Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013PC0926

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben

    /* COM/2013/0926 final - 2013/0444 (NLE) */

    52013PC0926

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben /* COM/2013/0926 final - 2013/0444 (NLE) */


    TOELICHTING

    1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Mensen die blind of visueel gehandicapt zijn of een andere leeshandicap hebben, moeten net als anderen toegang hebben tot boeken en ander drukwerk, willen zij volwaardig en doeltreffend kunnen participeren in de samenleving. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn er wereldwijd naar schatting 285 miljoen visueel gehandicapten: 39 miljoen blinden en 246 miljoen slechtzienden[1]. Volgens de Wereldblindenunie is in Europa slechts 5% van de gepubliceerde boeken verkrijgbaar in een voor visueel gehandicapten toegankelijke vorm; in ontwikkelingslanden – waar zo’n 90% van alle visueel gehandicapten woont – zelfs maar 1%[2].

    Exemplaren van boeken in toegankelijke vorm worden tegenwoordig doorgaans op nationaal niveau vervaardigd en verspreid door gespecialiseerde organisaties, zoals blindenbibliotheken. Dat gebeurt in licentie of op grond van beperkingen van of uitzonderingen op het auteursrecht. Er is echter geen internationaal rechtskader voor grensoverschrijdende uitwisseling van werken in toegankelijke vorm die op grond van beperkingen van of uitzonderingen op het auteursrecht worden vervaardigd. Dat leidt ertoe dat dubbel werk wordt verricht, zelfs als het gaat om landen waar dezelfde taal wordt gebruikt. Dat is een probleem omdat het vervaardigen van exemplaren in toegankelijke vorm duur is en de verantwoordelijke organisaties over beperkte middelen beschikken.

    Sinds januari 2011 is de Europese Unie gebonden door het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, dat het recht op toegang tot informatie (artikel 21) en het recht op deelname aan het culturele leven op voet van gelijkheid met anderen (artikel 30) vastlegt. Dit verdrag is een integrerend onderdeel van de rechtsorde van de EU geworden. Vijfentwintig lidstaten zijn partij bij het verdrag en in drie landen is de ratificatieprocedure nog aan de gang.

    In 2009 zijn in de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) onderhandelingen begonnen over een mogelijk internationaal verdrag tot vaststelling van beperkingen van en uitzonderingen op het auteursrecht ten behoeve van blinden, visueel gehandicapten en personen met een andere leeshandicap, teneinde de grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm te vergemakkelijken.

    Op 26 november 2012 heeft de Raad een besluit vastgesteld waarbij hij de Commissie machtigt aan deze onderhandelingen deel te nemen namens de Europese Unie[3]. De WIPO-onderhandelingen zijn met succes afgesloten op de diplomatieke conferentie die van 17 tot 28 juni 2013 in Marrakesh plaatsvond. Deze leidde tot de goedkeuring op 27 juni 2013 van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (hierna “het verdrag” genoemd).

    Het verdrag bevat een aantal internationale voorschriften die ervoor zorgen dat er op nationaal niveau beperkingen en uitzonderingen op het auteursrecht gelden ten behoeve van blinden, visueel gehandicapten en personen met een andere leeshandicap, eb de grensoverschrijdende uitwisseling mogelijk maken van exemplaren in toegankelijke vorm, die vervaardigd zijn in een partij bij het verdrag op grond van een beperking of uitzondering op het auteursrecht.

    Met dit voorstel voor een besluit van de Raad verzoekt de Commissie de Raad om toestemming voor de ondertekening van het verdrag namens de Europese Unie, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een later tijdstip.

    2.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    De begunstigden van het verdrag zijn personen die blind zijn, een visuele handicap of een waarnemings- of leeshandicap hebben, of anderszins, ten gevolge van een fysieke handicap, niet in staat zijn een boek vast te houden of te hanteren, dan wel scherp te zien of hun ogen te bewegen in een mate die gewoonlijk voor het lezen aanvaardbaar wordt geacht.

    Het verdrag verplicht de verdragsluitende partijen ertoe om ervoor te zorgen dat hun nationale auteursrechtwetgeving voorziet in beperkingen van of uitzonderingen op het reproductierecht, het distributierecht en het recht van terbeschikkingstelling aan het publiek, teneinde de beschikbaarheid van werken in een toegankelijke vorm voor begunstigden te vergemakkelijken[4]. De verdragsluitende partijen kunnen beslissen die beperkingen of uitzonderingen alleen te laten gelden voor gevallen waarin exemplaren in toegankelijke vorm voor begunstigden op hun grondgebied commercieel niet op redelijke voorwaarden verkrijgbaar zijn. In de EU wordt in artikel 5, lid 3, onder b), van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij[5] al voorzien in een facultatieve beperking of restrictie op deze rechten ten aanzien van het gebruik ten behoeve van mensen met een handicap, dat direct met de handicap verband houdt en van niet-commerciële aard is en voor zover het wegens de betrokken handicap noodzakelijk is. In tegenstelling tot het verdrag is artikel 5, lid 3, onder b), van Richtlijn 2001/29/EG niet beperkt tot een specifieke handicap. Bovendien staat het de lidstaten vrij om deze beperking of restrictie al dan niet ten uitvoer te leggen. Het is thans echter vaste jurisprudentie dat de beoordelingsmarge waarover de lidstaten beschikken wanneer zij gebruikmaken van de in artikel 5 van Richtlijn 2001/29/EG bedoelde beperkingen of restricties, moet worden uitgeoefend binnen de door het recht van de Unie opgelegde grenzen[6].

