This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0103
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN COUNCIL Trade and Investment Barriers Report 2013
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE EUROPESE RAAD Verslag over handels- en investeringsbelemmeringen 2013
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE EUROPESE RAAD Verslag over handels- en investeringsbelemmeringen 2013
/* COM/2013/0103 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE EUROPESE RAAD Verslag over handels- en investeringsbelemmeringen 2013 /* COM/2013/0103 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE EUROPESE RAAD Verslag
over handels- en investeringsbelemmeringen 2013 INLEIDING In 2012 heeft de
Commissie haar tweede verslag over handels- en investeringsbelemmeringen (VHIB)
aan de Europese Raad voorgelegd. Met dit verslag werd voor het eerst uitvoering
gegeven aan een in het kader van de Europa 2020-strategie[1] vastgesteld mandaat, dat vervolgens werd opgenomen in de mededeling
van de Commissie getiteld “Handel, groei en wereldvraagstukken”[2]. In deze mededeling verbond de Commissie zich ertoe, “vanaf 2011 een
jaarlijks verslag [op te stellen] over handels- en investeringsbelemmeringen
voor de Europese Voorjaarsraad, als voornaamste instrument om
handelsbelemmeringen en protectionistische maatregelen te monitoren en tot passende
handhavingsmaatregelen aan te zetten”. Het verslag wil de
aandacht vestigen op een aantal van de voornaamste belemmeringen waarmee
bedrijven uit de Europese Unie (EU) worden geconfronteerd, en er meer algemeen
op wijzen dat het van groot belang is om handelsbelemmeringen zodanig aan te
pakken dat bedrijven volledig van de wereldmarkt kunnen profiteren, niet alleen
in overeenstemming met de afspraken die met de handelspartners van de EU op
multilateraal of bilateraal niveau zijn gemaakt, maar ook met de verplichtingen
die in andere fora zijn aangegaan ter bevordering van de vrije handel,
bijvoorbeeld in het kader van bijeenkomsten van de G20. Gezien de aanhoudende
economische stagnatie in de EU is dit derde verslag des te belangrijker als
pijler van onze markttoegangsstrategie en als aanvulling op de ambitieuze
onderhandelingsagenda van de EU. Zoals reeds in het werkdocument van de
Commissiediensten over externe bronnen van groei[3] werd opgemerkt, zal de bijdrage van de buitenlandse vraag aan de economische
ontwikkeling in de toekomst toenemen, aangezien tegen 2015 naar verwachting 90 %
van de wereldwijde economische groei buiten de EU zal worden gecreëerd.
Bovendien moet de EU haar vooraanstaande rol van als belangrijke schepper van
waarde op mondiale schaal vanwege de oprukkende onderlinge verstrengeling van
regionale en globale toeleveringsketens verstevigen, zowel op productiegebied
als op het gebied van O&O, ontwerp, logistiek, enz. Het aanhalen van de
banden met de nieuwe mondiale groeicentra – die grotendeels in het VHIB 2012
aan bod zijn gekomen – ter versterking van dit potentieel, is van cruciaal
belang om een duurzaam economisch herstel in de EU te waarborgen. Met het oog hierop
bevat deze derde editie van het VHIB (2013) een bericht over de vooruitgang die
is bereikt met betrekking tot de in de eerdere edities van het VHIB (2011 en
2012) geconstateerde belemmeringen waarvan de EU-exporteurs nog steeds hinder
ondervinden en die tot op heden nog niet volledig uit de weg konden worden
geruimd. Bovendien wordt in dit VHIB 2013 gewezen op een aantal nieuwe
belemmeringen die zich in 2012 hebben voorgedaan en die door de Commissie en de
lidstaten op bepaalde belangrijke markten op gecoördineerde wijze moeten worden
aangepakt en politieke prioriteit moeten krijgen. Het feit dat in dit
verslag vooral nadruk wordt gelegd op een aantal strategische partners van de
EU wil natuurlijk niet zeggen dat belemmeringen op andere markten geen aandacht
verdienen. Integendeel, de Commissie ijvert bij een veel grotere groep
handelspartners actief voor betere markttoegangsvoorwaarden voor ondernemingen
uit de EU die nog steeds met tal van belemmeringen te kampen hebben. Monitoring van handelsbelemmeringen Het VHIB is een van de rapportageonderdelen die erop zijn gericht de
handelsbelemmeringen waarmee EU-exporteurs worden geconfronteerd, te
beoordelen, te monitoren en aan te pakken. Deze rapportageonderdelen hebben
verschillende doelstellingen, maar vertonen technisch gezien bepaalde
overlappingen. Ten eerste wordt in het VHIB, zoals hierboven reeds vermeld, de
aandacht gevestigd op een aantal van de voornaamste belemmeringen waarmee
Europese bedrijven op sommige markten worden geconfronteerd. Het verslag is
erop gericht om op politiek niveau te wijzen op het belang om deze
belemmeringen met prioriteit aan te pakken. De monitoring van handelsbeperkende maatregelen[4] (het desbetreffende negende verslag werd in juni 2012 gepubliceerd)
is, ten tweede, een breder opgezet rapportageonderdeel dat ten doel heeft
maatregelen te identificeren die in de context van de financiële en economische
crisis zijn aangenomen. Hierbij bleek dat op de markten van tal van onze
partners in toenemende mate sprake was van protectionisme, met name door de
invoering in verschillende opkomende economieën van een industriebeleid dat
veelal is gebaseerd op eisen met betrekking tot lokale inhoud en
invoervervangende praktijken. Ten derde brengt DG Handel, in het kader van de markttoegangsstrategie
en op specifiek verzoek van de Raad, sinds 2009 op bredere basis verslag uit
over belangrijke handelsbelemmeringen. In dit verband werd een selectie gemaakt
van in totaal 220 belemmeringen op 32 markten. Het doel is om tussen de
verschillende handelskwesties een prioritering aan te brengen door, mede op
basis van input van de lidstaten en het bedrijfsleven, prioriteitenlijsten met
maximaal tien belemmeringen per land op te stellen, zodat de aandacht uitgaat
naar de belemmeringen die in economisch en juridisch opzicht het belangrijkst
zijn. De lijst wordt regelmatig bijgewerkt en aangevuld door HYM sheets voor de
lidstaten, om ervoor te zorgen dat gecoördineerde boodschappen worden
overgebracht. Dit rapportageonderdeel heeft natuurlijk betrekking op de zes
landen die in het VHIB aan de orde komen, maar bijvoorbeeld ook op
belemmeringen in Oekraïne, Indonesië, Mexico, Thailand of Israël. Net als de editie van
2012 concentreert dit verslag zich op belemmeringen van de markttoegang in
sommige strategische partnerlanden van de EU, namelijk de Volksrepubliek China
(VRC), India, Japan, Brazilië[5], Rusland en de
Verenigde Staten (VS), met name om drie redenen. Ten eerste vormen deze
geselecteerde partners de belangrijkste exportmarkten voor de EU, zowel voor
goederen (40,9 % van de geëxporteerde goederen in 2010) als voor diensten
(40,0 %) en buitenlandse directe investeringen (BDI) (41,1 % van het
totaal aan Europese BDI in andere landen): de VS zijn de voor de EU de grootste
exportmarkt, de VRC de tweede, Rusland de vierde, Japan de zesde, India de
achtste en Brazilië de negende. Ten tweede onderhoudt
de EU met de andere partnerlanden uit de top tien van de exportmarkten reeds
preferentiële handelsrelaties: Noorwegen en Zwitserland hebben via
respectievelijk de Europese Economische Ruimte en specifieke overeenkomsten
toegang tot de interne markt; met Turkije is er een douane-unie ingesteld; en
in 2011 is er een vrijhandelsovereenkomst met Zuid-Korea in werking getreden.
De handelsbetrekkingen met deze vier partners worden dus bevorderd door specifieke
handelsinstrumenten die vergeleken met de afspraken die met de zes in dit
verslag centraal staande partners bestaan, in meer kanalen voorzien om
handelsbelemmeringen aan te kaarten. Ten slotte hebben de
markten van deze strategische partners een groot groeipotentieel voor de handel
met en de investeringen vanuit de EU. Opkomende landen als Brazilië, India, de
VRC en in zekere mate ook Rusland, dat wil zeggen de zogenoemde BRIC-landen,
zullen inderdaad ook in de toekomst goed zijn voor een groot deel van de
ondernemingskansen die voor het bedrijfsleven in de EU in het verschiet liggen.
De groei van het bbp in de periode 2007-2011 bedroeg volgens de Wereldbank in
de VRC gemiddeld 9,3 %, in India 6,9 %, in Rusland 4,3 % en in
Brazilië 2,7 %.[6] Het bbp van de EU is
daarentegen in dezelfde periode met gemiddeld 0,2 % gedaald en zou volgens
de najaarsprognoses van de Commissie van 2012[7] in de komende drie jaar wel eens kunnen stagneren, met een jaarlijkse
groei van 0,4 % in de periode 2012-2014. Dit betekent dat de uitvoer naar
deze landen naar verwachting een cruciale rol zal spelen bij het aanzwengelen
van de toekomstige exportgroei van de EU, die geraamd wordt op 3,6 % voor
de periode 2012-2014. De handelsbalans heeft niet alleen sinds 2010 de gevolgen
van de crisis afgezwakt, maar wordt tevens beschouwd als belangrijkste factor
die in 2013, net als in 2011 en 2012, voor groei zal zorgen. De handel met de in dit
verslag genoemde zes strategische partners is weliswaar zeer omvangrijk, maar
heeft nog niet zijn volledige potentieel bereikt, deels omdat deze markten
enorm snel groeien en dit naar alle waarschijnlijkheid ook zullen blijven doen,
maar in de eerste plaats omdat zij niet in voldoende mate zijn opengesteld voor
de import uit de EU. Op grond van het feit dat deze trend in 2012 is doorgezet
en dat de situatie op een aantal van deze belangrijke markten verder is
verslechterd, is het gerechtvaardigd om dit jaar opnieuw de aandacht te
focussen op dit kleine aantal partners. Al te vaak nog hebben
ondernemingen uit de EU te kampen met aanzienlijke belemmeringen wanneer zij
vaste voet proberen te krijgen op buitenlandse markten. De hinderpalen nemen
vaak de vorm aan van niet-tarifaire belemmeringen, zoals technische voorschriften
en conformiteitsbeoordelingsprocedures, lastige douaneprocedures of een zwakke
handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. De EU zet zich in het kader van
het partnerschap voor markttoegang actief in om deze kwesties aan te pakken.
