This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0133
Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing a framework for maritime spatial planning and integrated coastal management
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer
/* COM/2013/0133 final - 2013/0074 (COD) */
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer /* COM/2013/0133 final - 2013/0074 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1. Algemene context De Europese Unie heeft zichzelf ten doel
gesteld, tegen 2020 een slimme, duurzame en inclusieve economie te worden. De
maritieme sectoren bieden kansen voor innovatie, duurzame groei en werkgelegenheid
die aan deze doelstelling kunnen bijdragen. In oktober 2012 hebben de Europese
ministers van Maritieme Zaken de "Verklaring van Limasol" aangenomen,
die de Europa 2020-strategie[1]
met een stevige maritieme pijler versterkt. Zoals de Commissie in haar
mededeling "Blauwe groei – Kansen voor duurzame mariene en maritieme
groei"[2]
heeft gesteld, vormt het onderhavige wetgevingsvoorstel een essentieel
onderdeel van de ambitie om Europa's blauwe economie tot bloei te brengen. Het geïntensiveerde gebruik van zee‑ en
kustgebieden zet, in combinatie met klimaatveranderingseffecten,
natuurrampengevaar en erosie, de natuurlijke hulpbronnen van die gebieden
echter in toenemende mate onder druk. Om duurzame groei te waarborgen en de zee‑
en kustecosystemen voor toekomstige generaties te bewaren, is een geïntegreerd
en samenhangend beheer vereist. Onder maritieme ruimtelijke ordening wordt
meestal verstaan een openbaar proces waarbij de verspreiding in ruimte en tijd
van menselijke activiteiten in zeegebieden wordt geanalyseerd en gepland met
het oog op het bereiken van economische, ecologische en maatschappelijke
doelstellingen. Het uiteindelijke doel van maritieme ruimtelijke ordening is de
opstelling van plannen waarin het gebruik van de maritieme ruimte voor diverse
activiteiten wordt gedetailleerd. In 2008 publiceerde de Commissie haar
mededeling "Routekaart naar maritieme ruimtelijke ordening: werken aan
gemeenschappelijke principes in de EU"[3],
die in 2010 werd gevolgd door de mededeling "Maritieme ruimtelijke
ordening in de EU — Verwezenlijkingen en toekomstige ontwikkeling"[4], waarmee de grondslag voor het
onderhavige voorstel werd gelegd. Geïntegreerd kustbeheer is een instrument voor
het geïntegreerd beheer van alle beleidsprocessen die gevolgen hebben voor het
kustgebied, waarbij de land-zee-interacties van kustactiviteiten op
gecoördineerde wijze worden benaderd om de duurzame ontwikkeling van kust‑
en zeegebieden te garanderen. Een en ander zorgt voor een transsectoraal
coherente besluitvorming en planning van ontwikkelingen. In een aanbeveling van
2002 over geïntegreerd beheer van kustgebieden worden de beginselen van
deugdelijke ruimtelijke ordening en dito beheer van kustgebieden omschreven en
wordt uiteengezet hoe die beginselen het best in de praktijk kunnen worden
gebracht. De EU is ook partij bij het Verdrag van Barcelona, in het kader
waarvan een Protocol inzake het geïntegreerd beheer van kustgebieden is
vastgesteld dat in maart 2011 in werking is getreden. Dit protocol stelt
geïntegreerd kustbeheer verplicht voor alle lidstaten die grenzen aan de
Middellandse Zee. Maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd
kustbeheer zijn complementaire instrumenten. Hun geografische werkingssfeer
overlapt in de kustwateren en territoriale wateren van de lidstaten, waar
maritieme ruimtelijkeordeningsplannen de bestaande menselijke activiteiten in
kaart brengen en de meest doeltreffende toekomstige ruimtelijke ontwikkeling
daarvan aangeven, terwijl geïntegreerde kustbeheerstrategieën het geïntegreerde
beheer van die menselijke activiteiten garanderen. Als beide tezamen worden
toegepast, leidt dat tot betere planning en beter beheer op het raakvlak tussen
land en zee. 1.2. Motivering en doel van het
voorstel Het belangrijkste doel van de voorgestelde
richtlijn is de bevordering van de duurzame groei van maritieme en
kustactiviteiten en het duurzame gebruik van de natuurlijke rijkdommen van
kusten en zeeën door het vaststellen van een kader dat de doeltreffende
tenuitvoerlegging van maritieme ruimtelijke ordening in EU-wateren en
geïntegreerd kustbeheer in de kustgebieden van de lidstaten garandeert. Het ongecoördineerde en almaar intensievere
gebruik van zee‑ en kustgebieden leidt in die gebieden tot concurrentie
om de ruimte en tot inefficiënte en onduurzame exploitatie van de natuurlijke
hulpbronnen van zeeën en kusten. De onzekerheid en onvoorspelbaarheid van een
passende toegang tot de maritieme ruimte heeft voor investeerders een
suboptimaal bedrijfsklimaat doen ontstaan, waardoor wellicht werkgelegenheid verloren
is gegaan. Een optimale verdeling van de maritieme ruimte
tussen de verschillende belanghebbenden en een gecoördineerd beheer van de
kustgebieden zijn van essentieel belang om het potentieel van de diverse
simultaan plaatsvindende activiteiten maximaal te realiseren. Het is bewezen
dat dit de prospectie‑, transactie‑, administratie‑ en
bedrijfskosten doet dalen en de juridische zekerheid, met name voor kmo's,
verhoogt. Om de duurzaamheid en milieuvriendelijkheid
van de diverse benuttingsvormen te garanderen, moeten maritieme ruimtelijke
ordening en geïntegreerd kustbeheer een ecosysteembenadering hanteren die
waarborgt dat de natuurlijke hulpbronnen waarvan deze activiteiten afhankelijk
zijn, adequate bescherming genieten. De voorgestelde actie is daarom niet
sectorspecifiek, maar bestrijkt alle beleidsgebieden van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) die van invloed zijn op
kusten, zeeën en oceanen. Zij ondersteunt de lopende implementatie van
marien/maritiem beleid in de lidstaten middels een efficiëntere coördinatie en
verhoogde transparantie. Maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën kunnen ook in een vroeg stadium helpen vermijden dat
economische doelstellingen en milieuwetgeving op gespannen voet met elkaar
komen te staan. De operationele doelstellingen van de
richtlijn zijn van procedurele aard. Van de lidstaten zal worden verlangd dat
zij coherente processen ontwikkelen en ten uitvoer leggen om het gebruik door
de mens van de maritieme ruimte te plannen en het duurzame beheer van
kustgebieden te waarborgen, en dat zij daarbij in passende grensoverschrijdende
samenwerking voorzien. Een cruciaal element van toegevoegde waarde van het
voorstel is de ondersteuning van de koppelingen tussen land en zee middels het
voorschrift dat maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer met
elkaar moeten sporen. De concrete invulling van de ruimtelijke
ordening en de vaststelling van beheersdoelstellingen blijven tot de
bevoegdheid van de lidstaten behoren. De EU neemt geen deel aan deze processen.
Het voorstel laat de prerogatieven van de lidstaten inzake ruimtelijke ordening
te land onverlet. 1.3. Samenhang met andere
beleidsgebieden De Europese wetgevers hebben ambitieuze
beleidsinitiatieven vastgesteld die van belang zijn voor kusten, zeeën en
oceanen en die de komende 10 tot 20 jaar ten uitvoer moeten worden gelegd. Die
initiatieven omvatten de kaderrichtlijn mariene strategie[5], de richtlijn hernieuwbare
energie[6],
het maritiemesnelwegeninitiatief[7]
en de habitatrichtlijn[8]. Naar verwachting zal de EU in 2013 een herzien gemeenschappelijk
visserijbeleid en, in het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten, een
herziening van de structuurfondsen (het "gemeenschappelijk strategisch
kader") aannemen. Het belangrijkste doel van dit voorstel is het
vergemakkelijken van de coherente en duurzame tenuitvoerlegging van deze
initiatieven via één of meer geïntegreerde processen. Het huidige voorstel
houdt voor geen enkel onder het VWEU vallend beleidsgebied enige verandering of
wijziging van het acquis in. In het bijzonder worden de lidstaten hiermee
kansen geboden om hun maritieme ruimtelijkeontwikkelingsplannen en
geïntegreerde kustbeheerstrategieën doeltreffender ten uitvoer te leggen en de
daarmee samenhangende administratieve lasten te verminderen door het acquis
op geïntegreerde wijze toe te passen. De beoordeling van de milieueffecten van
maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën
dient plaats te vinden overeenkomstig Richtlijn 2001/42/EG[9]. Een dergelijke strategische
milieueffectbeoordeling garandeert een vroegtijdige en holistische benadering
van de effecten ‑ ook de cumulatieve ‑ van de diverse menselijke
activiteiten, en faciliteert bijgevolg de uitvoering van toekomstige projecten.
