EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0598
Proposal for a COUNCIL REGULATION fixing for 2014 the fishing opportunities for certain fish stocks and groups of fish stocks applicable in the Baltic Sea
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn
/* COM/2013/0598 final - 2013/0286 (NLE) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn /* COM/2013/0598 final - 2013/0286 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL · Motivering en doel van het voorstel Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002
van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame
exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk
visserijbeleid moeten maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de
levende aquatische hulpbronnen worden geëxploiteerd op een vanuit economisch,
ecologisch en sociaal oogpunt duurzame wijze. Een belangrijk instrument in dit
verband is de jaarlijkse vaststelling van de vangstmogelijkheden in de vorm van
totaal toegestane vangsten (TAC's – total allowable catches), quota en
beperkingen van de visserijinspanning. Het doel van dit voorstel is voor 2014 de
vangstmogelijkheden van de lidstaten vast te stellen voor de in commercieel
opzicht belangrijkste visbestanden in de Oostzee. Met het oog op de
vereenvoudiging en de verduidelijking van de jaarlijkse besluiten inzake TAC's
en quota worden de vangstmogelijkheden in de Oostzee sinds 2006 bij een
afzonderlijke verordening vastgesteld. · Algemene context In de mededeling van de Commissie betreffende
de raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2014 (COM(2013) 319 final)
wordt de achtergrond van het voorstel geschetst. De Internationale Raad voor het onderzoek van
de zee (ICES – International Council for the Exploration of the Sea) en het
Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV)
hebben in mei 2013, respectievelijk juni 2013 wetenschappelijk advies inzake de
bestanden in de Oostzee gegeven voor 2014. Het voorstel bevat twee delen die van belang
zijn om de visserij in de Oostzee in 2014 door middel van vangstmogelijkheden
te beheren: één inzake het vaststellen van TAC's en quota, en een tweede inzake
het opleggen van beperkingen van de visserijinspanning door het begrenzen van
de activiteit van de vissersvaartuigen (aantal zeedagen). · Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied De vangstmogelijkheden en de verdeling daarvan
over de lidstaten worden jaarlijks vastgesteld. Het meest recente instrument is
Verordening (EU) nr. 1088/2012 van de Raad van 20 november 2012 tot
vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden
en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn. Eveneens relevant voor het beheer van de
visserij in de Oostzee is Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21
december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische
maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening
(EG) nr. 88/98. Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de
Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de
kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden
exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot
intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 bevat de controle- en
monitoringsmaatregelen voor het herstel van de betrokken kabeljauwbestanden.
Bovendien bevat die verordening regels voor de vaststelling van de TAC's voor
de westelijke en de oostelijke kabeljauwbestanden en de bij de visserij op die
bestanden in acht te nemen beperkingen van de visserijinspanning. · Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU De voorgestelde maatregelen zijn in
overeenstemming met de doelstellingen en de voorschriften van het
gemeenschappelijk visserijbeleid en met het beleid van de Unie inzake duurzame
ontwikkeling. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING · Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid Belangrijkste geraadpleegde organisaties en
deskundigen De geraadpleegde wetenschappelijke
organisaties zijn de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES)
en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij
(WTECV). De Unie verzoekt de ICES en het WTECV elk jaar
om wetenschappelijk advies over de toestand van de belangrijke visbestanden.
