This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0755
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL regarding the mandatory indication of the country of origin or place of provenance for meat used as an ingredient
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt
/* COM/2013/0755 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt /* COM/2013/0755 final */
INHOUDSOPGAVE 1........... Inleiding........................................................................................................................ 3 2........... Verplichte oorsprongsetikettering —
een kort overzicht.............................................. 3 3........... De EU-voorzieningsketen van
levensmiddelen waarin vlees als ingrediënt wordt gebruikt 4 3.1........ Overzicht van de EU-sector......................................................................................... 4 3.2........ Consumptie van vlees en
vleesgerelateerde producten................................................. 4 3.3........ Productie en vooruitzichten.......................................................................................... 5 3.4........ Structuur van de vleessector in de
EU......................................................................... 5 3.5........ Bestaande traceringssystemen in de
EU....................................................................... 7 4........... De houding van consumenten ten
aanzien van verplichte oorsprongsetikettering voor vlees dat als ingrediënt
wordt gebruikt............................................................................................. 8 5........... Mogelijke scenario's en
toepassingswijzen van oorsprongsetikettering voor vlees dat als ingrediënt
wordt gebruikt......................................................................................................................... 9 6........... Analyse van de effecten, kosten en
baten van de verschillende scenario's................ 10 6.1........ Effecten met betrekking tot
consumentengedrag....................................................... 10 6.2........ Economische effecten................................................................................................. 11 6.2.1..... Exploitatiekosten van de exploitanten
van levensmiddelenbedrijven........................ 11 6.2.2..... Concurrentievermogen, handels- en
investeringsstromen........................................... 11 6.2.3..... Administratieve lasten voor bedrijven........................................................................ 12 6.2.4..... Lasten voor overheidsinstanties.................................................................................. 12 6.2.5..... Kosten voor de consument en mogelijke
sociale gevolgen......................................... 13 6.2.6..... Milieueffecten............................................................................................................. 13 6.3........ Voor- en nadelen van de wijze van
etiketteren volgens de scenario's 2 en 3............. 14 7........... Conclusies................................................................................................................... 16 VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de verplichte vermelding van het
land van oorsprong of de plaats van herkomst van vlees dat als ingrediënt wordt
gebruikt 1. Inleiding Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het
Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie
aan consumenten (hierna: de "FIC-verordening")[1], die op 13 december
2014 in werking treedt, introduceert een reeks bepalingen betreffende de
oorsprongsetikettering van voorverpakte levensmiddelen bestemd voor
eindverbruikers of grote cateraars. Artikel 26, lid 6, van de
FIC-verordening bepaalt dat de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad
een verslag moet indienen over de mogelijkheid om de verplichte
oorsprongsetikettering uit te breiden naar vlees dat als ingrediënt in
voorverpakte levensmiddelen wordt gebruikt. Met dit verslag wordt aan die verplichting
voldaan. Het heeft betrekking op alle vleessoorten (bijv. rundvlees,
varkensvlees, pluimveevlees, schapen- en geitenvlees, wild, konijnenvlees,
paardenvlees) die als ingrediënt in voorverpakte levensmiddelen worden
gebruikt. De voornaamste doelstellingen van dit verslag
zijn: –
de houding van consumenten te beoordelen ten
aanzien van oorsprongsetikettering voor vlees dat als ingrediënt wordt
gebruikt; –
de haalbaarheid van dit soort etikettering te
onderzoeken; en –
de kosten en baten van de invoering van deze
maatregelen te analyseren, waaronder de juridische gevolgen voor de interne
markt en de gevolgen voor de internationale handel. Het verslag gaat vergezeld van een werkdocument
van de diensten van de Commissie, dat gedetailleerde informatie bevat waarmee
de conclusies van het verslag worden onderbouwd. 2. Verplichte
oorsprongsetikettering — een kort overzicht Voordat de FIC-verordening werd aangenomen, gold
verplichte oorsprongsetikettering voor specifieke levensmiddelen. De
oorsprongsvermelding is momenteel, naar aanleiding van de crisis in verband met
boviene spongiforme encefalopathie, verplicht voor onverwerkt rundvlees en
onverwerkte rundvleesproducten (bijv. rundergehakt), alsook voor voorverpakt
ingevoerd pluimveevlees, honing, groente en fruit, vis en olijfolie[2]. De FIC-verordening
introduceert specifieke bepalingen op een horizontale basis betreffende de
oorsprongsvermelding op levensmiddelen. In het bijzonder: –
stelt artikel 26, lid 2, onder b),
van de FIC-verordening de oorsprongsvermelding verplicht voor voorverpakt
onverwerkt varkens-, pluimvee-, schapen en geitenvlees. De werkwijze voor
deze verplichte oorsprongsetikettering zal worden vastgelegd in een uitvoeringshandeling
van de Commissie; –
bepaalt artikel 26, lid 3, van de