Indien achteraf de milieueffectbeoordeling van een individueel project
noodzakelijk blijkt, kan daarvoor gebruik worden gemaakt van de analyses die
reeds in het kader van de strategische milieuplanning zijn uitgevoerd, zodat
dubbel werk en administratieve lasten worden vermeden. 2. UITKOMSTEN VAN DE
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN VAN DE EFFECTBEOORDELING 2.1. Raadpleging van het publiek De Europese Commissie heeft van maart tot mei 2011
een publieksraadpleging gehouden om kennis te nemen van de inzichten van de
belanghebbenden met betrekking tot de toestand en de toekomst van maritieme
ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer in de Europese Unie. Uit de resultaten kwam naar voren dat
conflicten over het gebruik van zeeruimte steeds vaker voorkomen en dat er een
draagvlak bestaat voor een gemeenschappelijke aanpak van de maritieme
ruimtelijke ordening in EU-wateren, rekening houdend met de specifieke
kenmerken van elke regio. Een passende coördinatie van MRO-processen met geïntegreerde
kustbeheerstrategieën werd eveneens belangrijk geacht. EU-actie met betrekking
tot grensoverschrijdende aangelegenheden werd weliswaar bijzonder nuttig
genoemd, maar op de vraag naar het meest geschikte instrument is geen duidelijk
antwoord gekomen. 2.2. Effectbeoordeling Bij de effectbeoordeling is ingegaan op de
doeltreffendheid en de economische, milieu‑ en maatschappelijke effecten
van de volgende drie opties: 1) richtsnoeren en ontwikkeling van beste
praktijken, 2) niet-bindende maatregelen en 3) juridisch bindende maatregelen,
bijvoorbeeld een kaderrichtlijn of een verordening. De conclusie van de effectbeoordeling luidde
dat hoewel niet-bindende opties bepaalde voordelen bieden, een juridisch
verbindende aanpak in de vorm van een richtlijn het meest geschikt is om de
voorspelbaarheid, stabiliteit en transparantie van maritieme ruimtelijke
ordening en geïntegreerd kustbeheer te garanderen, met respect voor
evenredigheid en subsidiariteit ‑ de lidstaten bepalen immers zelf hoe ze
de richtlijn uitvoeren en hun bevoegdheden worden op geen enkele wijze
aangetast. Een richtlijn is tevens het meest geschikte instrument om te
waarborgen dat de tijdschema's voor uitvoering zijn afgestemd op de tijdhorizon
van andere relevante EU-wetgeving en ‑beleidsinitiatieven (bijv. de
richtlijn hernieuwbare energie, de kaderrichtlijn mariene strategie, de
Europa 2020-doelstellingen enz.) en om, in een context van toenemende
concurrentie om de ruimte, de groei van de economische activiteit op zee te
stimuleren. De dienst voor effectbeoordeling heeft op 30 april
2012 zijn definitief advies over de effectbeoordeling uitgebracht. Het
effectbeoordelingsverslag, een samenvatting daarvan en het advies van de dienst
voor effectbeoordeling worden samen met het onderhavige voorstel gepubliceerd. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL 3.1. Samenvatting van de
voorgestelde maatregel Het voorstel voorziet in een kader voor
maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer in de vorm van een
systematische, gecoördineerde, inclusieve en grensoverschrijdende aanpak van
geïntegreerde maritieme governance. Het verplicht de lidstaten om aan maritieme
ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer te doen overeenkomstig het
nationaal en internationaal recht. Doel van de actie is dat de lidstaten een of
meer processen in het leven roepen die de volledige cyclus van
probleemomschrijving, informatievergaring, planning, besluitvorming, beheer,
bewaking van de uitvoering en participatie van de belanghebbenden omvatten. De maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en
geïntegreerde kustbeheerstrategieën zullen geen nieuwe sectorale
beleidsdoelstellingen behelzen. Zij zijn bedoeld om de in het kader van
nationaal of regionaal sectoraal beleid vastgestelde doelstellingen te
weerspiegelen, te integreren en te koppelen, mogelijkheden in kaart te brengen
om conflicten tussen sectoren te voorkomen of te beperken en bij te dragen tot
het bereiken van de doelstellingen van de Unie inzake zee‑ en
kustgerelateerd sectoraal beleid. Het belangrijkst van al is dat het voorstel
de lidstaten verplicht actie te ondernemen om de samenhang van het beheer
binnen ieder zeebekken te vergroten middels grensoverschrijdende samenwerking
binnen dezelfde mariene regio of subregio, inclusief het bijbehorende kustgebied,
en een passende verzameling en uitwisseling van gegevens. Uitvoeringsbesluiten zullen zorgen voor een
coherente uitvoering van de richtlijn in de hele EU en de rapportage van de
lidstaten aan de Commissie alsook, in voorkomend geval, de uitwisseling van
gegevens tussen de lidstaten onderling en met de Commissie vergemakkelijken. 3.2. Rechtsgrondslag Het voorstel ondersteunt de tenuitvoerlegging
van het geïntegreerd maritiem beleid (GMB) van de EU, met inbegrip van de
kaderrichtlijn mariene strategie die daarvan de milieupijler vormt. Doel van
het GMB is ervoor te zorgen dat de onder het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie (VWEU) vallende sectorale beleidsoriëntaties die van invloed
zijn op de maritieme ruimte, op samenhangende wijze ten uitvoer worden gelegd
zodat meerdere economische, maatschappelijke en met het milieu verband houdende
doelstellingen tegelijk worden gerealiseerd. Het voorstel is gebaseerd op artikel 43,
lid 2, artikel 100, lid 2, artikel 192, lid 1, en
artikel 194, lid 2, van het VWEU. Onder deze beleidstakken vallende
activiteiten beconcurreren elkaar om de maritieme ruimte en om de natuurlijke
hulpbronnen van kustgebieden. De op te zetten processen moeten helpen
garanderen dat de in elke sector voorgenomen activiteiten kunnen plaatsvinden
zonder elkaar te doorkruisen, zodat hun afzonderlijke doelstellingen worden
gerealiseerd maar tegelijk ook een gezamenlijke bijdrage wordt geleverd aan de
duurzame groei van de maritieme en kusteconomieën en de duurzame benutting van
de natuurlijke hulpbronnen van zeeën en kusten. 3.3. Subsidiariteitsbeginsel en
toegevoegde waarde Het voorstel is in overeenstemming met het
subsidiariteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie (VEU). Kwesties zoals het bepalen van de
feitelijke ontwikkelingen, de bestemming van investeringen, prioritering en de
keuze van oplossingen zijn een zaak voor nationale of lokale besluitvorming.
