EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0443
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL Better Medicines for Children — From Concept to Reality General Report on experience acquired as a result of the application of Regulation (EC) No 1901/2006 on medicinal products for paediatric use
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Betere geneesmiddelen voor kinderen — Van concept naar werkelijkheid Algemeen verslag over de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1901/2006 betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Betere geneesmiddelen voor kinderen — Van concept naar werkelijkheid Algemeen verslag over de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1901/2006 betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik
/* COM/2013/0443 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Betere geneesmiddelen voor kinderen — Van concept naar werkelijkheid Algemeen verslag over de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1901/2006 betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik /* COM/2013/0443 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD Betere geneesmiddelen voor kinderen — Van
concept naar werkelijkheid Algemeen verslag over de ervaring met de
toepassing van Verordening (EG) nr. 1901/2006 betreffende geneesmiddelen
voor pediatrisch gebruik (Voor de EER relevante tekst) 1. Inleiding "Better Medicines for Children"
("Betere geneesmiddelen voor kinderen") was de ambitieuze titel van
een raadplegingsdocument uit februari 2002, waarin de Europese Commissie haar
visie op de regelgevingsmaatregelen ten aanzien van geneesmiddelen voor
pediatrisch gebruik toelichtte[1]. In die tijd waren veel
van de geneesmiddelen die bij kinderen werden gebruik niet specifiek onderzocht
of toegelaten voor gebruik bij kinderen. Artsen gebruikten vaak producten die
voor volwassen waren toegelaten, soms in een andere dosis, met het risico dat
het geneesmiddel niet goed werkte en/of dat er ongewenste bijwerkingen
optraden. Het document was de neerslag van discussies
die al vijf jaar aan de gang waren en die in 1997 waren gestart met een
rondetafelbijeenkomst bij het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). Het werd als
uitgangspunt genomen voor de latere wetgevingshandeling. In het
raadplegingsdocument werden veel van de maatregelen besproken die te vinden zijn
in de Pediatrieverordening (Verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees
Parlement en de Raad betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik[2],
hierna "de verordening"). De verordening werd op 12 december 2006
aangenomen, ongeveer vijf jaar na het raadplegingsdocument. Zij trad in werking
op 26 januari 2007 en de belangrijkste bepalingen ervan waren toepasselijk
vanaf respectievelijk 26 juli 2008 (artikel 7) en 26 januari 2009 (artikel 8). Vijf jaar later is het tijd om de balans op te
maken van de ontwikkelingen en om in overeenstemming met artikel 50, lid 2, bij
het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de ervaring met
de toepassing van de verordening. Zien we al een opkomst van "betere
geneesmiddelen voor kinderen" plaatsvinden? Dit verslag geeft nog geen volledig antwoord
op deze vraag, aangezien het onderhevig is aan een aantal beperkingen: het moet
daarom worden beschouwd als een tussentijds verslag dat een eerste indruk geeft
van de opgedane ervaring. Gezien de ontwikkelingscycli van geneesmiddelen zal
het ten minste tien jaar duren voor wij de effecten van de wetgeving volledig
kunnen doorgronden. Deze factor is reeds meegenomen in de wetgeving die bepaalt
dat de Commissie in 2017 een tweede, uitvoeriger verslag moet uitbrengen dat,
volgens artikel 50, lid 3, van de verordening, een analyse moet bevatten
van de economische gevolgen van de beloningen en stimulansen, alsmede een
analyse van de gevolgen van de verordening voor de volksgezondheid, met het oog
op het voorstellen van eventuele noodzakelijke wijzigingen. In dit stadium
kunnen er echter al enkele analysen worden gemaakt en tussentijdse conclusies
worden getrokken. Dit document is opgesteld in overleg met de
lidstaten, het EMA en belanghebbende partijen. De Commissie waardeert vooral
het verslag na vijf jaar aan de Europese Commissie waarin het EMA en zijn
Comité pediatrie hun standpunten toelichten[3] en de antwoorden
die werden gegeven tijdens de openbare raadpleging die de Commissie eind 2012
heeft gehouden[4]. 2. De Pediatrieverordening In 2010 waren ongeveer 21 % van de
Europeanen kinderen, samen meer dan 100 miljoen mensen. Kinderen vormen
een kwetsbare bevolkingsgroep die zich qua ontwikkeling, fysiologie en
psychologie van volwassenen onderscheidt. Het zijn niet louter "kleine
volwassenen". Leeftijds- en ontwikkelingsgebonden onderzoek en de
beschikbaarheid van geschikte geneesmiddelen zijn bijgevolg bijzonder
belangrijk. Onderzoek dat werd verricht voordat de
verordening werd aangenomen, toonde aan dat meer dan de helft van de
geneesmiddelen die voor kinderen werden gebruikt, niet was getest voor gebruik
in deze specifieke leeftijdsgroep. Bovendien was slechts een beperkt aantal
geneesmiddelen speciaal voor kinderen ontwikkeld. Bedrijven hadden vóór de
Pediatrieverordening al een hele waaier van producten ontwikkeld tegen een
aantal ziekten, vooral op het gebied van immunisatie van kinderen met behulp
van vaccins. De beschikbaarheid van voor kinderen geschikte geneesmiddelen was
in het algemeen echter ontoereikend. Daarom werd de verordening beschouwd als
een reactie op het gebrek aan voldoende geschikte, toegelaten geneesmiddelen,
met passende doseringen en afleveringsvormen, in de Europese Unie (EU) om
aandoeningen bij kinderen te behandelen. Er zijn een aantal redenen voor het gebrek aan
geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik. Het zou echter al te eenvoudig zijn om
de farmaceutische bedrijven ervan te beschuldigen dat zij te weinig onderzoek
en ontwikkeling (O&O) verrichten om geneesmiddelen aan te passen aan de
behoeften van de pediatrische populatie. Deze terughoudendheid is lang een
weerspiegeling geweest van een algemeen maatschappelijk en ethisch paradigma
waarbij kinderen tegen klinisch onderzoek moesten worden beschermd. Pas de
voorbije twintig jaar heeft zich een verschuiving voorgedaan naar de huidige
consensus dat kinderen dankzij klinisch onderzoek beter kunnen worden
beschermd. Economische factoren hebben pediatrische
O&O ongetwijfeld minder aantrekkelijk gemaakt wanneer het gaat om het
behalen van een toereikend rendement op de investering. Kinderen vormen geen
homogene subgroep — subpopulaties omvatten zowel pasgeborenen als tieners, elk
met hun eigen biologische en farmacologische kenmerken. Leeftijdsgebonden
onderzoek maakt het proces duurder en complexer voor organisaties die in deze
sector actief zijn. Door het gebrek aan specifiek geteste
producten hebben gezondheidswerkers vaak geen andere keuze dan producten
afwijkend te gebruiken, hetgeen een niet-verwaarloosbaar risico op gebrekkige
werkzaamheid of ongewenste bijwerkingen met zich brengt. Die situatie was
strijdig met de algemene doelstelling om de gehele bevolking van de EU te
voorzien van kwalitatief hoogwaardige geneesmiddelen. De verordening pakt dit probleem aan door een
stelsel van verplichtingen, beloningen en stimulansen vast te stellen, samen
met horizontale maatregelen die ervoor moeten zorgen dat geneesmiddelen
regelmatig worden onderzocht, ontwikkeld en tot de markt worden toegelaten om
te voorzien in de therapeutische behoeften van kinderen. In tegenstelling tot
de Weesgeneesmiddelenverordening[5], die uitsluitend
stimulerende maatregelen vaststelt, heeft de Pediatrieverordening rechtstreekse
gevolgen voor de O&O-uitgaven van bedrijven. In de verordening wordt niet
in twijfel getrokken dat de ontwikkeling van geneesmiddelen door de bedrijven
zelf wordt aangedreven, maar de bedrijven worden wel verplicht om na te denken
over het mogelijke pediatrische gebruik van de geneesmiddelen die zij
ontwikkelen. De verordening heeft de volgende hoofddoelstellingen: ·
zorgen voor kwalitatief hoogwaardig onderzoek in de
ontwikkeling van geneesmiddelen voor kinderen; ·
na verloop van tijd bereiken dat voor het merendeel
van de door kinderen gebruikte geneesmiddelen een specifieke vergunning is
verleend voor pediatrisch gebruik met passende vormen en formuleringen; ·
de beschikbaarheid van kwalitatief hoogwaardige
informatie over door kinderen gebruikte geneesmiddelen verzekeren. De belangrijkste in de verordening opgenomen
maatregelen zijn: ·
de oprichting van een comité van deskundigen binnen
het EMA: het Comité pediatrie; ·
bedrijven vragen om gegevens te verstrekken over
het gebruik van een geneesmiddel bij kinderen in overeenstemming met een plan
voor pediatrisch onderzoek wanneer zij een vergunning aanvragen voor het in de
handel brengen van geneesmiddelen of een uitbreiding van het assortiment van
bestaande, met een octrooi beschermde geneesmiddelen; ·
een stelsel van vrijstellingen van de verplichting
voor geneesmiddelen die waarschijnlijk niet van nut zijn voor kinderen en een
stelsel van opschortingen in verband met de timing van de verplichting, om
ervoor te zorgen dat geneesmiddelen uitsluitend op kinderen worden getest
wanneer dit veilig is en om te voorkomen dat de verplichtingen vertraging
veroorzaken voor de vergunning van geneesmiddelen voor volwassenen; ·
een beloning voor naleving van de verplichtingen in
de vorm van een verlenging van het aanvullende beschermingscertificaat met een
termijn van zes maanden; ·
voor weesgeneesmiddelen, een beloning voor naleving
in de vorm van twee extra jaren die worden toegevoegd aan de bestaande tien
jaar marktexclusiviteit die reeds in het kader van de
Weesgeneesmiddelenverordening van de EU wordt toegekend; ·
de vergunning voor het in de handel brengen voor
pediatrisch gebruik (PUMA), een nieuw type vergunning voor het in de handel
brengen dat nieuwe pediatrische indicaties voor niet met een octrooi beschermde
producten moet aantrekken; ·
maatregelen om de effecten van bestaande
onderzoeken inzake geneesmiddelen voor kinderen tot het uiterste te benutten; ·
een EU-inventaris van de therapeutische behoeften
van kinderen die het mogelijk maakt om het onderzoek, de ontwikkeling en de
toelating van geneesmiddelen daarop toe te spitsen; ·
een EU-netwerk van onderzoekers en proefcentra om
de vereiste O&O te verrichten; ·
een stelsel van gratis, door het EMA verstrekt
wetenschappelijk advies voor de sector; ·
een openbare databank van pediatrische onderzoeken; ·
het voorzien in EU-financiering voor onderzoek om
de ontwikkeling en de toelating van niet met een octrooi beschermde
geneesmiddelen voor kinderen te stimuleren. De verordening legt de belangrijkste
verantwoordelijkheid voor het behandelen van de plannen voor pediatrisch
onderzoek, opschortingen en vrijstellingen bij het EMA en zijn Comité
pediatrie. Daartoe krijgt het EMA concrete beslissingsbevoegdheden. De bedrijfskosten van de Pediatrieverordening
worden deels gedekt door een bijdrage uit de EU-begroting (zie tabel 8),
aangezien de belangrijkste activiteiten geen vergoedingen met zich meebrengen.