FIC-verordening dat wanneer het land van oorsprong of de plaats van herkomst
van een levensmiddel vermeld wordt en niet hetzelfde of dezelfde is als voor
het primaire ingrediënt ervan, ook de oorsprong van het primaire ingrediënt
vermeld moet worden of aangegeven moet worden dat deze oorsprong verschilt van
die van het levensmiddel. De toepassingswijze voor deze voorschriften zal
eveneens worden vastgelegd in een uitvoeringshandeling van de Commissie. 3. De
toeleveringsketen in de EU van levensmiddelen waarin vlees als ingrediënt wordt
gebruikt 3.1. Overzicht
van de EU-sector De vleesverwerkende industrie in de EU bestaat uit
meer dan 13 000 ondernemingen. De sector biedt werk aan ongeveer
350 000 mensen en is goed voor een omzet van 85 miljard EUR. De toeleveringsketen van vlees dat als ingrediënt
wordt gebruikt, is zeer heterogeen, zowel wat de betrokken partijen als wat de
producten betreft. De producten lopen uiteen van relatief eenvoudige
vleesbereidingen, zoals vers vlees met kruiden/additieven, tot uiterst verfijnde
vleesgerelateerde producten, met name in het geval van vleeswaren en
levensmiddelen waarvan vlees een van de ingrediënten is. De toeleveringsketen
van vlees dat gebruikt wordt als ingrediënt, is bovendien behoorlijk complex en
uitgebreid en omvat diverse stappen, zowel bij de productie als bij het op de
markt brengen van het eindproduct. 3.2. Consumptie
van vlees en vleesgerelateerde producten De overgrote meerderheid van de consumenten in de
Unie (83 %) eet ten minste twee of drie keer per week vlees[3]. Bovendien koopt
88 % van de consumenten in de EU-27 voorverpakt vlees[4]. Het grootste deel van het vlees is
varkensvlees (49 %), pluimveevlees (29 %) en rundvlees (19 %),
terwijl schapenvlees, geitenvlees en ander vlees slechts 3 % van de
vleesconsumptie in de EU vertegenwoordigen[5]. 3.3. Productie
en vooruitzichten In het algemeen wordt 30-50 % van de totale
hoeveelheid geslacht vlees verwerkt tot vleesingrediënten voor voedingsmiddelen
(veelal tot gehakt/vleesbereidingen/ vleesproducten). In totaal bestaat naar
schatting 70 % van de totale hoeveelheid verwerkt vlees in de Unie uit
varkensvlees, gevolgd door pluimveevlees (18 %), rundvlees (10 %) en
andere vleessoorten (2 %). In 2012 bedroeg de totale productie van vers
vlees in de Unie 43,5 miljoen ton equivalent geslacht gewicht (circa
33,8 miljoen ton equivalent vlees zonder been). Volgens
marktprognoses voor de middellange termijn zal de totale vleesproductie in de
Unie, na te zijn toegenomen in zowel 2010 en 2011, de volgende twee jaar met 2 %
krimpen. Na deze daling zal de totale vleesproductie zich naar verwachting in
periode van tien jaar geleidelijk herstellen en in 2022 bijna
45 miljoen ton bereiken; dit is ongeveer hetzelfde niveau als in 2011
werd geregistreerd[6]. 3.4. Structuur
van de vleessector in de EU De vleesverwerkende sector in de EU wordt
gekenmerkt door een lage concentratiegraad; de meeste bedrijven zijn kleine en
middelgrote ondernemingen (kmo's) (90 %). Deze kmo's zijn zeer
gespecialiseerd en functioneren op zelfstandige wijze in verschillende delen
van de voorzieningsketen. Er is bovendien sprake van beperkte verticale
integratie, met name in de sectoren voor varkens- en rundvlees. In de
pluimveesector is doorgaans meer sprake van verticale integratie. Vleesverwerkers kopen de grondstoffen hoofdzakelijk
in bij handelaren op spotmarkten. Grotere, verticaal geïntegreerde bedrijven
kopen doorgaans in bij zowel slachthuizen/uitsnijderijen als handelaren. De inkoopbeslissingen, evenals de regelmatige
wijzigingen in het leveranciersbestand, zijn afhankelijk van de beschikbaarheid
van geschikte grondstoffen in toereikende hoeveelheden, de
standaardkwaliteitseisen zoals bepaald door de kwaliteitseisen voor
eindproducten, concurrerende prijzen en de noodzaak om snel te reageren op
eventuele tekorten, marktverstoringen en/of prijsfluctuaties door van
leverancier te wisselen. Voor wat betreft inkooppraktijken, kopen
vleesverwerkers in de EU veelal onverwerkt vlees en andere vleesingrediënten in
bij meerdere bronnen. Gespreide inkoop binnen de EU is de meest gebruikte
benadering voor producten op basis van varkensvlees, terwijl gespreide inkoop
in EU-landen en derde landen voornamelijk wordt gebruikt bij producten op basis
van rundvlees en pluimveevlees. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven, en
met name kmo's, wisselen niet zelden drie keer of vaker per jaar van
leveranciers om zich te verzekeren van een geschikte kwaliteit grondstoffen
tegen een betaalbare prijs. Wanneer de bedrijven de vleesingrediënten eenmaal
hebben verwerkt en gebruikt voor de vervaardiging van vleesgerelateerde
producten, worden deze doorverkocht aan detailhandelaars/cateraars/slagers, al
dan niet voorgesneden en/of verpakt. Vanwege de kenmerken van de vleesverwerkende
sector in de EU en de complexiteit daarvan, is de vraag van verwerkers naar
informatie over de oorsprong van vleesingrediënten beperkt. De vraag heeft
meestal betrekking op specifieke vleesbereidingen die afkomstig zijn van een
enkel stuk vlees (bijv. gedroogde ham) of op producten waarbij vlees van
buitenlandse herkomst een specifieke voorwaarde voor het productieproces is. Bij de meeste producten worden de grondstoffen al
gesneden, gemengd en/of schoongesneden aangeboden voor de verwerkingsfase. Zelf
wanneer er geen sprake is van snijresten[7]
of de vermenging van grondstoffen voorafgaand aan de levering aan het
verwerkingsbedrijf, wordt er toch vaak een mix van grondstoffen van
verschillende leveranciers gebruikt. Producenten van levensmiddelen met meerdere
ingrediënten, waaronder vlees, kopen de grondstoffen in bij een groot aantal
leveranciers uit verschillende delen van de voorzieningsketen (bijv. bij
uitsnijderijen en verwerkers, alsook bij producenten, groothandelaars of