Gezien het feit dat deze belemmeringen vaak sterk toenemen in gebieden met een
nog vrij zwakke multilaterale regulering op het handelsgebied, zoals bij de
overheidsopdrachten en de uitvoerbeperkingen, moet er echter een centrale
prioriteit van worden gemaakt om door middel van onze handelsonderhandelingen
een regulering te ontwikkelen die verder gaat dan de bestaande regels van de
WTO. In de afgelopen jaren
heeft de EU daarom, naast haar inspanningen op het vlak van de handhaving,
proactief aan haar ambitieuze onderhandelingsagenda gewerkt. Op 1 juli 2011 is
een vrijhandelsovereenkomst met Zuid-Korea in werking getreden, die de
ondernemingen en consumenten in de EU al grote economische voordelen biedt. De
bilaterale onderhandelingen met Midden-Amerika en Peru en Colombia werden
afgesloten en de daaruit voortvloeiende overeenkomsten werden in december 2012
door het Europees Parlement goedgekeurd. De onderhandelingen met Oekraïne over
een diepgaande en uitgebreide vrijhandelsovereenkomst (Deep and Comprhensive
Free Trade Agreement – DCFTA), die vergaande bepalingen inzake technische en
regelgevingskwesties omvat, zijn afgesloten, en in december 2012 werden de
onderhandelingen met Singapore over een vrijhandelsovereenkomst afgerond. De
handelsbesprekingen met Canada zijn in de slotfase getreden. Intussen zijn nog
onderhandelingen gaande met India, de Mercosur, Maleisië, Armenië, Georgië en
Moldavië, en in 2012 zijn ook gesprekken met Vietnam begonnen. In december 2011
gaf de Raad toestemming voor het openen van onderhandelingen met Marokko over
een DCFTA. In november 2012 heeft de Raad ermee ingestemd om, na een met
gunstig gevolg uitgevoerd verkennend onderzoek naar het toepassingsgebied en
specifieke bepalingen inzake niet-tarifaire belemmeringen, onderhandelingen
over een vrijhandelsovereenkomst met Japan te openen. Wat betreft de VS, de
eerste handelspartner van de EU, worden nu voorbereidingen getroffen voor het
opstarten van de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst. De
werkgroep op hoog niveau inzake banen en groei heeft immers een eindverslag
ingediend met de aanbeveling onderhandelingen aan te knopen betreffende een
omvattend trans-Atlantisch handels- en investeringspartnerschap. Met Tunesië,
Jordanië, Egypte en Marokko worden voorbereidende gesprekken gevoerd met het
oog op de opening van onderhandelingen over DCFTA’s wanneer de landen daarvoor
klaar zijn. Ten slotte wordt ook met Indonesië, Thailand en de Filippijnen
gepraat over mogelijke handelsbesprekingen, waarmee deze ambitieuze
onderhandelingsagenda op het gebied van vrijhandelsovereenkomsten zou worden
uitgebreid naar de Asean-regio. De toetreding van Rusland tot de WTO was op
handelsgebied een belangrijke gebeurtenis in 2012 die nieuwe vooruitzichten
biedt voor de lopende onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst ter
vervanging van de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO).
In aansluiting op discussies tijdens de top EU-China worden voorbereidingen
getroffen voor besprekingen over een op zichzelf staande
investeringsovereenkomst. Tot slot voert de EU momenteel op hoog niveau
dialogen met de twee grootste economieën ter wereld, de VS en de VRC, waarin in
beide gevallen onder meer belemmeringen voor de markttoegang aan de orde worden
gesteld. Handelsbesprekingen en
handhaving moeten hand in hand gaan om de integratie van de EU in de mondiale
waardeketens te garanderen en wereldwijd voor voorspelbare randvoorwaarden voor
het bedrijfsleven te zorgen. Zonder een doortastende handhavingsstrategie, die
gelijktijdig via handelsdiplomatie, geschilbeslechting en onderhandelingen ten
uitvoer wordt gebracht en acties op verschillende niveaus omvat, met inbegrip
van het hoogste politieke niveau, met name op topconferenties met derde landen,
is de EU niet in staat het gelijke speelveld op de wereldmarkt te garanderen
die zij het bedrijfsleven schuldig is. De Commissie, de lidstaten en de
industrie moeten in het kader van de markttoegangsstrategie blijven samenwerken
om ervoor te zorgen dat handelsbelemmeringen in derde landen worden weggenomen
en dat wordt opgetreden tegen pogingen om nieuwe belemmeringen in te voeren.
Hierdoor zullen ondernemingen uit de EU kunnen profiteren van een betere
toegang tot snel groeiende buitenlandse markten en effectief kunnen bijdragen
aan het economisch herstel in de EU. Deze derde editie van
het VHIB is als volgt opgebouwd: in punt 1 wordt uiteengezet welke vorderingen
zijn gemaakt met betrekking tot de in het vorige verslag vermelde belemmeringen
en welke opties er zijn voor nadere acties wanneer er onvoldoende vooruitgang
werd geboekt. In punt 2 wordt een aantal nieuwe belemmeringen genoemd, waarvoor
in de toekomst prioritaire acties nodig zijn. In punt 3 wordt nagedacht over de
manier waarop verschillende instrumenten kunnen worden gecombineerd om
handelsbelemmeringen zo efficiënt mogelijk aan te pakken. 1.
BELEMMERINGEN 2012: WAT WERD BEREIKT? Het VHIB 2012 telde 25
belemmeringen bij zes handelspartners/-partnerregio's (VS, VRC, Japan, India,
Rusland en Brazilië/Argentinië). Deze belemmeringen werden van groot belang
voor het bedrijfsleven in de EU geacht wegens de potentiële economische of
systemische gevolgen en het strategische belang van de betrokken landen. Deze
markttoegangsproblemen werden in de bilaterale handelsbetrekkingen van de EU
met die landen tot topprioriteit verheven. Dit houdt in dat de Commissie ze
systematisch in alle bilaterale vergaderingen, niet zelden op het hoogste
politieke niveau (bv. topconferenties), aan de orde heeft gesteld. Daarnaast
zij erop gewezen dat de toetreding van Rusland tot de WTO op 22 augustus 2012
nieuw potentieel biedt om tal van langlopende markttoegangsproblemen op te
lossen, hoewel in de loop van dit proces ook nieuwe belemmeringen zijn
opgeworpen. In dit deel zal verslag
worden gedaan van de vorderingen die in de loop van 2012 zijn gemaakt. In
sommige gevallen kon de belemmering volledig uit de weg worden geruimd. In
andere gevallen is wel enige vooruitgang geboekt, maar is de belemmering deels
blijven bestaan. Bij een paar belemmeringen is de situatie ondanks talrijke acties
verder verslechterd ten opzichte van het voorgaande jaar. Deze drie categorieën
worden in dit punt op basis van de geboekte vooruitgang geanalyseerd. a.
Belemmeringen waarbij aanzienlijke
vooruitgang werd geboekt Wat de Volksrepubliek
China betreft, kunnen positieve ontwikkelingen worden gemeld bij de
maatregelen die de EU heeft genomen in verband met de beperkingen die voor grondstoffen
gelden. Op 23 juni 2009 werd door de EU, de VS en vervolgens ook Mexico een
geschilprocedure bij de WTO aanhangig gemaakt. Op 31 januari 2012 werden door
de WTO-beroepsinstantie de door de EU aangevoerde bezwaren op alle hoofdpunten
gegrond verklaard en de bevindingen van het panel van juli 2011 bevestigd. De
WTO-beroepsinstantie stelde dat de door de VRC ingevoerde uitvoerbeperkingen
voor verschillende industriële grondstoffen in strijd waren met de
WTO-verplichtingen van de VRC en dat de beperkingen niet gerechtvaardigd konden
worden met milieubescherming of milieubehoud. Dit was een belangrijk economisch
en systemisch succes voor de handhaving van de regels die de VRC bij zijn
toetreding tot de WTO heeft toegezegd te zullen naleven. De VRC heeft tot 31
december 2012 de tijd gekregen om het besluit van de WTO ten uitvoer te leggen
en heeft aan het eind van het jaar uitvoeringsmaatregelen aangekondigd waarmee
de uitvoerrechten en de quota worden afgeschaft. Evenwel legt de VRC voor bijna
alle producten waarop quota van toepassing waren een uitvoervergunning op. De
Commissie zal de situatie en de ontwikkeling van de uitvoer, en met name de
onlangs ingevoerde voorschriften betreffende uitvoervergunningen, nauwlettend
blijven volgen Op 13 maart 2012 werd
een tweede zaak tegen de VRC aanhangig gemaakt waarin de EU, de VS en Japan om
overleg verzochten over de Chinese uitvoerbeperkingen voor zeldzame
aardmetalen, wolfraam en molybdeen. Er is een panel opgezet dat naar
verwachting tegen het eind van 2013 met een besluit zal komen. Ten aanzien van India
werd vorig jaar in het VHIB gemeld dat vooruitgang was geboekt bij het opheffen
van kwantitatieve uitvoerbeperkingen voor katoen, met name voor garen
van katoen en ruwe katoen, die in 2010 waren ingevoerd. In augustus 2011 heeft
de Indiase regering alle resterende kwantitatieve beperkingen voor ruwe katoen
inderdaad ingetrokken. De vooruitgang dreigde evenwel kort na de publicatie van
het VHIB in 2012 in gevaar te komen doordat, voorafgaand aan de formele
opheffing op 4 mei, op 5 maart 2012 eerst een nieuw gedeeltelijk uitvoerverbod
was ingesteld. Na bilaterale en sectorale gesprekken met de Indiase regering
kreeg de EU van de kant van India de toezegging dat gedurende het komende
seizoen geen uitvoerbeperkingen zouden worden ingevoerd. In het VHIB van vorig
jaar werd aangegeven dat in Japan vooruitgang was geboekt. Na de top
EU-Japan in mei 2011 werd een verkennend onderzoek gedaan naar het
toepassingsgebied en het ambitieniveau van toekomstige onderhandelingen over
een vrijhandelsovereenkomst. In 2012 werd in het kader van dat verkennend
onderzoek over een uitvoerige lijst van niet-tarifaire belemmeringen gesproken.