Voor de periode 2007-2012 bedroeg de bijdrage uit de EU-begroting meer dan
39 miljoen euro. Daarnaast dragen de nationale bevoegde autoriteiten van
de lidstaten middelen in natura bij, voornamelijk arbeidstijd voor de
beoordeling van de plannen voor pediatrisch onderzoek (zie tabel 12). 3. Belangrijkste mijlpalen bij de
uitvoering van de verordening Om de Pediatrieverordening met succes uit te
voeren, moesten er aanvullende maatregelen worden goedgekeurd en bijkomende
stappen worden ondernomen, zoals in de wetgeving was vastgesteld. Het EMA voerde de verordening tijdig uit. Het
Comité pediatrie werd naar behoren opgericht en organiseerde een eerste
vergadering op 1-2 juli 2007. Sindsdien is het maandelijks bijeengekomen. De
richtsnoeren van de Commissie betreffende de vorm en inhoud van aanvragen van
een plan voor pediatrisch onderzoek (artikel 10) werden in september 2008
gepubliceerd[6]. Het bureau stelde de
nodige procedures vast en richtte een databank in voor de wetenschappelijke
beoordeling van plannen voor pediatrisch onderzoek en voor de goedkeuring van
besluiten uit hoofde van de verordening. Het Europees netwerk voor pediatrisch
onderzoek bij het EMA (Enpr-EMA) werd opgericht nadat de raad van beheer van
het EMA in 2008 de uitvoeringsstrategie ervan had goedgekeurd. Het netwerk werd
in 2009 opgestart en heeft sinds 2010 regelmatig vergaderd (artikel 44). De resultaten van het overzicht van het
bestaande geneesmiddelengebruik bij de pediatrische populatie in de EU werden
gepubliceerd in december 2010[7] (artikel 42) en werden
gebruikt als basis voor de inventaris van de therapeutische behoeften (artikel
43). In maart 2011 werd de Europese databank van
klinische proeven (EudraCT) gewijzigd en voor het publiek toegankelijk gemaakt
via de openbare website "clinicaltrialregister.eu", voor
protocolgerelateerde informatie over pediatrische proeven die zijn opgenomen in
plannen voor pediatrisch onderzoek of die uit hoofde van artikel 46 zijn
ingediend. Informatie over de resultaten zal naar verwachting tegen einde 2013
beschikbaar zijn. Daartoe heeft de Commissie in 2009 richtsnoeren gepubliceerd
inzake de informatie over pediatrische klinische proeven die in EudraCT moet
worden opgenomen en inzake de informatie die door het EMA moet worden
bekendgemaakt[8]. In 2012 en 2013 volgden
nadere specificaties betreffende de posting en bekendmaking van
resultaatgerelateerde informatie[9] en de indeling van de
gegevensvelden[10] (artikel 41).
Afhankelijk van een bevestigende aankondiging van het bureau, moeten
opdrachtgevers van klinische proeven alle resultaten van pediatrische proeven
onverwijld indienen bij het EMA, ongeacht of deze proeven in de EU werden
verricht of daarbuiten, met het oog op publicatie van de resultaten in
'clinicalregister.eu'[11]. Verordening (EG) nr. 658/2007 van de Commissie[12]
werd in 2012 gewijzigd[13] (artikel 49) om de
Commissie in staat te stellen geldboetes op te leggen voor schending van de
bepalingen van de Pediatrieverordening. Wat betreft het symbool dat wordt aangebracht
op het etiket van geneesmiddelen met een pediatrische indicatie (artikel 32),
gaf het Comité pediatrie de Commissie het advies om geen symbool te gebruiken
omdat de juiste betekenis ervan door ouders of verzorgers foutief kan worden
geïnterpreteerd. Daarom heeft de Commissie de belanghebbenden in 2008
meegedeeld dat zij geen symbool zal selecteren. Wanneer voor bestaande geneesmiddelen een
vergunning wordt verleend voor een nieuwe pediatrische indicatie in
overeenstemming met de vereisten van de verordening, moet de vergunninghouder
het product binnen twee jaar na de toelating van de pediatrische indicatie ook
voor deze indicatie in de handel brengen. Daartoe heeft het bureau in 2013 een
register[14] met de toepasselijke
termijnen opgesteld (artikel 33). De Pediatrieverordening is helaas niet
opgenomen in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte omdat
de EU en de drie EER-EVA-landen — IJsland, Liechtenstein en Noorwegen — geen
overeenstemming hebben kunnen bereiken over passende aanpassingsbepalingen, met
name in verband met artikel 49, lid 3, van de verordening. 4. Belangrijkste vorderingen 4.1. Beter en veiliger onderzoek Voordat de Pediatrieverordening in werking
trad, beschouwden tal van farmaceutische bedrijven de volwassen populatie als
hun belangrijkste markt. Onderzoek naar het mogelijke gebruik van een product
voor volwassenen bij de pediatrische populatie werd vaak genegeerd of helemaal
niet overwogen. Deze situatie is helemaal veranderd doordat de verordening
verplichtingen heeft ingevoerd die bedrijven ertoe dwingen elk nieuw product
(voor volwassenen) te onderzoeken op mogelijk gebruik voor kinderen. Feedback
van de bedrijven bevestigt dat dit een fundamentele cultuurwijziging heeft
meegebracht: ondernemingen beschouwen pediatrische ontwikkeling nu als een
integraal onderdeel van de algemene ontwikkeling van een product. De verplichting om een plan voor pediatrisch
onderzoek op te stellen en met het Comité pediatrie te bespreken en dit normaal
gezien uiterlijk bij de voltooiing van de farmacokinetische onderzoeken bij
volwassenen in te dienen, verplicht bedrijven om al vroeg na te denken over
pediatrisch gebruik omdat zij anders vertragingen in de algemene
productontwikkeling zouden kunnen oplopen. Het plan gaat gepaard met een
programma voor onderzoek en ontwikkeling dat moet garanderen dat de nodige
gegevens worden voortgebracht voor de toelating van pediatrische indicaties. Eind 2012 had het bureau 600 plannen voor
pediatrisch onderzoek goedgekeurd (zie tabel 1). Daarvan waren er 453 voor
geneesmiddelen die nog geen vergunning hadden gekregen in de EU (artikel 7),
terwijl de overige plannen verband hielden met nieuwe indicaties voor met
octrooien beschermde producten (artikel 8) of vergunningen voor het in de
handel brengen voor pediatrisch gebruik (artikel 30). Deze plannen strekken zich uit over een brede
waaier van therapeutische domeinen. Voorop staan
endocrinologie-gynaecologie-vruchtbaarheid-metabolisme (11 %), infectieziekten
(11 %) en oncologie (11 %), maar geen enkel domein heeft de overhand
(zie tabel 3). Om rekening te houden met nieuwe informatie
die tijdens de ontwikkeling van geneesmiddelen beschikbaar wordt, moeten al
goedgekeurde plannen voor pediatrisch onderzoek worden gewijzigd. Volgens de
statistieken zijn er voor elk goedgekeurd plan verschillende aanvragen tot
wijziging ingediend (zie tabel 2). Tot dusver heeft het Comité al meer adviezen
over wijzigingen verstrekt dan over de aanvankelijke goedkeuring van het
onderzoeksplan. Aan het einde van 2012 waren 33 van alle
goedgekeurde plannen voor pediatrisch onderzoek voltooid (zie tabel 4), wat
heeft geleid tot de goedkeuring van nieuwe geneesmiddelen met specifieke
pediatrische indicaties. 4.1.1. EU-financiering ter
ondersteuning van onderzoek De EU steunt onderzoek naar geneesmiddelen
voor pediatrisch gebruik via haar meerjarig kaderprogramma voor onderzoek en
technologische ontwikkeling. Uit hoofde van artikel 40 van de verordening
heeft de Unie een specifieke verplichting om onderzoek naar niet met een
octrooi beschermde geneesmiddelen te financieren. Er wordt ondersteuning
verleend aan projecten die een collegiale toetsing van onafhankelijke
deskundigen hebben doorstaan als reactie op oproepen tot het indienen van
voorstellen, die regelmatig door de Commissie worden bekendgemaakt. Om ervoor
te zorgen dat de financiële middelen worden besteed aan onderzoek naar
geneesmiddelen met de hoogste behoeften, heeft het Comité pediatrie een
prioriteitenlijst goedgekeurd met niet met een octrooi beschermde werkzame
stoffen[15] waarvoor onderzoek nodig
is. Tot dusver hebben 16 projecten met betrekking
tot ten minste 20 niet met een octrooi beschermde werkzame stoffen financiering
van de EU ontvangen, voor een totaalbedrag van 80 miljoen euro (zie
bijlage III). 4.1.2. Wetenschappelijk advies Aanvragers kunnen aan het EMA en/of de
nationale bevoegde autoriteiten wetenschappelijk advies vragen over
farmaceutische, niet-klinische of klinische vraagstukken betreffende de
ontwikkeling van geneesmiddelen. Wetenschappelijk advies is een bekende en
succesvolle procedure om in elke stadium van het onderzoeks- en
ontwikkelingsproces antwoord te geven op specifieke vragen. Sinds de
Pediatrieverordening in werking is getreden, zijn de gratis verstrekte adviezen
betreffende pediatrie en de kosteloze protocolbijstand van de Werkgroep
Wetenschappelijk advies aanmerkelijk toegenomen (zie tabel 5), ondanks het feit
dat vraagstukken betreffende farmaceutische, niet-klinische en klinische
ontwikkeling ook deel uitmaken van de besprekingen van een plan voor
pediatrisch onderzoek. Om de samenwerking met het Comité pediatrie te
vergemakkelijken werden binnen het EMA gemeenschappelijke procedures gecreëerd. 4.1.3. Klinische proeven bij kinderen Geneesmiddelen voor gebruik bij kinderen
moeten bij de pediatrische populatie met de correcte formuleringen worden
getest om het veilige en doeltreffende gebruik ervan te kunnen garanderen.
