EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0362
Proposal for a COUNCIL DECISION on the association of the overseas countries and territories with the European Union ("Overseas Association Decision")
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (“LGO-besluit”)
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (“LGO-besluit”)
/* COM/2012/0362 final - 2012/0195 (CNS) */
/* COM/2012/0362 final - 2012/0195 (CNS) */ Not executed
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1. Algemene context De landen en gebieden overzee (hierna “LGO”
genoemd) zijn met de Europese Unie geassocieerd sinds de inwerkingtreding van
het Verdrag van Rome in 1958. De LGO zijn eilanden in de Atlantische Oceaan, de
Zuidelijke Oceaan, de Noordelijke IJszee, het Caribisch gebied, de Indische
Oceaan en de Stille Oceaan. Het zijn geen soevereine staten, maar gebieden die
banden hebben met vier lidstaten van de EU: Denemarken, Frankrijk, Nederland en
het Verenigd Koninkrijk. De associatie van de LGO met de Unie vloeit voort uit
hun constitutionele relatie met de vier genoemde lidstaten. De LGO beschikken in het algemeen over
vergaande autonomie wat betreft economische zaken, arbeidsmarkt,
volksgezondheid, interne aangelegenheden, douane en dergelijke. Voor defensie
en buitenlandse zaken is meestal de lidstaat zelf bevoegd. De LGO behoren niet
tot het douanegebied van de Unie en staan buiten de interne markt. De
EU-wetgeving is dus niet van toepassing. Aangezien de inwoners van de LGO onderdaan
zijn van de EU-lidstaten waarmee die landen en gebieden constitutionele banden
hebben, zijn zij burgers van de Unie. Het totale inwonertal van de LGO is met
1,2 miljoen slechts 0,02% van de wereldbevolking. Het totale landoppervlak[1] bedraagt
slechts 80 000 km². Sinds de vaststelling van het momenteel
geldende LGO-besluit in 2001 is de regionale en internationale omgeving waarin
de LGO opereren aanzienlijk veranderd. Er zijn nieuwe politieke prioriteiten op
Europees en internationaal niveau ontstaan (zoals milieu, klimaatverandering,
duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen) en de mondiale handelspatronen
hebben veranderingen ondergaan. Met de Europa 2020-agenda heeft de Europese
Commissie een strategie voorgesteld[2]
die drie kernprioriteiten samenbrengt: slimme groei, duurzame groei en
inclusieve groei als respons op de economische en financiële crisis. De LGO hebben nog steeds te kampen met
economische en sociale problemen, en moeten vaak alle zeilen bijzetten om een
duurzame basis voor hun economie te creëren. Zij worden geconfronteerd met
problemen als gevolg van hun kwetsbare milieu en de noodzaak om de
milieuaspecten van duurzame ontwikkeling te realiseren. De belangrijkste uitdaging voor LGO is het tot
stand brengen van duurzame ontwikkeling van hun economie en samenleving door
hun concurrentievermogen te versterken, hun kwetsbaarheid te verminderen, de
veerkracht van hun milieu te vergroten en samen te werken met hun buren en te
integreren in de regionale economie en/of de wereldeconomie, als dat mogelijk
is. Door middel van een kader dat afgestemd is op de behoeften, de realiteit,
de bijzonderheden en de diversiteit van de LGO wil de Unie hen steunen bij het
verwezenlijken van bovengenoemde doelstellingen en van het doel van de
associatie zoals dat is gedefinieerd in artikel 198 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU). 1.2. Bestaande bepalingen De huidige voorschriften en procedures voor de
associatie tussen de EU en de LGO zijn vastgesteld bij Besluit 2001/822/EG van
de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de
Europese Gemeenschap (PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1), gewijzigd bij Besluit
2007/249/EG (PB L 109 van 26.4.2007, blz. 33) en Besluit XXXXXXX (besluit betreffende
Saint-Barthélemy). 1.3. Samenhang met andere
beleidsgebieden van de EU De Europa
2020-strategie vormt de maatstaf waaraan de samenhang in het EU-beleid en het
stimuleren van de normen, waarden en belangen van de EU moeten worden afgemeten[3]. Er moet
worden gestreefd naar samenhang met de Europa 2020-strategie op het vlak van
slimme groei en duurzaamheid, bij het stimuleren van steun voor onderzoek en
innovatie, maar ook voor informatie- en communicatietechnologieën (ICT) en
duurzame groei als katalysatoren voor sociaal-economische ontwikkeling. Het LGO-besluit 2014-2020 zal op dat punt een belangrijke rol spelen. Het
idee om centra van ervaring en expertise op te zetten, kan namelijk leiden tot
de invoering en bevordering van strenge normen (waaronder internationale
normen), bijvoorbeeld op het vlak van milieu, voedselveiligheid en gezondheid
van de consument. De landen en gebieden overzee beschikken allemaal over een
rijke biodiversiteit. Met het oog op duurzaam gebruik en bescherming daarvan
zouden betere wetenschappelijke documentatie en toegang tot resultaten van
onderzoek en innovatie beschikbaar moeten zijn. De handel van de landen en
gebieden overzee met hun handelspartners, waaronder de EU-lidstaten, kan
vergemakkelijkt worden als internationale normen inzake voedselveiligheid en
dier- en plantgezondheid ten uitvoer worden gelegd. Dat de EU waarde hecht aan
milieunormen en een belangrijke rol speelt in de strijd tegen de
klimaatverandering, kan van groot belang zijn voor zowel de EU zelf als de landen
en gebieden overzee. Volgens de Commissie kunnen de biodiversiteit en andere
natuurlijke rijkdommen van de landen en gebieden overzee de basis vormen voor
intensievere samenwerking op het gebied van onderzoek, innovatie en
instandhouding. Ook een partnerschap inzake milieu kan voor beide partijen van
belang zijn. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGINGEN VAN
BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING Over de herziening van het LGO-besluit zijn in
de periode 2008–2011 diverse belanghebbenden uitgebreid geraadpleegd. Deels
ging het daarbij om openbare raadplegingen; daarnaast werden
ad-hocbijeenkomsten georganiseerd tussen de LGO, de lidstaten waarmee zij
constitutionele banden hebben en de Europese Commissie en werden dialogen
gevoerd in de contexten bedoeld in artikel 7 van het geldende LGO-besluit: jaarlijkse
fora, regelmatige trilaterale bijeenkomsten en partnerschapswerkgroepen voor
milieuvraagstukken, handelsvraagstukken, regionale integratie van de LGO,
financiële diensten in de LGO en de toekomstige betrekkingen tussen de EU en de
LGO. 2.1. Overleg Bij de raadpleging van de belanghebbenden
bleek met name het volgende: De belanghebbenden riepen in hun reacties op
het groenboek van 2008[4]
op tot een verlegging van de focus van de associatie van armoedebestrijding en
ontwikkelingssamenwerking naar een meer wederkerige relatie die gericht is op
de duurzame ontwikkeling van de LGO, dat wil zeggen naar een ontwikkelingsmodel
dat economische activiteiten en sociaal welzijn op de lange duur met elkaar
verenigt, met behoud van natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen voor de komende
generaties. Daarmee worden tegelijkertijd de waarden en normen van de EU op
mondiale schaal bevorderd. Dit kwam naar voren bij de bijdragen aan de
conferentie van belanghebbenden in oktober 2008, waaraan werd deelgenomen door
meer dan honderd betrokkenen: autoriteiten van de LGO en de lidstaten waarmee
zij banden hebben, instellingen en instanties van de Unie en maatschappelijke
organisaties. Ook de Raad van de Europese Unie verwelkomde
en steunde deze beleidsverschuiving[5]. In een gezamenlijke standpuntnota[6] van
februari 2011 hebben de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben,
opgeroepen tot een sterkere erkenning van de LGO als leden van de Europese
familie, tot een associatie die meer gebaseerd is op de wederzijdse belangen
van de Unie en de LGO en tot een gerichtheid op het potentieel en de
kwetsbaarheid van de LGO. Het document wijst er ook op dat de belangen van de
LGO moeten worden erkend en in aanmerking genomen op de volgende gebieden: erosie
van preferenties, handelsgerelateerde vraagstukken en capaciteitsopbouw. Ook werd onderstreept dat problemen inzake
milieu, klimaatverandering en vermindering van het rampenrisico een prioriteit
moeten vormen voor de toekomstige betrekkingen met de LGO: het gaat daarbij om
duurzaam gebruik en bescherming van de biodiversiteit en de natuurlijke
hulpbronnen van de LGO, milieuveiligheid, energie en hernieuwbare energie,
behoud van ecosystemen, bestrijding en vermindering van de gevolgen van
klimaatverandering, rampenparaatheid en ‑respons, invasieve soorten en
duurzame visserij. Belanghebbenden[7]
hebben opgeroepen tot intensievere samenwerking tussen enerzijds de Unie en
anderzijds de LGO en de ultraperifere gebieden op het gebied van het behoud van
biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Volgens de standpuntnota moet de solidariteit
tussen de Unie en de LGO gebaseerd zijn op het feit dat de inwoners van de LGO,
als onderdanen van de lidstaten waarmee zij banden hebben, ook EU-burgers zijn.
Het document onderstreept dat de Unie, door de LGO te helpen hun
concurrentievermogen en veerkracht te versterken, hun kwetsbaarheid te
verminderen en hun plaats in de regionale omgeving in te nemen, investeert in
strategische bruggenhoofden waarmee de waarden van de Unie mondiaal kunnen
worden bevorderd. 2.2. Bijeenbrengen en benutten van
deskundigheid De associatie tussen de EU en de LGO is in
opdracht van de Commissie of de LGO in verschillende studies geanalyseerd. Die
studies betroffen onderwerpen als de handelsregeling waarin het LGO-besluit
voorziet, het milieuprofiel van de LGO, hun statistische stelsels en
capaciteiten en hun rampenparaatheid, alsmede de samenwerking van de Unie met
de LGO in de periode 1999–2009[8].
Het rapport over laatstgenoemd onderwerp werd gepresenteerd en met de
belanghebbenden besproken op het jaarlijkse LGO-EU-forum in maart 2011. De belangrijkste aanbevelingen van de studies
inzake de financiële bijstand van de Unie aan de LGO waren als volgt: (1)
de politieke prioriteiten die de afgelopen tien
jaar zijn ontstaan, moeten worden verwerkt in de programmering van de
samenwerking tussen EU en LGO; (2)
de voorschriften en procedures voor de
programmering van de financiële bijstand moeten worden aangepast om de
responstijd van de bijstand te verkorten; (3)
de samenwerking tussen de LGO en de naburige landen
moet worden bevorderd, onder meer door betere coördinatie van de respectieve
financiële instrumenten die voor de LGO, de ACS-staten en de ultraperifere
gebieden beschikbaar zijn; (4)
de toegang tot de horizontale programma’s van de
Unie waarvoor de LGO in aanmerking komen, moet worden vergemakkelijkt. De belangrijkste aanbevelingen van de studies
inzake handel en handelsgerelateerde aspecten van het LGO-besluit waren als
volgt: (1)
de regelingen inzake de handel in goederen moeten
worden aangepast om structurele problemen beter in aanmerking te nemen, onder
meer door flexibele oorsprongsregels in te voeren voor de goederenexport van de
LGO naar de Unie; (2)
de LGO zouden gunstiger handelsbetrekkingen moeten
kunnen aangaan met andere LGO en met ontwikkelingslanden, overeenkomstig het
toenemende belang dat de handel in diensten het afgelopen decennium heeft
gekregen in de mondiale en regionale economie en om regionale integratie op dit
gebied te vergemakkelijken; (3)
er moet worden voorzien in steun en
capaciteitsopbouw om de LGO te helpen handelsgerelateerd beleid te ontwikkelen
en hun regelgeving te hervormen; (4)
de verspreiding in de LGO van informatie over de
voorwaarden voor toegang tot de EU-markt moet worden ondersteund; (5)
de rechtstreekse dialoog tussen de Europese
Commissie en de LGO over o.a. handel en handelsgerelateerde vraagstukken moet
worden gehandhaafd en er moet voor worden gezorgd dat bij de
handelsbesprekingen van de EU rekening wordt gehouden met de belangen van de
LGO. De verschillende studies bevelen aan dat de
Unie en de LGO op milieugebied meer samenwerken ten aanzien van: (1)
klimaatverandering; (2)
natuurrampen; (3)
bedreigingen voor wilde dieren en planten en de
biodiversiteit, vernietiging van habitats; (4)
illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven
visserij; (5)
afvalbeheer; (6)
watervoorziening en sanitatie. 2.3. Effectbeoordeling Bij de effectbeoordeling werden drie
beleidsopties uitgebreid onderzocht. Beleidsoptie
1: verlenging van het huidige LGO-besluit met behoud
van de status quo, zonder enige wijziging Bij beleidsoptie 1 worden de structuur en de
inhoud van het nu geldende LGO-besluit gehandhaafd voor de periode 2014–2020. Handhaving van de status quo kan legitiem als
een geldige optie voor de toekomst van de associatie tussen de EU en de LGO
worden aangemerkt, aangezien de huidige regeling gunstig is gebleken voor de
sociale en economische ontwikkeling van de LGO, onder meer doordat deze vrije
toegang krijgen tot de omvangrijke EU-markt en steun kan worden verleend voor
het benutten van de exportmogelijkheden die die toegang biedt. De samenwerking
tussen de EU en de LGO in de periode 1999–2009 was volgens externe studies in
overeenstemming met zowel de doelstellingen van de associatie als de
prioriteiten van de LGO. Volgens de conclusies van die studies was er geen
sprake van aanmerkelijke tegenspraak of gebrek aan samenhang tussen de
EU-LGO-samenwerking en ander beleid van de Unie. Optie 1 is weliswaar in
overeenstemming met het vierde deel en de preambule van het VWEU, maar kan niet
de gezamenlijke ambitie vervullen van de LGO, de lidstaten waarmee zij banden
hebben en de Commissie om de betrekkingen tussen de EU en de LGO op wederkerige
basis te moderniseren. In plaats van modernisering van de betrekkingen en invoering
van een meer wederkerig partnerschap, waarmee de wederzijdse belangen beter in
aanmerking zouden kunnen worden genomen, zou de donor/begunstigdeverhouding die
traditioneel aan de basis van de betrekkingen tussen EU en LGO lag, worden
gehandhaafd. Voor de toegang tot de Unie voor goederen en
diensten van de LGO zouden de nu bestaande regels blijven gelden, wat voor de
LGO tot een minder gunstige markttoegang zou leiden (door erosie van de
preferenties). Hierdoor zou een negatief effect op de sociale en economische