Met betrekking tot sommige van de daarin vermelde problemen heeft het onderzoek
inmiddels al resultaten opgeleverd en voor de volgende op deze lijst vermelde
kwesties op het gebied van niet-tarifaire handelsbelemmeringen zijn inmiddels
oplossingen gevonden: biologische levensmiddelen, vergunningen voor de
groothandel in sterke dranken, transparantie, de uitbreiding van de
overeenkomst tussen Japan en de EU betreffende de erkenning van goede
fabricagemethoden voor farmaceutische producten tot de 12 nieuwe EU-lidstaten
en de etikettering van twee levensmiddelenadditieven, terwijl goede vorderingen
zijn gemaakt bij het oplossen van problemen rond pyrotechnische
veiligheidsinrichtingen in de automobielsector en de voorspelbaarheid van de
prijzen voor farmaceutische producten. Tevens heeft Japan besloten het verbod
op de invoer van rundvlees van dieren jonger dan 30 maanden uit Frankrijk en
Nederland op te heffen. Desbetreffende aanvragen van andere lidstaten worden
momenteel onderzocht. Naar verwachting zal de daadwerkelijke openstelling van
de markt in de loop van 2013 plaatsvinden. In een aantal andere gevallen, zoals
radiotoestellen, medische apparaten en automobiel- en farmaceutische producten,
dient Japan uiterlijk eind van maart 2013 verdere stappen te nemen om de
bedenkingen van de EU weg te nemen. Met betrekking tot de resterende problemen
moet bij de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst verdere
vooruitgang kunnen worden geboekt. Door de toetreding van Rusland
tot de WTO op 22 augustus werden de Russische invoertarieven voor het eerst
geconsolideerd. Het belangrijkste effect hiervan was het terugdraaien van de
tariefverhogingen die in 2008 ten gevolge van de crisis waren ingevoerd. b.
Belemmeringen waarbij enige vooruitgang werd
geboekt In het VHIB 2011 werd
erop gewezen dat de aanhoudende druk van de Commissie vruchten heeft afgeworpen
bij een van de meest systemische kwesties op de lijst van bilaterale
handelsergernissen met betrekking tot de VRC. Inderdaad werden in de
eerste helft van 2011 belangrijke vorderingen behaald bij het zogenaamde "binnenlandse
innovatie"-beleid, dat gebaseerd is op het beginsel dat alleen
innovatieve producten waarvan de intellectuele eigendom van Chinese origine is,
voor overheidsopdrachten in aanmerking komen. Begin juli 2011 had het
ministerie van Financiën drie belangrijke wetten ingetrokken, en op het hoogste
niveau werden politieke toezeggingen gedaan. Toch zijn er aanwijzingen voor dat
op regionaal niveau nog stukken wetgeving worden bekendgemaakt die de
aanpassing van technische normen aan binnenlandse ontwikkelingen op
innovatiegebied voorschrijven (bijvoorbeeld een verordening van de regering van
Guandong, die in maart 2012 in werking trad). Tevens duiken in de een of andere
vorm weer verschillende elementen van binnenlandse innovatie op, zij het in
verband met normen inzake gegevensbeveiliging die zijn ontwikkeld met het oog
op het Multi-Level Protection System (MLPS), zij het in nieuwe catalogi voor
overheidsopdrachten, bijvoorbeeld met betrekking tot auto’s voor ambtenaren of
partijleiders, of de nieuwe ontwerpcatalogus van de Nationale Commissie voor
ontwikkeling en hervorming over strategische opkomende takken van industrie.
Daarom blijft er sprake van een fragiele vooruitgang: de ontkoppeling van het
beleid inzake binnenlandse innovatie en overheidsopdrachten lijkt nog niet
volledig in het beleid te zijn verankerd, terwijl een nauwlettende monitoring
noodzakelijk blijft, vooral gezien het feit dat de recente wetgeving ingewikkelder
lijkt te worden. Op het gebied van
normalisering en technische voorschriften blijven de Chinese
belemmeringen op het gebied van ICT-veiligheid, die als prioritair waren
aangemerkt (bv. de verordening van de Office of the State Commercial Cryptography
Administration [OSCCA] over commerciële encryptie en het MLPS) een bron van
bezorgdheid. Weliswaar werd enige vooruitgang[8] geboekt, maar bedrijven ondervinden nog steeds moeilijkheden bij het
verkrijgen van een certificering van OSCCA voor producten met
encryptietechnologie, terwijl de invoering van het MLPS nog niet is afgerond. Een ander reden van
bezorgdheid zijn de Chinese financieringsvoorwaarden en subsidies
bij uitvoer. De VRC gebruikt uitvoerkredieten die in het licht van de
OESO/WTO-voorschriften twijfels wekken, om de uitvoer van zijn nationale
marktleiders in kapitaalintensieve sectoren, vaak in de hightechbranche, te
stimuleren. In 2012 is enige vooruitgang geboekt, aangezien de VRC zich in
beginsel bereid heeft verklaard aan internationale onderhandelingen over
financieringsvoorwaarden bij uitvoer deel te nemen. In november 2012 werd de
eerste bijeenkomst van een internationale werkgroep gehouden, en de VRC heeft
aangeboden de volgende zitting in mei 2013 te organiseren. Het onderhandelingsproces
kwam evenwel moeizaam op gang. Om de leden van de internationale werkgroep in
de gelegenheid te stellen om op informeel niveau verder over exportkredieten te
overleggen, zal de EU in de tussentijd een technische bijeenkomst in maart 2013
organiseren. Volgens het VHIB van
vorig jaar werd in India bij de openstelling van bepaalde sectoren voor buitenlandse
investeringen geen vooruitgang van betekenis geboekt: het ging hierbij
onder meer om de detailhandel, juridische diensten, accountancy, verzekering,
banken en financiële diensten Ook waren de hervorming van de postsector en
potentiële negatieve gevolgen voor koeriersdiensten nog een punt van zorg. In
2012 lijkt de regering echter op een economische hervormingsagenda te zijn
overgestapt. Een aantal concrete resultaten van dit proces zijn de openstelling
van de detailhandel (single en multi-brand retail) voor buitenlandse directe
investeringen en het besluit om meer BDI in luchtvaartmaatschappijen toe te
staan. Andere hervormingen die door het Parlement worden overwogen zijn
hervormingen van het bankwezen en de openstelling van het verzekeringsbedrijf
voor BDI. Beide stappen zouden een bevestiging vormen voor de intentie van de
regering om voort te gaan op het pad van economische hervormingen. In India werden
tevens enkele beperkte vorderingen gemaakt op het gebied van veiligheidsvereisten
voor telecommunicatieapparatuur. Ten eerste werden de in 2010 voor
telecommunicatieapparatuur geïntroduceerde veiligheidsvereisten uiteindelijk
gewijzigd om de voorwaarden te schrappen die de meeste lasten met zich
brachten, met name het oorspronkelijke vereiste van deponering van broncodes.
Er zijn nog steeds punten van zorg met betrekking tot de verplichting om
apparatuur waarvan vermeende veiligheidsrisico’s zouden kunnen uitgaan, te
laten certificeren in India, een verplichting die in strijd is met de
desbetreffende internationale praktijken, die zijn gebaseerd op criteria voor
wederzijdse erkenning. Sinds geruime tijd is in India een
certificeringsregeling van het Bureau of Indian Standards (BIS) van kracht
inzake geïmporteerde en geëxporteerde autobanden. In september 2012
heeft India een van de meest belastende elementen van de regeling geschrapt,
namelijk het verbod op de verkoop van banden met IS-keurmerk (“Indian Standard”)
buiten de Indiase markt. De Europese industrie had hier al lange tijd op
aangedrongen. Toch bestaat er ten aanzien van de certificering van banden nog
een aantal punten van zorg (de daarvoor berekende vergoeding per band,
langdurige procedures, fabrieksinspecties, vereiste bankgaranties, enz.). Wat
betreft de certificering van staalproducten door het BIS heeft India de
inwerkingtreding van de certificeringsvereisten voor sommige producten tot
maart 2013 uitgesteld (van oorspronkelijk september 2012). De
certificeringsvereisten zijn echter nog steeds disproportioneel en in strijd
met de internationale praktijken op dit gebied (fabrieksinspecties, lange
termijnen, buitensporige testprocedures, vergoedingen). India heeft uit hoofde
van de WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen mededeling
gedaan van certificeringsstelsels voor banden en staalproducten, die momenteel
in het kader van de Commissie technische handelsbelemmeringen worden besproken. De in het VHIB van
vorig jaar vermelde vooruitgang in de VS vond bevestiging. In dat
verslag werd aangegeven dat vooruitgang was geboekt ten aanzien van de "100 %‑scanning"‑wetgeving.