Daarom wordt algemeen aangenomen dat de Pediatrieverordening tot een groter
aantal klinische proeven bij kinderen zal leiden. De cijfers in de EudraCT-databank
hebben tot dusver nog geen stijging van het aantal pediatrische proeven laten
zien. Tussen 2006 en 2012 is hun aantal stabiel gebleven, met een gemiddelde
van 350 proeven per jaar, met enkele schommelingen (zie tabel 6). Er zij echter
op gewezen dat, hoewel het aantal pediatrische proeven stabiel is gebleven, het
aantal klinische proeven bij alle populaties tussen 2007 en 2011 is afgenomen. Bovendien was EudraCT tot voor kort beperkt
tot pediatrische proeven die in de EU werden opgestart. Gegevens over pediatrische
proeven die deel uitmaken van een plan voor pediatrisch onderzoek en die buiten
de EU worden verricht, worden pas sinds het voorjaar van 2011 ter beschikking
gesteld van het publiek. Ook dient te worden vermeld dat de start van
een aanzienlijk percentage klinische proeven die in een plan voor pediatrisch
onderzoek zijn opgenomen, is uitgesteld om vertragingen bij de vergunning voor
het bijbehorende product voor volwassenen te voorkomen. Het effect van de
Pediatrieverordening op pediatrische proeven zal de volgende jaren dan ook
duidelijker tot uiting komen in EudraCT. Het aantal deelnemers aan pediatrische
onderzoeken, met name voor de leeftijdsgroep van 0 tot en met 23 maanden, is
echter opvallend gestegen. Voor 2008 werd deze groep normaal gezien niet
opgenomen in proeven (zie tabel 7). Het feit dat pasgeborenen en zuigelingen de
gunstige gevolgen van onderzoek kunnen genieten, is een positief teken,
aangezien zij tot dusver de meest verwaarloosde groepen zijn geweest. 4.1.4. Optimaliseren van kader en
coördinatie De Pediatrieverordening draagt bij tot een
veelomvattend netwerk van deskundigheid betreffende pediatrische
aangelegenheden in de EU. In dit verband vervult het Comité pediatrie een
sleutelrol, omdat het een hoog niveau aan deskundigheid en competentie
samenbrengt. Het comité heeft een bijdrage geleverd tot de
door het EMA gepubliceerde wetenschappelijke richtsnoeren en het heeft tot
dusver 22 workshops voor deskundigen georganiseerd rond de ontwikkeling van
geneesmiddelen voor kinderen. Daarnaast werd in 2009 het Europees netwerk
voor pediatrisch onderzoek bij het EMA (Enpr-EMA) opgericht. Vóór de invoering
van de verordening bestond er weliswaar een hecht netwerk van deskundigen op
ziektedomeinen zoals kanker bij kinderen, maar Enpr-EMA verschaft de
toegevoegde waarde van een holistische benadering door nationale en Europese
netwerken samen te brengen, evenals onderzoekers en centra met specifieke
deskundigheid op het vlak van het opzetten en verrichten van kwalitatief
hoogwaardig onderzoek bij kinderen. Het blijft echter de vraag of deze
deskundigheid kan worden omgezet in voldoende capaciteit binnen de EU om
proeven te verrichten in gespecialiseerde onderzoeksomgevingen. Goed
ontwikkelde onderzoeksnetwerken die in staat zijn om het nodige onderzoek te
vergemakkelijken en zo de in de plannen voor pediatrisch onderzoek gedane
verbintenissen na te komen, bestaan in enkele lidstaten, maar niet in allemaal. 4.1.5. Internationale samenwerking Op internationaal vlak heeft het EMA
internationale verbanden tot stand gebracht met geneesmiddelenbureaus in de
Verenigde Staten, Canada en Japan. Van bijzonder belang is de samenwerking met
de US Food and Drug Administration, de inspectie van voedings- en
geneesmiddelen van de Verenigde Staten, aangezien de Verenigde Staten reeds aan
het einde van de jaren 1990 wetgeving hebben ingevoerd die de ontwikkeling van
geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik stimuleerde met behulp van een
combinatie van stimulansen en verplichtingen. Deze samenwerking is ook van
grote betekenis voor de belanghebbenden omdat zij bedrijven in staat stelt met
dezelfde onderzoeken te voldoen aan de wetgeving in beide regio's. Bovendien neemt het EMA actief deel aan het
Paediatric medicines Regulators' Network (PmRN - Regelgevend netwerk voor
pediatrische geneesmiddelen)[16], dat in 2010 werd
opgericht in het kader van het initiatief "Better Medicines for
Children" van de Wereldgezondheidsorganisatie. 4.2. Meer geneesmiddelen
beschikbaar voor kinderen In de loop van twaalf jaar (van 1995 tot 2006)
hadden 108 van de in totaal 317 indicaties van 262 geneesmiddelen waarvoor
een centrale vergunning was afgeleverd, betrekking op de pediatrische
populatie. Sinds de Pediatrieverordening in werking is getreden, hebben 31 van
de 152 nieuwe geneesmiddelen een vergunning voor pediatrisch gebruik gekregen.
Tien daarvan voldeden aan de voorwaarden van artikel 7. Dit is slechts een
momentopname van de effecten van de verordening. Dit cijfer zal in de toekomst
wellicht stijgen, aangezien een fors aantal nieuwe, reeds toegelaten
geneesmiddelen onder een onderzoeksplan valt waarvan de voltooiing is
uitgesteld om vertragingen in de vergunning van het geneesmiddel voor
volwassenen te voorkomen. Daaruit volgt dat in de komende jaren veel meer van
die 152 nieuwe geneesmiddelen naar verwachting een toelating voor
pediatrisch gebruik zullen krijgen. Jaarverslagen over uitgestelde pediatrische
onderzoeken van toegelaten geneesmiddelen wijzen erop dat de meeste plannen
voor pediatrisch onderzoek volgens schema verlopen. Er wordt gelijktijdig
pediatrisch onderzoek verricht op therapeutische domeinen als oncologie,
vaccins en immunologie-reumatologie-transplantatie. Bovendien waren aan het eind van 2011 al 72
nieuwe pediatrische indicaties goedgekeurd voor reeds toegelaten
geneesmiddelen, waaronder 30 indicaties (18 gecentraliseerd) die voortvloeien
uit de verplichting in artikel 8. Daarnaast kregen 26 nieuwe farmaceutische
vormen een vergunning voor pediatrisch gebruik, waaronder 18 aangepaste vormen
voor centraal toegelaten geneesmiddelen. Wat de vergunning voor het in de handel
brengen voor pediatrisch gebruik betreft, is er tot dusver slechts één
dergelijke vergunning verleend. Dat strookt niet met de aanvankelijke
verwachtingen. Een uitvoerige inventaris van centraal
toegelaten producten is opgenomen in bijlage II. –
Beloningen en stimulansen Bedrijven die de verplichtingen van de
verordening naleven, kunnen een beloning ontvangen zodra het betrokken product
is toegelaten of de productinformatie is aangepast. De beloning wordt toegekend
in de vorm van een verlenging van de duur van het bij Verordening (EG) nr. 469/2009[17]
bepaalde aanvullende beschermingscertificaat (ABC) met zes maanden of, wanneer
het om een weesgeneesmiddel gaat, een verlenging van de tienjarige marktexclusiviteit
tot twaalf jaar. Voor weesgeneesmiddelen zijn nog geen
beloningen uitgereikt. In dit verband wordt opgemerkt dat sommige bedrijven de
aanduiding van een product als weesgeneesmiddel hebben ingetrokken om in
aanmerking te kunnen komen voor de ABC-beloning in plaats van die voor een
weesgeneesmiddel. Vanuit economisch oogpunt is het eerste blijkbaar
aantrekkelijker dan het laatste. Wat de verlengingen van aanvullende
beschermingscertificaten voor geneesmiddelen betreft, hadden de nationale octrooibureaus
in 16 lidstaten tegen eind 2011 een verlenging van zes maanden verleend
aan 11 geneesmiddelen, wat leidde tot in totaal meer dan 100 nationale
ABC's voor geneesmiddelen. Een uitspraak van het Hof van Justitie heeft
de waarde van de pediatrische beloning verder vergroot: het Hof verduidelijkte
dat het aanvankelijke certificaat een negatieve duur of duur nul kon hebben,
die vervolgens positief kon worden zodra de pediatrische verlenging werd
verleend[18]. 4.3. Meer informatie over bij
kinderen gebruikte geneesmiddelen Om betere informatie te verschaffen over het
gebruik van geneesmiddelen bij kinderen, schrijft artikel 45 van de
Pediatrieverordening voor dat bedrijven die beschikken over gegevens
betreffende de veiligheid of de werkzaamheid van toegelaten producten bij de
pediatrische populatie, deze onderzoeken moeten indienen bij de bevoegde
autoriteiten. Op die manier kunnen de gegevens worden beoordeeld en kan de
informatie betreffende het toegelaten product zo nodig worden gewijzigd.
Artikel 46 van de verordening vereist ook dat bedrijven nieuw gegenereerde
pediatrische gegevens indienen. Sinds 2008 zijn meer dan 18 00 onderzoeksverslagen
over ongeveer 2 200 geneesmiddelen ingediend; daaruit blijkt dat er bij de
bedrijven reeds een grote hoeveelheid pediatrische informatie beschikbaar was. Deze onderzoeksverslagen werden, en worden nog
steeds, beoordeeld door de bevoegde autoriteiten dankzij een indrukwekkend
project waarbij informatie over onderzoeken wordt uitgewisseld (zie tabel 10 en
tabel 11). Voor producten met een nationale vergunning heeft dit geleid tot de
publicatie van evaluatieverslagen over meer dan 140 werkzame stoffen en, in een
groot aantal gevallen, tot aanbevelingen voor wijzigingen in de samenvatting
van de kenmerken van toegelaten producten, met 65 effectieve wijzigingen tot
gevolg. Voor producten met een centrale vergunning was het bureau in 2011 klaar
met de evaluatie van alle gegevens die uit hoofde van artikel 45 waren
ingediend en die betrekking hadden op 55 werkzame stoffen in 61 centraal
goedgekeurde geneesmiddelen. De samenvattingen van de productkenmerken van
twaalf geneesmiddelen werden na de evaluatie aangepast. 5. Geleerde lessen 5.1. Betere toegang tot
behandelingen Een van de uitdrukkelijke doelstellingen van
de Pediatrieverordening is het aantal producten dat wordt onderzocht,
ontwikkeld en toegestaan voor gebruik bij kinderen te verhogen en het off-label
gebruik van geneesmiddelen voor volwassenen bij de pediatrische populatie te
beperken. Het belangrijkste instrument om dit resultaat
te bereiken is een verplichting voor bedrijven om een plan voor pediatrisch
onderzoek op te stellen voor elk nieuw ontwikkeld product of voor de
uitbreiding van het assortiment van een reeds toegelaten product dat nog met
een octrooi wordt beschermd. Het plan moet ervoor te zorgen dat — onder
toezicht van het Comité pediatrie — de nodige gegevens worden gegenereerd om de
voorwaarden te bepalen waaronder een geneesmiddel mag worden toegelaten voor de
behandeling van kinderen. Sinds 2008 zijn meer dan 600 plannen voor pediatrisch
onderzoek goedgekeurd. Slechts een minderheid daarvan is op dit ogenblik echter
voltooid; voor het merendeel loopt de procedure nog. Dat is toe te schrijven
aan de lange ontwikkelingscycli van geneesmiddelen, die vaak meer dan tien jaar
in beslag nemen, en de bijna systematische opschortingen van pediatrische
onderzoeken. Aanvankelijk werden er wellicht niet zo veel opschortingen
verwacht, maar hun hoge aantal is tegenwoordig wel een feit, omdat de
O&O-programma's voor de meeste geneesmiddelen die tot dusver zijn
toegelaten, van start zijn gegaan voordat de verordening in werking trad.
