EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0247
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Regulation (EU) No 691/2011 on European environmental economic accounts
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen
/* COM/2013/0247 final - 2013/0130 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen /* COM/2013/0247 final - 2013/0130 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Op 6 juli 2011 werd Verordening (EU) nr.
691/2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen vastgesteld. Zij
bestrijkt drie modules: een module voor luchtemissierekeningen, een module voor
milieubelastingen en een module voor materiaalstroomrekeningen. Artikel 10 van de verordening bevat een lijst
van mogelijke nieuwe modules die in een later stadium op basis van voorstellen
van de Commissie kunnen worden ingevoerd. Dit ontwerp van een
wijzigingsverordening bestrijkt de eerste drie van de in artikel 10 genoemde
nieuwe modules: voor milieubeschermingsuitgaven, de milieugoederen- en
-dienstensector en energierekeningen. Gebruikers leggen veel nadruk op analyse en
toepassingen van milieurekeningen in modelleringen en verwachtingen, zowel voor
het opstellen van beleidsvoorstellen als voor de rapportage over de uitvoering
en effecten van beleid. De nieuwe modules maken het mogelijk de geïntegreerde
gegevensreeksen die voor dergelijke toepassingen en analyses beschikbaar zijn,
uit te breiden. Artikel 4 van de verordening voorziet in
proefstudies die door de lidstaten op vrijwillige basis moeten worden
uitgevoerd om de haalbaarheid van de invoering van nieuwe modules te testen. Er
zijn meerdere proefstudies uitgevoerd, die duidelijk de haalbaarheid van de
drie nieuwe modules hebben aangetoond. De milieuboekhouding maakt gebruik van
bestaande gegevens voor het samenstellen van de rekeningen. Voor het uitvoeren
van de nieuwe modules hoeven geen nieuwe gegevens te worden verzameld. De
bestaande instrumenten voor het verzamelen van gegevens zullen beter worden
benut. De Statistische Commissie
van de Verenigde Naties heeft in haar 43e vergadering in
februari 2012 het systeem van geïntegreerde milieu-economische rekeningen
(SMER) vastgesteld als internationale statistische standaard. De voorgestelde
nieuwe modules zijn volledig in overeenstemming met het SMER. De voorgestelde wijzigingsverordening is in
overeenstemming met de herziene Europese strategie voor milieuboekhouding (ESEA
2008). Zij zorgt ervoor dat nationale bureaus voor de statistiek hun
werkzaamheden op het gebied van milieuboekhouding kunnen uitbreiden om de
belangrijke doelstelling van het verstrekken van geharmoniseerde en tijdige
gegevens van goede kwaliteit te verwezenlijken. 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN Het voorstel is besproken in het kader van het
Europees statistisch systeem, met producenten en gebruikers van gegevens op
technisch niveau door middel van schriftelijke raadplegingen, in taakgroepen,
in de relevante werkgroepen voor milieurekeningen en voor statistieken over
milieu-uitgaven in maart 2012 en met de directeuren voor milieustatistieken en
-rekeningen in april en november 2012. 3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET
VOORSTEL Het doel van deze voorgestelde wijziging is de
internationale vergelijkbaarheid van milieu-economische rekeningen te
waarborgen door het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 691/2011 uit te
breiden tot enkele van de in artikel 10 van de verordening genoemde modules. De voorgestelde maatregel betreft een
onderwerp dat onder de EER-Overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid
tot de Europese Economische Ruimte. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen nieuwe gevolgen voor
de begroting van de Unie. 2013/0130 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr.