Als resultaat van een aantal acties, onder meer van de Europese Commissie,
heeft het ministerie van Binnenlandse Veiligheid de invoering van de
verplichting om containers voor 100 % te scannen, die aanvankelijk was
voorzien voor 1 juli 2012, met twee jaar uitgesteld. Bij de toetsing van het
handelsbeleid hebben de VS bevestigd dat dit vereiste niet vóór 1 juli 2014 in
werking zal treden. De wettelijke verplichting blijft van toepassing, maar de
termijn voor de tenuitvoerlegging is gewijzigd. De minister van Binnenlandse
Veiligheid is bevoegd de inwerkingtreding tegen die tijd verder uit te stellen,
maar er is nog geen beslissing genomen over een dergelijk uitstel. Bovendien kon in de VS
enig succes ten aanzien van de "Buy American"-wetgeving worden
geconstateerd, ook al blijft deze wetgeving op zich problematisch. Dit
wetgevingspakket met verreikende bepalingen ter stimulering van de aankoop van
Amerikaanse waar, dat gedurende de financiële crisis in 2009 werd ingevoerd,
liep in september 2011 af en werd niet verlengd. Op 25 januari 2013,
acht maanden na begin van het overleg van het
WTO-geschillenbeslechtingsmechanisme over handelsbeperkende maatregelen, heeft Argentinië
de regeling inzake niet-automatische invoervergunningen opgeheven. Dit is een
belangrijke stap en het resultaat van de niet aflatende inspanningen van de EU
om Argentinië ertoe aan te zetten de WTO-verplichtingen na te komen. Bovendien
blijkt hieruit het nut van het geschillenbeslechtingsmechanisme van de WTO.
Toch zijn in het kader van het mechanisme nog niet alle handelsbeperkende
maatregelen aangekaart die in Argentinië van kracht zijn. Dientengevolge heeft
de EU op 28 januari 2013 om de instelling van een WTO-panel verzocht, teneinde
de twee andere onrechtmatige maatregelen te doen intrekken (zie onder punt c)
hieronder). c.
Belemmeringen waarbij in 2012 geen
vooruitgang werd geboekt Ondanks de door de Europese
Commissie in 2012 ondernomen acties, waaronder in sommige gevallen het ter
tafel brengen van problemen op het hoogste politieke niveau, kon voor sommige
belemmeringen geen vooruitgang van betekenis worden geboekt. Deze belemmeringen
blijven op de prioriteitenlijst voor 2013 staan. Gezien het grote
potentieel van de Volksrepubliek China blijven investeringen een
cruciaal thema in de bilaterale betrekkingen met dit land. Toch blijven er
belemmeringen voor investeringen bestaan en in 2012 is het beeld er nauwelijks
beter op geworden. De eind 2011 herziene catalogus inzake buitenlandse
investering was teleurstellend vanwege het feit dat hij slechts voor een
beperkt aantal gebieden in een liberalisering voorzag, terwijl de markttoegang
op sommige andere gebieden zelfs verder aan banden werd gelegd. Een voorbeeld
voor de achteruitgang zijn buitenlandse investeringen in de “vervaardiging van
onderdelen” voor de automobielindustrie, waarop vóór de goedkeuring van de
catalogus buitenlandse investeringen geen wettelijke beperkingen rustten.
Volgens de catalogus van eind 2011 zijn investeringen in accu’s voor
elektrische auto’s thans beperkt tot 50 %. Hoewel beide zijden op de top
EU-China van 20 september 2012 nogmaals hebben bevestigd tot onderhandelingen
over investeringen bereid te zijn, is er nog steeds sprake van voorlopige
contacten tussen de regeringen van beide zijden, aangezien de interne
voorbereidingen aan beide zijden nog steeds gaande zijn. In 2012 werden tal van
officiële verklaringen afgelegd over een verdere openstelling van de markt voor
investeringen, met name op het gebied van dienstverlening. Het valt te bezien
of men hieraan in de praktijk gevolg zal geven. In de loop van 2011
heeft de VRC een nationaal veiligheidsbeoordelingsmechanisme goedgekeurd
voor fusies en overnames waarbij buitenlandse investeerders betrokken zijn.
In het kader van dit mechanisme kan China buitenlandse overnames op grond van
nationale veiligheidsoverwegingen blokkeren. Het definitieve mechanisme werd in
september 2011 aangenomen. De invoering van een dergelijk mechanisme is op zich
geen probleem (ook in bepaalde lidstaten van de EU zijn dergelijke mechanismen
van kracht), maar wel de brede toepassing ervan – zowel wat betreft de sectoren
als wat betreft de definitie van nationale veiligheid –, die duidelijk de in
OESO-verband overeengekomen principiële grenzen overschrijdt. Er kan geen
vooruitgang worden gemeld, en wij hebben kennis genomen van een recent geval
van een joint venture met een Europees bedrijf die momenteel is onderworpen aan
het BDI-onderzoeksmechanisme, waarvan de procedures en regels nog onduidelijk
en onvoorspelbaar zijn, zodat er grote onzekerheid heerst en potentiële
investeerders worden afgeschrikt. Het nieuwe beleidskader
van India inzake telecommunicatie bevindt zich nog in de ontwikkelingsfase,
maar sommige reeds gepubliceerde delen ervan bevatten eisen met betrekking tot
lokale inhoud (minimaal 30 %) op grond waarvan bij de gunning van
overheidsopdrachten de voorkeur wordt gegeven aan in eigen land vervaardigde
apparaten en elektronische producten. Gelijkaardige bepalingen gelden voor
andere industriesectoren, zoals hernieuwbare energie en de opwekking van
zonne-energie. Ofschoon India geen partij is bij de overeenkomst inzake
overheidsopdrachten, baren deze beleidsontwikkelingen nogal wat zorgen, met
name in de context van de huidige onderhandelingen over een
vrijhandelsovereenkomst, aangezien zij een teken zijn voor de intentie van
India om nationale marktleiders te begunstigen in centrale industriesectoren
waarin marktdeelnemers uit de EU grote belangen hebben in India. Dit beleid zou
daarom afbreuk kunnen doen aan de thans bestaande zakelijke kansen in India.
Een andere zorgwekkende ontwikkeling die aandacht verdient, is dat India
voornemens is om in verband met veiligheidsoverwegingen bij de plaatsing van
particuliere opdrachten op het gebied van telecommunicatieapparatuur eisen met
betrekking tot lokale inhoud op te leggen, een project dat voor de industrie
aanleiding geeft tot ernstige zorg. Zoals in het verslag
van vorig jaar vermeld, werd in India in 2011 enige vooruitgang geboekt
met betrekking tot sanitaire en fytosanitaire (SPS) kwesties. Meer in
het bijzonder geldt dit voor een mogelijke aanpassing aan internationale normen
wat genetisch materiaal van runderen (sperma) betreft. Hoewel India toegezegd
had de voorwaarden voor de invoer te zullen wijzigen, is in 2012 geen
noemenswaardige vooruitgang bereikt. De Commissie zal in deze kwestie in nauw
overleg blijven staan met India, maar blijft bezorgd over de algemene aanpak
van India, dat aan ongerechtvaardigde en onnodige maatregelen op sanitair en
fytosanitair gebied vasthoudt om zijn landbouw- en voedselmarkt af te sluiten
voor invoer. In 2011 zijn geen
verbeteringen bereikt met betrekking tot de vastgestelde belemmeringen in de Mercosur-landen,
waar integendeel werd geconstateerd dat sommige protectionistische tendensen
werden voortgezet, wat in het bijzonder voor de door Argentinië en Brazilië
ingevoerde maatregelen geldt. Voor sommige van deze belemmeringen (bijvoorbeeld
beperkingen op het maritiem vervoer en uitvoerbeperkingen voor
grondstoffen in Argentinië en Brazilië) werden de onderhandelingen over
vrijhandelsovereenkomsten aangewezen als voornaamste kader waarbinnen de
discussie over deze kwesties dient te worden gevoerd. Hoewel de
onderhandelingen met de Mercosur zeer traag verlopen, zijn de beide partijen op
26 januari 2013 op ministerieel niveau overeengekomen dat uiterlijk in het
laatste kwartaal van 2013 een uitwisseling van aanbiedingen zal plaatsvinden. Over het geheel genomen
neemt het aantal invoerbeperkende maatregelen toe. Het beleid van
Argentinië inzake herindustrialisering en invoersubstitutie is nog steeds van
kracht en benadeelt de invoer. In februari 2012 heeft Argentinië één nieuw
elektronisch loket voor alle invoer geïntroduceerd met de gelijktijdige
verplichting voor importeurs om voor elke invoer vooraf een verklaring onder
ede in te dienen, terwijl de goedkeuring is overgelaten aan de discretionaire
bevoegdheid van verschillende overheidsinstanties. Hierdoor worden de ernstige
vertragingen waaronder de invoer in tal van sectoren nu al lijdt nog verergerd.
In april 2012 werd dit systeem uitgebreid tot de dienstensector. Buitenlandse
ondernemingen hebben ook in toenemende mate te kampen met beperkingen op het
overmaken van vreemde valuta, dividenden en royalty’s. Daarnaast moeten
importeurs handelsbalansvoorschriften in acht nemen. Deze maatregelen zijn
onverenigbaar met in het bijzonder het verbod op de instelling van kwantitatieve
beperkingen, de non-discriminatieverplichting, het beginsel van de
"nationale behandeling overeenkomstig de GATT 1994 en de regels van de
WTO-overeenkomst inzake procedures op het gebied van invoervergunningen. Op 25
mei 2012 verzocht de EU de WTO om overleg voor het regelen van geschillen rond
niet-automatische invoervergunningen (die in januari 2013 zijn ingetrokken –
zie hierboven), voorafgaande verklaringen onder ede door de importeur, en
handelsbalansvoorschriften, maar het in juli gevoerde overleg leidde niet tot
resultaten. Op 6 december 2012 vroeg de EU de WTO een beslissing over de
legaliteit van de handelsbeperkende maatregelen van Argentinië te nemen en
daartoe een panel in te stellen. De VS en Japan verzochten op dezelfde dag
eveneens om de instelling van een panel met betrekking tot dezelfde
maatregelen. Argentinië heeft tevens zijn beperkingen in de herverzekeringssector gehandhaafd.
