EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0410
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the implementation of the Single European Sky (recast)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (herschikking)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (herschikking)
/* COM/2013/0410 final - 2013/0186 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (herschikking) /* COM/2013/0410 final - 2013/0186 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND
VAN HET VOORSTEL Het gemeenschappelijk Europees luchtruim
(Single European Sky, SES) heeft tot doel het Europees luchtruim op
efficiëntere wijze te organiseren en te beheren door een hervorming van de
sector van de luchtverkeersleidingsdiensten. Er zijn twee uitgebreide
wetgevingspakketten met betrekking tot het gemeenschappelijk Europees luchtruim
opgesteld - SES I en SES II, bestaande uit vier verordeningen[1] - en meer dan 20
uitvoeringsbepalingen en besluiten van de Commissie[2]. Het kader dat gevormd wordt
door de vier SES-verordeningen hangt nauw samen met de ontwikkelingen van de
Europese wetgeving inzake de veiligheid van de luchtvaart[3]. Deze laatste omvat een aantal
taken die zijn toevertrouwd aan het Europees Agentschap voor de veiligheid van
de luchtvaart (het EASA)[4]
en een grootschalig project voor de modernisering van de apparatuur en systemen
voor luchtverkeersleidingsdiensten, SESAR genaamd[5]. De bestaande regels vallen
uiteen in vijf onderling gerelateerde pijlers: prestaties, veiligheid,
technologie, de menselijke factor en luchthavens. De ervaring die sinds 2004 met SES I en sinds
2009 met SES II is opgedaan, heeft aangetoond dat het SES op geldige
uitgangspunten is gebaseerd en in de goede richting evolueert. Dit is dan ook
voldoende reden om het SES verder ten uitvoer te leggen. Deze tenuitvoerlegging
heeft echter aanzienlijke vertraging opgelopen, met name wat de verwezenlijking
van de prestatiedoelen en de totstandbrenging van de basiselementen betreft
(zoals de functionele luchtruimblokken of de nationale toezichthoudende instanties). In 2009, toen het SES II-pakket werd
vastgesteld, heeft de wetgever besloten dat SES II in twee fasen zou worden
uitgevoerd. De Commissie werd verzocht de SES-regelgeving en de EASA-regelgeving
op elkaar af te stemmen zodra de eerste reeks EASA-uitvoeringsmaatregelen
beschikbaar was en de eerste ervaring was opgedaan met audits van
luchtvaartnavigatiediensten[6].
Dit betekent dat toen reeds een herschikking van het wetgevingspakket was gepland,
met als hoofddoel de grens tussen de wetgevingskaders van het EASA en het SES
te vereenvoudigen en te verduidelijken. De herschikking is ook een gelegenheid om de
effectiviteit van de bestaande wettelijke bepalingen te beoordelen in het licht
van de achterstand die is opgelopen bij de tenuitvoerlegging van het
SES-initiatief. Deze herziening van het SES-wetgevingskader, afgekort als
SES2+, heeft tot doel de hervorming van de luchtvaartnavigatiediensten sneller
ten uitvoer te leggen, zonder af te wijken van de oorspronkelijke
doelstellingen en beginselen. Ze maakt ook deel uit van het initiatief "Akte
voor de interne markt II[7]"
en heeft tot doel de algemene concurrentiekracht en groei van de EU-economie te
verbeteren, en niet alleen die van het systeem voor luchtverkeersbeheer. Het doel van het pakket SES2+ is verbetering
te brengen in het toezicht op de regels, de prestatieregeling, de
klantgerichtheid van de dienstverleners en de prestaties in het algemeen. Bovendien zal dit pakket de wetgeving vereenvoudigen
door bepaalde overlappingen in het huidige kader weg te werken. Er is
bezorgdheid gerezen over diverse overlappende gebieden in het SES-kader.
Bovendien moet ook de rol van de verschillende actoren op EU-niveau worden
verduidelijkt. Het creëren van overeenstemming tussen de vier SES-verordeningen
en de EASA-basisverordening[8]
is een zuiver technische aanpassing die al in de wetgeving was voorzien. Door
de mate waarin de verordeningen elkaar overlappen, is een herschikking van de
resterende delen van de vier SES-verordeningen tot één een logisch gevolg van
deze aanpassing. Welke problemen worden aangepakt? Het eerste probleem dat in SES2+ wordt
aangepakt, is het gebrek aan efficiëntie bij het verlenen van
luchtvaartnavigatiediensten. Zowel wat kosten, vluchtefficiëntie als
capaciteit betreft, worden de luchtvaartnavigatiediensten nog steeds relatief
inefficiënt verleend. Dit blijkt duidelijk uit een vergelijking met de
Verenigde Staten. Beide luchtruimen zijn ongeveer even groot, maar in de VS
wordt het en-routeverkeer geleid door één dienstverlener, tegenover 38 in
Europa. De dienstverlener in de VS verstrekt luchtverkeersleiding aan 70 % meer
vluchten met 38 % minder personeel. De grondredenen voor dit verschil in
productiviteit zijn de tekortkomingen in de opzet en handhaving van de
prestatieregeling in Europa, de ineffectiviteit van de toezichthoudende
instanties en het buitensporig hoge aandeel ondersteunend personeel bij de
dienstverleners. Het tweede probleemgebied dat wordt aangepakt,
is het gefragmenteerde ATM-systeem. Het Europese ATM-systeem bestaat uit
27 nationale instanties die toezicht houden op in totaal meer dan honderd
verleners van luchtvaartnavigatiediensten, met alle verschillen in systemen,
regels en procedures vandien. Dit grote aantal dienstverleners in Europa, die
elk hun eigen systemen aankopen, meestal hun eigen personeel opleiden, hun
eigen werkingsprocedures opstellen en alleen diensten mogen verlenen in een
klein gedeelte van het luchtruim (boven hun eigen territorium), veroorzaakt
veel extra kosten. Om deze versnippering weg te werken, is in het kader van het
SES voorgesteld functionele luchtruimblokken (FAB's) op te richten en een
gecentraliseerde netwerkbeheerder aan te stellen om bepaalde diensten op
netwerkniveau te beheren. De FAB's zijn echter nog niet prestatiegericht en de
netwerkbeheerder is nog te zwak. Algemene
doelstelling: De
concurrentiekracht van het Europees luchtvervoerssysteem versterken in
vergelijking met andere vergelijkbare regio's, en met name het gemeenschappelijk
Europees luchtruim verder uitbouwen. Specifieke
doelstellingen: ·
De efficiëntie van de luchtverkeersdiensten
verbeteren. ·
De capaciteit van het luchtverkeersbeheer beter
benutten. Operationele
doelstellingen: ·
Ervoor zorgen dat de verlening van luchtvaartnavigatiediensten
wordt gebaseerd op marktbeginselen en de klanten waar voor hun geld krijgen. ·
De rol van de nationale toezichthoudende instanties
versterken. ·
De vaststelling van doelstellingen en de
prestatieregeling versterken (inclusief de versterking van het
prestatiebeoordelingsorgaan/de prestatiebeoordelingseenheid. ·
De functionele luchtruimblokken strategisch
heroriënteren. ·
Het beheer en het operationele werkgebied van de
netwerkbeheerder versterken. 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN Tussen september en december 2012 is een
openbare raadpleging georganiseerd op de website van het dg MOVE. Voorts zijn
twee evenementen op hoog niveau – een conferentie in Limassol en een
hoorzitting in Brussel—georganiseerd en hebben talrijke bilaterale
vergaderingen met alle betrokken belanghebbenden plaatsgevonden om de
voorbereiding van dit initiatief te ondersteunen. Het dg MOVE heeft een effectbeoordeling
opgesteld om de wetgevingsvoorstellen ter verbetering van de efficiëntie,
veiligheid en concurrentiekracht van het gemeenschappelijk Europees luchtruim
te ondersteunen. In het kader van het pakket wordt voorgesteld de vier
SES-verordeningen (549-552/2004), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr.
1070/2009, en de EASA-basisverordening (216/2008), zoals gewijzigd bij
Verordening (EG) nr. 1108/2009, te herzien[9].
Dit initiatief staat op de agenda met planningsnummer (EU) nr. 2014/MOVE/001.
Het stappenplan voor de effectbeoordeling is eveneens gepubliceerd op de website
van de Commissie[10]. 3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET
VOORSTEL 3.1. Herschikking (doorheen de
hele verordening) De vier SES-verordeningen zijn samengevoegd
tot één verordening. Hiervoor waren een aantal wijzigingen nodig doorheen de
hele verordeningen. De nieuwe verordening is ingedeeld in vijf hoofdstukken, op
basis van de betrokken actoren: - Hoofdstuk I: Algemene bepalingen - Hoofdstuk II: Nationale instanties - Hoofdstuk III: Dienstverlening - Hoofdstuk IV: Luchtruim - Hoofdstuk V: Slotbepalingen Bepaalde overlappingen met de bestaande
Verordening (EG) nr. 216/2008 zijn geschrapt uit de SES-verordeningen en
sommige kleine details uit deze geschrapte delen zijn verwerkt in Verordening
(EG) nr. 216/2008, om de continuïteit van de aanpak te benadrukken. Op enkele
details met betrekking tot aangemelde instanties (bijlage I) na, is Verordening
(EG) nr. 552/2004 volledig geschrapt. Deze details zijn verwerkt in de bijlage
over gekwalificeerde entiteiten, samen met enkele algemene beschrijvende alinea's
uit bijlage II, die ook voorkomen in bijlage Vb bij Verordening (EG) nr.
216/2008, teneinde de behoefte aan continuïteit van het bestaande beleid te
benadrukken. Om weer te geven dat de Commissie zich moet
toeleggen op economische regelgeving, met name de prestatieregeling en SESAR,
en EASA (voortaan EEA, overeenkomstig de overeenkomst inzake de
standaardisering van de agentschappen) het proces moet ondersteunen door de
opstelling van alle technische regels te coördineren, is een nieuw artikel 28
toegevoegd om aan te geven op welke wijze de samenhang tussen het SESAR-beleid
en de nieuwe technische regels kan worden gegarandeerd. Ten slotte zijn de nieuwe regels inzake
uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen, die voortvloeien uit het
Verdrag van Lissabon, in de hele verordening verwerkt. 3.2. Nationale instanties
(artikelen 3, 4 en 5 en artikel 2, definitie 36) De versterking van de nationale instanties,
zowel wat hun onafhankelijkheid als wat hun deskundigheid en middelen betreft,
is als een van de belangrijkste actiepunten uit de effectbeoordeling gekomen.
Daarom is in artikel 3 beschreven in welke mate de instanties onafhankelijk
moeten zijn van de dienstverleners waarop ze toezicht moeten houden. Omdat in
sommige lidstaten een administratieve reorganisatie nodig is, wordt voorzien in
een overgangsperiode tot 2020. Voorts zijn explicietere eisen vastgesteld
inzake de vaardigheden en onafhankelijkheid van het personeel en inzake de
onafhankelijke financiering van de instanties via de regeling voor routeheffingen
(artikel 14). Om de deskundigheid van de instanties te
verbeteren, voorziet artikel 5 in een netwerk van nationale instanties en in de
mogelijkheid om een pool van deskundigen te vormen, zodat lidstaten profijt
kunnen trekken van deskundigen uit andere lidstaten. Ten slotte is een definitie van de term 'nationale
toezichthoudende instantie' toegevoegd, om te verduidelijken dat de in
Verordening (EG) nr. 216/2008 vermelde bevoegde instanties met het oog op de
toepassing van de onderhavige verordening worden beschouwd als de nationale
toezichthoudende instanties, teneinde te voorkomen dat een tweede laag
administratie nodig is. 3.3. Prestaties en
heffingenstelsels (artikelen 11, 12, 13 en 14) Artikel 11 (prestatieregeling) is gewijzigd om
de vaststelling van doelstellingen te rationaliseren en om het mogelijk te
maken de doelstellingen op lokaal niveau vast te stellen. Hierdoor kunnen de
doelstellingen beter worden onderbouwd en gericht. Om deze mogelijkheden te ondersteunen, zijn
ook kleine wijzigingen aangebracht in de artikelen 12 en 13 inzake heffingen.
De tekst is ook geactualiseerd zodat de bepaling inzake de financiering van de
taken van de instanties ook betrekking heeft op het feit dat de uitvoering van
sommige van deze taken krachtens Verordening (EG) nr. 1108/2009 aan het EASA is
toevertrouwd. 3.4. Functionele luchtruimblokken
(artikel 16) Dit artikel was al gewijzigd bij Verordening
(EG) nr. 1070/2009 om de functionele luchtruimblokken meer prestatiegericht te
maken. Dit proces wordt voortgezet in deze herziening. De FAB's mogen niet als
statische luchtruimblokken worden beschouwd, maar als sectorgeleide
initiatieven om de algemene dienstverlening te verbeteren. Om dat mogelijk te
maken moet de sector meer flexibiliteit krijgen bij de ontwikkeling van de FAB's
en zelfs de mogelijk krijgen om verschillende types FAB's te ontwerpen, al
naargelang waar zij de meeste synergieën denken te vinden. De focus van dit
artikel ligt nu dus meer op flexibele "sectoriële partnerschappen".
Het succes hiervan zal worden gemeten aan de hand van de bereikte verbeteringen
van de prestaties. 3.5. Ondersteunende diensten
(artikel 10 en artikel 2, definitie 37) Uit analyse is gebleken dat de diensten die
worden verleend ter ondersteuning van de kernluchtverkeersdiensten het grootste
verbeteringspotentieel bieden. Aangezien deze diensten door hun aard ook onder
marktvoorwaarden kunnen worden verleend, is het voormalige artikel 9 van
Verordening (EG) nr. 550/2004 geschrapt en vervangen door een artikel over de
verlening van ondersteunende diensten volgens de normale regels voor openbare
aanbestedingen. De kernluchtverkeersdiensten, die als natuurlijke monopolies
worden beschouwd, moeten nog steeds worden aangewezen, maar de ondersteunende
diensten mogen zich vrij ontwikkelen en daarbij ook de deskundigheid van andere
sectoren volledig benutten. Om te garanderen dat cruciale beveilings- en
economische belangen niet in gevaar komen, is een vrijwaringsbepaling in de
nieuwe verordening opgenomen, gebaseerd op het model van artikel 4 van Verordening
(EG) nr. 1008/2008. Er is een overgangsperiode tot 2020 vastgesteld. In artikel 2, lid 37, is ten slotte een
definitie van ondersteunende diensten opgenomen, om duidelijk te maken op welke
diensten deze bepaling betrekking heeft. 3.6. Netwerkbeheer(artikel 17 en
artikel 2, definities 7, 9 en 10) Artikel 17 (netwerkbeheer) is geactualiseerd
op twee manieren. Ten eerste is het oorspronkelijke artikel, dat onsamenhangend
was, herschikt: alle netwerkdiensten die de netwerkbeheerder verleent, zijn
opgesomd in lid 2, en alle elementen die betrekking hebben op technische
uitvoeringsregels inzake het beheer van luchtverkeersstromen – en dus niet op
de netwerkbeheerder zelf – zijn verplaatst naar bijlage Vb van Verordening (EG)
nr. 216/2008, dat reeds de relevante regels inzake luchtverkeersstromen
bevatte. In verband daarmee is een verwijzing naar het
luchtvaartinlichtingenportaal toegevoegd aan lid 2, omdat deze dienst al in
zekere mate geïntegreerd is in de netwerkbeheerder, maar niet uitdrukkelijk is
vermeld in de verordening. Ten tweede is de formulering van het artikel
in overeenstemming gebracht met die van Verordening (EG) nr.1108/2009: "functies"
worden nu "diensten" genoemd en de netwerkbeheerder wordt op dezelfde
wijze behandeld als andere dienstverleners voor wat certificerings-, toezichts-
en veiligheidseisen betreft. De formulering van de relevante definities is
dienovereenkomstig aangepast. Ten slotte is in artikel 17 een bepaling
opgenomen met betrekking tot de verdere ontwikkeling van de netwerkbeheerder in
de richting van een sectorieel partnerschap tegen 2020. 3.7. De betrokkenheid van de luchtruimgebruikers
(artikel 19) De klantgerichtheid van de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten was volgens de effectbeoordeling een van de punten
die in aanmerking komen voor verbetering. Er is een nieuw artikel 19 opgesteld
om te garanderen dat de luchtruimgebruikers worden geraadpleegd en worden
betrokken bij de vaststelling van investeringsplannen. 4. FACULTATIEVE ELEMENTEN Er is een afzonderlijke en kortere toelichting
bij de voorgestelde wijzigingen van de EASA-basisverordening (Verordening (EG)
nr. 216/2008) opgesteld. Het voorstel heeft geen gevolgen voor de
EU-begroting aangezien alle functies die erin aan bod komen al bestaan. ê 549/2004
(aangepast) 2013/0186 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot vaststelling van
het kader voor de totstandbrenging Ö inzake de
tenuitvoerlegging Õ van het
gemeenschappelijke Europeese luchtruim (herschikking) (Voor de EER relevante tekst) ê 549/2004
(aangepast) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gelet op Ö Gezien Õ het Verdrag Ö betreffende de
werking van de Europese Unie Õ tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80 Ö 100 Õ, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie[11], Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[12], Gezien het advies van het Comité van de Regio's[13], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: ò (nieuw) (1) Verordening
(EG) nr. 549/2004 van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de
totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim ("de
kaderverordening")[14],
Verordening (EG) nr. 550/2004 van 10 maart 2004 betreffende de verlening van
luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de
luchtvaartnavigatiedienstenverordening")[15],
Verordening (EG) nr. 551/2004 van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en
het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de luchtruimverordening")[16] en Verordening (EG) nr.
552/2004 van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese
netwerk voor luchtverkeersbeheer ("de interoperabiliteitsverordening")[17] zijn grondig gewijzigd.
Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid
tot herschikking te worden overgegaan. ê 549/2004 overweging
1 (2) De verwezenlijking van het
gemeenschappelijke vervoersbeleid vergt een efficiënt luchtvervoerssysteem dat
een veilige en reguliere uitvoering van luchtvervoersdiensten mogelijk maakt,
waardoor het vrije verkeer van goederen, personen en diensten wordt bevorderd. ê 549/2004 overweging
2 (aangepast) Tijdens de
buitengewone bijeenkomst van 23 en 24 maart 2000 te Lissabon heeft de
Europese Raad de Commissie verzocht voorstellen in te dienen over het beheer
van het luchtruim, de luchtverkeersleiding en de regeling van de
luchtverkeersstromen op basis van het werk inzake het gemeenschappelijke
Europese luchtruim dat de door de Commissie ingestelde Groep op hoog niveau
heeft verricht. Deze groep, hoofdzakelijk bestaande uit de civiele en militaire
luchtvaartnavigatieautoriteiten van de lidstaten, heeft in november 2000
verslag uitgebracht. ê 1070/2009 overweging
2 (aangepast) (3) Met de goedkeuring door het
Europees Parlement en de Raad van het eerste pakket wetgeving betreffende het
gemeenschappelijke Europeese luchtruim, namelijk Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad
van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van
het gemeenschappelijke Europese luchtruim ("de kaderverordening"), Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad
van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in
het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de
luchtvaartnavigatiedienstenverordening"), Verordening
(EG) nr. 551/2004 van het
Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en
het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de
luchtruimverordening") en Verordening (EG) nr.
552/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van
het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging ("de interoperabiliteitsverordening") is een solide rechtsgrondslag gelegd voor een naadloos, interoperabel
en veilig systeem voor luchtverkeersbeheerbeveiliging (Air Traffic Management — ATM). ò nieuw De
vaststelling van het tweede pakket, namelijk Verordening (EG) nr. 1070/2009,
heeft het initiatief voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim verder
versterkt door de invoering van de concepten "prestatieregeling" en "netwerkbeheerder",
teneinde de prestaties van het Europees systeem voor luchtverkeersbeheer te
verbeteren. ê 550/2004 overweging
3 (aangepast) Bij Verordening
(EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004[18] wordt het
kader vastgesteld voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees
luchtruim ("de kaderverordening"). ê 551/2004 overweging
4 (aangepast) Bij Verordening
(EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004[19] is het
kader vastgesteld voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees
luchtruim ("de kaderverordening"). ê 551/2004
(aangepast) (4) In artikel 1 van het in
1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart
erkennen de verdragsluitende staten dat "elke staat de volledige en
uitsluitende soevereiniteit heeft over het luchtruim boven zijn grondgebied".
De lidstaten van de Gemeenschap Ö Unie Õ oefenen in het kader
van die soevereiniteit hun publieke bevoegdheden uit bij het geven verlenen van
luchtverkeersleidingsdiensten, conform de geldende internationale verdragen. ê 552/2004 overweging
3 (aangepast) Verordening (EG)
nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot
vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke
Europese luchtruim („de kaderverordening")[20] stelt het kader
vast voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees luchtruim. ê 1070/2009 overweging
1 (5) Om het gemeenschappelijke
vervoersbeleid ten uitvoer te kunnen leggen, is een efficiënt systeem voor
luchtvervoer nodig dat het mogelijk maakt de luchtvervoersdiensten op veilige,
regelmatige en duurzame wijze uit te voeren, de capaciteit te optimaliseren en
het vrije verkeer van goederen, personen en diensten te vergemakkelijken. ê 1070/2009 overweging
37 (6) Bij de gelijktijdige
inspanningen gericht op het aanscherpen van de normen inzake
luchtvervoersveiligheid en op het verbeteren van de totale prestatie van het
luchtverkeersbeheerbeveiliging en de luchtvaartnavigatiediensten voor het algemene luchtvervoer in Europa,
dient rekening te worden gehouden met de menselijke factor. Vandaar dat de
lidstaten de invoering van zogenaamde "just culture"-beginselen
dienen te overwegen. ê 549/2004 overweging
6 (aangepast) (7) De lidstaten hebben een
algemene verklaring betreffende militaire vraagstukken in verband met het
gemeenschappelijke Europeese luchtruim aangenomen[21].
Volgens deze verklaring moeten de lidstaten de civiel-militaire samenwerking
versterken en, indien en voorzover dat door alle betrokken lidstaten
noodzakelijk wordt geacht, de samenwerking tussen hun strijdkrachten in alle
aangelegenheden op het gebied van luchtverkeersbeveiligingbeheer
bevorderen. ê 549/2004
overweging 3 Voor een vlotte werking van het luchtvervoerssysteem
is een consistent hoog veiligheidsniveau in de luchtvaartnavigatiediensten
nodig dat een optimaal gebruik van het Europese luchtruim mogelijk maakt,
alsmede een consistent hoog veiligheidsniveau in het reizen door de lucht, één
en ander overeenkomstig de plicht van de luchtvaartnavigatiediensten om het
algemene belang te dienen, waaronder het nakomen van publieke
dienstverplichtingen. Derhalve dienen de hoogste eisen ten aanzien van
verantwoordelijkheidsbesef en competentie te worden gesteld. ê 549/2004 overweging
4 Het initiatief om het gemeenschappelijke Europese
luchtruim tot stand te brengen. moet worden ontwikkeld in overeenstemming met
de verplichtingen die voortvloeien uit het Eurocontrol-lidmaatschap van de
Gemeenschap en haar lidstaten, alsmede met de beginselen die zijn vastgelegd in
het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de
internationale burgerluchtvaart. ê 549/2004 overweging
5 (aangepast) (8) Het nemen van besluiten met
betrekking tot de inhoud en de reikwijdte of de uitvoering van militaire
operaties en trainingen behoort niet tot de bevoegdheid van de Gemeenschap Ö die
overeenkomstig artikel 100, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie aan de Unie is verleend Õ. ê 549/2004 overweging
23 (aangepast) Op 2 december
1987 hebben het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk in Londen
regelingen getroffen voor grotere samenwerking inzake het gebruik van de
luchthaven van Gibraltar, in de vorm van een gezamenlijke verklaring van de
ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen. Deze regelingen zijn nog
niet in werking getreden. ê 550/2004 overweging
1 (aangepast) ð nieuw (9) De lidstaten hebben, zij het
elk in verschillende mate, hun nationale verleners van
luchtvaartnavigatiediensten gereorganiseerd door huen een
grotere mate van autonomie en meer vrijheid te schenken om diensten te
verlenen. Deze nieuwe omgeving kenmerkt
zich door een toenemende noodzaak om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan
minimumeisen van het algemeen belang. ð Het is noodzakelijk ervoor te zorgen
dat er een goed functionerende gemeenschappelijke markt bestaat voor die
diensten die kunnen worden verleend onder marktvoorwaarden en dat voldaan is
aan de minimumeisen uit hoofde van het openbaar belang voor die diensten die
als natuurlijke monopolies worden beschouwd onder de huidige technologische
omstandigheden. ï ê 550/2004 overweging
4 Om het gemeenschappelijk Europees luchtruim tot stand
te brengen, dienen maatregelen te worden vastgesteld die een veilige en
efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten garanderen die strookt met
de organisatie en het gebruik van het luchtruim als geregeld bij Verordening
(EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004
betreffende de organisatie en gebruik van het gemeenschappelijk Europees
luchtruim ("de luchtruimverordening")[22].