691/2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 338, lid 1, Gezien het voorstel van de
Europese Commissie, Na toezending van het
ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Handelend volgens de
gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Besluit nr. xxx van het Europees Parlement en de Raad van xxx 2013 tot vaststelling van het Zevende
Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap[1]bevestigt dat gedegen informatie over de
belangrijkste ontwikkelingen, de bedreigingen en onderliggende drijvende
krachten voor milieuverandering van essentieel belang is voor de ontwikkeling
van doeltreffend beleid, de uitvoering daarvan en meer in het algemeen de
responsabilisering van de burgers. Er moeten
instrumenten worden ontwikkeld om het publiek bewuster te maken van de
milieueffecten van economische activiteiten. (2) Artikel 10 van Verordening
(EU) nr. 691/2011 nodigt de Commissie uit verslag uit te brengen aan het
Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van de verordening en, in
voorkomend geval, met voorstellen te komen voor de invoering van nieuwe
milieu-economische rekeningmodules, zoals milieubeschermingsuitgaven en ‑ontvangsten
(EPER)/uitgavenrekeningen voor milieubescherming (EPEA), milieugoederen- en
-dienstensector (EGSS) en energierekeningen. (3) Deze drie nieuwe modules
dragen direct bij aan de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten van de Unie
van groene groei en hulpbronnenefficiëntie door in een gedetailleerde
NACE-uitsplitsing belangrijke informatie te verstrekken over indicatoren zoals
marktoutput en werkgelegenheid in de EGSS, nationale milieubeschermingsuitgaven
en het gebruik van energie. (4) De Statistische
Commissie van de Verenigde Naties heeft in haar 43e
vergadering in februari 2012 het centrale raamwerk van het systeem van
geïntegreerde milieu-economische rekeningen (SMER) vastgesteld als
internationale statistische standaard. De voorgestelde nieuwe modules zijn volledig
in overeenstemming met het SMER. (5) Het Comité voor het Europees
statistisch systeem is geraadpleegd. (6) Verordening (EU) nr. 691/2011
moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EU) nr. 691/2011 wordt als volgt
gewijzigd: 1. Aan artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd: ‘4.
‘milieubeschermingsuitgaven’: de economische middelen die door ingezeten
eenheden worden besteed aan milieubescherming. Milieubescherming omvat alle maatregelen
en activiteiten met als hoofddoel de voorkoming, vermindering en bestrijding
van verontreiniging en iedere andere verslechtering van het milieu. Hieronder
vallen maatregelen die worden genomen om het milieu na een verslechtering te
herstellen. Er vallen geen activiteiten onder die weliswaar het milieu ten
goede komen, maar die vooral ten doel hebben tegemoet te komen aan technische
behoeften of de interne gezondheids- en veiligheidsvereisten van een
onderneming of andere instelling; 5. ‘milieugoederen- en ‑dienstensector’:
de productieactiviteiten van een nationale economie die milieuproducten
genereren. Milieuproducten zijn producten en -diensten die zijn voortgebracht
met het oog op de bescherming van het milieu en op het beheer van hulpbronnen.
Onder het beheer van hulpbronnen vallen de bescherming, instandhouding en
vergroting van de voorraad natuurlijke hulpbronnen en derhalve vrijwaring tegen
uitputting; (6)
‘fysieke-energiestroomrekeningen’: coherente samenstellingen van de fysieke
energiestromen in de nationale economieën, de stromen binnen de economie en de
energie-output naar andere economieën of het milieu.’ 2. Aan artikel 3, lid 1, worden de volgende punten toegevoegd: ‘(d) een module voor
uitgavenrekeningen voor milieubescherming, zoals beschreven in bijlage IV; (e) een module voor
rekeningen voor de milieugoederen- en -dienstensector, zoals beschreven in
bijlage V; (f) een module voor
fysieke-energiestroomrekeningen, zoals beschreven in bijlage VI.’ 3. Artikel 8, lid 2, wordt vervangen door: ‘2. Om een afwijking uit
hoofde van lid 1 te verkrijgen voor de bijlagen I, II en III, dienen de
lidstaten uiterlijk op 12 november 2011 een met redenen omkleed verzoek in bij
de Commissie. Om een afwijking uit hoofde van lid 1 te verkrijgen voor de
bijlagen IV, V en VI, dienen de lidstaten uiterlijk op […[2]] een met redenen omkleed verzoek in bij de Commissie.’ 4.