Bijgevolg konden de pediatrische vereisten niet al bij de aanvang van de
productontwikkeling in aanmerking worden genomen. De Pediatrieverordening heeft geleid tot
enkele nieuwe vergunningen die pediatrische indicaties omvatten, maar dit
regelgevingsinstrument is recent en het zal waarschijnlijk nog wel tien jaar
duren voordat de nuttige effecten ervan kunnen worden beoordeeld. Voor de farmaceutische
vormen zijn er nu echter al positieve effecten zichtbaar. In dit verband is er kritiek geuit dat de
verordening er niet zal in slagen om voor een doorbraak te zorgen op domeinen
waar bijzondere pediatrische behoeften gelden, zoals kanker bij kinderen. Dit
argument houdt verband met het feit dat de meeste plannen voor pediatrisch
onderzoek uitgaan van een lopend O&O-programma voor een geneesmiddel voor
volwassenen. Een intrinsiek gevolg van deze aanpak is dat deze producten
voornamelijk toegespitst zijn op aandoeningen bij volwassenen. Ze worden
ontwikkeld in domeinen waar er een behoefte (of een markt) is bij de volwassen
populatie. Deze behoefte bij de oudere populatie stemt niet noodzakelijk
overeen met de behoefte bij de pediatrische populatie. Bovendien verleent de verordening
vrijstellingen van de verplichtingen die erin zijn vastgelegd wanneer de ziekte
of aandoening waarvoor het specifieke geneesmiddel bedoeld is, uitsluitend bij
volwassenen voorkomt. Deze wetgevende aanpak veroorzaakt wrijving in het geval
van ziekten die zich uitsluitend en specifiek bij kinderen voordoen. Deze
aanpak beperkt tevens de bevoegdheden en mogelijkheden van het Comité pediatrie
wanneer het een plan voor pediatrisch onderzoek beoordeelt en goedkeurt ten
aanzien van de reikwijdte van onderzoeken die het Comité aan aanvragers kan
vragen na de objectieve en wetenschappelijke beoordeling van het betrokken
bestanddeel[19]. Deze beperkingen en grenzen moeten worden
meegenomen bij de inschatting van de verwachte effecten van de verordening.
Daarnaast dient het effect van instrumenten zoals de
Weesgeneesmiddelenverordening in aanmerking te worden genomen, aangezien
bijvoorbeeld alle vormen van kanker bij kinderen zeldzame ziekten zijn die
vallen onder het EU-beleidskader betreffende weesziekten. Alles bij elkaar genomen blijkt uit de
resultaten die in hoofdstuk 4 van dit verslag worden beschreven en het aantal
producten met nieuwe pediatrische indicaties dat de tekenen na deze eerste
periode van vijf jaar bemoedigend zijn; het is echter nog te vroeg voor
allesomvattende antwoorden. 5.2. Het PUMA-concept: een
teleurstelling De Pediatrieverordening heeft een nieuw type
vergunning voor het in de handel brengen ingevoerd — de vergunning voor het in
de handel brengen voor pediatrisch gebruik (PUMA). Als stimulans voor het
verrichten van onderzoek naar mogelijk pediatrisch gebruik van geneesmiddelen
die zijn toegelaten voor volwassenen en die niet met een octrooi worden
beschermd, biedt deze vergunning voor het in de handel brengen acht jaar
gegevensexclusiviteit en tien jaar marktexclusiviteit voor alle nieuwe, niet
met een octrooi beschermde producten die uitsluitend voor gebruik bij de
pediatrische populatie zijn ontwikkeld. Het hoofddoel van het PUMA-concept
bestaat er dus in onderzoek naar bestaande producten te stimuleren. Dit
programma werd ondersteund door EU-financiering via de EU-kaderprogramma's voor
onderzoek en technologische ontwikkeling. Tot dusver is echter slechts één PUMA
verleend, en staan er enkele andere projecten op stapel. Noch de sector, noch de academische netwerken
hebben deze kans aangegrepen in de mate zoals volgens de verordening de
bedoeling was. Blijkbaar werkt de stimulans van gegevens- en marktexclusiviteit
niet voor deze producten, of worden de marktopportuniteiten in deze sector
momenteel onvoldoende geacht om op te wegen tegen de inherente economische
risico's van farmaceutische ontwikkeling. Onderzoekers verrichten geen proeven
met geneesmiddelen die al jaren op de markt zijn. Bedrijven lijken te vrezen
dat marktexclusiviteit artsen er niet van zal weerhouden om producten van de
concurrentie te blijven gebruiken die dezelfde werkzame stof bevatten, bedoeld
zijn voor volwassenen en goedkoper zijn, of dat vervanging door goedkopere
vormen voor volwassenen bij de apotheken plaatsvindt. Bovendien staan de
nationale regels voor prijszetting en terugbetaling in de lidstaten vaak niet
toe dat het aanvullend onderzoek dat nodig is om de PUMA te verkrijgen, wordt
beloond in prijsonderhandelingen[20]. Tegen deze achtergrond is het PUMA-concept er
tot dusver niet in geslaagd om de aanvankelijke verwachtingen in te lossen. Het EMA zal in de toekomst plannen voor
pediatrisch onderzoek voor een PUMA aanvaarden die enkel bepaalde
leeftijdsgroepen en dus niet de gehele pediatrische populatie bestrijken. Dit
zou kunnen opwegen tegen enkele bezwaren die momenteel een grotere
onderschrijving van het PUMA-concept beletten. 5.3. Geen effect op de
ontwikkeling van geneesmiddelen voor volwassenen Onderzoeken die werden verricht voordat de
verordening werd aangenomen, hebben uitgewezen dat er een theoretische risico
bestaat dat de vereisten voor onderzoek bij kinderen het algemene
ontwikkelingsproces voor geneesmiddelen zouden kunnen verlengen[21].
De verordening heeft dit risico van meet af aan bezworen. Om vertragingen in de
vergunning voor geneesmiddelen voor andere populaties te voorkomen, staat zij
toe dat er opschortingen worden verleend van de aanvang of voltooiing van alle
of van een deel van de maatregelen in een plan voor pediatrisch onderzoek. De ervaring wijst uit dat de opschorting een
breed gebruikt instrument is, wat suggereert dat het risico van vertragingen in
de verwerking van toepassingen voor volwassenen minimaal is. Er hebben zich
enkele overgangsproblemen voorgedaan in gevallen waarin het programma voor
volwassenen reeds was ingesteld toen de verordening in werking trad, maar deze
kwesties zijn intussen blijkbaar opgelost. Een zorg die aanvankelijk werd geuit, was dat
bepaalde bedrijven afkerig zouden staan tegen de ontwikkeling van nieuwe
indicaties, farmaceutische vormen en nieuwe wijzen van toediening op kleine
markten en voor producten met een kleine omzet, om te voorkomen dat zij zich
zouden moeten houden aan de pediatrische verplichting uit hoofde van artikel 8
van de verordening. Er is echter geen bewijs van een dergelijk effect.
Bovendien kan ook worden aangevoerd dat de stimulans van een mogelijke
verlenging van het ABC met zes maanden dit effect zou moeten neutraliseren,
aangezien bedrijven er daardoor toe kunnen zijn gebracht om de voordelen van
een uitbreiding van het assortiment grondiger te bestuderen, rekening houdend
met de economische waarde van de pediatrische beloning. Niettemin beweren belanghebbenden uit de
sector dat de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen in zeldzame gevallen is
vertraagd of opgegeven met de verwachting of als gevolg van bijkomende kosten
en vereisten in verband met de ontwikkeling van geneesmiddelen voor pediatrisch
gebruik. Globaal genomen is er echter geen bewijs dat de verordening
aanmerkelijk negatieve effecten heeft gehad op producten voor andere
populaties. Wel wordt gevreesd dat de in verordening
vastgelegde verplichtingen vertragingen kunnen veroorzaken bij de vergunning
van producten die uitsluitend pediatrische indicaties hebben, omdat ze O&O
en regelgevingsprocessen voor producten die al rechtstreeks voor kinderen
bedoeld zijn, ingewikkelder zullen maken. De toegevoegde waarde van het
indienen van een plan voor pediatrisch onderzoek in deze gevallen zal nader
worden beoordeeld in het verslag van 2017. 5.4. De voordelen van bestaande
informatie benutten Voordat de Pediatrieverordening werd
aangenomen, werd er sterk gespeculeerd over het aantal onderzoeken dat door
farmaceutische ondernemingen zou worden ingediend in overeenstemming met de
artikelen 45 en 46. Uit het feit dat de bevoegde overheden meer dan 18 000
onderzoeken hebben ontvangen, blijkt dat er binnen de bedrijven een grote
hoeveelheid pediatrische informatie beschikbaar was. Het is uiteraard zo dat niet alle ingediende
informatie voldeed aan de moderne vereisten voor wetenschappelijke gegevens en
klinisch onderzoek en dat het proces om deze informatie te beoordelen vrij lang
zal duren en arbeidsintensief zal zijn. Niettemin bleek dit programma, in vergelijking
met het PUMA-concept, veel meer nuttige effecten te sorteren en was het ook een
geslaagd initiatief voor de aanbeveling en toepassing van wijzigingen van de
samenvatting van de productkenmerken van toegelaten producten. In haar openbare
raadpleging noemde de Commissie de artikelen 45 en 46 de "verborgen
juweeltjes" van de verordening. Er blijft echter één schaduwzijde, namelijk de
onwil van vergunninghouders om de samenvatting van de productkenmerken op
vrijwillige basis bij te werken. De verordening omvat evenwel mechanismen om
die terughoudendheid te overwinnen, aangezien zij de bevoegde autoriteiten de
bevoegdheid verleent om de samenvatting rechtstreeks bij te werken en de
vergunning voor het in de handel brengen dienovereenkomstig te veranderen.
