This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0637
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL AND THE EUROPEAN PARLIAMENT EUROPEAN RESEARCH AREA PROGRESS REPORT 2013
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT VOORTGANGSVERSLAG 2013 OVER DE EUROPESE ONDERZOEKSRUIMTE
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT VOORTGANGSVERSLAG 2013 OVER DE EUROPESE ONDERZOEKSRUIMTE
/* COM/2013/0637 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT VOORTGANGSVERSLAG 2013 OVER DE EUROPESE ONDERZOEKSRUIMTE /* COM/2013/0637 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN
HET EUROPEES PARLEMENT VOORTGANGSVERSLAG 2013 OVER DE EUROPESE
ONDERZOEKSRUIMTE (Voor de EER relevante tekst) 1. Inleiding Hervormingen
van de EOR als een strategische bijdrage aan groei en banen Hervormingen van nationale onderzoeksstelsels vormen de
kern van de Europese Onderzoeksruimte (EOR). Doeltreffendere nationale
onderzoeksstelsels helpen, samen met Horizon 2020 dat als voorbeeld zal dienen
voor het behalen van alle EOR-prioriteiten, bij het bieden van antwoorden op de
komende Europese maatschappelijke uitdagingen. Hervormingen van de EOR zijn nog
urgenter geworden in het kader van de recente economische en financiële crisis,
waarvoor snelle, efficiënte en groeigenererende oplossingen nodig zijn. Europees onderzoek is de sleutel om het toekomstige
concurrentievermogen van onze economieën te verzekeren en economische groei te
genereren, zoals door alle lidstaten is erkend toen zij hun goedkeuring gaven
aan de doelstelling om 3 % van het BBP in onderzoek en ontwikkeling te
investeren. Hoewel particuliere investeringen in onderzoek van cruciaal belang
zijn voor het behalen van de doelstelling, moeten nationale autoriteiten
zorgdragen voor structurele hervormingen om dergelijke investeringen te doen
toenemen. Onderzoek vormt een essentieel onderdeel van het proces van het
Europees semester waarin de lidstaten hun nationale budgettaire en economische
hervormingen identificeren. Als
strategische bijdrage aan de Europa 2020-strategie[1] en in het
bijzonder slimme groei in Europa heeft de Europese Commissie op 17 juli 2012 de
mededeling "Een versterkt partnerschap voor topkwaliteit en groei voor de
Europese onderzoekruimte"[2]
aangenomen. In die mededeling werd opgeroepen tot structurele veranderingen in
Europa door middel van een partnerschap tussen lidstaten,
belanghebbendenorganisaties en de Commissie voor een tijdige realisatie van
concrete maatregelen om het niveau van topkwaliteit in het openbare onderzoeksstelsel
van Europa te verbeteren. Binnen het Europese semester is sterke politieke sturing noodzakelijk De EOR-hervormingen moeten zijn opgenomen in de governancecyclus van
het Europese semester om het nationale onderzoeksbeleid in de bredere
economische context te plaatsen. Zoals erkend door de Raad[3] worden de
lidstaten uitgenodigd "de nationale hervormingen en acties in kaart te
brengen die nodig zijn om de EOR in de context van de Innovatie-Unie te
voltooien, rekening houdend met de nationale bijzonderheden, en om deze
hervormingen en de daaropvolgende uitvoering ervan toe te lichten wanneer zij
verslag uitbrengen over nationale EOR-maatregelen, waar passend in de nationale
hervormingsprogramma's vanaf het Europees semester 2013." Sterke
politieke sturing op het niveau van de Europese Unie, waarbij, indien passend,
ook geassocieerde landen worden betrokken, is van cruciaal belang om de
ontwikkeling van een volledig functionerende EOR te verzekeren. Het onderzoeks- en innovatielandschap in
Europa is gevarieerd en wordt gekenmerkt door verschillende institutionele paden
en governancestructuren. De lidstaten en de regio’s moeten hun
onderzoeksstelsels hervormen overeenkomstig hun eigen sterke punten en
nationale specifieke kenmerken. In de Europese semestercyclus voor 2013 hebben
meerdere lidstaten al een specifieke EOR-sectie opgenomen of indirect verwezen
naar de EOR in hun nationale hervormingsprogramma’s (NHP's). De EOR-mededeling is goedgekeurd door de Raad[4] en
verwelkomd door het Europees Parlement[5].
De noodzaak om de EOR te beschouwen als "een doelstelling waaraan
voorrang moet worden verleend. Met een EOR kunnen de economische groei, de
economische, sociale en culturele ontwikkeling en de wetenschappelijke
uitmuntendheid van en in de EU, alsook de samenhang tussen lidstaten, regio's
en ondernemingen worden bevorderd" wordt ook erkend door het Europees
Economisch en Sociaal Comité (EESC) en het Comité van de Regio’s (CvdR).[6] Sterkere
betrokkenheid van EOR-belanghebbenden Belanghebbenden in
onderzoeken spelen een beslissende rol bij de opbouw van een sterk EOR-partnerschap.