De totstandbrenging van een geharmoniseerde organisatie van de verlening van
dergelijke diensten is van belang om op adequate wijze te kunnen voldoen aan de
vraag van luchtruimgebruikers en om op een veilige en efficiënte wijze het
luchtverkeer te kunnen regelen. ê 551/2004 overweging
1 De totstandbrenging van het gemeenschappelijk
Europees luchtruim vergt een geharmoniseerde aanpak van de regelgeving voor de
organisatie en het gebruik van het luchtruim. ê 551/2004 overweging
2 (aangepast) In het verslag
van de Groep op hoog niveau inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim van
november 2000 wordt het noodzakelijk geacht dat het luchtruim op Europese
basis wordt ingericht, gereguleerd en strategisch beheerd. ê 551/2004 overweging
3 (aangepast) In de mededeling
van de Commissie van 30 november 2001 over de totstandbrenging van het
gemeenschappelijk Europees luchtruim wordt aangedrongen op een structurele
hervorming waardoor de totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees
luchtruim mogelijk wordt, door een geleidelijk meer geïntegreerd beheer van het
luchtruim en de ontwikkeling van nieuwe concepten en procedures voor
luchtverkeersbeveiliging. ê 551/2004 overweging
6 Het luchtruim is een gemeenschappelijke hulpbron voor
alle categorieën gebruikers waarvan op flexibele wijze gebruik moet worden
gemaakt door alle gebruikers, met zekerstelling van billijkheid en
transparantie, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van de
lidstaten inzake beveiliging en defensie en met hun verplichtingen binnen
internationale organisaties. ê 551/2004 overweging
7 Een efficiënt beheer van het luchtruim is van
fundamenteel belang voor verhoging van de capaciteit van het
luchtverkeersdienstensysteem, om optimaal tegemoet te kunnen komen aan de
behoeften van de verschillende gebruikers en om het hoogst mogelijke flexibel
gebruik van het luchtruim te kunnen realiseren. ê 552/2004 overweging
1 Voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke
Europese luchtruim moeten maatregelen worden goedgekeurd met betrekking tot
systemen, onderdelen en bijbehorende procedures, om te zorgen voor de
interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, in
lijn met de levering van luchtvaartnavigatiediensten zoals bepaald in
Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van
10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in
het gemeenschappelijk Europese luchtruim ("de dienstverleningsverordening")[23]
en met de organisatie en het gebruik van het luchtruim zoals bepaald in
Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van
10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het
gemeenschappelijke Europese luchtruim ("de luchtruimverordening")[24]. ê 552/2004 overweging
2 (aangepast) Het verslag van
de groep op hoog niveau inzake het gemeenschappelijke Europese luchtruim
bevestigt de behoefte om een technische verordening tot stand te brengen op
basis van de "nieuwe aanpak", overeenkomstig de resolutie van de Raad
van 7 mei 1985 inzake een nieuwe aanpak van technische harmonisatie en
normen[25], waarin
essentiële eisen, regels en normen complementair en samenhangend zijn. ê 552/2004 overweging
4 (aangepast) Het verslag van
de groep op hoog niveau heeft bevestigd dat de laatste jaren weliswaar
vooruitgang is geboekt op weg naar een naadloze werking van het Europese
netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, maar dat de situatie nog steeds
onbevredigend is, met een laag niveau van integratie tussen nationale
luchtverkeersleidingssystemen en een trage invoering van nieuwe operationele en
technologische concepten die nodig zijn om de nodige extra capaciteit te
leveren. ê 552/2004 overweging
5 Verhoging van het niveau van integratie op
communautair niveau zou leiden tot grotere efficiency en lagere kosten voor
aankopen en onderhoud, en tot een betere operationele coördinatie. ê 552/2004 overweging
6 Het feit dat bij aankopen voornamelijk nationale
technische specificaties worden gehanteerd, heeft geleid tot een versnippering
van de markt voor systemen en heeft de industriële samenwerking op communautair
niveau niet bevorderd. Tengevolge daarvan is met name de industrie getroffen,
aangezien zij haar producten voor elke nationale markt aanzienlijk moet
aanpassen. Deze praktijken maken de ontwikkeling en invoering van nieuwe
technologie onnodig moeilijk en vertragen de invoering van nieuwe operationele
concepten die nodig zijn om de capaciteit te vergroten. ê 549/2004 overweging
8 Derhalve, en met het oog op de uitbreiding van het
gemeenschappelijke Europese luchtruim tot een groter aantal Europese staten,
moet de Gemeenschap gemeenschappelijke doelstellingen en een actieprogramma
vaststellen, waarmee de inspanningen van de Gemeenschap, de lidstaten en de
verschillende economische actoren worden gebundeld om een meer geïntegreerd
operationeel luchtruim, te weten het gemeenschappelijke Europese luchtruim, tot
stand te brengen, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen in
Eurocontrol. ê 549/2004 overweging
24 Aangezien de doelstelling van deze verordening, te
weten de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim, wegens
het transnationale karakter ervan niet voldoende door de lidstaten kan worden
verwezenlijkt en derhalve beter op communautair niveau tot stand kan worden
gebracht, met evenwel gedetailleerde uitvoeringsvoorschriften die rekening
houden met specifieke plaatselijke omstandigheden, kan de Gemeenschap
overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde
subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde
artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder
dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. ê 549/2004 overweging
9 Ingeval lidstaten interveniëren om naleving van de
communautaire voorschriften te verzekeren, moeten de instanties die de naleving
controleren, voldoende onafhankelijk zijn van de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten. ê 549/2004 overweging
10 De luchtvaartnavigatiediensten, in het bijzonder
luchtverkeersdiensten die vergelijkbaar zijn met openbaar gezag, vereisen een
functionele of structurele scheiding. In de diverse lidstaten zijn er grote
verschillen in de rechtsvorm van de organisatie ervan. ê 549/2004 overweging
11 Ingeval een onafhankelijke audit met betrekking tot
de verleners van luchtvaartnavigatiediensten wordt verlangd, worden als zodanig
erkend de inspecties van de rekenkamers van de lidstaten waar deze diensten
worden verleend door de overheid, of door een openbaar lichaam dat aan het
toezicht van de rekenkamer onderworpen is, ongeacht of de opgestelde verslagen
al dan niet openbaar worden gemaakt. ê 1070/2009 overweging
9 (10) Om te garanderen dat het
toezicht op de dienstverlening in heel Europa op correcte en consequente wijze
plaatsvindt, moeten de nationale toezichthoudende instanties de garantie op
voldoende onafhankelijkheid en middelen krijgen. Deze onafhankelijkheid mag
deze instanties er niet van weerhouden van
de uitoefening van hun taken binnen een
administratief kader uit te
oefenen. ê 1070/2009 overweging
10 (11) De nationale toezichthoudende
instanties spelen een belangrijke rol bij de tenuitvoerlegging van het
gemeenschappelijke Europees luchtruim en de Commissie moet bijgevolg hun onderlinge
samenwerking vergemakkelijken om hen op die manier in staat te stellen beste
praktijken uit te wisselen en een gemeenschappelijke aanpak te ontwikkelen,
onder meer door verhoogde samenwerking op regionaal niveau. Deze samenwerking
moet op regelmatige basis gebeuren. ê 550/2004 overweging
6 Lidstaten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op
een veilige en efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten en voor de
controle op naleving door verleners van luchtvaartnavigatiediensten van de op
communautair niveau vastgestelde gemeenschappelijke eisen. ê 550/2004 overweging
7 Lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om erkende
organisaties, die technische ervaring hebben, te belasten met de controle op
naleving door verleners van luchtvaartnavigatiediensten van de op communautair
niveau vastgestelde gemeenschappelijke eisen. ê 549/2004 overweging
20 De sancties die de lidstaten vaststellen voor de
overtredingen van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde
maatregelen door gebruikers van het luchtruim en dienstverleners dienen doeltreffend
en proportioneel te zijn en een ontmoedigende werking te hebben. ê 549/2004 overweging
17 De sociale partners moeten naar behoren worden
geïnformeerd en geraadpleegd over alle maatregelen met belangrijke sociale
gevolgen. Voorts dient het Comité voor de sectoriële dialoog, ingesteld bij
Beschikking 98/500/EG van de Commissie van 20 mei 1998 betreffende de
oprichting van comités voor de sectoriële dialoog tussen de sociale partners op
Europees niveau[26], te worden geraadpleegd. ê 1070/2009 overweging
11 (aangepast) (12) De sociale partners moeten
beter worden geïnformeerd en geraadpleegd over alle maatregelen die belangrijke
sociale gevolgen hebben. Ook moet op communautair Ö het Õ niveau Ö van de
Unie Õ het comité voor de
sectoriële dialoog, opgericht bij Besluit 98/500/EG[27], worden geraadpleegd. ê 550/2004 overweging
11 De aan certificaten verbonden voorwaarden moeten
objectief gerechtvaardigd zijn en niet-discriminatoir, evenredig en transparant
zijn en verenigbaar zijn met de betreffende internationale normen. ê 550/2004 overweging
2 (aangepast) Het verslag van
de Groep op hoog niveau inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim van
november 2002 heeft bevestigd dat regels op communautair niveau nodig zijn
om onderscheid te maken tussen regelgeving en dienstverlening en om een
certificeringsstelsel in te voeren ter bescherming van het algemeen belang, met
name op het gebied van veiligheid, en om het heffingenstelsel te verbeteren. ê 550/2004 overweging
10 Er moet een gemeenschappelijk stelsel tot stand
worden gebracht voor het certificeren van de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten, als middel om de rechten en plichten van deze
dienstverleners vast te leggen en regelmatig te controleren of de eisen worden
nageleefd, zonder daarbij afbreuk te doen aan de continuïteit van de
dienstverlening. ê 550/2004 overweging
12 De certificaten dienen wederzijds te worden erkend
door alle lidstaten, zodat verleners van luchtvaartnavigatiediensten diensten
kunnen verlenen in een andere lidstaat dan in die waarin zij hun certificaat
hebben verkregen, zulks binnen de grenzen van de veiligheidseisen. ê 550/2004 overweging
14 Ter bevordering van de veilige afwikkeling van het
luchtverkeer over de grenzen van de lidstaten heen, ten behoeve van de
luchtruimgebruikers en hun passagiers, dient het certificeringsstelsel te
voorzien in een kader dat lidstaten in staat stelt om verleners voor
luchtverkeersdiensten aan te wijzen, ongeacht waar zij hun certificaat hebben
verkregen. ê 550/2004 overweging
5 Het verlenen van luchtverkeersdiensten als bedoeld in
deze verordening, hangt samen met het uitoefenen van overheidsbevoegdheden die
geen economisch karakter hebben dat de toepassing van de mededingingsregels van
het Verdrag zou kunnen rechtvaardigen. ê 550/2004 overweging
13 ð nieuw (13) De verlening van
communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingssurveillancediensten en van ð meteorologische diensten en ï luchtvaartinlichtingendiensten dient te worden georganiseerd onder
marktvoorwaarden, met inachtneming van de bijzondere kenmerken van deze
diensten en onder handhaving van een hoog veiligheidsniveau. ê 550/2004 overweging
15 Lidstaten moeten voor het gehele luchtruim dat onder
hun verantwoordelijkheid valt of voor een deel daarvan, aan de hand van hun
analyse van veiligheidsoverwegingen, een of meer verleners van meteorologische
diensten kunnen aanwijzen, zonder dat een openbare aanbesteding moet worden
georganiseerd. ê 550/2004 overweging
19 Voorwaarden gesteld aan heffingen die
luchtruimgebruikers worden opgelegd dienen billijk en transparant te zijn. ê 550/2004 overweging
20 Gebruikersheffingen moeten compensatie bieden voor de
door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en lidstaten geleverde
faciliteiten en diensten. De hoogte van de gebruikersheffingen moet in
verhouding staan tot de kosten, met inachtneming van de doelstellingen voor
veiligheid en economische efficiëntie. ê 550/2004 overweging
21 (14) Bij de verlening van
gelijkwaardige luchtvaartnavigatiediensten mag geen onderscheid worden gemaakt
tussen luchtruimgebruikers. ê 550/2004 overweging
22 Verleners van luchtvaartnavigatiediensten bieden
bepaalde faciliteiten en diensten aan die rechtstreeks betrekking hebben op de
bediening van vliegtuigen, en waarvan zij de kosten moeten kunnen
terugverdienen krachtens het beginsel dat de gebruiker betaalt, hetgeen wil
zeggen dat luchtruimgebruikers moeten betalen voor de kosten die zij op, of zo
dicht mogelijk bij, het punt van gebruik veroorzaken. ê 550/2004 overweging
23 Het is van belang dat de transparantie van de kosten
welke dergelijke faciliteiten of diensten met zich brengen, gewaarborgd is.
Alle wijzigingen in het stelsel of in de hoogte van de heffingen dienen dus aan
de luchtruimgebruikers te worden uitgelegd. Dergelijke wijzigingen of
investeringen die door de verleners van luchtvaartnavigatiediensten worden
voorgesteld, moeten worden toegelicht als onderdeel van een
informatie-uitwisseling tussen hun managementinstanties en de luchtruimgebruikers. ê 550/2004 overweging
24 Er moet ruimte zijn voor een differentiatie in de
heffingen die bijdraagt aan het maximaliseren van de capaciteit van het hele
systeem. Financiële stimulansen kunnen een nuttige manier zijn om de invoering
te versnellen van grond- of boordapparatuur die de capaciteit vergroot, om hoge
prestaties te belonen of een compensatie te bieden voor het ongemak dat gepaard
gaat met de keuze voor minder aantrekkelijke routes. ê 550/2004 overweging
25 In het kader van het genereren van inkomsten met het
oog op een redelijk rendement van het kapitaal en in direct verband met
besparingen dankzij de verbetering van de efficiëntie dient de Commissie te
onderzoeken of het mogelijk is een reserve op te bouwen die tot doel heeft de
gevolgen van een plotselinge verhoging van heffingen ten laste van
luchtruimgebruikers te beperken op tijdstippen van minder luchtverkeer. ê 550/2004 overweging
26 De Commissie dient de haalbaarheid te onderzoeken van
tijdelijke financiële steun voor maatregelen om de capaciteit van het Europese
luchtverkeersleidingssysteem als geheel te vergroten. ê 1070/2009 overweging
7 (aangepast) (15) De gemeenschappelijke
projecten, die bedoeld zijn om luchtruimgebruikers en/of verleners van
luchtvaartnavigatiediensten te helpen bij het verbeteren van de
gemeenschappelijke infrastructuur van de voor
luchtvaartnavigatie, het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten en het
gebruik van het luchtruim, en met name projecten die nodig kunnen zijn voor de
tenuitvoerlegging van het masterplan inzake luchtverkeersbeheerbeveiliging, Ö zoals
bekrachtigd bij Besluit 2009/320/EG[28]
van de Raad, overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 219/2007
van de Raad, Õ mogen geen afbreuk
doen aan reeds bestaande projecten met gelijkaardige soortgelijke
doelstellingen waartoe door één of meerdere lidstaten is besloten. De
bepalingen betreffende de financiering van de operationalisering uitvoering van de gemeenschappelijke projecten mogen niet vooruitlopen op de
manier waarop deze gemeenschappelijke projecten worden opgezet. De Commissie
mag voorstellen indienen om financiering, zoals financiering in het kader van
trans-Europese netwerken of financiering afkomstig van de Europese
Investeringsbank, aan te wenden om gemeenschappelijke projecten te ondersteunen, met
name om de operationalisering uitvoering van het SESAR-programma te bespoedigen, binnen het meerjarig
financieel kader. Onverminderd de toegang tot die financiering, moeten de
lidstaten zelf kunnen beslissen hoe ze de inkomsten uit de veiling van de
emissierechten voor de luchtvaart uit hoofde van de regeling voor emissiehandel
gebruiken en mogen ze zelf bepalen of een deel van dergelijke inkomsten wordt
aangewend om gemeenschappelijke projecten te financieren op het niveau van
functionele luchtruimblokken. ê 550/2004 overweging
27 De Commissie moet regelmatig, in samenwerking met
Eurocontrol en met de nationale toezichthoudende instanties en
luchtruimgebruikers, de wijze beoordelen waarop heffingen ten laste van
luchtruimgebruikers worden vastgesteld en opgelegd. ê 551/2004 overweging
8 Uit de activiteiten van Eurocontrol blijkt dat het
niet realistisch is om het routenetwerk en de luchtruimstructuur geïsoleerd te
willen ontwikkelen, aangezien elke afzonderlijke staat integraal deel uitmaakt
van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, zowel binnen als buiten
de Gemeenschap. ê 551/2004 overweging
13 Het is van wezenlijk belang dat een
gemeenschappelijk, geharmoniseerde luchtruimstructuur van routes en sectoren tot
stand komt, dat de huidige en toekomstige organisatie van het luchtruim wordt
gebaseerd op gemeenschappelijke beginselen, en dat het luchtruim wordt
ingericht en beheerd overeenkomstig geharmoniseerde regels. ò nieuw (16) Het
concept van een netwerkbeheerder speelt een centrale rol in de verbetering van
de prestaties van het luchtverkeersbeheer op netwerkniveau omdat het ervoor
zorgt dat bepaalde diensten, die het beste op netwerkniveau worden verleend,
inderdaad op dat niveau worden verleend. Om luchtvaartcrisissen gemakkelijker
te kunnen beheersen, wordt de coördinatie van de crisismaatregelen toevertrouwd
aan de netwerkbeheerder. (17) De
Commissie is ervan overtuigd dat veilig en efficiënt gebruik van het luchtruim
alleen mogelijk is via nauwe samenwerking tussen civiele en militaire
luchtruimgebruikers, hoofdzakelijk op basis van het concept van flexibele
luchtruimgebruik en effectieve civiel-militaire samenwerking, zoals tot stand
gebracht door de ICAO. Zij benadrukt dat het belangrijk is de samenwerking
tussen civiele en militaire luchtruimgebruikers te verbeteren. (18) De
nauwkeurigheid van de informatie over de status van het luchtruim en over
specifieke luchtverkeerssituaties en de tijdige verspreiding van deze
informatie onder civiele en militaire luchtverkeersleiders heeft een direct
effect op de veiligheid en efficiëntie van de activiteiten. Tijdige toegang tot
actuele informatie over de status van het luchtruim is van essentieel belang
voor alle partijen die profijt willen trekken van luchtruimstructuren die ter
beschikking worden gesteld als zij hun vliegplannen indienen of opnieuw
indienen. ê 550/2004 overweging
16 Verleners van luchtvaartnavigatiediensten dienen door
middel van geschikte regelingen een nauwe samenwerking tot stand te brengen en
onderhouden met militaire autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor
activiteiten die van invloed kunnen zijn op het algemeen luchtverkeer. ê 550/2004 overweging
17 De rekeningen van alle verleners van luchtvaartnavigatiediensten
dienen zo transparant mogelijk te zijn. ê 550/2004 overweging
18 De invoering van geharmoniseerde beginselen en
voorwaarden voor toegang tot operationele gegevens dient de verlening van
luchtvaartnavigatiediensten en de werkzaamheden van luchtruimgebruikers en
luchthavens in een nieuwe omgeving te vergemakkelijken. ê 551/2004 overweging
9 Er moet een geleidelijk meer geïntegreerd
operationeel luchtruim tot stand worden gebracht voor algemeen en-route luchtverkeer
in het hoger luchtruim; de interface tussen het hoger luchtruim en het lager
luchtruim moet dienovereenkomstig worden bepaald. ê 551/2004 overweging
10 Een Europees vluchtinformatiegebied voor het hoger
luchtruim, dat onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt binnen de
werkingssfeer van deze verordening, moet gezamenlijke planning en publicatie
van luchtvaartinlichtingen bevorderen, zodat regionale knelpunten worden
weggenomen. ê 1070/2009 overweging
30 (aangepast) (19) Het aanbieden van moderne,
volledige, kwalitatieve en tijdige aeronautische informatieluchtvaartinlichtingen heeft een grote
impact op de veiligheid en het vergemakkelijken van toegang tot het communautaire
luchtruim Ö van de
Unie Õ en voor op het vrije verkeer
binnen dat luchtruim. Vertrekkende van het masterplan inzake luchtverkeersbeveiligingbeheer moet
de Gemeenschap Ö Unie Õ het initiatief nemen
om deze sector, in samenwerking met Eurocontrol Ö de
netwerkbeheerder Õ, te moderniseren en
te garanderen dat de gebruikers deze gegevens kunnen raadplegen via één
openbaar toegangspunt, met een moderne, gebruikersvriendelijke en gevalideerde
geïntegreerde briefing. ê 551/2004 overweging
11 Luchtruimgebruikers worden geconfronteerd met
uiteenlopende voorwaarden van toegang tot en van bewegingsvrijheid binnen het
communautaire luchtruim. Dit is te wijten aan het gebrek aan harmonisatie in de
classificatie van het luchtruim. ê 551/2004 overweging
12 De herindeling van het luchtruim moet uitgaan van
operationele behoeften, ongeacht de bestaande grenzen. Gemeenschappelijke
algemene beginselen voor de instelling van uniforme functionele luchtruimblokken
dienen te worden uitgewerkt in overleg met en op basis van technisch advies van
Eurocontrol. ê 551/2004 overweging
14 Het concept van het flexibel gebruik van het
luchtruim moet effectief worden toegepast; het gebruik van luchtruimsectoren
moet worden geoptimaliseerd, met name in piektijden voor het algemeen
luchtvaartverkeer en in de gedeelten van het luchtruim met een grote
verkeersdichtheid, door samenwerking tussen lidstaten met betrekking tot het
gebruik van die sectoren voor militaire operaties en trainingen. Daarom moeten
de nodige middelen worden vrijgemaakt voor een doeltreffende implementatie van
het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim, rekening houdend met
zowel de civiele als de militaire behoeften. ê 551/2004 overweging
15 De lidstaten dienen zich in te zetten om met
aangrenzende lidstaten samen te werken teneinde het begrip "flexibel
gebruik van het luchtruim" over de nationale grenzen heen in toepassing te
brengen. ê 551/2004 overweging
16 Verschillen in de organisatie van de civiel-militaire
samenwerking in de Gemeenschap beperken een uniform en efficiënt beheer van het
luchtruim en het doorvoeren van veranderingen. Het welslagen van het
gemeenschappelijk Europees luchtruim hangt af van een effectieve samenwerking
tussen de civiele en militaire autoriteiten, zonder afbreuk te doen aan de
bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de lidstaten op defensiegebied. ê 551/2004 overweging
17 Garanties voor militaire operaties en trainingen
moeten worden gesteld voorzover de toepassing van gemeenschappelijke beginselen
en criteria afbreuk doet aan de veilige en efficiënte uitvoering ervan. ê 551/2004 overweging
18 Er moeten adequate maatregelen worden genomen om de
effectiviteit van de regeling van luchtverkeersstromen te verbeteren, met als
doel om bestaande operationele eenheden, waaronder de Central Flow Management
Unit van Eurocontrol, te ondersteunen, teneinde efficiënte vluchtoperaties te
garanderen. ê 552/2004 overweging
10 Er moeten implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit vastgesteld worden voor systemen, wanneer dat nodig is ter
aanvulling op en ter verfijning van de essentiële eisen. Die maatregelen moeten
worden vastgesteld wanneer dat nodig is om de gecoördineerde invoering van
nieuwe, overeengekomen en goedgekeurde operationele en technologische concepten
te bevorderen; naleving van die maatregelen moet permanent gewaarborgd zijn.
Deze maatregelen moeten gebaseerd zijn op door internationale organisaties
zoals Eurocontrol of de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO)
ontwikkelde regels en normen. ê 552/2004 overweging
7 Het is daarom in het belang van allen die betrokkenen
zijn bij de luchtverkeersbeveiliging om een nieuwe, op deelgenootschap
berustende aanpak te ontwikkelen, die een evenwichtige betrokkenheid van alle
partijen mogelijk maakt en creativiteit en het delen van kennis, ervaringen en
risico's stimuleert; dit deelgenootschap moet erop gericht zijn om in
samenwerking met de industrie een samenhangende verzameling van communautaire
specificaties vast te stellen, die kan voldoen aan de grootst mogelijke scala
van behoeften ê 552/2004 overweging
11 De ontwikkeling en de aanneming van communautaire
specificaties betreffende het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en
de systemen, onderdelen en bijbehorende procedures daarvan zijn een geschikt
middel om de technische en operationele voorwaarden te omschrijven die nodig
zijn om aan de essentiële eisen en de implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit te voldoen; naleving van bekendgemaakte communautaire
specificaties, hetgeen vrijwillig blijft, schept een vermoeden van
overeenstemming met de essentiële eisen en de implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit. ê 552/2004 overweging
12 Communautaire specificaties moeten worden opgesteld
door de Europese normalisatie-instellingen, in samenwerking met de Europese
Organisatie voor Burgerluchtvaartapparatuur (Eurocae) en door Eurocontrol,
overeenkomstig algemene communautaire normalisatieprocedures. ê 552/2004 overweging
13 De procedures voor de beoordeling van de conformiteit
of de geschiktheid voor gebruik van de onderdelen moeten gebaseerd zijn op het
gebruik van de modules die zijn opgenomen in Besluit 93/465/EEG van de Raad van
22 juli 1993 betreffende de modules voor de verschillende fasen van de
overeenstemmingsbeoordelingsprocedures en de voorschriften inzake het
aanbrengen en het gebruik van de CE-markering van overeenstemming en die bedoeld
zijn voor gebruik in de technischeharmonisatierichtlijnen[29].
Voorzover nodig, kunnen deze modules zo worden uitgebreid dat zij specifieke
eisen van de betrokken industrie omvatten. ê 552/2004 overweging
14 De betrokken markt is klein en bestaat uit systemen
en onderdelen die vrijwel uitsluitend worden gebruikt voor
luchtverkeersbeveiliging en die niet zijn bestemd voor het brede publiek. Het
zou daarom te ver gaan om de CE-markering aan te brengen op onderdelen,
aangezien de verklaring van conformiteit van de fabrikant op basis van de
beoordeling van conformiteit en/of geschiktheid voor gebruik voldoende is. Dit
laat de verplichting van fabrikanten onverlet om op bepaalde onderdelen de
CE-markering aan te brengen om te certificeren dat zij voldoen aan andere
toepasselijke communautaire wettelijke regelingen. ê 552/2004 overweging
15 Een voorwaarde voor het in dienst stellen van
luchtverkeersbeveiligingssystemen is dat moet worden geverifieerd of is voldaan
aan de essentiële eisen en de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit;
het gebruik van communautaire specificaties schept een vermoeden van
conformiteit met de essentiële eisen en met relevante implementatiemaatregelen
voor interoperabiliteit. ê 552/2004 overweging
16 De volledige toepassing van deze verordening moet
plaatsvinden overeenkomstig een overgangsstrategie waarbij ernaar moet worden
gestreefd om de doelstelling van deze verordening te bereiken, zonder daarbij
ongerechtvaardigde kosten-batenbelemmeringen te scheppen voor het behoud van de
bestaande infrastructuur. ê 549/2004 overweging
7 Het luchtruim is een beperkte hulpbron die alleen dan
optimaal en efficiënt kan worden gebruikt wanneer de behoeften van alle
gebruikers in aanmerking worden genomen en, waar van toepassing, worden
vertegenwoordigd in de gehele ontwikkeling, besluitvorming en implementatie van
het gemeenschappelijke Europese luchtruim, met inbegrip van het Single Sky
Comité. ê 549/2004 overweging
25 De voor de uitvoering van deze verordening vereiste
maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van
de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de
uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[30]. ê 549/2004 overweging
26 (aangepast) Volgens
artikel 8, lid 2, van het standaardreglement van orde voor comités[31] die zijn
opgericht volgens artikel 7, lid 1, van Besluit 1999/468/EG, kan de
voorzitter van een comité besluiten betrokken derden uit te nodigen om een
vergadering van het comité bij te wonen. Indien passend dient de voorzitter van
het Single Sky Comité vertegenwoordigers van Eurocontrol uit te nodigen om als
waarnemer of als expert vergaderingen bij te wonen, ê 549/2004 overweging
18 Belanghebbende partijen, zoals verleners van
luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, luchthavens, industrie en
belangenorganisaties van beroepspersoneel moeten de Commissie kunnen adviseren
met betrekking tot de technische aspecten van de verwezenlijking van het
gemeenschappelijke luchtruim. ê 549/2004 overweging
12 Het is wenselijk het gemeenschappelijke Europese
luchtruim uit te breiden naar derde landen in Europa, hetzij in het kader van
de deelneming van de Gemeenschap aan de werkzaamheden van Eurocontrol, na
toetreding van de Gemeenschap tot Eurocontrol, hetzij door middel van
overeenkomsten tussen de Gemeenschap en die landen. ê 549/2004 overweging
13 De toetreding van de Gemeenschap tot Eurocontrol
vormt een belangrijk onderdeel van de totstandbrenging van een pan-Europees
luchtruim. ê 549/2004 overweging
14 Bij de totstandbrenging van het gemeenschappelijke
Europese luchtruim dient de Gemeenschap, waar nodig, zo nauw mogelijk samen te
werken met Eurocontrol om synergie op regelgevingsgebied en een consistente
aanpak te waarborgen en om duplicering tussen beide partijen te voorkomen. ê 549/2004 overweging
15 (aangepast) Overeenkomstig de
conclusies van de Groep op hoog niveau is Eurocontrol de organisatie die
beschikt over de nodige deskundigheid om de Gemeenschap te ondersteunen in haar
rol als regelgever. Voor onderwerpen die op het werkterrein van Eurocontrol
liggen, moeten daarom de uitvoeringsmaatregelen worden ontwikkeld op basis van
een mandaat aan die organisatie, met inachtneming van de in een
samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en Eurocontrol op te nemen
voorwaarden. ê 549/2004 overweging
16 Voor het opstellen van de maatregelen die nodig zijn
voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim is brede
raadpleging van de economische en sociale belanghebbende partijen vereist. ê 550/2004 overweging
8 Voor een soepele werking van het luchtvervoerssysteem
zijn ook uniforme strenge veiligheidsnormen voor verleners van
luchtvaartnavigatiediensten vereist. ê 550/2004 overweging
9 Er moeten regelingen worden getroffen om systemen
voor vergunningen van luchtverkeersleiders te harmoniseren, teneinde de
beschikbaarheid van luchtverkeersleiders te verbeteren en de wederzijdse
erkenning van vergunningen te bevorderen. ê 550/2004 overweging
28 Gezien de bijzonder gevoelige aard van informatie
inzake verleners van luchtvaartnavigatiediensten, mogen de nationale
toezichthoudende instanties geen informatie openbaar maken die onder het
beroepsgeheim valt, ongeacht de wijze waarop een systeem voor de beoordeling en
publicatie van de prestaties van die dienstverleners is georganiseerd, ê 549/2004 overweging
19 De prestaties op Europees niveau van het systeem van
luchtvaartnavigatiediensten als geheel moeten regelmatig worden getoetst, onder
handhaving van een hoog veiligheidsniveau, teneinde de doeltreffendheid van de
genomen maatregelen te beoordelen en aanvullende maatregelen voor te stellen. ê 549/2004 overweging
21 De effecten van de ter uitvoering van deze
verordening genomen maatregelen dienen te worden beoordeeld in het licht van de
verslagen die de Commissie regelmatig moet indienen. ê 551/2004 overweging
19 Er moet worden nagedacht over de uitbreiding van de
concepten voor het hoger luchtruim naar het lager luchtruim, aan de hand van
een tijdschema en toepasselijke studies, ê 549/2004 overweging
22 Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheid
van de lidstaten om bepalingen vast te stellen betreffende de organisatie van
hun strijdkrachten. In het kader van deze bevoegdheid kunnen de lidstaten
maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat hun strijdkrachten over voldoende
luchtruim beschikken om te kunnen trainen. Derhalve moet worden voorzien in een
vrijwaringsclausule om de uitoefening van deze bevoegdheid mogelijk te maken. ê 552/2004 overweging
19 (aangepast) Om redenen van
rechtszekerheid moet ervoor gezorgd worden dat de inhoud van bepaalde
voorschriften in communautaire wettelijke voorschriften die op basis van
Richtlijn 93/65/EEG aangenomen zijn, onverminderd van kracht blijft. De
aanneming, krachtens deze verordening, van uitvoeringsregels die met dergelijke
voorschriften overeenkomen, zal enige tijd vergen, ê 552/2004 overweging
18 (aangepast) Richtlijn
93/65/EEG van de Raad van 19 juli 1993 betreffende de vaststelling en het
gebruik van compatibele technische normen en specificaties voor de aanschaf van
apparatuur en van systemen voor luchtverkeersafhandeling[32] is beperkt tot
verplichtingen van aanbestedende diensten. De onderhavige verordening is
ruimer, in die zin dat het ziet op verplichtingen van alle betrokkenen, met
inbegrip van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, de
industrie en luchthavens, en het mogelijk maakt om regels op te stellen die op
iedereen van toepassing zijn, alsook om communautaire specificaties vast te
stellen die, hoewel zij op vrijwillige basis worden toegepast, een vermoeden
van conformiteit met de essentiële eisen scheppen. Derhalve moeten Richtlijn
93/65/EEG, Richtlijn 97/15/EG van de Commissie van 25 maart 1997 tot
bekrachtiging van Eurocontrol-normen en tot wijziging van Richtlijn 93/65/EEG
van de Raad betreffende de vaststelling en het gebruik van compatibele
technische normen en specificaties voor de aanschaf van apparatuur en van
systemen voor luchtverkeersafhandeling[33],
Verordening (EG) nr. 2082/2000 van de Commissie van 6 september 2000
tot bekrachtiging van Eurocontrol-normen en tot wijziging van Richtlijn
97/15/EG[34] tot
bekrachtiging van Eurocontrol-normen en tot wijziging van Richtlijn 93/65/EEG van
de Raad en Verordening (EG) nr. 980/2002 houdende wijziging van
Verordening (EG) nr. 2082/2000 na een overgangsperiode worden ingetrokken. ê 552/2004 overweging
8 De interne markt is een doelstelling van de
Gemeenschap en derhalve moeten maatregelen die krachtens deze verordening
worden genomen, bijdragen aan de toenemende ontwikkeling van de markt in die
sector. ê 552/2004 overweging
9 Het is daarom wenselijk om essentiële eisen vast te
stellen die van toepassing zijn op het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging en op de systemen, onderdelen en bijbehorende
procedures daarvan. ê 552/2004 overweging
17 In het kader van de relevante communautaire
wettelijke regels moet rekening worden gehouden met de noodzaak om –
geharmoniseerde voorwaarden te waarborgen met
betrekking tot de beschikbaarheid en het efficiënte gebruik van het
radiospectrum dat nodig is voor de implementatie van het gemeenschappelijke
Europese luchtruim, met inbegrip van aspecten van elektromagnetische
compatibiliteit; –
de "Safety of Life"-diensten te beschermen
tegen schadelijke hinder; –
te zorgen voor een efficiënt en passend gebruik van
frequenties die zijn toegewezen aan en uitsluitend worden beheerd door de
luchtvaartsector. ò nieuw (20) Om
rekening te houden met de wijzigingen die zijn aangebracht in Verordeningen
(EG) nr. 1108/2009 en (EG) nr. 1070/2009 moet, overeenkomstig artikel 65 bis
van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20
februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van
de burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de
veiligheid van de luchtvaart[35],
de inhoud van deze verordening in overeenstemming worden gebracht met die van Verordening
(EG) nr. 216/2008. (21) Bovendien
moeten de technische bijzonderheden van Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG)
nr. 550/2004, (EG) nr. 551/2004 en (EG) nr. 552/2004, die in 2004 en 2009 zijn
overeengekomen, worden geactualiseerd en moeten technische wijzigingen worden
aangebracht om rekening te houden met de vooruitgang. (22) De
geografische werkingssfeer van deze verordening, namelijk de NAT-regio van de
ICAO, moet worden gewijzigd om rekening te houden met de bestaande en geplande
dienstverleningsregelingen en met de noodzaak om te zorgen voor samenhang bij
de toepassing van de regels op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten en
luchtruimgebruikers die actief zijn in dat gebied. (23) Gezien
de rol van de netwerkbeheerder als operationele organisatie en de lopende
hervorming van Eurocontrol, moet de netwerkbeheerder verder worden ontwikkeld
tot een sectorgeleid partnerschap. (24) Het
concept van functionele luchtruimblokken, dat ontworpen is om de samenwerking
tussen verleners van luchtvaartnavigatiediensten te versterken, is een
belangrijk instrument om de prestaties van het Europese
luchtverkeersbeheersysteem te verbeteren. Om dit instrument verder uit te
bouwen, moeten de functionele luchtruimblokken meer prestatiegericht worden
gemaakt, op basis van sectoriële partnerschappen, en moet de sector een grotere
vrijheid krijgen om de blokken te wijzigen teneinde de prestatiedoelen te
bereiken en, indien mogelijk, overtreffen. (25) De
functionele luchtruimblokken moeten op flexibele wijze functioneren. Ze moeten
dienstverleners in heel Europa samenbrengen, zodat ze profijt kunnen trekken
van elkaars sterke punten. Deze flexibiliteit moet het mogelijk maken om
synergieën tussen dienstverleners tot stand te brengen, ongeacht hun
geografische locatie of nationaliteit, en – in het streven naar
prestatieverbeteringen - om variabele dienstverleningsformaten te gebruiken. (26) Om
de klantgerichtheid van verleners van luchtvaartnavigatiediensten te versterken
en luchtruimgebruikers sterker te laten wegen op de besluiten die op hen van
toepassing zijn, moeten de belanghebbenden effectiever worden geraadpleegd en
betrokken bij belangrijke operationele beslissingen van de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten. (27) De
prestatieregeling is een belangrijk instrument voor de economische regulering
van het luchtverkeersbeheer; de kwaliteit en onafhankelijkheid van de besluiten
in het kader van deze regeling moeten dan ook worden behouden en waar mogelijk
versterkt. (28) Om
rekening te kunnen houden met technische of operationele ontwikkelingen moet de
bevoegdheid om besluiten vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden
gedelegeerd; zij kan deze bevoegdheid met name uitoefenen door bijlagen te
wijzigen of door de bepalingen inzake netwerkbeheer en de prestatieregeling aan
te vullen. De inhoud en strekking van elke delegatie wordt nader omschreven in
de desbetreffende artikelen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij
haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer
op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van
de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten
tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees
Parlement en de Raad. (29) Als
de Commissie de lijst van onder het netwerkbeheer vallende diensten uitbreidt,
dient zij de belanghebbenden uit de sector te raadplegen. (30) Om
uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te
garanderen, met name wat betreft de uitoefening van de bevoegdheden van de
nationale instanties, de verlening van ondersteunende diensten op exclusieve
basis door een dienstverlener of groepen dienstverleners, corrigerende
maatregelen om de overeenstemming met EU-wijde en bijbehorende lokale
prestatiedoelen te waarborgen, de toetsing van de naleving van het heffingenstelsel,
het beheer en de vaststelling van gemeenschappelijke projecten voor
netwerkgerelateerde functies, de functionele luchtruimblokken, de voorwaarden
voor de betrokkenheid van belanghebbenden bij belangrijke operationele
beslissingen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, de toegang tot en
bescherming van gegevens, elektronische luchtvaartinlichtingen en de
technologische ontwikkeling en interoperabiliteit van het luchtverkeersbeheer,
moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden verleend. Die
bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU)
nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011
tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing
zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[36]. (31) Wat
betreft de uitvoeringsbesluiten die krachtens deze verordening worden
vastgesteld, moet overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 gebruik worden
gemaakt van algemene uitvoeringsbesluiten. (32) Voor
de vaststelling van uitvoeringsbesluiten van individuele strekking moet de
raadplegingsprocedure worden gebruikt. ê 549/2004 overweging
20 (aangepast) (33) De sancties die de lidstaten
vaststellen voor de overtredingen van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen door gebruikers van het luchtruim en dienstverleners dienen
doeltreffend en proportioneel te zijn en een ontmoedigende werking te hebben. ò nieuw (34) De
aankoop van dergelijke diensten dient, al naargelang van toepassing, plaats te
vinden overeenkomstig Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor
het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten[37] en Richtlijn 2004/17/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de
procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en
energievoorziening, vervoer en postdiensten[38].