positie van de LGO ontstaan. Beleidsoptie
2: modernisering van het LGO-besluit en aanpassing aan
het beleidskader van de EU Bij optie 2 wordt het LGO-besluit
gemoderniseerd en aan het beleidskader van de EU aangepast. De doelstellingen
en beginselen worden bij deze optie herzien met inachtneming van de
beleidsoriëntaties van de Raad van de EU, de verzoeken die de LGO en de
lidstaten waarmee zij banden hebben bij allerlei gelegenheden tot uiting hebben
gebracht en de resultaten van externe studies. Beleidsoptie 2 leidt tot betere samenwerking
tussen de EU en de LGO op basis van de wederzijdse belangen die de betrokkenen
door middel van het overlegproces hebben geïdentificeerd. De optie vergroot
tevens de efficiency van de samenwerking door een sterkere focus en door
gecoördineerd optreden van de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden
hebben. Met deze optie krijgen samenwerkingsgebieden die de LGO als prioritair
hebben aangemerkt meer steun van de Unie (bijvoorbeeld behoud van biodiversiteit
en ecosysteemdiensten, onderzoek en innovatie). Bij beleidsoptie 2 steunt de Unie de LGO bij
de aanpak van gevoelige problematiek die hun duurzame ontwikkeling ondermijnt,
zoals de klimaatverandering, maar die zij niet alleen kunnen oplossen. Succesvolle
maatregelen voor zulke problemen kunnen de eilandgebieden niet alleen
ontwikkelen, zij moeten partners vinden en betrokken worden bij de respons op
mondiale schaal. Beleidsoptie 2 biedt de LGO een
gemoderniseerde handelsregeling met de Unie die 1) betere oorsprongsregels
inhoudt en 2) betreffende de handel in diensten en betreffende vestiging een
behandeling garandeert die niet minder gunstig is dan de behandeling die de
Unie aan andere derden verleent, wat binnen het huidige kader niet het geval
is. Beleidsoptie 2 is in overeenstemming met het
vierde deel en de preambule van het VWEU. Zij biedt ook een uitwerking van de
politieke richtsnoeren van de Raad van de EU voor de drie doelstellingen
concurrentievermogen, aanpassingsvermogen en samenwerking. Bij optie 2 houdt
het associatiekader rekening met recente beleidsontwikkelingen en met het
resultaat van het debat van de afgelopen tien jaar. De beleidscoherentie is bij
deze optie gewaarborgd en wordt nog versterkt. De sociale, economische en
milieu-impact is gunstiger dan bij optie 1. Beleidsoptie 2 gaat in sterkere mate uit van
wederzijdse belangen dan momenteel het geval is. De optie maakt het mogelijk de
prioriteiten van de beleidsagenda van de Unie te integreren in de betrekkingen
tussen de Unie en de LGO en versterkt de meerwaarde van de EU als mondiale
partner bij nieuwe mondiale vraagstukken. De LGO zijn zo beter in staat de
waarden en normen van de Unie overal ter wereld te bevorderen. Beleidsoptie
3: sluiting van verschillende partnerschapsovereenkomsten Optie 3 houdt een diversificatie van de
EU-LGO-betrekkingen in. Voor de samenwerking op handels- en economisch gebied
zouden dan twee benaderingen worden gekozen: sommige LGO zouden, waar dat
nuttig en mogelijk is, worden opgenomen in andere bilaterale handelsregelingen,
namelijk economische partnerschapsovereenkomsten of vrijhandelsovereenkomsten; voor
de overige LGO zou volgens het associatiekader een LGO-handelsregeling gaan
gelden zoals in optie 1 of 2. Die LGO-regeling zou dan niet van toepassing zijn
op de samenwerking op handels- en economisch gebied met de LGO die in andere
handelsovereenkomsten zijn opgenomen, maar wel op de samenwerking met alle LGO
op andere gebieden. Een alternatief is dat alle samenwerking met de LGO die in
een economische samenwerkingsovereenkomst of vrijhandelsovereenkomst zijn
opgenomen, in de context van die overeenkomst zou plaatsvinden. Dat zou
betekenen dat ook financiële bijstand buiten het associatiekader om zou worden
verleend. Door de LGO in andere handelsovereenkomsten op
te nemen of hen daarmee te associëren, kunnen sommige doelstellingen van de
associatie tussen de EU en de LGO worden verwezenlijkt. Dat zou echter buiten
de associatie als zodanig gebeuren. Optie 3 is bovendien mogelijk niet geheel
afgestemd op de behoeften en de realiteit van de meeste of wellicht zelfs alle
LGO. Deze optie kan ook negatieve gevolgen hebben voor de Unie zelf, als voor
het opnemen van de LGO in bestaande overeenkomsten significante compensatie is
vereist. Door de LGO in andere handelsovereenkomsten op te nemen, zouden de
geassocieerde landen en gebieden met constitutionele banden met lidstaten de
jure en de facto geen LGO meer zijn. De uitvoering van beleidsoptie 3 kan ertoe
leiden dat de Unie oplossingen moet uitwerken voor verschillende soorten
relaties met elk van de LGO, wat het juridische proces sterk zou compliceren.
Ook zou het werk voor elk van de LGO afzonderlijk moeten worden verricht. Dit
zou hoogstwaarschijnlijk tot verwarring leiden over hun status en die van hun
inwoners. Bepaalde regels die nu in de diverse overeenkomsten zijn vervat of
worden overwogen, zouden wellicht niet gelden voor inwoners van de LGO, omdat
die EU-burgers zijn. De uitvoering van beleidsoptie 3 kan dus leiden tot
grotere spanning tussen het territoriale en het personele toepassingsgebied van
het VWEU. De verwarring kan nog groter worden als de verschillende soorten
samenwerking via verschillende soorten kaders moeten worden uitgevoerd. 3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL 3.1. Rechtsgrondslag De associatie tussen de EU en de LGO is
gebaseerd op het vierde deel van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie (VWEU). De specifieke voorschiften en procedures voor de
associatie worden vastgesteld bij besluiten van de Raad op basis van artikel
203 VWEU, waarin wordt bepaald dat dergelijke rechtshandelingen volgens een
bijzondere wetgevingsprocedure worden vastgesteld. 3.2. Subsidiariteit De nadere regeling voor het vierde deel van
het VWEU moet noodzakelijkerwijs op Unieniveau worden vastgesteld, omdat het
doel van de associatie, namelijk het bevorderen van de economische en sociale
ontwikkeling van de LGO en de totstandbrenging van nauwe economische
betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel, niet met maatregelen op
lidstaatniveau kan worden bereikt. Bovendien kunnen de lidstaten geen
maatregelen nemen met betrekking tot de handelsregeling voor de LGO, omdat de
gemeenschappelijke handelspolitiek onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie
valt (vijfde deel, titel II, VWEU). De benadering van de samenwerking met de LGO
die in het wetgevingsvoorstel van de Commissie is vervat, is in overeenstemming
met de beginselen van partnerschap, complementariteit en subsidiariteit. Volgens
het voorstel wordt de financiële bijstand van de Unie aan de LGO verleend op
basis van programmeringsdocumenten waarin de samenwerkingsstrategieën van de
Unie en de LGO worden vastgesteld en waarvoor de bevoegde LGO-autoriteiten en
de Commissie gezamenlijk verantwoordelijk zijn. De samenwerkingsstrategieën
worden vastgesteld aan de hand van de doelstellingen, strategieën en
prioriteiten op ontwikkelingsgebied die de bevoegde LGO-autoriteiten hebben
vastgesteld. Over activiteiten wordt beslist in nauw overleg tussen de
Commissie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, met volledige
inachtneming van de institutionele, juridische en financiële bevoegdheden van
elk van de partners. Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van
de Commissie, krijgen de LGO-autoriteiten de primaire verantwoordelijkheid voor
de uitvoering van de activiteiten die in het kader van de
samenwerkingsstrategie zijn overeengekomen. De Commissie krijgt de
verantwoordelijkheid voor de vaststelling van de algemene voorschriften en
voorwaarden voor de programma’s en projecten. 3.3. Evenredigheid De doeleinden van de associatie, zoals genoemd
in de artikelen 198 en 199 VWEU, maken een alomvattend partnerschap
noodzakelijk dat een institutioneel kader en een handelsregeling omvat en een
groot aantal samenwerkingsgebieden bestrijkt, en waarin de basisbeginselen voor
de verlening van financiële bijstand aan de LGO door de Unie zijn opgenomen. Dat
vraagt om een verreikend en breed rechtsinstrument. De doeleinden die in het Verdrag zijn
vastgesteld, betreffen de lange termijn. De geldigheidsduur van het besluit
dient dus voldoende lang te zijn. Aangezien de LGO binnen het meerjarig
financieel kader voor 2014–2020 middelen ontvangen uit zowel het elfde Europees
Ontwikkelingsfonds als de algemene begroting van de Unie, dient de looptijd van
het besluit overeen te stemmen met die van het meerjarig financieel kader. Het voorstel van de Commissie gaat uit van een
flexibele aanpak die op de situatie van elk LGO is afgestemd. Volgens het
voorstel wordt de effectiviteit van de EU-LGO-samenwerking beoordeeld door
middel van audits en evaluaties vooraf, halverwege de looptijd en achteraf. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING In de mededeling van de Commissie Opstelling
van het meerjarig financieel kader betreffende de financiering van de
EU-samenwerking met de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille
Oceaan en de landen en gebieden overzee voor de periode 2014–2020 (Elfde
Europees Ontwikkelingsfonds)[9]
wordt voor de samenwerking met de LGO 343,4 miljoen euro uitgetrokken. Het bedrag van 343,4 miljoen euro wordt
toegewezen volgens een vóór 31 december 2013 vast te stellen besluit van de
Raad tot uitvoering van de associatie met de LGO. Van het totaalbedrag is 338,4
miljoen euro bestemd voor de financiering van territoriale en regionale
programma’s en wordt 5 miljoen euro aan de EIB toegewezen voor de financiering
van rentesubsidies en technische bijstand overeenkomstig het LGO-besluit. 2012/0195 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de associatie van de landen en
gebieden overzee met de Europese Unie (“LGO-besluit”) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 203, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Parlement, Handelend volgens een bijzondere
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Besluit 2001/822/EEG van de
Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese
Gemeenschap[10]
is van toepassing tot en met 31 december 2013. Overeenkomstig artikel 62 van
dat besluit stelt de Raad de bepalingen vast waarin met het oog op de verdere
toepassing van de in de artikelen 198 tot en met 202 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie vervatte beginselen moet worden
voorzien. (2) In de conclusies van de Raad
over de betrekkingen van de EU met de landen en gebieden overzee (LGO)[11] van 22
december 2009 wordt de Commissie verzocht om vóór juli 2012 een wetgevingsvoorstel
tot herziening van het LGO-besluit aan de Raad voor te leggen. De Raad heeft
ingestemd met het voorstel van de Commissie om voor het toekomstige
partnerschap tussen de Unie en de LGO uit te gaan van drie pijlers, namelijk
versterking van het concurrentievermogen, vergroting van de veerkracht en
vermindering van de kwetsbaarheid, en stimulering van samenwerking en
integratie tussen de LGO en andere partners en naburige regio’s. (3) De Commissie heeft van juni
tot oktober 2008 een openbare raadpleging gehouden en een aantal richtsnoeren
voor een nieuw associatiebesluit voorgesteld. Een overzicht van de resultaten
van de raadpleging wordt gegeven in de mededeling Elementen voor een nieuw
partnerschap tussen de EU en de landen en gebieden overzee (LGO)[12]. (4) Het Verdrag en de afgeleide
wetgeving zijn niet automatisch van toepassing op de LGO, met uitzondering van
een aantal uitdrukkelijk als zodanig aangegeven bepalingen. De LGO zijn geen
derde landen, maar maken ook geen deel uit van de eengemaakte markt; zij dienen
op handelsgebied te voldoen aan de verplichtingen die ten aanzien van derde
landen zijn vastgesteld, met name wat betreft oorsprongsregels, sanitaire en
fytosanitaire normen en vrijwaringsmaatregelen. (5) Wat de bijzondere
betrekkingen tussen de Unie en de LGO betreft, dient er een verschuiving plaats
te vinden van de klassieke benadering in de vorm van ontwikkelingssamenwerking
naar een wederkerig partnerschap ter ondersteuning van de duurzame ontwikkeling
van de LGO. Bovendien dient de solidariteit tussen de Unie en de LGO te zijn
gebaseerd op hun unieke relatie en op het feit dat zij alle tot dezelfde
“Europese familie” behoren. (6) De bijdrage van het
maatschappelijk middenveld aan de ontwikkeling van de LGO kan worden vergroot
door maatschappelijke organisaties op alle samenwerkingsterreinen te
versterken. (7) Gezien de geografische
ligging van de LGO dient de samenwerking tussen de LGO en hun buurlanden,
ondanks de voor het EU-recht verschillende status van elke actor in een bepaald
geografisch gebied, te worden bevorderd in het belang van alle partijen,
waarbij bijzondere aandacht moet worden geschonken aan gebieden van wederzijds
belang en aan bevordering van de waarden en normen van de Unie. (8) De Unie steunt het beleid en
de strategieën van de LGO op gebieden van wederzijds belang op basis van de
specifieke behoeften, het specifieke potentieel en de specifieke keuze van het
betrokken LGO. (9) De associatie dient gericht
te zijn op het behoud, het herstel en het duurzame gebruik van biologische
diversiteit en ecosysteemdiensten, aangezien dat essentiële elementen zijn voor
duurzame ontwikkeling. (10) De LGO beschikken over een
rijke terrestrische en mariene biodiversiteit. Klimaatverandering kan de
natuurlijke omgeving van de LGO beïnvloeden en vormt een bedreiging voor hun
duurzame ontwikkeling. Maatregelen voor de instandhouding van biodiversiteit en
ecosysteemdiensten, vermindering van het rampenrisico, duurzaam beheer van
natuurlijke hulpbronnen en bevordering van duurzame energie dragen bij tot
aanpassing aan klimaatverandering in de LGO en vermindering van de gevolgen
ervan. (11) De aanzienlijke bijdrage die
de LGO kunnen leveren aan de verbintenissen van de Unie in het kader van
multilaterale milieuovereenkomsten dient in de betrekkingen tussen de Unie en
de LGO te worden erkend. (12) Het is van belang om de LGO te
steunen bij hun streven minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen,
teneinde hun kwetsbaarheid voor de toegang tot brandstoffen en de volatiliteit