    In het verdrag worden “werken” gedefinieerd als werken van letterkunde en kunst in de zin van artikel 2, lid 1, van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (hierna “Berner Conventie” genoemd), in de vorm van tekst, notatie of daarmee samenhangende illustraties, ongeacht of deze zijn gepubliceerd of anderszins in enig medium aan het publiek ter beschikking zijn gesteld. Volgens het verdrag omvat de definitie ook luisterboeken.

    Een “exemplaar in toegankelijke vorm” is een exemplaar in een andere vorm of een ander formaat dan waarin het werk is gepubliceerd, waardoor het voor begunstigden even gemakkelijk toegankelijk wordt als voor zienden. Exemplaren in toegankelijke vorm moeten uitsluitend voor begunstigden zijn bedoeld en de integriteit van het oorspronkelijke werk eerbiedigen.

    “Toegelaten entiteiten”, waarmee bedoeld worden overheidsinstellingen of andere organisaties die aan blinden, visueel gehandicapten of andere personen met een leeshandicap zonder winstoogmerk onderwijs, opleiding, aangepast lezen of toegang tot informatie bieden, mogen exemplaren in toegankelijke vorm die op grond van een beperking of uitzondering op het auteursrecht zijn vervaardigd, exporteren. Dergelijke entiteiten moeten erop toezien dat exemplaren in toegankelijke vorm uitsluitend aan begunstigden worden verstrekt. Zij moeten de reproductie, verspreiding en terbeschikkingstelling van ongeoorloofde kopieën ontmoedigen, bij alle handelingen met de exemplaren de nodige zorgvuldigheid betrachten en alle handelingen met betrekkingen tot deze exemplaren registreren.

    De verdragsluitende partijen mogen de uitvoer van exemplaren in toegankelijke vorm slechts toestaan als zij ervoor zorgen dat de door hen toegepaste beperkingen of uitzonderingen op het reproductierecht, het distributierecht en het recht op terbeschikkingstelling aan het publiek worden onderworpen aan de driestappentoets, ofwel doordat zij partij zijn bij het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht ofwel door deze beperkingen en uitzonderingen anderszins te beperken tot bepaalde bijzondere gevallen die geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van het werk en de wettige belangen van de rechthebbende niet op ongerechtvaardigde wijze schaden.

    Het verdrag bepaalt dat indien een verdragsluitende partij toestaat dat een begunstigde of een toegelaten entiteit een exemplaar van een werk in toegankelijke vorm vervaardigt, ook de invoer van dergelijke exemplaren toegestaan moet zijn.

    Verdragsluitende partijen dienen indien nodig passende maatregelen te treffen om te waarborgen dat wanneer zij passende wettelijke bescherming en doeltreffende rechtsmiddelen tegen het omzeilen van doeltreffende technologische maatregelen bieden, die wettelijke bescherming begunstigden niet verhindert gebruik te maken van de beperkingen en uitzonderingen waarin dit verdrag voorziet. In een gelijkwaardige verplichting wordt reeds voorzien in artikel 6, lid 4, van Richtlijn 2001/29/EG.

    Het verdrag verplicht de verdragsluitende partijen ertoe de privacy van begunstigden te beschermen en samen te werken om de grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm te vergemakkelijken. De WIPO zal een informatietoegangspunt instellen waar toegelaten entiteiten gemakkelijker informatie over elkaar kunnen krijgen. Met het verdrag worden toelaten entiteiten bovendien aangemoedigd informatie te verstrekken aan belanghebbenden en het publiek over hun beleid en werkwijze.

    In het verdrag wordt bevestigd dat het de verdragsluitende partijen vrijstaat de meest geschikte methode voor de tenuitvoerlegging van dit verdrag te bepalen, overeenkomstig hun eigen rechtsstelsel en rechtspraktijk. Zij dienen echter te voldoen aan hun bestaande internationale verplichtingen op grond van de Berner Conventie, de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom en het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht. Het verdrag erkent dat de verdragsluitende partijen ten behoeve van begunstigden en personen met andere handicaps andere, buiten het toepassingsgebied van het verdrag vallende beperkingen en uitzonderingen kunnen handhaven of invoeren.

    De artikelen 13 t/m 22 bevatten administratieve en procedurele bepalingen die sterk lijken op die van het op 24 juni 2012 aangenomen verdrag van Peking inzake audiovisuele uitvoeringen. Het verdrag treedt in werking als het door twintig partijen is geratificeerd.

    De Europese Unie kan partij worden bij het verdrag doordat zij op de diplomatieke conferentie heeft verklaard dat zij bevoegd is en een eigen wetgeving heeft die al haar lidstaten bindt ten aanzien van aangelegenheden die in het verdrag worden geregeld, en dat zij overeenkomstig haar interne procedures naar behoren gemachtigd is om partij te worden. De Europese Unie heeft tevens op 28 juni 2013 de slotakte van de diplomatieke conferentie ondertekend. Het verdrag staat gedurende een jaar na de aanneming open voor ondertekening door iedere in aanmerking komende partij.

    De Commissie is tevreden over de resultaten van de onderhandelingen en verzoekt de Raad haar te machtigen tot ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben.

    Gezien het onderwerp van het verdrag dient het besluit van de Raad gebaseerd te zijn op de artikelen 114 en 207, alsmede artikel 218, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

    2013/0444 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 114 en 207, juncto artikel 218, lid 5,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)       Sinds 22 januari 2011 is de Europese Unie gebonden door het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, waarvan de bepalingen een integrerend onderdeel van de rechtsorde van de Europese Unie zijn geworden[7].