Zij zijn het best op de hoogte van de moeilijkheden die onderzoekers tegenkomen
op het gebied van toegang tot, voortgang en gedrag van wetenschappelijke
loopbanen. Hoewel de lidstaten een gunstige
beleidsomgeving moeten creëren voor de EOR zodat deze kan bloeien, moeten
organisaties die onderzoek financieren en uitvoeren hun verantwoordelijkheid
nemen voor de tenuitvoerlegging van de EOR in hun dagelijkse bedrijfsgang. De vijf Europese
belanghebbendenorganisaties op onderzoeksgebied waarmee de Commissie op
dezelfde dag als de goedkeuring van de EOR-mededeling[7]
een gemeenschappelijke verklaring heeft ondertekend, gevolgd door vier
memoranda van overeenstemming en één eenzijdige verklaring, hebben beloofd hun
leden op te roepen tegen eind 2013 aanzienlijke voortgang te boeken op de
toepasselijke prioriteitsgebieden van de EOR en om een beknopt
voortgangsverslag op te stellen tegen december 2013. De Commissie heeft een
belanghebbendenplatform opgericht om de tenuitvoerlegging van de afspraken te
volgen, informatie uit te wisselen en gemeenschappelijke kwesties aan te
pakken. Het eerste EOR-voortgangsverslag Het EOR-voortgangsverslag 2013 biedt voor de
eerste keer een overzicht van het politieke kader, de genomen stappen en de
eerste resultaten in de 28 lidstaten en in een aantal geassocieerde landen[8]. Het
werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij dit verslag hoort, "Feiten
en cijfers over de EOR", biedt feitelijke informatie op zowel nationaal
als Europees niveau voor de EOR-prioriteiten. Het biedt een basis voor de
voorbereiding van een diepgaande beoordeling van de voortgang van de EOR in 2014.
De structurele hervormingen van de EOR en het opstellen van beleid, kan alleen
worden gebaseerd op een robuust monitoringsysteem dat nauwkeurige informatie
biedt over nationaal beleid en de tenuitvoerlegging daarvan door organisaties
die onderzoek financieren en die onderzoek uitvoeren. Het monitoringmechanisme
voor de EOR is een ontwikkelend proces dat wordt opgebouwd in nauwe
samenwerking met de lidstaten en belanghebbendenorganisaties. Er worden verdere
verbeteringen doorgevoerd, waaronder van de methodologie en de kwaliteit van de
gegevens. 2. Analyse van het eerste voortgangsverslag
van de EOR: belangrijkste resultaten en algemene tendensen In een periode waarin nationale budgetten voor onderzoek en
ontwikkeling voortdurend onder druk staat, moeten structurele hervormingen van
de EOR helpen bij het efficiëntere gebruik van beperkte middelen om zo het
rendement op investeringen in onderzoek te maximaliseren en tegelijkertijd de
doeltreffendheid op nationaal en EU-niveau te vergroten. Doeltreffendheid van nationale
onderzoeksstelsels Competitieve subsidiëring van onderzoek draagt
bij aan de efficiëntie van overheidsgeld dat wordt geïnvesteerd in onderzoek.
