This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0614
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL AND THE EUROPEAN PARLIAMENT Shadow Banking – Addressing New Sources of Risk in the Financial Sector
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Schaduwbankieren – Het aanpakken van nieuwe bronnen van risico in de financiële sector
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Schaduwbankieren – Het aanpakken van nieuwe bronnen van risico in de financiële sector
/* COM/2013/0614 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Schaduwbankieren – Het aanpakken van nieuwe bronnen van risico in de financiële sector /* COM/2013/0614 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD
EN HET EUROPEES PARLEMENT Schaduwbankieren – Het aanpakken van nieuwe
bronnen van risico in de financiële sector Inleiding Sinds het begin van de financiële crisis in 2007/2008
heeft de Europese Commissie een aanvang gemaakt met de grootste hervorming ooit
van de financiële diensten in Europa. Het is de bedoeling deze sector op een
duurzame wijze opnieuw gezond en stabiel te maken door de tekortkomingen en
zwakke punten aan te pakken die door de crisis in het licht zijn gesteld. De benadering van de Commissie bestaat erin op
een algemene en omvattende wijze alle financiële risico’s aan te pakken en te
garanderen dat de baten voortkomende uit de versterking van bepaalde actoren en
markten niet worden aangetast door een verplaatsing van de financiële risico’s
naar minder streng gereglementeerde sectoren. Dergelijke reguleringsarbitrage
zou de impact van de hervormingen in grote mate ondermijnen. De Commissie heeft
daarom in maart 2012 een groenboek over schaduwbankieren gepubliceerd[1] om input te verzamelen over de
wijze waarop het best risico's kunnen worden aangepakt die voortkomen uit
kredietintermediatie waarbij entiteiten en activiteiten buiten
het reguliere banksysteem betrokken zijn. De sector van het schaduwbankieren staat
voorts hoog op de internationale agenda. De G20-leiders hebben de Raad voor
financiële stabiliteit (FSB)[2]
gevraagd een onderzoek in te stellen naar schaduwbankieren om de belangrijkste
risico's te identificeren en aanbevelingen te doen. De algemene doelstelling,
die bij herhaling door de G20 is bevestigd, is om alle donkere hoeken in de
financiële sector weg te werken en regulering en toezicht uit te breiden tot
alle structureel belangrijke financiële instellingen, instrumenten en markten[3]. De eerste aanbevelingen van de FSB zal tijdens
de top van de G20 op 5 en 6 september 2013 te Sint-Petersburg worden
goedgekeurd. De Commissie heeft zeer actief tot de werkzaamheden van de FSB
bijgedragen en de in deze mededeling geschetste conclusies zijn volledig
consistent met de oriëntaties van de FSB. Na overleg over het groenboek en op een
ogenblik dat de financiële regulering in Europa aanzienlijk zal worden
versterkt en verbeterd, wenst de Commissie voor de komende maanden een
routekaart uit te stippelen ten einde opkomende risico’s, en met name
systeemrelevante risico's, in het niet-gereglementeerde systeem te bedwingen[4]. Dergelijke risico's kunnen met
name optreden door de verstrengeling van de sector van het schaduwbankieren met
het gereglementeerde financiële systeem. Hoewel het begrip “schaduwbankieren” slechts
onlangs formeel is gedefinieerd in de loop van de discussies van de G20, zijn
de eraan verbonden risico’s niet nieuw. De Commissie heeft samen met de
Europese medewetgevers reeds een aantal maatregelen ten uitvoer gelegd, of is
daarmee bezig, om een beter kader te bieden voor deze risico’s, zoals de
voorschriften voor hedgefondsen[5]
en een sterkere band tussen banken en niet-gereglementeerde actoren[6]. Deze mededeling schetst een aantal prioriteiten
waarvoor de Commissie van plan is initiatieven te nemen, zoals de transparantie
van de sector van het schaduwbankieren, instelling van een kader voor
geldmarktfondsen, hervorming van de regels voor instellingen voor collectieve
belegging in effecten (icbe's), het effectenrecht en de risico’s van
effectenfinancieringstransacties (vooral uitlenen van effecten en
repo-overeenkomsten) en instelling van een kader voor interactie met de
banksector. Voorts zal bijzondere aandacht uitgaan naar de toezichtsregelingen
om alle grote risico’s op een adequate manier aan te pakken. Bepaalde kwesties
vereisen daarnaast nog verdere studie en zullen later dit jaar worden
verduidelijkt, meer bepaald op basis van de analyse van de diensten van de
Commissie en de werkzaamheden van de G20. 1. Het debat over
schaduwbankieren 1.1. Het belang van
schaduwbankieren in de context van de financiële hervorming van de EU ·
Wat is schaduwbankieren? Reguleerders definiëren schaduwbankieren als
een systeem voor kredietbemiddeling waarbij entiteiten en activiteiten
betrokken zijn van buiten het reguliere banksysteem[7]. Dit omvat entiteiten die: –
fondsen werven met deposito-achtige kenmerken; –
looptijd- en/of liquiditeitstransformaties
uitvoeren; –
kredietrisico-overdrachten toestaan; –
direct of indirect gebruik maken van financiële
leverage[8].