van de prijzen ervan te verminderen en zo hun economie veerkrachtiger en minder
kwetsbaar voor externe schokken te maken. (13) De Unie kan de LGO helpen hun
kwetsbaarheid voor rampen te verminderen en steun bieden voor de maatregelen
die zij daartoe treffen. (14) De afgelegen geografische
positie van de LGO heeft nadelige gevolgen voor hun concurrentievermogen en het
is derhalve van belang hun toegankelijkheid te vergroten. (15) De Unie en de LGO erkennen het
belang van onderwijs als hefboom voor de duurzame ontwikkeling van de LGO. (16) De verdere economische en
sociale ontwikkeling van de LGO dient een wederzijds ondersteunend karakter te
hebben en gericht te zijn op versterking van het concurrentievermogen van de
economie van de LGO en op sociaal welzijn en sociale integratie, met name ten
aanzien van kwetsbare groepen en mensen met een handicap. De samenwerking
tussen de Unie en de LGO dient daartoe ook informatie-uitwisseling en beste
praktijken op de betrokken gebieden te omvatten, met inbegrip van de ontwikkeling
van vaardigheden en sociale bescherming, en de rechten van personen met een
handicap te bevorderen, met inachtneming van de beginselen van het VN-Verdrag
inzake de rechten van personen met een handicap. Bovendien dient de associatie
tussen de Unie en de LGO bij te dragen tot het bevorderen van fatsoenlijk werk,
wat mede de toepassing van goede praktijken in de sociale dialoog, de
eerbiediging van de fundamentele arbeidsnormen, gelijke kansen,
non-discriminatie en toegankelijkheid inhoudt, in de LGO en de regio’s waar zij
gelegen zijn. (17) Overdraagbare ziekten die in
de LGO voorkomen, zoals dengue in het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en
chikungunya in de Indische Oceaan, kunnen aanzienlijke problemen opleveren voor
de gezondheid en de economie. Niet alleen tasten zij de productiviteit van de
getroffen bevolking aan, ook kunnen epidemieën in de LGO grote gevolgen hebben
voor het toerisme, dat een van de belangrijkste pijlers van de economie van
veel van de LGO is. Doordat grote aantallen toeristen en migrerende werknemers
naar de LGO reizen, zijn deze kwetsbaar voor geïmporteerde infectieziekten. Anderzijds
bestaat het gevaar dat door de grote stroom van reizigers vanuit de LGO
overdraagbare ziekten in Europa worden geïntroduceerd. “Veilig toerisme” is
daarom een kritische factor voor de duurzaamheid van de LGO-economieën die
sterk van het toerisme afhankelijk zijn. (18) De associatie tussen de Unie
en de LGO dient rekening te houden met en bij te dragen tot de instandhouding
van de culturele diversiteit en identiteit van de LGO. (19) De Unie erkent het belang van
de ontwikkeling van een actiever partnerschap met de LGO ten aanzien van goed
bestuur en de bestrijding van georganiseerde misdaad, mensenhandel, terrorisme
en corruptie. (20) De samenwerking tussen de Unie
en de LGO inzake handel en handelsgerelateerde vraagstukken dient bij te dragen
tot duurzame ontwikkeling op economisch, sociaal en milieubeschermingsgebied. (21) De ontwikkelingen op
wereldniveau, zoals die tot uiting komen in het proces van steeds verdergaande
liberalisering van het handelsverkeer, zijn sterk van invloed op de Unie, die
de belangrijkste handelspartner van de LGO is, de ACS-staten in de geografische
nabijheid van de LGO en hun andere economische partners. (22) De LGO zijn kwetsbare eilanden
die adequate bescherming behoeven, ook wat het afvalbeheer betreft. Wat
radioactief afval betreft, wordt hierin voorzien bij artikel 198 van het
Euratom-Verdrag en uit hoofde daarvan aangenomen secundaire wetgeving, behalve
voor Groenland, waarop het Euratom-Verdrag niet van toepassing is. Voor ander
afval moet nader worden aangegeven welke EU-voorschriften er ten aanzien van de
LGO moeten worden toegepast. (23) Dit besluit dient te voorzien
in flexibeler oorsprongsregels en nieuwe mogelijkheden voor cumulatie van de
oorsprong. Cumulatie dient niet alleen mogelijk te zijn met de LGO en met
landen die onder een economische partnerschapsovereenkomst vallen, maar onder
bepaalde voorwaarden ook ten aanzien van producten van oorsprong uit landen
waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst toepast, en, eveneens onder
bepaalde voorwaarden, ten aanzien van producten die de Unie binnenkomen met
vrijstelling van rechten en contingenten overeenkomstig het algemene
preferentiestelsel van de Unie[13].
De voorwaarden zijn nodig om verlegging van het handelsverkeer te voorkomen en
de goede werking van de cumulatieregeling te waarborgen. (24) In het belang van de betrokken
bedrijven en overheden in de LGO dienen de procedures voor de certificatie van
de LGO-oorsprong te worden geactualiseerd. De bepalingen inzake administratieve
samenwerking tussen de Unie en de LGO moeten dienovereenkomstig worden
aangepast. (25) Er dienen regelingen voor
administratieve samenwerking te worden vastgesteld en er dient te worden
voorzien in de mogelijkheid om de preferentiële behandeling tijdelijk in te
trekken voor alle of sommige producten van oorsprong uit de LGO, indien er
sprake is van fraude, onregelmatigheden of stelselmatige niet-naleving van de
voorschriften betreffende de oorsprong van producten, dan wel niet-verlening
van administratieve medewerking. Bovendien moeten voldoende gespecificeerde
vrijwarings- en toezichtsbepalingen worden vastgesteld. Die bepalingen dienen
te voorzien in duidelijke en transparante voorschriften en procedures voor
zowel de bevoegde autoriteiten van de LGO en de Unie als de marktdeelnemers. Ten
slotte moet, in het algemeen belang, de juiste toepassing worden gewaarborgd
van de procedures en regelingen voor de rechten- en contingentenvrije uitvoer
van goederen uit de LGO naar de Unie. De gevolgen van administratieve fouten
bij de toepassing van die procedures en regelingen, wanneer die leiden tot een
verlies voor de begroting van de Unie door derving van invoerrechten, dienen
daarom duidelijk te worden vastgesteld. In de daartoe vast te stellen bepaling
moet uitdrukkelijk worden bevestigd dat de financiële gevolgen van een
dergelijk verlies niet ten laste dienen te komen van de begroting van de Unie,
maar ten laste van de lidstaat die speciale banden heeft met het LGO waarvan de
autoriteiten de fout hebben begaan. In de bepaling dient geen onderscheid te
worden gemaakt tussen goederen die van herkomst zijn uit de LGO en goederen die
van herkomst zijn uit derde landen; de bepaling dient op beide situaties van
toepassing te zijn. (26) In verband met de
doelstellingen van integratie en de ontwikkelingen in het mondiale
handelsverkeer op het gebied van diensten en vestiging dient steun te worden
geboden voor de ontwikkeling van dienstenmarkten en investeringsmogelijkheden,
door de toegang tot de markt van de Unie voor diensten en investeringen van de
LGO te verbeteren. De Unie dient daartoe de LGO de gunstigst mogelijke
behandeling te bieden, zoals die aan andere handelspartners wordt geboden, door
middel van brede meestbegunstigingsclausules; er dient voor de LGO te worden
voorzien in flexibeler mogelijkheden voor handelsbetrekkingen door de
behandeling die de LGO de Unie verlenen te beperken tot wat zij aan andere
belangrijke handelsmachten hebben geboden. (27) Intellectuele-eigendomsrechten
zijn essentieel voor het stimuleren van innovatie en een middel om de
economische en sociale ontwikkeling te bevorderen. Zij zijn van nut voor landen
omdat zij dienen tot bescherming van scheppingen van de geest en intellectuele
eigendommen. De bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten
draagt bij tot vergemakkelijking van het handelsverkeer, groei en buitenlandse
investeringen, alsmede tot bestrijding van de gezondheids- en
veiligheidsrisico’s van namaakproducten. Een beleid inzake
intellectuele-eigendomsrechten kan de LGO tot voordeel strekken, in het
bijzonder in de context van de instandhouding van biodiversiteit en de
ontwikkeling van technologie. (28) Sanitaire en fytosanitaire
maatregelen en technische handelsbelemmeringen kunnen gevolgen hebben voor het
handelsverkeer en vereisen samenwerking. De samenwerking inzake handel en
handelsgerelateerde vraagstukken dient zich tevens uit te strekken tot het
mededingingsbeleid en intellectuele-eigendomsrechten, aangezien die van invloed
zijn op de rechtvaardige verdeling van de uit handel voortvloeiende baten. (29) Opdat de LGO op zo gunstig
mogelijke voorwaarden kunnen deelnemen aan de interne markt van de Unie en aan
regionale, subregionale en internationale markten, is het van belang de
capaciteit van de LGO op hiervoor relevante gebieden te ontwikkelen. Hiertoe
behoren de ontwikkeling van het menselijk potentieel en vaardigheden, de
ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf, de diversifiëring van economische
sectoren en de toepassing van een passend juridisch kader voor de
totstandbrenging van een voor investeringen gunstig ondernemingsklimaat. (30) De samenwerking tussen de Unie
en de LGO inzake financiële diensten moet bijdragen tot de totstandkoming van
een veiliger, solider en transparanter financieel stelsel, aangezien dat van
wezenlijk belang is om de mondiale financiële stabiliteit te versterken en
duurzame groei te ondersteunen. De inspanningen op dat gebied moeten zich
richten op convergentie met de internationaal erkende normen en aanpassing van
de wetgeving van de LGO aan het EU-acquis inzake financiële diensten. Passende
aandacht moet worden geschonken aan versterking van de administratieve
capaciteit van de autoriteiten van de LGO, met inbegrip van toezichthoudende
instanties. (31) De financiële bijstand aan de
LGO moet worden toegekend op basis van eenvormige, transparante en doelmatige
criteria, rekening houdend met de behoeften en het prestatiepeil van de LGO. Die
criteria dienen rekening te houden met de omvang van de bevolking, de hoogte
van het bruto binnenlands product (bbp), de omvang van eerdere toewijzingen uit
het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) en beperkingen als gevolg van het
geografisch isolement van de LGO. (32) Met het oog op doelmatigheid
en vereenvoudiging, en de beheerscapaciteiten van de autoriteiten van de LGO
erkennende, is het dienstig dat de aan de LGO toegewezen financiële middelen op
basis van een wederkerig partnerschap worden beheerd. De autoriteiten van de
LGO dienen bovendien de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de
formulering en tenuitvoerlegging van het beleid dat de partijen in de vorm van
samenwerkingsstrategieën vaststellen. (33) De procedures van de artikelen
9 en 82 betreffende financiële bijstand verlenen de LGO met name de
hoofdverantwoordelijkheid voor de programmering van het elfde EOF en de
uitvoering van de samenwerking. De samenwerking geschiedt grotendeels
overeenkomstig de territoriale bepalingen van de LGO en ligt ten grondslag aan
de steun voor de monitoring, evaluatie en audit van de geprogrammeerde
maatregelen. Bovendien moet worden verduidelijkt dat de LGO in aanmerking komen
voor de verschillende financieringsbronnen bedoeld in artikel 76. (34) Teneinde nadere voorschriften
vast te stellen voor de opstelling, de follow-up, de audit, de evaluatie, de
toetsing en de tenuitvoerlegging van de programmeringsdocumenten, alsook voor
de rapportage en het aanbrengen van financiële correcties, dient ten aanzien
van deel IV van dit besluit aan de Commissie de bevoegdheid te worden
gedelegeerd om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Teneinde rekening
te houden met technologische ontwikkelingen en wijzigingen van de
douanewetgeving dient de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen
tot wijziging van de aanhangsels van bijlage VI bij dit besluit, eveneens aan
de Commissie te worden gedelegeerd. Het is van bijzonder belang dat de
Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook
op het niveau van deskundigen. Bij de voorbereiding en opstelling van
gedelegeerde handelingen dient de Commissie ervoor te zorgen dat de
desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij de Raad
worden ingediend. (35) [Overeenkomstig de wensen van
de regering van Bermuda zijn de associatieregelingen van dit besluit niet van
toepassing op Bermuda.] (36) Krachtens dit besluit moet de
Raad in staat zijn een innovatieve benadering toe te passen ten aanzien van
alle bovengenoemde factoren, die samenhang vertoont en tegelijkertijd is
afgestemd op een verscheidenheid van situaties. (37) Dit besluit dient in de plaats
te komen van Besluit 2001/822/EG, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Deel I
Algemene bepalingen betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee
met de Unie Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen Artikel 1 Doel 1. De associatie van de landen
en gebieden overzee (LGO) met de Unie, hierna “de associatie” genoemd, vormt
een partnerschap op basis van artikel 198 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie, dat ten doel heeft de duurzame ontwikkeling van
de LGO te ondersteunen en de waarden en normen van de Unie overal ter wereld te
bevorderen. 2. De partners van de associatie
zijn de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee de LGO banden hebben. Artikel 2 Doelstellingen,
beginselen en waarden 1. De associatie tussen de Unie en
de LGO is gegrondvest op doelstellingen, beginselen en waarden die door de LGO,
de lidstaten waarmee zij banden hebben en de Unie worden gedeeld. 2. Met de associatie wordt
gestreefd naar de algemene doeleinden van artikel 199 van het Verdrag door
versterking van het concurrentievermogen van de LGO, vergroting van de
veerkracht van de LGO, vermindering van hun kwetsbaarheid en stimulering van de
samenwerking tussen hen onderling en met andere partners. 3. Bij het nastreven van die
doeleinden neemt de associatie de grondbeginselen in acht van vrijheid,
democratie, mensenrechten en fundamentele vrijheden, de rechtsstaat, goed
bestuur en duurzame ontwikkeling, die gemeenschappelijk zijn voor alle LGO en
de lidstaten waarmee zij banden hebben. 4. Op de in dit besluit bedoelde
samenwerkingsgebieden mag niet worden gediscrimineerd op grond van geslacht,
ras of etnische afstamming, godsdienst of levensovertuiging, handicap, leeftijd