In februari 2011 vaardigde de Argentijnse toezichthouder voor het
verzekeringswezen (Superintendencia de Seguros de la Nacion - SSN) een besluit
uit tot wijziging van het regelgevend kader voor herverzekeringen. Een van de
belangrijkste bepalingen van de nieuwe regeling voorziet in een beperking van
de markttoegang doordat alleen nationale ondernemingen of in Argentinië
gevestigde filialen van buitenlandse ondernemingen wordt toegestaan
herverzekeringsdiensten in het land aan te bieden. Op dit punt is geen
vooruitgang bereikt. De situatie is met
betrekking tot de toegang tot overheidsopdrachten in Brazilië is
evenmin verbeterd. In 2010 voerde Brazilië in zijn nationale wetgeving inzake
overheidsopdrachten een horizontale preferentiële marge van 25 % in, die
onmiddellijk werd toegepast op de sector informatie- en communicatietechnologie
(ICT). In 2012 kon in dezen geen vooruitgang worden geboekt. Brazilië heeft sinds het laatste kwartaal van 2011 ook zijn procedures voor de
invoer van textiel en kleding aangescherpt door middel van strengere
douanecontroles. Invoer van textiel en kleding verloopt via de grijze en de
rode controlekanalen van de douane. Dit betekent dat de goederen fysiek worden
geïnspecteerd en dat er monsters kunnen worden genomen voor
laboratoriumproeven. Er kunnen geen vorderingen worden
geconstateerd. 2.
ANDERE BELANGRIJKE BELEMMERINGEN EN PRIORITEITEN
VOOR HET VHIB 2013 Naast de belemmeringen
die in het VHIB 2012 als onopgelost waren aangemerkt, is een aantal in dit jaar
opgedoken nieuwe belemmeringen voor de markttoegang opgenomen in de lijst van
prioriteiten voor handhavingsacties. a.
Nieuwe belemmeringen In het VHIB 2012 werd
gemeld dat Brazilië in september 2011 de belasting op
industrieproducten (IPI) voor auto's en vrachtwagens die niet voldoen aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot lokale productie, had verhoogd. De
tijdelijke IPI-regels van 2011 werden in oktober 2012 vervangen door nieuwe
regels voor de periode 2013-2017, die verdere voorwaarden en vereisten omvatten
(het zogenoemde steunprogramma INOVAR-AUTO). Lokale producenten komen in
aanmerking voor een vermindering van de IPI-belasting als zij voldoen aan
voorwaarden betreffende onder meer investeringen in O&O en de uitvoering
van een groter aantal productiestappen in Brazilië. De belastingvermindering
wordt toegekend in de vorm van een belastingtegoed gekoppeld aan het gebruik
van in eigen land vervaardigde auto-onderdelen. In wezen handhaaft Brazilië dus
de discriminerende belastingregeling die het in 2011 heeft ingevoerd. Met de
regeling voor de periode 2013-2017 worden net als voorheen stimulansen aan de
lokale productie gegeven die ten koste gaan van de invoer. Het gebruik van
indirecte belastingen om Braziliaanse producenten tegen invoer te beschermen,
blijft niet beperkt tot de automobielsector. Ook in andere sectoren, zoals
elektronica en telecommunicatie, is melding gemaakt van problematische
maatregelen. Er bestaat bezorgdheid dat dubieuze belastingpraktijken mogelijk
worden uitgebreid naar andere gebieden, ook met het oog op subsidiëring van
exporterende Braziliaanse bedrijven. De geconstateerde
problemen met binnenlandse belastingen worden verergerd door het besluit dat
Brazilië in oktober 2012 na een Mercosur-top heeft genomen om, in afwijking van
de gemeenschappelijke Mercosur-tarieven, de tarieven voor 100
tarieflijnen tot de geconsolideerde WTO-tarieven te verhogen. Hoewel
dit niet in strijd is met de WTO-verplichtingen, is het besluit niet in lijn
met de in het kader van de G20 gedane toezegging om geen invoerbeperkende
maatregelen in te voeren. Het besluit is van toepassing op tal van producten,
zoals keramiek en vuurvaste goederen, papier, viscosegarens, verwerkte
aardappelen, chemicaliën, enz., die voor de EU van groot economisch belang
zijn. Een tariefverhoging voor nog eens 100 tarieflijnen in afwijking van de
gemeenschappelijke Mercosur-tarieven, wordt voor begin 2013 verwacht. Met betrekking tot
auto’s is er in Brazilië sprake van een trend om eigen binnenlandse
regelingen en eigen certificeringsprocedures voor auto-onderdelen in
te voeren, terwijl in het verleden producten met een VN/ECE-certificering en -keurmerk
in Brazilië zonder aanvullende tests, certificeringen of keurmerken werden
geaccepteerd. In het ideale geval zou Brazilië zich moeten aansluiten bij de
multilaterale overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige technische
eisen en wederzijdse erkenning van goedkeuringen voor autovoertuigen en
auto-onderdelen (VN/ECE-overeenkomst van 1958), maar daarvoor ontbreekt de
politieke wil. In plaats daarvan zouden producenten uit de EU worden geholpen
indien Brazilië de goedkeuring van in de EU uitgevoerde
conformiteitsbeoordelingsprocedures (beproeving en doorlichtingen) zou
vergemakkelijken. De trend op het vlak
van eisen met betrekking tot lokale inhoud waarvan, zoals hierboven
nader beschreven, in het geval van Brazilië en India gewag werd gemaakt, kan
eveneens in de VRC worden geconstateerd, hoewel dergelijke eisen over
het algemeen niet in nationale of lokale Chinese regelgeving worden
bekendgemaakt. Dit betekent echter niet dat dergelijk eisen niet bestaan, maar
dat zij verfijnder en meer verborgen zijn dan vroeger. In de afgelopen jaren
zijn overheidsopdrachten naar voren gekomen als een belangrijk probleemgebied.
Overheidsopdrachten worden in de VRC voornamelijk door twee wetten geregeld –
de wet op overheidsopdrachten (die een geraamde marktwaarde van 1,13 biljoen
CNY vertegenwoordigt en niet van toepassing is op staatsbedrijven) en de wet op
aanbestedingen (die een geraamde marktwaarde van 8,3 biljoen CNY
vertegenwoordigt en wel van toepassing is op staatsbedrijven). In sommige
gevallen hebben lokale overheden bepaald dat het aandeel van lokale inhoud 70 %
moet bedragen. In de praktijk hebben vereisten inzake “binnenlandse goederen”
in aanbestedingsdocumenten en het gebrek aan duidelijke richtsnoeren voor de
definitie van dergelijke binnenlandse goederen ertoe geleid dat in de VRC
gevestigde bedrijven met buitenlands kapitaal geen gelijke toegang hadden tot
overheidsopdrachten. In Argentinië
heeft de regering er actief en op zorgwekkende wijze voor gezorgd dat bepaalde
sectoren en takken van industrie in de afgelopen jaren bij hun productieproces
in grotere mate gebruik hebben gemaakt van lokale inhoud. Als gevolg
hiervan zijn tal van sectoren en takken van industrie, waaronder mijnbouw,
autovoertuigen, schoeisel, landbouw, machinebouw, bouwmaterialen,
geneesmiddelen, chemicaliën en textiel, gebonden door eisen inzake lokale
inhoud. De dienstensector heeft eveneens in sterke mate te maken met dit
overheidsbeleid: banken, verzekeringen en mediadiensten zijn gebonden door
eisen inzake lokale inhoud. In april 2012 heeft de
regering van Argentinië besloten om 51 % van de aandelen in de onderneming
YPF, in het bezit van het Spaanse bedrijf Repsol en 51 % van de
aandelen in Repsol YPF GAS S.A., in het bezit van het Spaanse bedrijf Repsol
Butano S.A., te onteigenen. Ten eerste is deze onteigening mogelijk
discriminerend, aangezien alleen de aandelen in YPF van één bepaalde
aandeelhouder werden onteigend, die van andere niet. Ten tweede heeft
Argentinië in strijd met de bepalingen van de bilaterale investeringsovereenkomst
tussen Spanje en Argentinië aan de vroegere eigenaar geen schadevergoeding
betaald. India heeft de WTO-Commissie
inzake technische handelsbelemmeringen onlangs in kennis gesteld van zijn
voornemen om een verplicht registratiestelsel voor elektronische en
informatietechnologieproducten in te voeren. Met het bewuste systeem (dat
bijvoorbeeld vanaf april 2013 het testen van de producten in Indiase
laboratoria voorschrijft) wordt een conformiteitsbeoordelingsprocedure
vastgesteld die strenger dan nodig is in verhouding tot de risico’s die van
niet-overeenstemming zouden uitgaan. In de EU worden dergelijke producten als
producten met een gering risico beschouwd, waarvoor een conformiteitsverklaring
van de leverancier dient te worden afgegeven. Het registratiestelsel zou
ernstig afbreuk kunnen doen aan de handel in deze producten tussen de EU en
India. Een verdere
zorgwekkende zaak is de door de VRC ingevoerde btw-vrijstelling voor
regionale vliegtuigen uit binnenlandse productie. Deze vrijstelling botst
sterk met de non-discriminatieverplichtingen van de WTO en belemmert de
markttoegang voor buitenlandse producenten. Deze kwestie zal verder aan de orde
worden gesteld om ervoor te zorgen dat de VRC zijn regelgeving in
overeenstemming brengt met de internationale verplichtingen. b.
Rusland – nieuwe belemmeringen bij
toetreding tot de WTO, naast reeds lang bestaande markttoegangsproblemen Na een 18 jaar durend
proces zijn de onderhandelingen met Rusland over het lidmaatschap van de WTO
afgerond en is het land op 22 augustus 2012 officieel tot de WTO toegetreden.