Activiteiten van
schaduwbankieren, met name securitisatie, effectenuitlening en
repo-transacties, zijn een belangrijke bron van financiering voor financiële
entiteiten. ·
Waarom speciaal aandacht hebben voor dit systeem? Naast de risico’s die verbonden zijn met de
omzeiling van de bestaande voorschriften en het feit dat door deze
entiteiten/activiteiten onverhoeds grote schulden kunnen worden opgebouwd in de
financiële sector, moet op schaduwbankieren toezicht worden uitgeoefend vanwege
de omvang ervan, de nauwe banden met de gereglementeerde financiële sector en
het systeemrisico dat het inhoudt. De eerste factor is de omvang. Ook al zijn de
ramingen van de omvang van het schaduwbankieren niet volledig accuraat, zowel
in absolute termen als beschouwd als aandeel van de globale financiële sector,
toch blijkt dat een aantal componenten ervan systeemrelevant kunnen zijn. De
recentste studies van de FSB[9]
wijzen erop dat het totaalbedrag aan met schaduwbankieren verband houdende
activa, dat bij benadering overeenstemt met de statistische categorie “overige
financiële intermediairs”, ongeveer de helft vertegenwoordigt van het
gereglementeerde bankstelsel. Ondanks de lichte daling van de activa van
schaduwbankieren sinds 2008 bedraagt het totale cijfer voor 2011 51 000
miljard EUR. Wat de geografische spreiding betreft, is het schaduwbankieren
geconcentreerd in de Verenigde Staten (ongeveer 17 500[10] miljard EUR) en in de EU[11] (de eurozone met 16 800
miljard EUR en het Verenigd Koninkrijk met 6 800 miljard EUR). De tweede factor die risicoverhogend werkt, is
de hoge mate van vervlochtenheid tussen schaduwbankieren en de rest van de
financiële sector, meer bepaald het gereglementeerde bankstelsel. Elke
tekortkoming die niet wordt aangepakt, of de destabilisering van een
belangrijke deelnemer aan het schaduwbankstelsel, kan een domino-effect hebben
op de sectoren die zijn onderworpen aan de hoogste toezichtsnormen. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de
potentiële systeemrelevante risico’s voor de financiële sector naar behoren
worden gedekt en dat de ruimte voor reguleringsarbitrage wordt beperkt om de
integriteit van de markt te versterken en het vertrouwen van de spaarders en de
consumenten te vergroten. 1.2. Reacties op het groenboek van
de Commissie De talrijke bijdragen die werden ontvangen na
de publicatie van het groenboek[12],
het initiatiefverslag van het Europees Parlement[13], dat substantiële waarde aan
het debat heeft toegevoegd, wijzen op het belang van deze problematiek voor het
financiële stelsel, de niet-financiële sector en de overheid. Een meerderheid van de respondenten sprak haar
volle steun uit voor initiatieven die strekken tot een duidelijker regelgeving
voor schaduwbankieren. Velen riepen de Commissie op een proportionele aanpak te
volgen die prioritair is gericht op de activiteiten of entiteiten die een groot
systeemrisico vormen voor de economische en financiële sector. Deze aanpak moet
zoveel mogelijk gebruik maken van het bestaande wettelijke kader van de EU om
de samenhang en de continuïteit te verzekeren. De in het groenboek voorgestelde definitie van
schaduwbankieren is door de respondenten algemeen geaccepteerd. Een
aantal waarnemers hadden hun voorkeur geuit voor een meer specifieke definitie,
terwijl anderen wezen op het belang van een brede en flexibele definitie die
gemakkelijk aan veranderingen van het systeem kan worden aangepast. Vele
bijdragers waren echter ongelukkig met de term “schaduwbankieren”, die volgens
hen een negatieve bijklank heeft. De Commissie neemt nota van deze problemen
maar gebruikt de term zelf neutraal en vrij van connotaties. In dit stadium is
het echter zeer moeilijk alternatieve terminologie in te voeren omdat deze term
intussen internationaal ingeburgerd is. Er bestaat ook een consensus over de noodzaak
om de ruimte voor toekomstige reguleringsarbitrage te beperken tussen de in
hoge mate gereglementeerde sectoren en andere marktsegmenten waar bepaalde
vergelijkbare financiële activiteiten zouden kunnen worden uitgevoerd zonder
aan dezelfde mate van regulering onderworpen te zijn. Het algemene doel van de
Commissie is te komen tot een coherente benadering met vergelijkbare
regelgeving voor activiteiten die vergelijkbare risico’s vertonen. 2. Zijn de ondernomen hervormingen
een adequaat antwoord op bepaalde inherente risico’s van schaduwbankieren? De Commissie heeft een ambitieus financieel
hervormingsprogramma zonder voorgaande gelanceerd waaraan het Europees
Parlement en de Raad als medewetgevers prioriteit hebben verleend. 2.1. Maatregelen inzake financiële
entiteiten ·
Strengere eisen voor banken die met het
schaduwbankstelsel samenwerken Entiteiten uit het schaduwbankieren kunnen tot
op zekere hoogte via hun betrekkingen met banken worden gevolgd. In dit verband
zijn twee reeksen vereisten bijzonder belangrijk: vereisten betreffende
transacties tussen banken en hun financiële tegenpartij en de boekhoudregels
betreffende consolidering. In de eerste plaats zijn maatregelen genomen
om te garanderen dat de belangen van de personen die een
securitisatietransactie uitvoeren, gelijklopen met die van de eindbeleggers.
Sinds de Richtlijn Kapitaalvereisten II[14]
eind 2010 van kracht werd, zijn de kredietinstellingen verplicht te controleren
of de initiator- of sponsorinstelling van een transactie een economisch belang
heeft dat gelijk is aan ten minste 5% van de gesecuritiseerde activa.
Vervolgens werden bij de Richtlijn Kapitaalvereisten III[15] de kapitaalvereisten versterkt
voor risico’s die verband houden met securitisatietransacties, vooral indien
hierbij diverse niveaus van securitisatie zijn betrokken, en werden de
prudentiële vereisten voor de steun voor securitisatievehikels versterkt[16]. Ten tweede spelen de boekhoudvereisten inzake
transparantie ook een belangrijke rol voor zover beleggers daardoor in staat
worden gesteld de risico’s die door de banken worden gedragen, en hun
blootstellingen aan het schaduwbankwezen te identificeren. De boekhoudnormen
inzake consolidering stellen meer bepaald vast of een entiteit opgenomen dient
te worden in de consolideerde balans van een bank. De wijzigingen die de
International Accounting Standards Board (IASB) heeft aangebracht aan de
bepalingen van de International Financial Reporting Standards (IFRS) 10, 11 en 12,
die in Europa in 2014 van kracht zullen worden, zullen de
boekhoudconsolidatievereisten ontwikkelen en de openbaarmakingsvereisten
betreffende niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten verstrengen. Voorts
heeft het Bazelse Comité een herziening aangevat van de prudentiële
consolidatiepraktijken en zal het eind 2014 zijn conclusies openbaar maken. De
Commissie volgt deze ontwikkelingen op de voet. In 2010 heeft de IASB de
openbaarmakingsvereisten heeft verstrengd in verband met risicoposities buiten
de balanstelling in het geval van overdrachten van financiële tegoeden. Deze
strengere vereisten zijn met ingang van 1 juli 2011 in Europa in werking
getreden (IFRS 7). Tijdens de crisis heeft gebrek aan informatie over dit
type van verplichtingen tot gevolg gehad dat beleggers en bankautoriteiten niet
in staat zijn geweest om alle risico’s die door de banken werden gedragen,
correct in te schatten. ·
Strengere eisen voor verzekeringsinstellingen die
met het schaduwbankstelsel samenwerken De kaderrichtlijn
Solvabiliteit II[17]
behandelt ook een reeks kwesties inzake schaduwbankieren door haar
risicogerelateerde aanpak en door het opleggen van strikte vereisten voor
risicobeheer, met inbegrip van het "prudent person"-beginsel voor
beleggingen. Zoals de EU-bankenwetgeving voorziet deze richtlijn in een
totalebalansaanpak waarbij alle entiteiten en uitzettingen aan groepstoezicht
onderworpen zijn. Bepaalde
activiteiten zoals verzekeringen van hypothecaire leningen[18], overeenkomsten met banken
inzake liquiditeitsswaps en directe verstrekking van leningen kunnen tot
specifieke punten van zorg aanleiding geven. De bepalingen inzake risicobeheer
en de kapitaalvereisten die zullen worden gespecificeerd in de technische
uitvoeringsmaatregelen van de Richtlijn Solvabiliteit II, zullen verzekeren dat
de risico’s die eigen zijn aan deze activiteiten op voldoende wijze worden
gedekt en dat de ruimte voor reguleringsarbitrage wordt beperkt. De Richtlijn
Solvabiliteit II stelt meer bepaald vast dat directe leningen onderworpen zijn
aan kapitaalvereisten en dat voor het opzetten van securitisatievehikels
toestemming van de toezichthoudende autoriteiten nodig is. De
uitvoeringsbepalingen voor deze richtlijn zullen betrekking hebben op
vergunningsvereisten en doorlopende reguleringsvereisten in verband met
solvabiliteit, goed bestuur en rapportage ten aanzien van verzekerings-SPV's
(special purpose vehicles). ·
Een geharmoniseerd kader voor beheerders van
alternatieve beleggingsinstellingen Europa heeft reeds actie ondernomen met
betrekking tot financiële actoren die niet eerder op EU-niveau aan regulering
waren onderworpen. De richtlijn inzake beheerders van alternatieve
beleggingsinstellingen (Alternative Investment Fund Managers Directive, AIFMD)[19] stelt geharmoniseerde
vereisten vast voor entiteiten die verantwoordelijk zijn voor het bestuur en
beheer van deze fondsen. Vanaf 22 juli 2013 moeten deze regels van toepassing
zijn op alle hedgefondsen, private-equityfondsen en vastgoedfondsen[20]. Om een vergunning te verkrijgen moet een
bedrijfsleider voldoen aan vereisten op het gebied van kapitaal, risico- en
liquiditeitsbeheer, de aanstelling van één bewaarder en voorschriften
betreffende transparantie ten aanzien van beleggers en toezichthouders.