of seksuele geaardheid. 5. De partijen erkennen elkaars
rechten om hun eigen beleid en prioriteiten voor duurzame ontwikkeling en hun
eigen niveaus van binnenlandse milieu- en arbeidsbescherming vast te stellen,
en om dienovereenkomstig de desbetreffende wetten en beleidsmaatregelen vast te
stellen of te wijzigen, overeenkomstig hun verbintenissen op grond van de
internationaal erkende normen en overeenkomsten. Zij streven in dit verband
naar een hoog niveau van milieu- en arbeidsbescherming. 6. Bij de uitvoering van dit
besluit laten de partijen zich leiden door een streven naar transparantie,
subsidiariteit en doelmatigheid en besteden zij gelijke aandacht aan de drie
pijlers van de duurzame ontwikkeling van de LGO: economische ontwikkeling,
sociale ontwikkeling en milieubescherming. Artikel 3 Beheer
van de associatie De associatie wordt beheerd door de Commissie
en de autoriteiten van de LGO en indien nodig de lidstaten waarmee de LGO
banden hebben, overeenkomstig hun respectieve institutionele, wettelijke en
financiële bevoegdheden. Artikel 4 Territoriaal
toepassingsgebied De associatie is van toepassing op de in
bijlage II bij het Verdrag genoemde landen en gebieden overzee [met
uitzondering van Bermuda]. Artikel 5 Wederzijdse
belangen, complementariteit en prioriteiten 1. De associatie vormt het kader
voor beleidsdialoog en samenwerking inzake vraagstukken van wederzijds belang. 2. Er wordt prioriteit toegekend
aan samenwerking op gebieden van wederzijds belang, zoals: a) economische diversifiëring van de
economieën van de LGO, met inbegrip van hun verdere integratie in de regionale
en de wereldeconomie; b) bevordering van groene groei; c) duurzaam beheer van natuurlijke
hulpbronnen, met inbegrip van de instandhouding en het duurzame gebruik van
biodiversiteit en ecosysteemdiensten; d) aanpassing aan en vermindering van de
gevolgen van klimaatverandering; e) bevordering van de bestrijding van het
rampenrisico; f) bevordering van
samenwerkingsactiviteiten op het gebied van onderzoek, innovatie en wetenschap; g) bevordering van sociale, culturele en
economische uitwisselingen tussen de LGO, hun buurlanden en andere partners. 3. De samenwerking op gebieden
van wederzijds belang is gericht op de bevordering van de zelfvoorziening van
de LGO en de ontwikkeling van hun vermogen om de in lid 2 genoemde strategieën
en beleidsterreinen te formuleren, uit te voeren en te monitoren. Artikel 6 Bevordering
van de associatie 1. Om hun onderlinge
betrekkingen te versterken, streven de Unie en de LGO ernaar hun bevolking met
de associatie bekend te maken, in het bijzonder door de ontwikkeling van banden
en samenwerking tussen autoriteiten, wetenschappers, maatschappelijke
organisaties en bedrijven van de LGO enerzijds en die van de Unie anderzijds te
bevorderen. 2. De lidstaten steunen de
inspanningen van de LGO om hun betrekkingen met de Unie als geheel te
versterken en te bevorderen. Artikel 7 Regionale
samenwerking, regionale integratie en samenwerking met andere partners 1. Met inachtneming van artikel
3 streeft de associatie ernaar de LGO te steunen bij hun inspanningen om deel
te nemen aan relevante internationale, regionale en/of subregionale
integratieprocessen, overeenkomstig hun eigen aspiraties en de door de bevoegde
LGO-autoriteiten vastgestelde doelstellingen en prioriteiten. 2. De Unie en de LGO kunnen
daartoe informatie en beste praktijken uitwisselen en andere vormen van nauwe
samenwerking en coördinatie met andere partners in het kader van de deelname
van de LGO aan regionale en internationale organisaties tot stand brengen, waar
van toepassing door middel van internationale overeenkomsten. 3. De associatie is gericht op
ondersteuning van de samenwerking tussen de LGO en andere partners op de in
deel I en deel II van dit besluit bepaalde samenwerkingsgebieden. Het doel van
de associatie in dit verband is het stimuleren van de samenwerking tussen de
LGO en de ultraperifere gebieden als vermeld in artikel 349 van het Verdrag,
hun buurlanden die behoren tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch
gebied en de Stille Oceaan (ACS) en hun andere buurlanden. Om dat doel te
bereiken, verbetert de Unie de coördinatie en stimuleert zij synergieën tussen
de samenwerkingsprogramma’s die door verschillende financieringsinstrumenten
van de EU worden gesteund. 4. De steun voor de deelname van
de LGO aan relevante organisaties voor regionale integratie richt zich in het
bijzonder op: a) opbouw van de capaciteit van relevante
regionale organisaties en instellingen waarvan de LGO deel uitmaken; b) regionale of subregionale initiatieven
zoals de uitvoering van het beleid betreffende sectorale hervorming ten aanzien
van de in deel I en deel II van dit besluit bepaalde samenwerkingsgebieden; c) de bekendheid van de LGO met het effect
van de regionale integratieprocessen op verschillende gebieden en hun kennis
daarvan; d) de deelname van de LGO aan de ontwikkeling
van regionale markten binnen organisaties voor regionale integratie; e) grensoverschrijdende investeringen van de
LGO in hun buurlanden en omgekeerd. Artikel 8 Specifieke
behandeling 1. De associatie houdt rekening
met de diversiteit van de LGO wat betreft hun economische ontwikkeling en hun
capaciteit om ten volle te profiteren van de in artikel 7 bedoelde regionale
samenwerking en regionale integratie. 2. Voor geïsoleerde LGO wordt
voorzien in een specifieke behandeling. 3. Teneinde geïsoleerde LGO in staat
te stellen structurele en andere hindernissen voor hun ontwikkeling te
overwinnen, houdt deze specifieke behandeling, onder meer bij de vaststelling
van de omvang van de financiële bijstand en de daaraan verbonden voorwaarden,
rekening met hun specifieke problemen. 4. In bijlage I worden de LGO
vermeld die als geïsoleerd worden aangemerkt. Hoofdstuk 2
Actoren van de samenwerking Artikel 9 Algemene
benadering 1. De associatie is gebaseerd op
een brede dialoog en breed overleg over vraagstukken van wederzijds belang
tussen de LGO, de lidstaten waarmee zij banden hebben en de Commissie, alsook
in voorkomend geval de Europese Investeringsbank (EIB). 2. De LGO voeren waar nodig een
dialoog en overleg met autoriteiten en instanties zoals: a) de bevoegde plaatselijke autoriteiten en
andere overheden; b) de economische en sociale partners; c) andere passende organisaties die het
maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, milieupartners,
niet-gouvernementele organisaties en organisaties die verantwoordelijk zijn
voor het stimuleren van de gelijkheid van mannen en vrouwen. Artikel 10 Actoren
van de samenwerking 1. Tot de actoren van de
samenwerking in de LGO behoren: a) de overheidsinstanties van de LGO; b) de plaatselijke autoriteiten in de LGO; c) openbare dienstverleners en
maatschappelijke organisaties, zoals sociale, werkgevers- en
beroepsorganisaties en vakbonden, alsmede lokale, nationale en internationale
niet-gouvernementele organisaties; d) regionale en subregionale organisaties. 2. De lidstaten waarmee de LGO
banden hebben, delen de Commissie binnen drie maanden na de inwerkingtreding
van dit besluit mee welke de overheidsinstanties en plaatselijke autoriteiten
zijn waarnaar in lid 1, onder a) en b), wordt verwezen. Artikel 11 Verantwoordelijkheden
van de niet-overheidsactoren 1. Niet-overheidsactoren kunnen
een rol spelen bij de uitwisseling van informatie en bij het overleg over de
samenwerking, in het bijzonder wat het opstellen en uitvoeren van projecten en
programma’s voor samenwerkingsbijstand betreft. Ter ondersteuning van
plaatselijke ontwikkelingsinitiatieven kunnen aan hen bevoegdheden worden
gedelegeerd op het gebied van financieel beheer met het oog op de
tenuitvoerlegging van dergelijke projecten en programma’s. 2. Niet-overheidsactoren die
voor gedecentraliseerd beheer van projecten of programma’s in aanmerking komen,
worden in onderling overleg geïdentificeerd door de autoriteiten van de LGO, de
Commissie en de lidstaten waarmee de LGO banden hebben, afhankelijk van het
betrokken onderwerp en van hun deskundigheid en het gebied waarop zij actief
zijn. Dit geschiedt per afzonderlijk LGO in het kader van de opstelling van de
dialoog en het overleg bedoeld in artikel 9. 3. De associatie dient bij te
dragen tot de inspanningen van de LGO om maatschappelijke organisaties te
versterken, met name wat betreft de oprichting en ontwikkeling ervan en het
uitwerken van de nodige regelingen voor hun betrokkenheid bij de opzet, de
uitvoering en de evaluatie van ontwikkelingsstrategieën en ‑programma’s. Hoofdstuk 3
Institutioneel kader van de associatie Artikel 12 Richtsnoeren
voor de dialoog 1. De Unie, de LGO en de
lidstaten waarmee zij banden hebben, gaan een regelmatige en alomvattende
politieke dialoog aan. 2. De institutionele, wettelijke
en financiële bevoegdheden van de Unie, de LGO en de lidstaten waarmee zij
banden hebben, worden bij deze dialoog volledig in acht genomen. De dialoog
wordt op flexibele wijze gevoerd: hij kan formeel of informeel zijn en wordt op
een passend niveau gevoerd binnen het in artikel 13 bedoelde kader. 3. De dialoog stelt de LGO in
staat om ten volle aan de tenuitvoerlegging van de associatie deel te namen. 4. De dialoog richt zich onder
meer op specifieke politieke vraagstukken van wederzijds belang of van algemeen
belang voor de verwezenlijking van de doeleinden van de associatie. Artikel 13 Dialoogfora
van de associatie 1. In het kader van de
associatie worden de volgende fora voor dialoog ingesteld: a) jaarlijks vindt een forum voor dialoog
tussen de LGO en de EU (het LGO-EU-forum) plaats, waaraan wordt deelgenomen
door de autoriteiten van de LGO, vertegenwoordigers van de lidstaten en de
Commissie. Leden van het Europees Parlement, vertegenwoordigers van de EIB en
vertegenwoordigers van de ultraperifere gebieden worden indien nodig bij het
LGO-EU-forum betrokken; b) op regelmatige basis voeren de Commissie,
de LGO en de lidstaten waarmee de LGO banden hebben trilateraal overleg. Dit
overleg vindt in de regel viermaal per jaar plaats op initiatief van de
Commissie of op verzoek van de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben; c) de LGO, de lidstaten waarmee zij banden
hebben en de Commissie stellen in onderling overleg werkgroepen met een
adviesfunctie in om de tenuitvoerlegging van de associatie te volgen, in een voor
de te bespreken onderwerpen geschikte vorm. De werkgroepen houden technische
besprekingen over aangelegenheden van specifiek belang voor de LGO en de
lidstaten waarmee zij banden hebben, ter aanvulling op de werkzaamheden in het
kader van het LGO-EU-forum en/of het trilaterale overleg. 2. De Commissie bekleedt het
voorzitterschap en voert het secretariaat van het LGO-EU-forum, het trilaterale
overleg en de werkgroepen. Deel II
Samenwerkingsgebieden inzake duurzame ontwikkeling in het kader van de associatie Hoofdstuk 1
Milieu, klimaatverandering en vermindering van het rampenrisico Artikel 14
Algemene doeleinden en beginselen De samenwerking op het gebied van milieu,
klimaatverandering en rampenrisicovermindering in het kader van de associatie
kan betrekking hebben op: a) ondersteuning van de inspanningen
van de LGO om beleid, strategieën, actieplannen en maatregelen uit te werken en
uit te voeren; b) ondersteuning van de inspanningen
van de LGO om in regionale netwerken en initiatieven te integreren; c) bevordering van duurzaam en
efficiënt gebruik van hulpbronnen en aanmoediging van het loslaten van de
koppeling van economische groei aan achteruitgang van het milieu. Artikel 15
Duurzaam beheer en instandhouding van biodiversiteit en ecosysteemdiensten De samenwerking op het gebied van duurzaam
beheer en instandhouding van biodiversiteit en ecosysteemdiensten in het kader
van de associatie kan betrekking hebben op: a) stimulering van de instelling en het
doeltreffende beheer van mariene en terrestrische beschermde gebieden en beter
beheer van bestaande beschermde gebieden; b) aanmoediging van duurzaam beheer van
mariene en terrestrische hulpbronnen die bijdragen tot de bescherming van
belangrijke soorten, habitats en ecosysteemfuncties buiten de beschermde
gebieden; c) versterking van de instandhouding en
het duurzame gebruik van mariene en terrestrische biodiversiteit en ecosystemen
door: i) de bredere uitdaging voor ecosystemen
als gevolg van de klimaatverandering aan te pakken door gezonde, veerkrachtige
ecosystemen in stand te houden en op groene infrastructuur en ecosystemen
gebaseerde benaderingen van klimaatverandering en vermindering van de gevolgen
daarvan te stimuleren, aangezien die vaak meervoudige voordelen brengen; ii) de capaciteiten op lokaal, regionaal
en/of internationaal niveau te versterken door stimulering van de uitwisseling
van informatie, kennis en beste praktijken tussen alle betrokkenen, waaronder
overheden, grondeigenaars, particuliere bedrijven, onderzoekers en maatschappelijke
organisaties; iii) bestaande programma’s voor natuurbehoud
en aanverwante activiteiten binnen en buiten beschermingsgebieden te
versterken; iv) het kennisbestand te verbreden en
kennislacunes aan te vullen, onder meer door de waarde van ecosysteemfuncties
en ‑diensten te kwantificeren; d) aanmoediging en facilitering van
regionale samenwerking om problemen in verband met invasieve niet-inheemse
soorten of de gevolgen van klimaatverandering aan te pakken; e) ontwikkeling van mechanismen om
middelen doeltreffender te benutten, zoals betaling voor ecosysteemdiensten. Artikel 16
Duurzaam bosbeheer De samenwerking op het gebied van duurzaam
bosbeheer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op bevordering
van de bosbouw en het behoud en duurzaam beheer van bossen, met inbegrip van
het inzetten van boombeplanting om het milieu tegen erosie te beschermen en
woestijnvorming te bestrijden, bebossing en beheer van de houtexport. Artikel 17
Geïntegreerd beheer van kustgebieden De samenwerking op het gebied van het
geïntegreerde beheer van kustgebieden in het kader van de associatie kan
betrekking hebben op: a) steun voor de inspanningen van de
LGO om een doeltreffend duurzaam beheer van mariene zones en kustgebieden tot
stand te brengen door het opzetten van strategische en geïntegreerde