Bovendien zijn vergunninghouders in overeenstemming met artikel 23 van
Richtlijn 2001/83/EG[22] en artikel 16 van
Verordening (EG) nr. 726/2004[23] verplicht ervoor te
zorgen dat de productinformatie up-to-date blijft met de actuele
wetenschappelijke kennis. Ook al dient de voorkeur uit te gaan naar een aanpak
om de medewerking van de bedrijven te krijgen, toch kan het nodig zijn om de
handhavingsinstrumenten te gebruiken indien de bedrijven hun terughoudendheid
niet overwinnen. Over het algemeen zijn de vereisten van de artikelen
45 en 46 een doeltreffend en passend instrument gebleken voor de verzameling en
beoordeling van bestaande pediatrische onderzoeken. 5.5. Klinische proeven bij
kinderen Algemeen wordt aangenomen dat de
Pediatrieverordening zal leiden tot meer klinische proeven bij kinderen maar
dat de doelstellingen ervan bereikt dienen te worden zonder dat kinderen aan
onnodige klinische proeven worden onderworpen. De jongste pediatrische leeftijdsgroepen,
waaronder pasgeborenen, zijn bijzonder kwetsbaar. Het zal een voortdurende
uitdaging blijven om een evenwicht te vinden tussen de therapeutische behoeften
van deze leeftijdsgroepen en hun specifieke kwetsbaarheid wanneer wordt gekeken
naar en beslist over de geschiktheid van bepaalde klinische proeven of de specifieke
opzet van onderzoeken betreffende deze leeftijdsgroepen. Daarom worden er
voortdurend inspanningen geleverd om alternatieven te onderzoeken, bv. het
gebruik van extrapolatie, modellen en simulatietechnieken om het aantal
proefpersonen zo laag mogelijk te houden. Het Comité pediatrie draagt actief
bij tot de bevordering van de ontwikkeling en het gebruik van dergelijke
alternatieven, waaronder niet-conventionele proefopzetten. Een andere uitdaging is de vraag hoe dubbele
proeven voor verschillende plannen voor pediatrisch onderzoek van verschillende
aanvragers kunnen worden vermeden. Bedrijven die in gelijkaardige domeinen
producten beginnen te ontwikkelen, kunnen door het goedgekeurde plan voor
pediatrisch onderzoek verplicht zijn onderzoeken uit te voeren in vergelijkbare
onderzoeksomstandigheden. Een aanpak waarbij bedrijven samenwerken zou
weliswaar zeer wenselijk zijn - en is in zeldzame gevallen gerealiseerd - maar
dit botst vaak op de begrijpelijke terughoudendheid van bedrijven om in de
eerste fases van de productontwikkelings gegevens uit te wisselen met hun
concurrenten en deel te nemen aan directe vergelijkingen. Deze situatie zou
kunnen leiden tot concurrentie tussen bedrijven bij het zoeken naar
onderzoekers en onderzoeksdeelnemers en tot dubbele proeven die uit
wetenschappelijk en ethisch oogpunt onnodig zijn. Het Comité pediatrie kan bedrijven vrijstellen
van de vereisten voor pediatrische proeven wanneer het specifieke geneesmiddel
geen aanzienlijk therapeutisch voordeel oplevert ten opzichte van de bestaande
behandeling voor pediatrische patiënten, ook als het product al is toegelaten
(artikel 11). Deze mogelijkheid vormt echter geen oplossing in de vroege stadia
van de productontwikkeling wanneer het Comité moet zorgen voor gelijke behandeling
en een niet-discriminerende aanpak. Dergelijke onnodige proeven kunnen worden
vermeden door transparant te communiceren over lopende en voltooide proeven. De
situatie wordt van nabij gevolgd. Tot slot is het in het belang van de EU dat
pediatrische proeven die uit plannen voor pediatrisch onderzoek voortvloeien in
de EU worden verricht. Dat heeft niet zozeer te maken met de normen die worden
gehanteerd tijdens het verrichten van een proef, aangezien klinische proeven
die buiten de EU worden verricht, moeten voldoen aan de ethische en
wetenschappelijke vereisten van de EU-bepalingen inzake klinisch onderzoek[24],
als wel met het feit dat onderzoeken in de EU de patiënten daar al snel toegang
kunnen verschaffen tot innoverende geneesmiddelen. Tot dusver zijn er
onvoldoende gegevens beschikbaar over de verhouding tussen pediatrische proeven
die binnen respectievelijk buiten de EU zijn verricht. In het licht van de
verbeterde functionaliteiten van de EudraCT-databank valt het echter te
verwachten dat er in 2017 meer gegevens beschikbaar zullen zijn voor het tweede
verslag. 5.6. Het nieuws bekendmaken —
nieuwe informatie bij de patiënten en gezondheidswerkers krijgen De verordening kan pas een succes genoemd
worden als de gegevens over het gebruik van een specifiek product bij de
pediatrische populatie niet alleen worden verzameld, maar vervolgens ook op
passende wijze worden meegedeeld aan kinderartsen en door die artsen tijdens
hun dagelijks werk ten behoeve van de patiënten worden gebruikt. In dit verband suggereren enkele in de
medische literatuur gepubliceerde onderzoeken dat artsen de feitelijke omvang
van het off-label voorschrijven van geneesmiddelen voor volwassenen aan
kinderen niet onderkennen. Bovendien wordt gesteld dat de voorschrijfgewoonten
van artsen vaak sterk beïnvloed worden door persoonlijke ervaring en in mindere
mate door empirisch onderbouwde gegevens over pediatrische geneesmiddelen[25]. Deze onderzoeken houden bij hun
veralgemeningen wellicht geen rekening met de heterogeniteit van de gezondheidswerkers,
die hiervoor naargelang hun werkomgeving en specifieke specialisatie in zeer
verschillende mate open staan. Tegelijkertijd kunnen dergelijke opmerkingen
wijzen op een groot obstakel dat de verwezenlijking van de doelstelling van de
Pediatrieverordening in de weg staat. De nationale bevoegde autoriteiten en de
organisaties voor gezondheidswerkers lijken in een goede positie te verkeren om
passende manieren te bedenken die een vlotte informatiestroom verzekeren.
Enkele lidstaten hebben al een aantal instrumenten vastgesteld om efficiënt en
doeltreffend met gezondheidswerkers te communiceren, bv. door middel van
periodieke vergaderingen, systemen die informatie verspreiden via internet of
nationale formularia. 5.7. Zijn de lasten groter dan de
beloningen? Het lijdt geen twijfel dat de
Pediatrieverordening een aanzienlijke extra belasting vormt voor farmaceutische
ondernemingen, met haar verplichtingen betreffende onderzoek naar producten
voor gebruik bij kinderen. Deze aanpak werd echter ingevoerd omdat de krachten
op de markt alleen ontoereikend waren om afdoend onderzoek te stimuleren. De verordening vereist dat bedrijven in een
vroeg stadium van de productontwikkeling plannen voor pediatrisch onderzoek
indienen. Het onderzoek naar werkzame stoffen kan in latere stadia echter
worden stopgezet als verder onderzoek aantoont dat er geen mogelijkheden zijn
met betrekking tot de veiligheid en werkzaamheid van het product. Voor elk
succesvol toegelaten geneesmiddel zijn er tal van andere die de eindstreep niet
halen. Dat betekent dat niet alle goedgekeurde
plannen voor pediatrisch onderzoek zullen worden voltooid, omdat bedrijven
kunnen beslissen om de bijbehorende ontwikkeling van een geneesmiddel voor
volwassenen stop te zetten. Het is nog te vroeg voor betrouwbare statistieken
die de verhouding laten zien tussen voltooide en onvoltooide plannen voor
pediatrisch onderzoek, maar in de huidige context zullen niet alle goedgekeurde
plannen uiteindelijk uitmonden in een goedgekeurd geneesmiddel met een pediatrische
indicatie. Dat betekent dat er soms onnodige inspanningen
worden geleverd om plannen voor pediatrisch onderzoek op te stellen en door te
lichten. In welke mate dit wordt gecompenseerd door het voordeel van
vroegtijdige indiening, dat ervoor zorgt dat de ontwikkeling van het
pediatrische geneesmiddel vlot in de algemene productontwikkeling past, moet
verder worden nagegaan. Een ander punt van bezorgdheid is het grote
aantal wijzigingen in plannen voor pediatrisch onderzoek. De cijfers lijken
erop te wijzen dat nagenoeg alle plannen ten minste eenmaal moeten worden
aangepast. Tegen de achtergrond van het concept hoeft dat echter niet te
verrassen, in het licht van de vroegtijdige indiening van plannen voor
pediatrisch onderzoek, het feit dat de ontwikkeling van geneesmiddelen voor
volwassenen en voor kinderen veel tijd in beslag neemt en dat er veel
opschortingen worden verleend. Een O&O-plan moet vaak worden aangepast of
gewijzigd om rekening te houden met de eerste resultaten. Aanwervingsproblemen
of noodzakelijke aanpassingen van de onderzoeksopzet kunnen ook aanleiding
geven tot wijzigingen. Hoewel erkend wordt dat ingrijpende wijzigingen of
aanpassingen aan het plan met het Comité pediatrie moeten worden besproken, is
dit minder vanzelfsprekend voor kleinere wijzigingen. In dit verband is er
herhaaldelijk kritiek gekomen op de gedetailleerdheid die door het EMA wordt
vereist. De voorbije vijf jaar hebben het EMA en het Comité pediatrie van het
EMA inspanningen geleverd om het plan te versoepelen zodat er wat speelruimte
ontstaat om rekening te kunnen houden met onzekerheden in verband met bepaalde
parameters van een proef. De Commissie is in elk geval van plan haar
mededeling over de vorm en inhoud van aanvragen voor de goedkeuring of
wijziging van een plan voor pediatrisch onderzoek te herzien om rekening te
houden met de opgedane ervaring, waaronder het grote aantal
wijzigingsaanvragen. Positief is alvast dat bedrijven aanvragen
indienen voor de beloningen waarin de verordening voorziet - voornamelijk de
verlenging van het aanvullend beschermingscertificaat met zes maanden - en die
zijn ingevoerd om de bijkomende lasten te ondervangen. De economische waarde