Leverage wordt aan bijzonder toezicht onderworpen. Indien leverage excessief
blijkt te zijn vanwege de risico’s voor de stabiliteit van het financiële
systeem, kunnen de nationale autoriteiten op aanbeveling van de Europese
Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bepaalde beperkingen op het gebruik
ervan opleggen. 2.2. Maatregelen ter versterking
van de marktintegriteit ·
Een kader voor instrumenten voor risico-overdracht Besmetting tussen het gereglementeerde
financiële stelsel en schaduwbankieren kan ernstig zijn en nog worden verergerd
door een gebrek aan transparantie, met name in crisissituaties. De financiële
crisis heeft de centrale rol in het licht gesteld van financiële derivaten die
buiten de beurs (over-the-counter) worden verhandeld, zoals kredietderivaten.
De verordening betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en
transactieregisters[21]
(European Market Infrastructure Regulation, EMIR) schrijft een centrale
clearing voor van alle gestandaardiseerde derivatencontracten, alsook verzoeken
om bijstorting van margin voor niet-gestandaardiseerde contracten. Hiermee
wordt het mogelijk te verzekeren dat informatie met betrekking tot alle
Europese transacties in derivatenproducten wordt opgeslagen in een
transactieregister dat toegankelijk is voor alle betrokken toezichthoudende
autoriteiten. Door de transparantie van deze transacties te verzekeren, wordt
het mogelijk de rol van de entiteiten in het schaduwbankstelsel duidelijk te
definiëren. Binnen het kader van de tenuitvoerlegging en
van toekomstige herzieningen van de verordening zal de Commissie de dekking
nagaan van de entiteiten die tot het schaduwbankstelsel behoren, en vaststellen
of extra initiatieven noodzakelijk zijn om te garanderen dat deze entiteiten
onderworpen zijn aan de verplichtingen inzake compensatie en transparantie die
door de centrale registers worden opgelegd. Voorts werd in de short selling-verordening[22] een aantal van deze punten van
zorg aangepakt door te voorzien in meer transparantie voor
kredietverzuimposities en in een verbod op ongedekte kredietverzuimswaps op
overheidsschuld. ·
Versterkte securitisatieregelingen Securitisatie is een financieringsmethode die
van belang is voor een doeltreffende financiering van de economie. De methode
werd echter tevens gebruikt voor significante overdrachten van kredietrisico
van het traditionele bankstelsel zonder voldoende garanties. Vereisten vergelijkbaar met die in de
Richtlijn Kapitaalvereisten II werden vastgesteld voor verzekeringsinstellingen
(Solvabiliteit II), beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (AIFMD)
en instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's). Het Europese regelgevingskader stemt overeen
met de aanbevelingen die op 16 november 2012 door de International Organization
of Securities Commissions (IOSCO) werden gedaan[23]. De Commissie zal nauwgezet
blijven toezien op deze beginselen om gelijke behandeling en een goed begrip
van de risico’s op internationaal niveau te verzekeren. De versterking van het
securitisatiekader impliceert ook dat in verband met transparantie robuuste
maatregelen getroffen moeten worden. De Commissie verwelkomt alle initiatieven
om de transparantie te verhogen en de standaardisering van de openbaarmaking te
versterken. Initiatieven van de centrale banken op het gebied van zekerheden[24], alsook particuliere
initiatieven van het bedrijfsleven, zoals de invoering van labeling[25], zullen toezichthouders in
staat stellen risico’s beter te monitoren en zullen tevens beleggers de
mogelijkheid bieden risico’s diepgaander te analyseren. Mede hierdoor zouden
gunstigere voorwaarden voor een herstel van deze markt worden gecreëerd. ·
Een beter kader voor ratingbureaus Ratingbureaus spelen een belangrijke rol in de
keten van het schaduwbankieren. Ratingacties hebben een directe impact op de
acties van beleggers, leners, emittenten en regeringen. De financiële
crisis heeft het belang in het licht gesteld van de evaluaties van
ratingbureaus, vooral in het kader van het besluitvormingsproces van beleggers,
en hoe deze in vele gevallen ook in de sector van het schaduwbankieren
overkreditering en procyclische reacties in de hand hebben gewerkt door het
creëren van buitensporige leverage te vergemakkelijken. De EU heeft drie
verordeningen[26]
vastgesteld om een duidelijker kader voor deze bureaus tot stand te brengen.