Het ontvangen advies bestrijkt alle bestanden in de Oostzee waarvoor TAC's
worden voorgesteld. · Raadpleging van belanghebbende partijen De regionale adviesraad voor de Oostzee (BSRAC
– Baltic Sea Regional Advisory Council) is in juni 2013 tijdens de vergadering
van zijn gezamenlijke werkgroep voor de demersale/pelagische visserij
geraadpleegd op basis van de mededeling van de Commissie betreffende de
vangstmogelijkheden. De wetenschappelijke basis voor het voorstel is
aangeleverd door de ICES en het WTECV. In die vergadering zijn de regels voor
de vaststelling van TAC's en quota voor 2014 op basis van de mededeling
voorgesteld. De daar ingenomen voorlopige standpunten over alle betrokken
visbestanden zijn in overweging genomen en waar mogelijk in het voorstel
verwerkt voor zover deze niet indruisten tegen het bestaande beleid of konden
leiden tot een verslechtering van de toestand van kwetsbare bestanden. In sommige gevallen steunt de BSRAC zowel de
pogingen van de Commissie om TAC's vast te stellen die nauwer bij het
wetenschappelijke advies aansluiten, als de toepassing van het meerjarenplan
voor kabeljauw wat de vaststelling van de TAC's betreft. Deze adviesraad is
evenwel tegen de vermindering van het aantal zeedagen dat wordt gebruikt om op
kabeljauw te vissen. · Effectbeoordeling De TAC voor het westelijke kabeljauwbestand is
met 15 % verlaagd en die voor het oostelijke kabeljauwbestand met 7 %
verhoogd. Overeenkomstig het voorstel zouden drie van de vijf pelagische TAC's
worden verhoogd en de resterende twee verlaagd. In het algemeen zouden, als
gevolg van de voorgestelde maatregelen, de vangstmogelijkheden, uitgedrukt in
vangsthoeveelheden, voor EU-vissersvaartuigen in de Oostzee voor alle soorten
behalve zalm met 10 % stijgen tot 644 000 ton. Voor de zalmbestanden
zullen de vangstmogelijkheden met ongeveer 7 % afnemen; zij bedragen nu 116 000
stuks zalm. Uitgaande van de gemiddelde prijzen van de
aangevoerde vis die in 2011 in acht Oostzeelanden werden opgetekend, zal de
waarde van de vangstmogelijkheden voor 2014 met 12 miljoen EUR stijgen, op een
totale waarde van 412 miljoen EUR. Het voorstel is niet alleen gericht op de
korte termijn, maar past ook in de langeretermijnaanpak om de visserij
geleidelijk tot een duurzaam niveau te reduceren. De gekozen benadering zal
daarom, op de middellange tot lange termijn, resulteren in een stabiele
visserijinspanning en hogere quota. De langetermijneffecten van de aanpak zijn
naar verwachting meer duurzame visserijactiviteiten en toename van de aanvoer. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL · Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en) Om de met het gemeenschappelijk visserijbeleid
beoogde totstandbrenging van een biologisch, economisch en sociaal duurzame
visserij te verwezenlijken, wordt in dit voorstel vastgesteld welke vangst- en
visserijinspanningsbeperkingen voor de EU-visserij gelden. · Rechtsgrondslag Artikel 43, lid 3, van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). · Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel valt onder de exclusieve
bevoegdheid van de Unie, als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), VWEU. Het
subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. · Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in
overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het gemeenschappelijk visserijbeleid is een
gemeenschappelijk beleid. Krachtens artikel 43, lid 3, VWEU dient de Raad
maatregelen aan te nemen tot vaststelling en verdeling van de
vangstmogelijkheden. Bij de betrokken verordening van de Raad
worden vangstmogelijkheden aan de lidstaten toegewezen. Met inachtneming van
artikel 20, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 mogen de lidstaten deze
mogelijkheden naar eigen goeddunken over de regio's of de marktdeelnemers
verdelen. De lidstaten kunnen dus met een ruime mate aan vrijheid en conform
het sociaaleconomische model van hun keuze beslissen hoe zij de aan hen
toegewezen vangstmogelijkheden benutten. Het voorstel heeft geen nieuwe financiële
gevolgen voor de lidstaten. De Raad stelt elk jaar een verordening als de
onderhavige vast, en de openbare en particuliere middelen voor de
tenuitvoerlegging van deze verordening zijn reeds beschikbaar. · Keuze van instrumenten Voorgesteld(e) instrument(en): verordening. Dit is een voorstel voor visserijbeheer op
basis van artikel 43, lid 3, VWEU, en overeenkomstig artikel 20 van Verordening
(EG) nr. 2371/2002 van de Raad. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de
EU-begroting. 5. AANVULLENDE INFORMATIE · Vereenvoudiging Het voorstel zorgt voor een verdere
