EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013PC0796

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften

/* COM/2013/0796 final - 2013/0410 (COD) */

52013PC0796

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften /* COM/2013/0796 final - 2013/0410 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.        Algemene context

Optreden tegen inbreuken op de douanewetgeving is een integrerend deel van de bescherming van de financiële belangen van de Unie en van de ontwikkeling van de douanesamenwerking.

Inbreuken op de douanewetgeving kunnen de vorm aannemen van valse omschrijving van goederen om lagere invoerrechten te genieten, of valse oorsprongsvermeldingen om antidumpingheffingen en/of invoerquota  te omzeilen, of misbruik van de doorvoerregeling door goederen die daadwerkelijk worden ingevoerd, aan te geven als zijnde in doorvoer om de toepasselijke douanerechten te ontwijken.

Het uitbannen van dergelijke praktijken vergt grootschalige uitwisseling van informatie in een samenwerkingsverband tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de Commissie. Er zijn op het vlak van samenwerking al successen geboekt. Niettemin is op een aantal welbepaalde gebieden verdere actie nodig, voornamelijk waar het gaat om de werking van het fraudepreventiesysteem in de douanesfeer en een beter douanerisicobeheer op nationaal en EU-niveau[1].

1.2.        Juridisch kader

In dit verband zijn de belangrijkste juridische instrumenten tegen inbreuken op de douanewetgeving Verordening (EG) nr. 515/97 van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften, en Besluit 2009/917/JBZ van de Raad van 30 november 2009 inzake het gebruik van informatica op douanegebied.

Verordening (EG) nr. 515/97 regelt aangelegenheden die verband houden met de douane-unie, een gebied waarop de EU exclusief bevoegd is krachtens artikel 3, lid 1, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Besluit 2009/917/JBZ van de Raad regelt aangelegenheden die verband houden met de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarvoor een gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten geldt krachtens artikel 4, lid 2, onder j), VWEU.

Op deze grondslag heeft de Commissie met het oog op de tenuitvoerlegging van de wetgeving een IT-infrastructuur opgezet – het Anti-Fraud Information System (AFIS) – die databases voor douaneaangelegenheden en voor zaken in verband met de samenwerking op het gebied van de wetshandhaving omvat.

1.3.        Specifieke kwesties

1.3.1.     Leemten in de bestaande detectiesystemen voor douanefraude opvullen

Legaal in de EU werkzame handelaren zijn gehouden tot voldoening van rechten, heffingen en taksen en tot naleving van kwantitatieve beperkingen. De financiële winsten uit ontduiking zijn dermate aanzienlijk dat het aanlokkelijk wordt om te frauderen via bijvoorbeeld valse oorsprongsvermelding, valse omschrijving van goederen en misbruik van de doorvoerregeling. Er is zelfs een verhoogd risico omdat de bestaande detectiesystemen voor douanefraude nog altijd niet voldoende ontwikkeld en de middelen om de ware oorsprong van ingevoerde goederen te verifiëren, momenteel beperkt zijn. Zo is het voor douaneambtenaren met name niet mogelijk zich ervan te vergewissen dat de aangegeven oorsprong overeenkomt met het werkelijke door de betrokken container afgelegde traject. De informatie over de verplaatsingen van containers (Container Status Messages - CSM's) wordt cruciaal bevonden om gevallen van valse oorsprongsvermelding te ontdekken. Ook het huidige systeem om valse omschrijving van goederen op te sporen, is onbevredigend. Voor het herkennen van verdachte gevallen in deze sfeer steunen douaneambtenaren op meldingen afkomstig van verschillende bronnen (bv. andere douanediensten of economische subjecten) en op analyse van de beperkte beschikbare gegevens. Het belangrijkste nadeel van de huidige werkwijze is dat er nog onvoldoende doelgericht wordt gecontroleerd omdat de analyses steunen op beperkte gegevens. Insgelijks vertoont het systeem voor opsporing van gevallen van misbruik van de doorvoerregeling hiaten. De momenteel ter verificatie van goederen in doorvoer gebruikte procedure bestaat uit controles van documenten en fysieke controles. De doelgerichtheid en de doeltreffendheid van deze methoden worden gelimiteerd door de beschikbare hulpmiddelen en door het bereik en de kwaliteit van de gegevens die beschikbaar zijn voor geautomatiseerde risicoanalyse en gerichte controles. Voor een effectieve aanpak van gevallen van valse oorsprongsvermelding, valse omschrijving van goederen en misbruik van de doorvoerregeling is het gebruik van geautomatiseerde, wetenschappelijke risicoanalysemethoden ter identificatie van verdachte zendingen aangewezen. De Commissie is van oordeel dat de doelgerichtheid en doeltreffendheid van dergelijke methoden erbij gebaat zouden zijn als op nationaal en EU-niveau relevante en actuele gegevens van CSM's, invoer, uitvoer en doorvoer systematisch beschikbaar zouden zijn.

1.3.2.     Het douanerisicobeheer en de beveiliging van de toeleveringsketen op nationaal en EU-niveau versterken

De behoefte aan een gelijkwaardig niveau van douanecontrole op goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen/verlaten, alsook de behoefte aan een EU-breed kader voor risicobeheer dat een gemeenschappelijke aanpak ondersteunt, worden erkend. Verordening (EG) nr. 648/2005 houdende wijziging van het communautair douanewetboek voorziet in dat verband in het gemeenschappelijk kader voor risicobeheer dat door de Commissie en de lidstaten is ingesteld. De Commissie heeft in haar mededeling over douanerisicobeheer en beveiliging van de toeleveringsketen[2] een aantal strategische uitdagingen voor de implementatie aangewezen. Te vermelden zijn in het bijzonder de problemen die voortvloeien uit leemten in de beschikbaarheid en de kwaliteit van gegevens voor het screenen van veiligheidsrisico's vóór aankomst. In de mededeling wordt onderstreept: "Een hoofdprioriteit bestaat erin dat marktdeelnemers kwaliteitsgegevens verstrekken en dat deze beschikbaar zijn voor de autoriteiten die betrokken zijn bij het risicobeheer op het passende niveau." Het verzamelen van CSM's en de verwerking ervan in de risicoanalyse vóór aankomst kunnen wezenlijk bijdragen tot het veiliger maken van de toeleveringsketen in het algemeen en tot de werkzaamheden van de Commissie en de lidstaten ter beheersing van de in artikel 4, lid 25, van het communautair doaunewetboek aangewezen risico's, waaronder gevaren voor de veiligheid in de Unie, de volksgezondheid, het milieu of de consument.

1.3.3.     Iets doen aan de duur van OLAF-onderzoeken

Als gevolg van het recentelijk ingevoerde e-Douane worden bewijsstukken bij in- en uitvoeraangiften (factuur, oorsprongscertificaat, enz.) door de economische subjecten bewaard en niet langer door de douanediensten. Deze stukken zijn voor OLAF noodzakelijk en belangrijk om onderzoeken te verrichten. De huidige procedure om ze te verkrijgen, is dat OLAF daartoe een verzoek richt aan de betrokken lidstaten; Dat is evenwel niet efficiënt omdat – zoals eerder gezegd – de lidstaten zelf niet langer over de informatie beschikken en deze bijgevolg moeten opvragen bij de economische subjecten om ze vervolgens aan de Commissie door te sturen. Er gaat dus heel wat tijd verloren voordat de stukken voor OLAF beschikbaar zijn. Er zijn momenteel geen wettelijke voorschriften op grond waarvan de OLAF-onderzoeksprocedures zouden kunnen worden versneld.

1.3.4.     Precisering van de mogelijkheid om beperkingen in te stellen op de zichtbaarheid van gegevens

Het it-systeem AFIS wordt momenteel onderbenut omdat de lidstaten de potentiële gebruikers van de informatie die zij invoeren, niet kunnen selecteren. De bescherming van de financiële belangen van de Unie en de douanesamenwerking verlopen daardoor suboptimaal en worden onnodig belemmerd. Er is derhalve behoefte aan een technische aanpassing zodat de toegang tot ingevoerde gegevens door de eigenaars kan worden beperkt tot welbepaalde gebruikers. Opneming van een bepaling in de verordening op basis waarvan eigenaars van gegevens deze uitsluitend zichtbaar kunnen maken voor welbepaalde gebruikers zou de uitwisseling van informatie aanmerkelijk ten goede komen en de kansen op preventie, detectie en onderzoek van douanefraude doen toenemen. Inperking van de zichtbaarheid beschermt daarenboven de vertrouwelijkheid en vergroot zodoende het vertrouwen in het systeem. De mogelijkheid om gevoelig liggende gegevens af te schermen zou de neiging om informatie te delen in het AFIS-systeem groter maken. Deze mogelijkheid zou de Commissie voorts in staat stellen de gegevens beter te beheren, doordat het mogelijk wordt informatie die tot dusver louter werd uitgewisseld, op te slaan, bij te werken en te doorzoeken.

1.3.5.     Stroomlijning van het toezicht op de gegevensbescherming

Overeenkomstig de bestaande wetgeving zijn er twee verschillende toezichthouders, nl. de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming – de EDPS, en de gemeenschappelijke controleautoriteit douane – de CJSA. Het komt voor dat deze instanties door een gebrek aan coördinatie uiteenlopende aanbevelingen geven, met een inefficiënt gebruik van middelen door de Commissie en de lidstaten als gevolg. Het uitvoeringsproces wordt hierdoor vertraagd omdat aan de aanbevelingen van beide instanties gevolg moet worden gegeven. Dit leidt tot inefficiëntie en kost extra tijd en middelen. In sommige gevallen gaat de uitvoering van de aanbevelingen door tot een jaar na de audit/controle. Nauwere samenwerking tussen beide toezichthouders is bijgevolg noodzakelijk.

Een ander punt in de sfeer van gegevensbescherming dat moet worden verduidelijkt, betreft de verantwoordelijkheid voor de technische systemen die door de Commissie op grond van Verordening (EG) nr. 515/97 zijn opgericht. Momenteel verstrekt de Commissie de lidstaten technische bijstand, opleiding, communicatie- en andere operationele ondersteuning aan de hand van technische systemen. De verantwoordelijkheid voor het toezicht op de gegevensbescherming in het kader van die technische systemen is echter niet uitdrukkelijk geregeld. De bevoegdheid van de EDPS wordt daarom in het voorstel verduidelijkt.

1.3.6.     Verduidelijking van de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal dat in het kader van wederzijdse bijstand is verzameld

De openbare aanklagers van de lidstaten zijn momenteel terughoudend om via wederzijdse bijstand verkregen documenten te gebruiken als bewijsmateriaal in strafprocedures omdat Verordening (EG) nr. 515/97 daarover behoorlijk vaag is. Dit leidt onvermijdelijk tot vertragingen in nationale strafprocedures en kan zelfs tot gevolg hebben dat een zaak wordt afgevoerd wegens verjaring. Belangrijk is ook dat zulks het beginsel van rechtszekerheid aantast doordat wezenlijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 voor verschillende interpretaties vatbaar zijn. Het lijkt dan ook noodzakelijk te verduidelijken dat via wederzijdse bijstand verkregen bewijsmateriaal door openbare aanklagers mag worden gebruikt in nationale strafprocedures. Het voorstel stelt geen verplichting voor de nationale rechter in om dergelijk bewijs ipso facto te aanvaarden, want het moet ook aan de nationale procedurevoorschriften voldoen.

1.3.7.     Het Europees Openbaar Ministerie

De Commissie heeft onlangs voorstellen ingediend om een Europees Openbaar Ministerie in te stellen[3]. Gelet op de daarmee gepaard gaande veranderingen in het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten ten nadele van de financiële belangen van de Unie, dient de Commissie na te gaan of het noodzakelijk is deze verordening te herzien zodra het Europees Openbaar Ministerie is opgericht. In dat geval dienen alle nationale autoriteiten van de lidstaten en alle instellingen, organen en instanties van de Unie het Europees Openbaar Ministerie onmiddellijk in kennis te stellen van gedragingen die mogelijk een strafbaar feit inhouden dat onder zijn bevoegdheid valt. Krachtens de ontwerpverordening tot instelling van een Europees Openbaar Ministerie zal dit laatste toegang hebben tot de gegevensbestanden die op grond van de onderhavige verordening door de Commissie of de lidstaten worden beheerd.

1.4.        Voorgestelde oplossing

Om de boven beschreven tekortkomingen te verhelpen, lijkt het noodzakelijk Verordening (EG) nr. 515/97 te wijzigen.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

2.1.        Raadpleging van belanghebbende partijen

De Commissie heeft de belanghebbende partijen herhaaldelijk geraadpleegd en rekening gehouden met de ontvangen opmerkingen.