van de beloning hangt af van de omzet van het betrokken product. In het geval
van kassuccesproducten kan het om aanzienlijke bedragen gaan, terwijl het
effect voor nicheproducten klein is. In het verslag van 2017 zal een grondige
evaluatie van de economische effecten worden opgenomen. Zo kunnen er besluiten
worden genomen over het evenwicht tussen lasten en beloningen, en de voordelen
voor de volksgezondheid. 6. Vooruitzichten — En ze leefden nog lang
en gelukkig? De titel van dit verslag is 'Betere
geneesmiddelen voor kinderen — Van concept naar werkelijkheid'. Op grond van
bovenstaande evaluatie zouden de lezers kunnen suggereren dat het passender is
om daar een vraagteken bij te plaatsen. Het is duidelijk nog veel te vroeg om
hier een definitieve uitspraak over te doen. Meer dan vijf jaar ervaring is nog
onvoldoende. Er moet meer tijd overheen gaan en nog meer ervaring worden
opgedaan voordat de werkelijke effecten van de verordening op de gezondheid van
kinderen duidelijk zullen worden. Er zijn echter bemoedigende tekenen. De
ontwikkeling van geneesmiddelen voor kinderen is integraler deel gaan uitmaken
van de algemene ontwikkeling van geneesmiddelen in de EU. Er is een aantal
nieuwe producten met pediatrische indicaties en leeftijdsgebonden
farmaceutische vormen toegelaten en beschikbaar gesteld voor patiënten. Het
grote aantal goedgekeurde plannen voor pediatrisch onderzoek wijst erop dat er
nog andere producten op stapel staan. Het zou echter verkeerd zijn om te verwachten
dat de verordening alle problemen kan oplossen. Zij is wel belangrijke
katalysator die de situatie van jonge patiënten verbetert. Tot slot zijn er de voorbije vijf jaar ook
enkele zwakke punten en tekortkomingen aan het licht gekomen. De effecten
daarvan op de algemene prestaties van de verordening moeten van dichtbij worden
gevolgd. Op basis van de hierboven geschetste maatregelen is de Commissie
voornemens om de huidige tenuitvoerlegging samen met het EMA nauwkeuriger af te
stemmen. Ook al zijn betere geneesmiddelen voor
kinderen nog geen realiteit, toch dienen alle belanghebbenden ernaar te streven
dat dit stukje wetgeving het welzijn van kinderen verbetert, zodat wij ons in
het verslag van 2017 niet meer moeten afvragen of er een vraagteken achter de
titel van het verslag moet worden geplaatst, maar wel of dat geen uitroepteken
moet zijn! BIJLAGE I — Cijfers en tabellen Tabel 1: Goedgekeurde plannen voor pediatrisch onderzoek (PIP's) 2007-2012 Bron: Databank
pediatrie van het EMA. De cijfers over goedgekeurde PIP's stemmen overeen met
EMA-besluiten. Tabel 2: Goedgekeurde plannen voor pediatrisch onderzoek (PIP's) vergeleken met
volledige vrijstellingen en wijzigingen 2007-2012 Bron: Databank
pediatrie van het EMA. De aantallen betreffende goedgekeurde PIP's en
vrijstellingen stemmen overeen met EMA-besluiten. Tabel 3: Therapeutische domeinen die door de plannen voor pediatrisch
onderzoek worden bestreken (2007-2011) Bron: Databank
pediatrie van het EMA. * Met uitzondering van allergenen.
** Toepassingen uitsluitend voor gebruik bij pasgeborenen. Tabel 4: Aantal nalevingsadviezen dat
jaarlijks door het Comité pediatrie is goedgekeurd Bron: Databank
pediatrie van het EMA. Tabel 5: Wetenschappelijk advies en protocolbijstand, waaronder follow-up
(verstrekt door de Werkgroep wetenschappelijk advies van het EMA en het Comité
voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, per jaar) Bron: Databanken van
het EMA. * Jaar van adviesbrief. ** Jaar van begin van procedure. Tabel 6: Pediatrische klinische proeven volgens jaar van vergunning || 2005 || 2006 || 2007 || 2008 || 2009 || 2010 || 2011 || 2012 Pediatrische proeven (aantal) || 254 || 316 || 355 || 342 || 404 || 379 || 334 || 332 Pediatrische proeven die deel uitmaken van een goedgekeurd PIP* || 2 || 1 || 2 || 6 || 16 || 30 || 76 || 76 Percentage pediatrische proeven die deel uitmaken van een goedgekeurd PIP* || 1 % || 0 % || 1 % || 2 % || 4 % || 8 % || 23 % || 23 % Totaal aantal proeven (volwassenen en/of kinderen) || 3 350 || 3 979 || 4 749 || 4 512 || 4 445 || 4 026 || 3 809 || 3 698 Percentage pediatrische proeven || 8 % || 8 % || 7 % || 8 % || 9 % || 10 % || 9 % || 9 % Bron: EudraCT Data
Warehouse met behulp van een vooraf bepaalde query op 6 maart 2013. Wanneer het
om meer dan een lidstaat gaat, is alleen de eerste toegelaten proef geteld. * Deze deelinformatie
vereist dat opdrachtgevers gebruikmaken van een aanvraagformulier voor
klinische proeven dat pas in november 2009 beschikbaar was, voor gebruik met
versie 8 van EudraCT (beschikbaar vanaf 2011). Tabel 7: Aantal in klinische proeven
ingeschreven kinderen Aantal proefpersonen || 2006 || 2007 || 2008 || 2009 || 2010 || 2011 || 2012 Premature pasgeborenen || 0 || 0 || 0 || 207 || 82 || 2 281 || 1 712 Pasgeborenen || 0 || 0 || 5 || 64 || 169 || 1 105 || 1 172 Zuigelingen en peuters || 330 || 21 || 20 || 59 || 351 || 2 788 || 3 141 Kinderen || 2 142 || 181 || 200 || 2 230 || 2 055 || 10 325 || 20 677 Adolescenten || 368 || 111 || 205 || 1 577 || 2 861 || 9 054 || 13 193 Totaal van bovenstaande || 2 840 || 313 || 430 || 4 137 || 5 517 || 25 553 || 39 895 Referentie: aantal pediatrische proeven || 316 || 355 || 342 || 404 || 379 || 334 || 332 Bron: EudraCT Data
Warehouse met behulp van een vooraf bepaalde query op 6 maart 2013, aangepast
door uitsluiting van onderzoeken naar "immunologische
geneesmiddelen". Tabel 8: Bijdrage uit de EU-begroting voor
de Pediatrieverordening en uitgaven van het EMA Tabel 9: Percentage personele middelen van het Europees Geneesmiddelenbureau
die werkzaam zijn op het gebied van pediatrie van 2006 (binnenste cirkel) tot
2012 (buitenste cirkel) Tabel 10: Lidstaten die optreden als rapporteur voor de beoordeling van in
overeenstemming met artikel 46 ingediende onderzoeken (procedures voor
uitwisseling van werkzaamheden op het vlak van pediatrie) Tabel 11: Lidstaten die optreden als rapporteur voor de beoordeling van in
overeenstemming met artikel 45 ingediende onderzoeken (procedures voor uitwisseling
van werkzaamheden op het vlak van pediatrie) Tabel 12: Lidstaten die optreden als
rapporteur/uitvoerder van collegiale toetsing betreffende de procedures van het
Comité pediatrie van het EMA (eerste PIP/vrijstelling of wijziging van een
goedgekeurd PIP) BIJLAGE II — Gedetailleerde inventaris van
centraal toegelaten geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik sinds de
inwerkingtreding van de Pediatrieverordening Tabel 13:
Sinds 2007 centraal toegelaten geneesmiddelen die een pediatrische indicatie
omvatten Werkzame stof(fen) || Handelsbenaming || Jaar van toelating || Moest bij eerste vergunning voldaan zijn aan de Pediatrieverordening? || Is de indicatie uitsluitend voor pediatrie of "gemengd" (volwassenen en pediatrie)? Retapamuline || Altargo || 2007 || Nee || Gemengd Nelarabine || Atriance || 2007 || Nee || Gemengd Humaan papillomavirus-vaccin [typen 16, 18] || Cervarix || 2007 || Nee || Gemengd Hydroxocobalamine || Cyanokit || 2007 || Nee || Gemengd Idursulfase || Elaprase || 2007 || Nee || Gemengd Gadoversetamide || Optimark || 2007 || Nee || Gemengd Watervrij betaïne || Cystadane || 2007 || Nee || Gemengd Stiripentol || Diacomit || 2007 || Nee || Uitsluitend pediatrisch Mecasermine || Increlex || 2007 || Nee || Uitsluitend pediatrisch Rufinamide || Inovelon || 2007 || Nee || Gemengd Hydroxycarbamide || Siklos || 2007 || Nee || Gemengd Humaan normaal immunoglobuline (ivig) || Flebogamma DIF || 2007 || Nee || Gemengd Fluticasonfuroaat || Avamys || 2008 || Nee || Gemengd Humaan normaal immunoglobuline || Privigen || 2008 || Nee || Gemengd Lacosamide || Vimpat || 2008 || Nee || Gemengd Micafungine || Mycamine || 2008 || Nee || Gemengd Sapropterine || Kuvan || 2008 || Nee || Gemengd Sugammadex || Bridion || 2008 || Nee || Gemengd Tocofersolan d-alfa-tocoferyl-polyethyleenglycol succinaat || Vedrop || 2009 || Nee || Uitsluitend pediatrisch Mifamurtide || Mepact || 2009 || Nee || Gemengd Rilonacept || Rilonacept Regeneron || 2009 || Nee || Gemengd Tacrolimus || Modigraf || 2009 || Nee || Gemengd Pneumokokkenpolysaccharide conjugaatvaccin (geadsorbeerd) || Synflorix || 2009 || Nee || Uitsluitend pediatrisch Canakinumab || Ilaris (PIP nog niet voltooid) || 2009 || Ja || Gemengd Pneumokokkenpolysaccharide conjugaatvaccin (13-valent, geadsorbeerd) || Prevenar 13 (PIP nog niet voltooid) || 2009 || Ja || Uitsluitend pediatrisch Meningokokken Groep A, C, W135 en Y geconjugeerd vaccin || Menveo || 2010 || Ja || Gemengd Velaglucerase alfa || Vpriv (PIP nog niet voltooid) || 2010 || Ja || Gemengd Influenzavaccin (levend verzwakt, nasaal) || Fluenz (Vrijstelling) || 2011 || Ja* || Uitsluitend pediatrisch C1-remmer, humaan || Cinryze (PIP nog niet voltooid) || 2011 || Ja || Gemengd Dihydroartemisinine / piperaquinetratrafosfaat || Eurartesim (PIP nog niet voltooid) || 2011 || Ja || Gemengd Midazolam || Buccolam || 2011 || Ja (PUMA) || Uitsluitend pediatrisch Everolimus || Votubia (PIP nog niet voltooid) || 2011 || Ja || Gemengd Tobramycine || Tobi Podhaler (PIP nog niet voltooid) || 2011 || Ja || Gemengd Nomegestrol / estradiol || Ioa, Zoely || 2011 || Ja || Gemengd Colistimethaatnatrium || Colobreathe || 2012 || Ja || Gemengd Mercaptopurine || Xaluprine || 2012 || Nee || Gemengd Catridecacog || NovoThirteen || 2012 || Ja || Gemengd Efavirenz || Efavirenz Teva || 2012 || Nee || Gemengd Ivacaftor || Kalydeco || 2012 || Ja || Gemengd Desloratadine || Desloratadine ratiopharm || 2012 || Nee || Gemengd Desloratadine || Desloratadine Actavis || 2012 || Nee || Gemengd Perampanel || Fycompa || 2012 || Ja || Gemengd Tabel 14: Lijst van centraal toegelaten geneesmiddelen waarvan de
