This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0888
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL on the case for an optional quality term ‘product of island farming’
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de mogelijke reservering van een facultatieve kwaliteitsaanduiding "product van eilandlandbouw"
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de mogelijke reservering van een facultatieve kwaliteitsaanduiding "product van eilandlandbouw"
/* COM/2013/0888 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de mogelijke reservering van een facultatieve kwaliteitsaanduiding "product van eilandlandbouw" /* COM/2013/0888 final */
INHOUDSOPGAVE 1........... Inleiding........................................................................................................................ 3 2........... Situatie met betrekking tot
eilandlandbouw................................................................. 3 2.1........ Sociaal-economisch
belang van eilandlandbouw............................................ 5 2.2........ Landbouwproductie
op eilanden.................................................................... 6 3........... Bestaande etiketteringsregelingen
in de lidstaten........................................................ 7 4........... Argumenten voor een facultatieve
kwaliteitsaanduiding........................................... 10 4.1........ "Horizontale"
kenmerken van producten of teeltpraktijken......................... 10 4.2........ Toegevoegde
waarde.................................................................................... 11 4.3........ Europese
dimensie........................................................................................ 11 5........... Conclusie.................................................................................................................... 11 VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD over de mogelijke reservering van een
facultatieve kwaliteitsaanduiding "product van eilandlandbouw" 1. Inleiding In artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1151/2012
inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen[1] wordt bepaald dat de
Commissie uiterlijk op 4 januari 2014 een verslag voorlegt bij het Europees
Parlement en de Raad, indien nodig vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen
met het oog op het reserveren van een nieuwe kwaliteitsaanduiding "product
van eilandlandbouw". In artikel 32 is bepaald dat de aanduiding
alleen kan worden gebruikt voor: ·
in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten
voor menselijke consumptie ·
waarvan de grondstoffen afkomstig zijn van
eilanden; en ·
voor verwerkte producten, indien het
verwerkingsproces eveneens plaatsvindt op eilanden, in de gevallen waarin dit
verwerkingsproces van wezenlijke invloed is op de bijzondere kenmerken van het
eindproduct. De Commissie heeft een aantal maatregelen
genomen om een beter begrip te krijgen van eilandlandbouw in de Unie, door
overleg met de lidstaten en belanghebbenden[2]
en discussies in de relevante fora[3].
In juni 2013 organiseerde de Commissie een tweedaagse workshop over de
producten van eilandlandbouw en de levensmiddelenindustrie[4]. Deze activiteiten,
alsook het wetenschappelijke en politieke verslag van het Gemeenschappelijk
Centrum voor Onderzoek (JRC Scientific and Policy Report)[5], dat is opgesteld na de
workshop, hebben voor dit verslag essentiële input opgeleverd. In dit verslag worden de specifieke
sociaal-economische kenmerken van eilandlandbouw onderzocht, de bestaande
etiketteringsregelingen bezien en de voordelen van de mogelijke reservering van
een facultatieve kwaliteitsaanduiding "product van eilandlandbouw"
overwogen. 2. Situatie met betrekking tot
eilandlandbouw In dit verslag staat: –