Of concurrentie nu wordt verzekerd door middel van open uitnodigingen of door
toewijzing van subsidies op basis van prestaties, het leidt tot veranderingen
in de organisatie en verbetering van de kwaliteit en wereldwijde erkenning van
instellingen en hun onderzoekers. Het aandeel competitieve subsidiëring en
institutionele subsidiëring op basis van prestaties in Europa stijgt. Zo past
ook een meerderheid van de lidstaten in toenemende mate de kernbeginselen toe
van internationale collegiale toetsing[9]
en verschillende lidstaten maken gebruik van collegiale toetsing in het
buitenland ten behoeve van grotere onafhankelijkheid in evaluaties of om de
nationale normen te verhogen, terwijl het proces wordt aangepast aan de
specifieke kenmerken van het gebied en de nationale context.[10] Dit
gebeurt ook op Europees niveau, waar internationale collegiale deskundigheid
het kernbeginsel is voor de toewijzing van subsidiëring in kaderprogramma’s
(KP’s). Hoewel het evenwicht tussen competitieve
en niet-competitieve subsidiëring een kwestie is van nationale keuzes, moeten
competitieve subsidiëring en institutionele beoordelingen op basis van
prestaties de kern vormen van besluiten voor de subsidiëring van onderzoek in
de lidstaten, waarbij de kernbeginselen van internationale collegiale toetsing
worden toegepast. Grensoverschrijdende samenwerking Europa heeft een kritieke massa nodig om grote
uitdagingen op doeltreffende wijze aan te pakken en de beschikbare middelen in
Europa op de beste manier te gebruiken. Gezamenlijk optreden maakt het mogelijk
grensoverschrijdende aanvullingen te mobiliseren om onnodige dubbele
inspanningen te voorkomen, synergiën te benutten en onderzoek op grote schaal
uit te voeren dat niet door één land kan worden uitgevoerd. Het kaderprogramma van de EU is het
krachtigste instrument dat de grensoverschrijdende samenwerking van
onderzoeksteams ondersteunt tussen de lidstaten en geassocieerde landen[11]. Het is
tevens van belang dat hierdoor de grensoverschrijdende afstemming van nationale
onderzoeksprogramma’s wordt versterkt met behulp van
ERA-Net-coördinatieregelingen. In KP7 werden nieuwe grootschalige initiatieven
ondersteund: –
er zijn 5 artikel 185-initiatieven gestart, waarvan
er bij één alle 28 lidstaten betrokken zijn. De Commissie heeft in juli 2013
voorgesteld deze uit te breiden en te versterken, waarvoor in totaal ongeveer 3 500
miljoen euro wordt vrijgemaakt, waarvan ongeveer 1 400 miljoen euro via
Horizon 2020[12]
en –
sinds 2009 zijn er tien gezamenlijke
programmeringsinitiatieven gestart. Vijf daarvan hebben nu gemeenschappelijke
strategische onderzoeksagenda’s en zeven daarvan hebben gezamenlijke
uitnodigingen gedaan of gepland. –
Daarnaast speelt een aantal aanzienlijke
intergouvernementele organisaties een belangrijke rol in de ondersteuning van transnationale
samenwerking door de afstemming en subsidiëring van onderzoek op intra-Europees
en internationaal niveau. De Europese intergouvernementele
onderzoeksorganisaties[13]
die lid zijn van het EIROforum bieden bijvoorbeeld met de sterke ondersteuning
van hun lidstaten enkele van de beste onderzoeksinfrastructuren ter wereld. De
behoeften van de gemeenschap en de ondersteuning van de lidstaten op één lijn
brengen, is een sleutelonderdeel van het succes van het EIROforum. De agentschappen voor de subsidiëring van
onderzoek van verschillende lidstaten hebben bilaterale of multilaterale
overeenkomsten of specifieke transnationale samenwerkingsmodellen, zoals de
procedure voor het leidende agentschap[14]. De meeste van deze initiatieven zijn
echter kleinschalig en komen van onderaf. Met uitzondering van het
kaderprogramma en de subsidiëring voor de Europese Ruimtevaartorganisatie,
wordt minder dan 1 % van de nationale overheidssubsidiëring voor onderzoek
en ontwikkeling uitgegeven aan grensoverschrijdend onderzoek in Europa en
initiatieven voor een verbeterde interoperabiliteit van nationale
onderzoeksprogramma’s zijn nog steeds relatief zeldzaam[15]. Om grotere effecten te bereiken van onderzoek
met de beperkte overheidssubsidies die voor onderzoek beschikbaar zijn, is het
van cruciaal belang om niet alleen transnationale subsidiëring mogelijk te
maken, maar ook om de verschillende bronnen van nationale en andere subsidies
op strategische wijze op EU-niveau op één lijn te krijgen. Sommige lidstaten
hebben nationale strategieën aangenomen waarin rekening wordt gehouden met de overeengekomen
gemeenschappelijke prioriteiten zoals overeengekomen in Horizon 2020 of in de
strategische onderzoeksagenda van de gemeenschappelijke programmerings-initiatieven
waaraan zij deelnemen. De mate van uitlijning is echter te laag om de grote
maatschappelijke uitdagingen op te lossen waarmee Europa zich geconfronteerd
ziet. De lidstaten moeten nationale programma’s beter op elkaar afstemmen. zodat
gezamenlijke strategische onderzoeksagenda’s kunnen worden verwezenlijkt in het
kader van de gezamenlijke programmering. Ook moeten
zij de interoperabiliteit tussen nationale programma's verbeteren, ter
bevordering van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van onderzoek. Als
gevolg van een gezamenlijk programma door de lidstaten, kunnen meer
onderzoekers samenwerken aan nationaal gesubsidieerde transnationale onderzoeksactiviteiten
die grote maatschappelijke uitdagingen aanpakken, zoals wordt aangetoond in de
Europese allianties voor energieonderzoek uit het SET-plan[16]. Onderzoeksinfrastructuur Het grote aantal onderzoeksinfrastructuren
door heel Europa is tijdens recente onderzoeken om dit in kaart te brengen[17]
duidelijk geworden en zo is het landschap transparanter geworden. Uit de
EOR-monitoring blijkt ook dat de voorwaarden voor grensoverschrijdende toegang
tot onderzoeksinfrastructuren niet altijd worden gerapporteerd en
geharmoniseerd tussen lidstaten. Er is behoefte aan meer transparantie
van de voorwaarden voor grensoverschrijdende toegang tot onderzoeksinfrastructuren.