De bijlage bij deze verordening wordt aan
Verordening (EU) nr. 691/2011 toegevoegd als bijlagen IV, V en VI. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE ‘BIJLAGE IV MODULE VOOR
UITGAVENREKENINGEN VOOR MILIEUBESCHERMING Deel 1 DOELSTELLINGEN Uitgavenrekeningen voor
milieubescherming verstrekken, op een wijze die volledig verenigbaar is met de
gegevens die krachtens het ESR worden gerapporteerd, gegevens over de
milieubeschermingsuitgaven, dat wil zeggen, over de economische middelen die
door ingezeten eenheden zijn besteed aan milieubescherming. De rekeningen maken
het mogelijk de nationale uitgaven voor milieubescherming (MB) samen te
stellen, die gelijk zijn aan de som van alle gebruik van MB-diensten door
ingezeten eenheden, de bruto-investeringen in vaste activa (BIVA) voor
MB-activiteiten en de overdrachten voor MB die geen tegenhanger zijn van
eerdere posten, minus financiering door de rest van de wereld. De
uitgavenrekeningen voor milieubescherming moeten gebruikmaken van de reeds
beschikbare informatie in de nationale rekeningen (productie- en
inkomensvormingsrekeningen, BIVA volgens NACE, aanbod- en gebruikstabellen,
gegevens volgens de classificatie van overheidsfuncties), structurele
bedrijfsstatistieken, het ondernemingsregister en andere bronnen. In
deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten
worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor de
uitgavenrekeningen voor milieubescherming. Deel 2 DEKKING De uitgavenrekeningen voor
milieubescherming hebben dezelfde systeemgrenzen als het ESR en laten de
milieubeschermingsuitgaven voor hoofdactiviteiten, nevenactiviteiten en
hulpactiviteiten zien. De volgende sectoren worden bestreken: –
de overheid (met inbegrip van instellingen zonder
winstoogmerk ten behoeve van huishoudens) en ondernemingen als institutionele
sectoren die MB-diensten produceren. Gespecialiseerde producenten produceren
MB-diensten als hoofdactiviteit, –
huishoudens, overheid en ondernemingen als
consumenten van MB-diensten, –
de rest van de wereld als begunstigde of plaats van
herkomst van overdrachten voor milieubescherming. Deel 3 LIJST VAN KENMERKEN De
lidstaten stellen uitgavenrekeningen voor milieubescherming (EPEA) op
overeenkomstig de volgende kenmerken die zijn gedefinieerd overeenkomstig het
ESR: –
output van diensten op het
gebied van milieubescherming. Er wordt onderscheid gemaakt tussen marktoutput,
niet-marktoutput en output van hulpactiviteiten, –
intermediair verbruik van diensten op het gebied
van milieubescherming door gespecialiseerde producenten, –
invoer en uitvoer van diensten op het gebied van
milieubescherming, –
btw en andere productgebonden belastingen minus
subsidies op diensten op het gebied van milieubescherming, –
bruto-investeringen in vaste activa en aankopen
minus verkopen van niet-financiële niet-geproduceerde activa voor de productie
van diensten op het gebied van milieubescherming, –
consumptie van diensten op het gebied van
milieubescherming, –
overdrachten in verband met milieubescherming
(ontvangen/betaald). Alle
gegevens worden in miljoenen in nationale valuta verstrekt. Deel 4 EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN
INDIENINGSTERMIJNEN 1.
De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend. 2.
De statistieken worden binnen 24 maanden na het einde van het referentiejaar
ingediend. 3.
Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige
gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens
beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU-27 voor de belangrijkste
aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen
opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde
termijnen door de lidstaten zijn verstrekt. 4.
Het eerste referentiejaar is het jaar waarin deze verordening in werking
treedt. 5.