vereenvoudiging van de administratieve procedures voor (EU- of nationale)
overheidsinstanties aangezien het bepalingen bevat die vergelijkbaar zijn met
de verordening inzake de vangstmogelijkheden in de Oostzee van 2013. · Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling Het voorstel betreft een jaarlijkse
verordening voor het jaar 2014 en bevat derhalve geen herzieningsclausule. · Gedetailleerde toelichting In dit voorstel worden voor de lidstaten die
in de Oostzee actief zijn, de voor 2014 geldende vangstmogelijkheden voor
sommige visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld. De voorgestelde hoeveelheden zijn gebaseerd op
actueel wetenschappelijk advies, overleg met de BSRAC en het kader voor de
vaststelling van de TAC's en quota dat is aangegeven in de mededeling van de
Commissie inzake de raadpleging over de vangstmogelijkheden. Waar dit van
toepassing is, worden met het oog op de vaststelling van de EU-quota voor met
de Russische Federatie gedeelde bestanden de respectieve hoeveelheden van deze
bestanden afgetrokken van de door de ICES aanbevolen TAC’s. Gezien het voornemen van de Commissie om
overeenkomstig het EU-beleid en de door de EU aangegane internationale
verbintenissen een duurzaam gebruik van de visbestanden te garanderen en
tegelijkertijd de vangstmogelijkheden stabiel te houden, worden de TAC's van
jaar tot jaar zo min mogelijk gewijzigd voor zover dat mogelijk is in het licht
van de toestand van de betrokken bestanden. De aan de lidstaten toegewezen TAC's en quota
staan in bijlage I en de beperkingen van de visserijinspanning in bijlage II
bij de verordening. De voorgestelde TAC's en
inspanningsbeperkingen voor de kabeljauwbestanden zijn in overeenstemming met
de vereisten van het meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en
de visserijtakken die deze bestanden exploiteren. Het centrale element in dit
plan is een geleidelijke verlaging van de visserijsterfte tot een op lange
termijn duurzaam niveau, waardoor de bestanden zich kunnen herstellen en een
grote en stabiele opbrengst kan worden gehaald. Na de herziening van de
gegevens en methoden die voor de beoordeling van de kabeljauwbestanden worden
gebruikt, zijn de feitelijke visserijsterfte en de visserijsterfte op
MSY-niveau opnieuw bekeken en dienovereenkomstig gewijzigd. Rekening houdend
met deze nieuwe informatie moet de visserijinspanning voor beide
kabeljauwbestanden worden verminderd: met 10 % voor het westelijke bestand
en met 8,5 % voor het oostelijke bestand. Alle pelagische bestanden in de Oostzee, met
uitzondering van haring uit de Westelijke Oostzee, zouden in 2014 op MSY-niveau
kunnen worden bevist; de voorgestelde TAC’s zijn dan ook in overeenstemming met
de visserijsterfte op MSY-niveau. 2013/0286 (NLE) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2014, van de
vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in
de Oostzee van toepassing zijn DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: 1) Krachtens Verordening (EG)
nr. 2371/2002[1]
moeten, met inachtneming van het beschikbare wetenschappelijke, technische en
economische advies en met name van het verslag van het Wetenschappelijk,
Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en met inachtneming van
eventueel advies van regionale adviesraden, maatregelen worden vastgesteld
inzake de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van
visserijactiviteiten. 2) De Raad moet maatregelen
voor de vaststelling en de toewijzing van de vangstmogelijkheden vaststellen
per visserijtak of groep visserijtakken, inclusief, in voorkomend geval,
bepaalde voorwaarden die er functioneel verband mee houden. De
vangstmogelijkheden moeten, met inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 2371/2002
vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zo over
de lidstaten worden verdeeld dat elke lidstaat een relatieve stabiliteit van de
visserijactiviteiten voor elk bestand of elke visserijtak geniet. 3) De totaal toegestane
vangsten (total allowable catches - TAC's) moeten worden vastgesteld op basis
van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de
biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij een billijke behandeling
van de visserijsectoren moet worden gegarandeerd, en in het licht van de
standpunten die naar voren zijn gekomen tijdens de raadpleging van de
belanghebbenden, met name op de bijeenkomsten van de betrokken regionale
adviesraden. 4) Voor bestanden waarvoor
specifieke meerjarenplannen gelden, dienen de vangstmogelijkheden
overeenkomstig de in die plannen vervatte voorschriften te worden vastgesteld.
