This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0550
Proposal for a COUNCIL DECISION authorising the Member States which are Contracting Parties to the Vienna Convention on Civil Liability for Nuclear Damage of 21 May 1963 ("Vienna Convention") to ratify the Protocol amending that Convention in the interest of the European Union, or to accede to it
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten die verdragsluitende partijen zijn bij het Verdrag van Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van 1963 (“Verdrag van Wenen”) worden gemachtigd om in het belang van de Europese Unie het Protocol tot wijziging van dat Verdrag te bekrachtigen of daartoe toe te treden.
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten die verdragsluitende partijen zijn bij het Verdrag van Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van 1963 (“Verdrag van Wenen”) worden gemachtigd om in het belang van de Europese Unie het Protocol tot wijziging van dat Verdrag te bekrachtigen of daartoe toe te treden.
/* COM/2012/0550 final - 2012/0262 (NLE) */
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten die verdragsluitende partijen zijn bij het Verdrag van Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van 1963 (“Verdrag van Wenen”) worden gemachtigd om in het belang van de Europese Unie het Protocol tot wijziging van dat Verdrag te bekrachtigen of daartoe toe te treden. /* COM/2012/0550 final - 2012/0262 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1. Doel van het voorstel Op dit moment is de internationale regeling
inzake nucleaire aansprakelijkheid hoofdzakelijk neergelegd in twee
instrumenten: het “Verdrag van Wenen”, zoals gewijzigd bij het Protocol van
1997 en het “Verdrag van Parijs” inzake wettelijke aansprakelijkheid op het
gebied van de kernenergie van 1960, dat door diverse protocollen is gewijzigd
en is aangevuld door het Verdrag van Brussel van 31 januari 1963 (hierna het
“Verdrag van Brussel” genoemd). Deze twee verdragen hebben overeenkomstige
inhoudelijke grondbeginselen. Sommige EU-lidstaten zijn echter partij bij het
Verdrag van Parijs en sommige bij het Verdrag van Wenen. De artikelen 12 tot en met 14 van het Protocol
van 1997 bevatten bepalingen over de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning
en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de toepassing van het Verdrag van
Wenen. Deze bepalingen zijn van invloed op in de wetgeving van de Europese Unie
neergelegde bepalingen, met name die van Verordening (EG) nr. 44/2001 van
de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Daarom is
uitsluitend de Unie bevoegd ten aanzien van deze bepalingen uit het Protocol
van 1997. Voor zover het om deze bepalingen gaat, kunnen de lidstaten daarom
geen partij worden bij het Protocol van 1997. In een soortgelijke situatie in
verband met het Protocol van 12 februari 2004 tot wijziging van het Verdrag van
Parijs werden beschikkingen van de Raad vastgesteld waarbij de betrokken
lidstaten toestemming werd gegeven om het Protocol te ondertekenen, dit te
bekrachtigen of daartoe toe te treden. Een dergelijke oplossing wordt ook in
dit geval voorgesteld. De Commissie stelt voor dat de Raad de
lidstaten die verdragsluitende partij zijn bij het Verdrag van 21 mei 1963
inzake wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade (het "Verdrag van
Wenen”) – te weten Bulgarije, Estland, Hongarije, Litouwen, Polen (met
terugwerkende kracht), Slowakije en Tsjechië – te machtigen om in het belang
van de Europese Unie het op 12 september 1997 onder auspiciën van de
Internationale Organisatie voor Atoomenergie vastgestelde Protocol[1] tot wijziging van het Verdrag,
te bekrachtigen dan wel daartoe toe te treden. Hoewel het de voorkeur zou verdienen om één
enkele regeling inzake nucleaire aansprakelijkheid in de Europese Unie toe te
passen, blijft er toch sprake van flexibiliteit omdat de in het Verdrag van
Wenen en het Verdrag van Parijs neergelegde regelingen verenigbaar zijn. 1.2. Het Protocol tot wijziging
van het Verdrag van Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor
kernschade van 1963 Het Verdrag van
Wenen werd vastgesteld om slachtoffers die door een kernongeval schade hebben
geleden een passende en billijke schadevergoeding te bieden. Het voorziet in
een speciale regeling inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van
kernenergie op basis van de volgende beginselen: (a) “objectieve”
aansprakelijkheid, dat wil zeggen risicoaansprakelijkheid; (b) exclusieve
aansprakelijkheid van de exploitant van de kerninstallatie; (c) beperking van
de aansprakelijkheid tot een bepaald bedrag en/of beperking van de dekking van
de aansprakelijkheid door een verzekering of een andere financiële zekerheid;
(d) beperking van de duur van de aansprakelijkheid. Het Protocol
van 1997 Het Verdrag van Wenen werd gewijzigd bij het
Protocol van 1997 (dat op 4 oktober 2003 in werking trad) om de regeling inzake
de vergoeding van kernschade te verbeteren. Het Protocol bevat onder meer een nieuwe
definitie van kernschade (welke nu ook het begrip milieuschade en het begrip
preventieve maatregelen omvat), breidt de geografische werkingssfeer van het
Verdrag van Wenen uit, verlengt de termijn waarbinnen vorderingen kunnen worden
ingesteld inzake overlijden of lichamelijk letsel en verhoogt de
minimumbedragen voor schadevergoeding aanzienlijk. Het Protocol bevat ook
nieuwe bepalingen inzake de rechterlijke bevoegdheid, die gevolgen hebben in
het geval een kernongeval zich voordoet tijdens het vervoer van kernmateriaal
naar of van een installatie die is gelegen op het grondgebied van een staat die
een verdragsluitende partij bij het Verdrag van Wenen is. Krachtens artikel 19, lid 1, van het Protocol
van 1997 is een staat die partij is bij het Protocol, maar niet bij het Verdrag
van Wenen van 1963 gebonden door de bepalingen van dat verdrag zoals deze
gewijzigd zijn bij het Protocol ten opzichte van andere staten die partij bij
het Protocol zijn, en, wanneer hij bij de nederlegging van de akte van
bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geen andere intentie te
kennen heeft gegeven, door het Verdrag van Wenen van 1963 ten opzichte van
staten die alleen partij bij dat verdrag zijn. Het
Gezamenlijk Protocol van 1988 Op 21 september 1988 stelde de Conferentie
over de relatie tussen het Verdrag van Parijs en het Verdrag van Wenen het
Gezamenlijk Protocol met betrekking tot de toepassing van het Verdrag van Wenen
en het Verdrag van Parijs (hierna het “Gezamenlijk Protocol van 1988” genoemd)
vast, omdat het Verdrag van Parijs, het Verdrag van Brussel en Verdrag van
Wenen van dezelfde beginselen uitgaan. Het voornaamste doel bestond erin de
toepassing van de verdragen te coördineren. Het Gezamenlijk Protocol van 1988 verbindt de
twee verdragen hoofdzakelijk in twee opzichten met elkaar. Allereerst
voorziet het in een wederkerig uitbreiding van de aansprakelijkheid van de
exploitant op grond van de Parijse en de Weense regeling (artikel II). Zodoende
zal wanneer zich een kernongeval voordoet waarvoor een exploitant zowel op
grond van het Verdrag van Wenen als het Gezamenlijk Protocol aansprakelijk is,
de exploitant overeenkomstig het Verdrag van Wenen niet alleen op het
grondgebied van de partijen bij dat Verdrag voor kernschade aansprakelijk zijn,
maar ook op het grondgebied van de staten die zowel partij bij het Verdrag van
Parijs als het Gezamenlijk Protocol zijn. Omgekeerd zal wanneer zich een
ongeval voordoet waarvoor een exploitant zowel op grond van het Verdrag van Parijs
als het Gezamenlijk Protocol aansprakelijk is, sprake van wederkerigheid zijn. In de tweede plaats wordt met het Gezamenlijk
Protocol van 1988 beoogd conflicten te vermijden die zich anders door de