De eerste keer dat de lidstaten gegevens indienen, voegen zij de jaargegevens
vanaf 2013 tot het eerste referentiejaar bij. 6.
Elke volgende keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen,
verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n-3, n-2, n-1 en n, waarbij n het
referentiejaar is. Deel 5 RAPPORTERINGSTABELLEN 1.
Voor elk van de in deel 3 vermelde kenmerken worden gegevens verstrekt
uitgesplitst naar: –
typen producenten/consumenten van
milieubeschermingsdiensten als beschreven in deel 2, –
als volgt geaggregeerde klassen van de
classificatie van activiteiten voor de bescherming van het milieu (CEPA): Voor niet-marktactiviteiten van de overheid en
voor overdrachten voor milieubescherming: –
CEPA 2 –
CEPA 3 –
Som van CEPA 1 + 4 + 5 + 7 –
CEPA 6 –
Som van CEPA 8 + 9 Voor hulpactiviteiten van ondernemingen: –
CEPA 1 –
CEPA 2 –
CEPA 3 –
Som van CEPA 4 + 5 + 6 + 7 + 8 + 9 Voor ondernemingen als secundaire producenten en
gespecialiseerde producenten: –
CEPA 2 –
CEPA 3 –
CEPA 4 Voor huishoudens als consumenten: –
CEPA 2 –
CEPA 3 –
De volgende NACE-codes voor de bijproductie van
diensten op het gebied van milieubescherming: NACE Rev. 2 B, C, D, afdeling 36.
Gegevens voor sectie C moeten worden gepresenteerd per afdeling. De afdelingen
10-12, 13-15 en 31-32 moeten worden gegroepeerd. Lidstaten die volgens
Verordening (EG) nr. 295/2008[3]van
het Europees Parlement en de Raad (wat betreft de definities van kenmerken, het
technisch formaat voor de indiening van gegevens, de dubbele
verslagleggingsvereisten voor NACE Rev. 1.1 en NACE Rev. 2 en toegestane
afwijkingen voor structurele bedrijfsstatistieken) niet verplicht zijn om voor
een of meer van deze NACE-codes gegevens over milieubeschermingsuitgaven te
verzamelen, hoeven voor deze NACE-codes geen gegevens te verstrekken. 2. De CEPA-klassen waarnaar in punt 1 wordt
verwezen, zijn de volgende: CEPA 1 – Bescherming van omgevingslucht en klimaat CEPA 2 – Afvalwaterbeheer CEPA 3 – Afvalbeheer CEPA 4 – Bescherming en sanering van bodem,
grondwater en oppervlaktewater CEPA 5 – Beperking van geluidshinder en trillingen CEPA 6 – Bescherming van de biodiversiteit en het
landschap CEPA 7 – Bescherming tegen straling CEPA 8 – Milieuonderzoek en -ontwikkeling CEPA 9 – Overige milieubeschermende maatregelen. Deel 6 MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN Voor de toepassing van de bepalingen van deze
bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste
indieningstermijn. Bijlage V MODULE VOOR REKENINGEN
VOOR DE MILIEUGOEDEREN- EN -DIENSTENSECTOR Deel 1 DOELSTELLINGEN Statistieken
over milieugoederen en ‑diensten registreren en presenteren gegevens over
de productieactiviteiten van de nationale economieën die milieuproducten
voortbrengen, op zodanige wijze dat zij volledig compatibel zijn met de
gegevens die krachtens het ESR worden gerapporteerd. In
deze bijlage worden de gegevens gedefinieerd die door de lidstaten moeten
worden verzameld, samengesteld, ingediend en geëvalueerd voor milieugoederen en
-diensten. Deel 2 DEKKING De
milieugoederen- en -dienstensector heeft dezelfde systeemgrenzen als het ESR en
bestaat uit alle milieugoederen en -diensten die binnen de productiegrens
worden gegenereerd. Het ESR definieert productie als een activiteit die wordt
uitgeoefend onder beheer en verantwoordelijkheid van een institutionele eenheid
die arbeid, kapitaal en goederen en diensten als input gebruikt voor de
voortbrenging van goederen en diensten. Milieugoederen
en -diensten zijn gegroepeerd in de volgende categorieën: specifieke
milieudiensten, producten uitsluitend bestemd voor milieubescherming of
hulpbronnenbeheer (verbonden producten), aangepaste goederen en milieutechnologieën
Deel 3 LIJST VAN KENMERKEN De
lidstaten stellen statistieken over de milieugoederen- en -dienstensector op
overeenkomstig de volgende kenmerken: –
marktoutput, waarvan: –
uitvoer –
toegevoegde waarde van marktactiviteiten –
werkgelegenheid in verband met marktactiviteiten. Alle
gegevens worden in miljoenen in nationale valuta verstrekt, behalve voor het
kenmerk ‘werkgelegenheid’, waarvoor de eenheid voltijdequivalenten (fte) wordt
gebruikt. Deel 4 EERSTE
REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN INDIENINGSTERMIJNEN 1.