therapeutische indicatie werd uitgebreid tot of aangepast voor de pediatrische
populatie Werkzame stof(fen) || Handelsbenaming || Datum || Voorwerp van de uitbreiding Levetiracetam || Keppra || 2007/ 2009 || Uitbreiding van de indicatie met opname van adjuvante therapie voor de behandeling van primaire gegeneraliseerde tonisch-clonische (PGTC) aanvallen bij volwassenen en adolescenten van 12 jaar en ouder met idiopathische gegeneraliseerde epilepsie; Uitbreiding van indicatie met opname van adjuvante therapie voor de behandeling van partieel beginnende aanvallen met of zonder secundaire generalisatie bij kinderen en zuigelingen vanaf 1 maand tot <4 jaar oud Pneumokokkensacchariden conjugaatvaccin, geadsorbeerd || Prevenar || 2007 || Uitbreiding van de indicatie met opname van nieuwe informatie betreffende de werkzaamheid tegen ziekten veroorzaakt door de serotypen 4, 6B, 9V, 14, 18C, 19F en 23F van Streptococcus pneumoniae in otitis media; Uitbreiding van de indicatie van actieve immunisatie tegen bacteriëmische pneumonie met actieve immunisatie tegen pneumonie Infliximab || Remicade || 2007 || Uitbreiding van de indicatie met opname van de behandeling van ernstige, actieve ziekte van Crohn bij kinderen en adolescenten van 6-17 jaar Darbepoetin alfa || Aranesp || 2007 || Uitbreiding van de indicatie voor CNI-patiënten, wat het gebruik van Nespo beperkte tot pediatrische patiënten ≥ 11 jaar Fosamprenavir || Telzir || 2007 || Uitbreiding van de indicatie van Telzir in combinatie met ritonavir voor de behandeling van met humaan immunodeficiëntievirus type 1 (hiv-1) geïnfecteerde volwassenen in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen naar pediatrische populaties Lamivudine / zidovudine || Combivir || 2007 || Uitbreiding van de indicatie met opname van pediatrische patiënten en vervanging van filmomhulde tabletten door filmomhulde tabletten met een breukgleuf Desloratadine || Aerius || 2007 || Uitbreiding van indicatie van "chronische idiopathische urticaria" naar "urticaria" Insuline glulisine || Apidra || 2007 || Uitbreiding van de indicatie met opname van kinderen van 6 jaar en ouder op basis van de resultaten van twee pediatrische onderzoeken Humaan papillomavirusvaccin [typen 6, 11, 16, 18] (recombinant, geadsorbeerd) || Gardasil || 2008 || Uitbreiding van indicatie met opname van de preventie van hooggradige vaginale dysplastische laesies (VaIN 2/3) Adalimumab || Humira || 2008/2011 || Uitbreiding van indicatie met opname van behandeling van actieve polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij adolescenten in de leeftijd van 13 tot en met 17 jaar. Uitbreiding van indicatie met opname van behandeling van actieve polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij de pediatrische populatie in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar. Caspofungine || Cancidas || 2008 || Uitbreiding van de indicatie met opname van de pediatrische populatie Etanercept || Enbrel || 2008/2011 || Uitbreiding van indicatie met opname van de behandeling van chronische, ernstige plaque psoriasis bij kinderen en adolescenten vanaf 6 jaar met onvoldoende controle door, of intolerantie voor andere systemische therapieën of fototherapieën; Uitbreiding van indicatie met opname van een lagere leeftijdsgroep voor polyarticulaire juveniele idiopathische artritis "vanaf 4 jaar" tot "vanaf 2 jaar" Miglustaat || Zavesca || 2009 || Uitbreiding van indicatie met opname van de behandeling van progressieve neurologische manifestaties bij volwassenen en kinderen met de ziekte van Niemann-Pick type C Tacrolimus || Protopic || 2009 || Uitbreiding van indicatie naar 'onderhoudsbehandeling' na voltooiing van een onderzoek bij volwassen patiënten en een onderzoek bij kinderen Tipranavir || Aptivus || 2009 || Uitbreiding van indicatie met opname van de behandeling van hiv 1-infectie bij uitgebreid voorbehandelde adolescenten van 12 jaar of ouder met virus dat resistent is tegen meerdere proteaseremmers. Omalizumab || Xolair || 2009 || Uitbreiding van indicatie naar kinderen van 6 tot < 12 jaar als aanvullende behandeling om de astmacontrole te verbeteren bij patiënten met allergisch astma. Aripiprazol || Abilify || 2009 || Uitbreiding van indicatie met opname van de behandeling van schizofrenie bij jongeren van 15 jaar en ouder Peginterferon-alfa-2b || PegIntron || 2009 || Uitbreiding van indicatie van de combinatietherapie met peginterferon-alfa-2b en ribavirine naar de pediatrische populatie Ribavirine || Rebetol || 2009 || Uitbreiding van indicatie van de combinatietherapie met peginterferon-alfa-2b en ribavirine naar de pediatrische populatie Abatacept || Orencia || 2010 || Uitbreiding van indicatie met opname van de behandeling van matige tot ernstige actieve polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij jonge patiënten van 6 jaar en ouder met een ontoereikende respons op andere DMARD's inclusief ten minste één TNF-remmer Atazanavirsulfaat || Reyataz || 2010 || Uitbreiding van indicatie voor Reyataz-capsules met opname van de behandeling van hiv-geïnfecteerde kinderen en adolescenten ouder dan 6 jaar in combinatie met andere antiretrovirale middelen. Mazelen-bof-rubellavaccin (levend) || M-M-RVAXPRO || 2010 || Uitbreiding van indicatie met opname van toediening aan gezonde kinderen vanaf 9 maanden Stikstofmonoxide || Inomax || 2011 || Uitbreiding van indicatie met opname van de behandeling van peri- en postoperatieve pulmonale hypertensie bij kinderen in samenhang met hartchirurgie Tenofovir disoproxil fumaraat || Viread || 2011 || Wijziging van indicatie op basis van de resultaten van een veiligheids- en werkzaamheidsonderzoek bij adolescenten van 12 tot en met 18 jaar oud die ervaring hebben met de behandeling Paliperidon || Invega || 2011 || Uitbreiding van indicatie met opname van de behandeling van psychotische of manische symptomen van schizoaffectieve stoornis Sildenafil || Revatio || 2011 || Uitbreiding van indicatie bij pediatrische patiënten van 1 tot en met 17 jaar oud met pulmonale arteriële hypertensie Humaan normaal immunoglobuline (ivig) || Kiovig || 2011 || Uitbreiding van indicatie met opname van behandeling van multifocale motorische neuropathie en hypogammaglobulinemie bij patiënten na allogene hematopoïetische-stamceltransplantatie bij volwassenen en kinderen Tocilizumab || Roactemra || 2011 || Uitbreiding van indicatie met opname van behandeling van actieve systemische juveniele idiopathische artritis bij patiënten van 2 jaar en ouder, bij wie de vorige therapie met niet-steroïde ontstekingsremmers en systemische corticoïden niet is aangeslagen Pneumokokkenpolysaccharide conjugaatvaccin (geadsorbeerd) || Synflorix || 2011 || Uitbreiding van indicatie om de hoogste leeftijdsgrens van zuigelingen en kinderen van 2 jaar naar 5 jaar op te trekken Insuline detemir || Levemir || 2011 || Uitbreiding van indicatie als aanvullende therapie bij de behandeling met liraglutide; Uitbreiding van indicatie naar kinderen van 2-5 jaar Eculizumab || Soliris || 2011 || Uitbreiding van indicatie met opname van atypisch hemolitisch-uremisch syndroom (aHUS). In punt 4.2 werd ook een aanvullende vaccinatie- en antibiotische profylactische aanbeveling toegevoegd voor de behandeling van aHUS bij volwassenen en kinderen Humaan papillomavirusvaccin [typen 16, 18] (recombinant, met adjuvans, geadsorbeerd) || Cervarix || 2011 || Uitbreiding van indicatie naar kinderen vanaf 9 jaar Etanercept || Enbrel || 2012 || Uitbreiding van de indicatie juveniele idiopathische artritis (JIA) met opname van kinderen en adolescenten met uitgebreide oligoarticulaire JIA vanaf de leeftijd van 2 jaar, kinderen en adolescenten met enthesitis-gerelateerde artritis vanaf 12 jaar, en kinderen en adolescenten met artritis psoriatica vanaf 12 jaar Vaccin tegen mazelen, bof, rubella en varicella (levend) || Proquad || 2012 || Uitbreiding van leeftijdsbereik bij de indicatie tot kinderen vanaf 9 maanden oud onder bijzondere omstandigheden, namelijk in geval van uitbraak Raadpleeg bijlage II
van het vijfjaarlijks verslag aan de Europese Commissie van het EMA voor een
uitvoeriger inventaris, met informatie over nationaal toegelaten geneesmiddelen
en nieuwe wijzen van toediening of nieuwe farmaceutische vormen. BIJLAGE III — Lijst van gefinancierde
projecten Lijst van projecten betreffende niet met een
octrooi beschermde geneesmiddelen die door de Europese Commissie zijn
gefinancierd via het EU-kaderprogramma gezondheid: resultaten domein 4.2, niet
met een octrooi beschermde geneesmiddelen, uitnodigingen 2, 3, 4 en 5 ·
HEALTH.2007-4.2-1 Niet met een octrooi beschermde
geneesmiddelen aanpassen aan de specifieke behoeften van pediatrische
populaties. ·
HEALTH.2009-4.2-1 Niet met een octrooi beschermde
geneesmiddelen aanpassen aan de specifieke behoeften van pediatrische
populaties. ·
HEALTH.2010.4.2-1 Niet met een octrooi beschermde
geneesmiddelen voor kinderen. FP7-HEALTH-2010-single-stage. ·
HEALTH.2010.4.2-2 Internationaal pediatrisch
initiatief. Expertisenetwerk ·