Horizon 2020 blijft belangrijke bestaande
nationale onderzoeksinfrastructuren integreren en openen die van pan-Europees
en regionaal belang zijn voor alle Europese onderzoekers, zowel uit de
academische wereld als de industrie, om een optimaal gebruik en gezamenlijke
ontwikkeling te verzekeren. Het Europees Strategieforum voor
onderzoeksinfrastructuren (ESFRI) is een succesvol voorbeeld van een
strategisch instrument om de wetenschappelijke integratie van Europa te
ontwikkelen. De Commissie en de lidstaten boeken samen vooruitgang bij de
tenuitvoerlegging van de toezegging voor de Innovatie-Unie om tegen 2015 60 %
van de 48 prioriteitsinfrastructuren te hebben gestart die in 2010 door het
ESFRI zijn geïdentificeerd. Het toegenomen gebruik van de ERIC-verordening voor
het vaststellen van Europese onderzoeksinfrastructuren is een goede illustratie
van een instrument dat leidt tot vergelijkbaardere governancestructuren en
duidelijke toegangsvoorwaarden. Nationale financiële toezeggingen blijven van
cruciaal belang om een langetermijnvisie voor en deelname aan wereldwijde
onderzoeksinfrastructuren van Europees belang te ondersteunen, en des te meer
in tijden van economische crisis. Bijna twee derde van de lidstaten hebben
nationale routekaarten voor onderzoeksinfrastructuren ontwikkeld[18], die
bijdragen aan een verminderde fragmentatie van het
onderzoeksinfrastructuurlandschap in Europa. Er is echter nog steeds ruimte
voor een betere uitlijning met de ESFRI-routekaart. Horizon 2020 blijft de
voorbereiding, tenuitvoerlegging, duurzaamheid op de lange termijn en
efficiënte werking van onderzoeksinfrastructuren ondersteunen die zijn
geïdentificeerd door ESFRI en andere onderzoeksinfrastructuren van
wereldklasse. De lidstaten moeten financiële, beheers-
en politieke belemmeringen voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van
onderzoeksinfrastructuren aanpakken. Ze moeten de routekaarten voor
onderzoeksinfrastructuren op één lijn brengen en de ontwikkeling ervan afstemmen. De Europese Commissie zal een handvest
ontwikkelen voor grensoverschrijdende toegang tot en gebruik van
onderzoeksinfrastructuren om meer transparantie en geharmoniseerde
omstandigheden te bereiken voor grensoverschrijdende toegang tot
onderzoeksinfrastructuren. Open arbeidsmarkt voor onderzoekers Een werkelijk
open en aantrekkelijke Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers is een
essentiële factor voor de voltooiing van de EOR. Open, transparante en op verdiensten
gebaseerde werving verzekert dat onderzoeksstelsels in staat zijn te kiezen uit
de breedst mogelijke poel van talent, waarbij uitmuntendheid wordt gegenereerd
en mobiliteit wordt gestimuleerd. Er zijn meer dan 200 universiteiten en
onderzoeksinstellingen actief betrokken bij het initiatief "personeelsbeleid
voor excellent onderzoek" en de grote meerderheid herziet zijn
wervingsprocessen. Het gebruik van het banenportaal EURAXESS om
onderzoeksposities in de gehele EU te adverteren, vormt ook een aanzienlijke
stap vooruit en heeft geholpen bij het koppelen van vraag en aanbod over de
grenzen heen. De beginselen van open werving gaan echter veel verder dan het
recht om te weten van en te solliciteren op posities. Ongeveer 40 % van de
EU-onderzoekers geeft aan dat zij ‘ontevreden’ waren met open wervingspraktijken
bij hun instelling. In sommige landen bedroeg dat aandeel meer dan 50 %[19]. In 2012 liepen de prestaties op het gebied van
innovatie tussen de lidstaten verder uiteen. In deze omgeving, in samenhang met
bezuinigingen op onderzoeksbudget in de landen die het hardst worden getroffen
door de financiële crisis, worden open werving en voortgang van de loopbaan nog
belangrijker om de voorwaarden te creëren voor een evenwichtigere groei in
Europa. Er is een afgestemde inspanning nodig
van de lidstaten en instellingen om te verzekeren dat alle onderzoeksposities
onderworpen zijn aan open, transparante en op prestaties gebaseerde
wervingspraktijken. Er blijven tussen de lidstaten verschillen
bestaan met betrekking tot de overdraagbaarheid van beurzen en de toegang tot
nationale beurzen. Slechts weinig lidstaten geven aan dat hun nationale
subsidiemechanismen de overdraagbaarheid van beurzen mogelijk maken. Toegang
tot nationale beurzen en fellowships worden voor niet-inwoners vaak belemmerd,
tenzij dergelijke subsidiëring in het belang is van het nationale
onderzoeksstelsel. Hoewel er verschillende initiatieven[20] zijn
aangenomen, blijven de gevolgen ervan in de EU beperkt. De lidstaten moeten belemmeringen
wegnemen die de tenuitvoerlegging voorkomen van de toegang tot en de
overdraagbaarheid van nationale beurzen, en organisaties voor de subsidiëring
van onderzoek moeten de samenwerking verbeteren om het proces te
vereenvoudigen. Een snelle immigratie kan als beslissende
factor dienen in het aantrekken van het beste wereldwijde talent naar Europa.