handelaars in separatorvlees); de onderhandelingspositie van deze exploitanten
is niet sterk genoeg om oorsprongsvereisten op te leggen aan hun leveranciers,
doordat de hoeveelheden die zij afnemen vergeleken met andere belangrijke
inkopers relatief klein zijn. Slachthuizen en uitsnijderijen spelen een
doorslaggevende rol bij het doorgeven van informatie over de oorsprong van het
vlees aan de volgende partij in de voorzieningsketen. Naarmate de verticale
integratie en de omvang van de onderneming groter zijn, is het makkelijker om
te garanderen dat oorsprongsinlichtingen in de voorzieningsketen worden
doorgegeven. Naarmate de snij- en verwerkingsfasen echter ingewikkelder worden
en de graad van verwerking toeneemt, wordt de traceerbaarheid met het oog op
oorsprongsetikettering steeds moeilijker. KMO-enquête Begin 2013 is via het Enterprise Europe Network (EEN)
een speciale enquête uitgevoerd ten behoeve van het verslag van de Commissie
over de mogelijkheid om de verplichte oorsprongsetikettering uit te breiden
naar vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt. 285 exploitanten van
levensmiddelenbedrijven uit de EU-27-lidstaten hebben gereageerd. De
belangrijkste bevindingen betreffende de structuur van de sector kunnen als
volgt worden samengevat: * Circa 51 %
van de in de steekproef opgenomen exploitanten van levensmiddelenbedrijven was
actief in de sector van de productie van vlees- en pluimveevleesproducten,
circa 33 % was actief op het gebied van de vervaardiging van bereide
maaltijden en schotels, terwijl 31 % actief was in de verwerking en
conservering van vlees (sommige exploitanten van levensmiddelenbedrijven waren
in meer dan een sector actief). Bijna 80 % van de in de steekproef
opgenomen exploitanten van levensmiddelenbedrijven bestond uit be- en
verwerkende bedrijven. * Wat de plaats van
de handelsactiviteiten van de in de steekproef opgenomen exploitanten van
levensmiddelenbedrijven betreft, antwoordde 31 % dat 81-100 % van hun
activiteiten lokaal is. 64 % van hen geeft aan dat hun productie niet als
"Intra-EU" kan worden omschreven (dit betekent dat hun productie in
één lidstaat plaatsvindt) en 72 % geeft aan dat hun productie niet als
"Extra-EU" kan worden aangemerkt. * Wat de oorsprong
van hun primaire grondstoffen betreft, geeft 20 % van de in de steekproef
opgenomen exploitanten van levensmiddelenbedrijven aan dat deze van nationale
oorsprong zijn, terwijl 44 % en 75 % van hen aangeeft dat vrijwel
geen van hun grondstoffen als respectievelijk "Intra-EU" of
"Extra-EU" kan worden gekwalificeerd. * 58 % van de
in de steekproef opgenomen exploitanten van levensmiddelenbedrijven heeft geen
afzonderlijke opslagruimte voor grondstoffen die van verschillende bronnen
afkomstig zijn. * Volgens de in de
steekproef opgenomen exploitanten van levensmiddelenbedrijven zijn de
belangrijkste voordelen van het consumenteninformatie over de herkomst van het
vlees dat het vertrouwen geeft in de kwaliteit van het product (61 %) en
dat het helpt een onderscheid tussen de beschikbare producten te maken
(44 %). 3.5. Bestaande
traceringssystemen in de EU De bestaande traceringssystemen in de EU zijn om
de volgende redenen niet geschikt om informatie over de oorsprong door te geven
in de toeleveringsketen: –
De bestaande wetgeving van de Unie over
traceerbaarheid is hoofdzakelijk gebaseerd op de noodzaak om de
voedselveiligheid te waarborgen[8].
Deze gaat uit van de "één stap achteruit - één stap
vooruit"-benadering, d.w.z. dat de exploitanten van
levensmiddelenbedrijven in staat moeten zijn de onmiddellijke afnemers van hun
producten te identificeren en de onmiddellijke leveranciers van hun
grondstoffen te traceren. Voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong gelden
meer gedetailleerde vereisten voor de informatie die in de voorzieningsketen
moet worden doorgegeven[9].
Deze traceerbaarheidsvereisten voorzien echter niet in direct beschikbare
informatie over de oorsprong van levensmiddelen. Daarom is "cumulatieve
traceerbaarheid voor de vaststelling van de oorsprong" momenteel niet
vereist op EU-niveau. –
In de gevallen waar gedetailleerde
traceringssystemen voorhanden zijn, verschillen deze per diersoort en worden
zij uitsluitend gebruikt in de fase vóór verwerking (d.w.z.
slachthuizen/verpakkingsbedrijven). Als gevolg van de structuur van de
voorzieningsketen en het gebrek aan belangstelling onder de betrokken bedrijven
voor dit soort informatie, blijft de doorgifte van oorsprongsinlichtingen
beperkt tot de eerste fasen van de voorzieningsketen (slachthuizen en
uitsnijderijen). 4. De
houding van consumenten ten aanzien van verplichte oorsprongsetikettering voor
vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt Volgens een FCEC-studie[10] is de herkomst van
levensmiddelen in het algemeen het op vier na belangrijkste aspect uit een
lijst van elf voor het koopgedrag in aanmerking genomen aspecten (47,7 %),
na smaak (82 %), houdbaarheidsdatum (62 %), hoe het product er uit
ziet (61,3 %) en prijs (48,3 %). Daarnaast is volgens het
GfK-consumentenonderzoek over de vleesmarkt[11]
het land van oorsprong de op drie na belangrijkste informatie (van
15 informatieve aspecten) waar 48 % van de consumenten (weinig
verschil tussen EU-15 en EU-12) naar zoekt wanneer zij vleesgerelateerde
producten kopen. Oorsprong komt na houdbaarheidsdatum (68 %), prijs per
kilo (67 %) en prijs (67 %). Bovendien
kijken consumenten in de EU meer naar het land van oorsprong wanneer zij vers
vlees en vleesbereidingen kopen (45 %) dan wanneer zij producten op basis
van vlees kopen (38 %)[12]. Bij een gerichtere bestudering van de
verschillende soorten verwerkte producten op basis van vlees blijkt uit de
resultaten van de FCEC-studie dat meer dan 90 % van de respondenten
oorsprongsetikettering belangrijk vindt[13].