HEALTH.2011.4.2-1 Door onderzoekers aangestuurde
klinische proeven op niet met een octrooi beschermde geneesmiddelen voor
kinderen. Tabel 15:
Gefinancierde projecten betreffende niet met een octrooi beschermde
geneesmiddelen (met begin vanaf 1 januari 2012) en goedgekeurde PIP's, indien
beschikbaar. Nr. || Acroniem || Beginjaar || Doelstellingen || Goedgekeurd PIP 1 || KIEKIDS || 2011 || Ontwikkeling van een innovatieve, aan de leeftijd aangepaste, flexibele en veilige pediatrische formulering van ethosuximide voor de behandeling van het gebrek aan deze stof en van myoclonische epilepsie bij kinderen || N.v.t. 2 || NEO-CIRC || 2011 || Gegevens verschaffen over de veiligheid en werkzaamheid van dobutamine om preklinische studies te verrichten, biomerker(s) van hypotensie te ontwikkelen en een formulering voor pasgeborenen aan te passen || EMEA-001262-PIP01-12 3 || TAIN || 2011 || Een formulering voor pasgeborenen ontwikkelen van hydrocortisone voor de behandeling van aangeboren en verworven nierinsufficiëntie en voor gebruik bij oncologie (hersentumoren en leukemie) || EMEA-001283-PIP01-12 4 || GRIP || 2011 || Een infrastructuurmatrix toepassen om de ontwikkeling en het veilige gebruik van geneesmiddelen bij kinderen te stimuleren en te vergemakkelijken || N.v.t. 5 || DEEP || 2011 || De farmacokinetica (FK) & farmacodynamiek (FD) evalueren van deferipron bij kinderen van 2-10 jaar om een goedgekeurd plan van pediatrisch onderzoek op te stellen dat voor regelgevingsdoeleinden kan worden gebruikt || EMEA-001126-PIP01-10 6 || TINN2 || 2011 || De FK & FD van azithromycine evalueren tegen ureaplasma en in BPD bij pasgeborenen || EMEA-001298-PIP01-12 7 || HIP Trial || 2010 || Beoordeling van de werkzaamheid, veiligheid, FK, FD van adrenaline en dopamine bij de beheersing van neonatale hypotensie bij premature baby's en ontwikkeling en aanpassing van een formulering van beide die geschikt is voor pasgeborenen, om een aanvraag te kunnen indienen voor een vergunning voor het in de handel brengen voor pediatrisch gebruik || N.v.t. / EMEA-001105-PIP01-10 8 || PERS || 2010 || Is toegespitst op twee indicaties, het gebruik van risperidon bij kinderen en adolescenten met een gedragsaandoening die niet geretardeerd zijn, en het gebruik van risperidon bij adolescenten met schizofrenie || EMEA-001034-PIP01-10 9 || NeoMero || 2010 || Europees pluricentrisch netwerk voor de evaluatie van de farmacokinetica, veiligheid en werkzaamheid van meropenem bij neonatale sepsis en meningitis || EMEA-000898-PIP01-10 10 || NEMO || 2009 || Beoordeling van de werkzaamheid, veiligheid, FK, FD, werkingsmechanismen van bumetanide bij neonatale attaques, waaronder het effect op de neuro-ontwikkeling, en ontwikkeling en aanpassing van een bumetanideformulering die geschikt is voor pasgeborenen, om een aanvraag te kunnen indienen voor een vergunning voor het in de handel brengen voor pediatrisch gebruik || N.v.t. 11 || NEUROSIS || 2009 || Werkzaamheid van budesonide bij de vermindering van bronchopulmonale dysplasie || EMEA-001120-PIP01-10 12 || EPOC || 2009 || Beoordeling van de farmacokinetica en farmacodynamica van doxorubicine || N.v.t. 13 || LOULLA & PHILLA || 2008 || Ontwikkeling van orale vloeibare formuleringen van methotrexaat en 6-mercaptopurine voor acute lymfoblastische leukemie bij kinderen || N.v.t. / N.v.t. 14 || NeoOpioid || 2008 || Vergelijken van morfine en fentanyl voor pijnbestrijding bij premature zuigelingen || EMEA-000712-PIP01-09 15 || O3K || 2008 || Orale vloeibare formuleringen van cyclofosfamide en temozolomide || EMEA-000530-PIP02-11 / N.v.t. 16 || TINN || 2008 || Beoordelen van FK & FD van ciprofloxacine en fluconazol bij pasgeborenen || N.v.t. N.v.t.
= niet beschikbaar of niet van toepassing ·
HEALTH.2011.2.3.1-1 Door onderzoeker aangestuurde
klinische proeven van niet met een octrooi beschermde antibiotica Tabel 16: Door onderzoeker aangestuurde
klinische proeven van niet met een octrooi beschermde antibiotica Nr. || Acroniem || Beginjaar || Doelstellingen || Goedgekeurd PIP 1 || MAGICBULLET || 2012 || Optimalisering van behandeling met niet met een octrooi beschermde antimicrobiële stoffen van met beademing geassocieerde pneumonie || N.v.t. 2 || AIDA || 2011 || Beoordeling van klinische werkzaamheid door middel van een farmacokinetische/farmacodynamische aanpak om de doeltreffendheid van niet met een octrooi beschermde antibiotica te verbeteren en de weerstand ertegen te verkleinen || N.v.t. N.v.t. = niet
beschikbaar [1] http://ec.europa.eu/health/files/pharmacos/docs/doc2002/feb/cd_pediatrics_en.pdf [2] PB L 378 van 27.12.2006, blz. 1: gewijzigd bij
Verordening (EG) nr. 1902/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20
december 2006, PB L 378 van 27.12.2006, blz. 20. [3] Vijfjaarlijks verslag aan de Europese Commissie —
General report on experience acquired as a result of the application of the Paediatric
Regulation, prepared by the European Medicines Agency with its Paediatric
Committee, http://ec.europa.eu/health/files/paediatrics/2012-09_pediatric_report-annex1-2_en.pdf [4] http://ec.europa.eu/health/human-use/paediatric-medicines/developments/2013_paediatric_pc_en.htm [5] Verordening (EG) nr. 141/2000 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 december 1999 inzake weesgeneesmiddelen, PB L 18
van 22.1.2000, blz. 1. [6] Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor de
vorm en inhoud van aanvragen tot goedkeuring of wijziging van een plan voor
pediatrisch onderzoek en vrijstellings- of opschortingsverzoeken, PB C 243 van
24.9.2008, blz. 1. [7] http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Report/2011/01/WC500101006.pdf [8] PB C 28 van 4.2.2009, blz. 1. [9] Richtsnoer van de Commissie — Leidraad betreffende de
posting en de bekendmaking van resultaatgerelateerde informatie over klinische
proeven in verband met de uitvoering van artikel 57, lid 2, van Verordening
(EG) nr. 726/2004 en artikel 41, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1901/2006, PB
C 302 van 6.10.2012, blz. 7. [10] http://ec.europa.eu/health/files/eudralex/vol-10/2013_01_22_tg_en.pdf [11] https://www.clinicaltrialsregister.eu [12] Verordening (EG) nr. 658/2007 van de Commissie van 14
juni 2007 betreffende financiële sancties op de niet-nakoming van bepaalde
verplichtingen in verband met vergunningen voor het in de handel brengen,
verleend op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement
en de Raad, PB L 155 van 15.6.2007, blz. 10. [13] Verordening (EU) nr. 488/2012 van de Commissie van 8
juni 2012, PB L 150 van 9.6.2012, blz. 68. [14] Register of deadlines to place a medicinal product on
the market (Register van termijnen voor het in de handel brengen van een
geneesmiddel - EMA/137292/2013). [15] http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Other/2009/10/WC500004017.pdf [16] http://www.who.int/childmedicines/paediatric_regulators/en/ [17] Verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees
Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende
beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, PB L 152 van 16.6.2009, blz. 1.
Deze verordening is een gecodificeerde versie van Verordening (EEG) nr. 1768/92
van de Raad. [18] Zaak C-125/10 Merck Sharp & Dohme tegen
Deutsches Patent- und Markenamt, nog niet gepubliceerd in de
Jurisprudentie, punt 37: "Zou de ABC-aanvraag moeten worden geweigerd op
grond dat de in artikel 13, lid 1, van die laatste verordening (i.e. nr.
1768/92) bedoelde berekening resulteert in een duur die kleiner of gelijk
aan nul is, dan zou de houder van het basisoctrooi dus geen verlenging van de
door een dergelijk octrooi verleende bescherming kunnen verkrijgen, zelfs
indien hij alle onderzoeken heeft verricht conform het goedkeurde plan voor
pediatrisch onderzoek in de zin van artikel 36 van verordening nr. 1901/2006.
Een dergelijke weigering zou het nuttig effect van Verordening nr. 1901/2006
kunnen aantasten en de daarmee nagestreefde doelstellingen, te weten de
doelstelling van beloning van de inspanningen die zijn gedaan met het oog op de
beoordeling van de pediatrische effecten van het betrokken geneesmiddel, in
gevaar kunnen brengen." [19] Zaak T-52/09 Nycomed tegen EMA, nog niet
verschenen. [20] Zie de resultaten van de openbare
raadpleging die de Commissie ter voorbereiding van dit
verslag heeft gehouden. [21] Cf. Werkdocument van de diensten van de Commissie.
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende
geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging van Verordening (EEG)
nr. 1768/92, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004. Uitgebreide
effectbeoordeling (COM/2004/599/F). [22] Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek
betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, PB L 311 van 28.11.2001,
blz. 67. [23] Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire
procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen
voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees
Geneesmiddelenbureau, PB L 136 van 30.4.2004, blz.1. [24] Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de
Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toepassing van goede
klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen
voor menselijk gebruik, PB L 121 van 1.5.2001, blz. 34. [25] Vijfjarig verslag aan de Europese Commissie (zie
voetnoot 3), blz. 41.