EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012PC0437

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius

/* COM/2012/0437 final - 2012/0210 (NLE) */

52012PC0437

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius /* COM/2012/0437 final - 2012/0210 (NLE) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Op basis van het desbetreffende mandaat van de Raad[1] heeft de Commissie namens de Europese Unie met de Republiek Mauritius onderhandeld over de parafering van een nieuwe partnerschapsovereenkomst inzake visserij en een nieuw protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius. Na deze onderhandelingen zijn op 23 februari 2012 een nieuwe partnerschapsovereenkomst inzake visserij en een nieuw protocol geparafeerd.

De nieuwe overeenkomst heeft een looptijd van zes jaar, te rekenen vanaf de datum van ondertekening, en wordt stilzwijgend verlengd voor telkens een periode van drie jaar.

Het algemene doel is de samenwerking tussen de EU en de Republiek Mauritius te versterken en, in het belang van beide partijen, een partnerschapskader te bevorderen voor de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid en een verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de Mauritiaanse visserijzone.

Het protocol heeft een looptijd van drie jaar. Het nieuwe protocol voorziet in vangstmogelijkheden voor 86 EU-vaartuigen voor de tonijnvisserij in de Mauritiaanse wateren (41 vaartuigen voor de ringzegenvisserij en 45 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug). Overeenkomstig het Verdrag moet worden bepaald hoe de vangstmogelijkheden over de lidstaten worden verdeeld.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

De lidstaten zijn geraadpleegd in het kader van technische vergaderingen en in het kader van de Werkgroep visserij van de Raad. Uit deze raadplegingen is gebleken dat het van belang is om een partnerschapsovereenkomst inzake visserij en een protocol met Mauritius te sluiten. De Commissie heeft zich onder meer gebaseerd op de resultaten van een evaluatie door externe deskundigen die in november 2011 is afgerond.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

De onderhavige procedure loopt parallel aan de procedures met betrekking tot ten eerste het besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Unie, van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij en van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius, en ten tweede het besluit van de Raad, met instemming van het Europees Parlement, betreffende de sluiting van deze partnerschapsovereenkomst inzake visserij en dit protocol.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het nieuwe protocol voorziet voor de gehele periode in een totale financiële tegenprestatie van 1 980 000 EUR. Dit bedrag stemt overeen met: a) 357 500 EUR per jaar, wat overeenkomt met een referentiehoeveelheid van 5 500 ton per jaar, en b) 302 500 EUR per jaar, wat overeenkomt met het extra door de Unie betaalde bedrag ter ondersteuning van het beleid van Mauritius op het gebied van visserij en maritieme zaken.

De jaarlijkse financiële bijdrage uit de begroting van de Unie bedraagt derhalve 660 000 EUR.

2012/0210 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Op 23 februari 2012 is een nieuw protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius geparafeerd, waarbij aan de EU-vaartuigen vangstmogelijkheden worden toegekend in de wateren waarover Mauritius de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden bezit.

(2)       Op […] heeft de Raad Besluit XXX/2012/EU[2] betreffende de ondertekening van de nieuwe partnerschapsovereenkomst inzake visserij en van het nieuwe protocol vastgesteld.

(3)       Bepaald moet worden hoe de vangstmogelijkheden onder de lidstaten moeten worden verdeeld voor de looptijd van het protocol.

(4)       Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren[3], stelt de Commissie, als blijkt dat de vangstmogelijkheden die krachtens een partnerschapsovereenkomst inzake visserij aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden benut, de betrokken lidstaten daarvan in kennis. Als niet binnen een door de Raad vast te stellen termijn wordt geantwoord, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. De genoemde termijn moet worden vastgesteld.

(5)                   Aangezien het protocol bij de visserijovereenkomst op xx december 2007 is verstreken, moet deze verordening met ingang van de datum van inwerkingtreding van de nieuwe partnerschapsovereenkomst inzake visserij en van het nieuwe protocol van toepassing worden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.           De vangstmogelijkheden die in het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius (hierna "het protocol" genoemd) zijn vastgesteld, worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

a) vaartuigen voor de tonijnvisserij met de ringzegen

Spanje || 22 vaartuigen

Frankrijk || 16 vaartuigen

Italië || 2 vaartuigen

Verenigd Koninkrijk || 1 vaartuig

Totaal || 41 vaartuigen

b) vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

Spanje || 12 vaartuigen

Frankrijk || 29 vaartuigen

Portugal || 4 vaartuigen

Totaal || 45 vaartuigen

2.           Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing, onverminderd de bepalingen van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij en het protocol.

3.           Als met de vismachtigingsaanvragen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.

4.           De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde uiterste datum waarop de lidstaten moeten bevestigen dat zij de op grond van de overeenkomst aan hen toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig benutten, wordt vastgesteld op tien werkdagen na de dag waarop de Commissie de lidstaten ervan in kennis stelt dat de vangstmogelijkheden niet zijn uitgeput.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van het nieuwe protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               Besluit nr. 15921/2011 van de Raad van 23.1.2012.

[2]               PB L …

[3]               PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33.

Top