Bijgevolg moeten de vangstbeperkingen en de beperkingen van de
visserijinspanning voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee worden vastgesteld
overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1098/2007 voor de
kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden
exploiteren[2]
("het kabeljauwplan voor de Oostzee") . 5) Uit het wetenschappelijke
advies blijkt dat er ruimte bestaat om de visserijinspanning voor
kabeljauwbestanden in de Oostzee flexibel te gaan beheren, zonder dat daarbij
de doelstellingen van het kabeljauwplan voor de Oostzee in het gedrang komen en
zonder dat de visserijsterfte zal toenemen. Deze flexibiliteit zou het mogelijk
maken om de visserijinspanning efficiënter te beheren wanneer de quota niet
gelijk over de vloot van een lidstaat zijn verdeeld, en om snel te reageren
wanneer quota worden geruild. Daarom moet een lidstaat de mogelijkheid krijgen
om aan vaartuigen die zijn vlag voeren, extra buitengaats doorgebrachte dagen
toe te kennen indien een gelijk aantal buitengaats doorgebrachte dagen wordt
afgenomen van andere vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren. 6) De bij deze verordening vastgestelde
vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG)
nr. 1224/2009 van de Raad[3],
en met name de artikelen 33 en 34 daarvan betreffende de registratie van de
vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de mededeling van gegevens
over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve moeten de codes worden
gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de
Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die
onder deze verordening vallen. 7) Overeenkomstig artikel 2 van
Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad[4]
moeten de bestanden waarop de daarin vervatte maatregelen van toepassing zijn,
worden omschreven. 8) Om een onderbreking van de
visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie
veilig te stellen, is het van belang dat de onder deze verordening vallende
visserij met ingang van 1 januari 2014 wordt toegestaan. Wegens de urgentie
dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te
treden, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Hoofdstuk I
Algemene bepalingen Artikel 1
Onderwerp Bij deze verordening worden de
vangstmogelijkheden voor 2014 voor bepaalde visbestanden en groepen
visbestanden in de Oostzee vastgesteld. Artikel 2
Toepassingsgebied Deze verordening is van toepassing op in de
Oostzee vissende EU-vaartuigen. Artikel 3
Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: a) "de zones van de ICES"
(Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for
the Exploration of the Sea): de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005
van de Raad[5]
afgebakende geografische zones; b) "de Oostzee" : de ICES-deelsectoren 22-32; c) "EU-vaartuig": vissersvaartuig dat
de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd; d) "totaal toegestane vangst (TAC)": de
hoeveelheid die per bestand per jaar mag worden gevangen; e) "quotum": een gedeelte van de TAC
dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land; f) "buitengaats doorgebrachte dag":
elke ononderbroken periode van 24 uur of een gedeelte van die periode waarin
het vaartuig zich niet in de haven bevindt. Hoofdstuk II
Vangstmogelijkheden Artikel 4
TAC's en toewijzingen De TAC's, de quota en, in voorkomend geval, de
functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in bijlage I. Artikel 5
Bijzondere bepalingen over
toewijzingen 1. De toewijzing overeenkomstig
deze verordening van de vangstmogelijkheden aan de lidstaten doet geen afbreuk
aan: a) de ruil van vangstmogelijkheden op grond van
artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002; b) een nieuwe verdeling op grond van artikel 37
van Verordening (EG) nr. 1224/2009; c) het aanlanden van extra hoeveelheden op grond
van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96; d) het inhouden van hoeveelheden op grond van
artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96; e) kortingen, verlagingen of verminderingen op
grond van de artikelen 37, 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. 2. Tenzij anders vermeld in
bijlage I bij de onderhavige verordening, is artikel 3 van Verordening (EG) nr.