Het planningsproces als zodanig moet door de overheden van de lidstaten worden
uitgevoerd overeenkomstig hun nationaal recht, nationale governancestructuren
en nationale prioriteiten inzake sectoraal beleid en moet, zo veel als
mogelijk, steunen op bestaande mechanismen en beleid. De toegevoegde waarde van EU-actie is gelegen
in 1) het teweegbrengen en stroomlijnen van actie van de lidstaten inzake
maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer teneinde een
consistente en coherente toepassing in heel de EU te garanderen, en 2) het
opzetten van een samenwerkingskader inzake maritieme ruimtelijke ordening en
geïntegreerd kustbeheer voor lidstaten die in een zelfde mariene regio of
subregio zijn gelegen. Grensoverschrijdende samenwerking inzake maritieme
ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer in de mariene regio's en
subregio's van de EU is van essentieel belang, aangezien mariene ecosystemen,
visgronden, beschermde zeegebieden alsook maritieme infrastructuur zoals
kabels, pijpleidingen, vaarroutes, olie‑, gas‑ en windinstallaties
enz. de nationale grenzen overlappen of doorkruisen. 3.4. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is in overeenstemming met het
evenredigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5, lid 4, van het
VEU. Het voorstel verplicht de lidstaten enkel een
of meer processen voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd
kustbeheer op te zetten of te handhaven. Het bevat een reeks minimumeisen voor
die processen, waarbij wordt voortgebouwd op de bestaande ervaring in de
lidstaten en waarbij hun de mogelijkheid wordt geboden om bestaande processen
in een gemeenschappelijk EU-kader te integreren en voort te zetten. De rapportage-eisen blijven beperkt tot wat
nodig is om de tenuitvoerlegging te controleren. De Commissie zal erop toezien
dat reeds bestaande rapportageverplichtingen maximaal worden benut. De
Commissie zal de door de lidstaten verstrekte informatie en alle andere
relevante informatie die krachtens EU-wetgeving (bijvoorbeeld artikel 19,
lid 3, van Richtlijn 2008/56/EG) beschikbaar komt, gebruiken om het
Europees Parlement en de Raad te informeren over de vooruitgang die bij de
uitvoering van deze richtlijn wordt geboekt. Overeenkomstig de gezamenlijke politieke
verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken[10] heeft de Commissie onderzocht of
zij bij het vervullen van haar taak om toe te zien op de omzetting van deze
richtlijn, behoefte zal hebben aan toelichtende documenten. Zij heeft daarbij
terdege rekening gehouden met de aard van de richtlijn, het evenredigheidsbeginsel
en eventuele extra administratieve lasten. Gezien het kleine aantal wettelijke
verplichtingen waarin deze richtlijn voorziet, is de Commissie van mening dat zij
geen moeite zal hebben om toe te zien op de correcte omzetting ervan. De
Commissie verlangt derhalve niet van de lidstaten dat zij hun kennisgeving van
de omzettingsmaatregelen vergezeld laten gaan van stukken waarin het verband
tussen de onderdelen van de richtlijn en de overeenkomstige elementen van de
nationale omzettingsmaatregelen wordt toegelicht. 3.5. Keuze van het instrument De Commissie stelt een richtlijn voor die de
lidstaten verplicht maritieme ruimtelijke ordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën vast te stellen, zonder dat zulks het recht van de
lidstaten om de inhoud daarvan af te stemmen op hun specifieke economische,
maatschappelijke en milieuprioriteiten, nationale sectorale
beleidsdoelstellingen en rechtstradities in het gedrang brengt. Overwegingen
met betrekking tot subsidiariteit en evenredigheid hebben tot de conclusie
geleid dat een verordening niet geschikt zou zijn. Ook wegens de procedurele en
procesgerelateerde aard van het instrument is een kaderrichtlijn de aangewezen
vorm. Een niet-bindend instrument komt anderzijds niet in aanmerking omdat
sommige beleidsdoelstellingen, met name de eis dat alle aan een zee grenzende
lidstaten werk moeten maken van maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd
kustbeheer en dat daarbij grensoverschrijdend moet worden samengewerkt,
daardoor niet gerealiseerd zouden worden. De keuze voor wetgeving garandeert
ook dat bovenbedoelde processen binnen overeengekomen termijnen operationeel
zullen zijn. 3.6. Nadere uitleg van het
voorstel, per hoofdstuk of per artikel Het voorstel omvat twee delen, namelijk de
richtlijn en de bijlage. 3.6.1. De richtlijn Artikel 1
omschrijft het onderwerp van de richtlijn. Artikel 2
omschrijft het toepassingsgebied van de richtlijn. In artikel 3 worden de in de richtlijn
gebruikte termen gedefinieerd. Artikel 4 betreft
de vaststelling van maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën
op lidstaatniveau. Artikel 5 betreft
de doelstellingen van maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën op lidstaatniveau. Artikel 6
specificeert de gemeenschappelijke minimumeisen voor maritieme ruimtelijkeordeningsplannen
en geïntegreerde kustbeheerstrategieën. Artikel 7
specificeert de minimumeisen voor maritieme ruimtelijkeordeningsplannen. Artikel 8
specificeert de minimumeisen voor geïntegreerde kustbeheerstrategieën. Artikel 9 voorziet
in publieksparticipatie bij de ontwikkeling van maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën. Artikel 10
betreft de gegevensvergaring en de uitwisseling van informatie ter
ondersteuning van maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën. Artikel 11
voorziet in een beoordeling van de milieueffecten van maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën. Artikel 12
betreft de bilaterale en multilaterale samenwerking tussen lidstaten om in een
gegeven kustgebied respectievelijk mariene regio of subregio een coherente
uitvoering te garanderen. Artikel 13
betreft de samenwerking met derde landen. Artikel 14
bevat de bepalingen betreffende de aanwijzing van voor de uitvoering van de
richtlijn bevoegde instanties. Artikel 15
bepaalt dat de lidstaten bij de Commissie verslag uitbrengen over de
uitvoering, en dat de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag
uitbrengt over de vorderingen bij de uitvoering van deze richtlijn. Artikel 16
schetst de operationele specificaties voor en fasen van de uitvoering van deze
richtlijn met betrekking waartoe de Commissie uitvoeringsbesluiten kan
vaststellen. Artikel 17
stelt de mechanismen vast voor het toezicht door de lidstaten op de manier waarop
de Commissie haar uitvoeringsbevoegdheden uitoefent. Artikel 18
stelt regels vast voor de omzetting van deze richtlijn door de lidstaten. Artikel 19
bepaalt dat de richtlijn in werking treedt op de twintigste dag na die van de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 20
wijst de lidstaten als adressaten van de richtlijn aan. 3.6.2. Bijlage In bijlage I worden de gegevens over de
bevoegde instanties vermeld die de lidstaten aan de Commissie moeten meedelen. 2013/0074 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot vaststelling van een kader voor maritieme
ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, artikel 100,
lid 2, artikel 192, lid 1, en artikel 194, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van de
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[11], Gezien het advies van het Comité van de
Regio’s[12], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) De grote en snel groeiende
vraag naar maritieme ruimte voor allerlei doeleinden, zoals installaties voor
hernieuwbare energie, zeevaart en visserijactiviteiten, behoud van ecosystemen,
toerisme en aquacultuurinstallaties, alsook de vele factoren die de druk op de
natuurlijke hulpbronnen van kustgebieden doen toenemen, maken een geïntegreerde
aanpak van planning en beheer noodzakelijk. (2) Een dergelijke aanpak van het
beheer van de oceanen is uitgewerkt in het geïntegreerd maritiem beleid voor de
Europese Unie[13],
inclusief de milieupijler daarvan: Richtlijn 2008/56/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor
communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene
milieu[14].
Het geïntegreerd maritiem beleid heeft ten doel de duurzame ontwikkeling van
zeeën en oceanen te ondersteunen en te komen tot een gecoördineerde, coherente
en transparante besluitvorming met betrekking tot het sectorale beleid van de
Unie dat gevolgen heeft voor de oceanen, zeeën, eilanden, kustgebieden en
ultraperifere gebieden en de maritieme sectoren, onder meer door middel van
strategieën voor specifieke zeebekkens en macroregionale strategieën. (3) Het geïntegreerd maritiem
beleid merkt maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer aan als
breed inzetbare beleidsinstrumenten die overheden en belanghebbenden in staat
stellen een gecoördineerde en geïntegreerde benadering te hanteren. De
toepassing van een ecosysteembenadering zal bijdragen tot het bevorderen van de
duurzame groei van maritieme en kusteconomieën en de duurzame exploitatie van
de natuurlijke hulpbronnen van zeeën en kusten. (4) Maritieme ruimtelijke
ordening en geïntegreerd kustbeheer ondersteunen en vergemakkelijken de
uitvoering van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en
inclusieve groei[15]
die door de Europese Raad in juni 2010 is onderschreven[16] en die erop gericht is een
hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie tot stand te
brengen, met inbegrip van de bevordering van een meer concurrerende,
hulpbronefficiënte en groenere economie. De kust‑ en maritieme sectoren
beschikken over een groot potentieel voor duurzame groei en zijn van cruciaal
belang voor de uitvoering van deze strategie. (5) In haar recente mededeling
over Blauwe groei – Kansen voor duurzame mariene en maritieme groei[17] heeft de Commissie gewezen op
een reeks lopende EU-initiatieven die bedoeld zijn om de Europa 2020-strategie
voor slimme, duurzame en inclusieve groei ten uitvoer te leggen. In de
mededeling wordt ook een aantal sectorale activiteiten opgesomd waarop de
"Blauwe groei"-initiatieven zich in de toekomst zouden moeten
concentreren en die terdege moeten worden ondersteund door maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën. (6) Verordening (EU) nr. 1255/2011
tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere
ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid schraagt en vergemakkelijkt
de toepassing van maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer.
Die verordening voorziet in passende financiering voor projecten inzake
maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer in 2011-2013.