Daarnaast komen uit de FCEC-studie de volgende bevindingen naar voren: • voor alle drie de groepen producten op
basis van vlees willen consumenten over het algemeen meer weten over de
oorsprong van het vlees; • in alle gevallen waren de consumenten
het meest geïnteresseerd in het land waar het vlees was geproduceerd:
bijna de helft van de consumenten (EU‑gemiddelde) vraagt om dit
detailniveau over de oorsprong, terwijl slechts circa een derde van de
consumenten om een andere detailniveau vraagt (hetzij meer algemeen zoals in
of buiten de EU geproduceerd, hetzij meer specifiek zoals het land waar
het dier is geboren/gefokt/geslacht); • in alle gevallen er zijn tussen de
lidstaten aanzienlijke verschillen, waarbij de consumenten in sommige lidstaten
consequent meer (of minder) interesse hebben in oorsprongsinformatie dan in
andere lidstaten[14]. In eerdere raadplegingen en met betrekking tot
vlees en vleesproducten brachten consumenten oorsprong ook in verband met
veiligheid. Hoewel er legitieme redenen zijn om te willen weten wat de
oorsprong van een levensmiddel is (bv. ondersteuning van lokale producten,
kenmerken van het product, ethische en milieuoverwegingen), zijn de andere
redenen die zijn genoemd, niet relevant. Dit geldt met name wanneer oorsprong
in verband wordt gebracht met veiligheid, aangezien producten die waar dan ook
in de EU zijn geproduceerd of in de EU zijn ingevoerd, per definitie
"veilig" zijn[15]. Consumenten kopen momenteel uit prijsoverwegingen
niet zo vaak vlees met oorsprongsaanduiding als zij zouden willen. Deze
prijsgevoeligheid blijkt vooral uit de beperkte bereidheid van consumenten om
te betalen voor oorsprongsvermelding op vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt[16]. Wanneer hiervoor een
eerste toeslag wordt toegepast op de basisprijs (+ 5-9 %, afhankelijk
van de vereiste informatie), daalt de bereidheid van consumenten om te betalen
aanzienlijk, te weten met 60‑80 %. Iedere verdere prijsstijging
leidt tot een verdere daling. Deze trend geldt voor alle producten waarop het
verslag betrekking heeft, zonder dat er sprake is van belangrijke verschillen. Deze bevindingen wijzen op een "paradox"
of tegenstrijdigheid tussen de interesse van consumenten in
oorsprongsetikettering en hun bereidheid om voor dergelijke informatie te
betalen. Consumenten zouden deze informatie graag krijgen – met zoveel
mogelijk details – mits deze wordt aangeboden zonder gevolgen voor de prijs.
Consumenten zijn zich over het algemeen niet bewust van de extra kosten die
oorsprongsetikettering met zich meebrengt en denken dat deze zich beperken tot
"de kosten voor wat extra inkt bij het afdrukken van het etiket"[17]. Deze paradox wordt
ook weerspiegeld in het verschil dat diverse onderzoeken hebben geconstateerd
tussen beoogd en feitelijk koopgedrag, waarbij de prijs een belangrijke
verklarende factor voor dit verschil vormt[18].
Als verplichte oorsprongsetikettering leidt tot een prijsstijging voor de
consument, daalt wellicht de consumptie van levensmiddelen waarin vlees als
ingrediënt wordt gebruikt. 5. Mogelijke
scenario's en toepassingswijzen van oorsprongsetikettering voor vlees dat als
ingrediënt wordt gebruikt Voor de doeleinden van dit verslag worden de
volgende scenario's onderscheiden[19]: –
scenario 1 — handhaving van
oorsprongsetikettering op vrijwillige basis; –
scenario 2 — invoering van verplichte
oorsprongsetikettering gebaseerd op het onderscheid a) EU/niet-EU of b)
EU/derde land; –
scenario 3 — invoering van verplichte
oorsprongsetikettering met vermelding van de lidstaat of het derde land. Voor de oorsprongsbepaling bij scenario 2 en
3 werden verschillende modaliteiten onderzocht met betrekking tot de drie
hoofdcategorieën van de betrokken producten naargelang de mate van verwerking: • categorie I: vleesbereidingen en
-producten gemaakt van separatorvlees: –
oorsprong zoals vastgesteld in het douanewetboek,
d.w.z. het land waar het vleesingrediënt geheel is verkregen of de laatste
ingrijpende be- of verwerking heeft ondergaan; –
uitgebreidere oorsprongsinformatie met betrekking
tot de herkomst van de grondstoffen, d.w.z. de plaats waar de
minimumopfokperiode voorafgaand aan de slacht heeft plaatsgevonden, alsook de
slachtplaats; • categorie II: vleesproducten: –
oorsprong zoals vastgesteld in het douanewetboek,
d.w.z. het land waar het vleesingrediënt geheel is verkregen of de laatste
ingrijpende be- of verwerking heeft ondergaan; –
uitgebreidere oorsprongsinformatie met betrekking
tot de herkomst van de grondstoffen, d.w.z. de plaats waar de
minimumopfokperiode voorafgaand aan de slacht heeft plaatsgevonden, alsook de
slachtplaats; • categorie III: voedingsmiddelen met
meerdere ingrediënten, waaronder vlees: –
oorsprong zoals vastgesteld in het douanewetboek,
d.w.z. het land waar het vleesingrediënt geheel is verkregen of de laatste
ingrijpende be- of verwerking heeft ondergaan; –
oorsprongsinformatie met betrekking tot de herkomst
van de grondstoffen, d.w.z. de plaats waar de minimumopfokperiode voorafgaand
aan de slacht heeft plaatsgevonden, alsook de slachtplaats. 6. Analyse
van de effecten, kosten en baten van de verschillende scenario's 6.1. Effecten
met betrekking tot consumentengedrag Oorsprongsetikettering biedt consumenten
aanvullende informatie om een weloverwogen keuze te kunnen maken over de
levensmiddelen die zij wensen te kopen en te consumeren. Veel consumenten
leggen in het algemeen een verband tussen oorsprongsetikettering en een aantal
positieve kenmerken, waaronder kwaliteit. Het is moeilijk om in termen van
kosten-batenanalyse een inschatting te maken van de gevolgen van
oorsprongsetikettering. In geval van scenario 1 wordt informatie over
de oorsprong van vleesingrediënten niet systematisch aan consumenten verstrekt.