De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend. 2.
De statistieken worden binnen 24 maanden na het einde van het referentiejaar
ingediend. 3.
Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige
gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens
beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU-27 voor de belangrijkste
aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen
opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde
termijnen door de lidstaten zijn verstrekt. 4.
Het eerste referentiejaar is het jaar waarin deze verordening in werking
treedt. 5.
De eerste keer dat de lidstaten gegevens indienen, voegen zij de jaargegevens
vanaf 2013 tot het eerste referentiejaar bij. 6.
Elke volgende keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen,
verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n-3, n-2, n-1 en n, waarbij n het
referentiejaar is. Deel 5 RAPPORTERINGSTABELLEN 1.
Voor elk van de in deel 3 vermelde kenmerken worden gegevens verstrekt die
meerdimensionaal zijn geclassificeerd volgens: –
de classificatie van economische activiteiten, NACE
Rev. 2 (aggregatieniveau A*21 als uiteengezet in het ESR), –
als volgt geaggregeerde klassen van de classificatie
van activiteiten voor de bescherming van het milieu (CEPA) en de classificatie
van activiteiten voor het beheer van hulpbronnen (CReMA): –
CEPA 1 –
CEPA 2 –
CEPA 3 –
CEPA 4 –
CEPA 5 –
CEPA 6 –
de som van: CEPA 7, CEPA 8 en CEPA 9 –
CReMA 10 –
CReMA 11 –
CReMA 13 –
CReMA 13A –
CReMA 13B –
CReMA 13C –
CReMA 14 –
de som van: CReMA 12, CReMA 15 en CReMA 16 2.
De CEPA-klassen waarnaar in punt 1 wordt verwezen, zijn beschreven in bijlage
IV. De CReMA-klassen waarnaar in punt 1 wordt verwezen, zijn de volgende: CReMA 10 – Beheer van water CReMA 11 – Beheer van bosbestanden CReMA 12 – Beheer van wilde flora en fauna CReMA 13 – Beheer van energiehulpbronnen CReMA 13A – Productie van energie uit hernieuwbare
hulpbronnen CReMA 13B – Warmte-/energiebesparing en -beheer CReMA 13C – Minimalisatie van het gebruik van
fossiele energie als grondstof CReMA 14 – Beheer van mineralen CReMA 15 – Onderzoeks- en ontwikkelactiviteiten op
het gebied van hulpbronnenbeheer CReMA 16 – Overige activiteiten op het gebied van
hulpbronnenbeheer Deel 6 MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN Voor de toepassing van de bepalingen van deze
bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste
indieningstermijn. Bijlage VI MODULE VOOR FYSIEKE-ENERGIESTROOMREKENINGEN Deel 1 DOELSTELLINGEN Fysieke-energiestroomrekeningen
presenteren gegevens over de fysieke energiestromen uitgedrukt in terajoules,
op een wijze die volledig verenigbaar is met de concepten, beginselen en
gegevens die krachtens het Europees rekeningenstelsel (ESR) worden
gerapporteerd. Zij registreren energiegegevens die verband houden met de
economische activiteiten van ingezeten eenheden van nationale economieën,
uitgesplitst naar economische activiteit. Zij presenteren het aanbod en het
gebruik van natuurlijke energie-inputs, energieproducten en energieresiduen.