Verordening (EU) nr. XXXX/XX van het Europees Parlement en de Raad inzake
het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij voorziet in passende
financiering van dergelijke projecten in 2014-2020[18]. (7) Het Verdrag van de Verenigde
Naties inzake het recht van de zee (Unclos) stelt in de aanhef dat vraagstukken
in samenhang met het gebruik van de oceanische ruimte onderling nauw verweven
zijn en als één geheel moeten worden gezien. Ruimtelijke ordening van de
oceanische ruimte vormt een logische voortzetting en structurering van de
uitoefening van de krachtens Unclos verleende rechten en is een praktisch
instrument dat de lidstaten kan helpen om aan hun verplichtingen te voldoen. (8) Om een passende toewijzing
van de maritieme ruimte aan de verschillende relevante benuttingswijzen en een
gecoördineerd beheer van de kustgebieden te garanderen, dient een kader te
worden geschapen dat ten minste de vaststelling en toepassing van maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën door de
lidstaten omvat. (9) Maritieme ruimtelijke
ordening en geïntegreerd kustbeheer zullen resulteren in een betere coördinatie
van maritieme en kustactiviteiten, wat aanzienlijke economische voordelen kan
opleveren doordat investeerders transparantie, voorspelbaarheid en stabiliteit
worden geboden en de coördinatie‑ en transactiekosten worden gedrukt. (10) Met het oog op de consistentie
en de juridische duidelijkheid moet de geografische werkingssfeer van maritieme
ruimtelijke ordening en geïntegreerde kustbeheerstrategieën worden omschreven
overeenkomstig de bestaande wetgevingsinstrumenten van de Unie en het
internationale zeerecht. (11) Het geografisch bereik van
mariene wateren en kustgebieden overlapt in de kustwateren en territoriale
wateren van de lidstaten. Maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd
kustbeheer zijn complementaire instrumenten, aangezien zij respectievelijk
gericht zijn op het in kaart brengen van bestaande en potentiële menselijke
activiteiten met het oog op het opstellen van maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen in mariene wateren, en op het selecteren van
maatregelen voor het geïntegreerd beheer van die menselijke activiteiten in
kustgebieden. De gezamenlijke en coherente toepassing van maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën zal leiden
tot betere planning en beter beheer op het raakvlak tussen land en zee. (12) Het is passend dat de Unie
regels voor maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën vaststelt; de lidstaten en hun bevoegde instanties
blijven echter verantwoordelijk voor het concipiëren en vaststellen, met
betrekking tot hun mariene wateren en kustgebieden, van de inhoud van die
plannen en strategieën, met inbegrip van de toewijzing van maritieme ruimte aan
de verschillende sectorale activiteiten. (13) Met het oog op de
evenredigheid en de subsidiariteit, en om extra administratieve lasten zo veel
mogelijk te beperken, moet bij de omzetting en uitvoering van deze richtlijn zo
veel mogelijk worden voortgebouwd op bestaande nationale regelgeving en
mechanismen. Geïntegreerde kustbeheerstrategieën dienen gebaseerd te zijn op de
in Aanbeveling 2002/413/EG van de Raad en Besluit 2010/631/EU van de Raad
uiteengezette beginselen en elementen. (14) In mariene wateren en
kustgebieden staan de ecosystemen en de natuurlijke hulpbronnen van zeeën en
kusten onder aanzienlijke druk. Menselijke activiteiten, maar ook klimaatveranderingseffecten,
natuurrampen en kustlijndynamiek in de vorm van erosie en aanlanding, kunnen
ernstige gevolgen hebben voor de economische groei en ontwikkeling van
kustgebieden alsook voor kust‑ en zee-ecosystemen, hetgeen kan leiden tot
een verslechtering van de toestand van het milieu, biodiversiteitsverlies en
aantasting van ecosysteemdiensten. Bij het opstellen van maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën dient
terdege met deze verschillende pressiefactoren rekening te worden gehouden.
Bovendien kunnen gezonde kust‑ en zee-ecosystemen en de vele diensten die
zij leveren, mits deze in de planningsbesluiten worden meegenomen, substantiële
voordelen opleveren op het stuk van voedselproductie, recreatie en toerisme,
mildering van en aanpassing aan klimaatverandering, regulering van de
kustlijndynamiek en rampenpreventie. (15) Bij maritieme ruimtelijke
ordening en geïntegreerd kustbeheer dient de in artikel 1, lid 3, van
Richtlijn 2008/56/EG bedoelde ecosysteembenadering te worden gehanteerd om
ervoor te zorgen dat de druk die door alle activiteiten gezamenlijk wordt
veroorzaakt, beperkt blijft tot een met het bereiken van een goede
milieutoestand verenigbaar niveau en dat het vermogen van de mariene
ecosystemen om door de mens veroorzaakte veranderingen op te vangen niet in het
gedrang komt, terwijl toch het duurzame gebruik van mariene goederen en
diensten door de huidige en toekomstige generaties mogelijk wordt gemaakt. (16) Maritieme ruimtelijke ordening
en geïntegreerd kustbeheer zullen onder meer bijdragen tot het bereiken van de
doelstellingen van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit
hernieuwbare bronnen[19],
Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002
inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het
kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[20], Beschikking 884/2004/EG van
het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Beschikking nr. 1692/96/EG
betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een
trans-Europees vervoersnet[21],
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000
tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het
waterbeleid, Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni
2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende
het beleid ten aanzien van het mariene milieu, de EU-biodiversiteitsstrategie
voor 2020[22],
het Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa[23] en de EU-strategie inzake
aanpassing aan de klimaatverandering[24]
alsook, waar passend, de doelstellingen van het regionaal beleid van de EU,
inclusief strategieën voor specifieke zeebekkens en macroregionale strategieën.
(17) Maritieme activiteiten en
kustactiviteiten zijn vaak nauw met elkaar verweven. Dat maakt het noodzakelijk
om maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën
onderling te coördineren of te integreren om het duurzame gebruik van de
maritieme ruimte en het dito beheer van de kustgebieden te waarborgen, rekening
houdend met maatschappelijke, economische en milieufactoren. (18) Om de doelstellingen van deze
richtlijn te bereiken, moeten de maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en
geïntegreerde kustbeheerstrategieën de volledige cyclus van
probleemomschrijving, informatievergaring, planning, besluitvorming, uitvoering
en bewaking van de uitvoering omvatten en gebaseerd zijn op de beste beschikbare
wetenschappelijke kennis. Er dient optimaal gebruik te worden gemaakt van de
mechanismen waarin bestaande of toekomstige wetgeving voorziet, met inbegrip
van Besluit 2010/477/EU tot vaststelling van criteria en methodologische
standaarden inzake de goede milieutoestand van mariene wateren en het
"Mariene kennis 2020"-initiatief van de Commissie[25]. (19) Maritieme ruimtelijke ordening
heeft vooral ten doel de verschillende gebruiksvormen van de ruimte en de
conflicten daartussen in maritieme gebieden te inventariseren en te beheren.