gelijktijdige toepassing van de beide Verdragen, met name in geval van vervoer
van kernmateriaal, zouden kunnen voordoen (artikel III). Het Gezamenlijk Protocol van 1988 werd door
vijf lidstaten ondertekend en trad voor 17 andere lidstaten in werking na
bekrachtiging, toetreding, goedkeuring of instemming. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGINGEN VAN DE
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN De wijzigingen van het Verdrag van Wenen
bevatten elementen die eventuele slachtoffers van een kernongeval ten goede
komen, te weten een verhoging van de bedragen ten belope waarvan
aansprakelijkheid kan bestaan en een ruimere definitie van het begrip
kernschade. Daarom wordt, in overeenstemming met de conclusies van een in 2009
gepubliceerde studie en een in juni 2010 gehouden workshop inzake nucleaire
aansprakelijkheid[2]
en na raadpleging van de belanghebbenden, erkend dat een initiatief op het
gebied van nucleaire aansprakelijkheid de toetreding van lidstaten tot een
internationaal verdrag dat de situatie van eventuele slachtoffers in de
Europese Unie verbetert, niet mag belemmeren. Toetreding tot het Protocol van
1997 draagt dan ook bij tot een betere schadeloosstelling van slachtoffers in
de hele Europese Unie. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 3.1. De betrokken lidstaten De volgende negen lidstaten van de Europese
Unie hebben het Verdrag van Wenen bekrachtigd of zijn daartoe toegetreden:
Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en
Tsjechië. Het Verenigd Koninkrijk en Spanje hebben het Verdrag ondertekend,
maar nog niet bekrachtigd (deze twee landen zijn verdragsluitende partijen bij
het Verdrag van Parijs geworden). Het Verdrag is niet langer van toepassing op
Slovenië. Het Protocol van 1997 is ondertekend door
Hongarije, Italië, Litouwen en Tsjechië (Italië is een verdragsluitende partij
bij het Verdrag van Parijs). Het Protocol is geratificeerd door Letland en
Roemenië (vóór hun toetreding tot de EU) en door Polen (na toetreding tot de
EU). Het besluit van de Raad moet daarom worden
gericht tot de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag van Wenen, te weten
Bulgarije, Estland, Hongarije, Litouwen, Polen (met terugwerkende kracht),
Slowakije en Tsjechië. Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk hebben het
Verdrag van Wenen weliswaar ondertekend, maar zijn verdragsluitende partij bij
het Verdrag van Parijs dat een soortgelijke regeling voor nucleaire
aansprakelijkheid kent. Het besluit van de Raad moet voor deze landen dus niet
gelden. 3.2. Verordening (EG) nr. 44/2001
van de Raad Verordening (EG)
nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000[3]
bevat regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. De
verordening is bindend voor alle lidstaten (voor Denemarken gelden speciale
regelingen). De regels van Verordening (EG) nr. 44/2001
inzake de rechterlijke bevoegdheid zijn van toepassing wanneer de verweerder
woonachtig is in een van de lidstaten waarop de verordening van toepassing is.
Verweerders die niet in een lidstaat woonachtig zijn, kunnen voor het gerecht
van iedere lidstaat worden gedaagd in overeenstemming met de nationale regels
inzake rechterlijke bevoegdheid van die staat, onverminderd de artikelen 22
(exclusieve bevoegdheid) en 23 (forumkeuzebedingen). De gerechtelijke bevoegdheid is in de eerste
plaats gebaseerd op de woonplaats van de verweerder. Bovendien kan ten aanzien
van verbintenissen uit onrechtmatige daad een in een lidstaat woonachtige
persoon voor het gerecht worden gedaagd van de lidstaat waar het
schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. Onder de
plaats van het schadebrengende feit wordt volgens de jurisprudentie van het Hof
de plaats van het ontstaansfeit of de plaats van de geleden schade verstaan. In
geval van verzekeringszaken kan een verzekeraar met woonplaats op het
grondgebied van een lidstaat worden gedaagd voor (a) de gerechten van de
lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft of (b) het gerecht van de woonplaats
van de eiser indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of
een begunstigde betreft, of (c) het gerecht van een lidstaat waar de vordering
tegen de eerste verzekeraar is ingesteld indien het een medeverzekeraar
betreft. De verzekeraar kan bovendien worden opgeroepen voor het gerecht van de
plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan indien het geschil
een aansprakelijkheidsverzekering betreft, en ook in vrijwaring worden
opgeroepen voor het gerecht waar de rechtsvordering van de getroffene tegen de
verzekerde aanhangig is indien de voor dit gerecht geldende wetgeving dat
toelaat. Verordening (EG) nr. 44/2001 bepaalt dat de in
een lidstaat gegeven beslissingen in de overige lidstaten zonder vorm van
proces worden erkend en ten uitvoer gelegd. Op een beperkt aantal gronden ter
zake van de openbare orde, de rechten van de verdediging en het bestaan van
bepaalde onverenigbare beslissingen, mag een beslissing echter niet worden
erkend. 3.3. De bevoegdheid van de Unie
ten aanzien van het Protocol van 1997 Er is geen Unie-wetgeving inzake de wettelijke
aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie. Verordening (EG) nr.
864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007
betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen
(“Rome II”) sluit nucleaire aansprakelijkheid van haar werkingssfeer uit. Het Protocol van 1997 bevat echter bepalingen
die van invloed op Verordening (EG) nr. 44/2001 zijn. Waar krachtens de
verordening kan worden gekozen uit verschillende bevoegde gerechten, voorziet
artikel XI van het Verdrag van Wenen, als gewijzigd bij het protocol van 1997,
als algemene regel in de exclusieve rechterlijke bevoegdheid van de
Verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan het kernongeval heeft
plaatsgevonden. Met name artikel XI van het Verdrag van Wenen
geeft de gerechten van de verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan het
kernongeval heeft plaatsgevonden, exclusieve bevoegdheid ten aanzien van
vorderingen tot vergoeding van de door het ongeval veroorzaakte schade. Wanneer
het ongeval heeft plaatsgevonden buiten het grondgebied van de verdragsluiende
partijen of wanneer de plaats van het ongeval niet met zekerheid kan worden
vastgesteld, zijn de gerechten bevoegd van de Installatiestaat van de
exploitant. Bij het Protocol van 1997 wordt ook de
exclusieve bevoegdheid geregeld van de gerechten van de verdragsluitende
kuststaten voor kernongevallen die plaatsvinden in hun exclusieve economische
zones. Deze bevoegdheid wordt toegekend op voorwaarde dat de depositaris van
het Verdrag vóór het tijdstip van het kernongeval in kennis is gesteld van het
bestaan van de zone. Op grond van
artikel XII van het Verdrag van Wenen, zoals gewijzigd bij het Protocol van
1997, gelden voor beslissingen van een bevoegd gerecht waartegen geen gewoon
rechtsmiddel meer openstaat, de speciale bepalingen inzake de erkenning en
tenuitvoerlegging van beslissingen. Behoudens een aantal uitzonderingen[4] bepaalt artikel XII dat de
beslissing op het grondgebied van alle verdragsluitende partijen moet worden
erkend en ten uitvoer kan worden gelegd alsof het om een beslissing van een
nationaal gerecht gaat. De zaak mag nooit ten gronde worden heroverwogen. De Europese Unie heeft exclusieve bevoegdheid
ten aanzien van de bepalingen inzake de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning
en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken die
zijn opgenomen in het Protocol van 1997, omdat deze volgens de jurisprudentie
van het HvJ[5]
van invloed zijn op de corresponderende voorschriften van Verordening (EEG) nr.