Als zodanig biedt het geen volledig bevredigende oplossing voor de vraag van
consumenten naar oorsprongsinformatie, hoewel het beter aansluit bij de
beperkte bereidheid van consumenten om te betalen voor extra
oorsprongsinformatie. Bij de scenario's 2 en 3 krijgen consumenten
systematisch informatie aangeboden over de oorsprong van vlees dat als
ingrediënt wordt gebruikt. Scenario 2, waarin minder informatie wordt
geboden dan in scenario 3, kan wellicht als te algemeen worden beschouwd
en biedt mogelijk onvoldoende om eventuele prijsstijgingen te rechtvaardigen.
Scenario 3 biedt consumenten relevante informatie. De eventuele prijsverhoging kan echter een
negatief effect hebben op de consumptie van vleesgerelateerde producten. 6.2. Economische
effecten 6.2.1. Exploitatiekosten
van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven Scenario 1 levert geen aanvullende
operationele problemen op vergeleken met de huidige situatie. Het is mogelijk
beter geschikt voor gevallen waarin vlees dat van binnen en van buiten de EU
afkomstig is, tijdens het productieproces wordt vermengd. De exploitatiekosten
(bijv. productie-, inkoop- en traceringskosten) zouden tot een minimum beperkt
blijven. Scenario's 2 en 3 zouden operationele
problemen opleveren en ingrijpende aanpassingen vergen, vooral met betrekking
tot vleesingrediënten van gemengde oorsprong (EU/niet-EU). De exploitanten van
levensmiddelenbedrijven worden mogelijk als volgt voor aanzienlijke extra exploitatiekosten
gesteld: –
de hoogte van de extra kosten kan variëren,
aangezien zij afhangen van de specifieke situatie van de betrokken
exploitanten, de betreffende diersoorten en de gebruikte traceringssystemen; –
de kosten zullen waarschijnlijk het sterkst worden
beïnvloed door: de aanpassing van het inkoopbeleid, mogelijke veranderingen in
de leveranciersmix, aanpassing van het productieproces om te komen tot
scheiding naar oorsprong binnen de fabriek, aanpassing van het
verpakkings/etiketteringssysteem en de invoering/aanpassing van
traceringssystemen; –
de extra kosten ten gevolge van scenario 2
variëren naar verwachting van vrijwel geen tot 25 %, terwijl
scenario 3 naar verwachting kostenstijgingen met zich mee zal brengen die
uiteenlopen van 15-20 tot 50 %. De aanvullende traceringskosten bedragen
naar schatting 3 tot 10 % van de totale productiekosten; –
de handel in snijresten en vet wordt hierdoor
waarschijnlijk negatief beïnvloed. Gezien de moeilijkheid om geschikte
traceringssystemen in te voeren, zullen de exploitanten van
levensmiddelenbedrijven deze producten naar verwachting steeds minder
gebruiken. Dit zou tot aanvullende verliezen leiden, die geschat worden op
10 % van de omzet van slachthuizen/uitsnijderijen. De daadwerkelijke
effecten hangen echter voor een groot deel af van de modaliteiten die worden
gebruikt voor oorsprongsetikettering. 6.2.2. Concurrentievermogen,
handels- en investeringsstromen De gevolgen van scenario 1 voor het
concurrentievermogen en de handel binnen de EU/internationale handel zijn
minimaal. De scenario's 2 en 3 hebben waarschijnlijk de
volgende effecten op het concurrentievermogen en de handel binnen de Unie: –
er zullen waarschijnlijk veranderingen plaatsvinden
in de voorzieningsketen, die bovendien leiden tot een segmentering van de
handel en een afname in het aantal intermediairs, alsook in het aantal
vleesingrediënten; de exploitanten van levensmiddelenbedrijven vinden het
namelijk rendabeler om de toeleveringsstructuur (inkoop, batchgrootte,
beperking van het aantal intermediairs) aan te passen dan de interne
traceringssystemen te verbeteren; –
exploitanten van levensmiddelenbedrijven krijgen
waarschijnlijk te maken met hogere prijzen doordat hun globale
toeleveringsopties beperkt worden; –
de afzetmogelijkheden voor vleesingrediënten van
gemengde oorsprong of van afsnijdsels/vetten zou worden beperkt; –
exploitanten van levensmiddelenbedrijven krijgen
waarschijnlijk te maken met hogere prijzen doordat hun globale toeleveringsopties
beperkt worden; –
er zullen zich mogelijk veranderingen voordoen in
de handelsstromen binnen de EU voor levende dieren, onverwerkt vlees en
vleesingrediënten; –
in geval van scenario 3 bestaat het risico dat
de markt van levensmiddelen opnieuw wordt gesegmenteerd. De scenario's 2 en 3 hebben waarschijnlijk de
volgende effecten op de internationale handel: –
er zullen naar verwachting veranderingen optreden
in de geografische structuur/verdeling van de handelsstromen tussen de EU en
derde landen. In dat verband zullen exploitanten van levensmiddelenbedrijven in
de EU waarschijnlijk overstappen naar leveranciers uit de EU om de
moeilijkheden te vermijden die gepaard gaan met het gebruik van meerdere
leveranciers uit de EU en derde landen; –
de exploitanten van levensmiddelenbedrijven uit
derde landen krijgen waarschijnlijk te maken met extra kosten, met name in het
geval van scenario 3. Deze gevolgen hebben in het bijzonder betrekking
op derde landen die momenteel aanzienlijke hoeveelheden onverwerkt vlees en
vleesingrediënten naar de EU uitvoeren: Thailand en Brazilië voor
pluimveevlees, Brazilië en Argentinië voor rundvlees. De omvang van de effecten
zal echter afhangen van de nationale bepalingen betreffende
oorsprongsetikettering, voor zover aanwezig[20].