de facultatieve kwaliteitsaanduiding "product
van eilandlandbouw" voor een generieke /horizontale aanduiding op het
etiket van een product, zonder verwijzing naar de naam van een specifiek eiland
en zonder figuratief element zoals een logo. De aanduiding kan alleen worden gebruikt voor producten: 1) bestemd voor menselijke consumptie; 2) genoemd in bijlage I bij het Verdrag;
en 3) waarvan de grondstoffen afkomstig zijn van
eilanden. Voor verwerkte producten
dient het verwerkingsproces plaats te vinden op eilanden, in de gevallen waarin
dit verwerkingsproces van wezenlijke invloed is op de bijzondere kenmerken van
het eindproduct[6]; –
"eilandlandbouw" voor de productie van
landbouwproducten en levensmiddelen op eilanden; –
"eilandproduct" voor een landbouwproduct
of levensmiddel dat wordt geproduceerd op een eiland. In tegenstelling tot sommige andere geografische
begrippen is "eiland" gemakkelijk definieerbaar: een stuk land
omgeven door water. Voor specifieke doelstellingen werden echter vaak meer precieze
definities gebruikt, rekening houdend met aanvullende criteria, zoals: ·
grootte (qua oppervlakte of qua bevolkingsaantal); ·
het bestaan van vaste verbindingen met het
vasteland, of de afstand tot het vasteland; of ·
het bestaan van een regionaal openbaar bestuur. Voor statistische doeleinden heeft
Eurostat de volgende criteria voor de definitie van "eiland"
vastgesteld: i) minimale
oppervlakte: 1 km²; ii) minimale afstand
van 1 km tussen het eiland en het vasteland; iii) inwoneraantal
> 50; iv) geen vaste
verbinding met het vasteland (bv. brug, tunnel, dijk); en v) geen
EU-hoofdstad. De toepassing van dergelijke criteria in de
context van de etikettering van landbouwproducten kan tot moeilijkheden
aanleiding geven. Bijvoorbeeld zouden deze criteria eilanden uitsluiten die
permanent verbonden zijn met het vasteland, maar in economisch opzicht niet
volledig zijn geïntegreerd, net als ettelijke eilanden met een klein
bevolkingsaantal. Een eilandengroep met meer dan 50 inwoners die bestaat uit
eilanden die echter elk minder dan 50 inwoners hebben (zoals vele Zweedse en
Finse eilanden) zou niet worden gedekt door deze definitie, hoewel zij toch met
vergelijkbare problemen kampt. Volgens de definitie in de Structuurfondsen
en het Cohesiefonds[7]
zijn eilanden "insulaire lidstaten die voor bijstand uit het Cohesiefonds
in aanmerking komen, en andere eilanden, behalve die waar de hoofdstad van een
lidstaat gevestigd is of die een vaste verbinding met het vasteland
hebben". In tegenstelling tot de definitie van Eurostat zijn hierin alle
kleine en bij de kust liggende eilanden begrepen, en twee insulaire lidstaten
(Malta en Cyprus), maar niet Ierland en het Verenigd Koninkrijk, en evenmin
ettelijke kleine eilanden die een vaste verbinding met het vasteland hebben. Gezien de uiteenlopende definities is het
moeilijk aan te geven hoeveel eilanden er juist in de EU zijn. De schattingen
lopen uiteen van ongeveer 300 indien de meest restrictieve criteria worden
gehanteerd (geen vaste verbinding, minimumgrootte, enz.), tot meer dan 300.000
(meestal in Finland en Zweden), indien wordt uitgegaan van louter
geomorfologische criteria[8].
Hoewel deze eilanden
erg verschillen qua geomorfologie, natuur, demografie, cultuur en bestuur,
kunnen een aantal algemene gezamenlijke kenmerken worden vastgesteld: ·
vele eilanden zijn bergachtig; ·
hun klimaat is vaak uiteraard maritiem; ·
hun ligging impliceert een perifere situatie en
slechte toegankelijkheid; ·
hun natuurlijke kapitaal is uniek en fragiel; ·
hun demografische situatie is gewoonlijk dynamisch
(behalve op kleinere eilanden die neigen tot ontvolking); ·
zij hebben een uitgesproken culturele identiteit;
en ·
in vele gevallen beschikken zij over een autonoom
bestuur. De
definitie van "eiland" hangt af van wat men met de definitie beoogt.