De Commissie heeft in maart 2013 een herschikking[21] voorgesteld
van de richtlijn voor wetenschappelijke visa waarin duidelijkere tijdslimieten
zijn opgenomen voor nationale autoriteiten om te beslissen over aanvragen en
die onderzoekers meer mogelijkheden biedt voor mobiliteit en toegang tot de
arbeidsmarkt na hun verblijf. In Europa zijn relatief weinig onderzoekers
werkzaam in de industrie, terwijl het aantal mensen dat een doctoraatopleiding
afmaakt groeit. Hoewel de aard van de doctoraatopleiding breder wordt en meer
afgestudeerden een loopbaan beginnen buiten de academische wereld, zijn velen
slecht voorbereid op de arbeidsmarkt. In sommige lidstaten is vooruitgang
waarneembaar, hoewel de bredere uitrol een uitdaging blijft in termen van
bereik, financiering en duurzaamheid en inzet van de industrie in doctoraatopleidingen,
in het bijzonder om alle beginselen voor innovatieve doctoraatopleidingen te
omvatten, zoals goedgekeurd door de Raad[22]. Daarnaast heeft een aantal lidstaten goed
gebruik gemaakt van structuurfondsen om de opleiding van doctoraatkandidaten te
ondersteunen. De lidstaten, organisaties voor de
subsidiëring van onderzoek en organisaties voor de uitvoering van onderzoek
worden aangemoedigd om een bredere aanpak te bevorderen van de beginselen voor
innovatieve doctoraatopleidingen, met inbegrip van, waar passend, door middel
van het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen. Om deelname aan de EOR te verbreden, stelt de
Commissie de oprichting voor van "EOR-voorzitters" uit hoofde van
Horizon 2020 om universiteiten en andere onderzoeksinstellingen te ondersteunen
bij het bereiken van het vereiste niveau van excellent onderzoek om op
internationaal niveau concurrerend te zijn. Onder het KP7 is een
proefuitnodiging gedaan, waarop meer dan 100 instellingen hebben gereageerd. Gendergelijkheid en mainstreaming in onderzoek
Europees onderzoek lijdt nog steeds onder een aanzienlijk verlies, en
inefficiënt gebruik, van zeer vaardige vrouwen en onder een gebrek aan
genderdimensie in onderzoeksinhoud. Hoewel het aantal vrouwen met een doctoraat
de laatste jaren in bijna alle sectoren aanzienlijk is gegroeid, blijven
vrouwen op het onderzoeksgebied in de minderheid en is het aantal vrouwelijke hoofden
van instellingen in het hoger onderwijs erg laag[23]. In termen van beleidsinitiatieven blijft het beeld in de lidstaten zeer
heterogeen. Gendergelijkheid wordt meestal geregeld op het niveau van algemene
bepalingen voor de arbeidsmarkt. Weinig lidstaten lijken specifieke bepalingen
te hebben om gendergelijkheid te verzekeren binnen hun juridisch kader voor
onderzoek. In de helft van de lidstaten worden prikkels ontwikkeld om jonge
vrouwen te stimuleren een wetenschappelijke loopbaan te omarmen en vrouwelijke
onderzoeksloopbanen te ondersteunen. Een kleiner aantal lidstaten stelt
doelstellingen vast die zijn gericht op genderevenwichtigheid in groepen en
comités. Slechts weinige stimuleren instellingen om gendergelijkheidsplannen
aan te nemen en ten uitvoer te leggen[24].