    (2)       Op 26 november 2012 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie onderhandelingen te voeren over een internationale overeenkomst binnen de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake verbeterde toegang tot boeken voor personen met een leesbeperking.

    (3)       De onderhandelingen zijn met succes afgesloten op de diplomatieke conferentie die van 17 tot 28 juni 2013 plaatsvond, en het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (hierna “het verdrag” genoemd) is op 27 juni 2013 aangenomen.

    (4)       Het verdrag bevat een aantal internationale voorschriften die ervoor zorgen dat er op nationaal niveau beperkingen en uitzonderingen op het auteursrecht gelden ten behoeve van blinden, visueel gehandicapten en personen met een andere leeshandicap, en de grensoverschrijdende uitwisseling mogelijk maken van exemplaren in toegankelijke vorm die op grond van beperkingen of uitzonderingen op het auteursrecht zijn vervaardigd.

    (5)       Het verdrag staat gedurende een jaar na de aanneming ervan open voor ondertekening door iedere in aanmerking komende partij. Het dient namens de Europese Unie te worden ondertekend, behoudens de sluiting ervan op een latere datum,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De ondertekening namens de Unie van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, wordt goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van dit verdrag op een latere datum.

    Artikel 2

    Het secretariaat-generaal van de Raad stelt het volmachtinstrument op waarbij de persoon (personen) die daartoe door de Europese Commissie is (zijn) aangewezen, machtiging wordt verleend het verdrag, onder voorbehoud van de sluiting ervan, te ondertekenen.

    Artikel 3

    Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

    Gedaan te Brussel,

                                                                           Voor de Raad

                                                                           De voorzitter

    [1]               Factsheet nr. 282, juni 2012: http://www.who.int

    [2]               http://www.worldblindunion.org

    [3]               Besluit van de Raad inzake de deelname van de Europese Unie aan de onderhandelingen voor een internationale overeenkomst binnen de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake verbeterde toegang tot boeken voor personen met een leesbeperking (16259/12 EU RESTRICTED).

    [4]               De verdragsluitende partijen kunnen ook voorzien in een beperking van of uitzondering op het recht van openbare opvoering en uitvoering en, volgens bijgevoegde gemeenschappelijke verklaring, op het recht van vertaling, binnen de grenzen die de Berner Conventie stelt.

    [5]               PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10-19.

    [6]               Zie bijvoorbeeld zaak C-145/10, Eva Maria Painer, punt 104.

    [7]               Besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35.

    BIJLAGE

    bij het voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben

    VERDRAG VAN MARRAKESH TOT BEVORDERING VAN DE TOEGANG TOT GEPUBLICEERDE WERKEN VOOR PERSONEN DIE BLIND ZIJN, VISUEEL GEHANDICAPT OF ANDERSZINS EEN LEESHANDICAP HEBBEN

    Preambule

    De verdragsluitende partijen,

    Herinnerende aan de beginselen van non-discriminatie, gelijke kansen, toegankelijkheid en volwaardige en effectieve participatie en integratie in de samenleving, zoals die zijn vervat in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap,

    Indachtig de problemen die afbreuk doen aan de volledige ontwikkeling van personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap en hen beperken in hun vrijheid van meningsuiting, met inbegrip van de vrijheid om op voet van gelijkheid met anderen informatie en denkbeelden te vergaren, te ontvangen en te verstrekken via elk communicatiemiddel van hun keuze, het genot van het recht op onderwijs en de mogelijkheid om onderzoek te verrichten,

    Wijzende op het belang van de bescherming van het auteursrecht als aansporing of beloning voor het scheppen van werken van letterkunde en kunst en het belang om het voor iedereen, met inbegrip van personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap, mogelijk te maken deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, te genieten van kunst en om deel te hebben aan wetenschappelijke vooruitgang en de vruchten daarvan,

    Zich bewust van de belemmeringen waarmee personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap bij de toegang tot gepubliceerde werken worden geconfronteerd met het oog op gelijke kansen in de samenleving, en de noodzaak zowel het aantal werken in toegankelijke formaten te vergroten als de verspreiding van dergelijke werken te verbeteren,

    In aanmerking nemende dat de meerderheid van personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap in ontwikkelingslanden of minst ontwikkelde landen leeft,

    Erkennende dat, ondanks de verschillen tussen de nationale auteursrechtwetgevingen, de positieve effecten van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën op het leven van personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap kunnen worden vergroot door middel van een versterkt internationaal rechtskader,

    Erkennende dat, hoewel veel lidstaten in hun nationale wetgeving beperkingen en uitzonderingen voor personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap hebben opgenomen, er niettemin nog steeds onvoldoende werken in een voor dergelijke personen toegankelijke vorm beschikbaar zijn, dat aanzienlijke middelen noodzakelijk zijn om werken voor dergelijke personen toegankelijk te maken en dat de gebrekkige mogelijkheden voor de grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm tot dubbel werk leiden,

    Erkennende zowel het belang van de rol van de rechthebbenden bij het toegankelijk maken van hun werken voor personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap als het belang van passende beperkingen en uitzonderingen om werken voor deze personen toegankelijk te maken, met name wanneer de markt die toegang niet kan bieden,

    Erkennende dat een evenwicht moet worden bewaard tussen doeltreffende bescherming van de rechten van auteurs en het bredere algemene belang, met name wat onderwijs, onderzoek en toegang tot informatie betreft, en dat dit evenwicht de effectieve en tijdige toegang tot werken ten behoeve van personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap moet vergemakkelijken.