Dit nieuwe kader zal het overdreven afhankelijk zijn van externe rating
verminderen, de kwaliteit van de ratings verbeteren en de verantwoordelijkheid
van ratingbureaus vergroten. De derde verordening (CRA 3), die op 20 juni 2013
in werking is getreden, zal ertoe bijdragen belangenconflicten te beperken door
de bureaus verantwoording te doen afleggen en zodoende ook excessieve en
automatische afhankelijkheid van deze ratings terugdringen. Die maatregelen samen zullen het
systeem van schaduwbankieren gezonder en veerkrachtiger helpen maken. 3. Extra maatregelen om een
duidelijk kader te creëren voor de risico's die verbonden zijn aan
schaduwbankieren Er zijn vijf prioritaire terreinen: meer
transparantie van schaduwbankieren, een steviger kader voor fondsen en met name
geldmarktfondsen, effectenrecht en beperktere risico’s van
effectenfinancieringstransacties, sterkere prudentiële regelingen in de
banksector en beter georganiseerd toezicht op schaduwbankieren. 3.1. Meer transparantie Om de risico's doeltreffend te kunnen
inschatten en te kunnen ingrijpen waar nodig, zijn gedetailleerde, betrouwbare
en uitvoerige gegevens nodig. De autoriteiten moeten inspanningen blijven
leveren om hun statistische instrumenten, zoals de gedetailleerdheid van hun
gegevens over de fondsenstroom, aan te vullen en te verbeteren. Momenteel zijn
er vier prioriteiten die bij voorrang moeten worden behandeld. ·
Aanvullende initiatieven met betrekking tot het
verzamelen en uitwisselen van gegevens. In de EU dient een kader voor de monitoring
van aan schaduwbankieren verbonden risico's te worden ontwikkeld. Ten minste
jaarlijks dient een periodieke kwantitatieve beoordeling plaats te vinden, die
onder meer aangeeft hoe het gebrek aan informatie moet worden opgevangen dat
een adequate en grondige evaluatie in de weg staat. In dit verband kijkt de
Commissie met belangstelling uit naar de bijdragen van de nieuwe ESRB-werkgroep
en de concrete voorstellen ervan met betrekking tot onder meer specifieke
risico-indicatoren. Op internationaal niveau levert de jaarlijkse monitoringexercitie
van de FSB een goed overzicht van deze ontwikkelingen op. Deze exercitie dient
dan ook verder te worden vervolledigd. Daarnaast kunnen de gezamenlijke
werkzaamheden van de FSB en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) om tot een
kader voor het verzamelen en delen van gegevens over grote banken met
internationale systeemrelevantie te komen (Data Gaps Initiative, initiatief
betreffende ontbrekende gegevens), nuttig worden aangevuld met het verzamelen
van gegevens over sectorale onderlinge verwevenheid die nuttig kunnen zijn om
toezicht te houden op de risico's die samenhangen met schaduwbankieren. ·
Ontwikkeling van centrale registers voor derivaten
in het kader van EMIR en de herziening van MiFID. EMIR vereist dat alle derivatentransacties
worden geregistreerd in centrale registers (transactieregisters). Deze rapporteringsvereisten zullen vanaf begin 2014
geleidelijk worden ingevoerd. Met
betrekking tot het monitoren van schaduwbankieren vormt het verzamelen van
gegevens in transactieregisters een grote stap vooruit omdat de overdrachten
van risico's beter kunnen worden geïdentificeerd. Deze registers bieden
onmiddellijk toegang tot gedetailleerde informatie over de onderlinge
verwevenheid van de verschillende actoren. Toezichthouders kunnen bijvoorbeeld
monitoren wie op bepaalde markten risico's koopt of verkoopt (kredietderivaten,
rentederivaten, grondstoffenderivaten). Als entiteiten die bij schaduwbankieren
horen, zoals hedgefondsen, dominant zijn of aanzienlijke risico's dragen,
kunnen de toezichthouders hen identificeren. Met de herziening van de richtlijn inzake
markten voor financiële instrumenten (MiFID)[27]
zal het ook mogelijk worden verbeteringen aan te brengen in de transparantie
van obligaties, gestructureerde producten, derivaten en emissierechten. Dit
voorstel breidt het toepassingsgebied van de richtlijn uit tot activiteiten als
flitshandel. Door voor deze activiteiten de voorwaarde op te leggen dat er
goedkeuring voor moet worden verleend, biedt het voorstel de overheid de
mogelijkheid de risico's die flitshandelaren voor de markten vormen,
makkelijker op te sporen en te monitoren, zelfs als deze handelaren deel
uitmaken van het schaduwbankstelsel. ·
Invoering van de identificatie van juridische
entiteiten (LEI) Op vraag van de G20 heeft de FSB een orgaan
voor mondiaal bestuur opgericht – het LEI Regulatory Oversight Committee – om
een nieuwe norm te ontwikkelen en te handhaven en ervoor te zorgen dat iedere
juridische entiteit die partij is bij een financiële transactie, een uniek
identificatienummer heeft. De LEI helpt de toezichthoudende autoriteiten om
alle financiële – al dan niet gereglementeerde – actoren en hun financiële
transacties grensoverschrijdend te monitoren. Het instrument maakt het met name
mogelijk om risicoconcentratie in het financiële systeem te identificeren,
rapporteringssystemen te vereenvoudigen en de kwaliteit van gegevens- en
risicobeheer door financiële operatoren te verbeteren. De LEI zal gevolgen
hebben voor schaduwbankieren omdat het mogelijk zal worden veel meer informatie
te verzamelen over de entiteiten die financiële transacties uitvoeren. Het LEI Regulatory Oversight Committee hield
zijn oprichtingsvergadering in januari 2013. Met de steun van de FSB zal het
geleidelijk aan een structuur opbouwen rond een centrale eenheid en met een
wereldwijd netwerk van operatoren. De LEI zal in eerste instantie worden
gebruikt om te rapporteren over derivatenproducten in Europa en de Verenigde
Staten. Vervolgens zal het gebruik worden uitgebreid naar andere gebieden, zoals
de tenuitvoerlegging van regelgeving met betrekking tot banken, hedgefondsen,
ratingbureaus en meer wereldwijde financiële markten. Hierbij moeten drie zaken worden benadrukt. Om
te beginnen stimuleert de Commissie de oprichting in Europa van lokale operationele
eenheden om identificatienummers toe te wijzen aan Europese bedrijven.
Daarnaast zal de Commissie bijzondere aandacht besteden aan de overgangsfase
die voorafgaat aan de tenuitvoerlegging van de definitieve identificatie, om
ervoor te zorgen dat de overgangsidentificatienummers wereldwijd coherent zijn
en ook als dusdanig worden erkend door het LEI Committee. In ieder rechtsgebied
zou de rapportering over derivaten dan ook gebruik moeten maken van alle
identificatienummers die de Commissie erkent. Ten slotte zorgt de Commissie ook
voor een goed evenwicht tussen openbare en particuliere actoren in het project,
in het bijzonder in het licht van de oprichting van de centrale operationele
eenheid die de draaischijf voor het systeem zal worden. De Commissie zal de mogelijkheid overwegen dat
zij een wetgevingsvoorstel zal opstellen waarmee de verplichting om de LEI te
gebruiken in het Europese wetgevingskader zou kunnen worden ingevoerd. ·
Behoefte aan meer transparantie bij
effectenfinancieringstransacties De analyses van het Europees Comité voor
systeemrisico's (ESRB) en de FSB hebben duidelijk gemaakt er een gebrek is aan
betrouwbare en uitvoerige gegevens over repo-overeenkomsten en
effectenuitlening. Deze gegevens zijn cruciaal om de risico's te observeren die
samenhangen met vervlochtenheid, buitensporige leverage en procyclisch gedrag.