Wat de etikettering van landbouwproducten betreft, moet eerst duidelijk worden
vastgesteld welke boodschap het etiket moet overbrengen, alvorens te besluiten
over de definitie die moet worden toegepast. 2.1. Sociaal-economisch belang van
eilandlandbouw De
landbouw en levensmiddelenindustrie zijn belangrijke sectoren voor de
eilandeconomieën van de EU. Landbouw, bosbouw en visserij vertegenwoordigen 2,7%
van hun bruto toegevoegde waarde, vergeleken met 1,6% van de totale bruto
toegevoegde waarde in de EU-27. Hun levensmiddelenindustrie is ook belangrijker
dan die op het vasteland; zij vertegenwoordigt 19% van de werkgelegenheid in de
industrie tegenover 13% op EU-niveau. Het
nationale belang van eilanden voor de landbouw is het grootst in Griekenland en
Italië, meer bepaald vanwege hun drie grote eilanden (Sicilië, Sardinië en
Kreta). Sicilië en Sardinië zorgen voor meer dan de helft van de
eilandlandbouwproductie in de EU in termen van waarde; Kreta, de Azoren en
Réunion voor 5‑10%. Op
basis van het cijfer van de landbouwstructuurenquête (572.000 landbouwbedrijven
in eilandgebieden van NUTS 2 in de EU in 2011) kan het totale aantal
landbouwbedrijven op eilanden op ongeveer 600.000 worden geraamd. De totale
productie van deze bedrijven wordt op 11,4 miljard euro per jaar geschat. Landbouwbedrijven
op eilanden worden met de volgende structurele problemen geconfronteerd: ·
het landbouwareaal per bedrijf is gemiddeld kleiner
dan in de rest van de EU; ·
landbouwbedrijven op eilanden zijn minder
arbeidsintensief dan bedrijven op het vasteland; ·
de geïsoleerde locatie heeft hogere vervoerskosten
tot gevolg (investeringen kunnen twee tot drie keer duurder uitvallen dan op
het vasteland); ·
het kleine inwoneraantal beperkt de
productiediversiteit en daarmee ook de mate van concurrentie op lokaal vlak; ·
ontvolking kan leiden tot verlies van specifieke
deskundigheid; ·
de productie is vaak gespecialiseerd een daarom
gevoeliger voor schokeffecten in de internationale economie; ·
de water- en energievoorziening en het afvalbeheer
kunnen negatieve effecten hebben op de eilandlandbouw. De
belanghebbenden hebben erop gewezen dat deze problemen juist een positief
gevolg hebben op de kwaliteiten en karakteristieken van eilandproducten en
lokale productiemethoden. De landbouwproductie op eilanden maakt gebruik van
lokale karakteristieken die de kwaliteit ten goede komen en er is een nauwe
band tussen de stadia primaire productie, verwerking en marketing, die
plaatsvinden op een zeer hoog niveau en gebaseerd zijn op traditionele
know-how. Daarnaast heeft de bijzondere isolatie van bepaalde eilanden
gezorgd voor betere lokale verwerkingstechnieken. 2.2. Landbouwproductie op eilanden Het
betreft voornamelijk twee soorten producten: groenten en fruit, en
speciale teelten zoals olijven en wijn. De totale productiewaarde voor deze
twee productgroepen vertegenwoordigt 4,7% en 3,6% van het EU-totaal in de
respectieve sectoren en benadert 60% van de totale waarde van de
eilandlandbouwproductie van de EU, tegenover slechts 30% in de EU als geheel. Landbouwbedrijven
op eilanden zijn hoofdzakelijk gespecialiseerd in tuinbouw. Op enkele
uitzonderingen na (graan op Sicilië en suikerriet op sommige tropische
eilanden) zijn granen en akkerbouwgewassen ondervertegenwoordigd in
vergelijking met de EU in het algemeen. De
dierproductie op eilanden wordt gekenmerkt door het belang van gespecialiseerde
schapen- en geitenhouding. De productie van schapen- en geitenvlees is in
termen van waarde drie keer zo groot op eilanden dan gemiddeld in de EU. De
meningen van de lidstaten en de belanghebbenden lopen echter uiteen, waar het
gaat om de specificiteit van de eigenschappen van een eilandproduct. Volgens sommigen
hangen de specifieke eigenschappen van eilandproducten samen met: ·
traditionele know-how; ·
bijzondere klimaatomstandigheden die invloed hebben
op het rijpingsproces, de verwerking en het vervoer; en ·
de aard van lokaal gewonnen grondstoffen. Deze
specifieke eigenschappen worden rechtstreeks in verband gebracht met tradities,
expertise en recepten die van generatie tot generatie worden overgeleverd en
met unieke voorwaarden voor plaatselijke teelt en de teelt van inheemse rassen.