    Bevestigende de verplichtingen van de verdragsluitende partijen conform bestaande internationale verdragen inzake de bescherming van auteursrechten en het belang en de flexibiliteit van de driestappentoets bedoeld in artikel 9, lid 2, van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst en andere internationale instrumenten,

    Wijzende op het belang van de aanbevelingen in het kader van de ontwikkelingsagenda, als vastgesteld in 2007 door de algemene vergadering van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO), die ervoor moeten zorgen dat op ontwikkeling gerichte overwegingen integraal deel uitmaken van het werk van de organisatie,

    Erkennende het belang van het internationale auteursrechtenstelsel en wensende beperkingen en uitzonderingen te harmoniseren teneinde de toegang tot en het gebruik van werken door personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap te vergemakkelijken,

    Zijn het volgende overeengekomen:

    Artikel 1 – Verhouding tot andere overeenkomsten en verdragen

    Niets in dit verdrag houdt een afwijking in van verplichtingen die de verdragsluitende partijen jegens elkaar bij andere verdragen zijn aangegaan, of doet afbreuk aan rechten die voor een verdragsluitende partij uit andere verdragen voortvloeien.

    Artikel 2 – Definities

    Voor de toepassing van dit verdrag wordt verstaan onder:

    a)           “werken”: werken van letterkunde en kunst in de zin van artikel 2, lid 1, van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, in de vorm van tekst, notatie of daarmee samenhangende illustraties, ongeacht of deze zijn gepubliceerd of anderszins in enig medium aan het publiek ter beschikking zijn gesteld[1];

    b)           “exemplaar in toegankelijke vorm”: een exemplaar van een werk in een alternatieve vorm of een alternatief formaat waarmee het voor een begunstigde toegankelijk wordt, onder meer om de toegang tot het werk voor de begunstigde even eenvoudig en gemakkelijk te maken als voor een persoon zonder visuele handicap of andere leeshandicap. Exemplaren in toegankelijke vorm worden uitsluitend door begunstigden gebruikt en moeten de integriteit van het oorspronkelijke werk bewaren, met inachtneming van de aanpassingen die nodig zijn om het werk in het alternatieve formaat toegankelijk te maken en de behoeften van de begunstigden op dat vlak;

    c)           “toegelaten entiteit”: een entiteit die door de overheid is gemachtigd of erkend voor het aanbieden, zonder winstoogmerk, van onderwijs, opleiding, aangepast lezen of toegang tot informatie voor begunstigden. Deze term omvat tevens overheidsinstellingen of organisaties zonder winstoogmerk die deze zelfde diensten aanbieden aan begunstigden als een van hun hoofdactiviteiten of in het kader van hun institutionele verplichtingen[2].

    Toegelaten entiteiten stellen hun eigen werkwijzen vast en passen die toe:

    i)       om te bepalen of de personen die zij bedienen, tot de begunstigden behoren;

    ii)      om de distributie en terbeschikkingstelling van exemplaren in toegankelijke vorm te beperken tot begunstigden en/of toegelaten entiteiten;

    iii)     om de reproductie, distributie en terbeschikkingstelling van niet-toegelaten kopieën te ontmoedigen; en

    iv)     om de nodige zorgvuldigheid te betrachten en een registratie bij te houden van alle handelingen met exemplaren van werken, en daarbij de privacy van de begunstigden overeenkomstig artikel 8 te eerbiedigen.

    Artikel 3 – Begunstigden

    Begunstigden zijn personen die:

    a)           blind zijn;

    b)           een visuele handicap of een waarnemings- of leeshandicap hebben die niet zodanig kan worden verholpen dat het gezichtsvermogen wezenlijk gelijkwaardig kan worden gemaakt aan dat van een persoon zonder een dergelijke handicap, met als gevolg dat betrokkenen niet in staat zijn gedrukte werken te lezen in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder handicap[3]; of

    c)           anderszins, ten gevolge van een fysieke handicap, niet in staat zijn een boek vast te houden of te hanteren, dan wel scherp te zien of hun ogen te bewegen in een mate die gewoonlijk voor het lezen aanvaardbaar wordt geacht;

    ongeacht eventuele andere handicaps.

    Artikel 4 – Beperkingen en uitzonderingen in het nationale recht inzake exemplaren in een toegankelijke vorm

    1.           a)      De verdragsluitende partijen zorgen ervoor dat hun nationale auteursrechtwetgeving voorziet in beperkingen van of uitzonderingen op het reproductierecht, het distributierecht en het recht van terbeschikkingstelling aan het publiek, waarin in het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht is voorzien, teneinde de beschikbaarheid van werken in een toegankelijke vorm voor begunstigden te vergemakkelijken. De beperking of uitzondering waarin het nationale recht voorziet, dient de aanpassingen toe te staan die noodzakelijk zijn om het werk in het alternatieve formaat toegankelijk te maken.

    b)      De verdragsluitende partijen kunnen ook voorzien in een beperking van of uitzondering op het recht van openbare opvoering en uitvoering, teneinde de toegang tot de werken voor begunstigden te vergemakkelijken.