Dit maakt de identificatie mogelijk van risicofactoren als buitensporig gebruik
van financiering op korte termijn om vorderingen op lange termijn mee te
financieren, grote afhankelijkheid van bepaalde soorten zekerheden en
tekortkomingen bij de beoordeling ervan. Deze lacunes zijn zorgwekkend, met
name in het licht van de ondoorzichtigheid van zekerhedenketens, die het risico
op besmetting doet toenemen. De Commissie draagt actief bij aan
internationale besprekingen over dit onderwerp en volgt tegelijk van nabij het
initiatief van de ECB om een centraal register op te richten om in real time
gedetailleerde gegevens over repo-transacties in de EU te verzamelen. Hiermee zal
kunnen worden geïdentificeerd welke gegevens nodig zijn om deze transacties te
monitoren en zullen de gegevens die met name in de infrastructuur al
beschikbaar zijn, kunnen worden geanalyseerd. De ECB heeft recentelijk
bevestigd dat een rapporteringskader op EU-niveau nodig is[28], terwijl het ESRB concludeerde
dat de oprichting van een centraal register op Europees niveau de beste manier
zou zijn om gegevens te verzamelen over effectenfinancieringstransacties[29]. De Commissie zal specifieke
aandacht besteden aan dit werk in het kader van de aanbevelingen van de FSB. In
het licht van deze ontwikkelingen zal zij beoordelen of de transparantie op
EU-niveau is toegenomen, en zich het recht voorbehouden passende maatregelen
voor te stellen indien nodig. 3.2. Een beter kader voor bepaalde
beleggingsfondsen ·
Specifieke wetgevende maatregelen voor een beter
kader voor geldmarktfondsen De financiële crisis heeft aangetoond dat
geldmarktfondsen, die werden beschouwd als vrij stabiele beleggingsvehikels,
een systeemrisico kunnen inhouden. Deze fondsen zijn een nuttig instrument voor
beleggers omdat zij lijken op bankdeposito's, met dezelfde onmiddellijke
toegang tot liquiditeiten en dezelfde waardestabiliteit. Geldmarktfondsen
blijven echter wel beleggingsfondsen en dus onderhevig aan het marktrisico. In
tijden van grote spanningen op de markt hebben deze fondsen het dan ook
moeilijk hun liquiditeit en stabiliteit te behouden, zeker in het licht van
beleggersruns. Zij kunnen bijgevolg een ernstig risico op besmetting vormen. Na de raadpleging van 2012 over de hervorming
van de sector vermogensbeheer[30]
en om te kunnen reageren op de resolutie van het Europees Parlement[31], heeft de Commissie samen met
deze mededeling een voorstel voor een verordening gepubliceerd dat zonder uitzondering
op alle Europese geldmarktfondsen van toepassing zal zijn <http://ec.europa.eu/internal_market/investment/money-market-funds/index_en.htm>.
In deze voorstellen wordt rekening gehouden met het werk dat is verricht op
zowel internationaal (IOSCO en FSB) als Europees niveau (aanbevelingen van het
ESRB[32]
en richtsnoeren van de ESMA). Dit zal in het bijzonder zorgen voor meer
kwaliteit en liquiditeit in de vermogensportefeuilles van deze fondsen en zal
bij sommige van deze fondsen kapitaalbuffers inbouwen om de lacunes in de
waardering op te vangen die samenhangen met de schommelingen in hun
vermogenswaarde. ·
Een sterker icbe-kader In het kader van een grondige herziening van
de Icbe-richtlijn (in 2012 werd een openbare raadpleging gehouden) zal de
Commissie ook andere problemen aanpakken die samenhangen met vermogensbeheer.
Er wordt een algemene beoordeling uitgevoerd van het kader waarin bepaalde
fondsen[33]
actief kunnen zijn, zoals onder meer de manier waarop bepaalde
beleggingstechnieken en –strategieën worden gebruikt. Bij de beoordeling wordt hoofdzakelijk
nagegaan hoe beleggingsfondsen gebruik maken van
effectenfinancieringstransacties. Fondsen moeten ervoor zorgen dat dit soort
transacties hun liquiditeit niet schaadt. Deze transacties gaan gewoonlijk
gepaard met bilaterale uitwisselingen van zekerheden om de fondsen te
beschermen tegen tegenpartijrisico. De criteria voor het bepalen van de in
aanmerking komende zekerheden en de diversificatie van de activa die als
zekerheid worden gesteld, zullen worden herbekeken om te waarborgen dat
mogelijke verliezen daadwerkelijk en onmiddellijk gedekt zijn als een
tegenpartij in gebreke blijft. Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan
fondsen die door dit soort transacties met het banksysteem verbonden zijn. 3.3. Beperking van de risico's die
samenhangen met effectenfinancieringstransacties Naast de sector van het fondsenbeheer hebben
ook effectenfinancieringstransacties – met name effectenuitleningen en repo's –
een belangrijke rol gespeeld met betrekking tot de overmatige schuldenlast van
de financiële sector. Sinds het begin van de financiële crisis werden
financiële intermediairs bovendien geregeld gedwongen gebruik te maken van
effecten (zekerheden) om op de markten financiering te verkrijgen. Deze zekerheden
beschermen kredietverleners tegen tegenpartijrisico, maar kunnen door de
kredietverleners ook worden hergebruikt. In de EU nemen deze zekerheden meestal de vorm
aan van effecten, die kunnen worden doorgeleend aan andere financiële
intermediairs om nieuwe krediettransacties te waarborgen of te verzekeren. Als
deze zekerheden in contanten worden gesteld, kunnen zij hergebruikt worden. Het
hergebruik of de herverpanding van effecten zorgt voor dynamische
zekerhedenketens waarin hetzelfde effect meermaals wordt geleend, vaak via
actoren uit het schaduwbankstelsel. Dit mechanisme kan bijdragen aan een
stijging van de leverage en het procyclische karakter van het
financieringsstelsel versterken, waardoor dat kwetsbaarder wordt voor bankruns
en plotse schuldafbouw. Bovendien zijn deze markten weinig doorzichtig, zodat
het moeilijk wordt de eigendomsrechten te bepalen (wie bezit wat?), toezicht te
houden op de risicoconcentratie en de tegenpartijen te identificeren (wie is
blootgesteld aan wie?). De recente gevallen waarin grote financiële
intermediairs het faillissement hebben aangevraagd (bv. Lehman Brothers)
illustreren deze problemen, die soms nog worden geaccentueerd door de
onderlinge verwevenheid van financiële instellingen en de strategieën om zekerheden
te transformeren die sommige financiële spelers gebruiken. Als een grote
financiële instelling in gebreke blijft, kan dat dus destabiliserend werken
voor de effectenmarkten. Er zijn uitvoerige werkzaamheden verricht om
deze gebeurtenissen beter te begrijpen en eruit te leren. Om deze problemen op
te lossen, overweegt de Commissie de opstelling van een wetgevingsvoorstel
inzake effectenrecht. 3.4. Een versterking van het
prudentiële kader in de banksector om het risico op besmetting en arbitrage te
beperken De risico's die schaduwbankieren inhoudt voor
banken die onder de regelgeving vallen, kunnen op twee manieren worden
aangepakt. ·
Verstrenging van de prudentiële regels die van
toepassing zijn op banken bij hun transacties met niet-gereglementeerde financiële
entiteiten om het risico op besmetting te verkleinen De Verordening Kapitaalvereisten (Capital
Requirements Regulation, CRR)[34]
en de Richtlijn Kapitaalvereisten IV (Capital Requirements Directive IV,
CRD IV)[35],
die vanaf 1 januari 2014 van toepassing zullen zijn, zullen de
solvabiliteitsregels voor banken verstrengen, met name betreffende
kapitaalvereisten voor deelnemingen in financiële entiteiten, daaronder
begrepen niet-gereglementeerde entiteiten. Deze prudentiële hervorming zal banken er ook
toe verplichten het tegenpartijrisico dat voortvloeit uit
OTC-derivatentransacties met tegenpartijen uit het schaduwbankieren, met extra
eigen vermogen te dekken. Deze hervorming voert de verplichting in om over
extra kapitaal te beschikken ter dekking van mogelijke verliezen als gevolg van
wijzigingen in de marktwaarde van deze derivaten als de solvabiliteit van de
tegenpartij voor deze derivaten vermindert indien en alleen indien de
tegenpartij niet van deze regel is vrijgesteld (aanpassing van kredietwaardering).
