontwikkeling van strategieën en programma's
voor patiëntveiligheid, het opnemen van patiëntveiligheid in
gezondheidswetgeving of het opzetten van meldings- en leersystemen. In een
aantal landen werden bestaande patiëntveiligheidsprogramma's versterkt en
ondersteund en werd bevestigd dat zij verenigbaar zijn met het EU-beleid. Volgens de zelfbeoordelingen van de lidstaten heeft
de aanbeveling het bewustzijn over patiëntveiligheid op het niveau van de
gezondheidszorg vergroot (20 reacties). Slechts de helft van de landen
oordeelde dat het effect had gehad op de zeggenschap van patiëntenorganisaties
en individuele patiënten. Voor 65 % van de ondervraagden bij de openbare
raadpleging heeft de aanbeveling bijgedragen aan de verbetering van de
patiëntveiligheid. De antwoorden bevestigen dat het bewustzijn op politiek
niveau is verhoogd, maar wijzen op een laag niveau van bewustzijn in
zorginstellingen, vooral wat betreft de zeggenschap van patiënten. Uit de Eurobarometer bleek dat de aanbeveling de
perceptie van de EU-burgers van de veiligheid van de zorg niet heeft veranderd.
Net als in 2009 dacht meer dan 50 % van de ondervraagden dat patiënten
kunnen worden benadeeld door ziekenhuiszorg en zorg buiten ziekenhuizen. Ook zei 25 % van de ondervraagden dat zij of
iemand uit hun gezin betrokken waren geweest bij een ongewenst voorval.
Patiënten melden nu aanzienlijk meer ongewenste voorvallen dan in 2009
(46 % tegen 28 %). De meeste ondervraagden meenden echter dat een
dergelijke melding niet leidt tot het nemen van specifieke maatregelen. Tot slot zeggen de EU-burgers dat zij gewoonlijk de
kwaliteit van een bepaald ziekenhuis beoordelen op basis van de algemene
reputatie of de mening van andere patiënten. Dit lijkt er op te wijzen dat
objectieve informatie over de kwaliteit van de zorg in ziekenhuizen niet gemakkelijk
toegankelijk is voor patiënten.
6.
Door de lidstaten en belanghebbenden vastgestelde aandachtsgebieden
In hun bijdragen aan dit verslag hebben de lidstaten
de volgende gebieden voor verdere samenwerking op EU-niveau vastgesteld:
beleidsmaatregelen en -programma's op het
gebied van patiëntveiligheid (21 reacties);
de ontwikkeling van niet-beschuldigende
meldings- en leersystemen en bevordering van melding door zowel
zorgmedewerkers zorg als patiënten (21 reacties); en
de ontwikkeling en herziening van de normen
voor patiëntveiligheid (20 reacties).
De Commissie ontving 181 antwoorden op de openbare
raadpleging; de belangrijkste bijdragen waren van medische beroepsorganisaties,
patiënten-en consumentenorganisaties en ziekenhuizen. De ondervraagden gaven
aan dat er verbetering nodig is op de volgende gebieden:
patiëntveiligheid in de extramurale zorg;
zorgen voor onderwijs en opleiding niet alleen
voor medewerkers in de gezondheidszorg, maar ook voor patiënten, families
en mantelzorgers;
stimulering van het gebruik van nieuwe
technologieën ten behoeve van de patiëntveiligheid;
ondersteuning van de geharmoniseerde EU‑brede
bewaking van zorginfecties en uitvoerige beoordelingsrichtsnoeren
betreffende de normen voor patiëntveiligheid, aangevuld met controlelijsten
en indicatoren die in de verschillende landen moeten worden gebruikt; en
waarborging van gelijke verhaalsmogelijkheden
voor fouten bij de behandeling voor alle EU-burgers.