2.1.1.     Douaneautoriteiten van de lidstaten

De lidstaten werden middels een vragenlijst geraadpleegd in februari 2012. Zij gaven te kennen behoefte te hebben aan toegang tot gegevens in de douanesfeer (betreffende in- en uitvoer, doorvoer) voor verrichtingen in andere lidstaten en informatie over containerbewegingen nuttig te vinden. Voorts gaven zij hun mening over de beste manier om dergelijke informatie te verzamelen, op te slaan en te analyseren.

In mei 2012 organiseerde de Commissie een conferentie om feedback en suggesties van nationale deskundigen in te winnen over het functioneren van het Anti-Fraud Information System (AFIS) in het algemeen, alsook over de toepassing van en de vooruitzichten voor Verordening (EG) nr. 515/97. De conferentie omvatte een plenaire zitting en vier specifieke workshops over juridische aangelegenheden, gezamenlijke douaneoperaties, applicaties, en technische aspecten en it-veiligheidsaspecten van AFIS in zijn huidige en toekomstige vorm.

De Commissie heeft een aantal keren het Comité wederzijdse bijstand geraadpleegd dat is opgericht op grond van artikel 43 van Verordening (EG) nr. 515/97 en dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor wederzijdse administratieve bijstand. Recente beraadslagingen vonden plaats tijdens de bijeenkomsten van 24 mei 2012 en 25 september 2012.

2.1.2.     Scheepvaartmaatschappijen – World Shipping Council

Belangrijk overleg met de scheepvaartsector vond plaats op 15 maart 2012; deelnemers waren privémaatschappijen en de World Shipping Council (WSC)[4]. Bedoeling was de vervoerders in te lichten over het voorgestelde initiatief en hun feedback te verkrijgen over de voorgenomen verstrekking van CSM's aan de Commissie. De Commissie stelde tevens voor een proefproject op dit gebied op te zetten. De discussie werd toegespitst op het type gegevens dat containervervoerders aan de Commissie moeten verstrekken en de te volgen werkwijze en de toezendingsmethoden, enz. De Commissie heeft er alles aan gedaan om de sector bij de voorbereidingen te betrekken en zich zodoende van een vlotte implementatie van haar voorstel te verzekeren.

Daarnaast vonden verschillende ontmoetingen tussen de Commissie en vertegenwoordigers van de WSC plaats.

Op basis van dit overleg werd vastgesteld welk type inlichtingen de ondernemingen zouden moeten verstrekken. De meest kosteneffectieve methode om de inlichtingen mee te delen is via een zogeheten "global dump", d.w.z. dagelijkse transmissie van een kopie van alle containerbewegingen. Bij wijze van alternatief kunnen ondernemingen voor selectieve gegevensverstrekking opteren. Een aantal modaliteiten zal nog verder moeten worden geregeld.

De scheepvaartsector heeft erop aangedrongen dat de ondernemingen de gegevens slechts éénmaal zouden moeten meedelen. De Commissie zou dan verantwoordelijk zijn voor het doorgeven van de gegevens aan internationale en/of Europese instanties en aan de lidstaten, voor de doelen waarvoor de database wordt opgericht.

2.1.3.     Toezichthouders voor gegevensbescherming

Ter voorbereiding van dit voorstel werden in mei en juni 2012 bijeenkomsten met de EDPS en de CJSA gehouden.

2.2.        Effectbeoordeling

De Commissie voerde een effectbeoordeling uit van beleidsalternatieven waarbij rekening werd gehouden met de raadpleging van de belanghebbenden. Daarbij werd onder andere geconcludeerd dat de oplossingen die met de belangrijkste wijzigingen van de verordening worden nagestreefd, het volgende moeten omvatten:

· De voorwaarden tot stand brengen om douanefraude via valse oorsprongsvermelding van goederen meer afdoende te bestrijden, door middel van mededeling van Container Status Messages (CSM's) door vervoerders aan de Commissie. De aanbevolen methode daarvoor is "global dump", waarvan de kosten bijna nihil zijn. Een alternatieve mededelingswijze is eveneens mogelijk.

· De voorwaarden tot stand brengen om douanefraude via valse omschrijving van goederen meer afdoende te bestrijden, door middel van de oprichting van een centrale database van in- en uitvoergegevens. Er zou een rechtsgrondslag voor de verstrekking van dergelijke gegevens moeten worden gecreëerd. Deze maatregel brengt geen extra kosten voor de lidstaten mee omdat de vereiste informatie al in elektronisch formaat beschikbaar is, met name in de onderscheiden databases die door de Commissie worden beheerd. Het enige wat bijgevolg nodig is, is de toestemming van de lidstaten om de gegevens te kopiëren.

· De voorwaarden tot stand brengen om douanefraude via misbruik van de doorvoerregeling meer afdoende te bestrijden, door middel van de oprichting van een centraal register van doorvoergegevens.

· De duur van OLAF-onderzoeken verkorten door rechtstreekse toegang tot bewijsstukken bij in- en uitvoeraangiften toe te staan. De verwachte kosten voor de privésector zijn bijna nihil want de verplichting is niet nieuw (bedrijven moeten krachtens de nationale wetgeving en het douanewetboek de betrokken stukken bewaren). Niet onbelangrijk is ook dat het verwachte aantal verzoeken aan marktdeelnemers ten behoeve van OLAF-onderzoeken zeer gering is (een paar per jaar).

De effectbeoordeling leverde de conclusie op dat de voorgestelde opties geen afbreuk doen aan de grondrechten. Een belangrijke opmerking in dit verband is dat de voorgenomen CSM-database geen persoonsgegevens zou bevatten. De databases van in-, uit- en doorvoergegevens zouden wel persoonsgegevens bevatten, op de bescherming waarvan zou worden toegezien door de EDPS aan de hand van reeds toepasselijke normen die in Verordening (EG) nr. 515/97 zijn vastgelegd.

3.           JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL

3.1.        Rechtsgrond

Het voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97 moet worden gebaseerd op de artikelen 33 en 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Artikel 33 VWEU levert de grondslag voor het merendeel van de uitwisselingen van informatie tussen douanediensten en tussen de douanediensten en de Commissie voor de samenwerking op douanegebied. Artikel 325 VWEU betreft de bevoegdheid van de EU om op het gebied van de preventie en bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, de nodige maatregelen aan te nemen die "afschrikkend moeten werken". Artikel 325, lid 4, en artikel 33 VWEU voorzien in de wetgevingsprocedure voor de vaststelling van de nodige handelingen om een doeltreffende en gelijkwaardige bescherming te bewerkstelligen.

3.2.        Subsidiariteit, evenredigheid en eerbiediging van de grondrechten

3.2.1.     Subsidiariteit en evenredigheid

De noodzaak van wetgeving op EU-niveau met het oog op wederzijdse administratieve bijstand en douanesamenwerking komt voort uit het volgende:

· De Europese wetgever heeft de behoefte aan EU-wetgeving inzake wederzijdse administratieve bijstand en douanesamenwerking reeds erkend met de vaststelling van Verordening (EG) nr. 515/97 en Besluit 2009/917/JBZ van de Raad.

· Het is een feit dat douanerisico's in vele gevallen een transnationale dimensie hebben. Illegale aanvoerkanalen kunnen zich snel aan verbeteringen van het risicobeheer op een bepaald punt van binnenkomst aanpassen en zich verplaatsen naar andere punten waar de bescherming minder is. Optreden op EU-niveau is noodzakelijk om een gelijkwaardig niveau van bescherming tegen douanerisico's op alle punten aan de buitengrenzen te waarborgen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 648/2005.

· Vanwege het mondiale karakter van handel kunnen lidstaten in hun eentje onvoldoende doeltreffend risico's voor de naleving van de douanewetgeving en andere douanegerelateerde risico's observeren, detecteren en afzwakken; complementaire actie op EU-niveau zou het onderzoekswerk van de lidstaten aanzienlijk vergemakkelijken, vooral in gevallen waarin goederen over de grenzen heen worden verplaatst; Het op EU-niveau organiseren van activiteiten op het gebied van douanesamenwerking zou een kennelijke meerwaarde opleveren, bestaande uit een coherente aanpak en coördinatie van de betrokken activiteiten.

· De EU is exclusief bevoegd inzake fraudepreventie en de douane-unie.

· Uit de raadpleging van de belanghebbenden is duidelijk naar voren gekomen dat gecentraliseerde mededeling van de CSM's minder kosten zal meebrengen dan mededeling alleen aan de lidstaat waar een container het douanegebied van de Unie binnenkomt of verlaat.

· De EU is het meest geschikt om een dergelijke activiteit voor de collectiviteit te organiseren omdat zij reeds beschikt over de nodige ervaring, systemen en deskundigheid om het snel en kosteneffectief verzamelen, meedelen en uitwisselen van gegevens te waarborgen.

· De nationale douanediensten kunnen elk afzonderlijk niet doeltreffend en tegen een redelijke kostprijs het delen van informatie organiseren en op voldoende grote schaal de strijd aanbinden tegen inbreuken op de douanewetgeving en andere douanerisico's. Het systematisch verzamelen van de vereiste gegevens voor het analyseren van douanerisico's waaraan de EU en de lidstaten blootgesteld zijn, zou een disproportionele inspanning vergen van 28 afzonderlijke lidstaten en kan pragmatischer en doeltreffender worden verwezenlijkt door actie op EU-niveau.

Er kan bijgevolg worden geconcludeerd dat actie van de EU met het oog op het verzamelen, opslaan, be- en verwerken en ter beschikking van de lidstaten stellen van de in deze verordening afgebakende gegevens in het kader van de strijd tegen fraude en andere douanerisico's, noodzakelijk is en in verhouding staat tot de aard en de omvang van de betrokken risico's, en in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel.

3.2.2.     Samenhang met de grondrechten

Dit initiatief betreft in het bijzonder het grondrecht op bescherming van de persoonsgegevens. Dit recht is verankerd in artikel 8 van het Handvest van de grondrechten, in artikel 16 VWEU – dat steunt op Richtlijn 95/46/EG, en in artikel 8 van het EVRM.

In Verordening (EG) nr. 515/97 en Besluit 2009/917/JBZ van de Raad is reeds zorgvuldig gelet op de eerbiediging van het recht op bescherming van de persoonsgegevens, door middel van strikte regels inzake de dekking van de gegevens, de bewaring en het toezicht op de gegevensbescherming. Een belangrijke opmerking in dit verband is dat de voorgenomen CSM-database geen persoonsgegevens zou bevatten. De databases van in-, uit- en doorvoergegevens zouden wel persoonsgegevens bevatten, op de bescherming waarvan zou worden toegezien door de EDPS aan de hand van reeds toepasselijke normen die in Verordening (EG) nr. 515/97 zijn vastgelegd.

3.2.3.     Meerwaarde

De voorgestelde actie op EU-niveau zou het detecteren, onderzoeken en voorkomen van douanefraude in termen van effectiviteit en doeltreffendheid aanzienlijk ten goede komen door een intensievere informatie-uitwisseling en vermeerdering van het bewijsmateriaal en een verbeterde werking van het bestaande systeem. Zij zou ook een aanzienlijke versterking opleveren van de capaciteit van de EU om de in artikel 4, lid 25, van het douanewetboek van de Unie aangewezen risico's te herkennen en af te zwakken, waaronder gevaren voor de veiligheid in de Unie, de volksgezondheid, het milieu of de consument. De voorgenomen actie zal bijgevolg leiden tot een krachtigere bescherming van de financiële belangen van de Unie, een beter beheer van de risico's en betere douanesamenwerking.

Met het oog op een maximaal resultaat zal de Commissie toezien op een formele verdeling tussen haar diensten, voor de in deze verordening vastgestelde doeleinden, van de bestuurs- en beheerstaken met betrekking tot de databases en inlichtingen betreffende CSM's, in-, uit- en doorvoer. Zij zal ervoor zorgen dat de databases beschikbaar zijn om naadloos te worden geïntegreerd in de risicobeheersingsactiviteiten van de Commissie en de lidstaten, waaronder systematische, real-time risicoanalyse vóór aankomst en vertrek van goederen; Er zal worden voorzien in een passende interdepartementale governancestructuur met het oog op een gestroomlijnd operationeel beheer en in de aanwijzing van bevoegdheden voor gegevensbescherming en beveiliging.

3.3.        Keuze van instrumenten

Het voorgestelde instrument is een verordening, naar analogie van het instrument dat wordt gewijzigd.