Van de invoer van varkens- en schapenvlees voor verwerking is nagenoeg geen
sprake. 6.2.3. Administratieve
lasten voor bedrijven Scenario 1 leidt tot verwaarloosbare
administratieve lasten, uitsluitend voor de bedrijven die de oorsprong van het
uiteindelijke levensmiddel moeten vermelden wanneer deze verschilt van de
oorsprong van het primaire vleesingrediënt (of ingrediënten). Bij
scenario 2 worden de totale lasten eveneens verwaarloosbaar geacht. Bij
scenario 3 kunnen de extra administratieve lasten echter leiden tot een
toename van de totale productiekosten van 8-12 %. 6.2.4. Lasten
voor overheidsinstanties Scenario 1 leidt naar verwachting niet tot
extra controlekosten, afgezien van de kosten die voortvloeien uit de algemene
toepassing van artikel 26, lid 3, van de FIC‑verordening. Bij scenario 2 (zij het in mindere mate) en
scenario 3 wordt verwacht dat de controlekosten 10-30 % zullen
stijgen, afhankelijk van de gedetailleerdheid van de vereiste
oorsprongsinformatie. Deze toename zou voornamelijk bestaan uit extra
personeel, terwijl deze stijging in het geval van scenario 3 ook kan
bestaan uit meer arbeidsuren, aangezien de handhavingskosten vooral betrekking
hebben op documentcontroles. Indien de financiële middelen die in de nationale
begrotingen aan de controleautoriteiten worden toegewezen, niet worden verruimd
– wat in het heersende economische klimaat waarschijnlijk is – kan de vereiste
toename in personeel/arbeidsuren leiden tot een verlaging van de
controlefrequentie of een verschuiving in de prioriteiten, die mede kan leiden
tot een toename van het risico op fraude. De lasten voor overheidsinstanties
kunnen echter worden beperkt door het heffen van vergoedingen voor de
uitvoering van officiële controles. 6.2.5. Kosten
voor de consument en mogelijke sociale gevolgen Het verstrekken van oorsprongsinformatie zal naar
verwachting leiden tot een stijging van de kosten, waarvan ongeveer 90 %
zal worden afgewenteld op de consument en slechts 10 % op de producent.
Deze percentages kunnen variëren per sector en per land, en zijn mede
afhankelijk van de mate van verticale integratie en marktconcentratie. Scenario 1 zal waarschijnlijk niet leiden tot
een algemene prijsstijging. Wanneer de oorsprong wordt vermeld, zullen de extra
kosten vermoedelijk worden doorbelast aan de consument door middel van duurdere
producten. De scenario's 2 en 3 leiden waarschijnlijk
wel tot een algemene stijging in de consumentenprijs, die in het laatste geval
hoger zal zijn. Als zodanig kan scenario 3 – en in minder mate
scenario 2 – leiden tot een daling in de consumptie van vleesgerelateerde
producten. Ook kunnen zich de volgende sociale gevolgen voordoen: segmentering
van de vleesconsumptie, aanpassing van de inkooppatronen en beperking van het
aantal intermediairs. Daarnaast kan de werkgelegenheid kan worden aangetast. 6.2.6. Milieueffecten De milieueffecten van scenario 1 zijn
waarschijnlijk minimaal. Zowel scenario 2 als scenario 3 leiden
vermoedelijk tot een toename van afvalproducten, met name in het geval van
snijresten/vet. Scenario 3 kan ook een stimulans vormen om meer lokale
producten te consumeren. 6.3. Voor-
en nadelen van de wijze van etiketteren volgens de scenario's 2 en 3 De tabel hieronder
biedt een overzicht van de voor- en nadelen van de verschillende modaliteiten
die bij scenario 2 en 3 kunnen worden toegepast (verplichte
oorsprongsetikettering): Werkwijze bij scenario 2 en scenario 3 || Voordelen || Nadelen Categorie I: vleesbereidingen/ separatorvlees || Land waar het ingrediënt geheel is verkregen of de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft ondergaan (Douanewetboek) || - Biedt relevante informatie aan de consument. - Snijresten en vet kunnen als ingrediënten worden gebruikt, wanneer de oorsprong wordt aangemerkt als het land waar de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft plaatsgevonden. || - Extra traceerbaarheids-systemen. - Invoering kan lastig zijn in geval van meervoudige oorsprong. - Snijresten en vet zullen waarschijnlijk niet als ingrediënten worden gebruikt wanneer de oorsprong wordt aangemerkt als de plaats van de minimaal vereiste opfok voor de slacht. Plaats van minimaal vereiste opfok voor de slacht + slachtplaats || - Legt meer nadruk op de herkomst van de grondstoffen als het ingrediënt niet geheel is verkregen in één land. || - Extra traceerbaarheids-systemen. - Invoering kan lastig zijn in geval van meervoudige oorsprong. - Snijresten en vet zullen waarschijnlijk niet als ingrediënten worden gebruikt wanneer de oorsprong wordt aangemerkt als de plaats van de minimaal vereiste opfok voor de slacht. Categorie II: vleesproducten || Land waar het ingrediënt geheel is verkregen of de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft ondergaan (Douanewetboek) || - Legt meer nadruk op de plaats van verwerking wanneer uitgegaan wordt van het land waar de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft plaatsgevonden. - Technisch haalbaar voor exploitanten van levensmiddelen-bedrijven. - Praktischer in geval van meervoudige oorsprong. - Snijresten en vet zouden als ingrediënten kunnen worden gebruikt. || - Biedt geen informatie over de herkomst van de grondstoffen wanneer uitgegaan wordt van het land waar de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft plaatsgevonden. Plaats van minimaal vereiste opfok voor de slacht + slachtplaats || - Legt meer nadruk op de herkomst van de grondstoffen als het ingrediënt niet geheel is verkregen in één land. || - Biedt geen informatie over de plaats van verwerking. - Extra traceerbaarheids-systemen. - Bijzonder moeilijk in geval van meer-voudige oorsprong. - Snijresten en vet worden waarschijnlijk niet als ingrediënten gebruikt, gezien de problemen bij opslag/traceerbaar-heid. Categorie III: levensmiddelen met meerdere ingrediënten, waaronder vlees || Land waar het ingrediënt geheel is verkregen of de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft ondergaan (Douanewetboek) || - Legt meer nadruk op de plaats van verwerking wanneer uitgegaan wordt van het land waar de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft plaatsgevonden. - Snijresten en vet zouden als ingrediënten kunnen worden gebruikt. || - Biedt geen informatie over de herkomst van de grondstoffen wanneer uitgegaan wordt van het land waar de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft plaatsgevonden. - Extra traceerbaarheids-systemen. - Bijzonder moeilijk in geval van meer-voudige oorsprong. || Plaats van minimaal vereiste opfok voor de slacht + slachtplaats || - Legt meer nadruk op de herkomst van de grondstoffen als het ingrediënt niet geheel is verkregen in één land. || - Biedt geen informatie over de plaats van verwerking. - Extra traceerbaarheids-systemen. - Bijzonder moeilijk in geval van meervoudige oorsprong. - Snijresten en vet worden waarschijnlijk niet als ingrediënten gebruikt, gezien de problemen bij opslag/traceerbaar-heid. 7. Conclusies De interesse van consumenten in
oorsprongsetikettering van vleesingrediënten blijkt groot te zijn. Er bestaan
aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten voor wat betreft de voorkeur voor,
en het begrip van de consumenten van oorsprongsinformatie, alsook voor wat
betreft de motivering/redenen voor het verkrijgen van deze informatie. De in
het algemeen grote interesse van de consument in oorsprongsetikettering a) scoort
lager dan de prijs en kwaliteit/uiterlijke kenmerken voor wat betreft de
belangrijkste factoren die de keuze van consument bepalen; en b) blijkt
niet uit de bereidheid van de consument om hiervoor te betalen; bij een prijsstijging
van minder dan 10 % daalt de bereidheid om te betalen met 60-80 %. De uitvoerbaarheid
en de effecten van oorsprongsetikettering hangen grotendeels af van de aard en
de toepasselijke modaliteiten, alsook van de aard van de betreffende producten.
Ten behoeve van dit rapport zijn drie scenario's onderzocht: –
scenario 1 — handhaving van
oorsprongsetikettering op vrijwillige basis; –
scenario 2 — invoering van verplichte
oorsprongsetikettering gebaseerd op het onderscheid a) EU/niet-EU of b)
EU/derde land; –
scenario 3 — invoering van verplichte
oorsprongsetikettering met vermelding van de lidstaat of het derde land. Scenario 1 levert geen extra operationele
problemen op voor de exploitanten van levensmiddelenbedrijven, aangezien de
exploitatiekosten, de gevolgen voor de handel binnen de EU en de internationale
handel, de administratieve lasten, de lasten voor overheidsinstanties en de
extra kosten die op consumenten zouden worden afgewenteld, tot een minimum
beperkt blijven. Het zou echter geen volledig bevredigende oplossing bieden
voor de vraag van consumenten naar oorsprongsinformatie. Zowel scenario 2 (in mindere mate) als
scenario 3 zou aan de behoefte van consumenten aan oorsprongsinformatie
beantwoorden maar tegelijkertijd operationele problemen opleveren en
ingrijpende aanpassingen in de voorzieningsketen vereisen. Scenario 2
wordt als beter uitvoerbaar beschouwd dan scenario 3. In het bijzonder: Scenario 2 biedt een antwoord op de vraag van
consumenten naar oorsprongsinformatie, maar moet wellicht als te algemeen
worden beschouwd en biedt mogelijk onvoldoende om eventuele prijsstijgingen te
rechtvaardigen als gevolg van extra exploitatiekosten voor exploitanten van
levensmiddelenbedrijven (die variëren van vrijwel geen tot 25 %). Wat
concurrentievermogen en handel betreft, kunnen veranderingen in de
voorzieningsketen leiden tot marktsegmentatie en afname van het aantal
intermediairs en het aantal vleesingrediënten. Wat de internationale handel
betreft, leidt dit scenario waarschijnlijk tot veranderingen in handelsstromen
met een risico voor een verschuiving van exploitanten van
levensmiddelenbedrijven in de EU naar leveranciers uit de EU en tot extra
kosten voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven in derde landen. Hoewel de
administratieve lasten voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven te
verwaarlozen worden geacht, stijgen de lasten voor overheidsinstanties naar
verwachting met 10-30 %. Scenario 3 biedt consumenten enerzijds
relevante informatie, gezien het feit dat zij over het algemeen voor alle drie
de groepen producten op basis van vlees meer over de oorsprong van het vlees
willen weten, en brengt anderzijds voor exploitanten van
levensmiddelenbedrijven waarschijnlijk extra kosten met zich mee, die tot
prijsstijgingen kunnen leiden, afhankelijk van de aard van het desbetreffende
vleesingrediënt (ingrediënten) en van het eindproduct (producten), die de
consumptie negatief kunnen beïnvloeden. In dit scenario lopen de extra