Voorts dient ook rekening te worden gehouden met de richtsnoeren die zijn
uiteengezet in Interpretatieve mededeling 2006/C179/02 van de Commissie over de
Gemeenschapswetgeving die van toepassing is op het plaatsen van opdrachten die
niet of slechts gedeeltelijk onder de richtlijnen inzake overheidsopdrachten
vallen[39],
voor zover van toepassing. ê 1070/2009 overweging
42 (35) De ministeriële verklaring
over de luchthaven van Gibraltar, die in Cordoba op 18 september 2006
(de "ministeriële verklaring") tijdens de eerste ministersbijeenkomst
van het Forum voor dialoog over Gibraltar werd overeengekomen, vervangt de
gemeenschappelijke verklaring over het vliegveld die in Londen op
2 december 1987 werd opgesteld, en volledige naleving van die
verklaring wordt geacht volledige naleving van de verklaring van 1987 te zijn. ê 1070/2009 overweging
43 (36) Deze verordening is in de
context van en krachtens de ministeriële verklaring in al zijn onderdelen van
toepassing op de luchthaven van Gibraltar. Onverminderd deze ministeriële
verklaring zijn de toepassing op de luchthaven van Gibraltar en alle
maatregelen in verband met de implementatie van die verklaring volledig in
overeenstemming met de verklaring en alle bepalingen daarvan. ê 549/2004 overweging
24 (aangepast) (37) Aangezien de doelstelling van
deze verordening, te weten de totstandbrenging Ö tenuitvoerlegging Õ van het
gemeenschappelijke Europeese luchtruim, wegens het transnationale karakter ervan niet voldoende
door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op communautair Ö het Õ niveau Ö van de
Unie Õ tot stand kan worden
gebracht, met
evenwel gedetailleerde uitvoeringsvoorschriften die rekening houden met
specifieke plaatselijke omstandigheden, kan de Gemeenschap Ö Unie Õ overeenkomstig het
in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen
nemen Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde
evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze
doelstelling te verwezenlijken. ê 552/2004 HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN ê 1070/2009 Art.
1, lid 1 (aangepast) ð nieuw Artikel 1 Doel Ö Onderwerp Õ en werkingssfeer 1. Het
initiatief inzake de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese
luchtruim heeft tot doel ð In deze verordening zijn regels
vastgesteld voor de totstandbrenging en goede werking van het gemeenschappelijk
Europees luchtruim, ï om de huidige veiligheidsnormen voor luchtvervoer aan te scherpen, bij
te dragen tot de duurzame ontwikkeling van het luchtvervoerssysteem en de
algemene prestaties van het systeem voor luchtverkeersbeveiligings- en
luchtvaartnavigatiediensten voor het algemene luchtverkeer in Europa te
verbeteren, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van alle luchtruimgebruikers.
Dit Ö Het Õ gemeenschappelijke Europees
luchtruim omvat een samenhangend pan-Europees netwerk van routes, ð een luchtruim dat op geïntegreerde
wijze kan worden geëxploiteerd, ï netwerkbeheer en luchtverkeersbeheerbeveiligingssystemen dat die alleen gebaseerd is zijn op overwegingen van veiligheid, efficiëntie en
van technische aard ð interoperabiliteit ï , ten behoeve van alle luchtruimgebruikers. Om deze doelstelling te verwezenlijken, stelt
deze verordening een geharmoniseerd regelgevingskader vast voor de
totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim. ê 1070/2009 Art.
1, lid 2 (aangepast) 2. De toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen laat onverlet de soevereiniteit van de lidstaten over hun luchtruim onverlet,
alsmede de behoeften van de lidstaten inzake openbare orde, openbare veiligheid
en defensieaangelegenheden, zoals vermeld in artikel 3513. Deze
verordening en de in artikel 3
genoemde maatregelen hebben Ö heeft Õ geen betrekking op
militaire operaties en trainingen. ê 1070/2009 Art.
1, lid 3 (aangepast) 3. De toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen laat onverlet de rechten en plichten van de lidstaten voortvloeiend die voortvloeien uit het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart
van 1944 (het "Verdrag van Chicago") onverlet. In
deze context is een aanvullende
doelstelling van Ö heeft Õ deze verordening, Ö tot doel
om, Õ op de gebieden
waarop deze verordening ze van toepassing is, de lidstaten te helpen bij het nakomen van hun
verplichtingen op grond van het Verdrag van Chicago, door een basis te
verschaffen voor een gemeenschappelijke interpretatie en een uniforme
uitvoering van de bepalingen daarvan, en door ervoor te zorgen dat die
bepalingen in deze verordening en de uitvoeringsvoorschriften naar behoren in
aanmerking worden genomen. ê 550/2004 HOOFDSTUK I ALGEMEEN Artikel 1 Toepassingsgebied en doel 1. Binnen de werkingssfeer van de kaderverordening, regelt deze
verordening de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het
gemeenschappelijk Europees luchtruim. Het doel van deze verordening is gemeenschappelijke
eisen vast te stellen voor de veilige en efficiënte verlening van
luchtvaartnavigatiediensten in de Gemeenschap. 2. Deze verordening is van toepassing op de verlening van
luchtvaartnavigatiediensten voor algemeen luchtverkeer, in overeenstemming met
en binnen de werkingssfeer van de kaderverordening. ê 551/2004 HOOFDSTUK I ALGEMEEN Artikel 1 Doel en werkingssfeer 1. Binnen de werkingssfeer van de kaderverordening, regelt deze
verordening de organisatie en het gebruik van het luchtruim in het
Gemeenschappelijk Europees Luchtruim. Deze verordening heeft ten doel het
concept van een geleidelijk meer geïntegreerd operationeel luchtruim in het
kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid te ondersteunen en
gemeenschappelijke procedures vast te stellen voor inrichting, planning en
beheer, opdat een efficiënte en veilige werking van de luchtverkeersbeveiliging
kan worden verzekerd. 2. Het luchtruim moet op zodanige wijze worden gebruikt dat de
exploitatie van luchtvaartnavigatiediensten als samenhangend en consistent
geheel wordt ondersteund overeenkomstig Verordening (EG) nr. 550/2004 van het
Europees Parlement en van de Raad van 10 maart 2004 betreffende de
verlening van luchtvaartnavigatiediensten binnen het gemeenschappelijk Europees
luchtruim („de dienstverleningsverordening")[40]. ê 551/2004
(aangepast) ð nieuw 43. Onverminderd artikel 10, is dDeze
verordening is van toepassing op het luchtruim in de EUR-, en AFI- ð en NAT- ï gebieden regio's van ICAO waar lidstaten verantwoordelijk zijn voor de verlening van
luchtverkeersdiensten overeenkomstig Ö deze Õ de dienstverleningsverordening.
De lidstaten kunnen deze verordening ook toepassen op het luchtruim dat in
andere ICAO-gebieden onder hun verantwoordelijkheid valt, mits zij de Commissie
en de overige lidstaten daarvan in kennis stellen. ê 551/2004 4. De vluchtinformatiegebieden die vallen binnen het luchtruim waarop
deze verordening van toepassing is, worden bekendgemaakt in het Publicatieblad
van de Europese Unie. ê 1070/2009 Art.
1, lid 1 54. De
toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar laat de
respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd
Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende het geschil inzake
de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven gelegen is,
onverlet. ê 552/2004 Artikel 1 Doel en werkingssfeer 1. Binnen de werkingssfeer van de kaderverordening, heeft deze
verordening betrekking op de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging. 2. Deze verordening is van toepassing op de in bijlage I vermelde
systemen, de onderdelen ervan en bijbehorende procedures. 3. Het doel van deze verordening is de interoperabiliteit tot stand te
brengen tussen de verschillende systemen, onderdelen en bijbehorende procedures
van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, met passende
inachtneming van de relevante internationale regels. Deze verordening beoogt
ook te zorgen voor een snelle, gecoördineerde invoering van nieuwe
overeengekomen en goedgekeurde operationele en technologische concepten in
luchtverkeersbeveiliging. ê 549/2004
(aangepast) Artikel 2 Definities Voor de toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen gelden de volgende definities: ê 549/2004
(aangepast) ð nieuw 1. "luchtverkeersleidingsdienst":
een dienst die wordt verricht teneinde: a) botsingen te voorkomen: –
tussen luchtvaartuigen en –
tussen luchtvaartuigen en hindernissen op dat deel
van het luchtvaartterrein dat is bedoeld voor het opstijgen, landen en taxiën
met luchtvaartuigen, en b) een geordende luchtverkeersstroom tot
stand te brengen en te handhaven; 2. "plaatselijke
verkeersleiding": luchtverkeersleidingsdienst voor
luchtvaartterreinverkeer; 3. "luchtvaartinlichtingendienst":
een binnen het vastgestelde bestreken gebied opgerichte dienst die
verantwoordelijk is voor het verstrekken van luchtvaartinformatieinlichtingen
en gegevens die nodig zijn voor de veiligheid, regelmaat en efficiency van
luchtvaartnavigatie; 4. "luchtvaartnavigatiediensten":
luchtverkeersleidingsdiensten; communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingssurveillancediensten;
meteorologische diensten voor de luchtvaartnavigatie, en
luchtvaartinlichtingendiensten; 5. "verleners van
luchtvaartnavigatiediensten": de openbare of particuliere lichamen Ö entiteiten Õ die
luchtvaartnavigatiediensten voor het algemene luchtverkeer verlenen; 6. "luchtruimblok": Ö een deel van
het Õ luchtruim van Ö met Õ vastgestelde
afmetingen, in ruimte en tijd, waarbinnen luchtvaartnavigatiediensten worden
verleend; 7. "luchtruimbeheer": een
planningsfunctie ð dienst ï met als belangrijkste doel een maximale benutting van Ö het Õ beschikbaare luchtruim
door dynamische time-sharing en, bij gelegenheid, scheiding Ö opsplitsing Õ van Ö het Õ luchtruim tussen
verschillende categorieën luchtruimgebruikers op basis van
kortetermijnbehoeften; ê 1070/2009 Art.
1, lid 2, onder a) 8. "luchtruimgebruikers":
exploitanten van luchtvaartuigen die als algemeen luchtverkeer opereren; ê 549/2004 ð nieuw 9. "regeling van
luchtverkeersstromen": een functie ð dienst ï die tot doel heeft bij te dragen aan tot een
veilige, ordelijke en vlotte doorstroming van het luchtverkeer door ervoor te
zorgen dat de luchtverkeersleidingscapaciteit optimaal wordt benut en dat het
verkeersvolume verenigbaar is met de door de betrokken
luchtverkeersdienstverleners afgegeven verklaarde capaciteit; ê 1070/2009 Art.
1, lid 2, onder b) ð nieuw 10. "luchtverkeersbeveiligingbeheer":
de verzameling van functies
ð diensten ï in de lucht en op de grond (luchtverkeersdiensten, luchtruimbeheer en
de regeling van de luchtverkeersstroomen) die nodig zijn om de veiligheid en de
doeltreffendheid van de vliegtuigbewegingen in alle fasen te waarborgen; ê 549/2004 11. "luchtverkeersdiensten":
vluchtinlichtingendiensten, alarmeringsdiensten, adviesdiensten voor het
luchtverkeer en luchtverkeersleiding (algemene luchtverkeersleiding,
naderingsluchtverkeersleiding en plaatselijke luchtverkeersleiding); 12. "algemene
luchtverkeersleiding": luchtverkeersleiding voor gecontroleerde vluchten
in een luchtruimblok; 13. "naderingsluchtverkeersleiding":
luchtverkeersleiding voor aankomende of vertrekkende gecontroleerde vluchten; ê 1070/2009 Art.
1, lid 2, onder c) 1413a."masterplan
inzake luchtverkeersbeveiligingbeheer":
het plan dat wordt goedgekeurd bij Besluit 2009/320/EG van de Raad[41], overeenkomstig
artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad
van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een
gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe
generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR)[42]; ò nieuw 15. "luchtvaartcrisis":
omstandigheden waarin de capaciteit van het luchtruim abnormaal is beperkt ten
gevolge van bijzonder slechte weersomstandigheden of de onbeschikbaarheid van
grote delen van het luchtruim wegens natuurlijke of politieke redenen; ê 549/2004 1614. "pakket
van diensten": twee of meer luchtvaartnavigatiediensten; ê 1070/2009 Art.
1, lid 2, onder d) 1715. "certificaat":
door een nationale toezichthoudende instantie overeenkomstig het nationale
recht afgegeven document, ongeacht de vorm, waarmee wordt bevestigd dat een verlener
van luchtvaartnavigatiediensten voldoet aan de eisen voor het verlenen van een
specifieke dienst; ê 549/2004 1816. "communicatiediensten":
vaste en mobiele diensten ten behoeve van de luchtvaart voor grond-tot-grond-,
lucht-tot-grond- en lucht-tot-lucht-communicatie voor luchtverkeersleidingsdoeleinden; 17. „Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging":
de verzameling van systemen, genoemd in bijlage I bij Verordening (EG) nr.
552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004
betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging („de interoperabiliteitsverordening")[43],
met inbegrip van de interfaces aan grenzen met derde landen; 18. "operationeel concept": de criteria
voor het operationele gebruik van het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging of een deel daarvan; 19. "onderdelen":
materiële objecten, zoals apparatuur, en immateriële objecten, zoals
programmatuur, waarvan de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiligingbeheer
afhangt; ò nieuw 20. "verklaring":
met betrekking tot luchtverkeersbeheer/luchtvaartnavigatie betekent dit elke
schriftelijke verklaring - over de
conformiteit of geschiktheid voor gebruik van systemen en onderdelen die is
afgegeven door een organisatie die betrokken is bij het ontwerp, de
vervaardiging en het onderhoud van systemen en onderdelen voor
luchtverkeersbeheer/luchtvaartnavigatie; - over de
overeenstemming van in gebruik te nemen diensten of systemen met de
toepasselijke eisen, die door een dienstverlener is afgegeven; - over de
bekwaamheid en middelen om zich te kwijten van de verantwoordelijkheden die
gepaard gaan bepaalde vluchtinlichtingendiensten; ê 549/2004
(aangepast) 20. „Eurocontrol": de Europese organisatie voor de veiligheid van
de luchtvaart, opgericht bij het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het
belang van de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 1960[44]; ê 1070/2009 Art.
1, lid 2, onder f) (aangepast) 2122. "flexibel
gebruik van het luchtruim": een concept van luchtruimbeheer dat in het
gebied van de European Civil Aviation Conference wordt toegepast op basis van
het door Ö de Europese
organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart Õ (Eurocontrol) uitgegeven
"Airspace Management Handbook for the application of the Concept of the
Flexible Use of Airspace" (Handboek voor de toepassing van het concept "flexibel
gebruik van het luchtruim" in het luchtruimbeheer) Ö [45] Õ ; ê 549/2004 23. „vluchtinformatiegebied": een luchtruim van
gegeven afmetingen waarbinnen vluchtinlichtingendiensten en alarmeringsdiensten
worden verleend; ê 1070/2009 Art.
1, lid 2, onder g) (aangepast) 2223 bis. "vluchtinlichtingendienst": een dienst die adviezen en
informatie verstrekt die nuttig zijn voor de veilige en doeltreffende
uitvoering van vluchten; 2323 ter."waarschuwingsdienst":
een dienst die bij de verantwoordelijke organisaties melding maakt van vliegtuigen Ö luchtvaartuigen Õ in nood die bijstand
behoeven en dergelijke organisaties op verzoek assisteert
bijstand verstrekt; ê 549/2004 24. "vliegniveau": een vlak van constante
atmosferische druk in relatie tot het referentiedrukvlak van
1013,2 hectopascals en dat van soortgelijke vlakken is gescheiden door
bepaalde drukintervallen; ê 1070/2009 Art.
1, lid 2, onder h) 2425. "functioneel
luchtruimblok": een, ongeacht de staatsgrenzen, op operationele behoeften
gebaseerd luchtruimblok waarbinnen de luchtvaartnavigatiediensten en
aanverwante functies op prestatiegerichte en optimale wijze worden verleend met
het oogmerk in ieder functioneel luchtruimblok versterkte samenwerking tussen
de verleners van luchtvaartnavigatiediensten of, indien van toepassing naargelang, een geïntegreerde dienstverlener, in te voeren; ê 549/2004
(aangepast) 2526. "algemeen
luchtverkeer": alle bewegingen van burgerluchtvaartuigen, alsmede alle
bewegingen van staatsluchtvaartuigen (met inbegrip van militaire, douane- en
politieluchtvaartuigen), voorzover deze bewegingen worden uitgevoerd in
overeenstemming met de procedures van de ICAO Ö Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie (de ICAO), zoals opgericht bij het Verdrag van
Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart uit 1944 Õ ; 27. „ICAO": de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie,
opgericht bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart
van 1944; 2628. "interoperabiliteit":
een geheel van functionele, technische en operationele eigenschappen die worden
vereist van de systemen en onderdelen van het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiligingbeheer en
van de procedures voor de werking van het netwerk, teneinde de veilige,
naadloze en efficiënte werking van het netwerk te verzekeren.
Interoperabiliteit wordt bereikt door er zorg voor te dragen dat de systemen en
onderdelen voldoen aan de essentiële eisen; 2729. "meteorologische
diensten": de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van
weersvoorspellingen, instructies en waarnemingen, alsmede andere door lidstaten
aangeleverde meteorologische informatie en gegevens voor gebruik in de
luchtvaart; 2830. "navigatiediensten":
de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van informatie op het
gebied van positionering en timing; 2931. "operationele
gegevens": informatie over alle vluchtfasen, die nodig is voor het nemen
van operationele beslissingen door verleners van luchtvaartnavigatiediensten,
luchtruimgebruikers, exploitanten van luchthavens en andere betrokken actoren; 32. "procedure, zoals gebruikt in de context van
de interoperabiliteitsverordening": een standaardmethode voor het
technische of het operationele gebruik van systemen in de context van
overeengekomen, gevalideerde operationele concepten die op een uniforme wijze
in het gehele Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging moeten worden
toegepast; 3033. "ingebruiknameneming":
eerste operationele gebruik na de initiële installatie of upgrade van een
systeem; 3134. "routenetwerk":
een netwerk van gespecificeerde routes voor de afhandeling van de
verkeersstromen van het algemene luchtverkeer, nodig voor het verlenen van
luchtverkeersleidingsdiensten; 35. "routering": de gekozen route die een
luchtvaartuig tijdens de vlucht moet volgen; 36. "naadloze werking": een zodanige
werking van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging dat het, vanuit
de optiek van de gebruiker, functioneert als ware het één systeem; ê 549/2004 3238. "plaatsbepalingssurveillancediensten":
de faciliteiten en diensten voor het bepalen van de respectieve posities van
luchtvaartuigen waarmee voor een veilige separatie wordt gezorgd; 3339. "systeem":
het geheel van op de grond gestationeerde en zich in de lucht bevindende
onderdelen, alsmede in de ruimte gestationeerde apparatuur, dat ondersteuning
geeft aan luchtvaartnavigatiediensten voor alle vluchtfasen; 3440."upgrade":
elke wijziging in de operationele kenmerken van een systeem; ê 1070/2009 Art.
1, lid 2, onder j) 3541. "grensoverschrijdende
diensten": iedere situatie waarin luchtvaartnavigatiediensten worden
verleend in een lidstaat door een dienstverlener die in een andere lidstaat is
gecertificeerd.; ; ò nieuw 36. "nationale
toezichthoudende instantie": het nationale orgaan of de nationale organen
waaraan een lidstaat de toezichtstaken overeenkomstig deze verordening heeft
toevertrouwd en de nationale bevoegde autoriteiten waaraan de in artikel 8 ter
van Verordening (EG) nr. 216/2008 vermelde taken zijn toevertrouwd; 37. "ondersteunende
diensten": andere luchtvaartnavigatiediensten dan luchtverkeersdiensten en
andere diensten en activiteiten die verband houden met de verlening van
luchtvaartnavigatiediensten en deze ondersteunen; 38. "lokale
prestatiedoelen": prestatiedoelen die door de lidstaten zijn vastgesteld
op lokaal niveau, met name het niveau van een functioneel luchtruimblok, een
lidstaat, een heffingszone of een luchthaven. ê 549/2004 Artikel 3 Gebieden waarop de Gemeenschap maatregelen treft 1. Deze verordening stelt een geharmoniseerd kader vast voor de
totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim in combinatie
met: a) Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement
en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van
het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de luchtruimverordening")[46]; b) Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van
luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de
dienstverleningsverordening")[47]; en c) Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit
van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging („de
interoperabiliteitsverordening")[48]; en met uitvoeringsbepalingen die de Commissie op basis van deze
verordening en de bovengenoemde verordeningen vaststelt. 2. De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn van toepassing met
inachtneming van de bepalingen van deze verordening. ê 1070/2009 Art.
1, lid 3 (aangepast) ð nieuw HOOFDSTUK II Ö nationale
instanties Õ Artikel 34 Nationale toezichthoudende instanties 1. De lidstaten gaan, gezamenlijk of
afzonderlijk, over tot aanwijzing of instelling van één of meer organen als
nationale toezichthoudende instantie, belast met de taken welke krachtens deze
verordening en de in artikel 3
bedoelde maatregelen aan een dergelijke instantie
toekomen. 2. De nationale toezichthoudende instanties
moeten ð juridisch gescheiden en ï onafhankelijk zijn van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten ð , met name wat hun organisatie, hiërarchie
en besluitvorming betreft en van alle particuliere of publieke entiteiten die
een belang hebben in de activiteiten van dergelijke dienstverleners ï . Deze
onafhankelijkheid wordt gerealiseerd door ten minste op functioneel niveau een
adequate scheiding tussen de nationale toezichthoudende instanties en deze
verleners en aanbieders aan te brengen. ò nieuw 3. Onverminderd lid
2 kunnen de nationale toezichthoudende instanties, voor wat hun werking
betreft, worden toegevoegd aan andere regelgevende organen en/of
veiligheidsinstanties. 4. De nationale
toezichthoudende instanties die op de datum van inwerkingtreding van deze
verordening niet juridisch gescheiden zijn van alle verleners van
luchtvaartnavigatiediensten of particuliere of publieke entiteiten die een
belang hebben in de activiteiten van dergelijke dienstverleners, zoals bepaald
in lid 2, moeten uiterlijk op 1 januari 2020 aan deze eis voldoen. ê 1070/2009 Art.