De toetreding wordt verwelkomd als mijlpaal in de verbetering van de
handelsbetrekkingen met Rusland. In de aanloop naar de toetreding heeft Rusland
echter een reeks protectionistische maatregelen gehandhaafd dan wel aangenomen,
waarvan het grootste deel niet strookt met de WTO-verplichtingen. Ten aanzien van de recyclingheffing
voor voertuigen traden op 1 september 2012 een nieuwe kaderwet en een
bijbehorend uitvoeringsdecreet in werking, waarbij een recyclingstelsel is
vastgesteld dat in recyclingheffingen voorziet voor voertuigen die op de markt
worden gebracht. Binnenlandse producenten kunnen, in plaats van de heffing te
betalen, een garantie betreffende de recycling van hun voertuigen afgeven,
terwijl buitenlandse leveranciers de heffing moeten betalen als voorwaarde voor
de registratie van het geïmporteerde voertuig – duidelijk een discriminerende
maatregel. Er zijn bilaterale onderhandelingen gaande om een oplossing voor
deze kwestie te vinden. Mocht er geen resultaat worden bereikt, zal de EU
overwegen om bij de WTO een geschillenbeslechtingsprocedure in te leiden. Voor een grote
verscheidenheid aan producten, waaronder tweedehands voertuigen, papier,
carrosserieën en andere, past Rusland sinds zijn toetreding tot de WTO invoertarieven
toe die hoger liggen dan de toegezegde (de zogenoemde geconsolideerde) niveaus
(bijvoorbeeld doordat een specifieke heffing plaatsvindt in de vorm van een
minimuminvoerprijs bovenop de ad-valoremrechten).[9] Aan deze maatregelen, die een inbreuk betekenen op de
WTO-verplichtingen, moet spoedig een einde worden gemaakt. Hierover zijn
bilaterale onderhandelingen gaande. Er is enige vooruitgang geboekt met
betrekking tot de wijziging van een aantal tarieflijnen tegen 1 maart 2013,
maar dit geldt niet voor de tarieven voor carrosserieën. Op het gebied van technische
handelsbelemmeringen is onlangs in het kader van de douane-unie tussen
Rusland, Kazachstan en Wit-Rusland een aantal technische voorschriften
opgesteld (onder meer betreffende alcoholische dranken, auto’s en textiel).
Indien deze voorschriften in hun huidige vorm worden aangenomen, zou dit het
voor marktdeelnemers uit de EU moeilijker maken om hun producten in Rusland op
de markt te brengen. Rusland is verzocht aan zijn verplichtingen uit hoofde van
de WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen te voldoen door in
een vroegtijdig stadium mededeling te doen van ontwerpen van technische
voorschriften, teneinde de andere leden van de WTO in de gelegenheid te stellen
deze te analyseren en opmerkingen te maken. Tot dusver heeft Rusland twee
kennisgevingen (over alcoholische dranken en voertuigen) ingediend, maar de
andere WTO-leden niet in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken, zoals
is voorgeschreven in de overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen. De
problemen met alcoholische dranken en textiel zijn op bilateraal en
multilateraal niveau uitvoerig besproken. Verwacht werd dat bij
de toetreding van Rusland tot de WTO vooruitgang zou worden bereikt bij tal van
sanitaire en fytosanitaire kwesties, daar Rusland gehouden is vanaf de eerste
dag toe te zien op volledige naleving van de WTO-overeenkomst inzake sanitaire
en fytosanitaire maatregelen en relevante internationale normen. Met name dient
het land ervoor te zorgen dat zijn sanitaire en fytosanitaire maatregelen op de
beginselen van transparantie en wetenschappelijke gegrondheid zijn gebaseerd en
dat zij evenredig en gerechtvaardigd zijn. Inmiddels werden echter nieuwe
belemmeringen ingevoerd, terwijl eerder bestaande beperkingen nog steeds van
kracht zijn. Sinds 20 maart 2012 verbiedt Rusland de invoer van levende dieren
uit de EU. Het disproportionele verbod op slachtvarkens werd door de Russische
autoriteiten gemotiveerd met onregelmatigheden die bij bepaalde leveringen uit
de EU waren vastgesteld in gezondheidscertificaten. Levensmiddelenproducenten
uit de EU hebben nog steeds te kampen met zeer grote vertraging of krijgen geen
toestemming voor de uitvoer naar Rusland of de douane-unie, en de lidstaten
worden uitgenodigd om verzoeken in te dienen om hun invoerstelsels aan een
controle te onderwerpen. Er zijn bilaterale onderhandelingen gaande, die tot
dusver echter niet tot bevredigende resultaten hebben geleid. Recentelijk heeft
Rusland een reeks nieuwe maatregelen op sanitair en fytosanitair gebied
ingesteld met betrekking tot gekoeld vlees en pootaardappelen uit Duitsland. De
EU is bezorgd over het feit dat Rusland systematisch een verbod op haar
producten invoert wanneer zich problemen voordoen, zonder dat het daarbij
rekening houdt met de WTO-beginselen van gerechtvaardigde en evenredige
maatregelen op sanitair en fytosanitair gebied. Ten aanzien van de invoer
van hout uit Rusland zouden marktdeelnemers uit de EU op grond van
de bilaterale overeenkomst tussen de EU en Rusland betreffende twee
tariefcontingenten voor sparhout en pijnhout deze houtsoorten vanaf september
2012 tegen duidelijk verlaagde uitvoerrechten mogen importeren. Bij de afgifte
van uitvoervergunningen was echter sprake van ernstige vertraging, en de
kwestie moest door de EU bij verschillende gelegenheden aan de orde worden
gesteld om de grootste obstakels uit de weg te ruimen. Na maandenlange
vertraging werd eindelijk een begin gemaakt met de afgifte van uitvoervergunningen,
en de invoer van hout in het kader van de tariefcontingenten neemt inmiddels
aanzienlijk toe. De EU zal erop toezien dat deze trend in 2013 niet wordt
omgekeerd. c.
Uitvoering van de vrijhandelsovereenkomst
met Zuid-Korea De vrijhandelsovereenkomst
tussen de EU en Korea wordt sinds juli 2011 op voorlopige wijze toegepast.[10] De overeenkomst is de eerste van een nieuwe generatie
vrijhandelsakkoorden en is verreikend en omvattend van aard. Tevens gaat het om
het eerste handelsakkoord van de EU met een land in Oost-Azië. Uit een vergelijking
van gegevens voor het eerste jaar waarin de overeenkomst ten uitvoer werd
gelegd (juli 2011 – juli 2012) met gemiddelde cijfers voor de vier jaar
daarvoor (de “referentieperiode”) komt als belangrijkste conclusie naar voren
dat de uitvoer vanuit de EU naar Zuid-Korea in totaal met 37 % is
toegenomen. Tegelijkertijd is de invoer vanuit Zuid-Korea slechts in geringe
mate toegenomen (1 %). Wat betreft de nog
resterende handelsbelemmeringen biedt de institutionele structuur van de
overeenkomst de Commissie de mogelijkheid om belangrijke kwesties aan te
kaarten zoals het door Zuid-Korea uitgevaardigde verbod op de invoer van
rundvlees en de weigering van Zuid-Korea om internationale VN/ECE-keurmerken op
bepaalde auto-onderdelen toe te laten. De Commissie zal zich blijven inspannen
om deze en andere markttoegangsproblemen ten behoeve van de Europese industrie
op te lossen. Sinds de inwerkingtreding van de vrijhandelsovereenkomst heeft
zich een aantal positieve ontwikkelingen voorgedaan, bijvoorbeeld in de
automobielsector ten aanzien van keurmerken voor banden, de toelating van
VN/ECE-certificaten voor voertuigtypen van dezelfde voertuigfamilie, de
registratie van fabrikanten van onderdelen, emissiemeting en normen voor elektrische
voertuigen. d.
Overige belemmeringen op de markten van
geselecteerde strategische partners In een aantal gevallen
werd aanzienlijke vooruitgang geconstateerd ten aanzien van een aantal
belemmeringen die niet in het VHIB 2012 waren gemeld. Met betrekking tot het
reeds lang bestaande vraagstuk van computerreserveringssystemen (CRS)
heeft de VRC met de inwerkingtreding van de voorlopige regelingen
eindelijk een wettelijk kader ingevoerd om buitenlandse aanbieders van CRS toe
te laten op de Chinese markt. Er lijken nog steeds problemen met de
tenuitvoerlegging van dit nieuwe kader te zijn en de Commissie zal de situatie
nauwlettend blijven volgen in het licht van de WTO-verplichtingen van de VRC. Op het gebied van cosmetica
zijn er in de VRC nog steeds problemen met de goedkeuring van nieuwe
ingrediënten en van producten die nieuwe ingrediënten bevatten. Ten aanzien van
andere cosmeticakwesties is echter wel enige vooruitgang geboekt. Zo heeft de
Nationale Voedsel- en geneesmiddeleninspectie van de VRC tijdens de bilaterale
gesprekken met de EU van 25 oktober 2012 bevestigd dat zij na uitvoerig overleg
met de industrie en met handelspartners had besloten de beoogde invoering van
wetgeving inzake de herclassificatie van een groot aantal in de categorie “niet-speciale
producten” ingedeelde productgroepen als “speciale producten” uit te stellen[11]. Een dergelijke herclassificatie zou aanzienlijk strengere vereisten
met zich meebrengen. Verdere plannen zullen in het kader van de voor 2013-2014
geplande herziening van de Chinese basiswetgeving inzake cosmetica worden
bekeken. De VRC heeft laten weten dat het eventueel zou kunnen overwegen om van
het bestaande systeem, waarbij producten moeten worden goedgekeurd voordat deze
op de markt komen, over te stappen op een kennisgevingssysteem. Het is echter
nog onduidelijk of dit voor alle cosmetische producten zou gelden. Met betrekking tot de Chinese
regelgeving inzake CO2-/brandstofefficiëntie heeft het ministerie van
Industrie en informatietechnologie (MIIT) meegedeeld dat plannen voor een
uniforme verbruiksdoelstelling zijn ingetrokken en dat het MITT kiest voor een
systeem gebaseerd op het gemiddelde verbruik per autoconstructeur
(vergelijkbaar met de EU-regeling). Het MITT heeft echter ook aangegeven dat
het bij de berekening van dergelijke gemiddelden niet mogelijk zou zijn om het
wagenpark uit binnenlandse productie te poolen met het geïmporteerde wagenpark.