Een aantal entiteiten uit de schaduwbanksector zijn belangrijke tegenpartijen
bij deze derivatentransacties. Banken zouden dus kunnen worden aangemoedigd om
minder transacties te sluiten met niet-gereglementeerde entiteiten. Genoemde wetgeving bevat nieuwe voorschriften
inzake liquiditeit[36],
die moeten leiden tot een langere looptijd van de financiële verplichtingen van
de banken en tot minder gebruik van kortetermijnfinanciering, die vaak wordt
verleend door entiteiten zoals geldmarktfondsen. Aangezien deze maatregelen evenveel gevolgen
hebben voor alle financiële tegenpartijen van de banken, ongeacht of die
gereglementeerd zijn, zijn twee nieuwe maatregelen ingevoerd om de risico's te
verkleinen die het schaduwbankieren inhoudt voor banken: –
met ingang van 2014 zullen banken verplicht zijn
bij hun toezichthouders verslag uit te brengen over hun uitzettingen bij
niet-gereglementeerde entiteiten en van hun uitzettingen door
repo-overeenkomsten en effectenuitlening; –
tegen eind 2014 dient de Europese Bankautoriteit
(EBA) richtsnoeren op te stellen om de bancaire blootstelling aan
niet-gereglementeerde tegenpartijen te beperken, en de Europese Commissie moet
tegen eind 2015 bepalen of het raadzaam is dergelijke beperkingen in te voeren
in de EU-wetgeving, gezien het werk dat zowel op Europees als op internationaal
niveau wordt verricht. ·
Overwegen van een eventuele uitbreiding van de
reikwijdte van de toepassing van prudentiële regels om de arbitragerisico's in
te perken Door de reikwijdte uit te breiden wordt het
mogelijk te reageren op de bezorgdheid die met name in het initiatiefverslag
van het Parlement werd geuit, waarin wordt gesuggereerd de prudentiële regels
ook toe te passen op entiteiten zonder bankvergunning die activiteiten
uitoefenen die gelijken op die van banken. Schaduwbankieren kan niet worden besproken
zonder het te hebben over het toepassingsgebied van de prudentiële
EU-bankregelgeving. Volgens EU-wetgeving[37]
moet "een onderneming waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het
publiek in ontvangst nemen van deposito's of van andere terugbetaalbare gelden en
het verlenen van kredieten voor eigen rekening" aan de prudentiële
vereisten voor banken voldoen. Het concept "van het publiek in ontvangst
nemen van terugbetaalbare gelden" en zelfs de concepten kredieten en
deposito's kunnen op verschillende manieren worden begrepen, zodat financiële
entiteiten die soortgelijke activiteiten uitoefenen in sommige lidstaten wel en
in andere niet als kredietinstellingen kunnen worden aangemerkt. Bijgevolg is
het mogelijk dat deze entiteiten binnen de Europese Unie niet aan dezelfde
regels zijn onderworpen. Een nauwgezette beoordeling van de wijze
waarop kredietinstellingen in de 28 lidstaten worden gedefinieerd en
geïdentificeerd, is dus noodzakelijk. Indien de resultaten van deze beoordeling
op specifieke problemen duiden, kan de Commissie, met een gedelegeerde
handeling, de definitie van een kredietinstelling voor de toepassing van de
prudentiële bancaire regelgeving verduidelijken op basis van artikel 456 van de
CRR. De inwerkingtreding van de CRR – de definitie
van kredietinstellingen is thans in een verordening vastgelegd en niet in een
richtlijn zoals in het verleden het geval was – houdt in dat met ingang van 2014
alleen financiële entiteiten die zowel deposito's in ontvangst nemen als
kredietactiviteiten ontplooien als "kredietinstellingen" zullen
worden aangemerkt. Tot dusver was het de lidstaten toegestaan bij de omzetting
van Richtlijn 2006/48/EG een kredietinstelling ruimer te definiëren. Zo kon het
gebeuren dat in sommige lidstaten kredietverleners die geen deposito's in
ontvangst nemen, zoals financieringsmaatschappijen, als kredietinstellingen
werden aangemerkt en dus aan de in de EU geldende bancaire prudentiële
regelgeving dienden te voldoen. Sommige lidstaten konden besluiten de bancaire
prudentiële vereisten of aangepaste prudentiële vereisten op deze
kredietverleners te blijven toepassen. Andere konden besluiten daarop geen
specifieke regels toe te passen. Dit kan resulteren in een verschillende
prudentiële behandeling van lidstaat tot lidstaat van entiteiten die niet aan
de vereisten van de in de CRR vastgelegde definitie van een kredietinstelling
voldoen. In genoemde beoordeling dienen dan ook alle financiële entiteiten te
worden betrokken die soortgelijke activiteiten verrichten als die welke door
banken worden uitgeoefend, maar die niet als kredietinstellingen zijn
geclassificeerd. Dit moet het mede mogelijk maken de verschillen in nationale
prudentiële behandeling te beoordelen[38].