3.4.        Specifieke bepalingen

3.4.1.     Definities – artikel 2

De definitie van het begrip "douanevoorschriften" wordt aangepast om de terminologie in overeenstemming te brengen met de douaneterminologie, met name worden verwijzingen toegevoegd naar binnenkomst en uitgang van goederen. "Dienstenaanbieders waarvan de activiteiten verband houden met de internationale toeleveringsketen" wordt gedefinieerd om te preciseren op wie de verplichting van artikel 18quater, lid 1, van toepassing zal zijn.

3.4.2.     Toelaatbaarheid als bewijs – artikel 12

De voorgestelde wijziging van artikel 12 is bedoeld om de rechtsonzekerheid weg te nemen die momenteel heerst wat betreft de toelaatbaarheid van via wederzijdse bijstand verkregen informatie als bewijs in nationale strafprocedures.

3.4.3.     Informatie betreffende bewegingen van containers – artikel 18 bis en nieuwe artikelen 18 quater, 18 quinquies, 18 sexties en 18 septies

Artikel 18 bis van Verordening (EG) nr. 515/97 voorziet in het opzetten van een bestand voor het verzamelen van gegevens betreffende bewegingen van containers en voor het analyseren van die gegevens. Dit artikel houdt echter geen verplichting voor de betrokken economische subjecten (m.n. de vervoerders) in om de in het bestand op te nemen informatie (m.n. de Container Status Messages — CSM's) aan de Commissie te verstrekken. Niettegenstaande de Commissie de doeltreffendheid van een dergelijk bestand heeft beproefd en het analysesysteem zijn deugdelijkheid heeft bewezen, zijn er kwantitatieve beperkingen omdat er onvoldoende toegang is tot de benodigde gegevens.

De voorgestelde wijzigingen beogen de aanlevering van de benodigde gegevens te waarborgen door een daartoe strekkende verplichting in te stellen voor de betrokken dienstenaanbieders (nieuw artikel 18quater). Deze informatie kan een wezenlijke bijdrage leveren in de strijd tegen diverse vormen van douanefraude, waaronder valse oorsprongsvermelding, en voor de beheersing van andere douanerisico's die in artikel 4, lid 25, van het douanewetboek van de Unie worden genoemd.

Artikel 18 quinquies bepaalt dat de meldingsperiode voor containers die bestemd zijn om in het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, wordt begrensd door de "leegstatus". In de praktijk betekent dit dat vervoerders de CSM's voor in de EU ingevoerde containers zullen moeten meedelen vanaf het laatste tijdstip waarop de container leeg was voordat hij het douanegebied van de Unie werd binnengebracht tot het tijdstip na het verlaten van het douanegebied van de Unie waarop hij weer leeg wordt gemeld. Voor het douanegebied van de Unie uitgaande containers loopt de meldingsperiode tot en met het tijdstip waarop de container leeg wordt gemeld buiten het douanegebied van de Unie. Indien het onmogelijk is om voor lege containers specifieke gebeurtenissen te onderscheiden, kunnen vervoerders CSM's meedelen binnen de volgende tijdsspanne:

(a) voor containers die bestemd zijn om het douanegebied van de Unie binnen te komen: 3 maand vóór binnenkomst in het douanegebied van de Unie en 1 maand na binnenkomst in het douanegebied van de Unie of bij het bereiken van een plaats buiten de EU (wat het eerst is);

(b) voor containers die het douanegebied van de Unie uitgaan: gedurende 3 maand nadat de container het douanegebied van de Unie heeft verlaten.

Zonder op de uitkomst van de lopende analyse vooruit te lopen, mag worden aangenomen dat de toekomstige gedelegeerde handelingen de volgende belangrijke elementen zullen bevatten:

De gedelegeerde handeling als bedoeld in artikel 18 septies, lid 1, zal onder andere de gebeurtenissen specificeren waarvoor CSM's aan de Commissie moeten worden gemeld. Deze kunnen omvatten: bevestiging van de boeking, aankomst bij een laad- of losinrichting, vertrek bij een laad- of losinrichting, laden op of lossen van een vervoermiddel, opdracht tot stuffen/strippen, bevestiging van stuffen/strippen, bewegingen binnen een terminal, inspectie bij terminalpoort en verzending voor grondige reparatie.

Wat de meldingsfrequentie betreft, kunnen vervoerders opteren voor:

(a) ofwel, dagelijkse melding van alle nieuwe CSM's die in het elektronisch volgsysteem van de vervoerder zijn gegenereerd of ontvangen in de achterliggende 24 uur, ongeacht of de CSM's betrekking hebben op containers die bestemd zijn om het douanegebied van de Unie te worden binnengebracht/te verlaten of op andere containers ("data dump");

(b) ofwel, dagelijkse melding van CSM's die specifiek betrekking hebben op containers die bestemd zijn om het douanegebied van de Unie te worden binnengebracht/te verlaten, die in het elektronisch volgsysteem van de vervoerder zijn gegenereerd of ontvangen in de achterliggende 24 uur.

De minimaal in de CSM-meldingen op te nemen gegevens zullen eveneens middels een gedelegeerde handeling worden vastgesteld. De CSM-berichtformaten en -meldingswijzen zullen middels een uitvoeringshandeling worden vastgesteld.

3.4.4.     Invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens – nieuw artikel 18 octies

Met het oog op doelgerichtere controles en een doeltreffendere bestrijding van douanefraude wordt voorgesteld een rechtsgrondslag te introduceren voor de verwerking van in- en uitvoergegevens.

Wat doorvoergegevens betreft, is in 2011 een administratieve regeling over het Anti-Fraud Transit Information System overeengekomen tussen de Commissie en de lidstaten[5]. Op grond van deze regeling ontvangt OLAF automatisch de informatie over de bewegingen van onder de procedure van douanevervoer geplaatste goederen. OLAF analyseert deze gegevens en stelt verslagen op die op regelmatige basis met de lidstaten en de betrokken diensten van de Commissie worden gedeeld. Zonder iets af te doen van de inspanningen van de Commissie, is een aantal lidstaten van mening dat zij een duidelijke rechtsgrondslag zou moeten vaststellen ter vervanging van de huidige regeling. Het voorstel zorgt voor een passende rechtsgrondslag. Voor de lidstaten brengt dit geen extra rapportageverplichtingen mee aangezien de gegevens in elektronische vorm reeds worden uitgewisseld door de lidstaten via een computersysteem dat door de Commissie wordt beheerd. Het voorstel houdt in dat de gegevens van de door de Commissie beheerde systemen worden gekopieerd en geanalyseerd om gevallen van fraude op te sporen en patronen af te leiden die nuttig kunnen zijn voor het herkennen van mogelijke gevallen van douanefraude en het beschermen van de financiële belangen van de Europese Unie. De voorgestelde database zal kunnen worden gebruikt door de Commissie en de douanediensten van de lidstaten. De Commissie is ten aanzien van dit bestand de voor de verwerking verantwoordelijke instantie.

Artikel 13, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek bepaalt dat douanecontroles, andere dan steekproefcontroles, gebaseerd moeten zijn op een door middel van geautomatiseerde gegevensverwerkingstechnieken uitgevoerde risicoanalyse, en voorziet daartoe in een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer. De betrokken risico's worden omschreven in artikel 4, lid 25, en risicobeheer omvat volgens artikel 4, lid 26, "het verzamelen van gegevens en informatie, het analyseren en beoordelen van risico's, het voorschrijven en ondernemen van actie, en het regelmatig toezien op en herzien van het proces en de procesresultaten, op basis van internationale, communautaire en nationale bronnen en strategieën". Het is daarom dienstig ervoor te zorgen dat de verzamelde gegevens bruikbaar zijn voor risicobeheer met betrekking tot alle douanerisico's en dat zij voor dit doel onder geschikte omstandigheden beschikbaar zijn voor de betrokken autoriteiten op EU- en nationaal niveau.

3.4.5.     Bewijsstukken – nieuw artikel 18 nonies

Wanneer OLAF voor onderzoeken bewijsstukken in de douanesfeer nodig heeft, kan het die niet rechtstreeks bij de marktdeelnemers opvragen maar via de autoriteiten van de lidstaat. Dit leidt tot vertraging en in vele gevallen tot het spaak lopen van onderzoeken wegens verjaring. Het probleem doet zich vooral voor bij douanezaken waar een verjaringstermijn van drie jaar geldt. De situatie is met de invoering van e-Douane sinds 1 januari 2011 verergerd, doordat de stukken tot staving van invoer- en uitvoeraangiften (facturen, oorsprongscertificaten, enz.) niet langer door de douanediensten, maar door de marktdeelnemers worden bewaard.

Om onderzoeksprocedures te bespoedigen, wordt een nieuwe bepaling voorgesteld waardoor de Commissie stukken tot staving van invoer- en uitvoeraangiften rechtstreeks van privéondernemingen kan opvragen ten behoeve van onderzoeken op grond van Verordening (EG) nr. 515/97.

3.4.6.     Beperking van de zichtbaarheid en bekendmaking van de autoriteiten – artikelen 29 en 30

De verwachting is dat het invoeren van de mogelijkheid om potentiële gebruikers van de gegevens te selecteren (beperking van de zichtbaarheid) het gebruik van de databases door de lidstaten en bijgevolg de doeltreffendheid aanzienlijk zou bevorderen. Daarom wordt voorgesteld artikel 29 dienovereenkomstig te wijzigen. De voorgestelde wijziging omvat ook een flexibelere manier om de bijwerkingen van de lijsten van de in de artikelen 29 en 30 bedoelde betrokken autoriteiten bekend te maken.

3.4.7.     Gegevensbescherming – artikelen 18 ter, 33, 37 en 38

De complexe inrichting van het toezicht op de gegevensbeschermingsregels is het gevolg van de dubbele rechtsgrondslag van het douane-informatiesysteem: Verordening (EG) nr. 515/97, artikel 37, lid 3, onder a), en Besluit 2009/917/JBZ van de Raad, artikel 25, lid 2, wat een weerspiegeling is van de structuur pre-Lissabon. Als gevolg daarvan zijn er twee afzonderlijke instanties: er wordt op de inachtneming van de gegevensbeschermingsregels toegezien door CJSA en EDPS. Omdat de aanbevelingen op beide delen van het IT-systeem van toepassing zijn, is er een onmiskenbaar probleem als de adviezen en aanbevelingen uiteenlopen. Dit leidt tot verspilling van middelen.

Om dit probleem te verhelpen, voorziet het voorstel in een vereenvoudiging en harmonisering van de regels inzake het toezicht op de gegevensbeschermingsregels die op elk van de systemen van toepassing zijn. Het is de bedoeling de coherentie van het proces van toezicht te waarborgen en gezamenlijke audits met gezamenlijke verslagen te bevorderen.

Voorts verduidelijkt het voorstel dat de EDPS verantwoordelijk is voor het toezicht op de gegevensbescherming in het kader van de technische systemen die door de Commissie op grond van deze verordening tot stand worden gebracht.

Daarnaast voorziet het voorstel in een maximale bewaringstermijn van tien jaar voor in het DIS opgeslagen gegevens, met de precisering dat de EDPS op passende wijze moet worden geïnformeerd over gevallen waarin persoonsgegevens langer dan vijf jaar worden opgeslagen.

Tot slot wordt in artikel 38 een specifieke bepaling opgenomen om de veiligheid van de gegevensverwerking te waarborgen.

3.4.8.     Conformiteit met het Verdrag van Lissabon – artikel 23, lid 4; artikel 25, lid 1; artikel 33, artikel 38, artikel 43 en artikel 43 bis

Om Verordening (EG) nr. 515/97 conformer te maken met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, voorziet het voorstel in de nodige aanpassingen wat betreft het verlenen van delegatie (artikel 290 VWEU) of uitvoeringsbevoegdheden (artikel 291 VWEU) aan de Commissie.

3.5.        Inwerkingtreding

Bij het voorgestelde artikel 18 quater, lid 1, wordt een verplichting ingevoerd voor publiek- of privaatrechtelijke entiteiten met activiteiten in de internationale toelevering om gegevens over containerbewegingen aan de Commissie mee te delen. Omdat deze bepaling in tegenspraak kan zijn met tussen ondernemingen en hun klanten vastgelegde contractuele verplichtingen inzake niet-openbaarmaking en vertrouwelijkheid, voorziet het artikel betreffende de inwerkingtreding in een passende overgangsperiode waarin vervoerders hun privaatrechtelijke contracten moeten aanpassen aan de gewijzigde verordening.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De budgettaire gevolgen betreffen voornamelijk de IT-kosten voor het in stand houden en verder ontwikkelen van het bestaande AFIS-systeem. De kosten in verband met de tenuitvoerlegging van dit voorstel zullen worden opgevangen binnen de raming die is gemaakt voor het meerjarig financieel kader, zodat geen verzoek om aanvullende begrotingsmiddelen nodig is. De totale kosten die met het voorstel samenhangen, zijn te vergelijken met die van de vorige periode en worden beschouwd als voortzetting van recurrente kosten. De budgettaire ontwikkeling in verband met dit voorstel is conform het meerjarig financieel kader.