exploitatiekosten voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven waarschijnlijk
uiteen van 15-20 % tot 50 %. Wat het concurrentievermogen en de
handel betreft, zijn de gevolgen wellicht vergelijkbaar, maar groter dan bij
scenario 2. De extra administratieve lasten kunnen tot een toename van de
totale productiekosten van 8‑12 % leiden, terwijl de lasten voor
overheidsinstanties naar verwachting hoger zijn dan bij scenario 2. Indien
de financiering van de controleautoriteiten door de nationale overheden niet
wordt verhoogd, hetgeen in het huidige economische klimaat de heersende tendens
is, is het waarschijnlijk dat de frequentie van de controles wordt verlaagd en
dat de prioriteiten worden verlegd. De lasten voor overheidsinstanties kunnen
eventueel worden beperkt door het heffen van vergoedingen voor de uitvoering
van officiële controles. De Commissie is van mening dat alle mogelijke
scenario's voordelen/nadelen hebben die uitgebreid met de Raad en het Europees
Parlement moeten worden besproken. Op basis van deze besprekingen zal de
Commissie overwegen of en zo ja welke passende stappen moeten worden genomen.
Zo nodig kan dit ook de indiening van een wetgevingsvoorstel inhouden om de
oorsprongsetikettering van vlees dat als ingrediënt in levensmiddelen wordt
gebruikt, te regelen. [1] Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement
en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van
voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG)
nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de
Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn
90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn
2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en
2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie
(PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18). [2] Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees
Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een
identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake etikettering van
rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG)
nr. 850/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000,
blz. 1). [3] Effectbeoordeling — werkdocument van de diensten van de
Commissie — verplicht oorsprongsvermelding voor onbewerkt varkens-, pluimvee-,
schapen- en geitenvlees, nog niet gepubliceerd. [4] Verslag van de Commissie over de werking van de
vleesmarkt voor consumenten in de Europese Unie, mei 2013, te raadplegen via:
http://ec.europa.eu/consumers/consumer_research/market_studies/docs/mms_commission_report_en.pdf. [5] Effectbeoordeling — werkdocument van de diensten van de
Commissie — verplicht oorsprongsvermelding voor onbewerkt varkens-, pluimvee-,
schapen- en geitenvlees, nog niet gepubliceerd. [6] DG AGRI 2013: "Prospects for Agricultural
markets and income in the EU 2012-2020", 2013. [7] Snijresten zijn de delen die overblijven na het
opsnijden van een karkas; deze kunnen een grote waarde hebben. [8] Artikel 18 van Verordening (EG) nr. 178/2002
van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling
van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot
oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot
vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31
van 1.2.2002, blz. 1). [9] Uitvoeringsverordening (EU) nr. 931/2011 van de
Commissie van 19 september 2011 inzake de traceerbaarheidsvoorschriften
die bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de
Raad voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld (PB L 242
van 20.9.2011, blz. 2). [10] Bijlage D (consumentenonderzoek) bij de "Study
on the application of rules on voluntary origin labelling of foods and on the
mandatory indication of country of origin or place of provenance of meat used
as an ingredient", (hierna "FCEC-studie" genoemd), nog
niet gepubliceerd. Gezien het feit dat het
FCEC-consumentenonderzoek werd uitgevoerd ten tijde van het
paardenvleesschandaal (december 2012-maart 2013), dat het vertrouwen van de
consument in de sector vleesproducten en producten die vlees bevatten,
aantastte, kan niet worden uitgesloten dat dit van invloed is geweest op de
resultaten van de studie. [11] Deze studie is vóór 2013 uitgevoerd, d.w.z. vóór het
paardenvleesschandaal. [12] Werkdocument van de diensten van de Commissie,
blz. 22-28. [13] FCEC-studie, blz. 10. [14] Deze verschillen worden in het werkdocument van de
diensten van de Commissie, op blz. 30-32, uitvoeriger behandeld. [15] Werkdocument van de diensten van de Commissie,
blz. 40. [16] Bijlage D bij de FCEC-studie. [17] "Study on mandatory origin labelling for pig,
poultry and sheep and goat meat", LEI Wageningen University (2013). [18] FCEC-studie, blz. 25. [19] Andere scenario's (bijv. verplichte etikettering waarbij
de plaats van herkomst hoger of lager wordt vermeld dan het land, verplichte
oorsprongsetikettering gebaseerd op opsplitsing van de oorsprong in drie fasen
- "geboren, gefokt en geslacht" - of verplichte
oorsprongsetikettering uitsluitend gebaseerd op geboorteplaats, geboorte- en
slachtplaats of alleen slachtplaats) werden als onuitvoerbaar beschouwd en
derhalve niet gedetailleerd geanalyseerd. [20] In Brazilië zijn traceerbaarheid en oorsprongsetikettering
momenteel op landelijk niveau geregeld op basis van de teelt- en opfokplaats.