Economische activiteiten omvatten productie, consumptie en accumulatie. Deel 2 DEKKING Fysieke-energiestroomrekeningen
hebben dezelfde systeemgrenzen als het ESR en zij zijn ook op het
ingezetenenprincipe gebaseerd. Overeenkomstig het ESR is
het begrip ingezetenschap gebaseerd op het volgende beginsel: een in een land
ingezeten eenheid heeft een economisch belangencentrum in het economische
gebied van dat land, d.w.z. zij verricht gedurende een periode van minimaal een
jaar economische activiteiten in dat gebied. Fysieke-energiestroomrekeningen
registreren fysieke energiestromen die voortvloeien uit de activiteiten van
alle ingezeten eenheden, ongeacht waar deze stromen in geografisch opzicht
werkelijk plaatsvinden. Fysieke-energiestroomrekeningen
registreren de fysieke energiestromen vanuit het milieu naar de economie,
binnen de economie en van de economie terug naar het milieu. Deel 3 LIJST VAN KENMERKEN De
lidstaten stellen fysieke-energiestroomrekeningen op overeenkomstig de volgende
kenmerken: –
de fysieke energiestromen gegroepeerd in drie
algemene categorieën: –
(i) natuurlijke energie-inputs, –
(ii) energieproducten, –
(iii) energieresiduen. –
de oorsprong van de fysieke energiestromen,
gegroepeerd in vijf categorieën, te weten productie, verbruik, accumulatie,
rest van de wereld en het milieu, –
de bestemming van de fysieke energiestromen,
gegroepeerd in dezelfde vijf categorieën als de oorsprong van de fysieke
energiestromen. Alle
gegevens worden verstrekt in terajoules. Deel 4 EERSTE REFERENTIEJAAR, FREQUENTIE EN
INDIENINGSTERMIJNEN 1.
De statistieken worden jaarlijks samengesteld en ingediend. 2.
De statistieken worden binnen 18 maanden na het einde van het referentiejaar
ingediend. 3.
Om tegemoet te komen aan de behoeften van de gebruiker aan volledige en tijdige
gegevens, maakt de Commissie (Eurostat), zodra er genoeg landengegevens
beschikbaar zijn, ramingen voor de totalen voor de EU-27 voor de belangrijkste
aggregaten van deze module. De Commissie (Eurostat) zal waar mogelijk ramingen
opstellen en publiceren voor gegevens die niet binnen de in punt 2 gestelde
termijnen door de lidstaten zijn verstrekt. 4.
Het eerste referentiejaar is het jaar waarin deze verordening in werking
treedt. 5.
De eerste keer dat de lidstaten gegevens indienen, voegen zij de jaargegevens
vanaf 2013 tot het eerste referentiejaar bij. 6.
Elke volgende keer dat de lidstaten gegevens bij de Commissie indienen,
verstrekken zij jaargegevens voor de jaren n-3, n-2, n-1 en n, waarbij n het
referentiejaar is. Deel 5 RAPPORTERINGSTABELLEN 1.