De EBA zal worden verzocht de omvang te
beoordelen van de financiële entiteiten die buiten de reikwijdte van de
Europese bancaire prudentiële regelgeving vallen. Aangezien hiervoor een
horizontale beoordeling van de financiële sector nodig is, zal de EBA ook kunnen
voortbouwen op het werk dat andere Europese toezichthoudende autoriteiten
hebben verricht. Met een dergelijk initiatief zou het Europees
kader voor macroprudentieel toezicht kunnen worden versterkt. Dit kader houdt
de verplichting in voor banken om een anticyclische kapitaalbuffer aan te
houden op vraag van de toezichthoudende overheden als zij menen dat het
geleende volume te groot is. Een dergelijk instrument kan alleen doeltreffend
zijn als het rekening houdt met alle financiële entiteiten die krediet
verstrekken, en niet alleen met kredietinstellingen. De Commissie overweegt ook de toekomstige
FSB-aanbevelingen over de andere entiteiten van het schaduwbankstelsel waar
momenteel geen geschikt toezichtskader voor bestaat en zal, indien nodig,
wetgevende maatregelen ter zake voorstellen. 3.5. Meer toezicht op de
schaduwbanksector Schaduwbankieren is per definitie rijk
geschakeerd en dynamisch. Het past zich aan veranderingen in de markten en de
regelgeving. De Commissie verzoekt nationale en Europese autoriteiten dan ook
voortdurend waakzaam te zijn en te zorgen voor passende instrumenten om
toezicht te houden. Het verspreide karakter van schaduwbankieren
maakt het moeilijk om dergelijk toezicht uit te oefenen. Wat de bevoegdheden
betreft die momenteel zijn toegekend aan de toezichthoudende autoriteiten, moet
de verantwoordelijkheid voor het toezicht nog duidelijker en diepgaander worden
vastgelegd. In dat opzicht is het cruciaal dat zowel de nationale als de
Europese autoriteiten maatregelen treffen om te zorgen voor een geschikt en
omvattend toezichtsysteem. Op nationaal niveau moet iedere
lidstaat ervoor zorgen dat de risico's die inherent zijn aan schaduwbankieren,
worden geïdentificeerd en dat er toezicht op wordt uitgeoefend. Deze taak wordt
vaak uitgevoerd door de organen voor macroprudentieel toezicht op de financiële
sector, als die bestaan, in samenwerking met de centrale banken en de
toezichthoudende autoriteiten van de sector. De Commissie ziet nauwlettend toe
op de kwaliteit van deze controle en op de goede samenwerking tussen de
nationale autoriteiten. Aangezien het schaduwbankstelsel een wereldwijd systeem
is, moeten risicoanalyses ook grensoverschrijdend kunnen zijn. Op Europees niveau wordt gewerkt aan de
beoordeling, identificatie en monitoring van entiteiten en risico's van
schaduwbankieren. Binnen het ESRB en de Europese toezichthouders (EBA, EIOPA,
ESMA) is voorbereidend werk verricht. Al deze werkzaamheden moeten worden
opgevoerd en gecoördineerd, zodat de toezichthouders geen enkel systeemrisico
over het hoofd zien. De arbitragemogelijkheden onder de financiële sectoren en
de grensoverschrijdende mogelijkheden om de prudentieel regels te omzeilen,
moeten worden ingeperkt. Dit aspect zal, samen met de behoefte aan een
duidelijke institutionele rol voor iedere autoriteit, met name worden aangepakt
in het kader van de herziening van het Europees systeem van financiële
toezichthouders (ESFT) die de Commissie in 2013 zal uitvoeren. Bij deze
beoordeling wordt met name rekening gehouden met het bestaan van doeltreffende
procedures om informatie over schaduwbankieren te verzamelen en uit te
wisselen. Bij de bespreking wordt ook rekening gehouden met de ontwikkelingen
inzake de uitvoering van één enkel toezichtsmechanisme. 3.6. Conclusie De schaduwbanksector mag niet enkel worden
beoordeeld op basis van de risico's die het inhoudt, het moet worden erkend
vanwege de belangrijke rol die het speelt in de financiële sector. Het is een
alternatief financieringskanaal dat essentieel is voor de reële economie, zeker
wanneer de traditionele actoren in het banksysteem hun financiële steun
terugschroeven. De acties die in deze mededeling worden
beschreven, zijn niet exhaustief en de Commissie zal voortdurend beoordelen of
extra maatregelen nodig zijn om voor een geschikt kader voor schaduwbankieren
te zorgen. Deze dynamische en vooruitziende aanpak is nodig om te kunnen
reageren op de veranderingen in het systeem, dat zich voortdurend aanpast aan
de regelgeving. _________________________________ Belangrijkste
maatregelen op het gebied van schaduwbankieren[39] || 2009-2012 || 2013 || 2014 en later Indirecte benadering via bankenregelgeving || · CRD 2 ten uitvoer gelegd in 2010 · CRD 3 ten uitvoer gelegd in 2011 · Wijzigingen van IFRS 7 in 2011 (incl. bepaalde securitisatierisico's) || · EU-raadpleging over structurele hervorming van de banken (follow-up rapport Liikanen) || · COM-voorstel over structurele hervorming || · CRD 4-tenuitvoerlegging per 01/01/2014 · Tenuitvoerlegging wijzigingen van IFRS 10, 11, 12 (consolidatievereisten /openbaarmaking) Specifieke initiatieven in de banksector / Schaduwbankieren || || || · Start EBA-beoordeling van het toepassingsgebied van de prudentiële bankenregelgeving (eindrapport 2014) || · EBA-rapporten over limieten voor niet-gereglementeerde tegenpartijblootstellingen Indirecte benadering/ Verzekeringssector || || · EIOPA-rapporten voor Omnibus II-trialoog || · Voltooiing Omnibus II-trialogen || · Gedelegeerde handelingen voor Solvency II (inclusief kapitaalvereisten en risicobeheervereisten) Sector vermogensbeheer || · Werkzaamheden van IOSCO/FSB/ESRB over beleidsaanbevelingen voor geldmarktfondsen || · AIFMD-tenuitvoerlegging (omzettingstermijn 22/07) || · Voorstel regelgeving geldmarktfondsen (04/09) || · Toetsing ICBE inclusief beleggingstechnieken en -strategieën van de fondsen Kader voor risico-overdrachten || · EMIR van kracht sinds 2012 || · Aanneming technische normen (maart) || · Aanneming (2e kwartaal) en inwerkingtreding (3e kwartaal) technische normen inzake contracten die onderworpen zijn aan verplichte clearing Verminderen risico's die samenhangen met effectenfinancieringstransacties || || · FSB-werkzaamheden over beleidsaanbevelingen i.v.m. repo- en effectenuitleentransacties || · Voorstel effectenrecht inclusief elementen over eigendomsrechten en transparantie. Vergroten transparantie van schaduwbankieren || || · Oprichting van het LEI Regulatory Oversight Committee · Tenuitvoerlegging shortsellingregelgeving (verhoogde transparantie voor CDS'en en verbod op ongedekte CDS'en op overheden) · MIFID-herziening / uitbreiding van de transparantiereikwijdte || · Inwerkingtreding vereisten rapportage derivatentransacties aan transactieregisters (EMIR) (1e kwartaal) · Door autoriteiten (bv. ESRB-werkgroep) te ontwikkelen monitoringkader · Voorstellen effectenrecht/Specifieke acties voor effectenfinancieringstransacties (bv. ECB-initiatief inzake een transactieregister) · Tenuitvoerleggingsfase identificatie van juridische entiteiten (LEI) EU-toezichtkader || || · EFSF-toetsing door de Commissie || · Nagaan of verdere actie voor versterkt toezicht op schaduwbankieren in de EU nodig is Ratingbureaus || · Inwerkingtreding CRA 1 in 2009 · Inwerkingtreding CRA 2 in 2011 || · CRA 3 sinds 20 juni 2013 van kracht (behandeling van met name belangenconflict, buitensporige afhankelijkheid van ratings) || Afwikkelingsinstrumenten voor niet-banken || · COM-publieksraadpleging over afwikkeling niet-banken || · Interne beoordeling / werkzaamheden op internationaal niveau (FSB over afwikkeling en CPSS-IOSCO over herstel FMI's) || · COM-initiatief (wetgevingsvoorstel over herstel en afwikkeling van CTP's en Mededeling over beleidsoriëntatie m.b.t. andere niet-financiële instellingen) [1] Zie
http://ec.europa.eu/internal_market/bank/docs/shadow/green-paper_nl.pdf [2] Zie het communiqué van de G20 na de top van Cannes in
november 2011. [3] Zie het communiqué van de G20 na de top van Londen, 2
april 2009. [4] Alle acties die door de Commissie in dit document worden
voorgesteld, zijn consistent en verenigbaar met het lopende meerjarige
financiële kader (2007-2013) en met het voorstel voor de komende periode (2014-2020).