2013/0410 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 33 en 325,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Na raadpleging van de Europese Rekenkamer,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Om te waarborgen dat Verordening (EG) nr. 515/97 alle goederenbewegingen in het douanegebied van de Unie omvat, is het dienstig de definitie van "douanevoorschriften" te preciseren wat betreft de begrippen "binnenkomst" en "uitgang" van goederen;

(2)       Om de administratieve en strafrechtelijke procedures voor onregelmatigheden verder aan te scherpen, moet worden verzekerd dat via wederzijdse bijstand verkregen materiaal wordt toegelaten als bewijs in procedures voor de bestuurlijke en gerechtelijke autoriteiten van de lidstaat van de verzoekende autoriteit.

(3)       Mededeling COM(2012) 793 van de Commissie over douanerisicobeheer en beveiliging van de toeleveringsketen erkent de dringende noodzaak van verbeteringen op het vlak van beschikbaarheid en kwaliteit van gegevens voor het screenen van veiligheidsrisico's vóór aankomst, in het bijzonder met het oog op een doeltreffende herkenning en aanpak van veiligheidsrisico's op nationaal en EU-niveau, binnen het gemeenschappelijk kader voor risicobeheer dat is ingesteld op grond van artikel 13, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad. De opneming van gegevens over containerbewegingen in de risicoanalyse vóór aankomst zal de toeleveringsketen veel doorzichter maken en de EU en de lidstaten veel beter in staat stellen om risicovolle zendingen doelgericht te controleren, terwijl terzelfder tijd de doorstroming van de legitieme handel wordt bevorderd.

(4)       Voor meer duidelijkheid, consistentie en transparantie is het noodzakelijk dat preciezer wordt bepaald welke autoriteiten toegang dienen te hebben tot de op grond van deze verordening aangelegde bestanden.

(5)       Gegevens over containerbewegingen maken het mogelijk fraude en risicopatronen te detecteren voor goederen die het douanegebied van de Unie worden binnengebracht of verlaten. Dergelijke gegevens zijn dienstig om transacties die inbreuken op de douanevoorschriften vormen of waartegen vermoedens bestaan, te voorkomen, te onderzoeken en te vervolgen, en helpen de bevoegde autoriteiten om de in artikel 4, punt 25, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 genoemde douanerisico's te beheersen. Om een zo volledig mogelijke dataset te verzamelen en te gebruiken, en potentieel nadelige gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen in de vrachtvervoerssector te vermijden, is het noodzakelijk dat publiek- of privaatrechtelijke dienstenaanbieders waarvan de activiteiten verband houden met de internationale toeleveringsketen gegevens over containerbewegingen aan de Commissie meedelen, voor zover zij via hun volgsystemen dergelijke gegevens in elektronisch formaat verzamelen of tot die gegevens toegang hebben.

(6)       De opsporing van fraude, herkenning van risicopatronen en tenuitvoerlegging van effectieve procedures van risicobeheer steunen in belangrijke mate op relevante sets van operationele gegevens en kruiselingse analyses ervan. Daarom is het noodzakelijk om op het niveau van de Europese Unie een bestand samen te stellen van gegevens over de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen, met inbegrip van doorvoer binnen de lidstaten en rechtstreekse uitvoer. Te dien einde dienen de lidstaten toe te staan dat gegevens over de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen afkomstig van de door de Commissie beheerde systemen systematisch worden gereproduceerd en gegevens over goederendoorvoer binnen een lidstaat en rechtstreekse uitvoer aan de Commissie te leveren.

(7)       Voor de uitvoering van artikel 18 ter heeft de Commissie een aantal technische systemen gecreëerd om technische bijstand en opleidingen te verstrekken of communicatie- en andere operationele activiteiten ten behoeve van de lidstaten te verrichten. Deze technische systemen moeten uitdrukkelijk worden vermeld in deze verordening en vallen onder de gegevensbeschermingsvereisten.

(8)       De invoering van e-Douane in 2011, waarbij bewijsstukken betreffende in- en uitvoer niet langer door de douanediensten maar door de marktdeelnemers worden bewaard, heeft de duur van onderzoeken op douanegebied door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) langer gemaakt doordat OLAF voor het verkrijgen van dergelijke stukken langs die douanediensten moet passeren. De voor douanedocumenten in het bezit van de diensten geldende verjaringstermijn van drie jaar bemoeilijkt bovendien extra het met succes afronden van onderzoeken. Om de duur van onderzoeken op douanegebied te verkorten, zou de Commissie derhalve gerechtigd moeten zijn om stukken tot staving van invoer- en uitvoeraangiften rechtstreeks bij de betrokken marktdeelnemers op te vragen. Er dient een verplichting voor de marktdeelnemers te worden ingesteld om de gevraagde stukken aan de Commissie over te leggen.

(9)       Om de vertrouwelijkheid van de geregistreerde gegevens te waarborgen, dient de toegang tot die gegevens te worden beperkt tot welbepaalde gebruikers.

(10)     Ter waarborging van de bijwerking van de informatie, de transparantie en het recht van betrokkenen om te worden geïnformeerd, dat is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 45/2001 en Richtlijn 95/46/EG, dient te worden voorzien in de mogelijkheid om bijwerkingen van de lijsten van door de lidstaten aangewezen autoriteiten en diensten van de Commissie die toegang hebben tot het douane-informatiesysteem (DIS) op internet te publiceren.

(11)     Verordening (EG) nr. 45/2001 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie.

(12)     Om de coherentie van het toezicht op de gegevensbescherming te vergroten, is het vereist dat de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming nauw samenwerkt met de bij Besluit 2009/917/JBZ van de Raad opgerichte gemeenschappelijke controleautoriteit voor de onderlinge afstemming van de DIS-audits.       

(13)     De regels betreffende de gegevensopslag in het DIS leiden ertoe dat informatie op een niet te verantwoorden manier verloren gaat, doordat lidstaten niet systematisch de jaarlijkse check-up doen vanwege de administratieve last waarmee dat gepaard gaat. Daarom dient de procedure voor de opslag van gegevens in het DIS te worden vereenvoudigd, door de verplichting van een jaarlijkse gegevenscheck-up te schrappen en een maximale bewaringstermijn van tien jaar in te voeren, wat correspondeert met de termijnen die zijn vastgesteld voor de op grond van deze verordening gecreëerde bestanden. Een dergelijke termijn is vereist vanwege de lange duur van de procedures om onregelmatigheden te behandelen en omdat de gegevens nodig zijn voor het uitvoeren van gezamenlijke douaneoperaties en onderzoeken. Om de regels inzake gegevensbescherming te respecteren, moet de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming voorts in kennis worden gesteld van alle gevallen waarin persoonsgegevens gedurende langer dan vijf jaar in het DIS worden bewaard.

(14)     Om de mogelijkheden voor analyse van fraude te verruimen en het verrichten van onderzoeken te faciliteren, moeten in de Files Identification Database (FIDE) opgeslagen gegevens over lopende onderzoekdossiers anoniem worden gemaakt één jaar na de laatste bezichtiging en bewaard worden in een vorm die identificatie van de betrokkene onmogelijk maakt.

(15)     Aangezien de doelstellingen van beter beheer van douanerisico's in de zin van artikel 4, punten 25 en 26, en artikel 13, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek en van betere opsporing, onderzoek en preventie van douanefraude in de Unie onvoldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie handelen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel vervat in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(16)     Aan publiek- of privaatrechtelijke dienstenaanbieders waarvan de activiteiten verband houden met de internationale toeleveringsketen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening gebonden zijn door privaatrechtelijke contractuele verplichtingen inzake de verstrekking van gegevens over containerbewegingen, moet een overgangsperiode voor de toepassing van artikel 18 quater worden toegestaan om hun contracten te herzien en ervoor te zorgen dat toekomstige contracten verenigbaar zijn met de verplichting om gegevens te verstrekken aan de Commissie.

(17)     Bij Verordening (EG) nr. 515/97 zijn aan de Commissie bevoegdheden overgedragen om een aantal bepalingen van die verordening ten uitvoer te leggen; als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten de bij de onderhavige verordening aan de Commissie overgedragen bevoegdheden in overeenstemming zijn met de artikelen 290 en 291 van het Verdrag.

(18)     Om sommige niet-essentiële onderdelen van Verordening (EG) nr. 515/97 aan te vullen en met name een gestructureerd, harmonisch bestand van CSM's in het leven te roepen, dient de bevoegdheid om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag aan de Commissie te worden overgedragen waar het gaat om de gebeurtenissen waarover een CSM moet worden meegedeeld, de minimaal in CSM's op te nemen gegevenselementen en de frequentie van de meldingen.

(19)     Om sommige niet-essentiële onderdelen van Verordening (EG) nr. 515/97 aan te vullen en met name te preciseren welke informatie in het DIS moet worden opgenomen, dient de bevoegdheid om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag aan de Commissie te worden overgedragen waar het gaat om de vaststelling van de verrichtingen met betrekking tot de toepassing van de landbouwvoorschriften waarvoor informatie moet worden ingevoerd in de centrale database van het DIS.

(20)     Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(21)     Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om het formaat van de gegevens en de wijze van mededeling van CSM's vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[6]. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure.

(22)     Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om te preciseren welke elementen in het DIS moeten worden opgenomen voor elk van de onder a) tot h) van artikel 24 vermelde categorieën. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[7]. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure. De in het DIS op te nemen specifieke elementen zijn gebaseerd op de lijst in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 696/98.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 515/97 wordt als volgt gewijzigd:

1.           Artikel 2, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

(a) Het eerste streepje wordt vervangen door:

"—"douanevoorschriften": alle bepalingen van communautaire aard en alle bepalingen voor de toepassing van de communautaire voorschriften die betrekking hebben op de binnenkomst, de uitgang, de invoer, de uitvoer, de doorvoer en het verblijf van goederen waarin wordt gehandeld tussen de lidstaten en derde landen alsmede tussen de lidstaten onderling voor wat betreft goederen die niet de status van communautaire goederen in de zin van artikel 28, lid 2, van het Verdrag bezitten of die ter verkrijging van deze status aanvullende controles en onderzoeken dienen te ondergaan;"

(b) Het volgende streepje wordt toegevoegd:

"— onder "dienstenaanbieders waarvan de activiteiten verband houden met de internationale toeleveringsketen" wordt verstaan, eigenaars, afzenders, geadresseerden, expediteurs, vervoerders en andere tussenpersonen of personen die betrokken zijn bij de internationale toeleveringsketen."

2.           Artikel 12 wordt vervangen door:

"Bescheiden of de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften daarvan, verklaringen, alle handelingen of besluiten van de administratieve autoriteiten, verslagen en alle overige inlichtingen die door de ambtenaren van de aangezochte autoriteit zijn verkregen en aan de verzoekende autoriteit zijn doorgegeven in het kader van de bij de artikelen 4 tot 11 voorziene bijstandsregeling vormen toelaatbaar bewijsmateriaal bij administratieve of gerechtelijke procedures in de verzoekende lidstaat, op dezelfde wijze als wanneer zij zouden zijn verkregen in de lidstaat waarin de procedure plaatsvindt."

3.           Artikel 18 bis wordt als volgt gewijzigd:

(a) Lid 1 wordt vervangen door:

"1. Onverminderd de bevoegdheden van de lidstaten en om, voor de beheersing van de in artikel 4, punten 25 en 26, en artikel 13, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 vermelde risico's, de in artikel 29 bedoelde bevoegde autoriteiten te helpen bij het opsporen van goederenzendingen die vatbaar zijn voor inbreuken op de douane- of landbouwvoorschriften en van de transportmiddelen, met inbegrip van containers, die daarbij worden gebruikt, zorgt de Commissie voor de inrichting en het beheer van een bestand van gegevens die afkomstig zijn van publiek- of privaatrechtelijke dienstenaanbieders waarvan de activiteiten verband houden met de internationale toeleveringsketen. Dat bestand is rechtstreeks toegankelijk voor deze autoriteiten."