72 % van de ondervraagden denkt dat uitbreiding van
de reikwijdte van de EU-actie van patiëntveiligheid naar de algemene
zorgkwaliteit een toegevoegde waarde heeft. Patiëntveiligheid wordt gezien als
een gevolg van hoogwaardige gezondheidszorg. Specifieke voorgestelde
maatregelen op EU-niveau omvatten:
vaststellen van een gemeenschappelijke
definitie van "zorgkwaliteit";
ontwikkelen van een EU-strategie voor
gezondheidsgerelateerde informatie voor patiënten;
het benutten van het verzamelen van ervaringen
van patiënten als onderdeel van systemen voor kwaliteitsverbetering;
opzetten van een permanent Europees forum voor
het bevorderen en delen van beste praktijken op het gebied van
patiëntveiligheid en zorgkwaliteit, op basis van gemeenschappelijke actie,
bijv. door ontwikkeling van een stelsel van kwaliteitsnormen in zorgorganisaties,
uitbrengen van richtsnoeren, het stellen van streefdoelen en benchmarking;
en
vooruitlopen op de gevolgen van een tekort aan
arbeidskrachten en de arbeidsomstandigheden op de zorgkwaliteit en het
stimuleren van een betere zorgcoördinatie.
Veel ondervraagden stelden dat de voorgestelde actie
ook zou bijdragen aan de uitvoering van Richtlijn 2011/24/EG[19].
7. EU-actie met
betrekking tot zorginfecties
De aanbeveling bevat maatregelen die met betrekking
tot zorginfecties genomen moeten worden door de lidstaten en op EU-niveau. De
volgende punten beschrijven de stappen op EU-niveau ter ondersteuning van de
lidstaten.
Wetgevende
maatregelen
De aanbeveling bepaalt
dat de lidstaten op EU-niveau overeengekomen gevalsdefinities moeten gebruiken
om een consistente melding van zorginfecties mogelijk te maken. Besluit nr.
2012/506/EU van de Commissie van 8 augustus 2012 bevat een bijlage met algemene
en specifieke systemische gevalsdefinities van zorginfecties, met inbegrip van
de meldingsinstructies voor elk van de aandoeningen[20]. Deze
gevalsdefinities van zorginfecties helpen niet alleen om het toezicht in de
hele EU aanzienlijk te verbeteren, maar maken ook beoordeling van de effecten
op EU-niveau van de getroffen preventieve maatregelen mogelijk. Zorginfecties vallen
onder het nieuwe Besluit nr. 1082/2013/EU over ernstige grens‑overschrijdende
gezondheidsbedreigingen[21].
Het besluit versterkt het gezondheidsbeschermingskader in de EU voor wat
betreft het opstellen van draaiboeken, risicobeoordeling, risicobeheer en coördinatie
van maatregelen, met inbegrip van aspecten van informatievoorziening over
risico’s[22].
De bepalingen zullen ook voor zorginfecties gelden[23].
Activiteiten op het gebied van toezicht
Het ECDC-netwerk voor toezicht op zorginfecties
(HAI-Net) coördineert verschillende modules om de lidstaten te ondersteunen bij
het ontwikkelen of versterken van actieve toezichtsystemen als bedoeld in
artikel II, lid 8, onder c) van de aanbeveling. Sinds de aanbeveling werd gepubliceerd, werd er één
EU-breed puntprevalentieonderzoek gehouden in ziekenhuizen voor acute zorg
betreffende de periode 2011-12 (ECDC PPS)[24]
en twee naar instellingen voor langdurige zorg[25].
Gerichte bewaking van zorginfecties werd continu uitgevoerd door toezicht op
postoperatieve wondinfecties en het toezicht op zorginfecties op de intensive
care (IC). Over het algemeen werd het niveau van deelname aan
de Europese toezichtmodules voor zorginfecties hoog geacht in negen landen of
gebieden (AT, DE, ES, FR, IT, LT, MT, PT en UK‑Schotland), gemiddeld in
13 landen of gebieden (BE, CZ, EE, FI, HU, LU, NL, NO, RO, SK,
UK-Engeland,UK-Noord-Ierland en UK-Wales) en laag in 11 landen of gebieden (BG,
CY, DK, EL, HR, IJsland, IE, LV, PL, SE en SI).
Richtsnoeren en verslagen
Het ECDC stelde verschillende richtsnoeren en
verslagen op ter ondersteuning van de lidstaten: Met betrekking tot het juiste gebruik van
antibiotica werd er een systematische beoordeling en op feiten gebaseerde
leidraad gepubliceerd om de toepassing door zorgmedewerkers te verbeteren, met
informatie over de juiste toediening, timing, dosering en duur van
perioperatieve antibiotische profylaxe voor de preventie van postoperatieve
wondinfecties[26]. Met betrekking tot ziekenhuisinfecties werden bij
een systematische beoordeling van de ziekenhuisorganisatie, het management en
de beschikbare structuren ter voorkoming van zorginfecties tien belangrijke
onderdelen van ziekenhuisprogramma’s voor infectiebestrijding vastgesteld[27].