De lidstaten schenken maar weinig aandacht aan de integratie van de
genderdimensie in nationale onderzoeksprogramma’s, hoewel de juiste aanpak van
de behoeften, gedragingen en houdingen van zowel mannen als vrouwen de
kwaliteit en relevantie van onderzoeks- en innovatieresultaten kan verbeteren. De lidstaten moeten uitgebreide strategieën ten uitvoer leggen voor
structurele wijzigingen om genderkloven te dichten in onderzoeksinstellingen en
–programma’s. In het KP7 heeft de Commissie het opzetten en
ten uitvoer leggen van gendergelijkheidplannen in organisaties die onderzoek
uitvoeren gesubsidieerd. In 2013 wordt het ERA-NET GENDERNET gelanceerd ter
ondersteuning van de samenwerking tussen de lidstaten en de geassocieerde
landen. In Horizon 2020 gaat de Europese Commissie
verder met de ondersteuning van structurele wijzigingen in
onderzoeksinstellingen. In vergelijking met KP7 zullen gendergelijkheid en
genderdimensie in onderzoeks- en innovatie-inhoud stelselmatiger tot
uitdrukking worden gebracht in de verschillende fasen van de Horizon 2020-programma’s.
Optimale
circulatie en overdracht van wetenschappelijke kennis Open toegang tot door de overheid
gesubsidieerde onderzoeksresultaten Kennis is van essentieel belang in de EOR.
Met overheidsgeld gesubsidieerde kennis moet beschikbaar zijn voor
onderzoekers en de private sector, om ze de kennisbasis te vergroten, regionale
afwijkingen te verkleinen en innovatieve oplossingen voor maatschappelijke
uitdagingen te bevorderen. Onbeperkte en kosteloze
toegang tot publicaties wordt gesteund door een groeiend aantal universiteiten,
onderzoekscentra en subsidie-agentschappen in heel Europa. Bijna alle lidstaten
hebben wettelijke en administratieve voorwaarden ingesteld ter ondersteuning
van open toegang tot publicaties en sommige lidstaten bevorderen tevens open
toegang tot gegevens[25].
De
lidstaten moeten doorgaan met het doen van inspanningen bij de
tenuitvoerlegging van open toegang tot publicaties en verdergaan met het
vaststellen van een toereikend beleidskader voor open toegang tot gegevens,
waarbij rekening moet worden gehouden met kwesties op het gebied van
intellectuele eigendom (IE), in het bijzonder in het geval van betrokkenheid
van de private sector bij het onderzoek. Horizon 2020
geeft het goede voorbeeld, door open toegang tot onderzoekspublicaties
verplicht te stellen voor de subsidie van onderzoek en innovatie op EU-niveau. Digitale
dimensie van de EOR Digitale middelen
zijn van essentieel belang voor het creëren van, de toegang tot en de
overdracht van kennis. Sommige lidstaten hebben al actie ondernomen om een
digitale EOR te bevorderen om een naadloze toegang mogelijk te maken voor
onderzoeksmiddelen, diensten en samenwerkingen[26]. Alle
lidstaten moeten verzekeren dat de voorwaarden worden geschapen voor de ondersteuning
van naadloze online toegang tot digitale onderzoeksdiensten voor samenwerking,
berekening van en toegang tot wetensschappelijke informatie; voor de samenvoeging
van elektronische identiteiten voor onderzoekers die grensoverschrijdende
toegang tot diensten en middelen mogelijk maken; en voor geharmoniseerd
toegangs- en gebruiksbeleid voor elektronische infrastructuur en digitale
onderzoeksdiensten om samenwerking mogelijk te maken voor multinationale
onderzoeksconsortia met zowel publieke als private partners. Kennisoverdracht en open innovatie Kennisoverdracht is een sleutelgebied van de
EOR waarop regeringen en belanghebbenden zeer actief zijn, gezien de cruciale
rol ervan in de economie, in het bijzonder voor het herstel ervan. Hoewel deze
ondersteunende inspanningen in de lidstaten prijzenswaardig zijn, zijn
nationale maatregelen nog steeds gefragmenteerd, wat op zijn beurt de efficiëntie
op nationaal niveau belemmert van algemene open innovatie en kennisoverdracht[27]. Strategieën
die structuur bieden, stimuleren en faciliteren, en verzekeren hierdoor dat
overheidsonderzoek bijdraagt aan open innovatie en kennisoverdracht. Deze
strategieën spelen een belangrijke rol bij de kenniseconomie. De lidstaten moeten nationale strategieën
voor kennisoverdracht nader definiëren, ten uitvoer leggen en beoordelen, zodat
deze een structurele en culturele verandering teweegbrengen in het onderzoeks-