44/2001 van de Raad. Het is de lidstaten dan ook niet langer toegestaan om
onderling van deze regels af te wijken of met derde staten verbintenissen aan
te gaan die van invloed zijn op deze regels. 3.4. Machtiging van de lidstaten Het Verdrag van Wenen en het Protocol van 1997
bevatten echter geen clausule inzake regionale economische organisaties op
grond waarvan de Europese Unie verdragsluitende partij bij het Protocol zou
kunnen worden. Daardoor kan de Europese Unie geen verdragsluitende partij bij
het Protocol van 1997 worden. Het Protocol van 1997, dat de bescherming van
slachtoffers van kernongevallen verbetert, is van groot belang voor de Europese
Unie en haar lidstaten. Het is daarom bij wijze van uitzondering
gerechtvaardigd dat de Unie haar bevoegdheden uitoefent via haar lidstaten die
partij bij het Verdrag van Wenen zijn. De lidstaten die al verdragsluitende partij
bij het gewijzigde Verdrag van Parijs zijn buiten beschouwing gelaten, zijn
echter vijf lidstaten van de Europese Unie, te weten Cyprus, Ierland,
Luxemburg, Malta en Oostenrijk noch bij het gewijzigde Verdrag van Parijs, noch
bij het Verdrag van Wenen van 1963 partij. Daarom wordt het objectief te
verdedigen geacht dat deze vijf staten bij wijze van uitzondering wordt
toegestaan om geen partij bij het Protocol van 1997 te worden en derhalve de
regels van Verordening nr. 44/2001 te blijven toepassen op het gebied waarop
het Verdrag van Wenen en het Protocol van 1997 van toepassing zijn. Dit
verschil in toepassing van de regels inzake rechterlijke bevoegdheid binnen de
Europese Unie is te rechtvaardigen omdat: - het Protocol van 1997 een verdrag wijzigt
waarbij deze vijf lidstaten geen partij zijn; - Verordening (EG) nr. 44/2001 geen gevolgen
heeft voor verdragen waarbij de lidstaten partij zijn. Dientengevolge dienen alleen de lidstaten die
thans partij bij het Verdrag van Wenen zijn het Protocol van 1997 in het belang
van de Europese Unie te bekrachtigen of daartoe toe te treden. Polen heeft het
Protocol van 1997 na zijn toetreding tot de EU bekrachtigd. Het besluit dient
daarom ten aanzien van Polen met terugwerkend kracht te worden genomen. Letland
en Roemenië hadden het Protocol van 1997 al vóór hun toetreding tot de Europese
Unie ondertekend en bekrachtigd. Op deze gronden beveelt de Commissie aan dat
het Europees Parlement en de Raad het besluit vast te stellen waarbij de
lidstaten die partij bij het Verdrag van Wenen zijn, worden gemachtigd om in
het belang van de Europese Unie het Protocol van 1997 te bekrachtigen of
daartoe toe te treden. 3.5. Voorbehoud met betrekking tot
de regels inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen Wat betreft de
regels inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, welke zijn
neergelegd in artikel XII, zoals gewijzigd bij artikel 14 van het Protocol van
1997, is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat de relevante regels van
verordening (EG) nr. 44/2001, zoals die tot Denemarken zijn uitgebreid bij de
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging
van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[6],
of de regels van het Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke
bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in
burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007[7],
van toepassing blijven. Het op deze wijze beperken van de toepassing van
artikel XII van het Verdrag van Wenen zorgt voor eenheid op gerechtelijk gebied
in de Unie en het vrij verkeer van beslissingen binnen de EU zonder dat dit
repercussies voor de effectieve uitvoering van het Verdrag, zoals gewijzigd bij
het Protocol, of fundamentele implicaties voor niet-EU-staten die partij bij
dat Verdrag zijn, heeft. Het Protocol van
1997 laat zich niet uit over de vraag welke voorbehouden zijn toegelaten.
Krachtens artikel 19 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van
1969 zou een voorbehoud toelaatbaar zijn wanneer het verenigbaar is met
“voorwerp en doel” van het Verdrag, wat in casu het geval is. Derhalve moeten lidstaten in geval van
toetreding tot het Protocol van 1997 de toepassing waarborgen van de relevante
EU-regels inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen van het
gerecht van een andere lidstaat (met inbegrip van Denemarken) of een
niet-EU-staat waarvoor het Verdrag van Lugano geldt. 2012/0262 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten die verdragsluitende
partijen zijn bij het Verdrag van Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid
voor kernschade van 1963 (“Verdrag van Wenen”) worden gemachtigd om in het
belang van de Europese Unie het Protocol tot wijziging van dat Verdrag te
bekrachtigen of daartoe toe te treden. DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie, en met name op artikel 81, lid 2, in samenhang met
artikel 218, lid 6, onder a), Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Gezien de goedkeuring door het Europees
Parlement, Overwegende: (1) Over het Protocol van 12
september 1997 tot wijziging van het Verdrag van Wenen inzake de wettelijke
aansprakelijkheid voor kernschade van 21 mei 1963 (hierna “het Verdrag van
Wenen” genoemd) is onderhandeld om de schadeloosstelling van personen die het
slachtoffer zijn van een kernongeval, te verbeteren. (2) De Europese Unie heeft
exclusieve bevoegdheid met betrekking tot de geconsolideerde artikelen XI en
XII van het Verdrag van Wenen voor zover deze bepalingen afbreuk doen aan de
regels die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22
december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[8]. De lidstaten blijven bevoegd
voor de onder het Protocol van 1997 vallende aangelegenheden die niet aan het
recht van de Europese Unie raken. Gezien het onderwerp en de doelstellingen van
het Protocol van 1997 kan aanvaarding van de bepalingen van het Protocol die
tot de bevoegdheid van de Europese Unie behoren niet los worden gezien van de
bepalingen die tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren. (3) Het Protocol van 1997 heeft
bijzonder betekenis voor het belang van de Europese Unie en haar lidstaten
omdat het de vergoeding van door kernongevallen veroorzaakte schade, verbetert.
(4) Aan het Verdrag van Wenen en
het Protocol van 1997 daarbij kan niet worden deelgenomen door regionale
organisaties. Daardoor kan de Europese Unie het Protocol niet ondertekenen of
bekrachtigen. Daarom is het bij wijze van uitzondering gerechtvaardigd dat de
lidstaten het Protocol van 1997 in het belang van de Europese Unie bekrachtigen
of daartoe toetreden. (5) Vijf lidstaten van de
Europese Unie, namelijk Cyprus, Ierland, Luxemburg, Malta en Oostenrijk, zijn
echter geen partij bij het Verdrag van Wenen. Aangezien het Protocol van 1997
het Verdrag van Wenen wijzigt en Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad de
door dat Verdrag gebonden lidstaten machtigt om de bevoegdheidregels van dat
Verdrag te blijven toepassen, wordt het op objectieve gronden gerechtvaardigd
geacht dat dit besluit alleen is gericht tot de lidstaten die verdragsluitende
partij bij het Verdrag van Wenen zijn en dat deze vijf lidstaten bij wijze van
uitzondering wordt toegestaan geen partij bij het Protocol van 1997 te worden. (6) Het is dan ook passend dat de
lidstaten die partij zijn bij het Verdrag van Wenen in het belang van de
Europese Unie en onder de in het onderhavige besluit neergelegde voorwaarden
het Protocol van 1997 bekrachtigen of sluiten. Dit besluit geldt voor Polen met
terugwerkend kracht omdat dit land het Protocol in 2010 heeft bekrachtigd. (7) Bijgevolg zullen de
bepalingen van het Protocol van 1997 wat de Europese Unie betreft alleen van
toepassing zijn in de lidstaten die momenteel verdragsluitende partij bij het
Verdrag van Wenen zijn. (8) De lidstaten dienen binnen
een redelijke termijn in het belang van de EU hun procedures voor bekrachtiging
van of toetreding tot het Protocol van 1997 af te sluiten. De lidstaten dienen
ter voorbereiding van de nederlegging van hun akten van bekrachtiging van of
toetreding tot het Protocol van 1997 informatie uit te wisselen over de stand
van hun bekrachtigings- of toetredingsprocedure. (9) De regels inzake de erkenning
en tenuitvoerlegging van beslissingen die zijn neergelegd in artikel XII van
het Verdrag van Wenen, zoals gewijzigd bij artikel 14 van het Protocol van
1997, mogen geen voorrang krijgen boven de bij verordening (EG) nr. 44/2001
vastgestelde relevante regels, zoals die tot Denemarken zijn uitgebreid bij de
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging
van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, of de regels van het Verdrag
van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 30
oktober 2007. Daarom moeten de lidstaten bij de bekrachtiging van of de
toetreding tot het Protocol van 1997 een verklaring afleggen waarin zij
verzekeren dat zij de relevante EU-regels zullen blijven toepassen. (10) Overeenkomstig de
artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken,
dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de
vaststelling van dit besluit dat niet bindend is voor, noch van toepassing is
in Denemarken. HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1 1.