(b) Lid 2 wordt vervangen door:

"2. De Commissie wordt in het kader van het beheer van dit bestand gemachtigd:

a) zich toegang te verschaffen tot de gegevens en de inhoud ervan op eender welke wijze en in eender welke vorm op te slaan en deze te gebruiken ten behoeve van administratieve of gerechtelijke procedures, met inachtneming van de rechtsregels inzake intellectuele eigendom. De Commissie bouwt voldoende waarborgen in tegen willekeur van de overheid, onder andere via technische en organisatorische regelingen, en voorschriften om transparantie ten aanzien van de betrokkenen te garanderen. De betrokkenen hebben met betrekking tot de voor dit doel verwerkte gegevens een recht van inzage en het recht om gegevens te verbeteren;

b) de in het bestand toegankelijk gemaakte of uit het bestand opgevraagde gegevens met elkaar te vergelijken, te indexeren, te verrijken met gegevens uit andere bronnen en te analyseren met inachtneming van het bepaalde in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[8];

c) de in het bestand opgeslagen gegevens ter beschikking te stellen van de in artikel 29 bedoelde autoriteiten, met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken."

(c) De volgende leden 5 en 6 worden toegevoegd:

"5. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming ziet erop toe dat dit bestand voldoet aan Verordening (EG) nr. 45/2001.

De Commissie treft alle passende technische en organisatorische maatregelen om de persoonsgegevens te beschermen tegen ongewilde dan wel onrechtmatige vernietiging, ongewild verlies, ongeoorloofde verspreiding, wijziging of toegang, alsmede tegen enige andere vorm van ongeoorloofde verwerking.

6. Onverminderd Verordening 45/2001 mag de Commissie, mits de publiek- of privaatrechtelijke dienstenaanbieders waarvan de activiteiten verband houden met de internationale toeleveringsketen daarmee instemmen, de in artikel 18 bis, lid 3, bedoelde gegevens doorgeven aan internationale organisaties en/of EU-instellingen/-organen die bijdragen tot een betere bescherming van de financiële belangen van de Unie en een correctere naleving van de douanevoorschriften, en waarmee de Commissie een overeenkomst of een memorandum of understanding heeft gesloten.

Gegevens worden op grond van het bepaalde in dit lid enkel doorgegeven voor de doelstellingen van deze verordening, met inbegrip van de bescherming van de financiële belangen van de Unie, en/of voor het risicobeheer in de zin van artikel 4, punten 25 en 26, en artikel 13, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

De overeenkomst of het memorandum of understanding op grond waarvan de doorgifte van gegevens volgens het bepaalde in dit lid mag plaatsvinden, voorziet, onder andere, in de gegevensbeschermingsbeginselen, bijvoorbeeld in de mogelijkheid voor betrokkenen om hun recht van inzage en verbetering uit te oefenen en administratief of gerechtelijk beroep in te stellen, alsmede in onafhankelijk toezicht op de inachtneming van de gegevensbeschermingswaarborgen.

Van publiek- of privaatrechtelijke dienstenaanbieders waarvan de activiteiten verband houden met de internationale toeleveringsketen ontvangen gegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij zijn opgeslagen en in geen geval langer dan tien jaar. Gevallen waarin persoonsgegevens langer dan vijf jaar zijn bewaard, worden ter kennis van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming gebracht."

4.           Artikel 18 ter wordt als volgt gewijzigd:

(a) Lid 2 wordt vervangen door:

"2. De Commissie kan deskundigheid, technische of logistieke bijstand, opleidingen, voorlichting of enige andere vorm van operationele ondersteuning aan de lidstaten verstrekken voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening en bij de uitvoering van hun taken in het kader van de tenuitvoerlegging van de douanesamenwerking als bedoeld in artikel 87 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Daartoe zet de Commissie de nodige technische systemen op."

(b) Het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

"3. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming ziet erop toe dat alle op grond van dit artikel opgezette technische systemen voldoen aan Verordening (EG) nr. 45/2001."

5.           De volgende artikelen worden ingevoegd:

"Artikel 18 quater

1. De in artikel 18 bis, lid 1, bedoelde publiek- of privaatrechtelijke dienstenaanbieders waarvan de activiteiten verband houden met de internationale toeleveringsketen die gegevens opslaan over de bewegingen en de status van containers of die toegang hebben tot dergelijke gegevens, delen de Commissie Container Status Messages (‘CSM's’) mee.

2. Mededeling van de vereiste CSM's vindt plaats in de volgende gevallen:

(a) de containers zijn bestemd om per schip het douanegebied van de Unie te worden binnengebracht vanuit een derde land;

(b) de containers verlaten het douanegebied van de Unie voor een derde land per schip.

3. De vereiste CSM's hebben betrekking op de in artikel 18 septies bedoelde gebeurtenissen, voor zover de dienstenaanbieders waarvan de activiteiten verband houden met de internationale toeleveringsketen daarvan kennis hebben.

4. De Commissie legt een bestand aan van de meegedeelde CSM's (het CSM-bestand) en zorgt voor het beheer ervan.

Artikel 18 quinquies

1. Publiek- of privaatrechtelijke dienstenaanbieders waarvan de activiteiten verband houden met de internationale toeleveringsketen en die onderworpen zijn aan de verplichting van artikel 18 quater, lid 1, delen voor containers, met inbegrip van containers die niet in de Unie worden gelost, die bestemd zijn om per schip het douanegebied van de Unie te worden binnengebracht vanuit een derde land, CSM's mee voor alle gebeurtenissen die plaatsvinden vanaf het tijdstip waarop de container leeg werd gemeld voordat hij het douanegebied van de Unie werd binnengebracht tot het tijdstip waarop hij weer leeg wordt gemeld.

2. In gevallen waarin de specifieke CSM's ter identificatie van gebeurtenissen betreffende een lege container niet in de elektronische bestanden van de dienstenaanbieder beschikbaar zijn, deelt de dienstenaanbieder CSM's mee voor alle gebeurtenissen die plaatsvinden van minstens drie maanden voordat de container fysiek aankomt in het douanegebied van de Unie tot één maand na binnenkomst in het douanegebied van de Unie of, indien dit eerder plaatsvindt, tot de aankomst op een bestemming buiten het douanegebied van de Unie.

Artikel 18 sexties

1. Publiek- of privaatrechtelijke dienstenaanbieders waarvan de activiteiten verband houden met de internationale toeleveringsketen en die onderworpen zijn aan de verplichting van artikel 18 quater, lid 1, delen voor containers die het douanegebied van de Unie per schip verlaten voor een derde land CSM's mee voor alle gebeurtenissen die plaatsvinden vanaf het tijdstip waarop de container leeg werd gemeld in het douanegebied van de Unie tot het tijdstip waarop hij weer leeg wordt gemeld buiten het douanegebied van de Unie.

2. In gevallen waarin de specifieke CSM's ter identificatie van gebeurtenissen betreffende een lege container niet in de elektronische bestanden van de dienstenaanbieder beschikbaar zijn, mag de dienstenaanbieder CSM's meedelen voor gebeurtenissen die plaatsvinden gedurende minstens drie maanden na het verlaten van het douanegebied van de Unie.

Artikel 18 septies

1. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 43 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van de containerstatusgebeurtenissen waarvoor CSM's moeten worden meegedeeld overeenkomstig artikel 18 quater, de minimaal in de CSM's op te nemen gegevenselementen en de frequentie van de mededeling.

2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen bepalingen vast betreffende het formaat van de CSM-gegevens en de wijze van mededeling van de CSM's. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de onderzoeksprocedure van artikel 43 bis, lid 2, vastgesteld.

Artikel 18 octies

1. De Commissie creëert en beheert een bestand van gegevens over de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen, met inbegrip van doorvoer binnen een lidstaat, zoals nader omschreven in de bijlagen 37 en 38 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie ("bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens"). De lidstaten machtigen de Commissie om invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens systematisch te reproduceren van de bronnen die door de Commissie worden geëxploiteerd op grond van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek. De lidstaten verstrekken de Commissie gegevens over goederendoorvoer binnen een lidstaat en rechtstreekse uitvoer.

2. Het bestand zal worden gebruikt bij het voorkomen, onderzoeken en vervolgen van handelingen die in strijd zijn of lijken te zijn met de douanevoorschriften en ten behoeve van het risicobeheer, met inbegrip van op een risico-inschatting gebaseerde douanecontroles in de zin van artikel 4, punten 25 en 26, en artikel 13, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek.

3. Alleen de diensten van de Commissie en de in artikel 29 bedoelde bevoegde nationale autoriteiten hebben toegang tot het bestand. Bij de Commissie en de nationale autoriteiten zijn alleen daartoe aangewezen analysten gemachtigd om in dit bestand opgeslagen persoonsgegevens te verwerken.

Onverminderd Verordening (EG) nr. 45/2001 mag de Commissie, mits de verstrekkende lidstaat daarmee instemt, de geselecteerde gegevens die zijn verkregen in overeenstemming met de procedure van lid 1 doorgeven aan internationale organisaties en/of EU-instellingen/-organen die bijdragen tot een betere bescherming van de financiële belangen van de Unie en een correctere naleving van de douanevoorschriften, en waarmee de Commissie een daartoe strekkende overeenkomst of een memorandum of understanding heeft gesloten.

Gegevens worden op grond van het bepaalde in dit lid enkel doorgegeven voor de doelstellingen van deze verordening, met inbegrip van de bescherming van de financiële belangen van de Unie, en/of voor het risicobeheer in de zin van artikel 4, punten 25 en 26, en artikel 13, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

De overeenkomst of het memorandum of understanding op grond waarvan de doorgifte van gegevens volgens het bepaalde in dit lid mag plaatsvinden, voorziet, onder andere, in de gegevensbeschermingsbeginselen, bijvoorbeeld in de mogelijkheid voor betrokkenen om hun recht van inzage en verbetering uit te oefenen en administratief of gerechtelijk beroep in te stellen, alsmede in onafhankelijk toezicht op de inachtneming van de gegevensbeschermingswaarborgen.

4. Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie in verband met de in dit bestand opgenomen gegevens.

De Commissie wordt beschouwd als de voor de verwerking verantwoordelijke in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 45/2001.

Het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens wordt onderworpen aan voorafgaande controle door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 45/2001.

De gegevens in het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij zijn opgeslagen en in geen geval langer dan tien jaar. Gevallen waarin persoonsgegevens langer dan vijf jaar zijn bewaard, worden ter kennis van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming gebracht.

5. Het bestand van invoer-, uitvoer- en doorvoergegevens bevat niet de bijzondere categorieën van gegevens als bedoeld in artikel 10, lid 5, van Verordening (EG) nr. 45/2001.

De Commissie treft alle passende technische en organisatorische maatregelen om de persoonsgegevens te beschermen tegen ongewilde dan wel onrechtmatige vernietiging, ongewild verlies, ongeoorloofde verspreiding, wijziging of toegang, alsmede tegen enige andere vorm van ongeoorloofde verwerking.

Artikel 18 nonies

1. De Commissie mag, stukken tot staving van invoer- en uitvoeraangiften rechtstreeks bij de marktdeelnemers opvragen in het kader van onderzoeken betreffende de naleving van de douanevoorschriften in de zin van artikel 2, lid 1.

2. Binnen de termijnen waarbinnen marktdeelnemers de betrokken stukken moeten bewaren, verstrekken zij de Commissie op verzoek de in lid 1 genoemde informatie.

6.           Artikel 23, lid 4, wordt als volgt gewijzigd:

"De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 43 gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van de verrichtingen in het kader van de toepassing van de landbouwvoorschriften waarover informatie in het DIS moet worden opgenomen."

7.           Artikel 25, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

"De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen bepalingen vast betreffende de in het DIS op te nemen elementen voor elk van de in artikel 24, onder a) tot h), vermelde categorieën, voor zover zulks voor de doelstelling van het systeem noodzakelijk is. Voor de categorie bedoeld in artikel 24, onder e), mogen geen persoonsgegevens worden ingevoerd. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de onderzoeksprocedure van artikel 43 bis, lid 2, vastgesteld.

8.           Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

(a) Lid 1 wordt vervangen door:

"Toegang tot gegevens in het DIS is uitsluitend voorbehouden aan de nationale autoriteiten die elke lidstaat heeft aangewezen, en aan de door de Commissie aangewezen diensten. Die nationale autoriteiten zijn de douaneadministraties, maar kunnen ook andere autoriteiten omvatten die uit hoofde van de wetten, regelingen en procedures van de betrokken lidstaat eveneens bevoegd zijn op te treden teneinde het in artikel 23, lid 2, omschreven doel te bereiken.

De verstrekkende DIS-partner is gerechtigd om nader te bepalen welke van de bovenbedoelde nationale autoriteiten toegang hebben tot de gegevens die hij in het DIS heeft opgenomen."

(b) Lid 2 wordt vervangen door:

Elke lidstaat zendt aan de Commissie een lijst van de aangewezen bevoegde nationale autoriteiten die toegang hebben tot het DIS, waarbij voor elke autoriteit wordt aangegeven tot welke gegevens zij toegang kan hebben en voor welke doeleinden.