Volgens anderen is het echter moeilijk om het
specifieke karakter van eilandproducten aan te tonen vergeleken met dat van
producten afkomstig uit kustgebieden op het vasteland, omdat zij geen
specifieke eigenschappen zouden hebben die met hun verwerking op het eiland
samenhangen, behalve het feit van de eilandoorsprong op zich. Er zijn geen
voorbeelden van verwerking die noodzakelijkerwijs op een eiland moet
plaatsvinden en het kan een vergissing zijn om bepaalde productiestappen, zoals
roken of drogen, als uniek te beschouwen ten gevolge van het eilandklimaat,
aangezien dit mogelijk helemaal niet verschilt van het klimaat van de kust of
het nabije vasteland. Als conclusie uit het voorgaande kan het
volgende worden gesteld:
Eilandlandbouw
vertoont bepaalde gemeenschappelijke problemen, die echter voornamelijk
van structurele aard zijn eerder dan specifieke eigenschappen die
in de producten worden weerspiegeld. Deze problemen worden al met diverse
maatregelen aangepakt zoals de Structuurfondsen, programma's voor
plattelandsontwikkeling, rechtstreeksesteunregelingen in het kader van het
gemeenschappelijk landbouwbeleid, vervoersbeleid, onderzoeksprogramma's,
strategieën voor lokale ontwikkeling, enz.
De
structurele problemen kunnen een positief gevolg hebben op de kwaliteit
en karakteristieken van eilandproducten en op de productiemethoden
(bv. het behoud van de kwaliteit, de expertise en de grondstoffen, de
verbetering van plaatselijke verwerkingstechnieken).
Hoewel
een combinatie van natuurlijke en menselijke factoren kan resulteren in
specifieke eigenschappen bij eilandprodcuten, zijn deze eigenschappen
normaal gesproken specifiek voor een bepaald eiland. Aangezien
eilanden erg verschillend zijn, lijkt het onrealistisch specifieke
eigenschappen vast te stellen voor alle eilandproducten, of althans voor
alle producten voor menselijke consumptie die in de bijlage I worden
genoemd.
3. Bestaande etiketteringsregelingen
in de lidstaten Momenteel is er geen wettelijk instrument op EU-
of nationaal niveau dat specifiek is bedoeld om producten die van eilanden
afkomstig zijn, of eilandlandbouw als zodanig te beschermen. De volgende regelgeving
bestrijkt indirect het op de markt brengen van eilandlandbouwproducten en hun
bescherming tegen misbruik en misleidende of oneerlijke praktijken: ·
Kwaliteitsregelingen van de EU, meer bepaald: -
beschermde oorsprongsbenamingen (BOB) en beschermde
geografische aanduidingen (BGA); en -
de POSEI-verordeningen inzake landbouw in de
ultraperifere gebieden[9],
die grotendeels eilandgebieden bestrijken en een officiele kwaliteitsregeling
van de EU verschaffen (hierna RUP-logo[10]
genoemd); ·
regels van "algemeen recht", d.w.z.