Onverminderd de bevoegdheden van de Europese Unie
bekrachtigen de lidstaten die thans verdragsluitende partij zijn bij het
Verdrag van Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van 21
mei 1963 in het belang van de Europese Unie het Protocol van 1997 of treden
daartoe toe 2.
De tekst van het Protocol van 1997 is aan dit
besluit gehecht. 3.
In dit besluit wordt onder “lidstaat” verstaan alle
lidstaten die momenteel verdragsluitende partij bij het Verdrag van Wenen zijn. Artikel 2 1.
De lidstaten treffen de nodige maatregelen om hun
akten van bekrachtiging van of toetreding tot het Protocol van 1997
tegelijkertijd binnen een redelijke termijn neder te leggen bij de
Directeur-generaal van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, indien
mogelijk vóór 31 december 2014. 2.
De lidstaten stellen de Raad en de Commissie vóór […] in kennis van de datum waarop hun bekrachtigings-
of toetredingsprocedures naar verwachting voltooid zullen zijn. 3.
De lidstaten streven ernaar informatie uit te
wisselen over de stand van hun bekrachtigingsprocedures. Artikel 3 Bij de bekrachtiging van of de toetreding tot
het Protocol van 1997 leggen de lidstaten de volgende verklaring af: “Beslissingen over onder het Protocol van 1997
vallende aangelegenheden worden, indien zij zijn gegeven door het gerecht van
een EU-lidstaat die partij bij het Protocol is, in de andere EU-lidstaten die
partij bij het Protocol zijn, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de
relevante regels van de Europese Unie dienaangaande. Beslissingen over onder het Protocol van 1997
vallende aangelegenheden worden, indien zij zijn gegeven door een gerecht van
het Koninkrijk Denemarken, in de andere EU-lidstaten die partij bij het
Protocol zijn, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de Overeenkomst
tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de
rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen
in burgerlijke en handelszaken. Beslissingen over onder het Protocol van
Athene vallende aangelegenheden worden, indien zij zijn gegeven door het
gerecht van een niet-EU-lidstaat waarvoor het Verdrag van Lugano betreffende de
rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen
in burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007 geldt, in de andere
EU-lidstaten die partij bij het Protocol zijn, erkend en ten uitvoer gelegd
overeenkomstig dat Verdrag.” Artikel 4 Dit besluit treedt in werking op de dag na die
van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 5 Dit besluit is
gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter BIJLAGE Protocol tot wijziging van het Verdrag
van Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van 1963 DE STATEN DIE PARTIJ ZIJN BIJ DIT PROTOCOL, OVERWEGENDE dat het wenselijk is het Verdrag
van Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van 21 mei
1963 te wijzigen zodat dit een ruimere werkingssfeer heeft, de exploitant van
een kerninstallatie voor een hoger bedrag aansprakelijk is en de voorwaarden
die een passende en billijke schadevergoeding garanderen, worden verbeterd. ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT: Artikel 1 Dit bepalingen van dit Protocol wijzigen het
Verdrag van Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van 21
mei 1963, hierna “Het Verdrag van Wenen van 1963” genoemd. Artikel 2 Artikel I van het Verdrag van Wenen van 1963
wordt als volgt gewijzigd: 1. Lid 1, onder j),
wordt als volgt gewijzigd: (a)
het woord “en” wordt geschrapt aan het einde van
alinea (ii) en wordt ingevoegd aan het eind van punt (iii); (b)
het volgende nieuwe punt (iv) wordt toegevoegd: (iv) alle andere, door de Raad van Beheer van
de Internationale Organisatie voor Atoomenergie van tijd tot tijd aan te wijzen
installaties waarin zich splijtstoffen of radioactieve producten of
afvalstoffen bevinden; 2. Lid 1, onder k), wordt
vervangen door de volgende tekst: (k) “Kernschade”: (i) overlijden of persoonlijk letsel; (ii) verlies of beschadiging van zaken; en elk van de volgende elementen in de mate
vastgesteld door het recht van de bevoegde rechter: (iii) economisch nadeel voortvloeiend uit
overlijden, persoonlijk letsel, verlies of beschadiging bedoeld in punt (i) of
punt (ii) hierboven, voor zover niet inbegrepen in die punten, geleden door een
persoon die bevoegd is tot het instellen van een vordering naar aanleiding van
een dergelijk geval van overlijden, persoonlijk letsel, verlies of
beschadiging; (iv) de kosten van maatregelen tot herstel van een
aangetast milieu, tenzij de aantasting onbetekenend is, indien dergelijke
maatregelen daadwerkelijk worden genomen of zullen worden genomen, voor zover
niet inbegrepen in punt (ii) hierboven; (v) inkomensderving voortvloeiend uit een
economisch belang bij het gebruik of het genot van het milieu, geleden als
gevolg van een aanmerkelijke aantasting van dat milieu, voor zover niet inbegrepen
in punt (ii) hierboven; (vi) de kosten van preventieve maatregelen, en de
door deze maatregelen veroorzaakte verdere gevallen van overlijden, persoonlijk
letsel, verlies of beschadiging; (vii) alle andere economische nadelen die niet
zijn veroorzaakt door aantasting van het milieu, indien geoorloofd krachtens
het algemene recht van de bevoegde rechter inzake wettelijke aansprakelijkheid, in het geval van
de punten (i) tot en met (v) en (vii) hierboven, voor zover het overlijden,
persoonlijk letsel, verlies of de beschadiging veroorzaakt wordt door of
voortvloeit uit ioniserende straling uit een stralingsbron binnen een
kerninstallatie, of afkomstig is uit splijtstoffen of radioactieve producten of
afvalstoffen in, of van nucleaire stoffen die afkomstig zijn uit, hun oorsprong
hebben in, of worden gezonden naar een kerninstallatie, ongeacht of dit wordt
veroorzaakt door de radioactieve eigenschappen van dit materiaal, of door een
combinatie van radioactieve eigenschappen met toxische, explosieve of andere
gevaarlijke eigenschappen van dit materiaal. 3. Lid 1, onder (l), wordt
vervangen door de volgende tekst: (l)
“Kernongeval”: elk feit, of elke opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak,
waardoor kernschade wordt veroorzaakt of waardoor, maar uitsluitend met
betrekking tot preventieve maatregelen, een ernstige en onmiddellijke dreiging
ontstaat dat een dergelijke schade zal worden veroorzaakt. 4. Na lid 1, onder l), worden de
volgende nieuwe punten 1(m), 1 (n), 1 (o), en 1 (p) toegevoegd: (m) “herstelmaatregelen”:
alle redelijke maatregelen die zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten
van de Staat waar de maatregelen zijn genomen en die gericht zijn op het
herstel of de wederopbouw van beschadigde of vernietigde onderdelen van het
milieu, of, waar redelijk, op het in het milieu brengen van equivalenten van
deze onderdelen. In de wetgeving van de Staat waar de kernschade wordt geleden,
wordt vastgelegd wie bevoegd is tot het nemen van dergelijke maatregelen. (n) “preventieve
maatregelen”: alle redelijke maatregelen die iemand heeft genomen nadat zich
een kernongeval heeft voorgedaan, ter voorkoming of minimalisering van
kernschade als bedoeld onder (k)(i) tot en met (v) of (vii), onder voorbehoud
van goedkeuring door de bevoegde autoriteiten indien deze vereist is volgens
het recht van de Staat waar de maatregelen zijn genomen. (o) “redelijke
maatregelen”: maatregelen die ingevolge het recht van de bevoegde rechter gelet