Dit is een probleem, aangezien het bij ingevoerde voertuigen veelal om grotere,
luxueuzere en niche-voertuigen gaat, die vaak zwaarder zijn en meer brandstof
verbruiken. Indien het poolen van wagenpark wordt uitgesloten, kan het moeilijk
worden om aan het vastgestelde gemiddelde voor ingevoerde voertuigen te
voldoen. Ten slotte heeft de VRC
de invoering van het door de nationale commissie voor ontwikkeling en
hervorming uitgewerkte ontwerp-prijsbeleid voor implanteerbare medische
hulpmiddelen uitgesteld. In dit ontwerp werd een prijsplafond voor geavanceerde
medische implantaten voorgesteld, terwijl het tevens in ingewikkelde,
discriminerende berekeningsmethoden voor maximumprijzen van binnenlandse en
ingevoerde producten voorzag. Het gevaar bestaat dat deze maatregel na de
komende wisseling van de politieke wacht opnieuw aan de orde zal worden
gesteld, maar momenteel is dit beoogde prijsbeleid opgeborgen. De VS hebben
aangekondigd dat in 2013 de reeds lang verwachte definitieve regelgeving inzake
Bovine Spongiforme Encephalopathie (BSE) zal worden bekendgemaakt en de
regelgeving inzake klassieke varkenspest in werking zal treden. Eind
2012 werd bovendien de kennisgeving inzake vesiculaire varkensziekte, waarin
wordt voorgesteld een aantal Italiaanse regio’s als officieel vrij van deze
ziekte te erkennen, gepubliceerd om belanghebbenden in staat te stellen hun zienswijzen
kenbaar te maken. De EU verwacht dat de uitvoer van runderen, varkens en
producten daarvan naar de VS kort na de bekendmaking van voornoemde regelgeving
zal worden hervat. De EU maakt zich echter nog steeds zorgen over de uiterst
grote vertraging bij de behandeling van andere EU-uitvoeraanvragen met
sanitaire of fytosanitaire implicaties, bijvoorbeeld voor appels, peren en
paprika. Brazilië heeft aangekondigd dat zijn sanitaire en fytosanitaire
maatregelen inzake overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) van
toepassing op de invoer van herkauwers (zoals runderen en schapen) en producten
daarvan vanuit de EU, mogelijkerwijs op korte termijn worden aangepast aan de
internationale normen, om de desbetreffende handel toe te staan. Aan de andere
kant heeft Brazilië geen noemenswaardige vooruitgang geboekt bij de uitvoering
van zijn eigen agenda voor bezoeken aan de EU-lidstaten. Dit heeft zeer
ernstige, negatieve gevolgen voor de uitvoer vanuit de EU, met name van
verwerkte producten van dierlijke oorsprong. 3.
HOE KUNNEN BESCHIKBARE INSTRUMENTEN WORDEN
GECOMBINEERD OM HANDELSBELEMMERINGEN AAN TE PAKKEN? In dit deel wordt een
overzicht gegeven van de manieren waarop beschikbare EU-instrumenten in
combinatie kunnen worden toegepast. a.
Handelsdiplomatie Handelsdiplomatie is een belangrijk element van de externe betrekkingen van de EU en
wordt zowel op uitvoerend niveau binnen de EU-instellingen, in nauwe
samenwerking met de EU-delegaties ter plekke en de instanties van de lidstaten,
als op het hoogste politieke niveau in het kader van topconferenties en
bilaterale contacten bedreven. In de handelsdiplomatieke en externe economische
betrekkingen van de EU wordt gevolg gegeven aan de oproep van de Europese Raad
tot verbeterde synergieën tussen de EU en de lidstaten in overeenstemming met
de Verdragen, tot meer coördinatie tussen institutionele actoren, tot betere
integratie van alle relevante instrumenten en beleidsvormen en tot een
effectiever gebruik van topoverleg met derde landen. De handelsdiplomatie vormt
een onderdeel van de geïntegreerde aanpak van de EU in het extern beleid. Handelsdiplomatie is
dikwijls de snelste manier om handelsbelemmeringen aan te pakken, omdat zij
noch een specifieke context zoals in het geval van onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten,
noch een langdurige en gecompliceerde procesvoering zoals in het geval van
handelsgeschillen vergt. Rechtstreekse contacten met lokale autoriteiten kunnen
volstaan om op belemmeringen te wijzen en de onverenigbaarheid van bepaalde maatregelen
met WTO-verplichtingen aan te tonen. Deze manier van
aanpakken van handelsbelemmeringen is inderdaad een diplomatisch instrument,
dat erop is gericht problemen op te lossen, zonder dat de ene partij wint en de
andere verliest. Hierdoor kan een escalatie van geschillen en van al dan niet
rechtmatige vergeldingsmaatregelen worden vermeden. De doelmatigheid van de
handelsdiplomatie is evenwel afhankelijk van de mogelijkheid het betrokken land
ervan te overtuigen dat het in zijn eigen belang is om de belemmeringen in
kwestie aan te pakken. Dit is met name afhankelijk van: ·
de mogelijkheid om op overtuigende wijze aan te
tonen dat door het wegnemen van de belemmering voordelen voor consumenten en
bedrijven in het betrokken land meebrengt, en wel in een mate die verliezen
geleden door andere bedrijven die in rechtstreekse concurrentie staan met de
door de belemmering benadeelde bedrijven uit de EU, meer dan goedmaakt; ·
het vermogen van de EU om overtuigende alternatieve
oplossingen aan te dragen, concrete voorstellen die in het ideale geval
gebaseerd zijn op haar eigen ervaring alsmede de brede ervaring in de lidstaten
en lessen van het verleden. Samenwerking of dialogen op het gebied van
regelgeving zijn in dit verband een nuttig instrument. Dergelijke samenwerking
moet volledig zijn geïntegreerd in en bijdragen tot de algemene externe
economische agenda van de EU ten aanzien van het betrokken land en zo een
aanvulling op de handelsonderhandelingen vormen en de markttoegang
vergemakkelijken.[12] ·
de mogelijkheid om een gerechtelijke procedure aan
te spannen: de dreiging van een geding kan een voldoende afschrikkende werking
hebben om het land ertoe te brengen de belemmering weg te nemen. Een
geloofwaardige en efficiënte geschillenbeslechtingsprocedure is derhalve van
cruciaal belang voor een succesvol optreden van de handelsdiplomatie. De handelsdiplomatie is
dus veel doeltreffender indien zij in combinatie met andere instrumenten wordt
ingezet, want ook de meest praktische middelen kunnen alleen tot het gewenste
resultaat leiden wanneer zij worden geschraagd door geloofwaardige
sanctiemechanismen. b.
Geschillenbeslechting Als het om de beslechting
van geschillen gaat, is de EU in de afgelopen 17 jaar, sinds de oprichting
van het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO in 1995, een van de meest
actieve WTO-leden geweest.[13] In de voorbije twee
jaar heeft de EU vijf nieuwe geschillenprocedures ingeleid. De EU heeft bezwaar
gemaakt tegen regels inzake lokale inhoud, discretionaire
invoervergunningenregelingen, uitvoerbeperkingen en misbruik van
antidumpingrechten en compenserende rechten door derde landen ter beperking van
de invoer uit de EU. In de loop van de
genoemde periode heeft de EU in diverse geschillenbeslechtingsprocedures bij de
WTO belangrijke overwinningen behaald: de Unie heeft een belangrijke zaak tegen
de beperking van de uitvoer van grondstoffen door de VRC gewonnen en gedaan
gekregen dat sterke dranken uit de EU op de Filippijnen op niet-discriminerende
wijze worden behandeld. Ook heeft de EU het lang aanhoudende geschil met de VS
over de “zeroing”-methode in verband met antidumpingmaatregelen weten te
beslechten. De tal van punten omvattende procedure tegen de VS over grote
burgerluchtvaartuigen duurt nog voort, terwijl de EU reeds belangrijke uitspraken
van de WTO tegen onrechtmatige subsidies van de VS aan Boeing heeft weten te
bereiken. Om de handhavingstak
van het EU-handelsbeleid verder te versterken, heeft de Commissie recentelijk
ook verbeterde regels ter handhaving van de uit internationale
handelsovereenkomsten voortvloeiende rechten van de EU voorgesteld.[14] Doel hiervan is de EU in staat te stellen snel en efficiënt te
reageren om haar rechten te verdedigen. De Commissie heeft een voorstel
ingediend voor een verordening die ertoe dient een duidelijk en voorspelbaar
kader te creëren voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen naar
aanleiding van handelsgeschillen die negatieve economische gevolgen hebben voor
de EU. c.
Doeltreffend gebruik van WTO-commissies Wanneer men kijkt naar
technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, is de EU naast
de VS het meest actieve WTO-lid in de Commissie technische handelsbelemmeringen
en de SPS-Commissie. De bijeenkomsten van deze commissie in Genève vormen een
geëigend forum om bedenkingen van de EU met betrekking tot door andere
WTO-leden ingevoerde technische regelgeving kenbaar te maken, om de
transparantie van dergelijke voorschriften te verhogen, meer bewustzijn voor
bepaalde vraagstukken te kweken en allianties met andere WTO-leden aan te gaan.
Tijdens de bijeenkomst van de Commissie technische handelsbelemmeringen in
maart 2012 werd over 65 specifieke problemen op handelsgebied gediscussieerd,
meer dan ooit tevoren – 35 van deze zaken werden door de EU aangekaart of
gesteund. Niet alleen in de
Commissie technische handelsbelemmeringen en de SPS-Commissie, maar ook in alle
andere commissies van de WTO volgt de EU een proactieve aanpak. De commissies
inzake invoervergunningenprocedures en handelsgerelateerde
investeringsmaatregelen (TRIM’s) zijn de meeste relevante als het om de in dit
verslag genoemde handelsbelemmeringen gaat. d.