handelsmerkregels van de EU en de lidstaten, algemene regels inzake oneerlijke
concurrentie en consumentenbescherming, alsook de verordeningen op EU- en
lidstaatniveau inzake voedselinformatie aan de consumenten; · een combinatie van instrumenten als regionale collectieve systemen of
systemen voor certificatie van handelsmerken, met kwaliteitsregelingen van de
EU (RUP-logo, BOB/BGA, of biologische landbouw). Ettelijke voorbeelden
van landbouwproducten en levensmiddelen voorzien van een etiket als
eilandproduct zijn verzameld in een niet-exhaustieve inventaris,
gebaseerd op: ·
praktijken uit gegevensbanken van handelsmerken van
het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) en de
Wereldorganisatie voor het Intellectuele eigendom (WIPO); ·
etiketten die op de markt voorkomen; ·
kwaliteitsregelingen van de EU; en · collectieve regionale merken en initiatieven. Slechts een klein aandeel daarvan bevat of
verwijst naar de generieke/horizontale term "eiland" en/of een
vertaling daarvan. Van de 8.400 verzamelde handelsmerken in verband met
agrovoeding en dranken wordt in de meeste gevallen de naam van een specifiek
eiland vermeld; slechts in 1.360 gevallen (of 16% van de verzamelde
handelsmerken) wordt de term "eiland" als zodanig of een vertaling
ervan vermeld. In sommige gevallen (gewoonlijk als een meer precieze
geografische aanduiding wordt vermeld waarmee een specifiek eilandgebied wordt
geïdentificeerd) gaat het effectief om eilandlandbouwproducten, maar in 80% van
de gevallen, waar het fantasienamen, handelsmerken, enz. betreft, is dat niet
het geval. Meer dan 85% van de geïnventariseerde etiketten
verwijzen naar een specifiek eilandgebied en naar de oorsprong van het product
uit dit specifieke eilandgebied of deze speciefieke archipel, bijvoorbeeld
Sardinië, de Azoren, Madeira, of Martinique. Houders van handelsmerken hebben
er meer belang bij voor hun producten een precieze, wel gedefinieerde oorsprong
aan te geven dan een algemene verwijzing dat deze van een eiland afkomstig
zijn. Vele territoriale merken zijn geregistreerd
voor EU-eilandproducten[11].
Ettelijke eilanden of eilandengroepen hebben een of meer collectieve merken
hetgeen de zaken voor de consument niet vergemakkelijkt. Deze merken zijn
gebaseerd op collectieve of gecertificeerde handelsmerken die in het bezit zijn
van groepen particuliere belanghebbenden, lokale autoriteiten of
openbaar-particuliere partnerschappen, en het betreft steeds semi-figuratieve
handelsmerken (met een naam en een symbool). Het RUP-logo wordt gebruikt om zeer
specifieke kwaliteitsproducten te promoten uit de ultraperifere gebieden van de
EU. Voor deze producten gelden bepaalde eisen in verband met kwaliteit, teelt,
productie- of fabricatietechnieken, of presentatie en verpakking. Het logo
wordt het meest gebruikt voor bananen afkomstig uit Guadeloupe, Martinique, de
Canarische eilanden en Madeira, maar ook voor ander fruit (bv. ananassen en
meloenen) en groenten, bloemen en wijn uit deze regio's. Insulaire BOB/BGA's vertegenwoordigen
ongeveer 10% van alle in de EU geregistreerde geografische aanduidingen voor
agrovoeding. Op 1 oktober 2013 werden 118 van de 1.158 BOB/BGA-producten op
eilanden geproduceerd. Er zijn ook 50 wijnbenamingen uit eilanden beschermd
door een EU-kwaliteitsregeling. Tezamen zijn er dus 168 geregistreerde BOB/BGA-producten
afkomstig van EU-eilanden. De BOB/BGA-producten zijn goed voor ongeveer 5% van
de totale waarde van de landbouwproductie op EU-eilanden (GCO-verslag). De geografische aanduidingen verwijzen meestal
naar de naam van het eiland in kwestie (52%, meestal Griekse eilanden, verder
Sardinië, Corsica, de Canarische eilanden of de Balearen), soms met een extra
naam (meer bepaald in aanduidingen uit Kreta, waar over het algemeen nog
verdere details worden verstrekt over het deel van het eiland waarvan het
product afkomstig is). In andere gevallen (32%) betreft de aanduiding een
plaats op een eiland. Dit is het geval voor de meeste aanduidingen voor
Sicilië, maar ook voor Stornoway op de Buiten-Hebriden, enz. In enkele gevallen
(8%) wordt verwezen naar de naam van de eilandengroep (bv. de Azoren,
Shetlands, Orkneys en de Canarische eilanden). Uit de verzamelde adviezen van de
belanghebbenden en van de lidstaten, en uit de enquête inzake de BOB/BGA-logo's
blijkt het volgende: ·