Daartoe dienen de lidstaten er ten minste voor te zorgen dat de
planningsprocessen resulteren in een omvattende kaart waarop de verschillende
gebruiksvormen van de maritieme ruimte zijn aangegeven, rekening houdend met langetermijnveranderingen
als gevolg van klimaatverandering. (20) De lidstaten dienen overleg te
plegen en hun plannen en strategieën te coördineren met de bevoegde instanties
van lidstaten of derde landen in de betrokken mariene regio of subregio of het
betrokken kustgebied, conform de rechten en plichten van die lidstaten en derde
landen krachtens het Europees en internationaal recht. Doeltreffende
grensoverschrijdende samenwerking tussen lidstaten onderling en met naburige
derde landen vereist dat de bevoegde instanties in elke lidstaat worden
geïdentificeerd. De lidstaten moeten bijgevolg de bevoegde instantie of
instanties aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de samenwerking met andere
lidstaten of derde landen. Gezien de verschillen tussen de onderscheiden
mariene regio's of subregio's en kustgebieden is het niet wenselijk in deze
richtlijn omstandig te bepalen hoe die samenwerkingsmechanismen eruit dienen te
zien. (21) In kustgebieden zijn velerlei
maatregelen van toepassing die vallen onder verschillende beleidstakken. Om de
doelstellingen van deze richtlijn te bereiken, dienen de lidstaten een
inventaris van die maatregelen op te stellen en de noodzaak van extra acties te
analyseren, bijvoorbeeld acties gericht op erosiepreventie en aanlandingsbeheer,
aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering, bestrijding van zwerfvuil op
de kusten en op zee, ontwikkeling van groene infrastructuur en voorkoming van
natuurrampen. Die acties moeten op gecoördineerde en geïntegreerde wijzen
worden uitgevoerd. Daarbij moeten de lidstaten alle relevante kustactiviteiten
in aanmerking nemen en met name aandacht besteden aan intersectorale en
land-zee-interacties tussen die activiteiten. (22) Het beheer van maritieme
gebieden en kustgebieden is complex en er zijn verschillende bestuurlijke
niveaus, marktdeelnemers en andere belanghebbenden bij betrokken. Om op
doeltreffende wijze duurzame ontwikkeling te garanderen, is het van wezenlijk
belang dat belanghebbenden, overheden en het publiek in een passende fase van
de voorbereiding van maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën in het kader van deze richtlijn worden geraadpleegd
conform de relevante EU-wetgeving. Een goed voorbeeld van regelingen inzake
publieksraadpleging vormt artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/35/EG. (23) Middels maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën kunnen de
lidstaten de administratieve lasten en kosten die aan hun acties ter uitvoering
van andere relevante EU-wetgeving zijn verbonden, verminderen. De tijdschema's
voor maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën dienen derhalve te sporen met de tijdschema's van andere
relevante besluiten, met name: Richtlijn 2009/28/EG, die voorschrijft dat de lidstaten
ervoor zorgen dat het aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto
eindverbruik van energie in 2020 ten minste 20 % bedraagt en die de
coördinatie van toestemmings‑, certificerings‑ en
vergunningsprocedures, met inbegrip van ruimtelijke ordening, als een
belangrijke bijdrage tot het bereiken van de EU-streefcijfers voor hernieuwbare
energie aanmerkt; Richtlijn 2008/56/EG en deel A, punt 6, van de
bijlage bij Besluit 2010/477/EU, die van de lidstaten verlangen dat zij
het nodige doen om tegen 2020 een goede milieutoestand in het mariene milieu te
bereiken of te handhaven en die maritieme ruimtelijke ordening aanwijzen als
een instrument ter ondersteuning van de ecosysteembenadering van het beheer van
menselijke activiteiten die vereist is om een goede milieutoestand te bereiken;
en Beschikking nr. 884/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad
houdende wijziging van Beschikking nr. 1692/96/EG betreffende
communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees
vervoersnet, die voorschrijft dat tegen 2020 een trans-Europees vervoersnet tot
stand wordt gebracht door de integratie van de Europese infrastructuurnetwerken
voor vervoer over land, te zee en via de lucht. (24) Milieueffectbeoordeling is een
belangrijk en beproefd instrument voor het meenemen van milieuoverwegingen bij
de voorbereiding en vaststelling van plannen en programma's. Aangezien aan
maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën
naar verwachting aanzienlijke milieueffecten zijn verbonden, vallen zij onder
Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de
beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's[26]. Wanneer
maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën
Natura 2000-gebieden omvatten, kan de milieueffectbeoordeling worden
gecombineerd met de vereisten van artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG om
doublures te vermijden. (25) Om ervoor te zorgen dat bij de
vaststelling van maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën wordt uitgegaan van betrouwbare gegevens en om extra
administratieve lasten te vermijden, is het van essentieel belang dat de
lidstaten de beste beschikbare gegevens en informatie vergaren met gebruikmaking
van bestaande instrumenten voor gegevensvergaring, bijvoorbeeld het
instrumentarium dat is ontwikkeld in de context van het "Mariene kennis 2020"-initiatief. (26) De lidstaten moeten nationale
rapporten bij de Commissie indienen om de uitvoering van deze richtlijn te
bewaken. Teneinde de administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken,
dienen de lidstaten gebruik te kunnen maken van rapportage op grond van andere
relevante wetgeving, waaronder Richtlijn 2008/56/EG. De Commissie zal de door
de lidstaten verstrekte informatie en alle andere relevante informatie die
krachtens EU-wetgeving beschikbaar komt, gebruiken om het Europees Parlement en
de Raad te informeren over de vooruitgang die bij de uitvoering van deze
richtlijn wordt geboekt. (27) Om de uniforme
tenuitvoerlegging van deze richtlijn te garanderen, met name ten aanzien van
het gegevensbeheer en de logistieke stappen ter vaststelling en uitvoering van
en rapportage over maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën, met inbegrip van de technische formats voor
gegevensuitwisseling, moeten de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden
verleend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16
februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die
van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[27]. (28) Een tijdige omzetting van de
bepalingen van deze richtlijn is van cruciaal belang, aangezien de EU een
aantal beleidsinitiatieven heeft aangenomen die tegen 2020 moeten worden
geïmplementeerd en die middels deze richtlijn worden ondersteund. Daarom dient
voor de omzetting van deze richtlijn de kortst mogelijke omzettingstermijn te
gelden, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Onderwerp 1. Deze richtlijn stelt een
kader vast voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer dat
erop gericht is de duurzame groei van maritieme en kusteconomieën en het
duurzame gebruik van de natuurlijke hulpbronnen van zeeën en kusten te
bevorderen. 2. Binnen het geïntegreerd
maritiem beleid van de Unie voorziet dit kader in de vaststelling en uitvoering
door de lidstaten van maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën teneinde de in artikel 5 omschreven doelstellingen
te bereiken. Artikel 2 Werkingssfeer 1. De bepalingen van deze
richtlijn zijn van toepassing op mariene wateren en kustgebieden. 2. Deze richtlijn is niet van
toepassing op activiteiten die uitsluitend de landsverdediging of de nationale
veiligheid dienen. Elke lidstaat spant zich evenwel in om te bewerkstelligen
dat die activiteiten worden ontplooid op een wijze die verenigbaar is met de
doelstellingen van deze richtlijn. 3. De bepalingen van deze
richtlijn laten de bevoegdheden van de lidstaten inzake ruimtelijke ordening te
land onverlet. Artikel 3 Definities In deze richtlijn wordt verstaan onder: 1. ‘kustgebied’: het geomorfologische
gebied aan weerszijden van de zeekust met als zeewaartse grens de buitengrens
van de territoriale wateren van de lidstaten en als landwaartse grens de grens
die door de lidstaten in hun geïntegreerde kustbeheerstrategieën is
vastgesteld; 2. ‘geïntegreerd maritiem
beleid’: het beleid van de Unie dat ten doel heeft een gecoördineerde en
samenhangende besluitvorming te bevorderen om de duurzame ontwikkeling, de
economische groei en de sociale samenhang van de lidstaten te maximaliseren, in
het bijzonder ten aanzien van de kust- en eilandgebieden en de ultraperifere
regio’s in de Unie alsook de maritieme sectoren, door middel van een
samenhangend maritiem beleid en internationale samenwerking op dat vlak; 3. ‘mariene regio of subregio’:
de in artikel 4 van Richtlijn 2008/56/EG genoemde mariene regio's en
subregio's; 4. ‘mariene wateren’: de wateren
met hun zeebodem en ondergrond als omschreven in artikel 3, punt 1,
van Richtlijn 2008/56/EG; 5. ‘publiek’: één of meer
natuurlijke personen of rechtspersonen en, in overeenstemming met de nationale
wetgeving of praktijk, hun verenigingen, organisaties of groepen; 6. ‘sectorale activiteiten’: de
activiteiten, vallend onder de in het derde deel van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie genoemde beleidstakken, die effecten hebben op
mariene wateren en kustgebieden; 7. ‘goede milieutoestand’: de in
artikel 3, punt 5, van Richtlijn 2008/56/EG omschreven
milieutoestand. HOOFDSTUK II
Maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën Artikel 4 Vaststelling
en uitvoering van maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën 1. Elke lidstaat stelt een of
meer maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en een of meer geïntegreerde kustbeheerstrategieën
vast en voert deze uit. Deze plannen en programma's kunnen afzonderlijke
documenten zijn. 2. De maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën streven de
in artikel 5 genoemde doelstellingen na en voldoen aan de in de artikelen 6,
7 en 8 omschreven minimumeisen. 3. Bij de vaststelling van hun
maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën
houden de lidstaten terdege rekening met de bijzonderheden van de regio's en
subregio's, de relevante sectorale activiteiten, de betrokken mariene wateren