op alle omstandigheden passend en proportioneel worden geacht, bijvoorbeeld: (i) de aard en omvang van de geleden schade of, in
geval van preventieve maatregelen, de aard en omvang van het risico van
dergelijke schade; (ii) de mate waarin deze maatregelen, op het
tijdstip dat zij worden genomen, waarschijnlijk effectief zijn; alsmede (iii) relevante wetenschappelijke en technische
expertise. (p) “Bijzondere
trekkingsrechten” (hierna “SDR” genoemd): de rekeneenheid die door het
Internationaal Monetair Fonds is vastgesteld en door dit Fonds wordt gebruikt
bij zijn eigen werkzaamheden en transacties. 5. lid 2 wordt vervangen door de
volgende tekst: 2. Een
Installatiestaat kan, indien de geringe omvang van de betrokken risico's dit
rechtvaardigt, elke kerninstallatie of kleine hoeveelheden nucleaire stoffen
van de toepassing van dit Verdrag uitsluiten, mits (a)
er door de Raad van Beheer van de Internationale
Organisatie voor Atoomenergie met betrekking tot kerninstallaties criteria voor
een dergelijke uitsluiting zijn vastgesteld en een uitsluiting door een
Installatiestaat aan deze criteria voldoet; en (b)
er door de Raad van Beheer van de Internationale
Organisatie voor Atoomenergie maximumgrenzen voor de uitsluiting van kleine
hoeveelheden nucleaire stoffen zijn vastgesteld en de Installatiestaat ten
aanzien van elke uitsluiting binnen deze grenzen blijft. De criteria voor de uitsluiting van
kerninstallaties en de maximumgrenzen voor de uitsluiting van kleine
hoeveelheden nucleaire stoffen zullen door de Raad van Beheer periodiek worden
herzien. Artikel 3 Na artikel I van het Verdrag van Wenen van
1963 worden de volgende twee nieuwe artikelen I A en I B toegevoegd: Artikel I A 1. Dit Verdrag is van toepassing
op kernschade ongeacht waar deze is geleden. 2. Bij de wetgeving van de
Installatiestaat kan echter de volgende schade van het toepassingsgebied van
dit Verdrag worden uitgesloten: (a)
schade die is geleden op het grondgebied van een
niet-Verdragsluitende Staat; of (b)
schade die is geleden binnen maritieme zones die
door een niet-Verdragsluitende Staat in overeenstemming met het internationale
recht van de zee zijn ingesteld. 3. Een uitsluiting krachtens lid
2 van dit artikel is alleen van toepassing op een niet-Verdragsluitende Staat
die op het tijdstip van het ongeval: (a)
op zijn grondgebied of binnen door hem in
overeenstemming met het internationale recht van de zee ingestelde maritieme
zones een kerninstallatie heeft; en (b)
geen equivalente wederkerige uitkeringen biedt. 4. Geen enkele uitsluiting
krachtens lid 2 van dit artikel is van invloed op de in artikel IX, lid 2,
onder a) genoemde rechten en uitsluiting krachtens lid 2, onder b), van dit
artikel heeft geen betrekking op schade aan boord van of aan een schip of
luchtvaartuig. Artikel I B Dit Verdrag is niet van toepassing op
kerninstallaties die voor niet-vreedzame doeleinden worden gebruikt. Artikel 4 Artikel II van het Verdrag van Wenen van 1963
wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan het einde van lid 3,
onder a, wordt de volgende tekst toegevoegd: 2. De Installatiestaat kan de
overheidsmiddelen die per ongeval beschikbaar worden gesteld beperken tot het
eventuele verschil tussen de op deze wijze vastgestelde bedragen en het bedrag
dat krachtens artikel V, lid 1 is vastgesteld. 3. Aan het einde van lid 4 wordt
de volgende tekst toegevoegd: De
Installatiestaat kan de beschikbaar gestelde overheidsgelden beperken
overeenkomstig lid 3, onder a), van dit artikel. 4. Lid 6 wordt vervangen door de
volgende tekst: 6. Niemand is aansprakelijk voor verlies of
schade die niet krachtens artikel I, lid 1, onder k), kernschade is, maar
krachtens de bepalingen onder k) als zodanig had kunnen worden vastgesteld. Artikel 5 Na artikel III, eerste zin, van het Verdrag
van Wenen van 1963 wordt de volgende tekst toegevoegd: De Installatiestaat kan deze verplichting
echter uitsluiten met betrekking tot vervoer dat volledig op zijn grondgebied
plaatsvindt. Artikel 6 Artikel IV van het Verdrag van Wenen van 1963
wordt als volgt gewijzigd: 1. Lid 3 wordt vervangen door de
volgende tekst: 3. Een exploitant heeft geen enkele
aansprakelijkheid op grond van dit Verdrag indien hij aantoont dat de
kernschade rechtstreeks te wijten is aan een gewapend conflict,
vijandelijkheden, burgeroorlog of opstand. 2. Lid 5 wordt vervangen door de
volgende tekst: 5. De exploitant is op grond van dit Verdrag
niet aansprakelijk voor kernschade (a)
aan de kerninstallatie zelf en aan andere
kerninstallaties, met inbegrip van kerninstallaties in aanbouw, die zich
bevinden op het terrein waar die installatie is gelegen; en (b)
schade aan zaken die zich bevinden op dat terrein
en die worden gebruikt of bestemd zijn om te worden gebruikt in verband met een
van die installaties. 3. Lid 6 wordt vervangen door de
volgende tekst: 6. De vergoeding
van kernschade veroorzaakt aan het vervoermiddel waarin de desbetreffende
nucleaire stoffen zich bevonden op het ogenblik van het kernongeval, mag niet
ten gevolge hebben dat de aansprakelijkheid van de exploitant voor andere
kernschade wordt teruggebracht tot een bedrag dat lager is dan 150 miljoen SDR,
of dat lager is dan het hogere bedrag dat door een Verdragsluitende Partij bij
de wet is vastgesteld of lager is dan een bedrag dat krachtens artikel V, lid
1, onder c), is vastgesteld. 4. Lid 7 wordt vervangen door de volgende
tekst: 7. Dit Verdrag laat de aansprakelijkheid
onverlet van eenieder voor kernschade waarvoor de exploitant krachtens lid 3 of
lid 4 van dit artikel, ingevolge dit Verdrag niet aansprakelijk is en die de
betrokkene heeft veroorzaakt door een handelen of nalaten met het oogmerk
schade te veroorzaken. Artikel 7 1. De tekst van artikel V van
het Verdrag van Wenen van 1963 wordt vervangen door de volgende tekst: 1. De aansprakelijkheid van de exploitant kan
door de Installatiestaat per kernongeval worden beperkt tot, ofwel: (a)
niet minder dan 300 miljoen SDR; of (b)
ten minste 150 miljoen SDR, mits bovenop dat bedrag
en ten belope van minstens 300 miljoen SDR door die Staat overheidsmiddelen
beschikbaar worden gesteld om de kernschade te vergoeden; of (c)
tot een overgangsbedrag van ten minste 100 miljoen
SDR, voor een periode van maximaal 15 jaar na de datum van inwerkingtreding van
dit Protocol, met betrekking tot een kernongeval dat binnen die periode
plaatsvindt. Een lager bedrag dan 100 miljoen SDR kan worden vastgesteld, mits
die Staat overheidsmiddelen beschikbaar stelt om de kernschade te vergoeden ten
belope van een bedrag dat ligt tussen dat lagere bedrag en 100 miljoen SDR. 2. Niettegenstaande lid 1 van
dit artikel kan de Installatiestaat, gelet op de aard van de kerninstallatie of
de betrokken nucleaire stoffen en op de te verwachten gevolgen van een
kernongeval dat daarin zijn oorsprong heeft, voor de aansprakelijkheid van de
exploitant een lager bedrag vaststellen, met dien verstande dat een aldus
vastgesteld bedrag in geen geval minder mag bedragen dan 5 miljoen SDR en dat
de Installatiestaat ervoor zorgt dat overheidsmiddelen beschikbaar worden
gesteld ten belope van het krachtens lid 1 vastgestelde bedrag. 3. De overeenkomstig de leden 1
en 2 van dit artikel en artikel IV, lid 6, door de Installatiestaat van de
aansprakelijke exploitant vastgestelde bedragen zijn ongeacht de plaats waar
het kernongeval plaatsvindt van toepassing. 2. Na artikel V worden de volgende vier nieuwe