benaderingen voor planning en beheer van mariene zones en kustgebieden; b) het in overeenstemming brengen van
economische en sociale activiteiten als visserij en aquacultuur, toerisme en
zeevervoer met het potentieel van mariene zones en kustgebieden in termen van
hernieuwbare energie en grondstoffen, met inachtneming van de gevolgen van
klimaatverandering en menselijke activiteiten. Artikel 18
Maritieme zaken De samenwerking op het gebied van maritieme
zaken in het kader van de associatie kan betrekking hebben op: a) intensivering van de dialoog over
vraagstukken van gemeenschappelijk belang op dat gebied; b) stimulering van kennis van de zee en
mariene biotechnologie, energie uit de zee, toezicht op zee, beheer van kustgebieden
en ecosysteemgebaseerd beheer; c) bevordering van geïntegreerde
benaderingen op internationaal niveau. Artikel 19
Duurzaam beheer van visbestanden 1. De samenwerking op het gebied
van duurzaam beheer van de visbestanden in het kader van de associatie kan
betrekking hebben op: a) de verbintenis tot verantwoord
visserijbeheer en verantwoorde visserijmethoden; b) het afzien van maatregelen of
activiteiten die onverenigbaar zijn met de beginselen van duurzame exploitatie
van de visbestanden; c) streven naar regelmatig overleg over het
behoud en het beheer van de levende mariene rijkdommen en
informatie-uitwisseling over de ontwikkeling van de situatie van de bestanden
tussen de Unie en de LGO in de relevante fora van de associatie, zoals bedoeld
in artikel 13, zonder daarbij afbreuk te doen aan bestaande of toekomstige
bilaterale partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied. 2. De samenwerking op het in lid
1 bedoelde gebied kan betrekking hebben op: a) het actief bevorderen van goed bestuur,
beste praktijken en verantwoord visserijbeheer bij de instandhouding en het
duurzame beheer van de visbestanden, waaronder visbestanden van
gemeenschappelijk belang en visbestanden die worden beheerd door regionale
organisaties voor visserijbeheer; b) dialoog en samenwerking inzake de
instandhouding van de visserijbestanden, alsook maatregelen ter bestrijding van
illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en effectieve
samenwerking met regionale organisaties voor visserijbeheer en binnen dergelijke
organisaties. De dialoog en de samenwerking betreffen tevens controle- en
inspectieregelingen, stimuleringsregeringen en verplichtingen inzake
doeltreffender beheer van de visserij en de kustomgeving op de lange termijn. Artikel 20
Duurzaam waterbeheer 1. Op het gebied van duurzaam
waterbeheer kunnen de Unie en de LGO in het kader van de associatie samenwerken
inzake waterbeleid en institutionele opbouw, bescherming van de watervoorraden,
de watervoorziening in rurale en stedelijke gebieden voor huishoudelijke,
industriële of landbouwdoeleinden, de opslag, de distributie en het beheer van
de watervoorraden en het beheer van afvalwater. 2. Vooral in gebieden met een
achterstand op het gebied van watervoorziening en sanitatie moet aandacht
worden geschonken aan de toegang tot drinkwater- en sanitatiediensten, die
rechtstreeks bijdraagt tot de ontwikkeling van het menselijk potentieel door
verbetering van de gezondheid en verhoging van de productie. 3. De samenwerking op die
gebieden wordt geleid door het beginsel dat de aanhoudende noodzaak om de
basisvoorzieningen op het gebied van water en sanitatie aan de bevolking van de
steden en het platteland uit te breiden op ecologisch duurzame wijze gevolg
moet krijgen. Artikel 21
Afvalbeheer De samenwerking op het gebied van afvalbeheer
in het kader van de associatie kan betrekking hebben op bevordering van goede
milieupraktijken bij alle activiteiten op het gebied van afvalbeheer, met
inbegrip van het verminderen van afval, recycling of andere processen om secundaire
grondstoffen aan het afval te onttrekken, en afvalverwijdering. Artikel 22
Duurzame energie De samenwerking op het gebied van duurzame
energie in het kader van de associatie kan betrekking hebben op: a) de productie van energie, in het
bijzonder de ontwikkeling, de promotie, het gebruik en de opslag van duurzame
energie zoals zonne-energie, waterkracht, biomassa, geothermische energie,
golfenergie, getijdenenergie en windenergie; b) het beleid en de regelgeving op
energiegebied, met name de formulering van beleid en de vaststelling van
regelgeving om betaalbare en houdbare energietarieven te waarborgen; c) energie-efficiëntie, met name de
ontwikkeling en invoering van normen voor energiezuinigheid en de uitvoering
van maatregelen daarvoor in diverse sectoren (industrie, handel, overheid en
huishoudens), alsmede begeleidende educatieve activiteiten en voorlichting; d) vervoer, met name de ontwikkeling,
de promotie en het gebruik van milieuvriendelijker openbare en particuliere
vervoersmiddelen zoals hybride, elektrische en met waterstof aangedreven
voertuigen, carpooling en fietsen; e) stadsplanning en stedenbouw, met
name de bevordering en invoering van strenge normen voor milieukwaliteit en
goede energieprestaties op die gebieden; f) toerisme, met name de bevordering
van infrastructuur voor op energiegebied zelfvoorzienend (op basis van
hernieuwbare energie) en/of groen toerisme. Artikel 23
Klimaatverandering De samenwerking op het gebied van
klimaatverandering in het kader van de associatie is gericht op ondersteuning
van initiatieven van de LGO inzake aanpassing aan klimaatverandering en
vermindering van de gevolgen ervan, en kan betrekking hebben op: a) de vaststelling van territoriale,
regionale en/of internationale acties, plannen en maatregelen inzake aanpassing
aan klimaatverandering; b) integratie van de aanpassing aan
klimaatverandering en de vermindering van de gevolgen ervan in het beleid en de
strategieën van de overheid; c) uitwerking en vaststelling van
statistische gegevens en indicatoren, die essentiële werktuigen zijn voor de
beleidsvorming en ‑uitvoering; d) bevordering van de deelname van de
LGO aan regionale en internationale dialoogfora, teneinde de uitwisseling van
kennis en ervaring te stimuleren. Artikel 24
Vermindering van het rampenrisico De samenwerking op het gebied van vermindering
van het rampenrisico in het kader van de associatie kan betrekking hebben op: a) de ontwikkeling of perfectionering
van mechanismen op het gebied van rampenpreventie en ‑paraatheid, met
inbegrip van systemen voor voorspelling en vroegtijdige waarschuwing, om de
gevolgen van rampen te reduceren; b) de ontwikkeling van gedetailleerde
kennis van de blootstelling aan rampen en de huidige responscapaciteiten in de
LGO en de regio’s waar de LGO gelegen zijn; c) versterking van bestaande
maatregelen voor rampenpreventie en ‑paraatheid op plaatselijk, nationaal
en regionaal niveau; d) verbetering van de responscapaciteit
van de betrokken actoren teneinde de coördinatie, doeltreffendheid en
efficiëntie te verbeteren; e) verbetering van educatie en
voorlichting aan de bevolking over de blootstelling aan risico’s, preventie,
voorbereiding en respons bij een ramp, met de nodige aandacht voor de
specifieke behoeften van personen met een handicap; f) intensivering van de samenwerking
tussen de voornaamste betrokkenen bij civiele bescherming; g) bevordering van de deelname van de
LGO aan regionale, Europese en/of internationale dialoogfora, teneinde bij
rampen een regelmatiger uitwisseling van kennis en nauwere coördinatie tussen
de partners mogelijk te maken. Hoofdstuk 2
Toegankelijkheid Artikel 25
Algemene doelstellingen 1. De samenwerking op het gebied
van toegankelijkheid in het kader van de associatie is gericht op: a) verbetering van de toegang van de LGO tot
wereldwijde vervoersnetwerken; b) verbetering van de toegang van de LGO tot
informatie- en communicatietechnologieën en ‑diensten. 2. De samenwerking op het in lid
1 bedoelde gebied kan betrekking hebben op: a) beleidsvorming en institutionele opbouw; b) vervoer over de weg, per spoor, door de
lucht, over zee en over de binnenwateren; c) opslagfaciliteiten in zee- en
luchthavens. Artikel 26
Zeevervoer 1. De samenwerking op het gebied
van het zeevervoer in het kader van de associatie is gericht op de ontwikkeling
en promotie van kosteneffectieve en efficiënte zeevervoersdiensten in de LGO en
kan betrekking hebben op: a) bevordering van efficiënt vrachtvervoer
tegen economisch en commercieel zinvolle tarieven; b) facilitering van intensievere deelname
van de LGO aan internationale zeevervoersdiensten; c) aanmoediging van regionale programma’s; d) ondersteuning van de deelname van de
plaatselijke particuliere sector aan zeevervoersactiviteiten. 2. De Unie en de LGO bevorderen
de veiligheid van de scheepvaart, de veiligheid van scheepsbemanningen en de
voorkoming van verontreiniging. Artikel 27
Luchtvervoer De samenwerking op het gebied van het
luchtvervoer in het kader van de associatie kan betrekking hebben op: a) hervorming en modernisering van de
luchtvervoerssector in de LGO; b) bevordering van de commerciële
levensvatbaarheid en het concurrentievermogen van die sector; c) facilitering van investeringen en
participatie van de particuliere sector; d) bevordering van de uitwisseling van
kennis en goede handelspraktijken. Artikel 28
Veiligheid van de luchtvaart De samenwerking op het gebied van de
veiligheid van de luchtvaart in het kader van de associatie is gericht op
ondersteuning van de inspanningen van de LGO tot naleving van de desbetreffende
internationale normen en kan betrekking hebben op: a) de tenuitvoerlegging van
veiligheidssystemen voor het luchtverkeer; b) de tenuitvoerlegging van de
beveiliging van luchthavens en de versterking van het vermogen van de civiele
luchtvaartautoriteiten om alle onder hun bevoegdheden vallende aspecten van de
operationele veiligheid te beheren; c) de ontwikkeling van infrastructuur
en het menselijk potentieel. Artikel 29
Diensten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie De samenwerking inzake diensten op het gebied
van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het kader van de associatie
is gericht op het stimuleren van innovatie, economische groei en verbetering
van het dagelijkse leven voor zowel burgers als bedrijven in de LGO, met
inbegrip van het stimuleren van toegankelijkheid voor personen met een
handicap. De samenwerking is met name gericht op vergroting van de
regelgevingscapaciteit van de LGO en kan steun bieden voor de uitbreiding van
ICT-netwerken en ‑diensten met de volgende maatregelen: a) totstandbrenging van een
voorspelbaar regelgevingsklimaat dat gelijke tred houdt met de technologische
ontwikkelingen, groei en innovatie stimuleert en concurrentie en
consumentenbescherming stimuleert; b) dialoog over de diverse
beleidsaspecten van stimulering en monitoring van de informatiemaatschappij; c) uitwisseling van informatie over
normen en interoperabiliteitsvraagstukken; d) bevordering van de samenwerking op
het gebied van ICT-onderzoek en op ICT gebaseerde onderzoeksinfrastructuur; e) ontwikkeling van diensten en
toepassingen op gebieden van grote maatschappelijke betekenis. Hoofdstuk 3
Onderzoek en innovatie Artikel 30
Samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie De samenwerking op het gebied van onderzoek en
innovatie in het kader van de associatie kan betrekking hebben op wetenschap en
technologie, met inbegrip van informatie- en communicatietechnologieën,
teneinde bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van de LGO en excellence en
het industriële concurrentievermogen in de LGO te stimuleren. De samenwerking
kan met name inhouden: a) dialoog, coördinatie en
totstandbrenging van synergieën inzake beleid en initiatieven van de LGO en de
Unie op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie; b) beleidsvorming en institutionele
opbouw in de LGO en gecoördineerde maatregelen op plaatselijk, nationaal of
regionaal niveau met het oog op de ontwikkeling van activiteiten op het gebied
van wetenschap, technologie en innovatie en de toepassing daarvan; c) samenwerking tussen rechtspersonen
uit de LGO, de Unie, de lidstaten en derde landen; d) deelname van afzonderlijke
onderzoekers, onderzoeksinstellingen en rechtspersonen uit de LGO aan het
samenwerkingskader met betrekking tot onderzoeks- en innovatieprogramma’s in de
Unie; e) opleiding, internationale mobiliteit
en uitwisseling van LGO-onderzoekers. Hoofdstuk 4
Jongeren, onderwijs, opleiding, gezondheid, werkgelegenheid en sociaal beleid Artikel 31
Jongeren 1. De Unie ziet erop toe dat
natuurlijke personen uit de LGO, zoals gedefinieerd in artikel 49, op dezelfde
basis als onderdanen van de lidstaten kunnen deelnemen aan initiatieven van de
Unie met betrekking tot jongeren. 2. De associatie is gericht op
versterking van de banden tussen jongeren in de LGO en jongeren in de Unie,
onder meer door de leermobiliteit van jongeren uit de LGO te stimuleren en het
wederzijds begrip tussen jongeren te bevorderen. Artikel 32
Onderwijs en opleiding 1. De samenwerking op het gebied
van onderwijs en opleiding in het kader van de associatie kan betrekking hebben
op: a) het aanbieden van hoogwaardig en
inclusief primair, secundair en tertiair onderwijs, beroepsonderwijs en
beroepsopleiding; b) steun voor de LGO bij het formuleren en
uitvoeren van het onderwijsbeleid. 2. De Unie ziet erop toe dat
natuurlijke personen uit de LGO, zoals gedefinieerd in artikel 49, op dezelfde
basis als onderdanen van de lidstaten kunnen deelnemen aan
onderwijsinitiatieven van de Unie. 3. De Unie ziet erop toe dat
onderwijsinstellingen en ‑organisaties van de LGO op dezelfde basis als
onderwijsinstellingen en ‑organisaties van de lidstaten kunnen deelnemen
aan samenwerkingsinitiatieven van de Unie op onderwijsgebied. Artikel 33
Werkgelegenheid en sociaal beleid 1. De Unie en de LGO voeren een
dialoog op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid teneinde bij te
dragen tot de economische en sociale ontwikkeling van de LGO en de bevordering
van fatsoenlijk werk in de LGO en de regio’s waar zij gelegen zijn. Deze
dialoog is tevens gericht op ondersteuning van de inspanningen van de
autoriteiten van de LGO om beleid en wetgeving op dit gebied te ontwikkelen. 2. De dialoog omvat voornamelijk
de uitwisseling van informatie en beste praktijken inzake beleid en wetgeving