en kustgebieden en de mogelijke gevolgen van klimaatverandering. 4. Maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën mogen
mechanismen omvatten of verder uitbouwen waarvan de invoering vóór de
inwerkingtreding van deze richtlijn was voltooid of aangevat, mits de inhoud
ervan in overeenstemming is met de in de artikelen 6, 7 en 8 omschreven
minimumeisen. Artikel 5 Doelstellingen
van maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën Maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en
geïntegreerde kustbeheerstrategieën hanteren een ecosysteembenadering om de
co-existentie van concurrerende sectorale activiteiten in mariene wateren en
kustgebieden te vergemakkelijken en conflicten tussen deze activiteiten te
vermijden, en zijn erop gericht bij te dragen tot: (a)
het veiligstellen van de energievoorziening van de
Unie door het bevorderen van de ontwikkeling van mariene energiebronnen, de
ontwikkeling van nieuwe en hernieuwbare energievormen, de onderlinge koppeling
van energienetwerken en energie-efficiëntie; (b)
het stimuleren van de ontwikkeling van het
zeevervoer en het tot stand brengen van efficiënte en kosteneffectieve
vaarroutes in heel Europa, met inbegrip van de toegankelijkheid van havens en
de veiligheid van het vervoer; (c)
het bevorderen van de duurzame ontwikkeling en
groei van de visserij‑ en aquacultuursector, met inbegrip van de
werkgelegenheid in de visserij en aanverwante sectoren; (d)
het waarborgen van het behoud, de bescherming en de
verbetering van het milieu alsook het behoedzame en rationele gebruik van de
natuurlijke hulpbronnen, met name om een goede milieutoestand te bereiken, het
biodiversiteitsverlies en de aantasting van ecosysteemdiensten een halt toe te
roepen en het risico van verontreiniging van de zee te verminderen; (e)
het handhaven van klimaatbestendige kust‑ en
zeegebieden. Artikel 6 Gemeenschappelijke
minimumeisen voor maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën 1. Maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën leggen de
logistieke stappen vast ter bereiking van de in artikel 5 omschreven
doelstellingen, rekening houdend met alle daarvoor relevante activiteiten en
daarop toepasselijke maatregelen. 2. Daarbij wordt van de
maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën
geëist dat zij ten minste: (a)
onderling worden gecoördineerd, voor zover zij niet
geïntegreerd zijn; (b)
doeltreffende grensoverschrijdende samenwerking
tussen lidstaten en tussen de nationale overheden en belanghebbenden bij het
relevante sectoraal beleid waarborgen; (c)
de grensoverschrijdende effecten van maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën op mariene
wateren en kustgebieden die onder de soevereiniteit of rechtsmacht van derde
landen in dezelfde mariene regio of subregio vallen, alsook op bijbehorende
kustgebieden, in kaart brengen en deze effecten aanpakken in samenwerking met
de bevoegde instanties van die landen overeenkomstig de artikelen 12 en 13. 3. Maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde kustbeheerstrategieën worden ten
minste om de 6 jaar getoetst. Artikel 7 Specifieke
minimumeisen voor maritieme ruimtelijkeordeningsplannen 1. Maritieme
ruimtelijkeordeningsplannen omvatten ten minste een kaart van de mariene
wateren waarop de feitelijke en potentiële verspreiding in ruimte en tijd van
alle relevante maritieme activiteiten is aangegeven met het oog op het bereiken
van de in artikel 5 omschreven doelstellingen. 2. Bij de vaststelling van hun
maritieme ruimtelijkeordeningsplannen nemen de lidstaten ten minste de volgende
activiteiten in aanmerking: (a)
installaties voor energieopwekking en de productie
van hernieuwbare energie; (b)
olie‑ en gaswinningsgebieden en ‑infrastructuur;
(c)
scheepvaartroutes; (d)
de tracés van onderzeese kabels en pijpleidingen; (e)
visgronden; (f)
maricultuurgebieden; (g)
natuurbeschermingsgebieden. Artikel 8 Specifieke
minimumeisen voor geïntegreerde kustbeheerstrategieën 1. Geïntegreerde
kustbeheerstrategieën omvatten ten minste een inventaris van de bestaande
maatregelen die in kustgebieden worden toegepast en een analyse van de behoefte
aan extra acties om de in artikel 5 omschreven doelstellingen te bereiken.
De strategieën voorzien in een geïntegreerde en intersectorale uitvoering van
het beleid en houden rekening met de interacties tussen terrestrische en
maritieme activiteiten. 2. Bij de vaststelling van hun
geïntegreerde kustbeheerstrategieën nemen de lidstaten ten minste de volgende
activiteiten in aanmerking: (a)
het gebruik van specifieke natuurlijke hulpbronnen,
met inbegrip van installaties voor energieopwekking en de productie van
hernieuwbare energie; (b)
de ontwikkeling van infrastructuur,
energie-inrichtingen, vervoer, havens, maritieme kunstwerken en andere
structuren met inbegrip van groene infrastructuur; (c)
landbouw en industrie; (d)
visserij en aquacultuur; (e)
behoud, herstel en beheer van kustecosystemen,
ecosysteemdiensten en natuur, kustlandschappen en eilanden; (f)
mildering van en aanpassing aan klimaatverandering. Artikel 9 Publieksinspraak 1. De lidstaten voorzien in
inspraakregelingen voor alle belanghebbende partijen in een vroeg stadium van
de ontwikkeling van maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën. 2. De publieksinspraak waarborgt
dat de betrokken overheden en belanghebbenden en het betrokken publiek over de
ontwerp‑plannen en ‑strategieën worden geraadpleegd en dat zij
toegang hebben tot de resultaten zodra die beschikbaar komen. 3. Bij het vaststellen van de
regelingen inzake raadpleging van het publiek handelen de lidstaten in
overeenstemming met de relevante bepalingen van andere EU-wetgeving. Artikel 10
Gegevensvergaring en
uitwisseling van informatie 1. De lidstaten organiseren de
vergaring van de beste beschikbare gegevens en de uitwisseling van informatie
die noodzakelijk zijn voor maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en
geïntegreerde kustbeheerstrategieën. 2. De in lid 1 bedoelde gegevens
omvatten: (a)
milieugerelateerde, maatschappelijke en economische
gegevens die zijn vergaard overeenkomstig de EU-wetgeving met betrekking tot de
in de artikelen 7 en 8 bedoelde activiteiten; (b)
gegevens over het fysieke zeemilieu in mariene
wateren en geomorfologische gegevens in kustgebieden. 3. Bij het organiseren van de
vergaring en uitwisseling van de in lid 1 bedoelde gegevens maken de
lidstaten zo veel mogelijk gebruik van de in het kader van het geïntegreerd
marien beleid ontwikkelde instrumenten. Artikel 11 Beoordeling
van milieueffecten Op maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en
geïntegreerde kustbeheerstrategieën zijn de bepalingen van Richtlijn 2001/42/EG
van toepassing. Artikel 12 Samenwerking
met andere lidstaten
1. Elke lidstaat die grenst aan
een kustgebied of maritiem gebied van een andere lidstaat, werkt samen om de
coherentie en coördinatie van de maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en
geïntegreerde kustbeheerstrategieën in het hele betrokken kustgebied dan wel de
hele betrokken mariene regio en/of subregio te waarborgen. Bij die samenwerking
wordt met name aandacht geschonken aan kwesties van transnationale aard, zoals
grensoverschrijdende infrastructuur. 2. De in lid 1 bedoelde
samenwerking wordt met name geïmplementeerd door: (a)
regionale institutionele samenwerkingsstructuren
voor het betrokken kustgebied of de betrokken mariene regio of subregio, of (b)
een gespecialiseerd netwerk van bevoegde instanties
van de lidstaten voor de betrokken mariene regio en/of subregio. Artikel 13 Samenwerking
met derde landen Lidstaten die
grenzen aan een kustgebied of maritiem gebied van een derde land, stellen alles
in het werk om hun maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën in de betrokken mariene regio of subregio en het
bijbehorende kustgebied met dat derde land te coördineren. HOOFDSTUK III TENUITVOERLEGGING Artikel 14 Bevoegde
instanties 1. Elke lidstaat wijst voor elk
betrokken kustgebied en voor elke betrokken mariene regio of subregio de
instantie of instanties aan die bevoegd is of zijn voor de uitvoering van deze
richtlijn, met inbegrip van het verzorgen van de samenwerking met andere
lidstaten als omschreven in artikel 12 en de samenwerking met derde landen
als omschreven in artikel 13. 2. De lidstaten verstrekken de
Commissie een lijst van de bevoegde instanties alsmede de in bijlage I
vermelde gegevens. 3. Tezelfdertijd doen de
lidstaten de Commissie een lijst toekomen van hun instanties die bevoegd zijn
in de internationale organisaties waarin zij participeren en die voor de
uitvoering van deze richtlijn relevant zijn. 4. De lidstaten stellen de
Commissie in kennis van alle wijzigingen in de overeenkomstig lid 1
verstrekte informatie binnen zes maanden nadat die wijzigingen van kracht zijn
geworden. Artikel 15 Toezicht en
rapportage 1. De lidstaten doen de
Commissie een verslag toekomen over de uitvoering van deze richtlijn, waarbij
zij gebruik maken van en indien passend verwijzen naar verslagen, informatie en
gegevens die uit hoofde van andere EU-wetgeving beschikbaar zijn. 2. Dat verslag bevat ten minste
informatie over de uitvoering van de artikelen 6 tot en met 13. 3. De Commissie dient bij het
Europees Parlement en de Raad een voortgangsverslag in waarin de bij de
uitvoering van deze richtlijn geboekte vooruitgang wordt geschetst. Artikel 16 Uitvoeringshandelingen 1. De Commissie kan
uitvoeringshandelingen aannemen tot vaststelling van bepalingen inzake: (a)
operationele specificaties voor het beheer van de
in artikel 10 bedoelde gegevens, mits die niet bij andere EU-wetgeving
zoals Richtlijn 2007/2/EG of Richtlijn 2008/56/EG zijn vastgesteld, met
betrekking tot: –
de uitwisseling van gegevens en interfacing met
bestaande processen voor gegevensbeheer en ‑vergaring; en (b)
de logistieke stappen bij de vaststelling van en
rapportage over maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën, met betrekking tot: –
de samenhang van de rapportageverplichtingen
krachtens deze richtlijn met andere relevante EU-wetgeving; –
periodiek toezicht en periodieke herziening; –
de vormen van grensoverschrijdende samenwerking; –
publieksraadpleging. 2. De
in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in
artikel 17, lid 2, bedoelde procedure. Artikel 17 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan
door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011[28]. 2. Wanneer naar lid 1 wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN Artikel 18 Omzetting 1. De lidstaten doen de nodige
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 18
maanden na de inwerkingtreding aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de
Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee. 2. Wanneer de lidstaten de in
lid 1 bedoelde bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de
officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die
verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 3. De in artikel 14,
lid 1, bedoelde instantie of instanties wordt of worden aangewezen binnen 18 maanden
vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn. 4. De in artikel 4,
lid 1, bedoelde maritieme ruimtelijkeordeningsplannen en geïntegreerde
kustbeheerstrategieën worden vastgesteld binnen een termijn van 36 maanden
vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn. 5. De in artikel 15,
lid 1, bedoelde verslagen worden overgelegd binnen 42 maanden vanaf
de inwerkingtreding van deze richtlijn, en vervolgens om de zes jaar. 6. Het in artikel 15,
lid 3, bedoelde voortgangsverslag wordt overgelegd binnen zes maanden
vanaf de in lid 5 bedoelde datum, en vervolgens om de zes jaar. Artikel 19 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Artikel 20 Adressaten Deze richtlijn
is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE
1 Bevoegde
instanties (1)
Naam en adres van de bevoegde instantie of
instanties — officiële naam en officieel adres van de aangewezen bevoegde
instantie/instanties. (2)
Rechtsvorm — beknopte omschrijving van de
rechtsvorm van de bevoegde instantie of instanties. (3)
Verantwoordelijkheden — beknopte omschrijving van
de juridische en administratieve verantwoordelijkheden van de bevoegde
instantie of instanties en van haar of hun rol ten aanzien van de betrokken
mariene wateren. (4)
Samenstelling — indien de bevoegde instantie of
instanties optreedt/optreden als coördinerend orgaan voor andere bevoegde
instanties, is een lijst van die organisaties vereist, evenals een samenvatting
van de institutionele verhoudingen die met het oog op de coördinatie zijn
vastgesteld. (5)
Regionale of subregionale coördinatie — er is een
samenvatting vereist van de mechanismen die zijn ingesteld met het oog op de coördinatie
tussen lidstaten wier onder deze richtlijn vallende mariene wateren deel
uitmaken van dezelfde mariene regio of subregio. FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het
voorstel/initiatief Richtlijn
van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor
maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer. 1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
in de ABM/ABB-structuur[29] Maritieme
zaken en visserij; milieu
1.3. Aard van het
voorstel/initiatief x Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[30] ¨ Het
voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe
actie 1.4. Doelstellingen 1.4.1. Met het voorstel/initiatief
beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie Ondersteuning
van duurzame economische groei in de mariene wateren en kustgebieden van de EU. 1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en
betrokken ABM/ABB-activiteiten Specifieke
doelstelling: MARE-activiteit
11.09: bevordering van duurzame groei door beleidsinitiatieven die impulsen
geven aan de blauwe economie, totstandbrenging van efficiënte regelingen inzake
samenwerking en informatie-uitwisseling tussen regelgevers en belanghebbenden
en waarborging van doeltreffend rentmeesterschap van zeeën, kusten en oceanen. Resultaatindicator:
mate van grensoverschrijdende samenwerking inzake maritieme ruimtelijke
ordening (MRO); meetbare vermindering van de tijd en de kosten die met de
planning van projecten in de EU-zeebekkens zijn gemoeid. Streefdoel:
totstandbrenging van een transparant, voorspelbaar en stabiel kader voor
planning en beheer van het gebruik van de zee in heel de EU, resulterend in een
aanzienlijke toename van de efficiëntie. ENV-activiteit
587-D2: ondersteuning en verdere ontwikkeling van het EU-beleid inzake
geïntegreerd beheer van kustgebieden (GBKG) teneinde een verstandig en
verantwoord gebruik van de natuurlijke hulpbronnen van kustgebieden te
bevorderen en de veerkracht van kustgebieden ten aanzien van risico's en
klimaatveranderingseffecten te vergroten. Resultaatindicator:
mate van uitvoering van de nationale GBKG-strategieën die een uitvloeisel zijn
van de EU-aanbeveling inzake GBKG (GBKG-voortgangsindicator).
Streefdoel: een voorstel van de Commissie (in 2012) voor een doeltreffend
langetermijnkader om de uitvoering van het GBKG in de EU te ondersteunen. 1.4.3. Verwachte resulta(a)t(en) en
gevolg(en) Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen. Het
uiteindelijke doel van het voorstel is het tot stand brengen van een duurzame
economische groei van mariene en kusteconomieën en het mogelijk maken van
uiteenlopende en duurzame toepassingen van de natuurlijke hulpbronnen van zeeën
en kusten door – overeenkomstig de ecosysteembenadering – rekening te houden
met de economische, maatschappelijke en milieupijlers van duurzaamheid. Dit moet (onder meer) resulteren in:
- de duurzame, hulpbronnenefficiënte en geïntegreerde ontwikkeling van
maritieme en kustactiviteiten; -
een verbetering van het investeringsklimaat; -
een betere aanpassing aan milieurisico's zoals klimaatverandering, en preventie
van natuurrampen en/of vermindering van de gevolgen daarvan. 1.4.4. Resultaat- en
effectindicatoren Vermeld de indicatoren
aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is
uitgevoerd. -
Outputindicatoren: beschikbaarheid van een governance-kader voor maritieme
ruimtelijke ordening en geïntegreerde kustbeheerstrategieën; mate van
grensoverschrijdende samenwerking; -
Resultaatindicatoren: patronen van ruimtelijke ontwikkeling, vermindering van
conflicten en geschillen inzake infrastructuurontwikkeling, duurzaam gebruik
van de natuurlijke hulpbronnen van zeeën en kusten, gecoördineerde maritieme
ruimtelijke ontwikkeling en geïntegreerd kustbeheer en grensoverschrijdende
samenwerking; -
Effectindicatoren: behoud/herstel van biodiversiteit of potentiële
ecosysteemdiensten in kustgebieden en mariene wateren, grotere toegevoegde
waarde en demping van seizoeneffecten in maritieme en kusteconomieën, meer
veerkracht ten aanzien van klimaatverandering, groei van cruciale economische sectoren,
co-existentie van economische activiteiten. 1.5. Motivering van het
voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of
lange termijn moet worden voorzien -
opzetten van een geïntegreerd ruimtelijkeordeningsproces voor maritieme
activiteiten en een geïntegreerd beheerproces voor kustgebieden, door het
bijeenbrengen van nationale overheden en belanghebbenden bij relevante
sectorale beleidstakken; -
waarborgen van doeltreffende grensoverschrijdende samenwerking tussen lidstaten
bij het nemen van maatregelen inzake maritieme ruimtelijke ordening en
geïntegreerd kustbeheer; -
waarborgen van coördinatie en integratie van de processen inzake maritieme
ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer. 1.5.2. Toegevoegde waarde van de
deelname van de EU Zowel
de maritieme en kustecosystemen als het gebruik dat de mens daarvan maakt,
overschrijden nationale grenzen. De toegevoegde waarde van de voorgestelde
actie ligt in het garanderen van samenhang tussen de maatregelen die op een en
ander betrekking hebben. Door EU-actie wordt met name vermeden dat lidstaten
tegengestelde benaderingen hanteren of dat sommige landen onvoldoende
vooruitgang boeken. 1.5.3. Nuttige ervaring die bij
soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan Uit
een beoordeling van de voortgangsverslagen van de lidstaten over GBKG naar
aanleiding van de GBKG-aanbeveling (2002/413/EG) is gebleken dat deze aanpak
een duidelijke toegevoegde waarde oplevert qua integratie van sectorale
beleidsoriëntaties met het oog op het duurzame beheer van de natuurlijke
hulpbronnen van kustgebieden. Maritieme ruimtelijke ordening wordt algemeen
erkend als een nuttig instrument ten behoeve van de coherente ordening van de
maritieme ruimte. 1.5.4. Samenhang en eventuele
synergie met andere relevante instrumenten MRO
en GBKG worden beide genoemd als instrumenten voor geïntegreerd beheer in het
kader van het geïntegreerd maritiem beleid (Blauwboek 2007). Het gaat om
ondersteunende instrumenten die een beter geïntegreerd besluitvormingsproces
mogelijk maken doordat zij zorgen voor coördinatie van het beleid met
betrekking tot potentieel concurrerende sectoren. Maritieme ruimtelijke
ordening en geïntegreerde kustbeheerstrategieën zullen dan ook de
doelstellingen van ander relevant beleid helpen realiseren en de samenhang van
de ingezette maatregelen vergroten, met name op het stuk van energie, milieu,
zeevervoer en visserij. 1.6. Duur en financiële gevolgen ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
¨ Voorstel/initiatief van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met
[DD/MM]JJJJ –
¨ Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ. x Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en
met JJJJ, –
gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beheersvorm(en)[31] ¨ Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie ¨ Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan: –
¨ uitvoerende agentschappen –
¨ door de Gemeenschappen opgerichte organen[32] –
¨ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van
titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die
worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het
Financieel Reglement x Gedeeld beheer met
lidstaten ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen ¨ Gezamenlijk beheer
met internationale organisaties (geef aan welke) Verstrek, indien meer
dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”. Opmerkingen 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en
de verslagen Vermeld frequentie en
voorwaarden. Uiterlijk
op 31 maart 2016 en vervolgens om de zes jaar dienen de lidstaten bij de
Commissie een nationaal verslag in over de uitvoering van deze richtlijn. Deze
verslagen worden gebaseerd op de resultaten van de bewaking van de uitvoering
door de lidstaten. 2.2. Beheer- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's n.v.t.