artikelen V A, V B, V C en V D toegevoegd: Artikel V A 1. Kosten en interesten welke
door de rechter naar aanleiding van een rechtsvordering tot vergoeding van
kernschade worden toegewezen, zijn verschuldigd boven de in artikel V genoemde
bedragen. 2. De in artikel V en artikel
IV, lid 6, bedoelde bedragen kunnen in de nationale munteenheid worden
omgerekend in ronde bedragen. Artikel V B Iedere Verdragsluitende Partij draagt er zorg
voor dat personen die schade hebben geleden hun rechten op schadevergoeding
kunnen uitoefenen, zonder dat zij afzonderlijke gedingen aanhangig behoeven te
maken naargelang van de herkomst van de voor deze schadevergoeding bestemde
gelden. Artikel V C 1. Indien de rechter van een
andere Verdragsluitende Staat dan de Installatiestaat bevoegd is, kunnen de uit
hoofde van artikel V, lid 1, onder b) en c), en artikel VII, lid 1, vereiste
overheidsmiddelen, alsmede de door een rechter toegewezen kosten en interesten
door de eerstgenoemde Verdragsluitende Partij beschikbaar worden gesteld. De
Installatiestaat zal de andere Verdragsluitende Partij alle aldus betaalde
bedragen terugbetalen. Deze beide Verdragsluitende Partijen bepalen in
onderlinge overeenstemming de procedure voor terugbetaling. 2. Wanneer de rechter van een
andere Verdragsluitende Staat dan de Installatiestaat bevoegd is, neemt de
Verdragsluitende Staat waarvan de rechter bevoegd is alle maatregelen die nodig
zijn om de Installatiestaat in staat te stellen in de vordering tussen te komen
en deel te nemen aan een schikking inzake de schadevergoeding. Artikel V D 1. De Directeur-generaal van de
Internationale Organisatie voor Atoomenergie belegt een bijeenkomst van de
Verdragsluitende Partijen om de in artikel V genoemde aansprakelijkheidsgrenzen
te wijzigen wanneer een derde van de Verdragsluitende Partijen de wens daartoe
te kennen geeft. 2. Wijzigingen worden aangenomen
met een meerderheid van twee derde van de aanwezige Verdragsluitende Partijen
die hun stem uitbrengen, mits ten minste de helft van de Verdragsluitende
Partijen op het tijdstip van de stemming aanwezig is. 3. Bij de besluitvorming over
een voorstel tot wijziging van de aansprakelijkheidsgrenzen houdt de
vergadering van de Verdragsluitende Partijen onder meer rekening met het risico
op schade door een kernongeval, wijzigingen in de geldwaarden en de capaciteit
van de verzekeringsmarkt. 4. (a) De Directeur-generaal van
de IAEA stelt de Verdragsluitende Partijen van elke overeenkomstig lid 2 van
dit artikel vastgestelde wijziging in kennis ter aanvaarding. De wijziging
wordt geacht te zijn aanvaard na het verstrijken van een periode van 18 maanden
na de kennisgeving op voorwaarde dat ten minste een derde van de
Verdragsluitende Partijen op het tijdstip van de vaststelling van de wijziging
door de vergadering de Directeur-generaal van de IAEA heeft meegedeeld de
wijziging te aanvaarden. Een overeenkomstig dit lid aanvaarde wijziging treedt
12 maanden na de aanvaarding ervan in werking voor de Verdragsluitende Partijen
die haar hebben aanvaard. (b) Wanneer een wijziging niet binnen een periode
van 18 maanden na de datum van kennisgeving ter aanvaarding is aanvaard
overeenkomstig het bepaalde onder a), wordt de wijziging geacht te zijn
afgewezen. 5. Voor elke Verdragsluitende
Partij die een wijziging aanvaard nadat zij is aanvaard maar nog niet in
werking is getreden of nadat zij in werking is getreden overeenkomstig lid 4
van dit artikel, treedt de wijzing 12 maanden nadat zij door die
Verdragsluitende Partij is aanvaard, in werking. 6. Een Staat die na de
inwerkingtreding van een wijziging overeenkomstig lid 4 van dit artikel partij
bij dit Verdrag wordt, wordt wanneer hij niet anderszins te kennen geeft: (a)
geacht partij bij dit aldus gewijzigde Verdrag te
zijn; en (b)
geacht partij bij het ongewijzigde Verdrag te zijn
ten aanzien van elke staat die niet door de wijziging is gebonden. Artikel 8 Artikel VI van het Verdrag van Wenen van 1963
wordt als volgt gewijzigd: 1. Lid 1 wordt vervangen door de
volgende tekst: (a)
Het recht op schadevergoeding krachtens die Verdrag
vervalt indien geen rechtsvordering wordt ingesteld i) ten aanzien van overlijden en persoonlijk
letsel, binnen dertig jaar na de datum van het kernongeval; ii) ten aanzien van overige kernschade, binnen
tien jaar na de datum van het kernongeval. (b)
Indien evenwel de aansprakelijkheid van de
exploitant krachtens het recht van de Installatiestaat is gedekt door
verzekering of een andere financiële zekerheid, met inbegrip van openbare
middelen, voor een langere periode, kan het recht van de bevoegde rechter
bepalen dat het recht op schadevergoeding jegens de exploitant slechts zal
vervallen na het verstrijken van die langere periode, welke niet langer mag
zijn dan de termijn gedurende welke zijn aansprakelijkheid krachtens het recht
van de Installatiestaat aldus is gedekt. (c)
Een vordering tot schadevergoeding met betrekking
tot overlijden en persoonlijk letsel of, na een verlenging krachtens het
bepaalde onder b) van dit lid, met betrekking tot andere schade, die tien jaar
na de datum van het kernongeval wordt ingesteld, laat in elk geval het recht op
schadevergoeding krachtens dit Verdrag onverlet van een ieder die een
rechtsvordering tegen de exploitant heeft ingesteld vóór het verstrijken van
die termijn van tien jaar. 2. Lid 2 wordt geschrapt. 3. Lid 3 wordt vervangen door de
volgende tekst: 3. Het recht op schadevergoeding krachtens dit
Verdrag verjaart of vervalt, naar gelang het recht van de bevoegde rechter,
indien geen rechtsvordering is ingesteld binnen drie jaar na de datum waarop de
persoon die kernschade heeft geleden kennis droeg of redelijkerwijze geacht kon
worden kennis te dragen van de kernschade en van de voor de schade aansprakelijke
exploitant, met dien verstande dat de overeenkomstig de lid 1, onder a) en b),
vastgestelde termijnen niet worden overschreden. Artikel 9 Artikel VII wordt gewijzigd als volgt: 1. In lid 1 worden de volgende
twee zinnen toegevoegd aan het einde van het lid en het aldus gewijzigde lid
wordt punt a) van dat lid: Wanneer de
aansprakelijkheid van de exploitant onbeperkt is, kan de Installatiestaat een
grens vaststellen voor de financiële zekerheid van de aansprakelijke
exploitant, met dien verstande dat deze grens niet lager mag zijn dan 300
miljoen SDR. De Installatiestaat waarborgt de betaling van vorderingen tot
schadevergoeding voor kernschade die tegen de exploitant zijn ingesteld voor
zover de opbrengst van de financiële zekerheid ontoereikend is om deze
vorderingen te dekken, zij het tot een bedrag dat niet hoger is dan het bedrag
van de krachtens dit lid te verstrekken financiële zekerheid. 2. Een nieuw punt (b) wordt
toegevoegd aan lid, dat als volgt luidt: (b)
Niettegenstaande het in dit lid, onder a) bepaalde kan de Installatiestaat,
wanneer de aansprakelijkheid van de exploitant onbeperkt is, gelet op de aard
van de kerninstallatie of de betrokken nucleaire stoffen en op de te verwachten
gevolgen van een kernongeval dat daarin zijn oorsprong heeft, voor de
financiële zekerheid van de exploitant een lager bedrag vaststellen, met dien
verstande dat een aldus vastgesteld bedrag in geen geval minder mag zijn dan 5
miljoen SDR en dat de Installatiestaat de betaling waarborgt van vorderingen tot
schadevergoeding voor kernschade die tegen de exploitant zijn ingesteld door