en innovatiestelsel en als zodanig de economische en sociale gevolgen van
onderzoek verhogen. De banden tussen wetenschap en innovatiebeleid
worden steeds sterker. Wetenschappelijke kennis wordt steeds meer op een
dynamische en samenwerkende manier geproduceerd, wat op zijn beurt weer leidt
tot waardevolle innovatie en lagere transactiekosten. Ter ondersteuning van dit
proces ontwikkelt de Commissie momenteel een uitgebreide beleidsaanpak voor
open innovatie en kennisoverdracht en zal hierover belanghebbenden raadplegen. Internationale
samenwerking De externe
dimensie van de EOR[28]
is intrinsiek aan haar ontwikkeling. De resultaten van
de EOR bij het samenvoegen van middelen en het creëren van kritieke massa, het
faciliteren van de ontwikkeling, overdracht en verspreiding van kennis en het
instellen van een open arbeidsmarkt voor onderzoekers, helpt om van Europa een
aantrekkelijke locatie te maken voor wereldwijde mobiele onderzoekers en
investeringen in onderzoek en innovatie. Een betere
afstemming van nationaal beleid maakt een efficiëntere en samenhangendere
vertegenwoordiging van Europees onderzoek en innovatie mogelijk in de wereld en
verhoogt de zichtbaarheid en effecten ervan. Dit leidt op zijn beurt weer tot
een versterking van de invloed van Europa op de ontwikkeling van
gemeenschappelijke wereldwijde beginselen (bv. op het gebied van onderzoeksintegriteit
en collegiale toetsing, bevordering van gendergelijkheid en de genderdimensie
in onderzoek, onderzoeksloopbanen, IE-rechten en open toegang tot met
overheidsgeld gesubsidieerde onderzoekspublicaties) om zo internationale
samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie mogelijk te maken en een
wereldwijd gelijk speelveld te creëren. 3. Conclusie en volgende stappen Uit het voortgangsverslag 2013 blijkt dat de
tenuitvoerlegging van de EOR-agenda van cruciaal belang is bij het efficiënter
maken van onderzoeks- en innovatie-activiteiten en om bij te dragen aan slimme,
duurzame en inclusieve groei. Er blijkt echter tevens uit dat het Europese
onderzoeks- en innovatielandschap nog steeds gefragmenteerd is en er worden
belemmeringen geïdentificeerd die voorkomen dat Europa volledig zijn voordeel
kan doen met een uniforme EOR waarin onderzoekers, wetenschappelijke kennis en
technologie vrijelijk circuleren[29]. Hiervoor is het belangrijk dat de lidstaten
zich volledig houden aan de EOR-prioriteiten, aangezien zij de primaire actoren
blijven voor de introductie van de belangrijkste EOR-hervormingen in hun
nationale onderzoeksstelsels. Het Europees semester is een krachtig instrument
voor de lidstaten om op samenhangende wijze EOR-prioriteiten op te nemen in het
bredere kader van hervormingen naar groeiende investeringen in onderzoek en
ontwikkeling en economisch herstel. Gezien de strategische en beter geïnformeerde
interactie binnen de lidstaten, heeft de Commissie de rol van de Comité Europese
onderzoeksruimte bij het realiseren van de EOR[30] bevestigd evenals het bieden van input bij
de jaarlijkse verslaglegging van de Commissie en het volledig benutten van
synergiën met het Europees semester. Hiervoor is het van cruciaal belang dat de
lidstaten hun steun aan het monitoringmechanisme blijven voortzetten en, waar
nodig, verhogen, om zo de best mogelijke fundering te hebben voor de volledige
beoordeling van de voortgang in 2014. In het kader van het versterkte
EOR-partnerschap moet de interactie tussen nationale autoriteiten en
belanghebbenden beter worden verankerd en in de meeste lidstaten expliciet
worden gemaakt. De belanghebbendenorganisaties op onderzoeksgebied die de
gezamenlijke verklaring met de Commissie hebben ondertekend, moeten een voorbeeld
zijn voor de interactie tussen hen en hun leden in de richting van de EOR. Zij
worden geacht tegen het einde van dit jaar verslag te doen over hun voortgang,
om hun samenwerking te verbeteren en, indien toepasselijk, hun inspanningen te
verhogen voor gezamenlijke acties ter ondersteuning van de EOR. De Commissie zal trachten haar bijdrage aan de
EOR te verbeteren middels Horizon 2020, dat, naast de nationale
overheidssubsidies die in de 28 lidstaten en de geassocieerde landen
beschikbaar zijn, een belangrijke financiële pilaar vormt voor het realiseren