847/96 van toepassing op bestanden waarvoor een TAC bij wijze van
voorzorgsmaatregel is vastgesteld, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4
van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC is
vastgesteld. Artikel 6
Voorwaarden voor het
aanlanden van vangsten en bijvangsten Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen
zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland
mits deze is gevangen door vaartuigen van lidstaten die over een quotum
beschikken en mits dat quotum nog niet is opgebruikt. Artikel 7
Beperkingen van de
visserijinspanning 1. De beperkingen van de
visserijinspanning worden vastgesteld in bijlage II. 2. De in lid 1 bedoelde
beperkingen gelden ook voor de ICES-deelsectoren 27 en 28.2, tenzij de
Commissie overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1098/2007
heeft besloten deze deelsectoren uit te sluiten van de beperkingen als bedoeld
in artikel 8, lid 1, onder b), en leden 3, 4 en 5, en artikel 13 van die
verordening. 3. De in lid 1 bedoelde
beperkingen gelden niet voor ICES-deelsector 28.1, tenzij de Commissie
overeenkomstig artikel 29, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft
besloten dat de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), en leden
3, 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing zijn op die
deelsector. HOOFDSTUK III
Slotbepalingen Artikel 8
Toezending van gegevens Wanneer de lidstaten overeenkomstig de
artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met
betrekking tot de aangelande hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie
toezenden, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij de onderhavige
verordening vermelde bestandscodes. Artikel 9
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de dag
na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari
2014. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter BIJLAGE I
NAAR SOORT EN GEBIED
UITGESPLITSTE TAC’S VOOR EU-VAARTUIGEN IN GEBIEDEN WAAR TAC’S GELDEN De onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en
quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, en, in
voorkomend geval, de voorwaarden die daar functioneel mee verbonden zijn. Tenzij anders bepaald zijn de verwijzingen
naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones. De visbestanden zijn telkens vermeld in
alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort. Voor de toepassing van deze verordening geldt
de volgende vergelijkende tabel van de wetenschappelijke namen en de
gebruikelijke namen: Wetenschappelijke naam || Drielettercode || Gebruikelijke naam Clupea harengus || HER || Haring Gadus morhua || COD || Kabeljauw Pleuronectes platessa || PLE || Schol Salmo salar || SAL || Atlantische zalm Sprattus sprattus || SPR || Sprot Soort: || Haring || || Gebied: || Deelsectoren 30-31 || || || Clupea harengus || || HER/3D30.; HER/3D31. Finland || 116 963 || || Zweden || 25 699 || || || || || Unie || 142 662 || || || || || TAC || 142 662 || || Analytische TAC Soort: || Haring || || Gebied: || Deelsectoren 22-24 || Clupea harengus || || HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24. || Denemarken || 2 769 || || Duitsland || 10 900 || Finland || 1 || || Polen || 2 570 || Zweden || 3 514 || || || || Unie || 19 754 || || || || TAC || 19 754 || || Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || || || Soort: || Haring || || Gebied: || EU-wateren van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32 || Clupea harengus || || HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.2; HER/3D29.; HER/3D32. Denemarken || 3 157 || || Duitsland || 837 || || Estland || 16 122 || || Finland || 31 469 || || Letland || 3 979 || || Litouwen || 4 189 || || Polen || 35 752 || || Zweden || 47 995 || || || || || Unie || 143 500 || || || || || TAC || Niet relevant || Analytische TAC Soort: || Haring || || Gebied: || Deelsector 28.1 || Clupea harengus || || HER/03D.RG || || || Estland || 14 186 || || Letland || 16 534 || || || || || Unie || 30 720 || || || || || TAC || 30 720 || || Analytische TAC || || || Soort || Kabeljauw || Gebied: || EU-wateren van de deelsectoren 25-32 || Gadus morhua || || COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32. Denemarken || 15 147 || || Duitsland || 6 025 || || Estland || 1 476 || || Finland || 1 159 || || Letland || 5 632 || || Litouwen || 3 710 || || Polen || 17 440 || || Zweden || 15 345 || || || || || Unie || 65 934 || || || || || TAC || Niet relevant || Analytische TAC || || || Soort: || Kabeljauw || || Gebied: || Deelsectoren 22-24 || || Gadus morhua || || COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24. Denemarken || 7 436 || || Duitsland || 3 636 || || Estland || 165 || || Finland || 146 || || Letland || 615 || || Litouwen || 399 || || Polen || 1 990 || || Zweden || 2 650 || || || || || Unie || 