tot de in dit lid onder a) vermelde grens de nodige financiële middelen
beschikbaar te stellen voor zover de opbrengst van de verzekering of andere
financiële zekerheid ontoereikend is om deze vorderingen te dekken. 3. In lid 3 worden de woorden
“of artikel V, lid 1, onder b) en c)” ingevoegd na de woorden “van dit
artikel”. Artikel 10 Artikel VIII van het Verdrag van Wenen van
1963 wordt als volgt gewijzigd: 1. De tekst van artikel VIII
wordt lid 1 van dat artikel. 2. Het volgende nieuwe lid 2
wordt toegevoegd: 2. Onverminderd de toepasselijkheid van de
regel van artikel VI, lid 1, onder c), zal, wanneer met betrekking tot tegen de
exploitant ingestelde vorderingen de krachtens dit Verdrag te vergoeden schade
hoger is of waarschijnlijk zal zijn dan het maximumbedrag dat ingevolge artikel
V, lid 1, beschikbaar is gesteld, bij de verdeling van de schadevergoeding
voorrang worden gegeven aan vorderingen ter zake van overlijden of persoonlijk
letsel. Artikel 11 In artikel X van het Verdrag van Wenen van
1963 wordt aan het einde van het artikel de volgende nieuwe zin toegevoegd: Het recht van verhaal krachtens dit artikel
kan ook worden uitgebreid ten gunste van de Installatiestaat voor zover deze op
grond van dit Verdrag financiële middelen heeft verstrekt. Artikel 12 Artikel XI van het Verdrag van Wenen van 1963
wordt als volgt gewijzigd: 1. Het volgende nieuwe lid 1bis
wordt toegevoegd: 1bis. In gevallen
waarin een kernongeval plaatsvindt binnen het gebied van de exclusieve
economische zone van een Verdragsluitende Partij of, indien een dergelijke zone
niet is ingesteld, in een gebied dat de grenzen van een exclusieve economische
zone, indien er een ingesteld zou worden, niet overschrijdt, kunnen
rechtsvorderingen met betrekking tot kernschade ten gevolge van dat kernongeval
voor de toepassing van dit Verdrag uitsluitend worden ingesteld bij de rechters
van die partij. De voorgaande zin is van toepassing indien die Verdragsluitende
Partij de depositaris voorafgaand aan het kernongeval mededeling heeft gedaan
van een dergelijk gebied. Niets in dit lid mag worden uitgelegd als toestemming
voor de uitoefening van rechtsbevoegdheid op een wijze die strijdig is met het
internationale recht van de zee, met inbegrip van het Verdrag van de Verenigde
Naties inzake het recht van de zee. 2. Lid 2 wordt vervangen door de
volgende tekst: 2. In gevallen
waarin een kernongeval niet plaatsvindt binnen het grondgebied van een van de
Verdragsluitende Partijen of binnen een gebied waarvan overeenkomstig lid 1bis
mededeling is gedaan, of in gevallen waarin de plaats van het kernongeval niet
met zekerheid kan worden vastgesteld, is uitsluitend de rechter van de
Installatiestaat van de aansprakelijke exploitant bevoegd. 3. In lid 3, eerste regel en
onder b), wordt na het cijfer “1” ingevoegd “,1bis". 4. Het volgende nieuwe lid 4
wordt toegevoegd: 4. De Verdragsluitende Partij waarvan de
rechters bevoegd zijn, ziet erop toe dat slechts een van haar rechters bevoegd
is ten aanzien van een bepaald kernongeval. Artikel 13 Na artikel XI wordt het volgende nieuwe artikel
XI A ingevoegd: Artikel XI A De Verdragsluitende Partij waarvan de rechters
bevoegd zijn, ziet erop toe dat met betrekking tot vorderingen tot vergoeding
van kernschade: (a)
elke Staat een rechtsvordering kan instellen namens
personen die kernschade hebben geleden, die onderdanen van die Staat zijn of
hun woon- of verblijfplaats op zijn grondgebied hebben, en die daarmee hebben
ingestemd; alsmede (b)
elke persoon een rechtsvordering kan instellen ter
afdwinging van rechten die ingevolge dit Verdrag verkregen zijn via subrogatie
of overdracht. Artikel 14 De tekst van artikel XII van het Verdrag van
Wenen van 1963 wordt vervangen door de volgende tekst: Artikel XII 1. Een beslissing van een
bevoegd gerecht van een Verdragsluitende Partij waartegen geen gewoon
rechtsmiddel meer openstaat, wordt erkend tenzij: (a)
de beslissing is verkregen door bedrog; (b)
de partij jegens wie de beslissing werd
uitgesproken geen billijke kans had gekregen zijn zaak te bepleiten; of (c)
de beslissing in strijd is met de openbare orde van
de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de erkenning wordt
verlangd, of niet met de fundamentele rechtsnormen in overeenstemming is. 2. Wanneer een beslissing die
krachtens lid 1 van dit artikel wordt erkend, wordt aangeboden voor
tenuitvoerlegging overeenkomstig de door het recht van de Verdragsluitende
Staat waar de tenuitvoerlegging wordt gevraagd voorgeschreven formaliteiten,
kan deze ten uitvoer worden gelegd als zou het om een beslissing van een
gerecht van die Verdragsluitende Partij gaan. De feiten terzake van de
vordering waarop de beslissing betrekking heeft, mogen niet opnieuw aan een
onderzoek worden onderworpen. Artikel 15 Artikel XIII van het Verdrag van Wenen van
1963 wordt als volgt gewijzigd: 1. De tekst van artikel XIII
wordt lid 1 van dat artikel. 2. Het volgende nieuwe lid 2
wordt toegevoegd: 2. Niettegenstaande lid 1 van dit artikel mag
de wetgeving van de Installatiestaat, voor zover de vergoeding van kernschade
hoger is dan 150 miljoen SDR, afwijken van de bepalingen van dit Verdrag met
betrekking tot kernschade die is geleden op het grondgebied of binnen in
overeenstemming met het internationale recht van deze zee vastgestelde
maritieme zones van een andere staat die op het tijdstip van het ongeval een
nucleaire installatie op dat grondgebied heeft, voor zover die staat geen
wederkerige uitkeringen van een equivalent bedrag biedt. Artikel 16 De tekst van artikel XVIII van het Verdrag van
Wenen van 1963 wordt vervangen door de volgende tekst: Dit Verdrag laat de rechten en verplichtingen
van een Verdragsluitende Partij ingevolge de algemene regels van internationaal
publiekrecht onverlet. Artikel 17 Na artikel XX van het Verdrag van Wenen van
1963 wordt het volgende nieuwe artikel XX A ingevoegd: Artikel XX A 1. Ingeval zich een geschil
voordoet tussen Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de
toepassing van dit Verdrag, plegen de partijen bij het geschil overleg, ten
einde het geschil te regelen door middel van onderhandeling of door enig ander
vreedzaam middel voor de regeling van geschillen dat voor hen aanvaardbaar is. 2. Indien een geschil van deze
aard als bedoeld in lid 1 niet kan worden geregeld binnen zes maanden na het
verzoek om overleg ingevolge het eerste lid van dit artikel, wordt het, op
verzoek van een partij bij dit geschil, onderworpen aan arbitrage of voorgelegd
aan het Internationale Gerechtshof ter beslissing. Ingeval een geschil aan arbitrage
wordt onderworpen, kan een partij bij het geschil, indien binnen zes maanden na
de datum van het verzoek de partijen bij het geschil geen overeenstemming
kunnen bereiken over de wijze van arbitrage, de voorzitter van het
Internationale Gerechtshof of de secretaris-generaal van de Verenigde Naties
verzoeken één of meer scheidsmannen aan te wijzen. In het geval van
tegenstrijdige verzoeken door de partijen bij het geschil, heeft het verzoek
aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties de voorrang. 3. Bij de bekrachtiging,
aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit Verdrag kan een staat
verklaren zich niet gebonden te achten door één van de in het tweede lid van
dit artikel bedoelde procedures voor de regeling van geschillen, of door beide.