Onderhandelingen over
vrijhandelsovereenkomsten Onderhandelingen
over preferentiële handelsovereenkomsten, en met name
vrijhandelsovereenkomsten (Free Trade Agreements – FTA's) en diepgaande en
uitgebreide vrijhandelsovereenkomsten (Deep and Comprehensive Free Trade
Agreements – DCFTA’s), maar ook onderhandelingen over toetreding tot de WTO
kunnen een nuttig instrument zijn om, in combinatie met de andere hierboven
genoemde instrumenten, bepaalde handelsverstorende maatregelen in derde landen
aan te pakken. Momenteel voert de EU onderhandelingen met twee van de zes
landen en regio’s die in dit verslag aan de orde komen, namelijk met India en
Brazilië/Argentinië (als deel van de Mercosur), terwijl zij binnenkort
onderhandelingen zal openen met Japan, en mogelijk in de komende maanden ook
met de VS. Deze onderhandelingen kunnen, naast de gesprekken met Rusland over
een nieuwe overeenkomst, een positief kader vormen om handelsbelemmeringen aan
te pakken, en wel om verschillende redenen. Ten eerste biedt de
positie van de EU als belangrijke uitvoerbestemming haar in deze
onderhandelingen de mogelijkheid om derde landen tot concessies te bewegen,
daar zij er groot belang bij hebben om met een geïntegreerde markt met 500
miljoen consumenten te onderhandelen. Ten tweede zijn
dergelijke overeenkomsten er speciaal op gericht om een groot aantal
belemmeringen tegelijk aan te pakken en, waar mogelijk, in de uiteindelijke akkoorden
voorschriften op te nemen die strenger zijn dan de bestaande internationale
handelsregels. Daarom tracht de EU via deze gesprekken meer gedaan te krijgen
dan via handhaving van de bestaande regelgeving. Tot slot kan de nieuwe
generatie vrijhandelsovereenkomsten de oplossing van handelsgeschillen
vergemakkelijken, daar zij bilaterale geschillenbeslechtingsmechanismen
omvatten die op het WTO-model zijn gebaseerd. In het kader van de
vrijhandelsovereenkomsten wordt tevens een brede structuur van sectorale en
thematische werkgroepen en comités opgezet om voor een goede tenuitvoerlegging
van de overeenkomst te zorgen en te voorkomen dat in de toekomst nieuwe
belemmeringen worden opgeworpen. Als instrument om
markttoegang te waarborgen, hebben preferentiële handelsovereenkomsten evenwel
ook hun beperkingen. Zo zijn er eenmalige situaties: belemmeringen die niet in
het kader van het onderhandelingsproces uit de weg konden worden geruimd of die
zich pas erna voordoen, moeten via andere kanalen worden aangepakt. Bovendien
zijn de tijdrovende procedures voor de onderhandelingen over en de goedkeuring
van vrijhandelsovereenkomsten niet altijd even geschikt om op de veel snellere
ontwikkelingen op de markt te reageren. Ten slotte is het moeilijk om het juiste
evenwicht tussen de over en weer gedane concessies te vinden, wat vaak betekent
dat niet alle belemmeringen ineens en specifiek kunnen worden aangepakt en dat
aan sommige ervan prioriteit moet worden gegeven om over het geheel genomen tot
een tevredenstellende overeenkomst te komen. 5. CONCLUSIE De handel zal naar
verwachting in de komende jaren de belangrijkste bijdrage leveren aan de
economische groei in de Unie. Ook zal de handel een belangrijke proef op de som
zijn voor de concurrentiekracht van Europa op de wereldmarkten, dat afhankelijk
is van het vermogen van onze industrie om regionale waardeketens te
consolideren en zich in de wereldwijde te integreren. In deze context is de
Commissie voornemens haar partnerschapsinstrumenten in het kader van de markttoegangsstrategie
verder te verstevigen om handels- en investeringsbelemmeringen wereldwijd aan
te pakken en er op die manier voor te zorgen dat een gelijk speelveld ontstaat
opdat het economische potentieel van de EU volledig kan worden ontsloten. De inspanningen
op het gebied van de handelsdiplomatie die gezamenlijk door de Commissie, de
EU-delegaties en de lidstaten ter plekke in derde landen worden ondernomen,
moeten doeltreffender worden gemaakt. Daartoe zal de Commissie met name de
lijst van de belangrijkste belemmeringen op de markten van onze grootste
handelspartners regelmatig evalueren en bijwerken en de lidstaten HYM sheets
aan de hand doen om hen in staat te stellen in hun contacten met de
autoriteiten van de betrokken landen gecoördineerde boodschappen over te
brengen. De handelsdiplomatie zal over de hele lijn profiteren van de
optimalisering van het gebruik van alle relevante instrumenten en
beleidsmaatregelen, van topbijeenkomsten met derde landen en van de externe
betrekkingen van de EU – de EDEO zal deze inspanningen ondersteunen en een
grotere samenhang bevorderen. De EU is nog steeds
’s werelds grootste exporteur, importeur, directe investeerder in het
buitenland en ontvanger van buitenlandse directe investeringen. Zij heeft haar
aandeel van bijna 20 % in de totale mondiale uitvoer[15] in de loop der jaren weten te handhaven, ondanks de economische crisis
en de drastische veranderingen die zich gedurende de laatste drie decennia in
de wereldhandel hebben doen gevoelen. Ons enorme handelsoverschot in de sector
industrieproducten van 281 miljard euro – een cijfer dat sinds 2000 is
vervijfvoudigd – heeft de verhoging van onze energierekening over dezelfde
periode meer dan goedgemaakt. Het handelsoverschot van de EU in de sector
diensten is binnen tien jaar met een factor 20 toegenomen tot 108 miljoen euro
in 2011, terwijl de handelsbalans voor de sector landbouw zich van een tekort
van meer dan 3 miljard euro in 2000 heeft ontwikkeld tot een overschot van 7
miljard euro in 2011. Teneinde dergelijke
indrukwekkende prestaties te bevorderen zal de Commissie in samenwerking met de
lidstaten haar inspanningen blijven opvoeren om handelsbelemmeringen in derde
landen weg te nemen door een gecoördineerd optreden en met gebruikmaking van
een combinatie van alle beschikbare middelen om voor een eerlijke markttoegang
te zorgen. Hiertoe moet, naast handelsdiplomatie vanuit Brussel en ter plekke
in de betrokken landen, op doeltreffende wijze gebruik worden gemaakt van de
WTO-commissies, moet, indien de partners van de EU hun internationale
verplichtingen niet nakomen, de naleving van de in multilaterale en bilaterale
overeenkomsten vastgelegde verbintenissen worden afgedwongen, zo nodig ook door
middel van een doelgerichte geschillenbeslechting, en moeten onderhandelingen
over vrijhandelsovereenkomsten optimaal worden benut om handelsbelemmeringen op
systematische wijze weg te nemen. [1] ""[...] een verslag over
handelsbelemmeringen, waarin jaarlijks (met ingang van 2011) voorafgaand aan de
voorjaarsvergadering van de Europese Raad wordt aangegeven hoe de markttoegang
en regelgeving voor het EU-bedrijfsleven kan worden verbeterd", in: EUROPA
2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:2020:FIN:NL:PDF. [2] Handel, groei en
wereldvraagstukken, COM (2010) 612 van 9.11.2010. eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0612:FIN:NL:PDF
trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2010/november/tradoc_146955.pdf [3] Commission Staff Working Document on external sources
of growth, Progress report on EU trade and investment relationships with key
economic partners, 2012, trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2012/july/tradoc_149807.pdf.
[4] trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2012/june/tradoc_149526.pdf [5] En in sommige gevallen Argentinië dan wel de Mercosur. [6] data.worldbank.org/indicator/NY.GDP.MKTP.KD.ZG/countries?display=default [7] ec.europa.eu/economy_finance/publications/european_economy/2012/pdf/ee-2012-7_en.pdf.
[8] In mei 2012 werd een Chinees verplicht
certificaat voor informatiebeveiligingsproducten verstrekt aan een buitenlandse
onderneming, op basis van een door OSCCA afgegeven encryptietestvergunning. Dit was de eerste keer dat door OSCCA een
encryptietestvergunning werd afgegeven aan een buitenlandse onderneming. Aan
certificering werd echter de voorwaarde verbonden dat de op de smartcard
gebruikte chip door een Chinese producent van halfgeleiders moest zijn
vervaardigd en moet zijn uitgerust met ingebouwde nationale encryptiealgoritmes
(Bron: Position Paper 2012 van de Europese Kamer van Koophandel in China). [9] Er zij op gewezen dat zich een eendere situatie zou
kunnen voordoen in Oekraïne, dat bezig is bepaalde toegepaste tarieven te
herzien. Bovendien heeft Oekraïne ook een WTO-procedure ingeleid voor de
herziening van zijn geconsolideerde tarieven voor een groot aantal
tarieflijnen, wat een ongewenst precedent zou kunnen scheppen. [10] De vrijhandelsovereenkomst wordt in de EU op voorlopige
wijze toegepast totdat alle lidstaten van de EU het akkoord hebben
geratificeerd. De stand van zaken met betrekking tot de ratificatie kan worden
bekeken op de website van de Raad inzake overeenkomsten:
www.consilium.europa.eu/policies/agreements/search-the-agreements-database?command=details&id=&lang=en&aid=2010036&doclang=EN [11] WTO-kennisgeving inzake technische handelsbelemmeringen
G/TBT/N/CHN/887. [12] Zoals dit bijvoorbeeld in de evaluatie van de interne
markt van 2007 nader is omschreven: ec.europa.eu/citizens_agenda/docs/sec_2007_1519_en.pdf.
[13] Van de 452 geschillen die tot november 2012 bij het Orgaan
voor Geschillenbeslechting aanhangig zijn gemaakt, was de EU betrokken bij 87
ingestelde vorderingen (en 73 verweerprocedures), d.w.z. bij 19,2 % van
alle zaken. Bij 66 van die zaken – 75,9 % van de door de EU ingestelde
vorderingen – ging het om procedures tegen een van de zes landen/regio’s die in
dit verslag worden genoemd (tot dusver 32 tegen de VS, 4 tegen Brazilië, 8
tegen Argentinië, 10 tegen India, 6 tegen Japan, 6 tegen de VRC, 0 tegen
Rusland). [14] trade.ec.europa.eu/doclib/press/index.cfm?id=856 [15] De handel in goederen, olie en gas niet
meegerekend. Bron: databank UN-COMTRADE.