1, lid 3 (aangepast) ð nieuw 35. Ö De Õ Nnationale
toezichthoudende instanties voeren oefenen hun
bevoegdheden op onpartijdige, onafhankelijke en transparante wijze uit. Dit wordt bereikt door adequate beheers- en
controlemechanismen, ook binnen het bestuur van een lidstaat ð Ze worden met name zodanig
georganiseerd, van personeel voorzien en gefinancierd dat ze hun bevoegdheden
op die wijze kunnen uitoefenen. ï Dit mag
de nationale toezichthoudende instanties er echter niet van weerhouden hun
taken uit te oefenen volgens de organisatievoorschriften van de nationale
autoriteiten voor de burgerluchtvaart of andere publieke organen. ò nieuw 6. Het personeel van
de nationale toezichthoudende instanties a) wordt in dienst
genomen op basis van duidelijke en transparante regels die hun
onafhankelijkheid waarborgen. De personen die bevoegd zijn voor strategische
beslissingen worden aangesteld door het nationale kabinet of de ministerraad of
door een andere overheidsinstantie die de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten niet rechtstreeks controleert en er ook niet
rechtstreeks voordeel uit haalt; b) wordt
geselecteerd via een transparante procedure, op basis van hun specifieke
kwalificaties, inclusief passende bekwaamheden en relevante ervaring, onder
meer op het gebied van auditing, luchtvaartnavigatiediensten en systemen; c) handelt
onafhankelijk, met name van alle belangen die verband houden met verleners van
luchtvaartnavigatiediensten, en vraagt noch aanvaardt instructies van
overheidsinstanties of andere publieke of private entiteiten bij de uitoefening
van de functies van de nationale toezichthoudende instantie; d) de personen die
bevoegd zijn voor het nemen van strategische beslissingen leggen jaarlijks een
verbintenisverklaring en een verklaring omtrent hun belangen af, waarin alle
directe en indirecte belangen zijn vermeld die kunnen worden geacht afbreuk te
doen aan hun onafhankelijkheid en die van invloed kunnen zijn op de uitoefening
van hun functies; en e) de personen die
bevoegd zijn voor strategische beslissingen, audits of andere functies die
rechtstreeks verband houden met het toezicht op de prestatiedoelen van
verleners van luchtvaartnavigatiediensten mogen na hun termijn bij de nationale
toezichthoudende instantie gedurende minstens een jaar niet in dienst treden
bij of verantwoordelijkheden opnemen bij een van de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten. ê 1070/2009 Art.
1, lid 3 (aangepast) ð nieuw 74. De
lidstaten zien erop toe dat de nationale toezichthoudende instanties over de
noodzakelijke middelen en capaciteiten beschikken om de hun overeenkomstig deze
verordening toevertrouwde taken tijdig en doelmatig uit te voeren. ð De nationale toezichthoudende
instanties zijn volledig bevoegd voor de indienstname en het beheer van hun
personeel, op basis van hun eigen financiële middelen, die onder meer afkomstig
zijn van de routeheffingen; deze heffingen moeten in verhouding staan tot de
taken die de instanties overeenkomstig artikel 4 moeten vervullen. ï 85. De
lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen en adressen van de
nationale toezichthoudende instanties en van eventuele wijzigingen daarvan,
alsook van de maatregelen die zijn genomen om aan leden 2, 3 en 4 ð dit artikel ï te voldoen. ò nieuw 9. De Commissie
stelt gedetailleerde regels op waarin de procedures voor indienstname en
selectie zijn uiteengezet, met het oog op de toepassing van lid 6, onder a) en
b). Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel
27, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. ê 1070/2009 Art.
2, lid 1 (aangepast) Artikel 42 Taken van de nationale
toezichthoudende instanties 1. De in artikel 34 van de kaderverordening genoemde nationale toezichthoudende instanties Ö worden belast
met de volgende taken: Õ a) zorgen voor passend toezicht op de toepassing van deze verordening, met name met
betrekking tot de veilige en efficiënte dienstuitvoering door verleners van
luchtvaartnavigatiediensten die diensten verlenen met betrekking tot het
luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid valt van de lidstaat die de
betrokken instantie heeft aangewezen of ingesteld.; ò nieuw b) certificaten
afgeven aan verleners van luchtvaartnavigatiediensten overeenkomstig artikel 8
ter van Verordening (EG) nr. 216/2008 en toezicht houden op de naleving van de
voorwaarden waaronder ze zijn afgegeven; c) bewijzen van
bevoegdheid, bevoegdverklaringen, goedkeuringen en certificaten afgeven aan
verleners van luchtvaartnavigatiediensten overeenkomstig artikel 8 ter van
Verordening (EG) nr. 216/2008 en toezicht houden op de naleving van de
voorwaarden waaronder ze zijn afgegeven; d) prestatieplannen
opstellen en toezicht houden op de tenuitvoerlegging ervan overeenkomstig
artikel 11; e) toezicht houden
op de tenuitvoerlegging van het heffingenstelsel overeenkomstig de artikelen 12
en 13; f) de voorwaarden
voor toegang tot operationele gegevens goedkeuren overeenkomstig artikel 22; en g) toezicht houden
op verklaringen en op de ingebruikname van systemen. ê 1070/2009 Art.
2, lid 1 (aangepast) 2. Daartoe Ö Elke Õ organiseert elke nationale
toezichthoudende instantie organiseert passende inspecties en onderzoeken om na
te gaan of aan de eisen van deze verordening, met inbegrip van eisen op het gebied van personeel
voor de levering van luchtvaartnavigatiediensten, is voldaan. De
betrokken verlener van luchtvaartnavigatiediensten verleent hieraan zijn
medewerking. ò nieuw Artikel 5 Samenwerking tussen nationale toezichthoudende instanties 1. De nationale
toezichthoudende instanties wisselen informatie uit over hun werkzaamheden,
beginselen, praktijken en procedures voor besluitvorming en de
tenuitvoerlegging van de wetgeving van de Unie. Zij werken samen met het doel
hun besluitvorming in de hele Unie te coördineren. De nationale
toezichthoudende instanties nemen deel aan een netwerk dat regelmatig
bijeenkomt. De Commissie en het Luchtvaartagentschap van de Europese Unie
(hierna "het EAA") zijn lid van dit netwerk, coördineren en
ondersteunen de werkzaamheden ervan en doen aanbevelingen aan het netwerk, voor
zover passend. De Commissie en het EAA faciliteren de actieve samenwerking van
de nationale toezichthoudende instanties en zorgen voor de uitwisseling van
personeel tussen de nationale toezichthoudende instanties op basis van een
deskundigenpool die overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder f), van Verordening
(EG) nr. 216/2008 door het EAA wordt opgericht. Met inachtneming van
de regels inzake gegevensbescherming van artikel 22 van deze verordening en
Verordening (EG) nr. 45/2001 ondersteunt de Commissie de uitwisseling van in
alinea een en twee van dit lid vermelde informatie tussen de leden van het
netwerk, eventueel met elektronische middelen, waarbij de vertrouwelijkheid van
bedrijfsgeheimen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten moet worden
gerespecteerd. 2. De
toezichthoudende instanties werken nauw samen, onder meer via werkafspraken, om
elkaar wederzijdse bijstand te verlenen bij hun toezichtstaken,
klachtenbehandeling en onderzoeken. ê 1070/2009 Art.
2, lid 1 ð nieuw 3. Voor functionele luchtruimblokken die zich
uitstrekken over het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van meer dan
één lidstaat valt, sluiten de betrokken lidstaten een overeenkomst inzake het
bij dit artikel voorgeschreven toezicht op de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten die diensten verlenen met betrekking tot die
functionele luchtruimblokken. ð Teneinde die overeenkomst ten uitvoer
te leggen stellen de betrokken nationale toezichthoudende instanties een plan
op waarin de voorwaarden voor hun samenwerking zijn vermeld. ï ê 1070/2009 Art.
2, lid 1 (aangepast) 4. Nationale toezichthoudende instanties
werken onderling nauw samen om een adequaat toezicht te waarborgen op de
verleners van luchtvaartnavigatiediensten die in het bezit zijn van een geldig
certificaat van een lidstaat en die ook diensten verlenen met betrekking tot
het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van een andere lidstaat valt. Deze
samenwerking omvat ook regelingen voor de behandeling van gevallen waarin niet
voldaan wordt aan Ö deze
verordening en aan Õ de geldende
gemeenschappelijke eisen Ö die zijn
vastgesteld overeenkomstig artikel 8 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr.
216/2008. Õ van artikel 6 of aan de voorwaarden van bijlage
II. ê 1070/2009 Art.
2, lid 1 (aangepast) ð nieuw 5. In het geval van de grensoverschrijdende
levering van luchtvaartnavigatiediensten ð in een deel van het luchtruim dat onder
de verantwoordelijkheid van een andere lidstaat valt, ï omvatten dergelijke Ö de in de leden
2 en 4 vermelde Õ regelingen een
overeenkomst over de wederzijdse erkenning van de toezichtstaken zoals bedoeld
in ð artikel 4, ï de leden 1 en 2, en van de resultaten van deze taken. Deze wederzijdse
erkenning geldt ook wanneer regelingen voor erkenning tussen nationale
toezichthoudende instanties zijn gemaakt voor het certificeringsproces van
dienstverleners. 6. Nationale toezichthoudende instanties
kunnen, indien dit op grond van het nationale recht is toegestaan, met het oog
op regionale samenwerking ook regelingen overeenkomen betreffende de verdeling
van de verantwoordelijkheden voor toezichtstaken. ê 1070/2009 Art.
2, lid 1 (aangepast) Artikel 63 Gekwalificeerde entiteiten 1. Nationale toezichthoudende instanties
kunnen besluiten de in artikel 42, lid 2, bedoelde inspecties en onderzoeken volledig of ten dele
te delegeren aan gekwalificeerde entiteiten die aan de in bijlage I
genoemde eisen voldoen. 2. Een dergelijke door een nationale
toezichthoudende instantie verleende delegatie is binnen de Gemeenschap Ö Unie Õ geldig gedurende een
periode van drie jaar die kan worden hernieuwd. Nationale toezichthoudende
instanties kunnen elke gekwalificeerde entiteit die in de Ö Unie Õ Gemeenschap is
gevestigd met de uitvoering van deze inspecties en onderzoeken belasten. ê 552/2004
(aangepast) ð nieuw Artikel 8 Aangemelde
instanties 1.3. Lidstaten
stellen de Commissie ð , het EAA ï en de andere lidstaten in kennis van de instanties Ö gekwalificeerde
entiteiten waaraan zij taken hebben gedelegeerd overeenkomstig lid 1 Õ die zij aangewezen hebben voor de uitvoering van
taken met betrekking tot de beoordeling van de in artikel 5 bedoelde
conformiteit of geschiktheid voor gebruik en/of de in artikel 6 bedoelde
verificatie, waarbij zij voor elke instantie Ö entiteit Õ het gebied aangeven
waarvoor deze verantwoordelijk is alsmede de identificatienummers Ö en alle
wijzigingen daarvan Õ meedelen die de Commissie heeft verstrekt. De Commissie maakt de lijst van deze instanties Ö gekwalificeerde
entiteiten Õ met hun respectieve
identificatienummers en de onder hun verantwoordelijkheid vallende gebieden
bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en draagt zorg voor
het bijhouden van deze lijst. 2. Lidstaten passen voor
de beoordeling van de aan te melden instanties de criteria toe van
bijlage V. De instanties die voldoen aan de beoordelingscriteria die in de
relevante Europese normen zijn opgenomen, worden geacht aan de genoemde
criteria te voldoen. 34. Indien
een aangemelde instantie Ö gekwalificeerde
entiteit Õ niet meer voldoet
aan de criteria Ö eisen Õ van bijlage IV, trekken
lidstaten de aanmelding van die
instantie Ö delegatie van
die entiteit Õ in. Zij brengen Ö De entiteit
brengt Õ de Commissie ð het EAA ï en de overige lidstaten daarvan onverwijld op de hoogte. 4. Onverminderd het
bepaalde in de leden 1, 2 en 3, mogen lidstaten besluiten om de organisatie(s)
die is (zijn) erkend overeenkomstig artikel 3 van de
dienstverleningsverordening als aangemelde instantie(s) aan te wijzen. ò nieuw 5. Organen die vóór
de inwerkingtreding van deze verordening zijn aangewezen als aangemelde
instanties overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 552/2004 worden
met het oog op de toepassing van dit artikel als gekwalificeerde entiteiten
beschouwd. ê 1070/2009 Art.
1, lid 5 (aangepast) ð nieuw Artikel 710 Raadpleging van de belanghebbende
partijen 1. De lidstaten ð nationale toezichthoudende
instanties ï , handelend in overeenstemming met hun nationale recht Ö wetgeving Õ, zetten
raadplegingsmechanismen op om belanghebbende partijen, waaronder
belangenorganisaties van beroepspersoneel, op passende wijze te betrekken bij
de realisering van het gemeenschappelijke Europeese
luchtruim ð voor wat de uitvoering van hun taken
betreft ï . ò nieuw 2. Tot de
belanghebbende partijen kunnen behoren: –
verleners van
luchtvaartnavigatiediensten, –
luchthavenexploitanten, –
relevante
luchtruimgebruikers of relevante groepen luchtruimgebruikers, –
militaire autoriteiten, –
de industrie, –
belangenorganisaties van
beroepspersoneel. ê 550/2004
(aangepast) HOOFDSTUK III VOORSCHRIFTEN INZAKE
DE VERLENING VAN DIENSTEN Ö DIENSTVERLENING Õ ê 550/2004
(aangepast) ð nieuw Artikel 6 Gemeenschappelijke eisen Er worden volgens de in artikel 5, lid 3, van de
kaderverordening bedoelde procedure gemeenschappelijke eisen vastgesteld voor
de verlening van luchtvaartnavigatiediensten. De gemeenschappelijke eisen
moeten ten minste betrekking hebben op: –
technische en operationele bekwaamheid en
geschiktheid, –
systemen en processen voor veiligheids- en
kwaliteitsbeheer, –
rapportages, –
kwaliteit van de diensten, –
financiële draagkracht, –
aansprakelijkheid en verzekering, –
eigendom en organisatiestructuur, met inbegrip van
het vermijden van belangenconflicten, –
personeel, met inbegrip van adequate
personeelsplanning, –
beveiliging. Artikel 87 Certificering van de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten 1. De verlening van alle
luchtvaartnavigatiediensten in de Gemeenschap Ö Unie Õ wordt door de lidstaten
gecertificeerd ð of maakt het voorwerp uit van een
verklaring aan de nationale toezichthoudende instanties of het EAA
overeenkomstig artikel 8 ter van Verordening (EG) nr. 216/2008 ï . ê 550/2004 2. Aanvragen voor certificering worden ingediend bij de nationale
toezichthoudende instantie van de lidstaat waarin de aanvrager zijn
belangrijkste plaats van vestiging heeft en in voorkomend geval statutair is
gevestigd. ò nieuw 2. In het kader van
het certificeringsproces moeten de aanvragers ook kunnen aantonen dat zij over
voldoende financiële draagkracht beschikken en gedekt zijn door een
aansprakelijkheidsverzekering, voor zover dit niet gegarandeerd is door de
desbetreffende lidstaat. ê 550/2004
(aangepast) ð nieuw 3. Nationale toezichthoudende instanties geven certificaten af aan de
verleners van luchtvaartnavigatiediensten indien deze aan de in artikel 6
bedoelde gemeenschappelijke eisen voldoen. Certificaten kunnen worden verleend
voor elke in artikel 2 van de kaderverordening genoemde afzonderlijke
luchtvaartnavigatiedienst of voor een bundel van dergelijke diensten, onder
meer in de situatie waarin een verlener van luchtvaartnavigatiediensten,
ongeacht diens juridische status, zijn eigen communicatie-, navigatie- en
begeleidingssystemen bedient en in stand houdt. De certificaten worden
regelmatig gecontroleerd. 43. In dDe certificaten worden de rechten en plichten van de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten aangegeven, met inbegrip van ð zorgen voor ï niet-discriminerende toegang tot diensten voor gebruikers van het
luchtruim, met speciale aandacht voor de veiligheid. Aan certificering mogen Ö zijn Õ alleen de
voorwaarden van bijlage II verbonden zijn. Deze voorwaarden moeten objectief gerechtvaardigd,
niet-discriminerend, evenredig en transparant zijn. 5. Niettegenstaande het bepaalde in lid 1, kunnen lidstaten toestaan
dat in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim of een deel
daarvan luchtvaartnavigatiediensten worden verleend zonder certificaat, in
gevallen waarin de verlener van deze diensten de diensten hoofdzakelijk
aanbiedt aan andere bewegingen van luchtvaartuigen dan aan het algemeen
luchtverkeer. In deze gevallen stelt de betrokken lidstaat de Commissie en de
andere lidstaten in kennis van zijn besluit en van de maatregelen die zijn
genomen om maximale overeenstemming met de vastgestelde gemeenschappelijke
eisen te waarborgen. ê 1070/2009 Art.
2, lid 3 (aangepast) ð nieuw 46. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 en 9,
krijgen vVerleners van luchtvaartnavigatiediensten, wanneer hen een certificaat
wordt afgegeven, Ö krijgen Õ de mogelijkheid om
hun diensten aan te bieden aan lidstaten, andere verleners van
luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers en luchthavens in de Gemeenschap Ö Unie Õ . ð Voor ondersteunende diensten is dit
alleen mogelijk als artikel 10, lid 2, wordt nageleefd. ï 7. Nationale toezichthoudende instanties zien toe op de naleving van de
gemeenschappelijke eisen en van de aan de certificaten verbonden voorwaarden.
Details aangaande dit toezicht worden opgenomen in de jaarlijkse verslagen die
door de lidstaten worden ingediend overeenkomstig artikel 12, lid 1,
van de kaderverordening. Als een nationale toezichthoudende instantie vaststelt
dat de houder van een certificaat niet langer aan deze eisen of voorwaarden
voldoet, treft hij passende maatregelen, waarbij tegelijkertijd de continuïteit
van de diensten wordt gewaarborgd op voorwaarde dat de veiligheid niet in
gevaar komt. Deze maatregelen kunnen de intrekking van het certificaat
omvatten. ê 550/2004 8. Een lidstaat erkent elk certificaat dat in een andere lidstaat is
afgegeven in overeenstemming met dit artikel. 9. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen lidstaten de termijn
waarbinnen aan dit artikel voldaan moet zijn, verlengen tot zes maanden na de
in artikel 19, lid 2, genoemde datum. Lidstaten stellen de Commissie
van deze verlenging in kennis, onder vermelding van de redenen daarvoor. ê 1070/2009 Art.
2, lid 4 (aangepast) ð nieuw Artikel 98 Aanwijzing van verleners van
luchtverkeersdiensten 1. De lidstaten zorgen ervoor dat in het
luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt binnen bepaalde
luchtruimblokken op exclusieve basis luchtverkeersdiensten worden verleend.
Daartoe wijzen de lidstaten een verlener van luchtverkeersdiensten aan die in
het bezit is van een binnen de Gemeenschap Ö Unie Õ geldig certificaat ð of geldige verklaring ï . 2. Bij het verlenen van grensoverschrijdende
diensten zorgen de lidstaten ervoor dat Ö de Õ naleving van dit
artikel en artikel 18, lid 3, niet wordt belemmerd door hun nationale
rechtswetgevingsstelsel
dat voorschrijft dat een verlener van luchtverkeersdiensten die diensten
aanbiedt in het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van die lidstaat
valt ð aan een van de volgende voorwaarden
moet voldoen ï : a) rechtstreeks of via
meerderheidsaandeelhouderschap eigendom moet zijn van die lidstaat of onderdanen
daarvan; b) zijn hoofdvestiging of
geregistreerd kantoor op het grondgebied van die lidstaat moet hebben;, of c) alleen faciliteiten in die
lidstaat mag gebruiken. 3. Lidstaten definiëren de rechten en plichten
waaraan de aangewezen verleners van luchtverkeersdiensten moeten voldoen. Deze
plichten kunnen voorwaarden bevatten voor het tijdig verstrekken van relevante
informatie, waarmee alle bewegingen van luchtvaartuigen in het onder hun
verantwoordelijkheid vallende luchtruim kunnen worden geïdentificeerd. ê 1070/2009 Art.
2, lid 4 (aangepast) ð nieuw 4. Ö De Õ Llidstaten
hebben de bevoegdheid om zelf een verlener van luchtverkeersdiensten te kiezen,
mits deze voldoet aan de eisen en
voorwaarden van de artikelen 6 en 7 ð gecertificeerd is of een verklaring heeft
ingediend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 ï . ê 1070/2009 Art.
2, lid 4 (aangepast) 5. Voor functionele luchtruimblokken die
overeenkomstig artikel 16 9 bis zijn vastgesteld en die zich
uitstrekken over het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van meer dan
één lidstaat valt, wijzen de betrokken lidstaten, overeenkomstig lid 1 van
dit artikel, gezamenlijk en minstens één maand voor de
implementatie van het luchtruimblok één of meer verleners van
luchtverkeersdiensten aan. 6. Ö De Õ Llidstaten
stellen de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van alle in
het kader van dit artikel genomen besluiten over de aanwijzing van verleners
van luchtverkeersdiensten in specifieke luchtruimblokken binnen het luchtruim
dat onder hun verantwoordelijkheid valt. ò nieuw Artikel 10 Het verlenen
van ondersteunende diensten 1. De lidstaten nemen
alle nodige maatregelen om te garanderen dat verleners van ondersteunende
diensten, overeenkomstig dit artikel, binnen de Unie met elkaar kunnen
concurreren op basis van gelijke, niet-discriminerende en transparante
voorwaarden. Aan de in dit
artikel uiteengezette eis moet uiterlijk op 1 januari 2020 zijn voldaan. 2. De lidstaten
nemen alle nodige maatregelen om te garanderen dat de verlening van
luchtverkeersdiensten gescheiden is van de verlening van ondersteunende
diensten. Een van de eisen om deze scheiding te garanderen, is dat
luchtverkeersdiensten en ondersteunende diensten door verschillende ondernemingen
moeten worden verleend. 3. Bij de keuze van
de verlener van ondersteunende diensten houdt de entiteit die deze diensten
aankoopt met name rekening met kostenefficiëntie en de algemene kwaliteit en
veiligheid van de diensten. 4. Een verlener van
ondersteunende diensten mag alleen worden gekozen om diensten te verlenen in
het luchtruim van een lidstaat als: a) hij
gecertificeerd is overeenkomstig artikel 8 ter van Verordening (EG)
nr. 216/2008; b) zijn
hoofdvestiging zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt; c)
lidstaten en/of ingezetenen van lidstaten voor meer dan 50 % eigenaar zijn van
de dienstverlener en er daadwerkelijk controle over uitoefenen, hetzij direct,
hetzij via een of meer tussenbedrijven, tenzij anders is bepaald in een
overeenkomst met een derde land waarbij de Unie partij is; en d) de
dienstverlener voldoet aan de nationale eisen inzake beveiliging en defensie. 5. De
netwerkbeheerder mag diensten ter ondersteuning van de werking van het Europees
netwerk voor luchtverkeersbeheer op gecentraliseerde wijze verlenen door deze
diensten toe te voegen aan die welke vermeld zijn in artikel 17, lid 2,
overeenkomstig artikel 17, lid 3. Deze diensten mogen ook op exclusieve basis
worden verleend door een verlener van luchtvaartnavigatiediensten of groepen
verleners van luchtvaartnavigatiediensten, met name de diensten die verband
houden met de infrastructuur voor luchtverkeersbeheer. De Commissie
specificeert de voorwaarden voor de selectie van dienstverleners of groepen
dienstverleners, op basis van hun capaciteit en vermogen om de diensten op
onpartijdige en kosteneffectieve te verlenen, en stelt een algemene beoordeling
op van de geraamde kosten en baten van de gecentraliseerde verlening van de
ondersteunende diensten. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 27, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. De
Commissie stelt dienstverleners of groepen dienstverleners aan overeenkomstig
deze uitvoeringshandelingen. ê 550/2004 Artikel 9 Aanwijzing van verleners van meteorologische diensten 1. 1. Lidstaten kunnen een verlener van meteorologische diensten
aanwijzen om op exclusieve basis met betrekking tot het gehele onder hun
verantwoordelijkheid vallende luchtruim of een deel daarvan alle
meteorologische gegevens of een deel daarvan te verstrekken; daarbij dienen zij
rekening te houden met overwegingen op het gebied van de veiligheid. 2. Lidstaten brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op
de hoogte van elk besluit in het kader van dit artikel inzake de aanwijzing van
een verlener van meteorologische diensten. ê 1070/2009 Art.
1, lid 5 (aangepast) ð nieuw Artikel 11 Prestatieregeling 1. Om de prestaties van
luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties ð diensten ï in het gemeenschappelijke Europeese
luchtruim te verbeteren, wordt een prestatieregeling vastgesteld voor
luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties ð diensten ï . Die zal bestaan uit: a) prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap Ö Unie Õ ð en bijbehorende lokale
prestatiedoelen ï voor de prestatiekerngebieden veiligheid, milieu, capaciteit en
kostenefficiëntie; b) nationale plannen of plannen
voor functionele luchtruimblokken, inclusief prestatiedoelen, die consistentie met
ð de naleving van de ï prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap Ö Unie Õ ð en de bijbehorende lokale
prestatiedoelen ï waarborgen; en c) periodieke beoordeling, monitoring
en benchmarking van de prestaties van luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties ð diensten ï . 2. Overeenkomstig
de in artikel 5, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure kan dDe Commissie
ð wijst ï Eurocontrol
of een ander
ð onafhankelijk, ï onpartijdig en bevoegd orgaan aanwijzen ð aan ï als "prestatiebeoordelingsorgaan". De rol van dit orgaan is
de Commissie, in coördinatie met de nationale toezichthoudende instanties, bij
te staan en de nationale toezichthoudende instanties op verzoek bij te staan
bij de tenuitvoerlegging van de in lid 1 vermelde prestatieregeling. ð Het EAA, Eurocontrol of een andere
bevoegde entiteit kunnen technische bijstand verlenen aan het
prestatiebeoordelingsorgaan ï De
Commissie ziet erop toe dat het prestatiebeoordelingsorgaan de taken die het
van de Commissie heeft gekregen, onafhankelijk uitvoert. 3. a) De prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap voor
het netwerk voor luchtverkeersbeveiliging worden door de Commissie goedgekeurd
overeenkomstig de regelgevingsprocedure bedoeld in artikel 5, lid 3, waarbij
rekening wordt gehouden met relevante inbreng van de nationale toezichthoudende
instanties op nationaal niveau of op het niveau van de functionele
luchtruimblokken. b) De in lid 1, onder b), bedoelde nationale plannen
of plannen voor functionele luchtruimblokken worden opgesteld door de nationale
toezichthoudende instanties en door de lidsta(a)t(en) goedgekeurd. Deze plannen
omvatten bindende nationale
ð lokale ï doelen of
doelen op het niveau van de functionele luchtruimblokken en een
adequate, door de lidsta(a)t(en) vastgestelde stimuleringsregeling. Bij het
opstellen van de plannen vindt overleg plaats met de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten, vertegenwoordigers van luchtruimgebruikers en
eventueel luchthavenexploitanten en luchthavencoördinatoren. 4c) De
consistentie
ð overeenstemming ï van de nationale doelen ð plannen ï of doelen
van ð of de plannen van ï de functionele luchtruimblokken ð en van de lokale doelstellingen ï met de ð EU-wijde ï prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap zal worden beoordeeld door de
Commissie, die
daarbij gebruikmaakt van de beoordelingscriteria in lid 6, onder d)
ð in samenwerking met het prestatiebeoordelingsorgaan ï . Indien de Commissie vaststelt dat één of meer nationale
doelen of doelen ð de plannen ï van de functionele luchtruimblokken ð of de nationale plannen en de lokale
doelstellingen ï niet voldoen aan de beoordelingscriteria ð EU-wijde doelstellingen ï , kan zij,
overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde raadgevingsprocedure, besluiten
een aanbeveling te doen ð vragen ï dat de betrokken nationale toezichthoudende instanties nieuwe prestatiedoelen moeten
voorstellen ð lidstaten de nodige corrigerende
maatregelen nemen ï . ð De uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2, vermelde
raadplegingsprocedure. ï De
betrokken lidsta(a)t(en) stellen nieuwe prestatiedoelen en passende maatregelen
vast en stellen de Commissie daarvan te zijner tijd in kennis. Indien de Commissie van mening is dat de nieuwe
prestatiedoelen en de betreffende maatregelen niet adequaat zijn, kan zij,
overeenkomstig de regelgevingsprocedure in artikel 5, lid 3, besluiten dat de
betrokken lidstaat corrigerende maatregelen moet nemen. De Commissie mag, indien zij beschikt over
overtuigend bewijs, ook besluiten de prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap
te herzien, overeenkomstig de regelgevingsprocedure in artikel 5,
lid 3. 5d) De
ð in lid 1 vermelde ï referentieperiode voor de prestatieregeling is bedraagt
minimaal drie en maximaal vijf jaar. In deze periode zullen de ð betrokken ï lidstaten en/of
de nationale toezichthoudende instanties, indien de nationale ð lokale ï doelen of
doelen van de functionele luchtruimblokken niet worden gehaald, de door hen vastgestelde
passende maatregelen ð vaststellen en ï toepassen ð die ontworpen zijn om de situatie recht
te zetten ï . ðAls de Commissie van oordeel is dat deze
maatregelen niet volstaan om de situatie recht te zetten, kan zij beslissen dat
de betrokken lidstaten de nodige corrigerende maatregelen of sancties moeten
treffen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel
27, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. ï De eerste
referentieperiode heeft betrekking op de eerste drie jaar na de goedkeuring van
de uitvoeringsvoorschriften als bedoeld in lid 6. 6c) De
Commissie voert regelmatig
beoordelingen uit over het behalen van Ö gaat regelmatig
na of Õ de ð EU-wijde en bijbehorende lokale ï prestatiedoelen Ö zijn
gehaald Õ en presenteert de uitkomsten
aan het Single Sky-comité. 74. De
onderstaande procedures zijn van
toepassing op de in lid 1 bedoelde
prestatieregeling Ö moet gebaseerd
zijn op Õ: a) het verzamelen, valideren, onderzoeken,
evalueren en verspreiden van relevante gegevens over de prestaties van
luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties ð diensten ï van alle relevante partijen, waaronder verleners van
luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, luchthavenexploitanten,
nationale toezichthoudende instanties, lidstaten en Eurocontrol; b) het selecteren van passende
prestatiekerngebieden op basis van ICAO-document nr. 9854 "Global Air
Traffic Management Operational Concept", en conform de in het
prestatiekader van het masterplan inzake luchtverkeersbeveiligingbeheer
aangemerkte gebieden, inclusief veiligheid, milieu, capaciteit en
kostenefficiëntie, indien nodig aangepast om rekening te houden met de
specifieke behoeften van het gemeenschappelijke Europeese
luchtruim en met relevante doelstellingen voor genoemde terreinen, en het
definiëren van een beperkt pakket van prestatiekernindicatoren voor
prestatiemeting; c) het opstellen ð en herzien ï van Ö EU-wijde Õ ð en bijbehorende lokale ï prestatiedoelen voor de
gehele Gemeenschap die worden vastgesteld met
inachtneming van inputs Ö die zijn Õ geïdentificeerd op
nationaal niveau of op dat van functionele luchtruimblokken; ê 1070/2009 Art.