De overige Verdragsluitende Staten zijn niet gebonden aan een in het tweede lid
van dit artikel bedoelde procedure voor de regeling van geschillen met
betrekking tot een Verdragsluitende Partij voor wie een dergelijke verklaring
van kracht is. 4. Een Verdragsluitende Partij
die een verklaring heeft afgegeven overeenkomstig lid 3 van dit artikel, kan
deze te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de
depositaris. Artikel 18 1. De artikelen XX tot en met
XXV, de leden 2 en 3 en lid "1." van artikel XXVI en de artikelen
XXVII en XXIX van het Verdrag van Wenen van 1963 worden geschrapt. 2. Het Verdrag van Wenen van
1963 en dit Protocol worden tussen partijen bij dit Protocol samen gelezen en
uitgelegd als een enkele tekst waarnaar kan worden verwezen als het Verdrag van
Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van 1997. Artikel 19 1. Een staat die partij is bij
dit Protocol, maar niet bij het Verdrag van Wenen van 1963 is gebonden door de
bepalingen van dat Verdrag zoals deze gewijzigd zijn bij dit Protocol ten
opzichte van andere staten die partij bij het Protocol zijn, en, wanneer hij op
het tijdstip van nederlegging van een in artikel 20 genoemde akte geen andere
intentie te kennen heeft gegeven, door de bepalingen van het Verdrag van Wenen
van 1963 ten opzichte van staten die alleen partij bij dat Verdrag zijn. 2. Niets in dit Protocol is van
invloed op de verplichtingen van een staat die partij is bij zowel het Verdrag
van Wenen van 1963 als dit Protocol ten opzichte van een staat die bij partij
is bij het Verdrag van Wenen van 1963, maar niet bij dit Protocol. Artikel 20 1. Dit Protocol staat open voor
ondertekening door alle staten op het hoofdkantoor van de Internationale
Organisatie voor Atoomenergie te Wenen vanaf 19 september 1997 tot aan het
tijdstip waarop het in werking treedt 2. Dit Protocol is onderworpen
aan bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de staten die het hebben
ondertekend. 3. Na de inwerkingtreding kan
elke staat die dit Protocol niet heeft ondertekend, ertoe toetreden. 4. De akten van bekrachtiging,
aanvaarding, goedkeuring of toetreding dienen te worden nedergelegd bij de
Directeur-generaal van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, die de
depositaris van dit Protocol is. Artikel 21 1. Dit Protocol treedt in
werking drie maanden na de nederlegging van de vijfde akte van bekrachtiging,
aanvaarding, of goedkeuring. 2. Voor elke staat die dit
Protocol bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of daartoe toetreedt na de
nederlegging van de vijfde akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of
toetreding, treedt dit Protocol drie maanden na de datum van nederlegging door
die staat van de passende akte in werking. Artikel 22 1. Iedere verdragsluitende staat
kan dit Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de
depositaris. 2. De opzegging wordt van kracht
één jaar na de datum waarop de kennisgeving door de depositaris wordt
ontvangen. 3. Opzegging van het Verdrag van
Wenen van 1963, overeenkomstig artikel XXVI van het Verdrag, door een staat die
partij is bij dit Protocol wordt onder geen beding uitgelegd als een opzegging
van het Verdrag van Wenen van 1963 als herzien bij dit protocol. 4. Niettegenstaande de opzegging
van dit Protocol ingevolge dit artikel door een Verdragsluitende Partij blijven
de bepalingen van dit Protocol van toepassing op alle kernschade die is
veroorzaakt door een kernongeval dat plaatsvond vóór die opzegging van kracht
werd. Artikel 23 De depositaris stelt de Staten die partij zijn
en alle andere staten onverwijld in kennis van: (a)
elke ondertekening van dit Protocol; (b)
elke nederlegging van een akte van bekrachtiging,
aanvaarding, goedkeuring of toetreding; (c)
de inwerkingtreding van dit Protocol; (d)
elke kennisgeving die ingevolge artikel XI, lid
1bis, is ontvangen; (e)
verzoeken tot het bijeenroepen van een conferentie
ter herziening ingevolge artikel XXVI van het Verdrag van Wenen van 1963 en tot
een bijeenkomst van de Verdragsluitende Partijen ingevolge artikel V D van het
Verdrag van Wenen van 1963 als gewijzigd bij dit Protocol; (f)
kennisgevingen van opzegging die ingevolge artikel
22 zijn ontvangen en andere relevante kennisgevingen met betrekking tot dit
Protocol. Artikel 24 1. Het originele exemplaar van
dit Protocol, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de
Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt neergelegd bij
de depositaris. 2. De Internationale Organisatie
voor Atoomenergie stelt de geconsolideerde tekst vast van het Verdrag van Wenen
van 1963 als gewijzigd bij dit Protocol, in de Arabische, de Chinese, de
Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal overeenkomstig de bijlage
bij dit Protocol. 3. De depositaris verstrekt alle
staten voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van dit Protocol samen met de
geconsolideerde tekst van het Verdrag van Wenen van 1963 als gewijzigd bij dit
Protocol. TEN BLIJKE waarvan de ondergetekenden, daartoe
naar behoren gemachtigd, dit protocol hebben ondertekend. Gedaan te Wenen, de twaalfde dag van
september, negentienhonderd zevenennegentig. [1] PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. [2] http://ec.europa.eu/energy/nuclear/studies/nuclear_en.htm [3] PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. [4] Erkenning mag alleen worden geweigerd indien: (a) de
beslissing is verkregen door bedrog; (b) de partij jegens wie de beslissing
werd uitgesproken geen billijke kans had gekregen zijn zaak te bepleiten; of
(c) de beslissing in strijd is met de openbare orde (“ordre public”) van de
Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de erkenning wordt verlang,
of niet met de fundamentele rechtsnormen in in overeenstemming is. [5] HvJEG, zaak 22/70, (“AETR”), Jurispr.1971, blz. 263. [6] PB L 299 van 16.11.2005, blz. 62. [7] PB L 339 van 12.12.2007, blz. 3. [8] PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.