17 037 || || || || || TAC || 17 037 || || Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. || || || Soort: || Schol || || Gebied: || EU-wateren van de deelsectoren 22-32 || || Pleuronectes platessa || || PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32. Denemarken || 2 151 || || Duitsland || 239 || || Polen || 450 || || Zweden || 162 || || || || || Unie || 3 002 || || || || || TAC || 3 002 || || Voorzorgs-TAC Soort: || Atlantische zalm || Gebied: || EU-wateren van de deelsectoren 22-31 || Salmo salar || || SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31. Denemarken || 22 467 || (1) || Duitsland || 2 500 || (1) || Estland || 2 283 || (1) || Finland || 28 015 || (1) || Letland || 14 290 || (1) || Litouwen || 1 680 || (1) || Polen || 6 816 || (1) || Zweden || 30 370 || (1) || || || || Unie || 108 421 || (1) || || || || TAC || Niet relevant || Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. __________ || || || (1) Aantal stuks Soort: || Atlantische zalm || Gebied: || EU-wateren van deelsector 32 || Salmo salar || || SAL/3D32. || || || Estland || 744 || (1) || Finland || 6 512 || (1) || || || || Unie || 7 256 || (1) || || || || TAC || Niet relevant || Voorzorgs-TAC __________ || || || (1) Aantal stuks Soort: || Sprot || || Gebied: || EU-wateren van de deelsectoren 22-32 || || Sprattus sprattus || || SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32. Denemarken || 21 909 || (1) || Duitsland || 13 880 || (1) || Estland || 25 441 || (1) || Finland || 11 469 || (1) || Letland || 30 727 || (1) || Litouwen || 11 115 || (1) || Polen || 65 207 || (1) || Zweden || 42 354 || (1) || || || || Unie || 222 102 || || || || || TAC || Niet relevant || || Analytische TAC __________ (1) Ten minste 92 % van de van het quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit sprot bestaan. Bijvangsten van haring moeten in mindering worden gebracht op de resterende 8 % van het quotum (HER/*3BCDC). BIJLAGE II
BEPERKINGEN VAN DE
VISSERIJINSPANNING 1. De lidstaten verlenen onder
hun vlag varende vaartuigen die vissen met trawlnetten, Deense zegennetten of
soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, met kieuwnetten,
warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, met
geankerde beugen, beuglijnen met uitzondering van vrije beuglijnen, met
handlijnen of de peur, het recht op: a) 147 buitengaats doorgebrachte dagen in de
ICES-deelsectoren 22-24, behalve in de periode van 1 tot en met 30 april
wanneer artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van
toepassing is, en b) 146 buitengaats doorgebrachte dagen in de
ICES-deelsectoren 25-28, behalve in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus
wanneer artikel 8, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van
toepassing is. 2. Het maximale aantal
buitengaats doorgebrachte dagen per jaar gedurende welke een vaartuig zich in
de twee in punt 1, onder a) en b), omschreven gebieden mag bevinden en daar met
het in punt 1 bedoelde vistuig mag vissen, mag niet meer bedragen dan het
maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen dat voor een van de twee
gebieden is toegekend. 3. In afwijking van de punten 1
en 2 kan een lidstaat, wanneer dat voor een efficiënt beheer van de
vangstmogelijkheden noodzakelijk is, extra buitengaats doorgebrachte dagen aan
onder zijn vlag varende vaartuigen toekennen mits een gelijk aantal buitengaats
doorgebrachte dagen wordt afgenomen van andere onder zijn vlag varende
vaartuigen waarvoor in hetzelfde gebied een inspanningsbeperking geldt, en mits
de in kW uitgedrukte capaciteit van de vaartuigen die dagen afgeven, op zijn
minst zo groot is als die van de vaartuigen die dagen ontvangen. Het aantal
vaartuigen dat dagen ontvangt, mag maximaal 10 % uitmaken van het totale
aantal vaartuigen van de betrokken lidstaat als bedoeld in lid 1. [1] Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december
2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in
het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 358 van 31.12.2002,
blz. 59). [2] Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18
september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan (PB L 248 van 22.9.2007,
blz. 1). [3] Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20
november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de
naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen
(PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1). [4] Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996
tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's
en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3). [5] Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december
2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van
de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont (PB L 349 van 31.12.2005,
blz. 1).