Met betrekking tot verpleeghuizen en andere
instellingen voor langdurige zorg werden er nationale prestatie-indicatoren
voor infectiepreventie en -bestrijding en antibioticabeheer ontwikkeld en
beoordeeld, die als grondslag zullen worden gebruikt om toezicht te houden op
de verbeteringen van de lidstaten op dit gebied. Ten slotte zijn er kerncompetenties voor
beroepskrachten op het gebied van infectiebestrijding en ziekenhuishygiëne
ontwikkeld, die al door de lidstaten worden gebruikt[28].
8. Conclusies
Zorginfecties
Doordat zij hebben geleid tot een algemene en
specifieke gevalsdefinitie voor zorginfecties en het verstrekken van een
gestandaardiseerde methodologie en kader voor het nationale toezicht op
zorginfecties, hebben de maatregelen op EU‑niveau bijgedragen aan de
versterking van de bewakingssystemen voor zorginfecties in de EU. Vooral het Europa-brede puntprevalentieonderzoek van
het ECDC naar zorginfecties en antibioticagebruik in 2011-12 heeft bijgedragen
aan een verbeterde gegevensverzameling over zorginfecties, ook in de lidstaten
die nog niet eerder met deze activiteit waren begonnen. Het puntprevalentieverslag[29] en
het eerste uitvoeringsverslag van de Commissie[30]
geven aan dat de lidstaten hun inspanningen moeten richten op het waarborgen
van de gerichte bewaking van zorginfecties in operatiekamers, intensive
care-eenheden, verpleeghuizen en andere instellingen voor langdurige zorg. Er zijn verdere maatregelen van de lidstaten nodig
om de routinematige vaststelling van zorginfecties te verbeteren, door de
ontwikkeling van nationale diagnoserichtsnoeren, de permanente opleiding van
zorgmedewerkers, de toepassing van gevalsdefinities van zorginfecties en het
versterken van de laboratorium- en overige diagnostische capaciteit van
zorginstellingen. Meer in het bijzonder wees het Europa-brede
puntprevalentieonderzoek op de noodzaak om te zorgen voor:
voldoende gespecialiseerd personeel voor
infectiebestrijding in ziekenhuizen en andere zorginstellingen;
voldoende isolatiecapaciteit voor patiënten die
besmet zijn met klinisch relevante micro-organismen in ziekenhuizen voor
acute zorg;
gestandaardiseerd toezicht op het verbruik van
alcoholhoudende handgel.
Ter verdere ondersteuning van de lidstaten bij het
voorkomen en bestrijden van zorginfecties, alsook bij de uitvoering van de
aanbeveling, geven de Commissie en het ECDC voorrang aan de aanpak van
zorginfecties[31].
Algemene
patiëntveiligheid
De aanbeveling heeft met succes het bewustzijn over
patiëntveiligheid op politiek niveau verhoogd en veranderingen in gang gezet,
zoals de ontwikkeling van nationale strategieën en programma's voor
patiëntveiligheid en de ontwikkeling van meldings-en leersystemen in veel
EU-lidstaten. Het heeft een klimaat gecreëerd dat bevorderlijk is voor de
verbetering van de patiëntveiligheid in de Unie. Toch had het minder effect bij het verhogen van de
patiëntveiligheidscultuur op instellingsniveau, door medewerkers in de
gezondheidszorg te stimuleren om te leren van hun fouten in een
niet-beschuldigende omgeving. Het effect ervan op de zeggenschap van patiënten
is slechts beperkt gebleken. Onderwijs en opleiding van beroepskrachten in de
gezondheidszorg blijft volgens de lidstaten en belanghebbenden een gebied waar
verdere inspanningen nodig zijn. Ook heeft de uitvoering van de aanbeveling het
vertrouwen van de EU-burgers in de veiligheid en kwaliteit van de
gezondheidszorg in hun land niet vergroot. Ondertussen blijft patiëntveiligheid een belangrijk
thema in de EU, zoals wordt bevestigd door meer dan 90 % van de reacties
op de openbare raadpleging en de perceptie van EU-burgers. Dit blijkt ook uit
onderzoek[32],
waarin benadrukt wordt dat er een significante kloof is tussen kennis en
praktijk voor wat betreft de strategieën voor patiëntveiligheid en gesteld
wordt dat een aanzienlijk deel van de Europese burgers daardoor het risico
loopt geen optimale zorg te ontvangen. In dit verband is de Commissie van mening dat er
behoefte is aan verdere inspanningen op EU-niveau om de lidstaten te
ondersteunen bij het verbeteren van de patiëntveiligheid en de zorgkwaliteit.