op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid die voor de Unie en de LGO
van wederzijds belang zijn. In dit verband worden onderwerpen als de
ontwikkeling van vaardigheden, sociale bescherming, gelijke kansen,
non-discriminatie en toegankelijkheid voor personen met een handicap,
gezondheid en veiligheid op het werk en andere arbeidsnormen in aanmerking
genomen. Artikel 34
Volksgezondheid De samenwerking op het gebied van de
volksgezondheid in het kader van de associatie is gericht op versterking van de
capaciteit van de LGO op het gebied van toezicht op, vroegtijdige opsporing van
en respons op uitbraken van overdraagbare ziekten door middel van maatregelen
als: a) versterking van de paraatheid en
responscapaciteit ten aanzien van grensoverschrijdende bedreigingen voor de
volksgezondheid zoals infectieziekten, op basis van de bestaande structuren en
gericht op ongebruikelijke gebeurtenissen; b) capaciteitsopbouw door middel van
versterking van de regionale volksgezondheidsnetwerken, facilitering van de
uitwisseling van informatie onder deskundigen en bevordering van goede
opleiding; c) ontwikkeling van instrumenten,
communicatieplatforms en e-learningprogramma’s die zijn afgestemd op de
behoeften van de LGO. Hoofdstuk 5
Cultuur Artikel 35
Uitwisseling en dialoog op cultuurgebied 1. De samenwerking op het gebied
van uitwisselingen en dialoog op cultuurgebied in het kader van de associatie
kan betrekking hebben op: a) de autonome ontwikkeling van de LGO, een
proces dat op de mensen zelf is gericht en in de cultuur van elk volk is
geworteld; b) ondersteuning van het beleid van de
bevoegde autoriteiten van de LGO en de maatregelen die deze autoriteiten nemen
tot ontplooiing van hun menselijk potentieel, ontwikkeling van hun creatieve
vermogen en stimulering van hun culturele identiteit; c) de deelname van de bevolking aan het
ontwikkelingsproces; d) de ontwikkeling van een
gemeenschappelijke benadering en een ruimere uitwisseling van informatie op het
gebied van culturele en audiovisuele aangelegenheden door middel van een
dialoog. 2. De Unie en de LGO streven er
in het kader van hun samenwerking naar onderlinge culturele uitwisselingen te
stimuleren door middel van: a) samenwerking tussen de cultuursector en
de creatieve sectoren van alle partners; b) bevordering van het onderlinge verkeer
van cultuurgoederen en creatieve werken en ondernemers; c) beleidssamenwerking teneinde
beleidsontwikkeling, innovatie, publieksopbouw en nieuwe bedrijfsmodellen te
stimuleren. Artikel 36
Samenwerking op audiovisueel gebied 1. De samenwerking op
audiovisueel gebied in het kader van de associatie is gericht op de promotie
van elkaars audiovisuele producties en kan betrekking hebben op: a) samenwerking en uitwisseling tussen
elkaars omroepen; b) stimulering van de uitwisseling van
audiovisuele werken; c) uitwisseling van informatie en
gedachtewisselingen tussen de bevoegde instanties over het audiovisuele en
omroepbeleid en de omroepregelgeving; d) stimulering van bezoeken en deelname aan
internationale evenementen op het grondgebied van de partijen en in derde
landen. 2. Voor audiovisuele
coproducties kan aanspraak worden gemaakt op regelingen voor de bevordering van
plaatselijke en regionale culturele inhoud die zijn opgezet in de Unie, de LGO
en de lidstaten waarmee zij banden hebben. Artikel 37
Uitvoerende kunsten De samenwerking
op het gebied van de uitvoerende kunsten in het kader van de associatie kan
betrekking hebben op: a) facilitering van nauwere contacten
tussen beoefenaren van de uitvoerende kunsten op gebieden als
beroepsuitwisselingen en ‑opleiding, onder meer ten aanzien van de
deelname aan audities, de ontwikkeling van netwerken en de bevordering van
networking; b) stimulering van gezamenlijke
producties van producenten uit een of meer lidstaten van de Unie en een of meer
LGO; c) aanmoediging van de ontwikkeling van
internationale normen op het gebied van de theatertechnologie en
theaterbewegwijzering en ‑bebakening, onder meer via passende
normalisatie-instellingen. Artikel 38
Bescherming van cultureel erfgoed en historische monumenten De samenwerking op het gebied van cultureel
erfgoed en historische monumenten is gericht op bevordering van de uitwisseling
van deskundigheid en beste praktijken door middel van: a) bevordering van de uitwisseling van
deskundigen; b) samenwerking op het gebied van beroepsopleiding; c) bewustmaking van het plaatselijke
publiek; d) adviesverlening over de bescherming
van historische monumenten en beschermde zones en over wetgeving en maatregelen
inzake het culturele erfgoed, en met name de integratie van dat erfgoed in het
lokale leven. Hoofdstuk 6
Bestrijding van georganiseerde misdaad Artikel 39
Bestrijding van georganiseerde misdaad, mensenhandel, seksueel misbruik en
seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie 1. De
samenwerking inzake georganiseerde misdaad in het kader van de associatie kan
betrekking hebben op: a) ontwikkeling van innovatieve en
doeltreffende politiële en justitiële samenwerking, met inbegrip van
samenwerking met andere belanghebbenden zoals maatschappelijke organisaties,
bij de voorkoming en bestrijding van georganiseerde misdaad, mensenhandel,
seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme en corruptie; b) steun ter versterking van de
effectiviteit van het beleid van de LGO ter voorkoming en bestrijding van georganiseerde
misdaad, mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen,
terrorisme en corruptie, productie en distributie van en handel in alle soorten
drugs en psychotrope stoffen, preventie en bestrijding van drugsgebruik en door
drugs veroorzaakte schade, met inachtneming van de activiteiten van
internationale organen op dit gebied, onder meer door middel van: i) opleiding en capaciteitsopbouw inzake
de voorkoming en bestrijding van georganiseerde misdaad, met inbegrip van
mensenhandel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, terrorisme
en corruptie; ii) preventie, onder meer door
voorlichting, onderwijs en bevordering van de gezondheid, behandeling en
herstel van drugsverslaafden, met inbegrip van projecten voor de re-integratie
van drugsgebruikers in het arbeidsproces en de sociale omgeving; iii) ontwikkeling van doeltreffende
handhavingsmaatregelen; iv) technische, financiële en
administratieve bijstand bij de ontwikkeling van doeltreffend beleid en
doeltreffende wetgeving inzake mensenhandel, met name voorlichtingscampagnes,
doorverwijsregelingen en systemen voor de bescherming van slachtoffers, waarbij
alle belanghebbenden alsmede maatschappelijke organisaties betrokken worden; v) technische, financiële en administratieve
bijstand voor preventie, behandeling en bestrijding van met drugsgebruik
samenhangende schade; vi) technische bijstand ter ondersteuning
van de ontwikkeling van wetgeving en beleid tegen seksueel misbruik en seksuele
uitbuiting van kinderen; vii) technische bijstand en opleiding ter
ondersteuning van de capaciteitsopbouw en ter bevordering van de naleving van
internationale minimumnormen tegen corruptie, met name de normen die in het
verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie zijn opgenomen. 2. De LGO werken in het kader
van de associatie overeenkomstig de artikelen 69 en 70 samen met de Unie bij de
bestrijding van het witwassen van geld. Deel III
Samenwerking inzake handel en handelsgerelateerde aangelegenheden Titel I Algemene bepalingen Artikel 40
Algemene doelstellingen De algemene doelstellingen van de samenwerking
tussen de Unie en de LGO inzake handel en handelsgerelateerde aangelegenheden
zijn: a) bevordering van de economische en
sociale ontwikkeling van de LGO door nauwe economische betrekkingen tussen hen
en de gehele Unie tot stand te brengen; b) bevordering van de daadwerkelijke
integratie van de LGO in de regionale en mondiale economie en van de
ontwikkeling van hun handel in goederen en diensten; c) ondersteuning van de LGO bij het creëren
van een gunstig investeringsklimaat om hun sociale en economische ontwikkeling
te stimuleren; d) stimulering van de stabiliteit,
integriteit en transparantie van het mondiale financiële systeem, en van goed
bestuur op fiscaal gebied; e) steun voor de diversifiëring van de
economieën van de LGO; f) ondersteuning van het vermogen van
de LGO om het beleid te formuleren en uit te voeren dat nodig is om hun handel
in goederen en diensten te ontwikkelen; g) ondersteuning van de export- en
handelscapaciteit van de LGO; h) ondersteuning van de LGO bij hun
inspanningen om hun lokale wetgeving waar nodig af te stemmen op de
EU-wetgeving; i) de LGO mogelijkheden bieden voor
doelgerichte samenwerking en dialoog met de Unie over handel en
handelsgerelateerde aangelegenheden. Titel II
Regelingen voor de handel in goederen en diensten en voor vestiging Hoofdstuk 1
Regeling voor de handel in goederen Artikel 41
Vrije toegang voor producten van oorsprong 1. Producten van oorsprong uit
de LGO mogen vrij van invoerrechten in de Unie worden ingevoerd. 2. Het begrip “producten van
oorsprong” en de desbetreffende regeling voor administratieve samenwerking
worden beschreven in bijlage VI. Artikel 42
Kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking 1. De Unie past bij de invoer
van producten van oorsprong uit de LGO geen kwantitatieve beperkingen of
maatregelen van gelijke werking toe. 2. Het bepaalde in lid 1 vormt
geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen van de invoer, de uitvoer
of de doorvoer van goederen, indien die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de
bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de bescherming van
de gezondheid en van het leven van mensen, dieren en planten, de bescherming
van het nationale cultuurgoed met een artistieke, historische of archeologische
waarde, het behoud van uitputbare natuurlijke hulpbronnen of de bescherming van
de industriële en commerciële eigendom. Deze verbodsbepalingen of beperkingen mogen in
geen geval een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie of
een verkapte beperking van de handel in het algemeen vormen. Artikel 43
Maatregelen van de LGO 1. De autoriteiten van de LGO
mogen ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit de Unie
douanerechten of kwantitatieve beperkingen handhaven of instellen als zij zulks
in verband met hun huidige ontwikkelingsbehoeften noodzakelijk achten. 2. Ten aanzien van de in dit
hoofdstuk bedoelde gebieden kennen de LGO de Unie een behandeling toe die niet
minder gunstig is dan de meestbegunstigingsbehandeling die zij toepassen op
belangrijke handelsmachten als bedoeld in lid 4. 3. Lid 2 belet niet dat een LGO
voor bepaalde andere LGO of andere ontwikkelingslanden een regeling toepast die
gunstiger is dan die welke aan de Unie is toegekend. 4. Voor de toepassing van deze
titel omvat het begrip “belangrijke handelsmacht” elk ontwikkeld land, elk land
dat een aandeel van meer dan 1 procent in de mondiale uitvoer van goederen
heeft of, onverminderd lid 3, elke groepering van landen die individueel,
collectief of via een overeenkomst inzake economische integratie een aandeel
van meer dan 1,5 procent in de mondiale uitvoer van goederen hebben. Voor de
berekening wordt gebruikgemaakt van de meest recente officiële WTO-gegevens
over leidende exporteurs in de mondiale handel in goederen (met uitzondering
van de intra-EU-handel). 5. De autoriteiten van de LGO
stellen de Commissie binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit
in kennis van de douanetarieven en kwantitatieve beperkingen die zij
overeenkomstig dit besluit toepassen. De autoriteiten van de LGO stellen de Commissie
tevens in kennis van nadien in deze maatregelen aangebrachte wijzigingen, zodra
deze zijn vastgesteld. Artikel 44
Non-discriminatie 1. De Unie onthoudt zich van
discriminatie tussen de LGO en de LGO onthouden zich van discriminatie tussen
de lidstaten van de Unie. 2. Overeenkomstig artikel 64
wordt de toepassing van de specifieke bepalingen van dit besluit, met name
artikel 42, lid 2, de artikelen 43, 46, 48 en 50 en artikel 58, lid 3, niet als
discriminatie aangemerkt. Artikel 45
Voorwaarden voor de overbrenging van afval 1. De overbrenging van
afvalstoffen tussen de lidstaten en de LGO wordt gecontroleerd overeenkomstig
het internationale recht en het EU-recht. De Unie steunt de totstandkoming en
ontwikkeling van doeltreffende internationale samenwerking op dit gebied ter
bescherming van het milieu en de volksgezondheid. 2. De Unie verbiedt elke
rechtstreekse of onrechtstreekse uitvoer van afvalstoffen naar de LGO, met
uitzondering van de uitvoer van ongevaarlijke afvalstoffen die bestemd zijn
voor terugwinning; de autoriteiten van de LGO verbieden tegelijkertijd de
rechtstreekse of onrechtstreekse invoer naar hun grondgebied van uit de Unie of
enig ander land afkomstige afvalstoffen, onverminderd de specifieke
internationale verplichtingen die op de desbetreffende internationale fora zijn
aangegaan of in de toekomst worden aangegaan. 3. In de LGO die ten gevolge van
hun grondwettelijke status geen partij zijn bij het Verdrag van Bazel[14], zorgen
de betrokken autoriteiten ervoor dat de noodzakelijke interne wetgeving en
administratieve voorschriften voor de tenuitvoerlegging van de in het Verdrag
van Bazel opgenomen bepalingen zo spoedig mogelijk worden vastgesteld. 4. Daarnaast bevorderen de
lidstaten waarmee de LGO banden hebben dat deze de noodzakelijke interne
wetgeving en administratieve voorschriften vaststellen voor de
tenuitvoerlegging van: a) de onderstaande artikelen van Verordening
(EG) nr. 113/2006 van het Europees Parlement en de Raad[15]: –
artikel 40 betreffende de uitvoer van afvalstoffen
naar landen en gebieden overzee; –
artikel 46 betreffende de invoer van afvalstoffen
uit landen en gebieden overzee; b) Verordening (EG) nr. 1420/1999 van de
Raad[16]; c) Verordening (EG) nr. 1547/1999 van de
Commissie[17]; d) Richtlijn 2000/59/EG van het Europees
Parlement en de Raad[18],
met inachtneming van de in artikel 16 daarvan vastgestelde termijnen voor de
omzetting. 5. Door een of meer LGO en de
lidstaat waarmee zij banden hebben, mogen de eigen procedures worden toegepast