De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis. Zij controleert of de lijst van aangewezen bevoegde nationale autoriteiten in overeenstemming is met het proportionaliteitsbeginsel en brengt tevens alle lidstaten op de hoogte van de overeenkomstige elementen met betrekking tot haar eigen diensten die bevoegd zijn om toegang te hebben tot het DIS..

De lijst van de aldus aangewezen nationale autoriteiten en Commissiediensten wordt door de Commissie ter informatie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en latere bijwerkingen ervan zullen door de Commissie op internet worden bekendgemaakt."

9.           In artikel 30, lid 3, wordt de derde alinea vervangen door:

"De lijst van aldus aangewezen autoriteiten en diensten wordt door de Commissie bekendgemaakt op internet."

10.         De titel van hoofdstuk 4 wordt vervangen door:

"Hoofdstuk 4

Bewaring van gegevens".

11.         Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

De gegevens in het DIS worden niet langer bewaard dan nodig is voor het doel waarvoor zij waren ingevoerd en in geen geval langer dan tien jaar. Gevallen waarin persoonsgegevens langer dan vijf jaar zijn bewaard, worden ter kennis van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming gebracht."

12.         Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

(a) Lid 3 bis wordt vervangen door:

"3 bis Deze verordening vormt een specificatie van en aanvulling op Verordening (EG) nr. 45/2001.

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming ziet erop toe dat het DIS voldoet aan Verordening (EG) nr. 45/2001."

(b) Het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

"5. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming overlegt met de bij Besluit 2009/917/JBZ van de Raad opgerichte gemeenschappelijke controleautoriteit over elke handeling binnen hun respectieve bevoegdheidssfeer om het toezicht op en audits van het DIS te coördineren."

13.         Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

(a) In lid 1 wordt punt b) geschrapt.

(b) Lid 2 wordt vervangen door:

"2. In het bijzonder treffen de lidstaten en de Commissie maatregelen:

a) om te voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot de apparatuur die wordt gebruikt voor de verwerking van gegevens;

b) om te voorkomen dat gegevens en gegevensdragers door onbevoegden worden gelezen, gekopieerd, veranderd of verwijderd;

c) om te voorkomen dat op ongeoorloofde wijze gegevens worden ingevoerd en dat gegevens op ongeoorloofde wijze worden geraadpleegd, gewijzigd of gewist;

d) om te voorkomen dat onbevoegden zich door middel van datatransmissieapparatuur toegang verschaffen tot gegevens in het DIS;

e) om te waarborgen dat, met betrekking tot het gebruik van het DIS, bevoegde personen uitsluitend recht van toegang hebben tot gegevens die binnen hun bevoegdheid vallen;

f) om te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke autoriteiten gegevens mogen worden verzonden door middel van datatransmissieapparatuur;

g) om te waarborgen dat naderhand kan worden nagegaan en vastgesteld welke gegevens wanneer en door wie in het DIS zijn ingevoerd en dat toezicht kan worden gehouden op de bevragingen;

h) om te voorkomen dat op ongeoorloofde wijze gegevens worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of gewist tijdens het verzenden van gegevens of het transport van gegevensdragers."

(c) Lid 3 wordt vervangen door:

"3. De Commissie controleert of de bevragingen op geoorloofde wijze en door bevoegde gebruikers zijn verricht. Ten minste 1 % van alle bevragingen wordt gecontroleerd. Een overzicht van deze bevragingen en controles wordt in het systeem ingevoerd en dient uitsluitend voor genoemde controle door het comité. Het overzicht wordt na zes maanden verwijderd."

14.         Artikel 41 quinquies wordt als volgt gewijzigd:

(a) Lid 1 wordt vervangen door:

"1. De bewaringstermijn van de gegevens is afhankelijk van de wetten, regelingen en procedures van de gegevensverstrekkende lidstaat. De volgende, niet-cumulatieve termijnen, berekend vanaf de datum waarop de gegevens in het onderzoeksdossier zijn opgenomen, mogen evenwel in geen geval worden overschreden:

(a) gegevens over lopende onderzoeksdossiers worden niet langer dan drie jaar bewaard, als er binnen die termijn geen handeling geconstateerd is die in strijd is met de douane- en de landbouwvoorschriften; de gegevens worden eerder anoniem gemaakt als er een jaar verstreken is sedert de laatste constatering;

(b) gegevens over administratieve of strafrechtelijke onderzoeken die de vaststelling van een handeling behelzen die in strijd is met de douane- en de landbouwvoorschriften, maar die niet geleid hebben tot een administratief besluit, een veroordeling, een strafrechtelijke boete of een administratieve sanctie, worden niet langer dan zes jaar bewaard;

(c) gegevens over administratieve of strafrechtelijke onderzoeken die geleid hebben tot een administratief besluit, een veroordeling, een strafrechtelijke boete of een administratieve sanctie, worden niet langer dan tien jaar bewaard."

(b) Lid 3 wordt vervangen door:

"3. Gegevens worden door de Commissie anoniem gemaakt vanaf de datum waarop de maximale bewaartermijnen, als bepaald in lid 1, overschreden worden."

15.         Artikel 43 wordt vervangen door:

"1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 18 septies, lid 1, en artikel 23, lid 4, vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde duur vanaf [dd/mm/jjjj] [vul datum in - datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 18 septies, lid 1, en artikel 23, lid 4, vast te stellen, te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een overeenkomstig artikel 18 septies, lid 1, en artikel 23, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn kan op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden worden verlengd."

16.         Na artikel 43 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 43 bis

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing."

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Voor publiek- of privaatrechtelijke dienstenaanbieders die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening gebonden zijn door privaatrechtelijke contractuele verbintenissen die nakoming van de verplichting van artikel 18 quater, lid 1, in de weg staan, treedt zij in werking één jaar na de inwerkingtreding van de verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                        Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.         KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

            1.1.      Benaming van het voorstel/initiatief

            1.2.      Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

            1.3.      Aard van het voorstel/initiatief

            1.4.      Doelstelling(en)

            1.5.      Motivering van het voorstel/initiatief

            1.6.      Duur en financiële gevolgen

            1.7.      Beheersvorm(en)

2.         BEHEERSMAATREGELEN

            2.1.      Regels inzake het toezicht en de verslagen

            2.2.      Beheers- en controlesysteem

            2.3.      Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.         GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

            3.1.      Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

            3.2.      Geraamde gevolgen voor de uitgaven

            3.2.1.   Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

            3.2.2.   Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

            3.2.3.   Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

            3.2.4.   Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

            3.2.5.   Bijdrage van derden aan de financiering

            3.3.      Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften.

Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur [9]

Beleidsterrein: Fraudebestrijding

Activiteit: titel 24

Aard van het voorstel/initiatief

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[10]

n Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

Doelstellingen

De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Met de voorgestelde wijziging wordt bijgedragen tot de doelstelling van de Unie fraude en andere onwettige activiteiten op douanegebied te bestrijden en de financiële belangen van de Europese Unie krachtiger te beschermen.

Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Specifieke doelstelling nr. 5: fraude en corruptie voorkomen, ontmoedigen en bestrijden

Specifieke doelstelling nr. 5a Beleid en wetgeving op het gebied van fraudebestrijding ontwikkelen

Betrokken ABM/ABB-activiteit

24 04 - Antifraude-informatiesysteem (AFIS)

Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen

Voor de Commissie: de voorgestelde wijzigingen moeten de Commissie in staat stellen de risico's beter te beheren, onder andere door middel van op risico-inschatting gebaseerde douanecontroles, en het opsporen, onderzoeken en analyseren van douanefraude doeltreffender te maken. Verwacht wordt tevens dat het voorstel zal bijdragen tot een grotere doeltreffendheid op het gebied van gegevensbescherming en tot intensievere samenwerking via optimalisering van de systemen en processen waardoor de bestaande hulpmiddelen beter gebruikt zouden worden.

Voor de lidstaten: de voorgestelde wijzigingen moeten de samenwerking op douanegebied tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de Commissie vergemakkelijken.

Op langere termijn zullen dankzij de herziene verordening aanzienlijk meer gevallen van fraude en andere onregelmatigheden op douanegebied kunnen worden ontdekt, wat bijdraagt tot de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie en tegen andere risico's als bedoeld in het communautair douanewetboek.

Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Uitvoer-/invoer-/doorvoergegevens/CSM's:

•           aantal ontdekte inbreuken

•           aantal op basis van de gegevens geopende onderzoeken

•           aantal verzoeken voor gebruik van gegevens door onderzoekers

•           op basis van de informatie gerecupereerde bedragen

Duur van betrokken OLAF-onderzoeken

•           of de wijziging de procedures heeft verkort

•           of het aantal onderzoeken en de gerecupereerde bedragen zijn toegenomen

Motivering van het voorstel/initiatief

Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

De op korte en lange termijn beoogde doelstellingen omvatten:

- het scheppen van een kader dat krachtigere bestrijding van douanefraude met valse oorsprongsvermeldingen mogelijk maakt

- het scheppen van een kader dat krachtigere bestrijding van douanefraude met valse goederenomschrijvingen mogelijk maakt

- het scheppen van een kader dat krachtigere bestrijding van douanefraude met misbruik van de doorvoerregeling mogelijk maakt

- het verkorten van OLAF-onderzoeken

Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

De nationale douanediensten kunnen elk afzonderlijk niet doeltreffend en tegen een redelijke kostprijs het delen van informatie organiseren en op voldoende grote schaal de strijd aanbinden tegen inbreuken op de douanewetgeving. Het systematisch verzamelen van de vereiste gegevens voor het analyseren van douanerisico's waaraan de EU en de lidstaten blootgesteld zijn, zou een disproportionele inspanning vergen van 28 afzonderlijke lidstaten en kan pragmatischer en doeltreffender worden verwezenlijkt door actie op EU-niveau.

Mededeling COM(2012) 793 van de Commissie over douanerisicobeheer en beveiliging van de toeleveringsketen erkent de noodzaak van een doeltreffender beheer van douanerisico's, in het bijzonder veiligheidsrisico's.

Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Het "ConTraffic"-proefproject dat door OLAF in samenwerking met het Joint Research Centre van de Commissie is opgezet, bewijst dat het door containerbewegingen te analyseren mogelijk is om tegenstrijdigheden te ontdekken tussen de oorsprong die door de invoerder is opgegeven en de geografische oorsprong/het land van verzending die/dat uit de containergegevens kan worden afgeleid. Uit voorlopige resultaten is gebleken dat het in meer dan 50% van de aan de hand van dergelijke indicaties ontdekte gevallen effectief om inbreuken op de douanevoorschriften gaat. Dit proefproject illustreert op volmaakte wijze de meerwaarde van de gegevens die momenteel niet beschikbaar zijn voor de Commissie.

ATIS – een gezamenlijk project van OLAF en de lidstaten – onderstreept het belang van doorvoerinformatie om douanefraude te detecteren. Het systeem wordt gebruikt voor de analyse van doorvoergegevens om abnormale transitpatronen en afleiding van de opgegeven bestemming te detecteren.

Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

Er wordt een grotere synergie met Verordening (EU) nr. 883/2013 verwacht, in het bijzonder wat de toegang tot bewijsstukken betreft; In de huidige regelgevingsopzet, wanneer een onderzoek is gebaseerd op hetzij Verordening (EU) nr. 883/2013, hetzij Verordening (EG) nr. 2185/96, zijn marktdeelnemers verplicht de bewijsstukken over te leggen aan de Commissie. Wanneer het onderzoek wordt gevoerd op grond van Verordening (EG) nr. 515/97 echter, dan is de Commissie verplicht de bewijsstukken op te vragen bij de bevoegde nationale autoriteiten. Het voorstel strekt ertoe deze inconsistentie weg te nemen en tot één aanpak te komen.

Erin voorzien dat de nieuwe dataverzamelingen kunnen worden gebruikt voor het risicobeheer zal in belangrijke mate bijdragen tot het verwezenlijken van de agenda voorgesteld in de mededeling van de Commissie over douanerisicobeheer en beveiliging van de toeleveringsketen, en de conclusies van de Raad (8761/3/13) over hetzelfde onderwerp.

Duur en financiële gevolgen

¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

¨         Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

¨         Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

n Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

Beheersvorm(en)[11]

n Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

¨ Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan:

¨         uitvoerende agentschappen

¨         door de Unie opgerichte organen[12]

¨         nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

¨         personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

¨ Gedeeld beheer met lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

BEHEERSMAATREGELEN

Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Om de drie jaar vanaf de inwerkingtreding ervan brengt de Commissie aan het Europees Parlement, de Rekenkamer en de Raad verslag uit over de uitvoering van deze verordening.