De volgende maatregelen kunnen van bijzonder belang zijn voor de verdere
EU-actie, in nauwe samenwerking met de lidstaten en belanghebbenden:
een
gemeenschappelijke definitie van de zorgkwaliteit en verdere steun voor de
ontwikkeling van een gemeenschappelijke terminologie, gemeenschappelijke
indicatoren en onderzoek naar patiëntveiligheid;
EU-samenwerking op
het gebied van patiëntveiligheid en zorgkwaliteit door uitwisseling van
goede praktijken en doeltreffende oplossingen. Deze kan voortbouwen op de
huidige gezamenlijke actie en worden uitgebreid naar andere onderwerpen
die door de lidstaten en belanghebbenden worden vastgesteld;
de ontwikkeling van
richtsnoeren over hoe informatie over de kwaliteit van de zorg aan
patiënten moet worden verstrekt;
ontwikkeling samen
met de lidstaten van een EU-model met patiëntveiligheidsnormen en
zorgkwaliteit voor een gemeenschappelijke interpretatie van dit begrip in
de EU;
nadenken met de
lidstaten over de kwestie van verhaal, als bedoeld in Richtlijn
2011/24/EU;
stimulering van de
ontwikkeling van opleidingen voor patiënten, families en mantelzorgers,
mede met gebruik van ICT-hulpmiddelen; regelmatige actualisering en
verspreiding van de gids voor onderwijs en opleidingen op het gebied van
patiëntveiligheid voor medewerkers in de gezondheidszorg; en
bevordering van meldingen als hulpmiddel om een
patiëntveiligheidscultuur tot stand te brengen; regelmatige actualisering
en verspreiding van de gids voor het opzetten en het gebruik van meldings‑
en leersystemen.
Deze maatregelen kunnen ook een optimale uitvoering
van Richtlijn 2011/24/EU ondersteunen. [1] Aanbeveling
(2009 C 151/01) van de Raad van 9 juni 2009 betreffende patiëntveiligheid, met
inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties (PB C 151 van
3.7.2009, blz. 6). [2] Verslag
van de Commissie aan de Raad op basis van verslagen van de lidstaten over de
uitvoering van de aanbeveling van de Raad (2009/C 151/01) betreffende
patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van
zorginfecties (COM(2012) 658 definitief.). [3] Verslag
van de openbare raadpleging over patiëntveiligheid en kwaliteit van de
gezondheidszorg, juni 2014;
http://ec.Europa.eu/health/patient_safety/policy/index_nl.htm [4] Eurobarometer
B80.2 Patiëntveiligheid en kwaliteit van de gezondheidszorg, gepubliceerd in
juni 2014; http://ec.europa.eu/health/patient_safety/policy/index_nl.htm [5] DE
stuurde offline een gedeeltelijk antwoord, die is meegenomen in de analyse. [6] Wanneer
de Deense antwoorden van regionaal en nationaal niveau identiek zijn, worden
zij weergegeven als die van Denemarken. [7] Geen
informatie van DE. [8] Alleen
volledige antwoorden op de vragen, d.w.z. inclusief bewijsstukken of met
voorbeelden, werden aanvaard. [9] Zie http://ec.europa.eu/health/patient_safety/events/index_en.htm [10] Zie http://www.pasq.eu/ [11] Belangrijkste
bevindingen en aanbevelingen over onderwijs en opleidingen in patiëntveiligheid
in heel Europa. Verslag van de werkgroep van de Commissie over
patiëntveiligheid en zorgkwaliteit. April 2014
http://ec.europa.eu/health/patient_safety/policy/index_nl.htm [12] Belangrijkste
bevindingen en aanbevelingen inzake meldings- en leersystemen voor
patiëntveiligheidsincidenten in heel Europa. Verslag van de werkgroep van de
Commissie over patiëntveiligheid en zorgkwaliteit. April 2014
http://ec.europa.eu/health/patient_safety/policy/index_nl.htm [13] http://www.who.int/patientsafety/implementation/taxonomy/conceptual_framework/en/ [14] http://www.oecd.org/health/health-systems/healthcarequalityindicators.htm [15] Verordening
(EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 over
communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op
geneesmiddelen en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, zoals gewijzigd
bij Richtlijn (EU) nr. 1235/2010 van 15 december 2010;
Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001
tot vaststelling van een communautair wetboek voor geneesmiddelen voor
menselijk gebruik, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) nr. 2010/84/EU van
15 december 2010; [16] Groenboek over mobiele Gezondheid
("mHealth") COM (2014) 219 definitief. [17] Verordening