1, lid 5 (aangepast) ð nieuw 6. Voor het gedetailleerd functioneren van de prestatieregeling stelt
de Commissie, uiterlijk op 4 december 2011 en binnen een passend tijdsbestek om
te voldoen aan de termijnen die in deze verordening zijn vastgelegd,
uitvoeringsvoorschriften vast overeenkomstig de regelgevingsprocedure in
artikel 5, lid 3. Deze uitvoeringsvoorschriften hebben betrekking op: d)c) de
criteria voor de opstelling door de nationale toezichthoudende instanties van
de nationale prestatieplannen of prestatieplannen voor functionele
luchtruimblokken met de nationale ð lokale ï prestatiedoelen of de prestatiedoelen van het functionele luchtruimblok
en de stimuleringsregeling. De prestatieplannen: i) zijn gebaseerd op de bedrijfsplannen
van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten; ii) houden rekening met alle
kostenelementen van de nationale kostenbasis of de kostenbasis van het
functionele luchtruimblok; iii) omvatten bindende ð lokale ï prestatiedoelstellingen die conform
ð in overeenstemming zijn met ï de Ö EU-wijde Õ prestatiedoelstellingen
voor de gehele Gemeenschap zijn; ê 1070/2009 Art.
1, lid 5 ð nieuw ed) het
beoordelen van de nationale
ð lokale ï prestatiedoelen of prestatiedoelen van het functionele luchtruimblok op
basis van het nationale plan of het plan voor het functionele luchtruimblok, en fe) het
monitoren van de nationale prestatieplannen of prestatieplannen voor
functionele luchtruimblokken, met inbegrip van passende
waarschuwingsmechanismen.; ê 1070/2009 Art.
1, lid 5, onder i) (aangepast) ð nieuw gd) de criteria om ð sancties op te leggen omdat ï te
beoordelen of de nationale doelen of de doelen van het functionele
luchtruimblok tijdens de referentieperiode in overeenstemming zijn
met de Ö EU-wijde Õ ð en bijbehorende lokale ï prestatiedoelen voor de
gehele Gemeenschap ð niet zijn gehaald ï en om waarschuwingssystemen te ondersteunen; he) de
algemene beginselen voor het opstellen door de lidstaten van de
stimuleringsregeling; if) de
beginselen voor de toepassing van een overgangsmechanisme dat nodig is voor de
aanpassing aan het functioneren Ö de
werking Õ van de
prestatieregeling gedurende uiterlijk twaalf maanden na de goedkeuring van de uitvoeringsvoorschriften
ð in deze alinea bedoelde
uitvoeringshandeling ï ; bj) de Ö passende Õ referentieperioden en de tussenpozen om te
beoordelen of de prestatiedoelen bereikt zijn en de vaststelling van Ö om Õ nieuwe doelen Ö vast te
stellen Õ ; alsmede ak) de inhoud en het
tijdsbestek ð bijbehorende tijdschema's. ï van de in
lid 4 bedoelde procedures ê 1070/2009 Art.
1, lid 5 ð nieuw De Commissie kan procedures toevoegen aan de in dit lid bedoelde
lijst van procedures ð wordt gemachtigd om gedelegeerde
handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 26, teneinde gedetailleerde
regels vast te stellen voor de goede werking van de prestatieregeling,
overeenkomstig de in dit lid vermelde punten ï . Deze
maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te
wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 5,
lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 85. Bij het
opstellen van de prestatieregeling wordt er rekening mee gehouden dat
en-routediensten, terminaldiensten en netwerkfuncties ð diensten ï verschillend zijn en als zodanig moeten worden behandeld, zo nodig ook
bij prestatiemetingen. ê 550/2004
(aangepast) HOOFDSTUK III HEFFINGENSTELSELS ê 1070/2009 Art.
2, lid 8 (aangepast) Artikel 1214 Algemeene Ö bepalingen
inzake het heffingenstelsel Õ Overeenkomstig de in de artikelen 13 15
en 14 16 vermelde eisen, draagt het heffingenstelsel voor
luchtvaartnavigatiediensten bij tot meer transparantie bij het vaststellen,
opleggen en innen van heffingen ten laste van luchtruimgebruikers, tot de
verbetering van de kostenefficiëntie van het verlenen van
luchtvaartnavigatiediensten en tot de verbetering van de efficiëntie van de
vluchten, met inachtneming van een optimaal veiligheidsniveau. Dit Ö Het Õ heffingenstelsel
moet ook stroken met artikel 15 van het Verdrag van Chicago van 1944
inzake de internationale burgerluchtvaart en met het heffingensysteem van
Eurocontrol voor en-routeheffingen. ê 1070/2009 Art.
2, lid 9 (aangepast) ð nieuw Artikel 1315 Algemene bBeginselen
Ö met
betrekking tot het heffingenstelsel Õ 1. Het heffingenstelsel is gebaseerd op de
berekening van de kosten die de verleners van luchtvaartnavigatiediensten ten
behoeve van luchtruimgebruikers moeten maken. Het stelsel wijst deze kosten toe
aan categorieën gebruikers. 2. De volgende beginselen Ö die in de leden
3 tot en met 8 zijn uiteengezet, Õ worden toegepast bij
het vaststellen van de kostenbasis voor de heffingen:. 3a) dDe onder
luchtruimgebruikers te verdelen kosten zijn de bepaalde kosten van de verlening
van luchtvaartnavigatiediensten, met inbegrip van passende bedragen voor rente
op kapitaalinvesteringen en afschrijving van activa, alsmede van de kosten van
onderhoud, exploitatie, beheer en administratie ð , inclusief de kosten van relevante
taken die zijn toevertrouwd aan het EAA ï . bepaalde kosten zijn de door de lidstaat op nationaal niveau of het
niveau van de functionele luchtruimblokken bepaalde kosten, hetzij aan het
begin van de referentieperiode voor elk kalenderjaar van de in artikel 11 Ö , lid 5, Õ van de kaderverordening bedoelde referentieperiode, hetzij gedurende de referentieperiode, na
passende aanpassingen met toepassing van het in artikel 11 van de kaderverordening bedoelde waarschuwingsmechanisme;. 4b) dDe kosten
die in dit verband moeten worden meegenomen, zijn die welke geraamd zijn voor
de faciliteiten en diensten die zijn voorzien en worden uitgevoerd in het kader
van het ICAO Regional Air Navigation Plan, Europese regio. Hieronder kunnen ð vallen ï ook de kosten vallen van de nationale toezichthoudende instanties en/of
gekwalificeerde entiteiten, alsmede andere kosten die door de betrokken
lidstaat en dienstverlener zijn gemaakt voor het verlenen van
luchtvaartnavigatiediensten. Het omvat echter niet de Ö in artikel 33
vermelde Õ kosten van Ö door de
lidstaten opgelegde Õ strafmaatregelen die door de lidstaten zijn opgelegd
overeenkomstig artikel 9 van de kaderverordening, noch de kosten van Ö de in artikel
11, lid 5, vermelde Õ corrigerende
maatregelen ð of sancties ï die door de lidstaten zijn
opgelegd overeenkomstig artikel 11 van de kaderverordening; 5c) tTen aanzien
van de functionele luchtruimblokken en in het kader van hun respectieve
kaderovereenkomsten doen de lidstaten redelijke inspanningen om tot afspraken
te komen over gemeenschappelijke beginselen voor het beleid inzake heffingen;. 6d) dDe kosten
van de verschillende luchtvaartnavigatiediensten moeten apart worden aangeduid,
zoals bepaald in artikel 2112, lid 3;. 7e) kKruissubsidies
tussen en-routediensten en plaatselijke diensten zijn niet toegestaan. Kosten
die betrekking hebben op zowel plaatselijke diensten als en-routediensten
worden aan de hand van een transparante methode evenredig verdeeld over
plaatselijke diensten en en-routediensten. Kruissubsidies worden tussen
verschillende luchtvaartnavigatie
ð verkeers ï diensten in een van deze categorieën Ö worden Õ alleen toegestaan
wanneer deze door objectieve redenen gerechtvaardigd zijn en moeten duidelijk
herkenbaar worden gemaakt. ð Kruissubsidies tussen
luchtverkeersdiensten en ondersteunende diensten zijn niet toegestaan. ï 8f) dDe
transparantie van de kostenbasis voor de heffingen moet worden gegarandeerd.
Uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de verstrekking door de
dienstverleners van informatie, met behulp waarvan de prognoses, werkelijke
kosten en inkomsten van een dienstverlener kunnen worden beoordeeld. Er moet
regelmatig informatie worden uitgewisseld tussen de nationale toezichthoudende
instanties, dienstverleners, luchtruimgebruikers, de Commissie en Eurocontrol. 93. De
lidstaten moeten de volgende beginselen naleven bij het vaststellen van
heffingen overeenkomstig lieden 2 Ö 3 tot en met
8 Õ : a) heffingen voor de
beschikbaarheid van luchtvaartnavigatiediensten worden vastgesteld onder niet-discriminatoirediscriminerende voorwaarden.; Bbij het
opleggen van heffingen aan de verschillende luchtruimgebruikers voor het
gebruik van dezelfde dienst wordt geen onderscheid gemaakt op grond van
nationaliteit of categorie luchtruimgebruiker; b) vrijstelling van bepaalde
gebruikers, met name lichte luchtvaartuigen en staatsluchtvaartuigen, kan
worden toegestaan, mits de kosten van een dergelijke vrijstelling niet op
andere gebruikers worden afgewenteld; c) de heffingen worden per
kalenderjaar vastgesteld op basis van de bepaalde kosten, of onder voorwaarden
die door de lidstaten worden gehanteerd voor het bepalen van de maximumhoogte
van het tarief per eenheid of van de inkomsten voor elk jaar over een periode
van ten hoogste vijf jaar; d) luchtvaartnavigatiediensten
mogen voldoende inkomsten genereren die voorzien in een redelijk rendement van
het kapitaal, zodat kan worden bijgedragen aan noodzakelijke
kapitaalverbeteringen; e) heffingen geven de kosten weer
die zijn verbonden aan de luchtvaartnavigatiediensten en aan faciliteiten die
aan de luchtruimgebruikers ter beschikking worden gesteld, ð inclusief de kosten van relevante taken
die zijn toevertrouwd aan het EAA ï rekening houdend met het draagkrachtprincipe van de verschillende
betrokken typen luchtvaartuigen; f) heffingen moeten de veilige,
doelmatige, doeltreffende, daadwerkelijke en duurzame verlening van
luchtvaartnavigatiediensten bevorderen teneinde een hoog niveau van veiligheid
en kosteneffectiviteit te realiseren en het halen van de prestatiedoelstellingen
Ö te halen Õ , en ze vormen een
stimulans voor geïntegreerde dienstverlening, en leveren een bijdrage aan het
reduceren van de milieugevolgen van de luchtvaart. Daartoe Ö Met het oog op
het bepaalde onder f) Õ mogen de nationale
toezichthoudende instanties, met betrekking tot de nationale prestatieplannen
of prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken, mechanismen opzetten,
inclusief prikkels in de vorm van financiële voordelen en nadelen, om verleners
van luchtvaartnavigatiediensten en/of luchtruimgebruikers aan te moedigen om
steun te verlenen aan verbeteringen in de verlening van
luchtvaartnavigatiediensten, zoals verhoogde capaciteit, beperkte vertragingen
en duurzame ontwikkeling, onder
gelijktijdige handhaving Ö met
behoud Õ van een optimaal
veiligheidsniveau. 104. 4. De
Commissie stelt ð maatregelen vast waarin de
bijzonderheden zijn uiteengezet van de procedure die moet worden gevolgd voor
de toepassing van de leden 1 tot en met 9. ï gedetailleerde ð Die ï uitvoeringsbepalingen ð handelingen worden vastgesteld ï vast voor dit artikel, overeenkomstig de in artikel 275, lid 3, van de
kaderverordening bedoelde regelgevings
ð onderzoeks ï procedure ê 1070/2009 Art.
2, lid 11 (aangepast) ð nieuw Artikel 1416 Beoordeling van Ö de Õ naleving Ö van
de artikelen 12 en 13 Õ 1. De Commissie draagt zorg voor een
voortdurende beoordeling van de mate waarin de heffingen aan de in de artikelen
1214 en 1315
genoemde beginselen en voorschriften voldoen, een en ander in samenwerking met
de lidstaten. De Commissie tracht de nodige mechanismen vast te stellen om
gebruik te kunnen maken van de deskundigheid van Eurocontrol en deelt de
resultaten van de beoordeling met de lidstaten, Eurocontrol en de
vertegenwoordigers van luchtruimgebruikers. 2. De Commissie onderzoekt, op verzoek van één
of meer lidstaten die van mening
is/zijn dat de in de artikelen 14 en 15 vermelde beginselen en
voorschriften niet naar behoren zijn toegepast of
op eigen initiatief, elke
bewering van niet-naleving of niet-toepassing van de betrokken beginselen en/of
regels ð specifieke maatregelen die door de
nationale instanties zijn vastgesteld met betrekking tot de toepassing van de
artikelen 12 en 13, voor wat de vaststelling van kosten en heffingen
betreft ï . Onverminderd artikel 3218, lid 1, deelt de Commissie de resultaten van dat onderzoek met de
lidstaten, Eurocontrol en de vertegenwoordigers van de luchtruimgebruikers.
Binnen twee maanden na ontvangst van een verzoek neemt Ö bepaalt Õ de Commissie, na de
betrokken lidstaat gehoord te hebben en na raadpleging van het Single Sky-comité
Ö of de artikelen
12 en 13 zijn nageleefd en of de maatregel verder mag worden toegepast. Die
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld Õ overeenkomstig de in
artikel 275, lid 2, Ö vermelde
raadplegingsprocedure. Õ van de kaderverordening
bedoelde raadgevingsprocedure, een besluit over de wijze waarop de artikelen 14
en 15 van deze verordening zijn toegepast en beslist zij of de praktijk in
kwestie mag worden voortgezet 3. De Commissie richt haar besluit tot de betrokken lidstaten en stelt
de dienstverlener daarvan in kennis, voor zover deze een wettelijk betrokken
partij is. Elke lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen één maand aan
de Raad voorleggen. De Raad kan binnen één maand met gekwalificeerde
meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen. ê 1070/2009 Art.
2, lid 10 (aangepast) ð nieuw Artikel 1515 bis Gemeenschappelijke projecten 1. Gemeenschappelijke
projecten kunnen bijdragen tot een succesvolle Ö De Õ implementatie van
het masterplan inzake luchtverkeersbeveiligingbeheer Ö kan worden
ondersteund door gemeenschappelijke projecten Õ . Dergelijke Ö Deze Õ projecten dragen bij
aan de doelstellingen van deze verordening, d.w.z. verbetering van de prestaties van het
Europese luchtvaartsysteem op kerngebieden als capaciteit en vlucht- en
kostenefficiëntie, alsmede milieuduurzaamheid, binnen het kader van de
veiligheidsdoelstellingen, die van de hoogste orde zijn. ð De gemeenschappelijke projecten hebben
tot doel de luchtverkeersbeheersfuncties tijdig, gecoördineerd en
gesynchroniseerd ten uitvoer te leggen, teneinde de essentiële operationele
wijzigingen te bereiken die in het masterplan voor luchtverkeersbeheer zijn
vermeld. ï 2. De Commissie kan ð maatregelen vaststellen voor het beheer
van gemeenschappelijke projecten en prikkels voor de uitvoering ervan. Die
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld ï, overeenkomstig de
in artikel 275, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevings ð onderzoeks ï procedure,. Ö Deze
maatregelen Õ richtsnoeren ontwikkelen betreffende de wijze
waarop dergelijke projecten kunnen bijdragen tot de implementatie van het
masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging. Dergelijke richtsnoeren laten de mechanismen voor de operationalisering uitvoering
van dergelijke Ö de Õ projecten met
betrekking tot functionele luchtruimblokken zoals door de partners van die
blokken overeengekomen, onverlet. 3. De Commissie kan, overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de
kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure, ook besluiten ð gemeenschappelijke projecten
vaststellen voor netwerkgerelateerde functies die van bijzonder belang zijn
voor de verbetering van de algemene prestaties van het luchtverkeersbeheer en
de luchtvaartnavigatiediensten in Europa, waarbij wordt nagegaan welke
luchtverkeersbeheersfuncties rijp zijn voor uitrol en het tijdschema en
geografische toepassingsgebied van die uitrol worden vastgesteld. Deze
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld ï gemeenschappelijke
projecten op te zetten voor netwerkgerelateerde functies die van bijzonder
belang zijn voor de verbetering van de algehele prestatie van de
luchtverkeersbeveiliging en de luchtverkeersnavigatiediensten in Europa ð overeenkomstig de in artikel 27, lid 3,
vermelde onderzoeksprocedure ï . Dergelijke Ö De Õ gemeenschappelijke
projecten kunnen in aanmerking komen voor communautaire financiering binnen het
meerjarig financieel kader. Hiertoe, en onverminderd de bevoegdheid van de
lidstaten om te beslissen over het gebruik van hun eigen financiële middelen,
voert de Commissie een onafhankelijke kosten-batenanalyse uit en voert ze
overeenkomstig artikel 2810 van de kaderverordening passend overleg met de lidstaten en relevante betrokken partijen,
waarbij alle passende wijzen van financiering onder de loep worden genomen. De
in aanmerking komende kosten van de operationalisering uitvoering
van gemeenschappelijke projecten worden overeenkomstig de beginselen van
transparantie en non-discriminatie gedekt. ê 1070/2009 Art.
2, lid 5 (aangepast) ð nieuw Artikel 169 bis Functionele luchtruimblokken 1. De lidstaten nemen uiterlijk op 4 december 2012 alle nodige maatregelen om te garanderen dat de functionele
luchtruimblokken worden Ö opgericht
en Õ geïmplementeerd ð op basis van een geïntegreerde
verlening van luchtverkeersdiensten, ï teneinde de vereiste capaciteit en efficiëntie van het netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging in het gemeenschappelijke Europeese
luchtruim te bereiken, een hoog niveau van veiligheid in stand te houden, bij
te dragen tot de algehele prestaties van het luchtvervoerssysteem en het effect
op het milieu te beperken. ò nieuw 2. De functionele
luchtruimblokken worden, voorzover mogelijk, opgericht op basis van
coöperatieve sectoriële partnerschappen tussen verleners van
luchtvaartnavigatiediensten, met name met betrekking tot het verlenen van ondersteunende
diensten, zoals bepaald in artikel 10. Om optimale prestaties te kunnen
bereiken, mogen dergelijke partnerschappen een of meer functionele
luchtruimblokken of delen daarvan ondersteunen. ê 1070/2009 Art.
2, lid 5 (aangepast) ð nieuw 3. De lidstaten ð en de verleners van
luchtverkeersdiensten ï , en in
het bijzonder die lidstaten die aangrenzende functionele luchtruimblokken
creëren, werken zoveel mogelijk samen om de naleving van deze bepaling Ö dit
artikel Õ te garanderen.
Indien van toepassing omvat heeft deze samenwerking ook betrekking op ð verleners van luchtverkeersdiensten
uit ï derde landen die aan functionele luchtruimblokken deelnemen. 24. Functionele
luchtruimblokken moeten met name: a) worden onderbouwd door een
veiligheidsstudie; ò nieuw b) zo
zijn ontworpen dat de sectoriële partnerschappen zoveel mogelijk synergieën
opleveren, teneinde de overeenkomstig artikel 11 vastgestelde prestatiedoelen
te verwezenlijken en waar mogelijk te overtreffen; ê 1070/2009 Art.
2, lid 5 (aangepast) bc) optimaal
gebruik van het luchtruim mogelijk maken, rekening houdende met
luchtverkeersstromen; cd) zorgen
voor consistentie met het Europese routenetwerk dat overeenkomstig
artikel 617 van de luchtruimverordening wordt opgericht; de) hun
rechtvaardiging vinden in een algehele toegevoegde waarde, met inbegrip van een
optimaal gebruik van technische en personele middelen, op basis van kosten-batenanalyses; ê 1070/2009 Art.
2, lid 5 ð nieuw (ef) ð voor zover mogelijk ï een vlotte en flexibele overdracht garanderen van verantwoordelijkheid
voor de luchtverkeersleiding tussen luchtverkeersleidingscentra; fg) de verenigbaarheid
tussen de verschillende luchtruimconfiguraties garanderen door onder andere de
bestaande vluchtinformatiegebieden te optimaliseren; ê 1070/2009 Art.
2, lid 5 (aangepast) gh) voldoen
aan voorwaarden die voortvloeien uit regionale overeenkomsten die binnen de
ICAO zijn gesloten; hi) regionale
overeenkomsten eerbiedigen die op de datum van inwerkingtreding van deze
verordening van kracht zijn, in het bijzonder de overeenkomsten waarbij derde
landen in Europa zijn betrokken; en ê 1070/2009 Art.
2, lid 5 i) bijdragen aan consistentie met voor de hele
Gemeenschap geldende prestatiedoelstellingen. ò nieuw Aan de eisen van lid
4, onder c), d) en g), moet worden voldaan in overeenstemming met de door de
netwerkbeheerder uitgevoerde optimalisering van het luchtruimontwerp, zoals
vermeld in artikel 17. 5. Verleners van
luchtvaartnavigatiediensten mogen aan de eisen van dit artikel voldoen door
deel te nemen aan een of meer functionele luchtruimblokken. ê 1070/2009 Art.
2, lid 5 (aangepast) ð nieuw 36. Een fFunctioneele
luchtruimblokken ð die zich uitstrekken over delen van het
luchtruim die onder de verantwoordelijkheid van meer dan een lidstaat
vallen ï wordent uitsluitend
ingesteld bij onderlinge
overeenstemming ð gezamenlijke aanwijzing ï tussen alle lidstaten en in voorkomend geval derde landen die
verantwoordelijk zijn voor een deel van het luchtruim in het functioneel
luchtruimblok. ð De gezamenlijke aanwijzing waarbij het
functioneel luchtruimblok wordt opgericht, bevat de nodige bepalingen inzake de
wijze waarop het blok kan worden gewijzigd en waarop een lidstaat of, indien
van toepassing, een derde land zich uit het blok kan terugtrekken, inclusief
overgangsregelingen. ï 7. ð de lidstaten stellen de Commissie in
kennis van de oprichting van functionele luchtruimblokken. ï Alvorens de Commissie kennis te geven over de instelling in kennis te stellen van de oprichting van een functioneel luchtruimblok, verstrekt(verstrekken) de betrokken
lidsta(a)t(en) de Commissie, de andere lidstaten en de andere belanghebbende
partijen passende informatie en worden deze in staat gesteld eventuele
opmerkingen te maken. 4. Indien een functioneel luchtruimblok betrekking heeft op luchtruim
dat volledig of gedeeltelijk onder de verantwoordelijkheid van twee of meer
lidstaten valt, bevat de overeenkomst waarbij het functioneel luchtruimblok
wordt ingesteld de noodzakelijke bepalingen over de wijze waarop het
functioneel luchtruimblok kan worden gewijzigd en de wijze waarop een lidstaat
zich uit het functioneel luchtruimblok kan terugtrekken, met inbegrip van
overgangsregelingen. 58. Bij
geschillen tussen twee of meer lidstaten ten aanzien van een
grensoverschrijdend functioneel luchtruimblok dat betrekking heeft op luchtruim
onder hun verantwoordelijkheid, kunnen de betrokken lidstaten de zaak
gezamenlijk voor advies aan het Single Sky-comité voorleggen. Het advies wordt
verstrekt aan de betrokken lidstaten. Onverminderd lid 63 houden
de lidstaten met dit advies rekening om een oplossing te vinden. 69. Na door
de lidstaten op de hoogte te zijn gebracht van de in Ö overeenkomstig Õ de leden 63 en ð 7 ï 4
bedoelde overeenkomsten en
verklaringen, beoordeelt de Commissie of elk
functioneel luchtruimblok voldoet aan de in lid 42 bedoelde
eisen en presenteert ze de resultaten ter bespreking aan ð de lidstaten ï het Single Sky-comité. Indien de Commissie vaststelt dat één of meerdere functionele
luchtruimblokken niet aan de eisen voldoe(t)(n), voert ze gesprekken met de
betrokken lidsta(a)t(en) om tot afspraken te komen over de maatregelen die
nodig zijn om de situatie te corrigeren. 7. Onverminderd het bepaalde in lid 6 worden de in de leden 3
en 4 bedoelde overeenkomsten en verklaringen aan de Commissie meegedeeld
met het oog op bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
In die bekendmaking wordt de datum vermeld waarop het besluit in kwestie in
werking treedt. ê 1070/2009 Art.
2, lid 5 (aangepast) ð nieuw 810. Uiterlijk op 4 december 2010 worden ð De Commissie stelt gedetailleerde
maatregelen vast voor de in lid 6 bedoelde gezamenlijke aanwijzing van de
verlener(s) van luchtverkeersdiensten, met opgave van de voorwaarden voor de
selectie van de dienstverlener(s), de aanwijzingsperiode, de
toezichtsregelingen, de beschikbaarheid van te verstrekken diensten en
aansprakelijkheidsregelingen. Die uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld ï overeenkomstig de in artikel 275, lid 32, van de
kaderverordening bedoelde onderzoeksprocedure richtsnoeren
voor de instelling en wijziging van functionele luchtruimblokken ontwikkeld. 911. De
Commissie stelt ð kan ï , uiterlijk op 4 december
2011 en overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde
regelgevingsprocedure, uitvoeringbepalingen Ö maatregelen Õ vast Ö stellen Õ betreffende de Ö in lid 6
vermelde Õ door de betrokken
lidsta(a)t(en) te verstrekken informatie., vóór de instelling en wijziging van een functioneel luchtruimblok
overeenkomstig lid 3 van dit artikelÖ Die
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid
3, vermelde onderzoeksprocedure. Õ ê 1070/2009 Art.
2, lid 5 Artikel 9 ter Systeemcoördinator van functionele luchtruimblokken 1. Teneinde de instelling van functionele luchtruimblokken te
vergemakkelijken, kan de Commissie een natuurlijk persoon als coördinator van
het systeem van functionele luchtruimblokken (de „coördinator") aanwijzen.
De Commissie handelt overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 5, lid
3, van de kaderverordening. 2. Onverminderd artikel 9 bis, lid 5, helpt de
coördinator, op verzoek van alle betrokken lidstaten en, indien van toepassing,
derde landen die in hetzelfde functionele luchtruimblok deelnemen, bij het
vinden van oplossingen voor problemen in de onderhandelingen, teneinde de
instelling van functionele luchtruimblokken te bespoedigen. De coördinator opereert
op basis van een mandaat van alle betrokken lidstaten en, indien van
toepassing, derde landen die in hetzelfde functionele luchtruimblok deelnemen. 3. De coördinator opereert onpartijdig, in het bijzonder ten aanzien
van de lidstaten, derde landen, de Commissie en andere betrokken partijen. 4. De coördinator maakt informatie die hij bij de uitoefening van zijn
functie verkrijgt niet openbaar, tenzij hem dat door de betrokken
lidsta(a)t(en) en, indien van toepassing, de betrokken derde landen wordt toegestaan. 5. De coördinator brengt voor het eerst drie maanden na zijn
aanwijzing, en daarna om de drie maanden, verslag uit aan de Commissie, het
Single Sky-comité en het Europees Parlement. Het verslag omvat een beknopt
overzicht van de onderhandelingen en de resultaten daarvan. 6. Het mandaat van de coördinator loopt af op het moment van
ondertekening van de laatste overeenkomst voor functionele luchtruimblokken,
maar ten laatste op 4 december 2012. ê 1070/2009 Art.