Beheers- en controlesysteem

Mogelijke risico's

- Zonder contract in rekening gebrachte uitgaven:

Aangezien opdrachten worden gegund na een aanbestedingsprocedure, is dit risico beperkt omdat de uitgaven juridisch en financieel grotendeels zullen worden gedekt door een raamcontract.

Overeenkomstig de voorschriften van de Commissie zal ieder jaar een risicobeoordeling plaatsvinden.

- Het overhevelen van de data kan gepaard gaan met technische problemen.

Controlemiddel(en)

De controleprocedures voor dit initiatief zijn in overeenstemming met het Financieel Reglement.

Verificaties vooraf (vastleggingen en betalingen)

Wat het financiële beheersplan betreft, kiest OLAF voor een gedeeltelijk gedecentraliseerd model waarbij alle voorafgaande verificatie wordt verricht binnen de centrale eenheid Begroting. Bij OLAF worden alle dossiers gecontroleerd door minstens drie functionarissen (binnen de begrotingseenheid de dossiermanager en de met financiële controle belaste functionaris, en binnen de voor de uitgaven verantwoordelijke eenheid de met de operationele controle belaste functionaris), voordat zij door de gesubdelegeerde ordonnateur worden goedgekeurd.

Elk eenheidshoofd is door de directeur-generaal gesubdelegeerd; bijgevolg is elk eenheidshoofd verantwoordelijk voor de uitvoering van zijn deel van het programma.

- Elke transactie waarvoor toestemming van de gesubdelegeerd ordonnateur vereist is, wordt vooraf gecontroleerd door de met financiële controle belaste functionaris.

- De gevoelige variabelen worden gecontroleerd op grond van de resultaten van de in het kader van het verslag over de boekhoudkundige kwaliteit uitgevoerde risicobeoordeling (bijvoorbeeld: LE en BA, G/L-rekeningen, begrotingsonderdelen, bedragen en berekeningen, etc. …).

- Er wordt een gedetailleerd bestek opgesteld dat als basis dient voor specifieke overeenkomsten. In alle tussen OLAF en de externe partij gesloten overeenkomsten worden fraudebestrijdingsmaatregelen opgenomen.

- OLAF controleert alle te leveren prestaties en houdt toezicht op alle door de kader-contractant uitgevoerde operaties en diensten.

Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Gedurende de looptijd van de overeenkomst en voor een periode van vijf jaar na afloop van de laatste betaling kunnen controles plaatsvinden, zodat in de Commissie in voorkomende gevallen een besluit tot terugvordering kan nemen. De rechten inzake toegang van het personeel van de Commissie alsmede van gemachtigd extern personeel worden vastgelegd en de Rekenkamer en OLAF zullen dezelfde rechten genieten.

De verrichte controles bieden OLAF voldoende zekerheid over de kwaliteit en de regelmatigheid van de uitgaven en verminderen het risico van niet-naleving. Het diepgaande onderzoek gaat tot op niveau vier voor alle ondertekende contracten en overeenkomsten. De bovengenoemde controles reduceren de potentiële risico's praktisch tot nul en betreffen 100 % van de begunstigden.

Controles ter plaatse kunnen worden overwogen.

De controlestrategie van het programma wordt toereikend geacht om het gevaar van niet-naleving te beperken en is evenredig met het betrokken risico.

GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage

Aantal [Omschrijving …...…] || GK/ NGK ([13]) || van EVA-landen[14] || van kandidaat-lidstaten[15] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

1A || 24,0401 Het antifraude-informatiesysteem (AFIS) || Gespl. || NEE || NEE || NEE || NEE

Geraamde gevolgen voor de uitgaven

Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Aantal || 1A. Slimme en inclusieve groei

DG: OLAF || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || 2021 || TOTAAL

Ÿ Beleidskredieten || || || || || || || || ||

24.0401 || Vastleggingen || (1) || 6,423 || 6,922 || 6,629 || 7,151 || 7,664 || 7,195 || 7,454 || || 49,438

Betalingen || (2) || 5,800 || 6,200 || 6,000 || 6,400 || 6,900 || 6,500 || 6,700 || (1) 4,938 || 49,438

Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1a) || || || || || || || || ||

Betalingen || (2a) || || || || || || || || ||

Kredieten van administratieve aard gefinancierd  uit het budget voor specifieke programma's[16] || || || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten voor DG OLAF || Vastleggingen || =1+1a +3 || 6,423 || 6,922 || 6,629 || 7,151 || 7,664 || 7,195 || 7,454 || || 49,438

Betalingen || =2+2a +3 || 5,800 || 6,200 || 6,000 || 6,400 || 6,900 || 6,500 || 6,700 || 4,938 || 49,438

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 6,423 || 6,922 || 6,629 || 7,151 || 7,664 || 7,195 || 7,454 || || 49,438

Betalingen || (5) || 5,800 || 6,200 || 6,000 || 6,400 || 6,900 || 6,500 || 6,700 || (2) 4,938 || 49,438

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 1A van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 6,423 || 6,922 || 6,629 || 7,151 || 7,664 || 7,195 || 7,454 || || 49,438

Betalingen || =5+ 6 || 5,800 || 6,200 || 6,000 || 6,400 || 6,900 || 6,500 || 6,700 || 4,938 || 49,438

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || || ||

Betalingen || (5) || || || || || || || || ||

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten onder RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarig financieel kader (Referentiebedrag) || Vastleggingen || =4+ 6 || 6,423 || 6,922 || 6,629 || 7,151 || 7,664 || 7,195 || 7,454 || || 49,438

Betalingen || =5+ 6 || 5,800 || 6,200 || 6,000 || 6,400 || 6,900 || 6,500 || 6,700 || 4,938 || 49,438

Rubriek van het meerjarig financieel kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

DG: OLAF ||

Ÿ Personele middelen || 1,014 || 1,014 || 1,014 || 1,014 || 1,014 || 1,014 || 1,014 || 7,098

Ÿ Andere administratieve uitgaven || 0,570 || 0,570 || 0,570 || 0,570 || 0,570 || 0,570 || 0,570 || 3,990

TOTAAL DG OLAF || Kredieten || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 11,088

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || || || || || || || ||

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || 2021 || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || 8,007 || 8,506 || 8,213 || 8,735 || 9,248 || 8,779 || 9,038 || || 60,526

Betalingen || 7,384 || 7,784 || 7,584 || 7,984 || 8,484 || 8,084 || 8,284 || 4,938 || 60,526

Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

¨         Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

n         Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014[17] || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL ||

OUTPUTS ||

Soort output || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Kosten ||

OPERATIONELE DOELSTELLING NR. 1 || Kader scheppen dat krachtigere bestrijding van douanefraude met valse oorsprongsvermeldingen mogelijk maakt

Actie 1: Ontwikkelen, opstarten en onderhouden van CSM-database || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Ontwikkelen en opstarten van CSM-database || || || 2 || 0,100 || 3 || 0,150 || 1 || 0,050 || 1 || 0,050 || 1 || 0,050 || 0,5 || 0,025 || 0,5 || 0,025 || 9 || 0,450

Onderhouden van de database || || || 1 || 0,100 || 1 || 0,100 || 1 || 0,100 || 1 || 0,100 || 1 || 0,100 || 1 || 0,100 || 1 || 0,100 || 7 || 0,700

Subtotaal voor operationele doelstelling nr. 1 || 3 || 0,200 || 3 || 0,200 || 4 || 0,250 || 2 || 0,150 || 2 || 0,150 || 2 || 0,150 || 1,5 || 0,125 || 1,5 || 0,125

OPERATIONELE DOELSTELLING NR. 2 || Kader scheppen dat krachtigere bestrijding van douanefraude met valse omschrijving van goederen mogelijk maakt

Actie 1: Ontwikkelen, opstarten en onderhouden van invoer-/uitvoerdatabase || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Ontwikkelen en opstarten van invoer-/uitvoerdatabase || || || 2 || 0,075 || 2,5 || 0,106 || 1 || 0,035 || 1 || 0,035 || 1 || 0,035 || 0,5 || 0,017 || 0,5 || 0,017 || 8,5 || 0,320

Onderhouden van invoer-/uitvoerdatabase || || || 1 || 0,080 || 1 || 0,080 || 1 || 0,080 || 1 || 0,080 || 1 || 0,080 || 1 || 0,080 || 1 || 0,080 || 7 || 0,560

Subtotaal voor operationele doelstelling nr. 2 || 3 || 0,155 || 3 || 0,155 || 3,5 || 0,186 || 2 || 0,115 || 2 || 0,115 || 2 || 0,115 || 1,5 || 0,097 || 1,5 || 0,097

OPERATIONELE DOELSTELLING NR. 3 || Kader scheppen dat krachtigere bestrijding van douanefraude met misbruik van de doorvoerregeling mogelijk maakt

Actie 1: Ontwikkelen, opstarten en onderhouden van doorvoerdatabase || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Ontwikkelen en opstarten van doorvoerdatabase || || || 2 || 0,020 || 2,5 || 0,026 || 1 || 0,008 || 1 || 0,008 || 1 || 0,008 || 0,5 || 0,005 || 0,5 || 0,005 || 8,5 || 0,080

Onderhouden van doorvoerdatabase || || || 1 || 0,020 || 1 || 0,020 || 1 || 0,020 || 1 || 0,020 || 1 || 0,020 || 1 || 0,020 || 1 || 0,020 || 7 || 0,140

Subtotaal voor operationele doelstelling nr. 3 || 3 || 0,040 || 3 || 0,040 || 3,5 || 0,046 || 2 || 0,028 || 2 || 0,028 || 2 || 0,028 || 1,5 || 0,025 || 1,5 || 0,025

OPERATIONELE DOELSTELLING NR. 4 || Wederzijdse bijstand in douaneaangelegenheden ondersteunen

Actie 1: Ontwikkelen, opstarten en onderhouden van een nieuwe database voor wederzijdse bijstand met beperking van de zichtbaarheid ter vervanging van de huidige CIS en FIDE || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Ontwikkelen en opstarten van een nieuwe database voor wederzijdse bijstand met beperking van de zichtbaarheid || || || 5 || 0,600 || 5 || 0,500 || 4 || 0,400 || 3 || 0,300 || 3 || 0,300 || 3 || 0,300 || 3 || 0,300 || 26 || 2,700

Onderhouden van de nieuwe database voor wederzijdse bijstand met beperking van de zichtbaarheid || || || 4 || 0,400 || 4 || 0,400 || 3 || 0,300 || 3 || 0,300 || 2 || 0,200 || 2 || 0,200 || 2 || 0,200 || 20 || 2,000

Actie 2: Organiseren van gezamenlijke douaneoperaties (GDO's), EU-wijd en regionaal || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Coördinatie, logistieke en technische bijstand aan lidstaten voor de uitvoering van EU-wijde en regionale GDO's || || || 10 || 1,000 || 12 || 1,200 || 14 || 1,400 || 16 || 1,600 || 18 || 1,800 || 20 || 2,000 || 22 || 2,200 || 112 || 11,200

Upgrade, onderhoud en exploitatie van de v-OCU ter ondersteuning van de veilige uitwisseling van informatie bij GDO's || || || 5 || 0,500 || 6 || 0,600 || 7 || 0,700 || 8 || 0,800 || 9 || 0,900 || 10 || 1,000 || 10 || 1,100 || 55 || 5,600

Subtotaal voor operationele doelstelling nr. 4 || 24 || 2,500 || 27 || 2,700 || 28 || 2,800 || 30 || 3,000 || 32 || 3,200 || 35 || 3,500 || 37 || 3,800 || 213 || 21,500

OPERATIONELE DOELSTELLING NR. 5 || Faciliteren van beveiligde elektronische communicatiemiddelen om de lidstaten in staat te stellen hun verplichting na te komen om onregelmatigheden te melden die zijn ontdekt bij de landbouw-, structuur-, cohesie- en visserijfondsen en bij de pretoetredingssteun

Actie 1: Ontwikkelen, opstarten en onderhouden van nieuwe modules voor het melden van onregelmatigheden in de nieuwe programmeringsperiode 2014-2020 || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Ontwikkelen en opstarten van nieuwe modules voor het melden van onregelmatigheden in de nieuwe programmeringsperiode 2014-2020 || || || 4 || 0,500 || 4 || 0,500 || 4 || 0,400 || 3 || 0,300 || 3 || 0,300 || 3 || 0,300 || 3 || 0,300 || 24 || 2,600

Onderhouden van nieuwe modules voor het melden van onregelmatigheden in de nieuwe programmeringsperiode 2014-2020 || || || 3 || 0,300 || 2 || 0,200 || 2 || 0,200 || 2 || 0,200 || 2 || 0,200 || 2 || 0,200 || 2 || 0,200 || 15 || 1,500