    2.           Een verdragsluitende partij kan aan artikel 4, lid 1, voor alle daarin genoemde rechten voldoen door in haar nationale auteursrechtwetgeving te voorzien in een zodanige beperking of uitzondering dat:

    a)      het toegelaten entiteiten is toegestaan om, zonder toestemming van de houder van het auteursrecht, van een werk een exemplaar in toegankelijke vorm te vervaardigen, van een andere toegelaten entiteit een exemplaar in toegankelijke vorm te verkrijgen en deze exemplaren aan begunstigden te doen toekomen op welke wijze ook, inclusief door niet-commerciële uitlening of via een bedrade of draadloze verbinding, en alle tussenstappen uit te voeren om die doelstellingen te bereiken, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    i)       de toegelaten entiteit die genoemde activiteit wenst te verrichten, heeft wettige toegang tot het werk in kwestie of een exemplaar van dat werk;

    ii)      het werk wordt omgezet in een exemplaar in toegankelijke vorm, waarbij elk voor de navigatie in het toegankelijke formaat benodigd middel kan worden toegepast, maar geen andere wijzigingen worden aangebracht dan die welke noodzakelijk zijn om het werk voor de begunstigde toegankelijk te maken;

    iii)     deze exemplaren in toegankelijke vorm worden uitsluitend verstrekt met het oog op gebruik door begunstigden; en

    iv)     de activiteit wordt zonder winstoogmerk ondernomen;

    en

    b)      een begunstigde of iemand die namens deze optreedt, zoals diens verzorger, van een werk een exemplaar in toegankelijke vorm mag vervaardigen voor persoonlijk gebruik door de begunstigde of anderszins de begunstigde mag bijstaan bij het vervaardigen en gebruiken van exemplaren in toegankelijke vorm, mits de begunstigde wettige toegang heeft tot het werk of een exemplaar van het werk.

    3.           Een verdragsluitende partij kan aan artikel 4, lid 1, voldoen door in haar nationale auteursrechtwetgeving te voorzien in andere beperkingen of uitzonderingen als bedoeld in de artikelen 10 en 11[4].

    4.           Een verdragsluitende partij mag de in dit artikel bedoelde beperkingen of uitzonderingen beperken tot werken die door begunstigden op die markt in een bepaalde toegankelijke vorm commercieel niet op redelijke voorwaarden kunnen worden verkregen. Elke verdragsluitende partij die van deze mogelijkheid gebruikmaakt, verklaart zulks in een bij de directeur-generaal van de WIPO neergelegde verklaring bij gelegenheid van de bekrachtiging of aanvaarding van of toetreding tot dit verdrag, dan wel op enig later tijdstip[5].

    5.           Het is aan het nationale recht om te bepalen of voor krachtens dit artikel vastgestelde beperkingen of uitzonderingen een vergoeding verschuldigd is.

    Artikel 5 – Grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in een toegankelijke vorm

    1.           De verdragsluitende partijen bepalen dat indien een exemplaar in toegankelijke vorm is vervaardigd krachtens een beperking of uitzondering dan wel krachtens de wet, dat exemplaar door een toegelaten entiteit mag worden verspreid of ter beschikking gesteld aan een begunstigde of een toegelaten entiteit in een andere verdragsluitende partij[6].

    2.           Een verdragsluitende partij kan aan artikel 5, lid 1, voldoen door in haar nationale auteursrechtwetgeving te voorzien in een zodanige beperking of uitzondering dat:

    a)      het toegelaten entiteiten wordt toegestaan om exemplaren in toegankelijke vorm zonder toestemming van de rechthebbende te verspreiden of ter beschikking te stellen, voor exclusief gebruik door de begunstigde, aan een toegelaten entiteit in een andere verdragsluitende partij; en

    b)      het toegelaten entiteiten wordt toegestaan om exemplaren in toegankelijke vorm zonder toestemming van de rechthebbende en overeenkomstig artikel 2, onder c), te verspreiden of ter beschikking te stellen aan een begunstigde in een andere verdragsluitende partij;

    mits de verzendende toegelaten autoriteit vóór de verspreiding of de terbeschikkingstelling niet wist of geen gronde redenen had om te vermoeden dat het exemplaar in toegankelijke vorm door anderen dan begunstigden zou worden gebruikt[7].

    3.           Een verdragsluitende partij kan aan artikel 5, lid 1, voldoen door in haar nationale auteursrechtwetgeving te voorzien in andere beperkingen of uitzonderingen als bedoeld in artikel 5, lid 4, en de artikelen 10 en 11.

    4.           a)      Wanneer een toegelaten entiteit in een verdragsluitende partij overeenkomstig artikel 5, lid 1, exemplaren in toegankelijke vorm ontvangt en die verdragsluitende partij geen verplichtingen heeft overeenkomstig artikel 9 van de Berner Conventie, ziet zij er volgens haar eigen rechtsstelsel en rechtspraktijk op toe dat de exemplaren in toegankelijke vorm in het rechtsgebied van die verdragsluitende partij slechts worden verveelvoudigd, verspreid of ter beschikking gesteld ten behoeve van begunstigden;

    b)      De verspreiding en de beschikbaarstelling van exemplaren in toegankelijke vorm door een toegelaten entiteit overeenkomstig artikel 5, lid 1, wordt beperkt tot dat rechtsgebied, tenzij de verdragsluitende partij partij is bij het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht of beperkingen en uitzonderingen bij de toepassing van dit verdrag op het recht van verspreiding en terbeschikkingstelling aan het publiek anderszins beperkt tot bepaalde bijzondere gevallen die geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van het werk en de wettige belangen van de rechthebbende niet op ongerechtvaardigde wijze schaden[8],[9];

    c)      Niets in dit artikel is van invloed op de bepaling van wat als verspreiding of terbeschikkingstelling aan het publiek geldt.

    5.           Niets in dit verdrag mag worden toegepast om het vraagstuk van de uitputting van rechten aan te pakken.

    Artikel 6 – Invoer van exemplaren in toegankelijke vorm

    Indien het nationale recht van een verdragsluitende partij een begunstigde, een namens deze handelende persoon of een toegelaten entiteit toestaat om van een werk een exemplaar in toegankelijke vorm te vervaardigen, dient het nationale recht van die verdragsluitende partij hen tevens toe te staan om zonder toestemming van de rechthebbende een exemplaar in toegankelijke vorm in te voeren ten behoeve van begunstigden[10].