— Voor het voorstel zijn geen beleidskredieten nodig 2.2.2. Controlemiddel(en) n.v.t.
— Voor het voorstel zijn geen beleidskredieten nodig 2.3. Maatregelen ter voorkoming
van fraude en onregelmatigheden: idem als punt 2.2 Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. n.v.t.
— Voor het voorstel zijn geen beleidskredieten nodig 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN
VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het meerjarig
financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven In volgorde van de
rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer [Omschrijving ………………………...……….] || GK/ NGK ([33]) || van EVA-landen[34] || van kandidaat-lidstaten[35] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement 5 || 11.0101 — Uitgaven voor personeel in actieve dienst op het beleidsgebied ‘Maritieme zaken en visserij’ 07 01 01 — Uitgaven voor personeel in actieve dienst op het beleidsgebied ‘Milieu en klimaatactie’ || NGK || Neen || Neen || Neen || Neen Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel
kader en de begrotingsonderdelen Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer [Omschrijving ……………………………………..] || GK/NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement || || || || || || 3.2. Geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde
gevolgen voor de uitgaven in miljoen EUR (tot op drie decimalen) Rubriek van het meerjarig financieel kader || Nummer || DG: <…….> || || || Jaar N[36] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || invullen: zo veel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1) || || || || || || || || Betalingen || (2) || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1a) || || || || || || || || Betalingen || (2a) || || || || || || || || Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[37] || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || || || || || || TOTAAL kredieten voor DG <…….> || Vastleggingen || =1+1a +3 || || || || || || || || Betalingen || =2+2a+3 || || || || || || || || TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || || Betalingen || (5) || || || || || || || || TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || TOTAAL kredieten van RUBRIEK <….> van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || =4+ 6 || || || || || || || || Betalingen || =5+ 6 || || || || || || || || Wanneer het
voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken: TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || || Betalingen || (5) || || || || || || || || TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || TOTAAL kredieten van de RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarig financieel kader (Referentiebedrag) || Vastleggingen || =4+ 6 || || || || || || || || Betalingen || =5+ 6 || || || || || || || || Rubriek van het meerjarig financieel kader || 5 || Administratieve uitgaven in miljoen EUR (tot op drie decimalen) || || || Jaar 2014 en volgende || || || || ONBEPAALDE LOOPTIJD || TOTAAL DG: <ENV/MARE> || Personele middelen || 0,508 || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || 0,054 0.022 || || || || || || || TOTAAL DG ENV/MARE || Kredieten || 0,584 || || || || || || || TOTAAL kredieten van RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,584 || || || || || || || in miljoen EUR (tot op drie decimalen) || || || Jaar 2014 en volgende || || || || invullen: zo veel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL TOTAAL kredieten van de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || 0,584 || || || || || || || Betalingen || 0,584 || || || || || || || 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de
beleidskredieten –
x Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten, in miljoen EUR (tot op drie
decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || invullen: zo veel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL OUTPUTS Soort output[38] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totaal kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[39]… || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || || || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2… || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || || || || || || || || || || || || || || || TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || || || || || 3.2.3. Geraamde gevolgen voor de
administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig –
x Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig,
zoals hieronder nader wordt beschreven: in miljoen EUR (tot
op drie decimalen) || Jaar 2014 en volgende || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || invullen: zo veel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || || Personele middelen || 0,508 || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || 0,076 || || || || || || || Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || || Buiten RUBRIEK 5[40] van het meerjarig financieel kader || || || || || || || || Personele middelen || || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || || || || || || || || Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || || TOTAAL || 0,584 || || || || || || || 3.2.3.2. Geraamde personeelsbehoeften –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1
decimaal) || Jaar 2014 en volgende || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || invullen: zo veel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) 11 01 01 01 + 07 01 01 01(zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 4 || || || || || || XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE's)[41] 11 01 02 01 (CA, INT, SNE van de "totale financiële middelen") || || || || || || || XX 01 02 02 (CA, INT, JED, LA en SNE in de delegaties) || || || || || || || XX 01 04 jj [42] || - in de zetel[43] || || || || || || || - in delegaties || || || || || || || XX 01 05 02 (CA, INT, SNE — onderzoek door derden) || || || || || || || 10 01 05 02 (CA, INT, SNE — eigen onderzoek) || || || || || || || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || || TOTAAL || 4 || || || || || || XX is het
beleidsterrein of de begrotingstitel. De benodigde personele
middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer
van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel
aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen. Beschrijving van de uit te voeren taken: Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Toezicht op de uitvoering van de richtlijn door de lidstaten Extern personeel || 3.2.4. Verenigbaarheid met het huidig
meerjarig financieel kader –
x¨ Het
voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarig financieel kader –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarig financieel kader. Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader[44]. Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. 3.2.5. Bijdrage van derden aan de
financiering –
xHet voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden –
Het voorstel/initiatief voorziet in
medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd: Kredieten in miljoen EUR (tot op drie decimalen) || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || invullen: zo veel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal Medefinancieringsbron || || || || || || || || TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || || 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten –
x Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de
ontvangsten. –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: –
¨ voor de eigen middelen –
¨ voor de diverse ontvangsten in miljoen EUR (tot op drie decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief [45] Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Voeg zoveel kolommen toe als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel ….. || || || || || || || || Voor de diverse
ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de)
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. Vermeld de wijze van
berekening van de gevolgen voor de ontvangsten. [1] COM(2010) 2020
definitief. [2] COM(2012) 494 definitief. [3] COM(2008) 791 definitief. [4] COM(2010) 771 definitief. [5] Richtlijn
2008/56/EG, PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19-40. [6] Richtlijn
2009/28/EG, PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16-62. [7] Beschikking
884/2004/EG, PB L 167 van 30.4.2004, blz. 1-38. [8] Richtlijn 92/43/EEG van de Raad, PB L 206 van 22.7.1992,
blz. 7-50. [9] PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30-37. [10] PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14. [11] PB C , blz. [12] PB C , blz. [13] COM(2007) 575 definitief. [14] PB L 164 van 25.6.2008. [15] COM(2010) 2020 definitief. [16] Conclusies van de Raad van 17 juni 2010. [17] COM(2012) 494 definitief. [18] Voorstel COM(2011) 804 definitief. [19] PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16-62. [20] PB L 358 van 31.12.2002,
blz. 59-80. [21] PB L 167
van 30.4.2004, blz. 1-38. [22] COM(2011) 244 definitief. [23] COM(2011) 571 definitief. [24] COM(2013) XXX. [25] COM(2010) 461 definitief. [26] PB L 197 van 21.7.2001. [27] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [28] PB L 55 van 28.2.2011. [29] ABM: Activity Based Management — ABB: Activity Based
Budgeting. [30] In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het
Financieel Reglement. [31] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html. [32] In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement. [33] GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten. [34] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [35] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële
kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan. [36] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [37] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [38] Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv.
aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen,
enz.). [39] Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke
doelstelling(en)…". [40] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [41] CA = arbeidscontractant (Contract Agent); INT =
uitzendkracht (‘Intérimaire’); JED = jonge deskundige in delegaties (‘Jeune
Expert en Délégation’); LA = plaatselijk functionaris (Local Agent); SNE =
gedetacheerd nationaal deskundige (Seconded National Expert). [42] Onder het maximum voor extern personeel uit
beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). [43] Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF). [44] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel
Akkoord. [45] Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en
suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 %
aan inningskosten.