Verslag over schaduwbankieren. Rapporteur: Saïd El Khadraoui. [5] Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de
Raad inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (PB L 174 van 1.7.2011,
blz.1). [6] Bijvoorbeeld de bepalingen die betrekking hebben op
securitisatieposities in het kader van de herziene kapitaalvereisten, zoals
opgenomen in Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2013/36/EU. Zie het
FSB-verslag met als titel: [7] 'Shadow Banking System, Scoping the Issues' van 12 april
2011. Er zijn vijf werkgroepen opgezet voor i) de interactie tussen het
schaduwbankstelsel en de banken, ii) de vermindering van de risico’s verbonden
met geldmarktfondsen, iii) de risico’s van “andere” entiteiten van het
schaduwbankstelsel, iv) het kader voor stimulansen en de transparantie van
securitisatietransacties, en v) de risico’s van
effectenfinancieringstransacties. [8] Dit kunnen onder meer ad-hocentiteiten zijn zoals
securitisatievehikels of -kanalen, geldmarktfondsen, beleggingsinstellingen die
krediet verstrekken of geleveraged zijn, zoals bepaalde hedgefondsen of
private-equityfondsen en financiële entiteiten die krediet of kredietwaarborgen
verstrekken, die niet gereguleerd zijn zoals banken of bepaalde verzekerings-
en herverzekeringsondernemingen die kredietproducten aanbieden of waarborgen. [9] Zie http://www.financialstabilityboard.org/publications/r_121128.pdf [10] In de studie van de FSB zijn de cijfers in USD uitgedrukt.
Hiermee komt men op een totaal van 67 000 miljard USD, waarvan 23 000 miljard USD
in de Verenigde Staten, 22 000 miljard USD in de eurozone en 9 000
miljard USD in het Verenigd Koninkrijk. Om internationale vergelijkingen
mogelijk te maken, zijn FSB-gegevens gehanteerd. [11] Er zijn ook studies verricht door de Europese Commissie,
de Europese Centrale Bank, de Europese Autoriteit voor effecten en markten
(European Securities and Markets Authority, ESMA) en het Europees Comité voor
systeemrisico's (European Systemic Risk Board, ESRB). In deze studies worden
evenwel verschillende methoden, definities en gegevensbronnen gebruikt,
waardoor de ramingen aanzienlijk kunnen uiteenlopen. [12] Zie
http://ec.europa.eu/internal_market/consultations/docs/2012/shadow/replies-summary_en.pdf. [13] Zie http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&reference=2012/2115(INI) [14] Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG
en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale
instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het
toezichtkader en het crisisbeheer (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 97). [15] Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG
wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor
hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het
beloningsbeleid (PB L 302 van 14.12.2010, blz. 3) [16] De Commissie volgt de werkzaamheden van het Bazelse Comité
op dit punt en de voorgestelde wijzigingen van de bestaande regelingen op de
voet. [17] Zie http://ec.europa.eu/internal_market/insurance/solvency/
[18] De diensten van de Commissie zullen in het bijzonder
rekening houden met de beginselen van het gezamenlijke forum dat eind 2013 zal
worden afgesloten, http://www.bis.org/press/p130211.htm. [19] Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad
inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (PB L 174 van 1.7.2011,
blz.1). [20] Tegen het eind van het derde kwartaal van 2012 bedroeg het
totaal van de activa die door deze alternatieve fondsen worden beheerd,
ongeveer 2 500 miljard EUR (bron: EFAMA). [21] Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van
4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en
transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1) [22] Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees
Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en
bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (PB L 86 van 24.3.2012, blz. 1) [23] Zie http://www.iosco.org/library/pubdocs/pdf/IOSCOPD394.pdf. [24] Zie bijvoorbeeld de initiatieven die door het Eurosysteem
en de Bank van Engeland werden genomen. [25] De twee voorbeelden zijn het PCS-label (Prime
Collateralised Securities) voor de door activa gedekte effectenmarkt en het
European Covered Bond Council (ECBC)-label voor de markt van gedekte
obligaties. [26] Zie
http://ec.europa.eu/internal_market/rating-agencies/index_en.htm waarin sprake is van de meest recente Verordening (EU) nr. 462/2013
van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus Voor de EER relevante tekst
(PB L 146 van 31.5.2013, blz. 1–33) en Richtlijn 2013/14/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 21 mei 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/41/EG
betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor
bedrijfspensioenvoorziening, Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen
voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) en Richtlijn 2011/61/EU inzake
beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen ter voorkoming van een
overmatig vertrouwen in ratings Voor de EER relevante tekst (PB L 145 van 31.5.2013,
blz.. 1–3) [27] Zie http://ec.europa.eu/internal_market/securities/isd/mifid_en.htm
[28] Zie http://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/mobu/mb201302en.pdf#page=90 [29] http://www.esrb.europa.eu/pub/pdf/occasional/20130318_occasional_paper.pdf?e85401cf104ef718cfe83797b55c87f6 [30] http://ec.europa.eu/internal_market/consultations/2012/ucits_en.htm. [31] Zie http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&reference=2012/2115(INI) [32] http://www.esrb.europa.eu/pub/pdf/recommendations/2012/ESRB_2011_1.en.pdf?5c66771e20fc39810648296a2c6102d9 [33] De beoordeling zal op meer dan alleen maar de categorie
indexfondsen betrekking hebben. [34] Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van
Verordening (EU) nr. 648/2012 ( PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1). [35] Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en
het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot
wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG
en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338). [36] Deze nieuwe regels worden afgewerkt zodra de impactstudies
afgerond zijn. [37] Artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2006/48/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de
uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PB L 177
van 30.6.2006, blz. 1) en punt 1) van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU)
Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende
prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1). [38] Dit is bijvoorbeeld het geval voor activiteiten op het
vlak van consumentenkrediet, factoring en zelfs leasing die in bepaalde
lidstaten zonder bankvergunning worden uitgeoefend. [39] Alle datums zijn indicatief.