(EG) nr. 282/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 over
het invoeren van een derde Programma voor maatregelen van de Unie op het gebied
van gezondheid (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1350/2007/EG (PB L
86 van 21.3.2014, blz. 1). [18] Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de
Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het
kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van
Besluit nr. 1982/2006/EG. [19] Richtlijn
2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011
betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende
gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45). [20] Uitvoeringsbesluit
2012/506/EU van de Commissie tot wijziging van Beschikking 2002/253/EG tot
vaststelling van gevalsdefinities voor het melden van overdraagbare ziekten aan
het communautaire netwerk krachtens Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees
Parlement en de Raad (PB L 262 van 27.9. 2012, blz. 40). [21] Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van
22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de
gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van
5.11.2013, blz. 1).. [22] Besluit nr. 1082/2013/EG van het Europees Parlement en de Raad van
22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de
gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293
van 5.11.2013, blz. 1) [23] Zorginfecties vallen onder het Beschikking nr. 1082/2013/EG. [24] Point
prevalence survey of healthcare-associated infections and antimicrobial use in European
acute care hospitals, 2011-2012. Stockholm: ECDC; 2013 [25] Point
prevalence survey of healthcare-associated infections and antimicrobial use in
European long-term care facilities. April–mei 2013. Stockholm: ECDC; 2014;
Point prevalence survey of healthcare-associated infections and antimicrobial
use in European long-term care facilities. Mei-september 2010. Stockholm: ECDC; ECDC; 2014 (beide in druk) [26] Systematic
review and evidence-based guidance on perioperative antibiotic prophylaxis. Stockholm: ECDC; 2013 [27] Deze
belangrijke onderdelen zijn: 1) organisatie van infectiebestrijding op
ziekenhuisniveau; 2) bedbezetting, personeelsbezetting, werkdruk en
verpleegkundigen op oproepbasis/uitzendkrachten; 3) ergonomische aspecten; 4)
juist gebruik van de richtsnoeren; 5) onderwijs en opleiding; 6) auditing; 7)
bewaking en feedback; 8) multimodale en multidisciplinaire preventieprogramma's
met inachtneming van de beginselen van gedragsverandering; 9) betrekken van
deskundigen bij preventieprogramma's; en 10) de rol van een positieve
organisatiecultuur. Zingg W., Holmes A.,
Dettenkofer M, e.a. Hospital organisation, management, and structure
in the context of healthcare-
associated infection prevention: a systematic review. Lancet Infect Dis
2014: in druk. [28] Europees
Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding; Core competencies for
infection control and hospital hygiene professionals in the European Union.
Stockholm: ECDC; 2013. [29] Europees
Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC); Point prevalence survey
of healthcare-associated infections and antimicrobial use in European acute
care hospitals: 2011-12. Stockholm: ECDC: 2013. [30] Verslag
van de Commissie aan de Raad op basis van verslagen van de lidstaten over de
uitvoering van de aanbeveling van de Raad (2009/C 151/01) betreffende
patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van
zorginfecties (COM(2012) 658 definitief.). [31] Zo zal
het ECDC een register van bestaande handleidingen en andere documenten
ontwikkelen, om de uitwisseling van beste praktijken en de ontwikkeling van
dergelijke documenten te bevorderen op plaatsen waar deze nog niet bestaan.
Voorts zal het ECDC een bewakings-en evaluatiesysteem ontwikkelen, met een
reeks indicatoren voor het beoordelen van de uitvoering van nationale
strategieën/actieplannen en hun succes in het verbeteren van preventie en
bestrijding van zorginfecties. [32] Sunol,
R. e a. 2014, Evidence-based organisation and patient safety strategies in
European hospitals. International
Journal for Quality in Health Care 2014; blz. 1-9.