Voor elk van de in deel 3 vermelde kenmerken moeten de volgende gegevens worden
verstrekt: –
Een aanbodtabel voor energiestromen in fysieke
eenheden. In deze tabel wordt het aanbod van
natuurlijke energie-inputs, energieproducten en energieresiduen (in rijen)
geregistreerd per oorsprong, d.w.z. ‘leverancier’ (in kolommen). –
Een gebruikstabel voor energiestromen. In deze
tabel wordt het gebruik van natuurlijke energie-inputs, energieproducten en
energieresiduen (in rijen) geregistreerd per bestemming, d.w.z. ‘gebruiker’ (in
kolommen). –
Een tabel van emissierelevant gebruik van
energiestromen. In deze tabel wordt het emissierelevante gebruik van
natuurlijke energie-inputs en energieproducten (in rijen) door de verbruikende
en uitstotende eenheid (in kolommen) geregistreerd. –
De hoofdindicator voor energieverbruik ‘totale
energieverbruik door ingezeten eenheden’, uitgesplitst voor bedrijfstakken en
huishoudens. –
Een brugtabel waarin wordt weergegeven uit welke
verschillende elementen het verschil tussen de hoofdindicator voor
energieverbruik ‘totale energieverbruik door ingezeten eenheden’ en de door
Europese energiestatistieken gepresenteerde algemene hoofdindicator voor
energieverbruik ‘bruto binnenlands energieverbruik’ is opgebouwd. 2. De aanbod- en
gebruikstabellen voor de energiestromen (met inbegrip van emissierelevante
stromen) hebben een gemeenschappelijke indeling in rijen en kolommen. 3. De kolommen verwijzen naar de oorsprong
(aanbod) of bestemming (gebruik) van de fysieke stromen. De kolommen worden in vijf categorieën gegroepeerd: –
‘Productie’ heeft betrekking op
de productie van goederen en diensten. Productieactiviteiten worden
geclassificeerd volgens NACE Rev. 2 en gegevens worden gerapporteerd op
aggregatieniveau A*64. –
‘Consumptie’-activiteiten
worden gepresenteerd in één kolom voor de consumptie door particuliere
huishoudens. –
‘Accumulatie’ heeft betrekking
op de veranderingen in de voorraden van energieproducten binnen de economie. –
‘Rest van de wereld’
registreert de stromen van ingevoerde en uitgevoerde producten. –
‘Milieu’ registreert de
oorsprong van natuurlijke inputstromen en de bestemming van residustromen. 4. De rijen beschrijven het type fysieke
energiestroom, als geclassificeerd onder het eerste gedachtestreepje van deel
3. 5. De classificatie van natuurlijke
energie-inputs, energieproducten en energieresiduen is als volgt: –
Natuurlijke energie-inputs worden gegroepeerd in niet-hernieuwbare natuurlijke energie-inputs en
hernieuwbare natuurlijke energie-inputs. –
Energieproducten worden
gegroepeerd volgens de classificatie van producten gekoppeld aan de economische
activiteiten (CPA) en de classificatie die in Europese energiestatistieken
wordt gebruikt. –
Energieresiduen
omvatten afvalstoffen (zonder geldwaarde), verliezen tijdens
winning/onttrekking, distributie/transport, transformatie/conversie en opslag,
alsmede saldi om de aanbod- en gebruikstabellen in evenwicht te brengen. 6. De ‘brug’ van de
indicator op basis van het ingezetenenbeginsel naar de indicator op basis van
het grondgebied wordt gepresenteerd voor de hele nationale economie (geen
uitsplitsing per bedrijfstak) en wordt als volgt verkregen: totale energieverbruik
door ingezeten eenheden – energieverbruik door
ingezeten eenheden in het buitenland + energieverbruik door
niet-ingezetenen op het grondgebied = bruto binnenlands
energieverbruik (op het grondgebied). Deel 6 MAXIMUMDUUR VAN DE OVERGANGSPERIODEN Voor de toepassing van de bepalingen van deze
bijlage heeft de overgangsperiode een duur van maximaal twee jaar na de eerste
indieningstermijn.’ [1] PB L xxx. [2] PB: gelieve datum in te voegen - drie maanden
na de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening. [3] PB L 97
van 9.4.2008, blz. 13-59.