de producentengroepen vermelden de eilandoorsprong
niet systematisch in hun logo's; de logo's verwijzen over het algemeen niet
uitgesproken naar het respectieve eiland; in de meeste gevallen worden
fantasielogo's gebruikt; ·
bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van de
BOB/BGA-regelingen om de specificiteit, speciale eigenschappen en kwaliteit van
eilandproducten aan te duiden; gewoonlijk wordt de naam van het specifieke
eiland, de plaats of de regio van oorsprong in kwestie geciteerd; ·
er zijn een paar voorbeelden van het gebruik van de
generieke aanduiding "eilandproducten" als zodanig: -
Denemarken (honig van de bruine bijen van het
eiland Læsø, appelen van het eiland Fejø); -
Finland ("Åland-schapen" of "product
van de archipel"); en -
Nederland ("Waddengoud"); of van het gebruik van
collectieve regionale logo's die zijn gecreëerd door de regionale autoriteiten
op Madeira ("product van Madeira"), en de Canarische eilanden ("Tenerife
Rural", "Gran Canaria Calidad", "Alimentos
del Hierro"). Diverse belanghebbenden brachten ook
bewijsmateriaal aan voor misleidende etikettering of "frauduleuze"
eilandproducten (goedkope imitaties voor toeristen) en wezen op de noodzaak om
de authenticiteit van de eilandlandbouwproducten van de EU te beschermen. Samengevat zijn er ettelijke geregistreerde
BOB/BGA's voor producten afkomstig van EU-eilanden maar het percentage daarvan
ligt niet aanzienlijk hoger dan het gemiddelde in de EU. Er bestaat ook een
groot aantal particuliere etiketten die naar een eilandoorsprong verwijzen,
waarbij in de meeste gevallen wordt verwezen naar een specifiek eilandgebied. 4. Argumenten voor een
facultatieve kwaliteitsaanduiding Facultatieve
kwaliteitsaanduidingen worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012
om de producenten in staat te stellen de waarde toevoegende karakteristieken of
eigenschappen van hun landbouwproducten mee te delen. De facultatieve
kwaliteitsaanduidingen worden in artikel 29, lid 1, van de verordening als
volgt gedefinieerd: -
de aanduiding houdt verband met een kenmerk van een
of meer categorieën producten of met een teelt- of verwerkingseigenschap die
van toepassing is op specifieke gebieden; -
het gebruik van de aanduiding voegt waarde toe aan
het product in vergelijking met vergelijkbare producten; en -
de aanduiding heeft een Europese dimensie. 4.1. "Horizontale"
kenmerken van producten of teeltpraktijken De uiteenlopende geografie
van de eilanden van de EU leidt tot zeer diverse teelten van landbouwproducten
en levensmiddelen, meer bepaald speciale gewassen (fruit, groenten, aardappelen,
olijfolie en wijn), maar ook dierlijke producten (schapen- en geitenvlees, en
in mindere mate zuivelproducten en vee). De sector agrovoeding speelt
een veel grotere rol in de eilandeconomieën van de EU dan in de EU als geheel
en blijft over het algemeen nauw verband houden met de voornaamste economische
activiteit die het toerisme is. Vele eilanden hebben een strategie voor
ontwikkeling met onder meer "slimme specialisatie" om de samenwerking
tussen het toerisme en de plaatselijke agrovoedingsector te doen renderen. Plaatselijke expertise,
tradities, de rijkdom van de natuurlijke hulpbronnen en de lokale
biodiversiteit wat betreft plantensoorten en inheemse dierenrassen maken dat de
sector agrovoeding een belangrijke motor is voor groei op de eilanden van de
EU, vooral door de ontwikkeling van nicheproducten met grote toegevoegde
waarde. Hoewel deze elementen
algemeen gelden voor landbouwtechnieken op eilanden, krijgen zij een
verschillende invulling omdat producten specifiek zijn voor elk eiland en daarom
niet noodzakelijkerwijs dezelfde "horizontale" eigenschappen vertonen
die aan alle eilandproducten als categorie gemeenschappelijk zijn. 4.2. Toegevoegde waarde Hoewel alle EU-eilanden gezamenlijke kenmerken
hebben die mogelijk met een generieke etiket-aanduiding
"eilandlandbouwproduct" zouden kunnen worden betiteld, is er
kennelijk geen eensgezindheid over de toegevoegde waarde van een dergelijke
etikettering. Bij het op de markt brengen van hun
levensmiddelenproducten maakt de grote meerderheid van de producenten melding
van het insulaire karakter door te verwijzen naar een specifiek eiland
of een specifieke eilandengroep. Er is geen voorbeeld bekend van een merk of
kwaliteitsregeling die alle eilanden bestrijkt ongeacht hun precieze ligging.