Subtotaal voor operationele doelstelling nr. 5 || 7 || 0,800 || 6 || 0,700 || 6 || 0,600 || 5 || 0,500 || 5 || 0,500 || 5 || 0,500 || 5 || 0,500 || 39,0 || 4,100

OPERATIONELE DOELSTELLING NR. 6 || Exploiteren, onderhouden en verder ontwikkelen van het AFIS-dienstenplatform ter waarborging van technische paraatheid, informatieveiligheid en bedrijfscontinuïteit

Actie 1: Exploiteren, onderhouden en upgraden van de AFIS-infrastructuur en het IT-dienstenplatform || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Exploiteren, onderhouden en upgraden van de hardware, software, netwerk- en beveiligingsvoorzieningen || || || 6 || 0,700 || 6 || 0,700 || 6 || 0,636 || 6 || 0,700 || 8 || 0,800 || 5 || 0,500 || 5 || 0,500 || 42 || 4,536

Onderhouden en upgraden van de technische randapparatuur voor het AFIS-portaal dat de AFIS-bedrijfsapplicaties host || || || 7 || 0,728 || 7 || 0,840 || 7 || 0,700 || 8 || 0,858 || 8 || 0,871 || 5 || 0,548 || 5 || 0,507 || 47 || 5,052

Verstrekken van helpdeskdiensten, e-learning, opleiding, technische bijstand en bedrijfsondersteuning aan de AFIS-eindgebruikers || || || 7 || 0,700 || 8 || 0,800 || 8 || 0,800 || 8 || 0,800 || 10 || 1,000 || 9 || 0,900 || 9 || 0,900 || 59 || 5,900

Subtotaal voor operationele doelstelling nr. 6 || 26 || 2,728 || 28 || 3,040 || 29 || 2,936 || 32 || 3,358 || 36 || 3,671 || 29 || 2,948 || 29 || 2,907 || 209 || 21,588

TOTALE KOSTEN || 66 || 6,423 || 72 || 6,922 || 69 || 6,629 || 73 || 7,151 || 79 || 7,664 || 73,5 || 7,195 || 75,5 || 7,454 || 508 || 49,438

Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

Samenvatting

¨         Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

þ         Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personele middelen || 1,014 || 1,014 || 1,014 || 1,014 || 1,014 || 1,014 || 1,014 || 7,098

Andere administratieve uitgaven || 0,570 || 0,570 || 0,570 || 0,570 || 0,570 || 0,570 || 0,570 || 3,990

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 11,088

buiten RUBRIEK 5[18] van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

Personele middelen || || || || || || || ||

Andere administratieve uitgaven || || || || || || || ||

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

TOTAAL || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 1,584 || 11,088

 Geraamde personeelsbehoeften

¨         Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

n         Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

|| 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020

Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

24 01 07 00 01 01 01 OLAF || 6,5 || 6,5 || 6,5 || 6,5 || 6,5 || 6,5 || 6,5

XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || ||

XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || ||

10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || ||

Ÿ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[19]

24 01 07 00 01 02 01 (END) || 2 || 2 || 2 || 2 || 2 || 2 || 2

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || ||

XX 01 04 yy [20] || - op het hoofdkantoor[21] || || || || || || ||

- delegaties || || || || || || ||

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) || || || || || || ||

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || || || || || || ||

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || ||

TOTAAL || 8,5 || 8,5 || 8,5 || 8,5 || 8,5 || 8,5 || 8,5

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Beheer van het proefproject voor datatransfer van DG TAXUD's Surveillance 2-systeem naar AFIS. Beheer van de IT-ontwikkelingsprojecten voor de nieuwe AFIS-databases voor invoer- en uitvoergegevens en container status messages. Verantwoordelijkheid voor het in productie brengen van de nieuwe databases op het AFIS-platform Organisatie van de activiteiten en opleidingen met betrekking tot gezamenlijke douaneoperaties Secretariaatswerkzaamheden

Extern personeel || Voor de taak aangewezen END. De belangrijkste taak betreft het projectbeheer voor de wijzigingen aan het Surveillance 2-systeem en het Export Control System (ECS) die nodig zullen zijn om de invoer- en uitvoergegevens naar de nieuwe AFIS-databases te transfereren.

Verenigbaarheid met het huidig meerjarig financieel kader

n         Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

¨         Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[22]

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

Bijdrage van derden aan de financiering

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

þ         Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

¨         Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

¨         voor de eigen middelen

¨         voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[23]

Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || invullen: zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel …. || || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

BIJLAGE II.6.2 bij het FINANCIEEL MEMORANDUM

Benaming van het voorstel/initiatief:

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften

1.           NODIG GEACHTE AANTAL PERSONELE MIDDELEN en KOSTEN DAARVAN

2.           ANDERE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

3.           VOOR KOSTENRAMINGEN GEBRUIKTE BEREKENINGSMETHODEN

3.1.        Personele middelen

3.2.        Andere administratieve uitgaven

Deze bijlage moet het financieel memorandum vergezellen tijdens de dienstenoverkoepelende raadpleging.

De gegevens die gebruikt worden als bron voor de in dit financieel memorandum opgenomen tabellen zijn voor strikt intern gebruik binnen de Commissie.

1.           Nodig geachte aantal personele middelen en kosten daarvan         

o         Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

þ         Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

VTE || Kredieten || VTE || Kredieten || VTE || Kredieten || VTE || Kredieten || VTE || Kredieten || VTE || Kredieten || VTE || Kredieten || VTE || Kredieten

|| || || || || Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijk personeel)

24 01 07 00 01 01 01 OLAF || AD || 1 || 0,131 || 1 || 0,131 || 1 || 0,131 || 1 || 0,131 || 1 || 0,131 || 1 || 0,131 || 1 || 0,131 || 1 || 0,917

AST || || || || || || || || || || || || || || || ||

XX 01 01 02 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || AD || || || || || || || || || || || || || || || ||

AST || || || || || || || || || || || || || || || ||

|| || || || || Ÿ Extern personeel[24]

24 01 07 00 01 02 01 OLAF || AC || || || || || || || || || || || || || || || ||

END || 1 || 0,078 || 1 || 0,078 || 1 || 0,078 || 1 || 0,078 || 1 || 0,078 || 1 || 0,078 || 1 || 0,078 || 1 || 0,546

INT || || || || || || || || || || || || || || || ||

XX 01 02 02 (delegaties) || AC || || || || || || || || || || || || || || || ||

AL || || || || || || || || || || || || || || || ||

END || || || || || || || || || || || || || || || ||

INT || || || || || || || || || || || || || || || ||

JED || || || || || || || || || || || || || || || ||

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || 2 || 0,209 || 2 || 0,209 || 2 || 0,209 || 2 || 0,209 || 2 || 0,209 || 2 || 0,209 || 2 || 0,209 || 2 || 1 463

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.          

buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

VTE || Kredieten || VTE || Kredieten || VTE || Kredieten || VTE || Kredieten || VTE || Kredieten || VTE || Kredieten

Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijk personeel)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || AD || || || || || || || || || || || ||

AST || || || || || || || || || || || ||

XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || AD || || || || || || || || || || || ||

AST || || || || || || || || || || || ||

Ÿ Extern personeel[25]

XX 01 04 yy   Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). || - op het hoofdkantoor || AC || || || || || || || || || || || ||

END || || || || || || || || || || || ||

INT || || || || || || || || || || || ||

- delegaties || AC || || || || || || || || || || || ||

AL || || || || || || || || || || || ||

END || || || || || || || || || || || ||

INT || || || || || || || || || || || ||

JED || || || || || || || || || || || ||

XX 01 05 02 (onderzoek door derden) || AC || || || || || || || || || || || ||

END || || || || || || || || || || || ||

INT || || || || || || || || || || || ||

10 01 05 02 (eigen onderzoek) || AC || || || || || || || || || || || ||

END || || || || || || || || || || || ||

INT || || || || || || || || || || || ||

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || || || || || || || ||

Subtotaal – buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || || || || || || ||

TOTAAL || || 2 || 0,209 || 2 || 0,209 || 2 || 0,209 || 2 || 0,209 || 2 || 0,209 || 2 || 1 463

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

2.           Andere administratieve uitgaven

þ         Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

o         Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

|| 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

            Brussel/Luxemburg: || || || || || || || ||

24 01 07 00 01 02 11 - Kosten van dienstreizen en representatievergoedingen || || || || || || || ||

XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen || || || || || || || ||

24 01 07 00 02 01 00 – Onderzoeken || || || || || || || ||

XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen || || || || || || || ||

XX 01 03 01 03 – ICT[26]-uitrusting || || || || || || || ||

XX 01 03 01 04 – ICT4-diensten || || || || || || || ||

Overige begrotingsonderdelen (te vermelden waar nodig) || || || || || || || ||

            Delegaties: || || || || || || || ||

XX 01 02 12 01 – Kosten van dienstreizen, conferenties en representatievergoedingen || || || || || || || ||

XX 01 02 12 02 – Bijscholing van ambtenaren || || || || || || || ||

XX 01 03 02 01 – Aankoop, huur en daarmee samenhangende uitgaven || || || || || || || ||

XX 01 03 02 02 – Uitrusting, meubilair, leveringen en diensten || || || || || || || ||

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

|| Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

XX 01 04 yy – Uitgaven voor technische en administratieve bijstand (exclusief extern personeel) uit beleidskredieten (vroegere BA-onderdelen) || || || || || || || ||

- op het hoofdkantoor || || || || || || || ||

- delegaties || || || || || || || ||

XX 01 05 03 – Overige beheersuitgaven voor onderzoek – onderzoek onder contract || || || || || || || ||

10 01 05 03 – Overige beheersuitgaven voor onderzoek – eigen onderzoek || || || || || || || ||

Overige begrotingsonderdelen (te vermelden waar nodig) || || || || || || || ||

Subtotaal – buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

TOTAAL RUBRIEK 5 en buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

In de benodigde administratieve kredieten zal worden voorzien door de kredieten die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de bestaande budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.           Voor kostenramingen gebruikte berekeningsmethoden

3.1.        Personele middelen

In dit deel wordt de berekeningsmethode toegelicht die is gebruikt om de benodigde personele middelen te ramen (veronderstelde werklast, bijzondere taken (Sysper 2 taakprofielen, personeelscategorieën en overeenkomstige gemiddelde kosten)

RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader

NB: De gemiddelde kosten van elke personeelscategorie op het hoofdkantoor zijn te vinden op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/pre/legalbasis/pre-040-020_preparation_en.html#forms

Ÿ Ambtenaren en tijdelijke functionarissen AD: 1 VTE, projectleider - totale gemiddelde kosten 131 000 EUR

Ÿ Extern personeel END: 1 VTE - totale gemiddelde kosten 78 000 EUR

3.2.        Andere administratieve uitgaven

Verstrek gegevens over de voor elk begrotingsonderdeel gebruikte berekeningsmethode,

en meer in het bijzonder over de achterliggende hypothesen (bv. aantal vergaderingen per jaar, gemiddelde kosten, enz.)

RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader

Buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader

[1]               Met name in het licht van de mededeling van de Commissie COM(2012) 793 van 8 januari 2013 over douanerisicobeheer en beveiliging van de toeleveringsketen.

[2]               COM (2012)793.

[3]               COM(2013) 534 van 17 juli 2013.

[4]               De leden van de WSC zijn verstrekkers van vervoersdiensten en nemen ongeveer 60% van het wereldwijde handelsverkeer over zee in waarde voor hun rekening. De WSC laat over het algemeen een gecoördineerd geluid van de lijnvaartsector horen.

[5]               De administratieve regeling voor ATIS is in Brussel op 6 juli 2011 overeengekomen tussen het Comité wederzijdse bijstand, opgericht krachtens artikel 43 van Verordening 515/97 en de EG-EVA Werkgroep Gemeenschappelijk Douanevervoer en Vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer.

[6]               PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[7]               PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[8]               PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[9]               ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based Budgeting.

[10]             In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement 966/2012.

[11]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

[12]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

[13]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

[14]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[15]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

[16]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[17]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[18]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[19]             AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).

[20]             Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

[21]             Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF).

[22]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

[23]             Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.

[24]             AC= arbeidscontractant; AL= plaatselijk functionaris; END= gedetacheerd nationaal deskundige; INT= uitzendkracht; JED= jonge deskundige in delegaties.

[25]             AC= arbeidscontractant; AL= plaatselijk functionaris; END= gedetacheerd nationaal deskundige; INT= uitzendkracht; JED= jonge deskundige in delegaties.

[26]             ICT: Informatie- en communicatietechnologieën

Top