op de uitvoer van afvalstoffen van de LGO naar die lidstaat. 6. In dit geval stelt de
lidstaat waarmee het LGO banden heeft binnen zes maanden na de inwerkingtreding
van dit besluit de Commissie in kennis van de toepasselijke wetgeving en van
alle relevante toekomstige nationale wetgeving en alle wijzigingen daarvan. Artikel 46
Tijdelijke intrekking van preferenties Met het oog op de correcte uitvoering van dit
besluit kan de Unie overeenkomstig bijlage VII tijdelijk de preferenties voor
een LGO intrekken. Artikel 47
Behandeling van administratieve fouten Indien de bevoegde autoriteiten van de LGO bij
de afgifte van certificaten of de uitvoering van de regelingen voor
administratieve samenwerking fouten hebben gemaakt en deze fouten voor de Unie
tot derving van invoerrechten leiden, vergoedt de lidstaat waarmee het LGO
bijzondere betrekkingen heeft het verlies voor de begroting van de Unie. Artikel 48
Vrijwarings- en toezichtmaatregelen Met het oog op de correcte uitvoering van dit
besluit kan de Unie overeenkomstig bijlage VIII vrijwarings- en
toezichtmaatregelen nemen. Hoofdstuk 2
Regeling voor de handel in diensten en voor vestiging Artikel 49
Definities Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt
verstaan onder: a) “natuurlijke persoon van een LGO”:
een gewoonlijk in een LGO verblijvende persoon die onderdaan is van een
lidstaat of wiens juridische status specifiek is voor een LGO. Deze definitie
laat de rechten die voortvloeien uit het burgerschap van de Unie in de zin van
het Verdrag onverlet; b) “rechtspersoon van een LGO”: een
rechtspersoon van een LGO die volgens het in dat LGO geldende recht is
opgericht en die haar hoofdkantoor, haar centrale administratie of haar
belangrijkste vestiging op het grondgebied van dat LGO heeft. Wanneer die
rechtspersoon alleen haar hoofdkantoor of centrale administratie op het
grondgebied van een LGO heeft, wordt zij niet beschouwd als rechtspersoon van
een LGO, tenzij zij activiteiten verricht waaruit een reële en duurzame band
met de economie van dat land of gebied blijkt; c) de definities die zijn opgenomen in
de in artikel 50, lid 1, bedoelde overeenkomsten inzake economische integratie
zijn van toepassing op de behandeling die de Unie en de LGO elkaar toekennen. Artikel 50
Meestbegunstiging 1. Ten aanzien van alle
maatregelen die van invloed zijn op de handel in diensten en de vestiging in
verband met economische activiteiten: a) kent de Unie aan natuurlijke personen en
rechtspersonen van de LGO een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de
meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke natuurlijke
personen en rechtspersonen van derde landen waarmee de Unie een overeenkomst
inzake economische integratie sluit of gesloten heeft; b) kent elk LGO aan natuurlijke personen en
rechtspersonen van de Unie een behandeling toe die niet minder gunstig is dan
de meest gunstige behandeling die van toepassing is op soortgelijke natuurlijke
personen en rechtspersonen van belangrijke handelsmachten waarmee het na de
inwerkintreding van dit besluit een overeenkomst inzake economische integratie
sluit. 2. De in lid 1 neergelegde
verplichtingen zijn niet van toepassing op de behandeling die wordt toegekend: a) in het kader van een interne markt die de
partijen daarbij verplicht hun wetgeving in aanzienlijke mate onderling aan te
passen teneinde niet-discriminerende hindernissen voor de vestiging en voor de
handel in diensten weg te nemen; b) in het kader van maatregelen met
betrekking tot de erkenning van kwalificaties, vergunningen of prudentiële
maatregelen in overeenstemming met artikel VII van de Algemene overeenkomst
inzake de handel in diensten (GATS) of de bijlage betreffende financiële
diensten daarbij. Deze bepaling geldt onverminderd de voor de LGO specifieke
maatregelen van dit artikel; c) op grond van een internationale
overeenkomst of regeling die geheel of hoofdzakelijk betrekking heeft op
belastingheffing; d) in het kader van maatregelen waarop een
in de in artikel II, lid 2, van de GATS bedoelde lijst opgenomen uitzondering
op het meestbegunstigingsbeginsel van toepassing is. 3. Ter bevordering of
ondersteuning van de plaatselijke werkgelegenheid kunnen de autoriteiten van
een LGO ten behoeve van hun natuurlijke personen en van lokale activiteiten
regelingen vaststellen. In dat geval worden de regelingen die de autoriteiten
van een LGO instellen, door hen ter kennis gebracht van de Commissie, die de
lidstaten daarvan op de hoogte brengt. Artikel 51
Beroepskwalificaties Voor de beroepen van arts, tandarts,
verloskundige, verpleegkundige voor algemene medische zorg, apotheker en
dierenarts stelt de Raad met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de
Commissie, de lijst vast van voor de LGO specifieke beroepskwalificaties die in
de lidstaten moeten worden erkend. Titel III
Handelsgerelateerde gebieden Hoofdstuk 1
Handel en duurzame ontwikkeling Artikel 52
Algemene benadering De samenwerking inzake handel en
handelsgerelateerde vraagstukken in het kader van de associatie dient bij te
dragen tot duurzame ontwikkeling op economisch, sociaal en milieugebied. De binnenlandse milieu- of arbeidswetten van
de LGO mogen in dit verband niet worden versoepeld om handel of investeringen
aan te moedigen. Artikel 53
Normen inzake milieu en klimaatverandering in het handelsverkeer 1. De samenwerking inzake handel
en handelsgerelateerde vraagstukken in het kader van de associatie is gericht
op versterking van de wederzijdse ondersteuning van de handel en het
milieubeleid en de daarmee samenhangende verplichtingen. De samenwerking inzake
handel en handelsgerelateerde vraagstukken in het kader van de associatie neemt
de beginselen van internationale milieugovernance en de multilaterale
milieuovereenkomsten in acht. 2. Er wordt gestreefd naar
verwezenlijking van de doelstellingen van het Raamverdrag van de Verenigde
Naties inzake klimaatverandering en het protocol van Kyoto daarbij. De
samenwerking wordt gebaseerd op de ontwikkeling, volgens het actieplan van
Bali, van het toekomstige internationale kader inzake klimaatverandering en op
de uitvoering van de besluiten inzake mondiale temperatuur- en
emissiestreefcijfers van de conferenties van de partijen bij het
VN-Raamverdrag. 3. De maatregelen ter uitvoering
van multilaterale milieuovereenkomsten mogen niet worden toegepast op een wijze
die een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen de
partijen of een verkapte beperking van de handel vormt. Artikel 54
Arbeidsnormen in de handel 1. In het kader van de
associatie wordt ernaar gestreefd het handelsverkeer op zodanige wijze te
bevorderen dat het leidt tot volledige en productieve werkgelegenheid en
fatsoenlijk werk voor iedereen. 2. De internationaal erkende
fundamentele arbeidsnormen, zoals vastgesteld bij de desbetreffende verdragen
van de Internationale Arbeidsorganisatie, worden in acht genomen en ten uitvoer
gelegd bij de wet en in de praktijk. Deze arbeidsnormen betreffen in het
bijzonder de vrijheid van vakvereniging, het recht op collectieve
onderhandelingen, de afschaffing van alle vormen van dwangarbeid of verplichte
arbeid, de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid, de
minimumarbeidsleeftijd voor kinderen en non-discriminatie op het gebied van
arbeid. 3. Schending van de fundamentele
arbeidsnormen kan niet worden ingeroepen of anderszins worden gebruikt als een
rechtmatig concurrentievoordeel. De arbeidsnormen mogen niet worden gebruikt
voor protectionistische doeleinden. Artikel 55
Duurzame handel in visserijproducten Ter bevordering van duurzaam beheer van de
visbestanden kan in het kader van de associatie worden samengewerkt bij de
bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en
de daarmee samenhangende handel. De samenwerking op dit gebied is gericht op: a) bevordering van maatregelen ter
bestrijding van illegale, niet-gereglementeerde en niet-aangegeven visserij en
de daarmee samenhangende handel in de LGO; b) facilitering van de samenwerking
tussen de LGO en regionale organisaties voor visserijbeheer, met name wat
betreft de ontwikkeling en doeltreffende uitvoering van controle- en
inspectieregelingen, stimuleringsregelingen en maatregelen voor doeltreffend
langetermijnbeheer van de visserij en van mariene ecosystemen. Artikel 56
Duurzame handel in hout De samenwerking op het gebied van de handel in
hout in het kader van de associatie is gericht op bevordering van de handel in
legaal gekapt hout. De samenwerking kan een dialoog over
regelgevingsmaatregelen inhouden, alsook de uitwisseling van informatie over
maatregelen als boscertificering of groen aanbestedingsbeleid, die op
marktconforme of vrijwillige basis worden uitgevoerd. Artikel 57
Duurzame ontwikkeling in de handel 1. De samenwerking op het gebied
van duurzame ontwikkeling in het kader van de associatie kan gestalte krijgen
door: a) facilitering en stimulering van handel en
investeringen in milieugoederen en ‑diensten en in goederen die bijdragen
tot verbeterde sociale omstandigheden in de LGO; b) facilitering van de verwijdering van
handels- en investeringsbelemmeringen inzake goederen en diensten die van
bijzonder belang zijn voor de vermindering van de gevolgen van
klimaatverandering, zoals duurzame hernieuwbare energie en energiezuinige
producten en diensten, onder meer door vaststelling van beleidskaders die
bevorderlijk zijn voor de toepassing van de beste beschikbare technologieën en
door promotie van normen die aan de ecologische en economische behoeften
beantwoorden en technische handelsbelemmeringen tot een minimum terugdringen; c) bevordering van de handel in goederen die
bijdragen tot betere sociale voorwaarden en milieuvriendelijker praktijken,
waaronder producten die onder vrijwillige duurzaamheidsregelingen vallen, zoals
programma’s voor eerlijke en ethische handel, milieukeurmerken en
certificeringsregelingen voor op natuurlijke hulpbronnen gebaseerde producten; d) bevordering van internationaal erkende
beginselen en richtsnoeren op het gebied van maatschappelijk verantwoord
ondernemen, en aanmoediging van de toepassing van die beginselen en
richtsnoeren door ondernemingen die in de LGO actief zijn; e) uitwisseling van informatie en beste
praktijken op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. 2. Bij de opstelling en
tenuitvoerlegging van maatregelen ter bescherming van het milieu of de
arbeidsomstandigheden die van invloed zijn op handel of investeringen, houden
de Unie en de LGO rekening met de beschikbare wetenschappelijke en technische
informatie en de internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen ter zake,
waaronder het voorzorgsbeginsel. 3. Bij de ontwikkeling,
invoering en tenuitvoerlegging van alle maatregelen ter bescherming van het
milieu en de arbeidsomstandigheden die van invloed zijn op handel of
investeringen, betrachten de Unie en de LGO volledige transparantie. Hoofdstuk 2
Andere handelsgerelateerde gebieden Artikel 58
Lopende betalingen en kapitaalverkeer 1. Er worden geen beperkingen
opgelegd aan betalingen in vrij converteerbare munt op de lopende rekening van
de betalingsbalans tussen onderdanen van de Unie en van de LGO. 2. De lidstaten en de
autoriteiten van de LGO leggen, wat transacties op de kapitaalrekening van de
betalingsbalans betreft, geen beperkingen op aan het vrije verkeer van kapitaal
voor directe investeringen in vennootschappen die in overeenstemming met de
wetten van de gastlidstaat, het gastland of het gastgebied zijn opgericht en
verbinden zich ertoe geen beperkingen op te leggen aan de liquidatie of
repatriëring van deze investeringen en alle daaruit voortvloeiende opbrengsten. 3. De Unie en de LGO kunnen
mutatis mutandis de in de artikelen 64, 65, 66, 75 en 215 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde maatregelen treffen
overeenkomstig de daarin bepaalde voorwaarden. 4. De autoriteiten van de LGO,
de betrokken lidstaat en de Unie stellen elkaar onmiddellijk ervan in kennis
wanneer zij deze maatregelen nemen, en voorzien zo spoedig mogelijk in een
tijdschema voor de opheffing ervan. Artikel 59
Mededingingsbeleid Met het oog op de opheffing van
concurrentieverstoringen worden, rekening houdende met de verschillende
ontwikkelingsniveaus en economische behoeften van de LGO, plaatselijke,
nationale en regionale voorschriften en beleid ten uitvoer gelegd, omvattende
het toezicht op en, onder bepaalde omstandigheden, het verbod op overeenkomsten
tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling
afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat
de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Dit verbod heeft eveneens
betrekking op het misbruik door een of meer ondernemingen van een machtspositie
op het grondgebied van de Unie of een LGO. Artikel 60
Bescherming van intellectuele-eigendomsrechten 1. Teneinde verstoringen en
belemmeringen in het bilaterale handelsverkeer te verminderen, dient te worden
voorzien in een passend en doeltreffend niveau van bescherming van
intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de middelen om deze rechten te
handhaven, overeenkomstig de strengste internationale normen, waar van
toepassing. 2. De samenwerking op dit gebied
in het kader van de associatie kan betrekking hebben op de formulering van wet-
en regelgeving inzake de bescherming en handhaving van
intellectuele-eigendomsrechten en voorkoming van misbruik van deze rechten door
de houders en schending van deze rechten door concurrenten, alsook op de
ondersteuning van regionale instellingen voor intellectuele eigendom die belast
zijn met de toepassing en bescherming van deze rechten, onder meer ten behoeve
van de opleiding van het personeel. Artikel 61
Technische handelsbelemmeringen In het kader van de associatie kan worden
samengewerkt op het gebied van technische voorschriften voor goederen,
normalisatie, conformiteitsbeoordeling, accreditatie, markttoezicht en
kwaliteitszorg, teneinde onnodige technische belemmeringen van het
handelsverkeer tussen de Unie en de LGO weg te nemen en verschillen op de
genoemde gebieden te verkleinen. Artikel 62
Consumentenbeleid, bescherming van de gezondheid van de consument en handel De samenwerking in het kader van de associatie