    Artikel 7 – Verplichtingen betreffende technologische maatregelen

    Verdragsluitende partijen treffen indien nodig passende maatregelen om te waarborgen dat wanneer zij passende wettelijke bescherming en doeltreffende rechtsmiddelen tegen het omzeilen van doeltreffende technologische maatregelen bieden, die wettelijke bescherming begunstigden niet verhindert gebruik te maken van de beperkingen en uitzonderingen waarin dit verdrag voorziet[11].

    Artikel 8 – Eerbiediging van de privacy

    Bij de toepassing van de beperkingen en uitzonderingen waarin dit verdrag voorziet, streven de verdragsluitende partijen ernaar de privacy van de begunstigden te beschermen op dezelfde wijze als die van anderen.

    Artikel 9 – Samenwerking ter vergemakkelijking van grensoverschrijdende uitwisseling

    1.           De verdragsluitende partijen streven ernaar de grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm te bevorderen door het vrijwillig delen van informatie aan te moedigen, teneinde toegelaten entiteiten te helpen elkaar te identificeren. Het internationaal bureau van de WIPO stelt voor dit doel een informatietoegangspunt in.

    2.           De verdragsluitende partijen verbinden zich ertoe hun toegelaten entiteiten die de in artikel 5 bedoelde activiteiten verrichten, bij te staan bij het ter beschikking stellen van informatie over hun activiteiten overeenkomstig artikel 2, onder c), door zowel het delen van informatie door toegelaten entiteiten als het ter beschikking stellen aan belanghebbenden en het publiek van informatie over hun beleid en werkwijze, ook wat betreft de grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm.

    3.           Het internationaal bureau van de WIPO wordt verzocht om, voor zover beschikbaar, informatie over de werking van dit verdrag te delen.

    4.           De verdragsluitende partijen erkennen het belang van internationale samenwerking en de bevordering daarvan ter ondersteuning van de nationale inspanningen om het doel van dit verdrag te verwezenlijken[12].

    Artikel 10 – Algemene beginselen betreffende de tenuitvoerlegging

    1.           De verdragsluitende partijen verbinden zich ertoe de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de toepassing van dit verdrag te verzekeren.

    2.           Niets belet de verdragsluitende partijen de meest geschikte methode voor de tenuitvoerlegging van dit verdrag te bepalen overeenkomstig hun eigen rechtsstelsel en rechtspraktijk[13].

    3.           Verdragsluitende partijen kunnen hun rechten en verplichtingen op grond van dit verdrag vervullen door in hun nationale rechtsstelsel en rechtspraktijk beperkingen of uitzonderingen specifiek ten behoeve van begunstigden op te nemen, of andere beperkingen of uitzonderingen, dan wel een combinatie daarvan. Dit kan onder meer inhouden dat ten behoeve van begunstigden rechterlijke, bestuurlijke of regelgevende vaststellingen ten aanzien van eerlijke praktijken, handelwijzen of gebruiksvormen worden gedaan om aan de behoeften van begunstigden te voldoen, in overeenstemming met de rechten en verplichtingen van de verdragsluitende partijen overeenkomstig de Berner Conventie en andere internationale verdragen en overeenkomstig artikel 11.

    Artikel 11 – Algemene verplichtingen inzake beperkingen en uitzonderingen

    Bij het vaststellen van maatregelen om de toepassing van dit verdrag te waarborgen, mag een verdragsluitende partij de rechten uitoefenen en voldoet zij aan de verplichtingen die voor die verdragsluitende partij voortvloeien uit de Berner Conventie, de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom en het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht, alsmede de overeenkomsten tot uitlegging daarvan, als volgt:

    a)           overeenkomstig artikel 9, lid 2, van de Berner Conventie mag een verdragsluitende partij in bijzondere gevallen het verveelvoudigen van werken toestaan, mits die verveelvoudiging geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk en de wettige belangen van de auteur niet op ongerechtvaardigde wijze schaadt;

    b)           overeenkomstig artikel 13 van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten houden de verdragsluitende partijen beperkingen van of uitzonderingen op uitsluitende rechten beperkt tot bepaalde bijzondere gevallen die niet in strijd zijn met de normale exploitatie van het werk en de legitieme belangen van de bezitter van het recht niet op onredelijke wijze schaden;

    c)           overeenkomstig artikel 10, lid 1, van het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht kunnen de verdragsluitende partijen voorzien in beperkingen van of uitzonderingen op de rechten die aan auteurs krachtens het WCT-verdrag zijn verleend, in bijzondere gevallen die geen afbreuk doen aan een normale exploitatie van het werk en die niet op ongerechtvaardigde wijze schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de auteur;

    d)           overeenkomstig artikel 10, lid 2, van het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht begrenzen de verdragsluitende partijen bij de toepassing van de Berner Conventie alle beperkingen van of uitzonderingen op de rechten tot bijzondere gevallen die geen afbreuk doen aan een normale exploitatie van het werk en die niet op ongerechtvaardigde wijze schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de auteur.