3, lid 6 (aangepast) ð nieuw Artikel 176 Ontwerp en beheer van het netwerk 1. De netwerkfuncties ð diensten ï voor luchtverkeersbeveiligingbeheer maken het mogelijk het luchtruim optimaal te benutten, garanderen dat
luchtruimgebruikers volgens geprefereerde trajecten kunnen opererenvliegen en
voorzien in een maximale toegang tot het luchtruim en tot
luchtvaartnavigatiediensten. Deze netwerkfuncties ð diensten ï zijn gericht op het ondersteunen van initiatieven op nationaal niveau
en op het niveau van functionele luchtruimblokken en worden op zodanige wijze
uitgevoerd dat de scheiding van regelgevende en uitvoerende taken wordt
gehandhaafd. 2. Om de in lid 1 vermelde doelstellingen
te verwezenlijken en onverminderd de verantwoordelijkheden van de lidstaten met
betrekking tot nationale routes en luchtruimstructuren, ziet de Commissie erop
toe dat de volgende functies
ð diensten ï worden uitgevoerd ð onder de verantwoordelijkheid van een
netwerkbeheerder ï : a) Ö het Õ ontwerp van het
Europese routenetwerk; b) Ö de Õ coördinatie van
schaarse hulpbronnen binnen de luchtvaartfrequentiebanden, die door
het algemene luchtverkeer worden gebruikt, met name radiofrequenties en
coördinatie van radartranspondercodes.; ; ò nieuw c) de centrale functie
voor het beheer van de luchtverkeersstromen; d) de
terbeschikkingstelling van een luchtvaartinlichtingenportaal, overeenkomstig
artikel 23; e) de optimalisering van
het luchtruimontwerp in samenwerking met de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten en de in artikel 16 vermelde functionele
luchtruimblokken; f) de centrale functie
voor de coördinatie van luchtvaartcrisissen. ê 1070/2009 Art.
3, lid 6 ð nieuw De in de eerste deze alinea
genoemde functies
ð diensten ï hebben geen betrekking op de vaststelling van bindende maatregelen van
algemene aard of op het nemen van politieke beslissingen. Hierbij wordt
rekening gehouden met voorstellen gedaan op nationaal niveau en op het niveau
van functionele luchtruimblokken. Bij de uitvoering ervan vindt coördinatie
plaats met militaire autoriteiten, overeenkomstig overeengekomen procedures inzake
een flexibel gebruik van het luchtruim. ê 1070/2009 Art.
3, lid 6 (aangepast) ð nieuw De Commissie kan, na raadpleging van het
Single Sky-comité en in overeenstemming met de in lid 4 bedoelde
uitvoeringsbepalingen, de taken noodzakelijk voor de uitvoering van de in de eerste alinea
genoemde functies aan Eurocontrol toevertrouwen of aan een
ander onpartijdig en bevoegd orgaan Ö aanstellen Õ ð om de taken van netwerkbeheerder uit te
voeren ï . Deze taken worden op onpartijdige en kosteneffectieve wijze
uitgevoerd namens de lidstaten en belanghebbenden. Er wordt hierop een passend
beheer toegepast, waarbij de gescheiden verantwoordelijkheden voor
dienstverlening en regulering worden aangehouden, rekening houdend met de
behoeften van het gehele netwerk voor luchtverkeersbeveiliging; de
luchtruimgebruikers en de verleners van luchtvaartnavigatiediensten moeten bij
de uitvoering van deze taken volledig worden betrokken. ð Tegen 1 januari 2020 wijst de Commissie
de netwerkbeheerder aan als zelfstandige dienstverlener; indien mogelijk wordt
de netwerkbeheerder opgezet als een sectorieel partnerschap. ï ê 1070/2009 Art.
3, lid 6 ð nieuw 3. De Commissie mag ð wordt gemachtigd om gedelegeerde
handelingen overeenkomstig artikel 26 vast te stellen teneinde ï taken toe te voegen aan de in lid 2 genoemde lijst van functies ð diensten, zodat deze lijst wordt
aangepast aan de technische en operationele vooruitgang met betrekking tot het
op gecentraliseerde wijze verlenen van ondersteunende diensten ï na
afdoende overleg met belanghebbenden uit de sector. De maatregelen die beogen
niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te
vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 4, van de
kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 4. ð De Commissie stelt ï Ggedetailleerde regels ð vast ï voor de
uitvoering van de in dit artikel vermelde maatregelen, met uitzondering van de
in de leden 6 tot en met 9 bedoelde maatregelen, worden vastgesteld volgens de
regelgevingsprocedure in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening.
Deze uitvoeringsbepalingen betreffen met nameð met betrekking tot ï: a) de coördinatie en harmonisering
van processen en procedures ter verbetering van de doelmatigheid van het beheer van luchtvaartfrequentiesaeronautisch frequentiebeheer, inclusief de ontwikkeling van beginselen en criteria; b) de centrale functie voor het
coördineren van de vroege vaststelling van en tegemoetkoming aan
frequentiebehoeften in de frequentiebanden toegewezen aan het algemene Europese
luchtverkeer ter ondersteuning van het ontwerp en de exploitatie van het
Europese luchtverkeersnetwerk; c) aanvullende functies ð diensten ï voor het netwerk zoals omschreven in het masterplan inzake
luchtverkeersbeveiligingbeheer; d) gedetailleerde regelingen voor coöperatieve
besluitvorming tussen de lidstaten, de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten en de netwerkbeheersfunctie voor de in lid 2
bedoelde taken; ò nieuw e) gedetailleerde
regelingen voor het beheer van de netwerkbeheerder, waarbij alle operationele
belanghebbenden worden betrokken; ê 1070/2009 Art.
3, lid 6 ð nieuw fe)
regelingen voor overleg met de relevante belanghebbenden in het
besluitvormingsproces, zowel op nationaal als op Europees niveau; en gf) binnen
het radiospectrum toegewezen aan algemeen luchtverkeer door de Internationale
Telecommunicatieunie, een verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen
de netwerkbeheersfunctie en nationale frequentiebeheerders, om ervoor te zorgen
dat de nationale frequentiebeheersfuncties ð diensten ï de frequentietoewijzingen blijven uitvoeren die niet van invloed zijn
op het netwerk. Voor gevallen die van invloed zijn op het netwerk werken de
nationale frequentiebeheerders samen met de verantwoordelijken voor de
netwerkbeheersfunctie om het gebruik van frequenties te optimaliseren. ò nieuw Die
uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 27, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure
vastgesteld. ê 1070/2009 Art.
3, lid 6 (aangepast) ð nieuw 5. Andere aspecten van het ontwerp van het
luchtruim dan die welke in lieden 2 ð en 4, onder c), ï zijn vermeld, worden op nationaal niveau of op het niveau van
functionele luchtruimblokken behandeld. In dit ontwerpproces wordt rekening
gehouden met de vraag naar vervoer en de complexiteit van dat vervoer en met de
prestatieplannen voor nationale of functionele luchtruimblokken, en is bepaald
dat relevante luchtruimgebruikers of relevante groepen die luchtruimgebruikers
vertegenwoordigen, en, in voorkomend geval, militaire autoriteiten, volledig
moeten worden geraadpleegd. 6.
De uitvoering van de regeling van de luchtverkeersstroom wordt door de
lidstaten toevertrouwd aan Eurocontrol of een ander onpartijdig en bevoegd
orgaan. Dit wordt onderworpen aan passende controleregelingen. 7. Uitvoeringsvoorschriften voor de regeling van de
luchtverkeersstroom, waaronder de noodzakelijke controleregelingen, worden
ontwikkeld overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, van de
kaderverordening bedoelde raadpleginsprocedure en vastgesteld overeenkomstig de
in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure
met het oog op het optimaliseren van de beschikbare capaciteit bij het gebruik
van het luchtruim en het verbeteren van de processen voor de regeling van de
luchtverkeersstroom. Deze bepalingen moeten transparantie en efficiëntie als
uitgangspunt hebben, opdat capaciteit op flexibele en tijdige wijze beschikbaar
wordt gesteld in overeenstemming met de aanbevelingen van het ICAO Regional Air
Navigation Plan, Europese regio. ê 1070/2009 Art.
3, lid 6 8. De uitvoeringsvoorschriften voor de regeling van de
luchtverkeersstroom ondersteunen de operationele besluiten van verleners van
luchtvaartnavigatiediensten, luchthavenexploitanten en luchtruimgebruikers en
bestrijken de volgende gebieden: a) vluchtplanning; b) gebruik van beschikbare luchtruimcapaciteit tijdens
alle fasen van de vlucht, met inbegrip van de slottoewijzing, en c) routegebruik door het algemeen luchtverkeer, met
inbegrip van –
het tot stand brengen van één enkele publicatie voor
route en verkeersoriëntering, –
opties voor de omleiding van het algemene
luchtverkeer weg van gebieden waar congestie optreedt, en –
voorrangsregels voor toegang tot het luchtruim voor
het algemene luchtverkeer, met name in tijden van congestie en crisis. 9. Bij het ontwikkelen en vaststellen van de uitvoeringsbepalingen
houdt de Commissie, in voorkomend geval en zonder afbreuk te doen aan de
veiligheid, rekening met de samenhang tussen vluchtplannen en luchthavenslots,
alsmede met de noodzakelijke coördinatie met aangrenzende regio's. ê 550/2004
(aangepast) ð nieuw Artikel 1810 Betrekkingen tussen dienstverleners 1. Verleners van luchtvaartnavigatiediensten
kunnen gebruikmaken van de diensten van andere dienstverleners die in de Gemeenschap ð Unie ï gecertificeerd zijn ð of die een verklaring hebben
ingediend ï . 2. Verleners van luchtvaartnavigatiediensten
leggen hun werkafspraken formeel vast door middel van schriftelijke
overeenkomsten of daaraan gelijkwaardige juridische regelingen, waarin de
specifieke verplichtingen en taken van de verschillende dienstverleners worden
vastgelegd en die de uitwisseling van operationele gegevens tussen alle
dienstverleners voor wat het algemene luchtverkeer betreft, mogelijk maken. Deze
regelingen worden gemeld aan de betrokken nationale toezichthoudende instantie(s). 3. Waar het gaat om het verlenen van
luchtverkeersdiensten, is de goedkeuring van de betrokken lidstaten vereist. Waar het gaat om het
verlenen van meteorologische diensten, is de goedkeuring van de betrokken
lidstaten vereist indien zij overeenkomstig artikel 9, lid 1, op
exclusieve basis een verlener van deze diensten hebben aangewezen. ò nieuw Artikel 19 Betrekkingen met belanghebbenden De verleners van luchtvaartnavigatiediensten
stellen raadplegingsmechanismen vast om met relevante groepen van
luchtruimgebruikers en luchthavenexploitanten te overleggen over alle
belangrijke kwesties die verband houden met de verleende diensten of over
relevante wijzigingen van de luchtruimconfiguratie. De luchtruimgebruikers
worden ook betrokken bij de goedkeuring van strategische investeringsplannen.
De Commissie stelt maatregelen vast waarin in detail is uiteengezet hoe het
overleg plaatsvindt en hoe de luchtruimgebruikers worden betrokken bij de
goedkeuring van de investeringsplannen. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 3, bedoelde
onderzoeksprocedure. ê 1070/2009 Art.
2, lid 6 Artikel 2011 Betrekkingen met de militaire
autoriteiten Lidstaten nemen in het kader van het
gemeenschappelijke vervoersbeleid de noodzakelijke stappen om ervoor te zorgen
dat er voor het beheer van specifieke luchtruimblokken schriftelijke
overeenkomsten tussen de bevoegde civiele en militaire autoriteiten of
gelijkwaardige juridische regelingen worden aangegaan of hernieuwd. ê 550/2004
(aangepast) Artikel 2112 Transparantie van rekeningen 1. Verleners van luchtvaartnavigatiediensten
moeten, ongeacht hun eigendomsstructuur of rechtsvorm, hun jaarrekeningen
opstellen, aan een onafhankelijke accountantscontrole onderwerpen en
publiceren. Deze jaarrekeningen moeten voldoen aan de door de Gemeenschap Ö Unie Õ goedgekeurde
internationale standaarden voor jaarrekeningen. Wanneer deze rekeningen wegens
de juridische status van de dienstverlener niet volledig aan de internationale
standaarden voor jaarrekeningen kunnen beantwoorden, streeft de betrokken
verlener ernaar om zoveel mogelijk aan deze standaarden te voldoen. 2. In ieder geval moeten de verleners van
luchtvaartnavigatiediensten een jaarverslag publiceren en worden zij regelmatig
onderworpen aan een onafhankelijke accountantscontrole. ê 1070/2009 Art.
2, lid 7 3. Wanneer verleners van
luchtvaartnavigatiediensten een bundel diensten aanbieden, doen zij opgave van
de kosten van en opbrengsten uit verleende luchtvaartnavigatiediensten,
opgesplitst overeenkomstig het in artikel 1214
vermelde heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten en houden zij, voor
zover toepasselijk, geconsolideerde rekeningen bij voor andere diensten die
niet de luchtvaartnavigatie betreffen, op dezelfde wijze als verplicht zou zijn
wanneer de betrokken diensten zouden worden uitgevoerd door aparte ondernemingen. ê 550/2004 ð nieuw 4. Lidstaten wijzen de bevoegde instanties aan
die recht op inzage hebben in de boekhouding van dienstverleners die diensten
verlenen in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim. 5. Lidstaten kunnen de overgangsbepalingen van
artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees
Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van
internationale standaarden[49]
voor jaarrekeningen toepassen op de onder de werkingssfeer van deze verordening
vallende verleners van luchtvaartnavigatiediensten. Artikel 2213 Toegang tot en bescherming van
gegevens 1. Voor wat het algemene luchtverkeer betreft,
worden relevante operationele gegevens in real time uitgewisseld tussen alle
verleners van luchtvaartnavigatiediensten onderling, luchtruimgebruikers en
luchthavens teneinde aan hun operationele behoeften tegemoet te komen. De
gegevens worden alleen voor operationele doeleinden gebruikt. 2. Toegang tot relevante operationele gegevens
wordt op niet-discriminatoire basis verleend aan bevoegde instanties,
gecertificeerde verleners van luchtvaartnavigatiediensten ð of verleners van
luchtvaartnavigatiediensten die een verklaring hebben ingediend ï , luchtruimgebruikers en luchthavens. 3. Gecertificeerde dienstverlenersð of dienstverleners die een verklaring
hebben ingediend ï, luchtruimgebruikers en luchthavens stellen standaardvoorwaarden op
voor de toegang tot hun andere relevante operationele gegevens dan de in
lid 1 bedoelde. Deze standaardvoorwaarden worden goedgekeurd door de
nationale toezichthoudende instanties. ð De Commissie kan maatregelen
vaststellen betreffende de procedures die moeten worden gevolgd voor gegevensuitwisseling
en het type gegevens waarop deze toegangsvoorwaarden betrekking hebben. ï Waar
nodig, worden gedetailleerde regels met betrekking tot dergelijke voorwaarden
vastgesteld ð Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig ï volgens
de in artikel 275, lid 3, van de kaderverordening
bedoelde procedure. ê 551/2004
(aangepast) HOOFDSTUK II IV Ö HET Õ LUCHTRUIMARCHITECTUUR ê 1070/2009 Art.
3, lid 2 (nieuw) Artikel 3 Europees vluchtinformatiegebied voor het hogere
luchtruim (EUIR) 1. De Gemeenschap en de lidstaten streven naar de oprichting en
erkenning door de ICAO van één EUIR. Daartoe legt de Commissie, voor de
aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen,
overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag uiterlijk op 4 december 2011 een
aanbeveling voor aan de Raad. 2. Het EUIR wordt op zodanige wijze ingericht dat het het luchtruim
bestrijkt dat overeenkomstig artikel 1, lid 3, onder de
verantwoordelijkheid van de lidstaten valt en kan ook luchtruim omvatten van
derde landen in Europa. 3. De instelling van het EUIR laat de verantwoordelijkheid van
lidstaten onverlet om overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de
dienstverleningsverordening verleners van luchtverkeersdiensten aan te wijzen
voor het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt. 4. De lidstaten behouden hun verantwoordelijkheden tegenover de ICAO
binnen de geografische grenzen van de vluchtinformatiegebieden voor het hogere
luchtruim en vluchtinformatiegebieden die door de ICAO aan hen zijn toegewezen
op de datum van de inwerkingtreding van deze verordening. ê 1070/2009 Art.
3, lid 3 (aangepast) ð nieuw Artikel 233 bis Elektronische aeronautische informatie luchtvaartinlichtingen 1. Onverminderd de publicatie van aeronautische informatieluchtvaartinlichtingen door de lidstaten en op een wijze die in overeenstemming is met deze
publicatie, garandeert de Commissie, in samenwerking met Eurocontrol
ð de netwerkbeheerder ï , dat elektronische aeronautische informatieluchtvaartinlichtingen van hoge kwaliteit
beschikbaar is, die op geharmoniseerde wijze is gepresenteerd en tegemoet komt
aan de vereisten van alle relevante gebruikers in termen van kwaliteit van
gegevens en tijdigheid. 2. Met het oog op lid 1 zal de Commissie: a) zorgen
voor de ontwikkeling van een communautaire Ö EU-wijde Õ infrastructuur voor aeronautische informatieluchtvaartinlichtingen in de vorm van een geïntegreerd elektronisch briefingportaal met
onbeperkte toegang voor belanghebbenden. Deze infrastructuur moet het mogelijk
maken vereiste gegevens zoals, onder meer aeronautische informatieluchtvaartinlichtingen, informatie van de luchtverkeersmeldingspost (ARO), meteorologische
informatie en informatie over het beheer van de luchtverkeersstromen te
raadplegen en te verstrekken; b) steun verlenen om het verstrekken van
aeronautische informatie, in de breedste zin van het woord, te moderniseren en
te harmoniseren, in nauwe samenwerking met Eurocontrol en de ICAO. 3. De Commissie
stelt gedetailleerde uitvoeringsbepalingen ð maatregelen ï vast voor ð de oprichting en toepassing van een
geïntegreerd elektronisch briefingportaal ï ð Die uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld ï dit artikel,
overeenkomstig de in artikel 275, lid 3, van de
kaderverordening bedoelde regelgevings
ð onderzoeks ï procedure. ê 1070/2009 Art.
3, lid 4 Artikel 4 Luchtverkeersregels en luchtruimclassificatie De Commissie stelt, overeenkomstig de in artikel 5, lid 3,
van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure, uitvoeringsbepalingen
vast om: a) passende bepalingen inzake luchtverkeersregels vast te
stellen op basis van de ICAO-normen en aanbevolen praktijken; b) de toepassing van de ICAO-luchtruimclassificatie te
harmoniseren, met passende aanpassingen, teneinde te garanderen dat
luchtverkeersdiensten in het gemeenschappelijke Europese luchtruim naadloos,
veilig en doelmatig worden verleend. ê 551/2004
(aangepast) HOOFDSTUK III FLEXIBEL GEBRUIK VAN
HET LUCHTRUIM IN HET GEMEENSCHAPPELIJK EUROPEES LUCHTRUIM ê 551/2004 ð nieuw Artikel 7 Flexibel gebruik van het luchtruim 1. Rekening houdend met de organisatie van de militaire aspecten die
onder hun verantwoordelijkheid vallen, zorgen lidstaten voor de uniforme
toepassing in het gemeenschappelijk Europees luchtruim van het concept van het
flexibel gebruik van het luchtruim, zoals dat door de ICAO is omschreven en
door Eurocontrol is ontwikkeld, opdat het beheer van het luchtruim en de
luchtverkeersbeveiliging binnen het kader van het gemeenschappelijk
vervoersbeleid wordt bevorderd. 2. Lidstaten brengen jaarlijks verslag uit aan de Commissie over de
toepassing, in het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid, van het
concept van het flexibel gebruik van het luchtruim op het luchtruim dat onder
hun verantwoordelijkheid valt. 3. Wanneer het, in het bijzonder op grond van de door lidstaten
ingediende verslagen, noodzakelijk wordt de toepassing van het concept van het
flexibel gebruik van het luchtruim in het gemeenschappelijk Europees luchtruim
te versterken en te harmoniseren, worden in het kader van het gemeenschappelijk
vervoersbeleid uitvoeringsmaatregelen vastgesteld volgens de procedure van
artikel 8 van de kaderverordening. Artikel 8 Tijdelijke opschorting 1. In gevallen waarin de toepassing van artikel 7 tot aanzienlijke
operationele moeilijkheden leidt, kunnen de lidstaten de toepassing daarvan
tijdelijk opschorten, mits zij de Commissie en de overige lidstaten daarvan
onverwijld in kennis stellen. 2. Na de instelling van een tijdelijke opschorting kunnen voor het
luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaat of
lidstaten valt, aanpassingen worden uitgewerkt in de krachtens de toepassing
van artikel 8, lid 3, vastgestelde maatregelen volgens de procedure van artikel
7 van de kaderverordening. ò nieuw Artikel 24 Technologische ontwikkeling en interoperabiliteit van het
luchtverkeersbeheer 1. De Commissie
stelt gedetailleerde regels vast voor de bevordering van de technologische ontwikkeling
en interoperabiliteit van het luchtverkeersbeheer die verband houdt met de
ontwikkeling en uitvoering van het masterplan voor luchtverkeersbeheer. Deze
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid
3, bedoelde onderzoeksprocedure. 2. Wat betreft de
regels die vermeld zijn in lid 1, is artikel 17, lid 2, onder b), van
Verordening (EG) nr. 216/2008 van toepassing. Voor zover van toepassing
verzoekt de Commissie het EAA om deze regels op te nemen in het in artikel 56
van die verordening vermelde jaarlijks werkprogramma. ê 552/2004 ð nieuw 3. Implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit moeten met name (a)
specifieke eisen bevatten ter aanvulling op of
verfijning van de essentiële eisen, met name op het gebied van veiligheid,
naadloze werking en prestaties, en/of (b)
voorzover nodig, specifieke eisen omschrijven ter aanvulling op of
verfijning van de essentiële eisen, met name met betrekking tot de
gecoördineerde invoering van nieuwe overeengekomen en goedgekeurde operationele
concepten, of technologische ontwikkelingen, en/of (c)
de onderdelen van systemen bepalen, en/of (d)
de procedures voor de beoordeling van specifieke conformiteit
omschrijven, met inschakeling, voorzover nodig, van de in artikel 8 bedoelde
aangemelde instanties, gebaseerd op de in Besluit 93/465/EEG gedefinieerde
modules die moeten worden gebruikt voor de beoordeling van de conformiteit of
de geschiktheid voor gebruik van onderdelen, en van de verificatie van
systemen, en/of (e)
de implementatievoorwaarden vermelden, inclusief, voorzover nodig, de
datum waarop de belanghebbende partijen daaraan moeten voldoen. ê 552/2004 HOOFDSTUK II ESSENTIËLE EISEN, IMPLEMENTATIEMAATREGELEN VOOR
INTEROPERABILITEIT EN COMMUNAUTAIRE SPECIFICATIES Artikel 2 Essentiële eisen Het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, de systemen, de
onderdelen ervan en bijbehorende procedures moeten voldoen aan toepasselijke
essentiële eisen. De essentiële eisen staan vermeld in bijlage II. Artikel 3 Implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit 1. Er worden implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit
vastgesteld wanneer dat nodig is om de doelstellingen van deze verordening op
een samenhangende wijze te bereiken. 2. De systemen, onderdelen en bijbehorende procedures moeten gedurende
de gehele gebruikscyclus aan de toepasselijke implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit voldoen. 4. Bij het opstellen, goedkeuren en herzien van
implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt rekening gehouden met de
geschatte kosten en baten van technische oplossingen waarmee aan die
maatregelen kan worden voldaan, teneinde de best haalbare oplossing te kunnen
vaststellen, met passende aandacht voor de handhaving van een hoog
veiligheidsniveau. Een raming van de kosten en baten van die oplossingen voor
alle belanghebbende partijen wordt aan elke concept implementatiemaatregel voor
interoperabiliteit gehecht. 5. Implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit worden vastgesteld
volgens de procedure van artikel 8 van de kaderverordening. Artikel 4 Communautaire specificaties 1. Om het doel van deze verordening te bereiken, kunnen communautaire
specificaties worden vastgesteld. Dergelijke specificaties kunnen: a) Europese normen zijn voor systemen of onderdelen,
samen met de relevante procedures, die zijn opgesteld door de Europese
normalisatie-instellingen in samenwerking met Eurocae, in opdracht van de
Commissie, overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Richtlijn 98/34/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een
informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en
regels[50] betreffende de diensten
van de informatiemaatschappij en krachtens de op 13 november 1984
ondertekende algemene richtsnoeren voor samenwerking tussen de Commissie en de
normalisatie-instellingen, of b) specificaties zijn die door Eurocontrol in reactie op
het verzoek van de Commissie zijn opgesteld overeenkomstig de procedure van
artikel 5, lid 2, van de kaderverordening voor kwesties inzake
operationele coördinatie tussen verleners van luchtvaartnavigatiediensten. 2. Het voldoen aan de essentiële eisen en/of de
implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt aangenomen voor systemen
en de bijbehorende procedures, of voor onderdelen die voldoen aan de relevante
communautaire specificaties en waarvan de referentienummers bekendgemaakt zijn
in het Publicatieblad van de Europese Unie. 3. De Commissie maakt de referentienummers van de in lid 1,
onder a), bedoelde Europese normen bekend in het Publicatieblad van de
Europese Unie. 4. De Commissie maakt de referentienummers van de in lid 1,
onder b), bedoelde specificaties van Eurocontrol bekend in het
Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig de procedure van
artikel 5, lid 2, van de kaderverordening. 5. Wanneer een lidstaat of de Commissie van mening is dat conformiteit
met een bekendgemaakte communautaire specificatie niet garandeert dat voldaan
wordt aan de essentiële eisen en/of implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit waarop de betrokken communautaire specificatie bedoelt
betrekking te hebben, is de procedure van artikel 5, lid 2, van de
kaderverordening van toepassing. 6. In het geval van tekortkomingen in bekendgemaakte Europese normen,
kan overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 2, van de
kaderverordening, na consultatie van het krachtens artikel 5 van Richtlijn
98/34/EG opgerichte comité, worden besloten die normen geheel of gedeeltelijk
te verwijderen uit de publicaties die deze bevatten of tot wijziging ervan. 7. In het geval van tekortkomingen in bekendgemaakte specificaties van
Eurocontrol, kan volgens de procedure van artikel 5, lid 2, van de
kaderverordening worden besloten die normen geheel of gedeeltelijk te
verwijderen uit de publicaties die deze bevatten of tot wijziging ervan. HOOFDSTUK III VERIFICATIE VAN NAKOMING Artikel 5 EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor
gebruik van onderdelen 1. Onderdelen gaan vergezeld van een EG-verklaring van conformiteit of
geschiktheid voor gebruik. De elementen van die verklaring staan in
bijlage III. 2. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde
vertegenwoordiger garandeert en verklaart aan de hand van de EG-verklaring van
conformiteit of geschiktheid voor gebruik, dat hij de bepalingen van de
essentiële eisen en van de relevante implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit heeft toegepast. 3. Het voldoen aan de essentiële eisen en de relevante
implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt aangenomen met
betrekking tot díe onderdelen die vergezeld gaan van de EG-verklaring van
conformiteit of geschiktheid voor gebruik. 4. In de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit
wordt, voorzover nodig, vermeld welke taken met betrekking tot de beoordeling
van conformiteit of geschiktheid voor gebruik van onderdelen uitgevoerd moeten
worden door de in artikel 8 bedoelde aangemelde instanties. Artikel 6 EG-verklaring van verificatie van systemen 1. De verlener van luchtvaartnavigatiediensten geeft voor systemen een
EG-verificatie af, overeenkomstig de relevante implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit, om ervoor te zorgen dat deze aan de essentiële eisen van
deze verordening en de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit voldoen
wanneer zij in het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging worden
geïntegreerd. 2. Voordat een systeem in dienst wordt gesteld, stelt de betrokken
verlener van luchtvaartnavigatiediensten een EG-verklaring van verificatie op
waarin nakoming bevestigd wordt, en dient hij die, met een technisch dossier,
in bij de nationale toezichthoudende autoriteit. De elementen van die
verklaring en van het technische dossier staan in bijlage IV. De nationale
toezichthoudende autoriteit kan eventueel aanvullende informatie eisen die nodig
is om op de nakoming toe te zien 3. In de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit
wordt, voorzover nodig, vermeld welke taken met betrekking tot de verificatie
van systemen uitgevoerd moeten worden door de in artikel 8 bedoelde
aangemelde instanties. 4. De EG-verklaring van verificatie laat onverlet dat de nationale
toezichthoudende autoriteit om andere redenen dan interoperabiliteit
beoordelingen kan uitvoeren. ê 1070/2009 Art.