van de EOR. Het is tevens van belang dat de lidstaten de EOR-agenda opnemen in
hun gebruik van Europese structuur- en investeringsfondsen. Het is de verantwoordelijkheid van de
Commissie om bij te dragen aan het algemene beleidsdebat over de EOR en de
tenuitvoerlegging daarvan. De Commissie blijft wederzijds leren en de
uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten ondersteunen, om zo een
beter begrip en meer waardering te ontwikkelen van nationaal onderzoeks- en
innovatiebeleid in het bredere kader van het Europese semester betreffende
investeringen in onderzoek en innovatie en economische ontwikkeling[31]. Steun voor de voltooiing van de EOR van de
Raad, de Europese Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal
Comité en het Comité van de Regio's blijft van cruciaal belang om de brug met
belanghebbenden in het algemeen, nationale parlementen en regio’s te
verzekeren. De Commissie verzekert daarom dat er een passende
interinstitutionele dialoog wordt behouden. In 2014 wordt een volledige beoordeling uitgevoerd
van de voortgang, om vast te stellen of het versterkte partnerschap voor
topkwaliteit en groei voor de Europese onderzoeksruimte voldoende was om de EOR
te voltooien, zoals waartoe de Europese Raad heeft opgeroepen[32]. [1] COM(2010) 2020 definitief. [2] COM(2012)
392 final. [3] C 17649/12,
RECH 467, COMPET 773. [4] Idem. Er
wordt ook opgeroepen tot "monitoring van de voortgang van de EOR in nauw
verband met het Europees semester, evenals sturing op topniveau door de Raad
(…)" [5] ITRE-comité, 19/06/2012. [6] EESC INT/662-CES2075-2012_00_00_TRA_AC
en PB 2013/C 62/4. [7] EARTO,
EUA, LERU, NordForsk, Science Europe. CESAER voegde zich een jaar later door
middel van een eenzijdige verklaring bij het partnerschap. [8] Er zijn 3
geassocieerde landen (Zwitserland, IJsland en Noorwegen) geanalyseerd op basis
van hun vrijwillige bijdragen. [9] http://ec.europa.eu/research/era/docs/en/voluntary_guidelines.pdf. [10] Werkdocument
van de diensten van de Commissie (WDDC) "Feiten en cijfers over de EOR",
blz. 8. [11] De
lidstaten hebben in de periode 2007-2012 ongeveer 29,4 miljard euro aan
EG-bijdragen ontvangen en geassocieerde landen 2,9 miljard euro. [12] COM(2013) 494
final [13] CERN,
EFDA-JET, EMBL, ESA, ESO, ESRF, European XFEL en ILL. [14] WDDC "Feiten
en cijfers over de EOR", blz. 17. [15] JOREP-onderzoek
(Joint & Open Research European Programmes) voor de Europese Commissie, 2013. [16] COM(2007) 723
definitief. [17] Bv.
Onderzoeksinfrastructuren in EOR, forum van organisaties die lid zijn van ESF,
maart 2013. [18] WDDC "Feiten
en cijfers over de EOR", blz. 18. [19] WDDC "Feiten
en cijfers over de EOR", blz. 21-22. [20] Bv. ‘Money
follows Researcher’ en ‘Money follows Cooperation’. [21] http://www.europarl.europa.eu/meetdocs/2009_2014/documents/com/com_com(2013)0151_/
com_com(2013)0151_nl.pdf [22] Conclusies
van de Raad over de modernisering van het hoger onderwijs, 11/2011,
http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/11/st16/st16746.nl11.pdf [23] She
Figures 2012: vrouwen vertegenwoordigen 46 % van de PhD-afgestudeerden in
de EU, 33 % van de onderzoekers, 20 % van het hoger academisch
personeel; genderongelijkheid valt meer op bij de besluitvorming: 15,5 %
van de hoofden van instellingen en 10 % van de rectoren van instellingen
voor hoger onderwijs is vrouw. http://ec.europa.eu/research/science-society/document_library/pdf_06/she-figures-2012_en.pdf
[24] WDDC, "Feiten
en cijfers over de EOR", blz. 20. [25] WDDC, "Feiten
en cijfers over de EOR", blz. 22. [26] Idem,
blz. 25. [27] Idem,
blz. 29-30. [28] COM(2012) 497, http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/intm/137346.pdf [29] VWEU, art.
179. [30] Resolutie
van de Raad betreffende de adviesverlening voor de EOR, 31.05.2013. [31] In 2013
vonden er seminars voor wederzijds leren plaats over competitieve subsidiëring
en synergie tussen het Structuurfonds en Horizon 2020. Er wordt voorzien in een
seminar die wordt ondersteund door de Europese Commissie voor de behandeling
van nationale strategieën voor de opleiding van voldoende onderzoekers om te
voldoen aan de nationale doelstellingen voor onderzoek en ontwikkeling. [32] EUCO 2/1/11.