"Horizontale" etiketten worden gebruikt voor groepen van kleine
eilanden zoals een aantal kleine Deense eilanden of voor "producten van de
archipel" (Finland), maar dit is nog lang geen horizontale generieke
etikettering van eilandlandbouwproducten. In sommige gevallen bestaat er overigens
concurrentie tussen eilanden en is bijgevolg de verwijzing naar één bepaald
eiland essentieel voor de producenten die op de markt willen opvallen. 4.3. Europese dimensie EU-eilanden hebben bepaalde
gemeenschappelijke kenmerken wat betreft geografie, natuur, menselijk en
sociaal kapitaal, economische en politieke afhankelijkheid van het vasteland. Volgens de handelspatronen
van de regionale "socialerekeningenmatrices" van het GCO-IPTS voor 2005[12], wordt in
termen van waarde gemiddeld ongeveer 60% van de landbouwproductie van
EU-eilanden en 35% van de productie van de levensmiddelenindustrie
"uitgevoerd", meestal naar het vasteland van de respectieve lidstaat.
Slechts 7% (Madeira) tot 18% (Canarische eilanden) van de agrovoedingproductie
gaat naar andere lidstaten of derde landen, maar deze producten vallen reeds
onder een EU-regeling (RUP-logo). 5. Conclusie De meeste problemen waarmee
EU-eilanden en hun landbouwsector worden geconfronteerd, zijn van structurele
aard en vereisen in de eerste plaats structurele oplossingen en
beleidsresponsen, die gedeeltelijk al voorhanden zijn in het kader van de
maatregelen inzake regionaal beleid en plattelandsontwikkeling enerzijds en
subsidies ter compensatie van specifieke tekortkomingen anderzijds. Niet alle
agrovoedingproducten uit eilanden profiteren van de bestaande regelingen en van
particuliere of openbare initiatieven om de kwaliteit en de toegevoegde waarde
op de markt te vergroten. Bijvoorbeeld wordt slechts
ongeveer 5% (in termen van waarde) gedekt door de BOB/BGA's en het RUP-logo,
waar daarvan gebruik wordt gemaakt, heeft vooral betrekking op producten uit de
ultraperifere gebieden die aan bepaalde vereisten moeten voldoen. Anderzijds bestaan er ettelijke particuliere normen die
vaak verwijzen naar een specifieke geografische oorsprong. De situatie
verschilt echter nogal van eiland tot eiland in de EU. De argumenten voor een
facultatieve kwaliteitsaanduiding "product van eilandlandbouw" zijn
de volgende: Ø
Een facultatieve kwaliteitsaanduiding kan als vrijwillig
hanteerbaar instrument dat slechts een relatief lichte last oplegt in
termen van administratie, controle en kosten, sommige kleinschalige
producenten van nut zijn, meer bepaald op kleine eilanden die een
onvoldoende grote schaal hebben om andere marketingmiddelen te kunnen gebruiken
(zoals collectieve, certificatie- en territoriale merken, BOB/BGA's en het
RUP-logo). Dit is echter slechts relevant voor een klein percentage van
eilandproducten. Ø
Naast haar functie als communicatie- en
marketinginstrument kan een facultatieve kwaliteitsaanduiding een
toegevoegde waarde betekenen voor bepaalde eilandlandbouwproducten, met name
wanneer de lidstaten garanderen dat deze aanduiding wordt verbonden met of
geïntegreerd in andere maatregelen. Anderzijds: Ø
Een facultatieve kwaliteitsaanduiding "product
van eilandlandbouw" zou producenten die reeds deelnemen aan
kwaliteitsregelingen, kunnen benadelen door hen te beconcurreren. Er
bestaat een risico dat bestaande initiatieven (territoriale merken,