4, lid 1 Artikel 6 bis Alternatieve verificatie van de naleving Een certificaat dat is afgegeven overeenkomstig Verordening (EG) nr.
216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot
vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart
en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de
luchtvaart[51], in geval het van
toepassing is op onderdelen of systemen, wordt met het oog op de toepassing van
de artikelen 5 en 6 van deze verordening beschouwd als een EG-verklaring van
conformiteit of geschiktheid voor gebruik, of als een EG-verklaring van
verificatie, voor zover in het certificaat is aangetoond dat aan de essentiële
eisen van deze verordening en de relevante uitvoeringsregels voor
interoperabiliteit is voldaan. ê 552/2004 Artikel 7 Vrijwaringsbepalingen 1. Wanneer de nationale toezichthoudende instantie constateert dat a) een onderdeel dat vergezeld gaat van een EG-verklaring
van conformiteit of geschiktheid voor gebruik, of b) een systeem dat vergezeld gaat van een EG-verklaring
van verificatie, niet voldoet aan de essentiële eisen en/of de relevante
implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit, treft hij alle nodige
maatregelen, met passende aandacht voor de noodzaak om de veiligheid en
continuïteit van de operaties te garanderen, om het toepassingsgebied van het
betrokken onderdeel of systeem te beperken, of om het gebruik ervan door de
onder de verantwoordelijkheid van de instantie vallende eenheden te verbieden. 2. De betrokken lidstaat stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van
dergelijke maatregelen, onder opgaven van zijn redenen, met name of naar zijn
mening het niet voldoen aan de essentiële eisen te wijten is aan: a) het niet naleven van de essentiële eisen; b) een onjuiste toepassing van de implementatiemaatregelen
voor interoperabiliteit en/of de communautaire specificaties, en/of c) tekortkomingen in de implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit en/of de communautaire specificaties. 3. De Commissie raadpleegt de betrokken partijen zo spoedig mogelijk.
Na die raadpleging stelt de Commissie de lidstaten van haar bevindingen in
kennis en deelt zij mee of de maatregelen die door de nationale
toezichthoudende instantie zijn genomen, naar haar oordeel gerechtvaardigd
zijn. 4. Indien de Commissie vaststelt dat de maatregelen die door de
nationale toezichthoudende autoriteit zijn genomen, niet gerechtvaardigd zijn,
verzoekt zij de betrokken lidstaat ervoor zorg te dragen dat deze onmiddellijk
worden ingetrokken. Zij stelt de fabrikant of diens in de Gemeenschap
gevestigde gemachtigd vertegenwoordiger daarvan onmiddellijk in kennis. 5. Indien de Commissie vaststelt dat het niet voldoen aan de essentiële
eisen te wijten is aan een onjuiste toepassing van de implementatiemaatregelen
voor interoperabiliteit en/of de communautaire specificaties, neemt de
betrokken lidstaat passende maatregelen tegen degene die de verklaring van
conformiteit of geschiktheid voor gebruik of de EG-verklaring van verificatie
heeft opgesteld, en stelt de Commissie en de overige lidstaten daarvan in
kennis. 6. Indien de Commissie vaststelt dat het niet voldoen aan de essentiële
eisen te wijten is aan tekortkomingen in de communautaire specificaties, zijn
de procedures van artikel 4, lid 6 of lid 7, van toepassing. HOOFDSTUK IV V slotbepalingen ê 1070/2009 Art.
2, lid 11 (aangepast) Artikel 2517 Herziening Ö Aanpassing Õ van de
bijlagen De maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van de bijlagen
te wijzigen teneinde rekening te houden met technische of operationele
ontwikkelingen, worden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 4, van de
kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruikmaken van de
urgentieprocedure bedoeld in artikel 5, lid 5, van de kaderverordening. ò nieuw De Commissie wordt
gemachtigd om overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te
stellen om de in bijlage I vermelde eisen voor gekwalificeerde entiteiten en de
in bijlage II vermelde voorwaarden voor certificaten die aan verleners van
luchtvaartnavigatiediensten worden afgegeven, aan te vullen of te wijzigen,
teneinde rekening te houden met de ervaring die door de nationale
toezichthoudende instanties is opgedaan bij de toepassing van deze eisen en de
omstandigheden of de ontwikkeling van het systeem voor luchtverkeersbeheer in
termen van interoperabiliteit en geïntegreerde verlening van
luchtvaartnavigatiediensten. ò nieuw Artikel 26 Uitoefening
van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder
de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De delegatie van
de bevoegdheid, als bedoeld in artikel 11, lid 7, artikel 17, lid 3, en artikel
25 wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend. 3. De in artikel 11,
lid 7, artikel 17, lid 3, en artikel 25 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te
allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het
besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde
bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in
het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere
datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde
handelingen onverlet. 4. Zodra de
Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan
gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5. Een
overeenkomstig artikel 12, lid 4, artikel 19, lid 3, en artikel 29 vastgestelde
gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement
noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving
van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt,
of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de
termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen
bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees
Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. ê 549/2004 ð nieuw Artikel 27 5 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het
Single Sky-cComité,
hierna te noemen "het comité",
bestaande uit twee vertegenwoordigers van elke lidstaat en voorgezeten door een
vertegenwoordiger van de Commissie. Het comité verzekert dat de belangen van
alle categorieën op passende wijze in acht worden genomen. ð Het betreft een comité in de zin van
Verordening (EU) nr. 182/2011. ï 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de is artikelen 3 en 7 ð 4 ï van Besluit
1999/468/EG ð Verordening (EU) nr. 182/2011 ï van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de is artikelen 5 en 7 ð 5 ï van Besluit
1999/468/EG ð Verordening (EU) nr. 182/2011 ï van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde
termijn wordt vastgesteld op één maand. ê 1070/2009 Art.
1, lid 4 4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis,
leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing,
met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit. 5. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot
en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming
van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit. ê 1070/2009 Art.
1, lid 5 (aangepast) ð nieuw Artikel 2810 Ö Raadpleging
van belanghebbenden door de Commissie Õ 12. De
Commissie zet op communautair Ö het Õ niveau Ö van de
Unie Õ een
raadplegingsmechanisme op ð om overleg te plegen over kwesties die
verband houden met de tenuitvoerlegging van deze verordening, voor zover van
toepassing ï . Het specifieke Comité voor de sectorale dialoog, dat is opgericht
bij Besluit 98/500/EG, wordt bij de raadpleging betrokken. 3. Raadpleging van de belanghebbende partijen heeft in het bijzonder
betrekking op de ontwikkeling en de invoering van nieuwe concepten en
technologieën in het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging. 2. Tot de belanghebbende partijen kunnen behoren: –
verleners van luchtvaartnavigatiediensten, –
luchthavenexploitanten, –
relevante luchtruimgebruikers of relevante groepen
luchtruimgebruikers, –
militaire autoriteiten, –
de industrie, en –
belangenorganisaties van beroepspersoneel. ê 1070/2009 Art.
1, lid 5 (aangepast) Artikel 296 Raadgevend orgaan voor de
luchtvaartsector Onverminderd de rol van het Comité en van
Eurocontrol, richt de Commissie een raadgevend orgaan voor de luchtvaartsector
op waar verleners van luchtvaartnavigatiediensten, verenigingen van
luchtruimgebruikers, luchthavenexploitanten, de industrie en
belangenorganisaties van het beroepspersoneel deel van uitmaken. De taak van
dit orgaan bestaat er uitsluitend in de Commissie te adviseren met betrekking
tot de implementatie van het gemeenschappelijke Europeese
luchtruim. Artikel 307 Betrekkingen met derde landen in Europa ê 1070/2009 Art.
1, lid 5 (aangepast) ð nieuw De Gemeenschap Ö Unie Õ en haar lidstaten
zetten zich in voor en ondersteunen de uitbreiding van het gemeenschappelijke Europeese
luchtruim tot landen die geen lid zijn van de Europese Unie. Daartoe streven
zij ernaar om, hetzij in het kader van overeenkomsten met aangrenzende derde
landen, hetzij in de context van overeenkomsten over functionele luchtruimblokken
ð gezamenlijke aanwijzingen van
functionele luchtruimblokken of overeenkomsten over netwerkfuncties ï , de toepassing
ð doelstellingen ï van deze verordening en van
de in artikel 3 bedoelde maatregelen tot ð ook toe te passen op ï die landen uit
te breiden. ê 1070/2009 Art.
1, lid 5 (aangepast) ð nieuw Artikel 318 Ö Ondersteuning
door externe organen Õ Uitvoeringsbepalingen 1. Voor de opstelling van uitvoeringsbepalingen
verstrekt dDe Commissie
ð kan voor de uitvoering van haar taken
uit hoofde van deze verordening ondersteuning vragen aan ï een
mandaat aan Eurocontrol of, indien gepast, aan een ander ð een extern ï orgaan,
waarin de uit te voeren taken en het tijdschema daarvoor wordt vastgelegd, met
inachtneming van de termijnen die in de onderhavige verordening zijn vastgelegd. De Commissie handelt
volgens de raadgevingsprocedure van artikel 5, lid 2. 2. Bij het volgens lid 1 verstrekken van de mandaten streeft de
Commissie ernaar optimaal gebruik te maken van de bestaande regelingen voor het
betrekken en raadplegen van alle belanghebbende partijen, voor zover deze
regelingen overeenstemmen met de gebruiken van de Commissie inzake
transparantie en de raadplegingsprocedures en niet in strijd zijn met haar
institutionele verplichtingen. ê 1070/2009 Art.
2, lid 1 Artikel 4 Veiligheidseisen De Commissie stelt, overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de
kaderverordening vermelde regelgevingsprocedure, uitvoeringsbepalingen vast die
de relevante bepalingen van de Eurocontrol Safety Regulatory Requirements
(ESARRs) en latere wijzigingen op deze ESARRs in het kader van deze verordening
omvatten, waar nodig met passende aanpassingen. ê 550/2004
(aangepast) HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN ê 1070/2009 Art.
4, lid 2 Artikel 9 Herziening van de bijlagen De maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van de bijlagen
te wijzigen teneinde rekening te houden met technische of operationele
ontwikkelingen, worden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 4, van de
kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. ê 1070/2009 Art.
2, lid 11 Artikel 3218 Vertrouwelijkheid 1. Nationale toezichthoudende instanties, die
handelen overeenkomstig hun nationale wetgeving, noch de Commissie maken
vertrouwelijke informatie bekend, in het bijzonder informatie over verleners
van luchtvaartnavigatiediensten, hun zakenrelaties of hun kostencomponenten. 2. Lid 1 laat het recht van
openbaarmaking door nationale toezichthoudende instanties of de Commissie
onverlet indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak, in welk
geval de openbaarmaking evenredig moet zijn en rekening moet houden met de
gewettigde belangen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten,
luchtruimgebruikers, luchthavens of andere belanghebbenden inzake de
bescherming van hun bedrijfsgeheimen. 3. Informatie en gegevens die in het kader van
de het in artikel 1214
bedoelde heffingenregelingstelsel zijn
verstrekt, worden openbaar gemaakt. ê 1070/2009 Art.
1, lid 5 (aangepast) ð nieuw Artikel 339 Sancties De sancties
die de lidstaten vaststellen Ö regels vast
inzake sancties die van toepassing zijn op Õ voor de overtredingen
van deze verordening, en van de in artikel 3
bedoelde maatregelen met name door
luchtruimgebruikers en dienstverleners ð , en nemen alle nodige maatregelen om
ervoor te zorgen dat die sancties worden toegepast. De vastgestelde
sancties ï zijn doeltreffend en proportioneel en hebben een ontmoedigende
werking. ê 549/2004
(aangepast) Artikel 3412 Toezicht,
controle Ö Evaluatie Õ en
methoden voor effectbeoordeling 1. Het toezicht, de controle en de methoden voor effectbeoordeling
worden gebaseerd op de indiening door de lidstaten van jaarlijkse verslagen
over de uitvoering van de ingevolge deze verordening ondernomen acties en de in
artikel 3 bedoelde maatregelen. ê 1070/2009 Art.
1, lid 6, onder a) (aangepast) ð nieuw 12. De
Commissie evalueert geregeld de toepassing van deze verordening en de in artikel 3 bedoelde maatregelen en brengt voor het eerst verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, uiterlijk op 4 juni 2011 en vervolgens aan het einde van iedere referentieperiode als bedoeld in artikel 11,
lid 53, onder
d). Indien dit gerechtvaardigd is, kan de Commissie de lidstaten om aanvullende
informatie verzoeken naast de
informatie uit de overeenkomstig lid 1 van dit artikel door de lidstaten
ingediende verslagen ð die relevant is voor de toepassing van
deze verordening ï . ê 549/2004 3. Bij het opstellen van de in lid 2 bedoelde verslagen wint de
Commissie het advies in van het comité. ê 1070/2009 Art.
1, lid 6, onder b) 24. De
verslagen bevatten een beoordeling van de resultaten die zijn bereikt met de
ingevolge deze verordening ondernomen acties, met inbegrip van adequate
informatie over ontwikkelingen in de sector, met name betreffende economische,
sociale, milieu-, werkgelegenheids- en technologische aspecten, alsmede over de
kwaliteit van de dienstverlening, een en ander in het licht van de oorspronkelijke
doelstellingen en met het oog op toekomstige behoeften. ê 1070/2009 Art.
2, lid 12 (aangepast) Artikel 18 bis Evaluatie Uiterlijk op 4 december
2012 zal de Commissie het Europees Parlement en de Raad een studie voorleggen
met een evaluatie van de wettelijke, veiligheids-, industriële, economische en
sociale gevolgen van de toepassing van marktbeginselen op het verlenen van
diensten op het gebied van communicatie, navigatie, bewaking en aeronautische
informatie, vergeleken met bestaande of alternatieve organisatorische
beginselen en met inachtneming van ontwikkelingen ten aanzien van de
functionele luchtruimblokken en op het gebied van de beschikbare technologie. ê 551/2004
(aangepast) HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN Artikel 10 Beoordeling In het kader van de
periodieke beoordeling zoals bedoeld in artikel 12, lid 2, van de
kaderverordening zal de Commissie een toekomstige studie voltooien naar de
voorwaarden voor toepassing in de toekomst van de in de artikelen 3, 5 en
6 vermelde concepten op het lager luchtruim. Op basis van de
conclusies van de studie en in het licht van de geboekte vooruitgang legt de
Commissie uiterlijk op 31 december 2006 een verslag voor aan het Europees
Parlement en de Raad, zonodig vergezeld van een voorstel om de toepassing van
deze concepten uit te breiden tot het lager luchtruim of om andere stappen te
nemen. Ingeval uitbreiding beoogd is, dienen de relevante besluiten bij
voorkeur te worden genomen voor 31 december 2009. ê 549/2004 Artikel 3513 Vrijwaringsbepalingen Deze verordening belet een lidstaat niet de
maatregelen te nemen die nodig zijn om essentiële belangen op het gebied van
het veiligheidsbeleid of het defensiebeleid te beschermen. Dat zijn met name
maatregelen die noodzakelijk zijn: a) voor de bewakingsurveillance van het luchtruim dat onder zijn verantwoordelijkheid valt,
overeenkomstig regionale luchtvaartnavigatieovereenkomsten van de ICAO, met
inbegrip van het vermogen om alle luchtvaartuigen die dat luchtruim gebruiken
op te sporen, te identificeren en te evalueren, in het streven om de veiligheid
van de vluchten te waarborgen en actie te ondernemen om te voorzien in de
behoeften inzake veiligheid en defensie; b) in het geval van ernstige binnenlandse onlusten waardoor de
openbare orde wordt verstoord; c) in het geval van oorlog of ernstige internationale
spanningen die oorlogsgevaar inhouden; d) om te voldoen aan internationale verplichtingen die een
lidstaat is aangegaan voor het behoud van de vrede en de internationale veiligheid; e) ten behoeve van militaire operaties en trainingen, met
inbegrip van de daarvoor benodigde oefeningsmogelijkheden. ê 1070/2009 Art.
1, lid 7 (aangepast) ð nieuw Artikel 3613 bis Europees A ð Luchtvaarta ï gentschap voor de veiligheid van de luchtvaart ð van de Europese Unie (EAA) ï Bij de tenuitvoerlegging van deze verordening en de Verordeningen (EG) nr. 550/2004, (EG)
nr. 551/2004 en (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees
Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van
gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart en tot
oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart[52] zorgen de lidstaten en de Commissie, overeenkomstig hun respectieve
rol als bepaald bij deze verordening, voor passende coördinatie met het Europees Agentschap voor de veiligheid van de
luchtvaart ð EAA ï teneinde
te garanderen dat alle veiligheidsaspecten naar behoren worden geregeld. ê 552/2004
(aangepast) Artikel 10 Overgangsbepalingen 1. Met ingang van 20
oktober 2005 zijn de essentiële eisen van toepassing op het in dienst stellen
van systemen en onderdelen van het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging, tenzij in de relevante implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit iets anders is bepaald. 2. Voldoen aan de
essentiële eisen is uiterlijk op 20 april 2011 verplicht voor alle systemen en
onderdelen van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging die thans in
gebruik zijn, tenzij in de relevante implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit iets anders is bepaald. ê 1070/2009 Art.
4, lid 3 (aangepast) 2a. Voor de toepassing
van lid 2 van dit artikel kunnen lidstaten verklaren dat systemen en onderdelen
van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging in overeenstemming zijn
met de essentiële eisen en vrijgesteld zijn van de bepalingen van de artikelen
5 en 6. ê 552/2004
(aangepast) 3. Indien er, –
vóór de datum van
inwerkingtreding van deze verordening of, voorzover van toepassing, –
vóór de datum van
inwerkingtreding van één of meer relevante implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit, systemen voor het
Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging zijn besteld of daarvoor
contracten zijn ondertekend, als gevolg waarvan geen garantie kan worden
gegeven dat zij binnen de in lid 1 vermelde termijn voldoen aan de
essentiële eisen en/of de relevante implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit, zendt de betrokken lidstaat aan de Commissie gedetailleerde
informatie over de essentiële eisen en/of de implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit, daar waar onzekerheid over nakoming is geconstateerd. De Commissie raadpleegt
de betrokken partijen alvorens overeenkomstig de procedure van artikel 5,
lid 3, van de kaderverordening een besluit te nemen. ê 552/2004
(aangepast) Artikel 3711 Intrekking Richtlijn 93/65/EEG,
Richtlijn 97/15/EG, Verordeningen (EG) nr. 2082/2000 Ö 549/2004,
550/2004, 551/2004 Õ en Verordening (EG) nr. 980/2002 Ö 552/2004 Õ worden op 20 oktober 2005
ingetrokken. Ö Verwijzingen
naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige
verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in
bijlage III. Õ ê 550/2004
(aangepast) Artikel 3819 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op na die van haar de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. ê 550/2004
(aangepast) 2. De artikelen 7
en 8 treden evenwel in werking één jaar na de bekendmaking van de in
artikel 5 genoemde gemeenschappelijke eisen in het Publicatieblad van de
Europese Unie. ê 550/2004 Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in elke lidstaat. Gedaan te Straatsburg, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De
voorzitter De voorzitter ê 550/2004 è1 1070/2009
Art. 2, lid 13, onder a) è2 1070/2009
Art. 2, lid 13, onder b) BIJLAGE I è1 EISEN VOOR GEKWALIFICEERDE ENTITEITEN çè2 De
gekwalificeerde entiteit: çmoet met documenten
kunnen onderbouwen een ruime ervaring te hebben in de beoordeling van publieke
en private entiteiten in de luchtvervoerssectoren, met name van verleners van
luchtvaartnavigatiediensten, en in andere vergelijkbare sectoren op één of meer
van de onder deze verordening vallende gebieden; –
moet beschikken over uitgebreide regels en
voorschriften voor de periodieke beoordeling van de bovengenoemde entiteiten,
die worden gepubliceerd en voortdurend worden aangepast en verbeterd door
middel van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's; ê 1070/2009 Art.
2, lid 13, onder b) –
mag niet worden gecontroleerd door verleners van
luchtvaartnavigatiediensten, beheersinstanties van luchthavens of anderen die
commercieel zijn betrokken bij de verlening van luchtvaartnavigatiediensten of
bij luchtvervoersdiensten; –
moet beschikken over het nodige technische,
leidinggevende, ondersteunende en onderzoekspersoneel dat in overeenstemming is
met de uit te voeren taken;. ê 552/2004 - 6. De instantie
moet beschikken over een aansprakelijkheidsverzekering, tenzij de
aansprakelijkheid ervan krachtens nationaal recht door de lidstaat wordt
overgenomen of wanneer de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor
de inspecties. 7. Het personeel van de instantie is uit hoofde van zijn beroep
verplicht tot geheimhouding met betrekking tot alle informatie die het
verkrijgt bij de uitvoering van zijn taken ingevolge de verordening. ê 552/2004 (aangepast) ð nieuw BIJLAGE V AANGEMELDE
INSTANTIES -1 De instantie ð gekwalificeerde entiteit ï , de directeur daarvan en het met de controles belaste personeel mogen
noch rechtstreeks, noch als gemachtigden betrokken zijn bij het ontwerp, de
fabricage, de marketing of het onderhoud van de onderdelen of systemen of bij
het gebruik ervan. Dit sluit niet uit dat technische informatie tussen de
fabrikant of de bouwer en die instantie kan worden uitgewisseld. -2. De instantie en het
personeel dat met de controles is belast, ð De gekwalificeerde entiteit ï moeten de controles met de grootst mogelijke beroepsintegriteit en technische
bekwaamheid uitvoeren; zij moeten vrij zijn van elke druk en beïnvloeding,
met name van financiële aard, die hun Ö haar Õ oordeel of de
uitkomst van hun Ö haar Õ inspectie kan
beïnvloeden, met name door personen of groepen die belang hebben bij de
resultaten van de controles. 3. De instantie moet beschikken over het personeel en de middelen om de
aan de controles verbonden technische en administratieve taken op een adequate
wijze te kunnen vervullen; tevens moet de instantie toegang hebben tot het
nodige materiaal voor bijzondere controles. ê 552/2004
(aangepast) ð nieuw -4. Het
personeel ð van de gekwalificeerde entiteit ï dat met
de inspectie is belast, moet beschikken over: –
een gedegen technische en beroepsopleiding; –
voldoende kennis van de eisen die aan de door hen
uit te voeren inspecties worden gesteld, en voldoende ervaring met dergelijke
opdrachten; –
de vereiste vaardigheid om de verklaringen,
testrapporten en verslagen waarmee wordt aangetoond dat de inspecties werden
uitgevoerd, op te stellen. - 5. De ð gegarandeerde ï onpartijdigheid van het personeel dat met de inspectie is belast, moet gewaarborgd zijn.
Hun Ö De Õ bezoldiging Ö van het
personeel Õ mag niet afhangen
van het aantal gehouden inspecties, noch van de resultaten van die inspecties. ê 1070/2009 Art.
2, lid 13, onder b) ð nieuw –
moet op zodanige wijze worden beheerd en bestuurd dat
de vertrouwelijkheid van de voor het bestuur vereiste informatie gewaarborgd
is; –
moet bereid zijn de betrokken nationale
toezichthoudende instantie relevante informatie te verstrekken; –
moet zijn beleid en doelstellingen inzake kwaliteit
en betrokkenheid daarbij hebben gedefinieerd en met documenten hebben
onderbouwd en ervoor gezorgd hebben dat dit beleid op alle niveaus van de
organisatie begrepen wordt, wordt uitgevoerd en wordt nageleefd; –
moet een doelmatig intern kwaliteitssysteem hebben
ontwikkeld, geïmplementeerd en naleven, dat gebaseerd is op toepasselijke
onderdelen van internationaal erkende kwaliteitsnormen en dat in
overeenstemming is met EN 45004 (keuringsinstanties) en EN 29001, als vertolkt
door de IACS Quality System Certification Scheme Requirements; –
moet zijn kwaliteitssysteem laten certificeren door
een onafhankelijke auditinstantie die erkend wordt door de autoriteiten van de
lidstaat waar deze gevestigd is. ê 550/2004 ð nieuw BIJLAGE II VOORWAARDEN DIE AAN CERTIFICATEN MOETEN
WORDEN VERBONDEN 1. Op de certificaten wordt vermeld: a) de nationale toezichthoudende
instantie die het certificaat afgeeft, b) de aanvrager (naam en adres), c) de gecertificeerde diensten, d) een verklaring ertoe strekkende
dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 6 ð 8 ter van Verordening (EG) nr.
216/2008 ï bedoelde gemeenschappelijke eisen, e) de datum van afgifte en de
geldigheidsduur van het certificaat. 2. Aanvullende voorwaarden die aan de certificaten
verbonden zijn kunnen in voorkomend geval betrekking hebben op: a) niet-discriminerende toegang tot
diensten voor luchtruimgebruikers en het vereiste prestatieniveau, met inbegrip
van veiligheids- en interoperabiliteitsniveau; b) de operationele specificaties
voor de afzonderlijke diensten; c) de datum waarop de diensten
moeten worden verleend; d) de verschillende
bedieningsapparatuur die in de specifieke dienst(en) moet worden gebruikt; e) scheiding van of beperking in
het uitvoeren van een dienst of van diensten die geen betrekking heeft of
hebben op de verlening van luchtvaartnavigatiediensten; f) met de dienst(en) verband
houdende overeenkomsten, akkoorden of andere regelingen tussen de
dienstverlener(s) en een derde partij; g) verstrekking van informatie die
redelijkerwijs vereist is voor het toezicht op het voldoen van de dienst(en)
aan de gemeenschappelijke eisen, inclusief plannen, financiële en operationele
gegevens, en belangrijke wijzigingen in het soort en/of de reikwijdte van de aangeboden
luchtvaartnavigatiediensten; h) andere wettelijke voorwaarden
die niet specifiek zijn voor luchtvaartnavigatiediensten, zoals voorwaarden
voor de opschorting of intrekking van het certificaat. ê 552/2004 BIJLAGE I LIJST VAN SYSTEMEN VOOR LUCHTVAARTNAVIGATIEDIENSTEN Ten behoeve van deze verordening wordt het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging onderverdeeld in acht systemen. 1. Systemen en procedures voor het luchtruimbeheer. 2. Systemen en procedures voor de regeling van
luchtverkeersstromen. 3. Systemen en procedures voor luchtverkeersdiensten, met
name vluchtgegevensverwerkingssystemen,
plaatsbepalingsgegevensverwerkingssystemen en mens/machine-interfacesystemen. 4. Communicatiesystemen en -procedures voor communicatie
van grond-tot-grond, lucht-tot-grond en lucht-tot-lucht. 5. Navigatiesystemen en -procedures. 6. Plaatsbepalingssystemen en -procedures. 7. Systemen en procedures voor
luchtvaartinlichtingendiensten. 8. Systemen en procedures voor het gebruik van meteorologische
informatie. BIJLAGE II ESSENTIËLE EISEN Deel A: Algemene
eisen Eisen voor het gehele netwerk die algemeen van toepassing zijn op alle
in bijlage I genoemde systemen. 1. Naadloze
werking De luchtverkeersbeveiligingssystemen en de onderdelen daarvan worden,
met inachtneming van de toepasselijke en goedgekeurde procedures, op een
zodanige wijze ontworpen, gebouwd, onderhouden en geëxploiteerd dat te allen
tijde en voor alle vluchtfasen kan worden gezorgd voor de naadloze werking van
het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging. Naadloze werking kan met
name worden uitgedrukt in termen van het delen van informatie, waaronder
relevante informatie over de operationele status, een gemeenschappelijke
interpretatie van informatie, vergelijkbare verwerkingsprestaties en de
bijbehorende procedures, die gemeenschappelijke operationele prestaties
mogelijk maken die zijn overeengekomen voor het geheel of voor delen van het
Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging. 2. Ondersteuning
van nieuwe operationele concepten ê 1070/2009 Art.
4, lid 4, onder a) Het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en de systemen en de
onderdelen daarvan bieden op gecoördineerde wijze ondersteuning aan nieuwe
overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten die de kwaliteit, de
duurzaamheid en de doeltreffendheid van luchtvaartnavigatiediensten verbeteren,
met name wat betreft veiligheid en capaciteit. ê 552/2004 Het potentieel van nieuwe concepten, zoals besluitvorming in samenwerkingsverband,
toenemende automatisering en alternatieve methoden voor het delegeren van de
verantwoordelijkheid inzake separatie, wordt bestudeerd, waarbij op passende
wijze rekening wordt gehouden met de technologische ontwikkeling en met de
veilige implementatie van die nieuwe concepten, nadat ze zijn goedgekeurd. 3. Veiligheid De systemen en operaties van het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging moeten overeengekomen hoge veiligheidsniveaus
bereiken. Daartoe worden overeengekomen veiligheidsbeheers- en
rapportagemethoden tot stand gebracht. Met betrekking tot geschikte grondsystemen of delen daarvan worden deze
hoge veiligheidsniveaus verbeterd door veiligheidsnetwerken waarvoor
overeengekomen, gemeenschappelijke prestatiekenmerken zijn vastgesteld. Er wordt een geharmoniseerd samenstel van veiligheidseisen vastgesteld
voor ontwerp, implementatie, onderhoud en gebruik van systemen en de onderdelen
daarvan, zowel onder normale als onder gedegradeerde operationele
omstandigheden, teneinde de overeengekomen hoge veiligheidsniveaus voor alle
vluchtfasen en voor het gehele Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging
te kunnen bereiken. De systemen worden zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt
dat de taken die aan de verkeersleiders worden opgedragen, compatibel zijn met
de menselijke capaciteiten, zowel onder normale als onder gedegradeerde
operationele omstandigheden, en consistent zijn met de vereiste
veiligheidsniveaus. De systemen worden, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde
procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat schadelijke
hinder in een normale operationele omgeving uitgesloten is. 4.