    Artikel 12 – Andere beperkingen en uitzonderingen

    1.           De verdragsluitende partijen erkennen dat een verdragsluitende partij in haar nationale recht andere beperkingen van of uitzonderingen op het auteursrecht ten behoeve van de begunstigden mag toepassen dan waarin bij dit verdrag is voorzien, met inachtneming van de economische situatie en de sociale en culturele behoeften van die verdragsluitende partij, in overeenstemming met de internationale rechten en verplichtingen van die verdragsluitende partij en, in het geval van een minst ontwikkeld land, rekening houdende met haar speciale behoeften en bijzondere internationale rechten en verplichtingen en flexibiliteitsbepalingen ten aanzien daarvan.

    2.           Dit verdrag laat andere in het nationale recht vastgestelde beperkingen en uitzonderingen ten behoeve van personen met een handicap onverlet.

    Artikel 13 – Algemene vergadering

    1.           a)      De verdragsluitende partijen hebben een algemene vergadering.

    b)      Iedere verdragsluitende partij wordt in de algemene vergadering vertegenwoordigd door één afgevaardigde, die zich kan doen bijstaan door plaatsvervangers, adviseurs en deskundigen.

    c)      De kosten van elke delegatie worden gedragen door de verdragsluitende partij die de delegatie heeft aangewezen. De algemene vergadering kan de WIPO om financiële bijstand vragen teneinde de deelname te vergemakkelijken van delegaties van verdragsluitende partijen die overeenkomstig de gevestigde praktijk van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties als ontwikkelingslanden worden beschouwd of die landen zijn die in de overgangsfase zijn naar een markteconomie.

    2.           a)      De algemene vergadering behandelt vraagstukken betreffende de instandhouding en de ontwikkeling van dit verdrag, alsmede betreffende de toepassing en de werking van dit verdrag.

    b)      De algemene vergadering vervult de functie die haar is verleend in artikel 15 met betrekking tot de toelating van bepaalde intergouvernementele organisaties om partij bij dit verdrag te worden.

    c)      De algemene vergadering beslist over de bijeenroeping van een diplomatieke conferentie tot herziening van dit verdrag en geeft de nodige instructies aan de directeur-generaal van de WIPO ter voorbereiding van zulk een diplomatieke conferentie.

    3.           a)      Iedere verdragsluitende partij die een staat is, heeft één stem en kan alleen uit eigen naam haar stem uitbrengen.

    b)      Iedere verdragsluitende partij die een intergouvernementele organisatie is, kan in plaats van haar lidstaten aan de stemming deelnemen met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van haar lidstaten dat partij is bij dit verdrag. Een dergelijke intergouvernementele organisatie neemt geen deel aan de stemming indien een van haar lidstaten zijn stemrecht uitoefent, en vice versa.

    4.           De algemene vergadering komt bijeen op uitnodiging van de directeur-generaal en, buitengewone omstandigheden daargelaten, in dezelfde periode en op dezelfde plaats als de algemene vergadering van de WIPO.

    5.           De algemene vergadering streeft ernaar haar beslissingen bij consensus te nemen en stelt haar reglement van orde vast, ook wat betreft de bijeenroeping van buitengewone zittingen, de vereisten voor een quorum en, behoudens de bepalingen van dit verdrag, de vereiste meerderheid voor verschillende soorten beslissingen.

    Artikel 14 – Internationaal bureau

    Het internationaal bureau van de WIPO verricht de administratieve taken betreffende het verdrag.

    Artikel 15 – Voorwaarden om partij bij het verdrag te kunnen worden

    1.           Iedere lidstaat van de WIPO kan partij worden bij dit verdrag.

    2.           De vergadering kan besluiten of zij een intergouvernementele organisatie als partij bij dit verdrag toelaat, die verklaart dat zij bevoegd is betreffende aangelegenheden die in dit verdrag worden geregeld en eigen wetgeving heeft die al haar lidstaten ten aanzien daarvan bindt, en dat zij overeenkomstig haar interne procedures naar behoren gemachtigd is om partij bij dit verdrag te worden.

    3.           De Europese Unie, die op de diplomatieke conferentie die dit verdrag heeft aangenomen, de in lid 2 bedoelde verklaring heeft afgelegd, kan partij worden bij dit verdrag.

    Artikel 16 – Rechten en verplichtingen voortvloeiende uit het verdrag

    Behoudens uitdrukkelijke andersluidende bepalingen in dit verdrag geniet iedere verdragsluitende partij alle rechten en aanvaardt zij alle verplichtingen die uit dit verdrag voortvloeien.

    Artikel 17 – Ondertekening van het verdrag

    Dit verdrag staat open voor ondertekening door iedere in aanmerking komende partij op de diplomatieke conferentie van Marrakesh en vervolgens, gedurende een jaar na de aanneming van dit verdrag, op het hoofdkantoor van de WIPO.

    Artikel 18 – Inwerkingtreding van het verdrag

    Dit verdrag treedt in werking drie maanden nadat 20 in aanmerking komende partijen, als bedoeld in artikel 15, hun akten van bekrachtiging of toetreding hebben neergelegd.

    Artikel 19 – Datum waarop het verdrag voor partijen van kracht wordt

    Dit verdrag bindt:

    a)           de 20 in aanmerking komende partijen bedoeld in artikel 18, vanaf de datum waarop dit verdrag in werking is getreden;

    b)           iedere andere in aanmerking komende partij als bedoeld in artikel 15, na het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van nederlegging van haar akte van bekrachtiging of toetreding bij de directeur-generaal van de WIPO.

    Artikel 20 – Opzegging van het verdrag

    Dit verdrag kan door iedere verdragsluitende partij worden opgezegd door middel van een kennisgeving aan de directeur-generaal van de WIPO. Een opzegging wordt van kracht een jaar na de datum waarop de directeur-generaal van de WIPO de kennisgeving heeft ontvangen.