BOB/BGA's, enz.) verwateren - initiatieven waarvoor een strengere
controle en/of certificatie geldt en die dus meer kosten met zich mee brengen. Ø
Het feit dat er momenteel geen generieke
etikettering bestaat voor eilandproducten (de etikettering en de reclame hebben
betrekking op specifieke eilanden) wijst erop dat het concept
"eiland" niet als voldoende sterk of gepast wordt gepercipieerd om
een bijzondere boodschap bij de consument over te brengen. Het enige voorbeeld
dat in de buurt komt van een dergelijke boodschap, is het RUP-logo, dat echter
een beperkte toepassing kent. Een facultatieve kwaliteitsaanduiding
"product van eilandlandbouw" zou een negatieve impact kunnen hebben
voor deze bestaande regeling. Ø
Aangezien de meeste eilandproducten niet worden
uitgevoerd, maar plaatselijk op de markt komen, of op het vasteland van de
lidstaat in kwestie, kan worden geargumenteerd dat de regulering van deze
etiketteringskwestie beter aan de lidstaat zelf kan worden overgelaten. Ø
Het spectrum van mogelijk voor een
facultatieve kwaliteitsaanduiding in aanmerking komende producten is waarschijnlijk
uiterst beperkt, gezien de verplichtingen die zijn neergelegd in
Verordening (EU) nr. 1151/2012, wat betreft de winning van grondstoffen, de
verwerkingsvereisten en de beperking tot producten van bijlage I. Ø De structurele problemen waarmee de eilanden kampen, kunnen met
de bestaande structuurinstrumenten worden aangepakt. Dit verslag beoogt een feitelijke analyse te
maken met het oog op een debat over de vraag of de reservering van een
facultatieve kwaliteitsaanduiding "product van eilandlandbouw" de
juiste manier is om producenten op eilanden te helpen beter te communiceren
over de eigenschappen en toegevoegde waarde van hun producten. De Commissie verzoekt het Europees Parlement en
de Raad dit verslag te bespreken en kijkt vooruit naar reacties. [1] Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees
Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor
landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1). [2] Vragenlijsten voor de lidstaten en de belanghebbenden (28
januari 2013 en 6 juni 2013). [3] De adviesgroep inzake kwaliteitsbeleid en de Groep
deskundigen inzake duurzaamheid en kwaliteit van de landbouw en de
plattelandsontwikkeling. [4] Sevilla, 13-14 juni 2013. [5] Santini F., Guri, F., et al. (2013), EU island farming and the labelling of its products,
JRC Scientific and Policy Reports, JRC84949. [6] Artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1151/2012. [7] Artikel 52 van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de
Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale
Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking
van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25). [8] http://www.scb.se/Pages/PressRelease____275646.aspx.
[9] Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement
en de Raad en Verordening (EG) nr. 793/2006 van de Commissie. [10]
Afgeleid van het Frans régions ultra-périphériques. [11] Ettelijke eilanden of eilandengroepen hebben een of
meerdere collectieve merken, hetgeen voor de consument verwarrend kan zijn. [12] Mueller, M. & Ferrari, E. (2012), Social
Accounting Matrices and Satellite Accounts for EU‑27 on NUTS 2
Level (SAMNUTS2), JRC Scientific and Policy Reports, EUR 25687 EN.