Civiel-militaire coördinatie Voorzover dat nodig is voor een efficiënt beheer van het luchtruim en
de regeling van luchtverkeersstromen en het veilige en efficiënte gebruik van
het luchtruim door alle gebruikers, ondersteunen het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging en de systemen en onderdelen daarvan de toenemende
invoering van civiel-militaire coördinatie, door toepassing van het concept van
het flexibele gebruik van het luchtruim. Om die doelen te bereiken moeten het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging en de systemen en onderdelen de tijdige uitwisseling
van correcte en consistente informatie, in alle vluchtfasen, tussen de civiele
en de militaire partijen ondersteunen. Er moet rekening gehouden worden met nationale beveiligingseisen. 5.
Milieuvoorwaarden Bij systemen en operaties in het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging wordt rekening gehouden met de noodzaak om in
overeenstemming met de communautaire wettelijke voorschriften de
milieu-effecten zoveel mogelijk te beperken. 6. Beginselen
inzake de logische architectuur voor systemen De systemen worden ontworpen en in toenemende mate geïntegreerd om
binnen het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging een coherente en
steeds beter geharmoniseerde, evolutionaire en goedgekeurde logische
architectuur te creëren. 7. Beginselen
inzake de bouw van systemen De systemen worden ontworpen, gebouwd en onderhouden op basis van
gezonde engineeringbeginselen, met name die welke betrekking hebben op
modulariteit, waardoor onderdelen kunnen worden uitgewisseld en een grote
beschikbaarheid en redundantie en foutentolerantie van kritieke onderdelen
mogelijk wordt. Deel B:
Specifieke eisen Dit zijn eisen die specifiek zijn voor elk systeem en die een
aanvulling op of een verfijning van de algemene eisen vormen. 1. Systemen en
procedures voor het luchtruimbeheer 1.1. Naadloze werking De informatie met betrekking tot pretactische en tactische aspecten van
de beschikbaarheid van het luchtruim wordt op een correcte wijze, tijdig, aan
alle betrokken partijen verstrekt, teneinde te zorgen voor een efficiënte
toewijzing en gebruik van het luchtruim door alle luchtruimgebruikers. Hierbij
wordt rekening gehouden met nationale beveiligingseisen. 2. Systemen en
procedures voor de regeling van de luchtverkeersstromen 2.1. Naadloze werking De systemen en procedures voor de regeling van de luchtverkeersstromen ondersteunen
de uitwisseling van correcte, samenhangende en relevante strategische,
pretactische en, voorzover van toepassing, tactische vluchtinformatie met
betrekking tot alle vluchtfasen en bieden dialoogmogelijkheden met het oog op
een optimaal gebruik van het luchtruim. 3. Systemen en
procedures voor de luchtverkeersdiensten 3.1. Vluchtgegevensverwerkingssystemen 3.1.1. Naadloze werking De vluchtgegevensverwerkingssystemen zijn interoperabel wat betreft de
tijdige uitwisseling van correcte en consistente informatie en een
gemeenschappelijke operationele interpretatie van die informatie, teneinde te
zorgen voor een samenhangend en consistent planningsproces en voor een
efficiënt gebruik van hulpbronnen bij de tactische coördinatie in het Europese
netwerk voor luchtverkeersbeveiliging gedurende alle vluchtfasen. Teneinde te zorgen voor een veilige, vloeiend verlopende en snelle
verwerking in het gehele Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, zijn
de prestaties van de verwerking van de vluchtgegevens equivalent en geschikt
voor een bepaalde omgeving (grond, naderingsluchtverkeersleidingsgebied,
en-route), die bekende verkeerskenmerken heeft en gebruikt wordt binnen een
overeengekomen en goedgekeurd operationeel concept, met name wat betreft de
nauwkeurigheid en foutentolerantie van de verwerkingsresultaten. 3.1.2. Ondersteuning van nieuwe operationele
concepten ê 1070/2009 Art.
4, lid 4, onder b) De vluchtgegevensverwerkingssystemen moeten geschikt zijn voor de
toenemende implementatie van geavanceerde, overeengekomen en goedgekeurde
operationele concepten voor alle vluchtfasen, met name zoals voorzien in het
masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging. ê 552/2004 De kenmerken van de intensief van automatisering gebruikmakende
hulpmiddelen moeten zodanig zijn dat zij een samenhangende en efficiënte
pretactische en tactische verwerking van de vluchtinformatie in delen van het
Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging mogelijk maken. De systemen op de grond en in de lucht en de onderdelen daarvan die
nieuwe, overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten ondersteunen,
worden zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat zij, met
inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, interoperabel zijn wat betreft
de tijdige uitwisseling van correcte en consistente informatie en beschikken
over een gemeenschappelijke interpretatie van de actuele en de voorspelde
operationele situatie. 3.2. Systemen voor de verwerking van
plaatsbepalingsgegevens 3.2.1. Naadloze werking De systemen voor de verwerking van plaatsbepalingsgegevens worden
zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat, met inachtneming van
de juiste en goedgekeurde procedures, wordt voorzien in de vereiste prestaties
en kwaliteit van de dienstverlening binnen een bepaalde omgeving (grond,
naderingsluchtverkeersleidingsgebied, en-route) met bekende verkeerskenmerken,
met name wat betreft de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de berekende
resultaten en de juistheid, integriteit, beschikbaarheid, continuïteit en
tijdige beschikbaarheid van de informatie op de werkplaats van de
verkeersleider. De systemen voor de verwerking van plaatsbepalingsgegevens voorzien in
de tijdige onderlinge uitwisseling van relevante, accurate, consistente en
samenhangende informatie teneinde te zorgen voor een optimaal verloop van de
operaties in de verschillende delen van het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging. ê 1070/2009 Art.
4, lid 4, onder b) 3.2.2. Ondersteuning van nieuwe operationele
concepten De systemen voor de verwerking van plaatsbepalingsgegevens voorzien in
de toenemende beschikbaarheid van nieuwe bronnen van plaatsbepalingsinformatie,
op een zodanige wijze dat de algehele kwaliteit van de dienstverlening wordt
verbeterd, met name zoals voorzien in het masterplan inzake
luchtverkeersbeveiliging. ê 552/2004 3.3. Mens/machine-interfacesystemen 3.3.1. Naadloze werking De mens/machine-interfaces van de
grondluchtverkeersbeveiligingssystemen worden, met inachtneming van de juiste
en goedgekeurde procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt
dat zij alle verkeersleiders een steeds beter geharmoniseerde werkomgeving
bieden, ook wat betreft de functies en de ergonomie, waarbij wordt voorzien in
de vereiste prestaties binnen een bepaalde omgeving (grond,
naderingsluchtverkeersleidingsgebied, en-route) met bekende verkeerskenmerken. 3.3.2. Ondersteuning van nieuwe operationele
concepten De mens/machine-interfacesystemen voorzien in de toenemende invoering van
nieuwe, overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten en een toenemende
automatisering, op een zodanige wijze dat de taken die aan de verkeersleiders
zijn opgedragen, compatibel blijven met de menselijke capaciteiten, zowel onder
normale als onder gedegradeerde operationele omstandigheden. 4.
Communicatiesystemen en -procedures voor grond-tot-grond-, lucht-tot-grond- en
lucht-tot-lucht-communicatie 4.1. Naadloze werking De communicatiesystemen worden, met inachtneming van de juiste en
goedgekeurde procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt
dat de vereiste prestaties worden geleverd binnen een bepaald volume luchtruim
of voor een specifieke toepassing, met name wat betreft de verwerkingstijd van
de communicatie, de integriteit, de beschikbaarheid en de functionele
continuïteit. Het communicatienetwerk in het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging moet zodanig zijn dat wordt voldaan aan de eisen ten
aanzien van de kwaliteit van de dienstverlening, het werkingsgebied en de
redundantie. ê 1070/2009 Art.
4, lid 4, onder b) 4.2. Ondersteuning van nieuwe operationele concepten De communicatiesystemen ondersteunen de implementatie van geavanceerde,
overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten voor alle vluchtfasen,
met name zoals voorzien in het masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging. ê 552/2004 5.
Navigatiesystemen en -procedures 5.1. Naadloze werking De navigatiesystemen worden, met inachtneming van de juiste en
goedgekeurde procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt
dat de vereiste horizontale en verticale prestaties van de navigatie worden
geleverd, met name wat betreft nauwkeurigheid en functionele capaciteit, voor
een bepaalde omgeving (grond, naderingsluchtverkeersleidingsgebied, en-route),
die bekende verkeerskenmerken heeft en wordt gebruikt onder een overeengekomen
en goedgekeurd operationeel concept. 6.
Plaatsbepalingssystemen en -procedures 6.1. Naadloze werking De plaatsbepalingssystemen worden, met inachtneming van de juiste en
goedgekeurde procedures, op een zodanige wijze ontworpen, gebouwd, onderhouden
en gebruikt dat daarmee de vereiste prestatie wordt geleverd die van toepassing
is voor een gegeven omgeving (grond, naderingsluchtverkeersleidingsgebied,
en-route) die bekende verkeerskenmerken heeft en wordt gebruikt onder een
overeengekomen en goedgekeurd operationeel concept, met name wat betreft
nauwkeurigheid, werkingsgebied, reikwijdte en kwaliteit van dienstverlening. Het plaatsbepalingsnetwerk in het Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging voldoet aan de eisen met betrekking tot
nauwkeurigheid, actualiteit, werkingsgebied en redundantie. Het
plaatsbepalingsnetwerk zorgt ervoor dat plaatsbepalingsgegevens uitgewisseld
kunnen worden teneinde de operaties in het gehele Europese netwerk voor
luchtverkeersbeveiliging te verbeteren. 7. Systemen en
procedures voor luchtvaartinlichtingendiensten 7.1. Naadloze werking Nauwkeurige, tijdige en consistente luchtvaartinlichtingen worden in
geleidelijk toenemende mate geleverd in elektronische vorm, op basis van een
gemeenschappelijk overeengekomen en genormaliseerd samenstel van gegevens. Nauwkeurige en consistente luchtvaartinlichtingen, met name met
betrekking tot onderdelen of systemen op de grond en in de lucht, worden tijdig
beschikbaar gesteld. 7.2. Ondersteuning van nieuwe operationele concepten In toenemende mate worden nauwkeurige, volledige en actuele
luchtvaartinlichtingen tijdig beschikbaar gesteld en gebruikt ter ondersteuning
van de voortdurende verbetering in de efficiency van het gebruik van het
luchtruim en de luchthavens. 8. Systemen en
procedures voor het gebruik van meteorologische informatie 8.1. Naadloze werking De systemen en procedures voor het gebruik van meteorologische
informatie zorgen voor een verbetering van consistentie in en actualiteit van
de dienstverlening en de kwaliteit van de presentatie ervan, onder
gebruikmaking van een overeengekomen samenstel van gegevens. 8.2. Ondersteuning van nieuwe operationele concepten De systemen en procedures voor het gebruik van meteorologische
informatie zorgen ervoor dat die informatie sneller beschikbaar komt en kan
worden gebruikt, zulks ter ondersteuning van de voortdurende verbetering in de
efficiency van het gebruik van het luchtruim en de luchthavens. BIJLAGE III ONDERDELEN EG-verklaring –
van conformiteit –
van geschiktheid voor gebruik 1. Onderdelen De onderdelen worden omschreven in de implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit, overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van de verordening. 2. Werkingssfeer De EG-verklaring bevat: –
hetzij de beoordeling van de intrinsieke conformiteit
van een onderdeel, apart beschouwd, met de communautaire specificaties, waaraan
moet worden voldaan, –
hetzij de beoordeling van of een oordeel over de
geschiktheid voor gebruik van een onderdeel, beschouwd binnen de
luchtverkeersbeveiligingsomgeving ervan. De beoordelingsprocedures die worden toegepast door de aangemelde
instanties in de ontwerp- en productiefasen, worden gebaseerd op de modules die
zijn gedefinieerd in Besluit 93/465/EEG, overeenkomstig de voorwaarden die
vermeld staan in de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit. 3. Inhoud van de
EG-verklaring De EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik en de
bijgaande documenten moeten worden gedateerd en ondertekend. De verklaring moet worden geschreven in dezelfde taal als de
instructies en moet het volgende bevatten: –
verwijzingen naar de verordening; –
de naam en het adres van de fabrikant of van zijn in
de Gemeenschap gevestigde gemachtigde vertegenwoordiger (de handelsnaam en het
volledige adres opgeven en, in het geval van een gemachtigd vertegenwoordiger,
tevens de handelsnaam van de fabrikant); –
beschrijving van het onderdeel; –
beschrijving van de procedure die is gevolgd om de
conformiteit of de geschiktheid voor gebruik vast te stellen (artikel 5
van de verordening); –
alle relevante bepalingen waaraan het onderdeel
voldoet en met name de gebruiksvoorwaarden; –
indien van toepassing, de naam en het adres van de aangemelde
instantie of instanties die betrokken zijn bij de procedure voor het
vaststellen van de conformiteit of geschiktheid voor gebruik, alsmede de datum
van het beproevingscertificaat, voorzover van toepassing, samen met de
geldigheidsduur en -voorwaarden van het certificaat; –
voorzover van toepassing, verwijzing naar de gevolgde
communautaire specificaties; –
aanwijzing van een tot ondertekening gemachtigde
persoon die namens de fabrikant of namens diens in de Gemeenschap gevestigde
gemachtigde vertegenwoordiger verplichtingen mag aangaan. BIJLAGE IV SYSTEMEN EG-verklaring van verificatie van systemen Verificatieprocedure voor systemen 1. Inhoud van de
EG-verklaring van verificatie van systemen De EG-verklaring van verificatie en de bijgaande documenten moeten
worden gedateerd en ondertekend. De verklaring moet worden geschreven in
dezelfde taal als het technische dossier en moet het volgende bevatten: –
verwijzingen naar de verordening; –
de naam en het adres van de verlener van
luchtvaartnavigatiediensten (handelsnaam en volledig adres); –
een korte beschrijving van het systeem; –
een beschrijving van de procedure die is gevolgd om
de conformiteit vast te stellen (artikel 6 van de verordening); –
indien van toepassing, de naam en het adres van de
aangemelde instantie die de bij de verificatieprocedure behorende taken heeft
uitgevoerd; –
de referenties van de documenten die in het
technische dossier zijn opgenomen; –
voorzover van toepassing, verwijzingen naar de
communautaire specificaties; –
alle relevante tijdelijke of definitieve bepalingen
waaraan de systemen moeten voldoen en met name, voorzover van toepassing, alle
eventuele operationele beperkingen of voorwaarden; –
indien tijdelijk: de geldigheidsduur van de EG-verklaring; –
de naam van de ondertekenaar. 2. Verificatieprocedure
voor systemen Verificatie van systemen is de procedure waarmee een verlener van
luchtvaartnavigatiediensten controleert en verklaart dat een systeem voldoet
aan de verordening en op grond van de verordening in gebruik mag worden
gesteld. Het systeem wordt gecontroleerd op elk van de volgende aspecten: –
het algehele ontwerp, –
de ontwikkeling en integratie van het systeem,
inclusief met name de assemblage van onderdelen en algehele aanpassingen, –
de operationele systeemintegratie, –
indien van toepassing, de specifieke bepalingen
betreffende het onderhoud van het systeem. Voorzover volgens de relevante implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit de betrokkenheid van een aangemelde instantie vereist is,
stelt deze, na de ingevolge de maatregel voorgeschreven taken uitgevoerd te
hebben, een certificaat van conformiteit op met betrekking tot de uitgevoerde
taken. Dat certificaat is bestemd voor de verlener van de
luchtvaartnavigatiediensten. Deze stelt dan de EG-verklaring van verificatie op
ten behoeve van de nationale toezichthoudende instantie. 3. Technisch
dossier Het technische dossier dat de verklaring van verificatie vergezelt,
moet alle noodzakelijke documenten bevatten met betrekking tot de kenmerken van
het systeem, met inbegrip van de gebruiksvoorwaarden en -beperkingen, alsmede,
voorzover van toepassing, de documenten die de conformiteit van onderdelen
verzekeren. De volgende documenten moeten er ten minste in worden opgenomen: –
Een opgave van de relevante onderdelen van de
technische specificaties die bij de aankoop werden gebruikt en die zorgen voor
nakoming van de van toepassing zijnde implementatiemaatregelen voor
interoperabiliteit, en, voorzover van toepassing, van de communautaire
specificaties. –
Een lijst van onderdelen bedoeld in artikel 3
van de verordening. –
Afschriften van de EG-verklaringen van conformiteit
of geschiktheid voor gebruik die in overeenstemming met artikel 5 van de
verordening bij de hierboven genoemde onderdelen moeten worden geleverd,
vergezeld, indien van toepassing, van een afschrift van de verslagen van de
tests en proeven die door de aangemelde instanties zijn uitgevoerd. –
Ingeval een aangemelde instantie betrokken is geweest
bij de verificatie van het systeem (of systemen), een door die instantie mede
ondertekend certificaat dat verklaart dat het systeem voldoet aan deze
verordening en waarin alle punten van voorbehoud worden vermeld die tijdens de
uitvoering van de activiteiten zijn opgetekend en niet zijn ingetrokken. –
Ingeval geen aangemelde instantie betrokken is geweest,
een verslag over de tests en installatieconfiguraties waarvan gebruik is
gemaakt om zeker te stellen dat sprake is van nakoming van de essentiële eisen
en alle eventuele bijzondere eisen uit de relevante implementatiemaatregelen
voor interoperabiliteit. 4. Indiening Het technische dossier moet bij de EG-verklaring van verificatie worden
gevoegd die de verlener voor luchtvaartnavigatiediensten bij de nationale
toezichthoudende autoriteit indient. Een afschrift van het technische dossier moet worden bewaard door de
dienstverlener gedurende de gehele gebruikscyclus van het systeem. Dit moet
naar elke andere lidstaat worden gezonden die daarom vraagt. BIJLAGE III CONCORDANTIETABEL Verordening 549/2004 || Verordening 550/2004 || Verordening 551/2004 || Verordening 552/2004 || Deze verordening Artikel 1, leden 1, 2 en 3 || || || || Artikel 1, leden 1, 2 en 3 || || Artikel 1, lid 3 || || Artikel 1, lid 4 Artikel 1, lid 4 || || || || Artikel 1, lid 5 || Artikel 1 || || || -------------- || || Artikel 1, leden 1, 2 en 4 || || -------------- || || || Artikel 1 || -------------- Artikel 2, leden 1 tot en met 35 || || || || Artikel 2, leden 1 tot en met 35 || || || || Artikel 2, leden 36, 37 en 38 Artikel 2, leden 17, 18, 23, 24, 32, 35, 36 || || || || --------------- Artikel 3 || || || || --------------- Artikel 4, leden 1 en 2 || || || || Artikel 3, leden 1 en 2 || || || || Artikel 3, leden 3 en 4 Artikel 4, lid 3 || || || || Artikel 3, lid 5 || || || || Artikel 3, lid 6 Artikel 3, leden 4 en 5 || || || || Artikel 3, leden 7 en 8 || || || || Artikel 3, lid 9 || Artikel 2, lid 1 || || || Artikel 4, lid 1, onder a) || || || || Artikel 4, lid 1, onder b) tot en met g) || Artikel 2, lid 2 || || || Artikel 4, lid 2 || || || || Artikel 5, leden 1 en 2 || Artikel 2, leden 3 tot en met 6 || || || Artikel 5, leden 3 tot en met 6 || Artikel 3, leden 1 en 2 || || || Artikel 6, leden 1 en 2 || || || Artikel 8, leden 1 en 3 || Artikel 6, leden 3 en 4 || || || || Artikel 6, lid 5 || || || Artikel 8, leden 2 en 4 || ------------- || Artikel 6 || || || ----------- - Artikel 10, lid 1 || || || || Artikel 7, lid 1 || || || || Artikel 7, lid 2 || Artikel 7, lid 1 || || || Artikel 8, lid 1 || || || || Artikel 8, lid 2 || Artikel 7, leden 4 en 6 || || || Artikel 8, leden 3 en 4 || Artikel 7, leden 2, 3, 5, 7, 8 en 9 || || || ------------- || Artikel 8 || || || Artikel 9 || || || || Artikel 10 || Artikel 9 || || || ------------- Artikel 11 || || || || Artikel 11 || Artikel 14 || || || Artikel 12 || Artikel 15 || || || Artikel 13 || Artikel 16 || || || Artikel 14 || Artikel 15 bis || || || Artikel 15 || Artikel 9 bis, lid 1 || || || Artikel 16, leden 1 en 3 || || || || Artikel 16, lid 2 || Artikel 9 bis, lid 2, onder i) || || || ------------ || Artikel 9 bis, lid 2 || || || Artikel 16, lid 4 || || || || Artikel 16, lid 5 || Artikel 9 bis, leden 3 tot en met 9 || || || Artikel 16, leden 6 tot en met 12 || Artikel 9 ter || || || -------------- || || Artikel 6, lid 1 en lid 2, onder b) || || Artikel 17, lid 1 en lid 2, onder b) || || || || Artikel 17, lid 2, onder c) tot en met e) || || Artikel 6, lid 3 tot en met lid 4, onder d) || || Artikel 17, lid 3 tot en met lid 4, onder d) || || || || Artikel 17, lid 4, onder e) || || Artikel 6, lid 4, onder e) en f) || || Artikel 17, lid 4, onder f) en g) || || Artikel 6, leden 5 en 7 || || Artikel 17, leden 5 en 6 || || Artikel 6, leden 8 en 9 || || ------------- || Artikel 10 || || || Artikel 18 || || || || Artikel 19 || Artikel 11 || || || Artikel 20 || Artikel 12 || || || Artikel 21 || Artikel 13 || || || Artikel 22 || || Artikel 3 || || --------------- || || Artikel 3 bis || || Artikel 23 || || Artikel 4 || || ---------- ---- || || Artikel 7 || || ---------- ---- || || Artikel 8 || || ---------- ---- || || || || Artikel 24, leden 1 en 2 || || || Artikel 3, lid 3 || ---------- ---- || || || Artikel 2 en artikel 3, lid 2 || ------------- || || || Artikel 3, lid 4, tot en met artikel 7 || ------------- || Artikel 17, lid 1 || || || Artikel 25 || || || || Artikel 26 Artikel 5, leden 1, 2 en 3 || || || || Artikel 27, leden 1, 2 en 3 Artikel 5, leden 4 en 5 || || || || ------------- Artikel 10, leden 2 en 3 || || || || Artikel 28, leden 1 en 2 Artikel 6 || || || || Artikel 29 Artikel 7 || || || || Artikel 30 Artikel 8 || || || || Artikel 31 || Artikel 4 || || || ------------- || || || Artikel 9 || ------------- || Artikel 18 || || || Artikel 32 Artikel 9 || || || || Artikel 33 Artikel 12, leden 2, 3 en 4 || || || || Artikel 34, leden 1, 2 en 3 Artikel 12, lid 1 || || || || ------------- || Artikel 18 bis || || || ---- -------- || || Artikel 10 || || ----- ------- Artikel 13 || || || || Artikel 35 Artikel 13 bis || || || || Artikel 36 || || || Artikel 10 || ------------- || || || Artikel 11 || Artikel 37 || Artikel 19, lid 1 || || || Artikel 38 || Artikel 19, lid 2 || || || ------------- || Bijlage I || || Bijlage V || Bijlage I || || || Bijlage I || ----------- || Bijlage II || || || Bijlage II || || || Bijlage II || ---------- || || || || Bijlage III || || || Bijlage III || ---------- || || || Bijlage IV || ----------- é [1] Verordening
(EG) nr. 549/2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van
het gemeenschappelijke Europese luchtruim ("de
kaderverordening"); Verordening (EG) nr. 550/2004 betreffende de verlening
van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim
("de luchtvaartnavigatiedienstenverordening"); Verordening (EG) nr.
551/2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het
gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de luchtruimverordening");
Verordening (EG) nr. 552/2004 betreffende de interoperabiliteit van het
Europese netwerk voor luchtverkeersbeheer ("de
interoperabiliteitsverordening"). [2] Zie
bijlage III van SES2 en de effectbeoordeling voor een overzicht van de
SES-wetgeving. [3] Verordening (EG) nr. 216/2008, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr.
1108/2009. [4] Krachtens
het stappenplan van de Commissie voor de tenuitvoerlegging van de Gezamenlijke
verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese
Commissie inzake gedecentraliseerde agentschappen (juli 2012) moeten de namen
van alle EU-agentschappen worden gestandaardiseerd volgens hetzelfde formaat,
maar om duidelijkheidsredenen wordt in deze toelichting de huidige naam van het
Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (het EASA) gebruikt in
de hele tekst. In de tekst van het wetgevingsvoorstel zelf wordt de
gestandaardiseerde naam "Luchtvaartagentschap van de Europese Unie"
(European Union Agency for Aviation, EAA) gebruikt, overeenkomstig de nieuwe
gezamenlijke verklaring en het stappenplan. [5] Verordening
(EG) nr. 219/2007 van de Raad; SESAR (Single European Sky ATM Research
Programme) is een technische pijler van het gemeenschappelijk Europees
luchtruim – een programma voor de verbetering van het luchtverkeersbeheer dat
betrekking heeft op alle luchtvaart. [6] Verordening
(EG) nr. 216/2008 (zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1108/2009), artikel
65 bis. [7] COM(2012)
573 final. [8] Verordening
(EG) nr. 216/2008. [9] Zoals
eerder gezegd zijn de wijzigingen van de EASA-basisverordening van technische
aard. Ze zullen dan ook niet worden geanalyseerd in de effectbeoordeling. [10] http://ec.europa.eu/governance/impact/planned_ia/roadmaps_2013_en.htm#MOVE. [11] PB
C 103 E van 30.4.2002, blz. 1. [12] PB
C 241 van 7.10.2002, blz. 24. [13] PB
C 278 van 14.11.2002, blz. 13. [14] PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1. [15] PB L 96 van 31.3.2004, blz. 10. [16] PB L 96 van 31.3.2004, blz. 20. [17] PB L 96 van 31.3.2004, blz. 26. [18] Zie blz. 1 van dit Publicatieblad. [19] Zie blz. 1 van dit Publicatieblad. [20] Zie blz. 1 van dit Publicatieblad. [21] Zie
blz. 9 van dit Publicatieblad. [22] Zie blz. 20 van
dit Publicatieblad. [23] Zie blz. 10 van
dit Publicatieblad. [24] Zie blz. 20 van
dit Publicatieblad. [25] PB C 136 van 4.6.1985, blz. 1. [26] PB L 225 van
12.8.1998, blz. 27. [27] PB
L 225 van 12.8.1998, blz. 27. [28] PB
L 95van 9.4.2009, blz. 41. [29] PB L 220 van
30.8.1993, blz. 23. [30] PB L 184 van
17.7.1999, blz. 23. [31] PB C 38 van 6.2.2001, blz. 3. [32] PB L 187 van 29.7.1993, blz. 52. Richtlijn
laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees
Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1). [33] PB L 95 van 10.4.1997, blz. 16. Richtlijn
laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2082/2000 (PB L 254
van 9.10.2000, blz. 1). [34] PB L 254 van 9.10.2000, blz. 1. Verordening
laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 980/2002 (PB L 150 van
8.6.2002, blz. 38). [35] PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1. [36] PB L 55 van 28.2.2011,
blz. 13. [37] PB L 134 van
30.4.2004, blz. 114. [38] PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1. [39] PB C 179 van 1.8.2006, blz. 2. [40] Zie blz. 10 van
dit Publicatieblad. [41] PB
L 95 van 9.4.2009, blz. 41. [42] PB
L 64 van 2.3.2007, blz. 1. [43] Zie
blz. 33 van dit Publicatieblad. [44] Dit verdrag is gewijzigd bij het protocol van
12 februari 1981 en herzien bij het protocol van 27 juni 1997. [45] Eurocontrol
is opgericht bij het International Verdrag tot samenwerking in het belang van
de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 1960, als gewijzigd bij het
protocol van 12 februari 1981 en herzien bij het protocol van 27 juni 1997. [46] Zie
blz. 20 van dit Publicatieblad. [47] Zie
blz. 10 van dit Publicatieblad. [48] Zie
blz. 26 van dit Publicatieblad. [49] PB
L 243 van 11.9.2002, blz. 1. [50] PB L 204 van 21.7.1998,
blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217
van 5.8.1998, blz. 18). [51] PB
L 79 van 19.3.2008, blz. 1. [52] PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.