    Artikel 21 – Talen van het verdrag

    1.           Dit verdrag wordt ondertekend in één origineel in de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

    2.           Een officiële tekst in een andere taal dan die bedoeld in lid 1, wordt door de directeur-generaal van de WIPO op verzoek van een belanghebbende partij opgesteld na overleg met alle belanghebbende partijen. Voor de toepassing van dit lid wordt onder “belanghebbende partij” verstaan iedere lidstaat van de WIPO waarvan de officiële taal of een van de officiële talen in het geding is, alsmede de Europese Unie en iedere andere intergouvernementele organisatie die partij kan worden bij dit verdrag, indien een van haar officiële talen in het geding is.

    Artikel 22 – Depositaris

    De directeur-generaal van de WIPO is de depositaris van dit verdrag.

    Gedaan te Marrakesh op 27 juni 2013.

    [1]               Overeengekomen verklaring betreffende artikel 2, onder a): Voor de toepassing van dit verdrag wordt deze definitie tevens geacht dergelijke werken in audioformaat te omvatten, zoals luisterboeken.

    [2]               Overeengekomen verklaring betreffende artikel 2, onder c): Voor de toepassing van dit verdrag worden ervan uitgegaan dat onder entiteiten die door de overheid zijn erkend, ook entiteiten kunnen zijn begrepen die van de overheid financiële steun ontvangen voor het aanbieden, zonder winstoogmerk, van onderwijs, opleiding, aangepast lezen of toegang tot informatie voor begunstigden.

    [3]               Overeengekomen verklaring betreffende artikel 3, onder b): Niets in deze formulering impliceert dat “niet zodanig kan worden verholpen” vereist dat alle mogelijke medische diagnostische procedures en behandelingen worden toegepast.

    [4]               Overeengekomen verklaring betreffende artikel 4, lid 3: Dit lid wordt geacht het toepassingsgebied van de bij de Berner Conventie toegestane beperkingen en uitzonderingen, wat het recht op vertaling betreft, niet te verkleinen noch te verruimen ten aanzien van personen met een visuele handicap of een andere handicap.

    [5]               Overeengekomen verklaring betreffende artikel 4, lid 4: Het vereiste betreffende commerciële verkrijgbaarheid wordt niet geacht relevant te zijn voor de vraag of een krachtens dit artikel vastgestelde beperking of uitzondering in overeenstemming is met de driestappentoets.

    [6]               Overeengekomen verklaring betreffende artikel 5, lid 1: Bovendien wordt niets in dit verdrag geacht te leiden tot verkleining of verruiming van het toepassingsgebied van exclusieve rechten die overeenkomstig een ander verdrag van kracht zijn.

    [7]               Overeengekomen verklaring betreffende artikel 5, lid 2: Er wordt van uitgegaan dat het voor een toegelaten entiteit die exemplaren in toegankelijke vorm rechtstreeks verdeelt of ter beschikking stelt aan een begunstigde in een andere verdragsluitende partij, dienstig kan zijn verdergaande maatregelen toe te passen om te bevestigen dat de persoon die zij bedient een begunstigde is, en haar eigen werkwijze te volgen als omschreven in artikel 2, onder c).

    [8]               Overeengekomen verklaring betreffende artikel 5, lid 4, onder b): Niets in dit verdrag wordt geacht te vereisen of in te houden dat een verdragsluitende partij de driestappentoets goedkeurt of toepast buiten haar verplichtingen op grond van dit verdrag of andere internationale verdragen.

    [9]               Overeengekomen verklaring betreffende artikel 5, lid 4, onder b): Niets in dit verdrag wordt geacht voor een verdragsluitende partij verplichtingen te scheppen tot ratificatie van of toetreding tot het WIPO-verdrag inzake auteursrecht of tot het voldoen aan bepalingen daarvan; niets in dit verdrag doet afbreuk aan rechten, beperkingen en uitzonderingen die in het WIPO-verdrag inzake auteursrecht zijn vervat.

    [10]             Overeengekomen verklaring betreffende artikel 6: Verdragsluitende partijen worden geacht om bij de tenuitvoerlegging van hun verplichtingen op grond van artikel 6 dezelfde flexibiliteit te kunnen toepassen als de in artikel 4 bedoelde.

    [11]             Overeengekomen verklaring betreffende artikel 7: Er wordt van uitgegaan dat toegelaten entiteiten in allerlei omstandigheden verkiezen technologische maatregelen toe te passen bij de vervaardiging, verspreiding en terbeschikkingstelling van exemplaren in toegankelijke vorm en dat niets in dit verdrag een dergelijke handelwijze belet, mits deze in overeenstemming is met het nationale recht.

    [12]             Overeengekomen verklaring betreffende artikel 9: Artikel 9 wordt niet geacht in te houden dat registratie voor toegelaten entiteiten verplicht is, of voor toegelaten entiteiten een voorwaarde is om de bij dit verdrag erkende activiteiten te mogen verrichten; het voorziet echter in de mogelijkheid om informatie te delen ter vergemakkelijking van de grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm.

    [13]             Overeengekomen verklaring betreffende artikel 10, lid 2: Indien een werk voldoet aan de definitie van werk in artikel 2, onder a), met inbegrip van werken in audioformaat, worden de beperkingen en uitzonderingen waarin dit verdrag voorziet, geacht van overeenkomstige toepassing te zijn op de naburige rechten, voor zover dat noodzakelijk is om het exemplaar in toegankelijke vorm te vervaardigen, te verspreiden en ter beschikking te stellen van de begunstigden.

    Top