op het gebied van het consumentenbeleid, de bescherming van de gezondheid van
de consument en de handel kan het opstellen van wet- en regelgeving op het
gebied van het consumentenbeleid en de bescherming van de gezondheid van de
consument omvatten, teneinde onnodige handelsbelemmeringen te voorkomen. Artikel 63
Sanitaire en fytosanitaire maatregelen De samenwerking op het gebied van sanitaire en
fytosanitaire maatregelen in het kader van de associatie is gericht op: a) het vergemakkelijken van het
handelsverkeer tussen de Unie en de gezamenlijke LGO en tussen de LGO en derde
landen, waarbij overeenkomstig de WTO-overeenkomst inzake sanitaire en
fytosanitaire maatregelen de gezondheid en het leven van mensen, dieren en
planten wordt beschermd; b) het aanpakken van problemen die in
verband met sanitaire en fytosanitaire maatregelen zijn ontstaan; c) het toezien op transparantie op het
gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen die op de handel tussen de
Unie en de LGO van toepassing zijn; d) het bevorderen van de harmonisatie
van maatregelen met de internationale normen, overeenkomstig de
WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen; e) het ondersteunen van de
doeltreffende participatie van de LGO in organisaties die internationale
sanitaire en fytosanitaire normen vaststellen; f) het stimuleren van overleg en
uitwisselingen tussen de LGO en Europese instellingen en laboratoria; g) het tot stand brengen en vergroten
van de technische capaciteit van de LGO om sanitaire en fytosanitaire
maatregelen uit te voeren en te monitoren; h) het bevorderen van de overdracht van
technologie op het gebied van sanitaire en fytosanitaire maatregelen. Artikel 64
Verbod op protectionistische maatregelen De bepalingen van de hoofdstukken 1 en 2 mogen
geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de
handel vormen. Hoofdstuk 3
Monetaire en fiscale vraagstukken Artikel 65
Fiscale uitzonderingsbepaling 1. Onverminderd het bepaalde in
artikel 66 is de meestbegunstigingsbehandeling die overeenkomstig dit besluit
wordt toegekend, niet van toepassing op belastingvoordelen die de autoriteiten
van de lidstaten of de LGO verlenen of in de toekomst kunnen verlenen op basis
van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing, andere
belastingregelingen of de geldende binnenlandse belastingwetgeving. 2. Niets in dit besluit mag
worden uitgelegd als een beletsel voor het vaststellen of handhaven van
maatregelen ter voorkoming van belastingfraude of belastingontduiking uit
hoofde van de fiscale bepalingen van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele
belastingheffing, andere belastingregelingen of de geldende binnenlandse
belastingwetgeving. 3. Niets in dit besluit mag
worden uitgelegd als een beletsel voor de respectieve bevoegde autoriteiten om
bij de toepassing van de relevante bepalingen van hun belastingwetgeving
onderscheid te maken tussen belastingplichtigen die in een verschillende
situatie verkeren, in het bijzonder ten aanzien van hun woonplaats of de plaats
waar hun kapitaal is geïnvesteerd. Artikel 66
Belasting- en douaneregeling inzake door de Unie gefinancierde opdrachten 1. De LGO passen op door de Unie
gefinancierde opdrachten een belasting- en douaneregeling toe die niet minder
gunstig is dan die welke zijzelf toepassen ten aanzien van de lidstaat waarmee
het betrokken LGO banden heeft, ten aanzien van staten waaraan een
meestbegunstigingsbehandeling wordt verleend of ten aanzien van internationale
ontwikkelingsorganisaties waarmee zij betrekkingen onderhouden, waarbij de
gunstigste behandeling bepalend is. 2. Met inachtneming van lid 1
geldt voor door de Unie gefinancierde opdrachten de volgende regeling: a) op de opdrachten worden in het
begunstigde LGO geen bestaande of nog in te voeren zegel- en registratierechten
of fiscale heffingen van gelijke werking toegepast; deze opdrachten worden
evenwel overeenkomstig de in het LGO geldende wetgeving geregistreerd en voor
de registratie kan een vergoeding worden gevraagd die overeenkomt met de
verleende dienst; b) winsten en/of inkomens die voortvloeien
uit de uitvoering van de opdrachten zijn belastbaar volgens de nationale
belastingregeling van het begunstigde LGO, indien de natuurlijke personen of
rechtspersonen die deze winsten en/of inkomens hebben gerealiseerd, in dit LGO
over een vaste vestiging beschikken of indien de uitvoeringsduur van de
opdrachten meer dan zes maanden beloopt; c) ondernemingen die materieel moeten
invoeren met het oog op de uitvoering van opdrachten voor werken komen, indien
zij daarom verzoeken, voor de regeling tijdelijke invoer in aanmerking, zoals
deze is vastgelegd in de wetgeving voor genoemd materieel in het begunstigde
LGO; d) professioneel materieel dat nodig is voor
de uitvoering van taken die in een opdracht voor diensten zijn omschreven,
wordt in het begunstigde LGO tijdelijk ingevoerd met vrijstelling van
belastingen, invoerrechten, douanerechten of andere heffingen van gelijke
werking, voor zover deze belastingen, rechten en heffingen geen beloning voor
verrichte diensten vormen; e) de invoer in het kader van de uitvoering
van een opdracht voor leveringen wordt in het begunstigde LGO toegelaten met
vrijstelling van douanerechten, invoerrechten, belastingen of fiscale rechten
van gelijke werking. De opdracht voor leveringen die van oorsprong zijn uit het
betrokken LGO wordt gegund op basis van de prijs af fabriek, vermeerderd met de
fiscale rechten die in voorkomend geval in het LGO op deze leveringen van
toepassing zijn; f) de aankoop van brandstoffen,
smeermiddelen en bitumineuze bindmiddelen en van alle producten die in het
kader van een opdracht voor werken worden gebruikt, wordt geacht op de lokale
markt te zijn geschied; hierop is de belastingregeling krachtens de in het
begunstigde LGO geldende wetgeving van toepassing; g) de invoer van voorwerpen voor persoonlijk
en huishoudelijk gebruik door andere dan ter plaatse aangeworven natuurlijke
personen die belast zijn met de uitvoering van in een opdracht voor diensten
omschreven taken alsmede door de leden van hun gezin, geschiedt overeenkomstig
de wetgeving die van kracht is in het begunstigde LGO met vrijstelling van
douanerechten en invoerrechten, belastingen of andere fiscale heffingen van
gelijke werking. 3. Niet in de leden 1 en 2
genoemde contractuele aangelegenheden blijven onderworpen aan de wetgeving van
het betrokken LGO. Hoofdstuk 4
Ontwikkeling van de handelscapaciteit Artikel 67
Algemene benadering Opdat de LGO maximaal voordeel kunnen behalen
van het bepaalde in dit besluit en op zo gunstig mogelijke voorwaarden kunnen
deelnemen aan de interne markt van de Unie en aan regionale, subregionale en
internationale markten, wordt er in het kader van de associatie naar gestreefd
bij te dragen tot de ontwikkeling van de handelscapaciteit van de LGO: a) door versterking van het
concurrentievermogen, het vermogen tot zelfvoorziening en de economische
veerkracht van de LGO door middel van vergroting van de diversiteit en
vermeerdering van de waarde en de omvang van de handel in goederen en diensten
van de LGO en door versterking van het vermogen van de LGO om particuliere
investeringen in diverse sectoren van economische activiteit aan te trekken; b) door verbetering van de samenwerking
tussen de LGO en hun buurlanden inzake de handel in goederen en diensten en de
vestiging. Artikel 68
Dialoog en samenwerking inzake handel en ontwikkeling van de handelscapaciteit Initiatieven betreffende de dialoog en
samenwerking inzake handel en de ontwikkeling van de handelscapaciteit in het
kader van de associatie kunnen inhouden: a) versterken van het vermogen van de
LGO om beleid te formuleren en uit te voeren dat nodig is om hun handel in
goederen en diensten te ontwikkelen; b) aanmoedigen van de inspanningen van
de LGO om passende wet- en regelgeving, institutionele kaders en de nodige
administratieve procedures tot stand te brengen; c) stimuleren van de ontwikkeling van
de particuliere sector, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf; d) faciliteren van markt- en
productontwikkeling, met inbegrip van verbetering van de productkwaliteit; e) bijdragen tot de ontwikkeling van
het menselijk potentieel en beroepsvaardigheden die voor de handel in goederen
en diensten relevant zijn; f) vergroten van de capaciteit van
zakelijke tussenpersonen om aan LGO-bedrijven diensten te verlenen die relevant
zijn voor hun exportactiviteiten, zoals marktonderzoek; g) bijdragen tot de totstandkoming van
een voor investeringen gunstig ondernemingsklimaat. Hoofdstuk 5
Samenwerking op het gebied van financiële diensten en belastingen Artikel 69
Samenwerking inzake internationale financiële diensten Ter stimulering van de stabiliteit,
integriteit en transparantie van het mondiale financiële systeem kan in het
kader van de associatie worden samengewerkt inzake internationale financiële
diensten. De samenwerking kan betrekking hebben op: a) de passende en doeltreffende
bescherming van investeerders en andere consumenten van financiële diensten; b) de voorkoming en bestrijding van het
witwassen van geld en de financiering van terrorisme; c) de bevordering van samenwerking
tussen de verschillende actoren van het financiële stelsel, waaronder
regelgevende en toezichthoudende instanties; d) de opzet van onafhankelijke,
doeltreffende mechanismen voor het toezicht op financiële diensten. Artikel 70
Convergentie van de regelgeving inzake financiële diensten De Unie en de LGO bevorderen de convergentie
van de regelgeving met erkende internationale normen inzake reglementering en
toezicht op het gebied van financiële diensten, waaronder: het “Core Principle
for Effective Banking Supervision” van het Bazels Comité, de “Insurance Core
Principles” van de International Association of Insurance Supervisors, de
“Objectives and Principles of Securities Regulation” van de International
Organisation of Securities Commissions, de “Agreement on Exchange of
Information on Tax Matters” van de OESO, de “Statement on Transparency and
Exchange of Information for Tax Purposes” van de G20, de “Key Attributes of
Effective Resolution Regimes for Financial Institutions” van de Raad voor
Financiële Stabiliteit en de Veertig aanbevelingen inzake het witwassen van
geld en terrorismefinanciering van de Financial Action Task Force. De Unie en de LGO bevorderen de convergentie
van de LGO-wetgeving inzake financiële diensten met die van de Unie. Artikel 71
Samenwerking tussen regelgevende en toezichthoudende autoriteiten De Unie en de LGO moedigen de samenwerking
tussen bevoegde regelgevende en toezichthoudende autoriteiten aan, inclusief de
uitwisseling van informatie en expertise inzake de financiële markten en
dergelijke maatregelen. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de
ontwikkeling van de administratieve capaciteit van dergelijke autoriteiten,
onder meer door middel van de uitwisseling van personeel en gezamenlijke
opleiding. Artikel 72
Samenwerking op fiscaal gebied De Unie en de LGO stimuleren samenwerking op
fiscaal gebied teneinde het innen van rechtmatige belastingopbrengsten te
vergemakkelijken en maatregelen te ontwikkelen voor de doeltreffende uitvoering
van de beginselen van goed bestuur op fiscaal gebied, waaronder transparantie,
informatie-uitwisseling en eerlijke belastingconcurrentie. Deel IV
Instrumenten voor duurzame ontwikkeling Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen Artikel 73
Algemene doelstellingen De Unie draagt bij tot de verwezenlijking van
de algemene doelstellingen van de associatie door verstrekking van: a) passende financiële middelen en
technische bijstand ter versterking van de capaciteit van de LGO voor het
opstellen en uitvoeren van strategische kaders en regelgevingskaders; b) langlopende financiering ter
stimulering van de groei van de particuliere sector. Artikel 74
Definities Voor de toepassing van dit besluit wordt
verstaan onder: “programmeerbare steun”: niet-terugvorderbare
hulp die in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds aan de LGO is
toegewezen ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen
territoriale of regionale strategieën en prioriteiten; “programmering”: het proces van organisatie,
besluitvorming en toewijzing van indicatieve financiële middelen dat tot doel
heeft op meerjarenbasis op een in deel II van dit besluit bedoeld gebied
uitvoering te geven aan de maatregelen tot verwezenlijking van de
doelstellingen van de associatie inzake de duurzame ontwikkeling van de LGO; “programmeringsdocument”: het document waarin
de strategie, de prioriteiten en de regelingen van een LGO zijn vastgesteld en
de doelstellingen en streefcijfers van het LGO voor zijn duurzame ontwikkeling
zijn vertaald in een doeltreffende en efficiënte manier om de doelstellingen
van de associatie te bereiken; het in artikel 82 van dit besluit bedoelde
“ontwikkelingsplan”: een samenhangend geheel van verrichtingen die uitsluitend
door de LGO worden vastgesteld en gefinancierd in het kader van hun eigen ontwikkelingsbeleid
en ontwikkelingsstrategieën, en verrichtingen die door een LGO en de lidstaat
waarmee het banden heeft, zijn overeengekomen; “territoriale toewijzing”: het aan
afzonderlijke LGO voor de programmeerbare steun in het kader van het Europees
Ontwikkelingsfonds toegewezen bedrag ter financiering van in
programmeringsdocumenten opgenomen territoriale strategieën en prioriteiten; “regionale toewijzing”: het voor de
programmeerbare steun in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds
toegewezen bedrag ter financiering van in programmeringsdocumenten opgenomen
regionale strategieën of thematische prioriteiten die enkele LGO gemeen hebben; “financieringsbesluit”: een door de Commissie
vastgestelde handeling waarbij de details van de financiële bijdrage van de
Unie worden bepaald en machtiging wordt verleend tot toekenning van financiële
steun uit het Europees Ontwikkelingsfonds. Artikel 75
Beginselen van de samenwerking inzake financiering 1. De financiële bijstand van de
Unie is gebaseerd op de beginselen van partnerschap, eigen
verantwoordelijkheid, aanpassing aan de systemen van de betrokken landen en
gebieden, complementariteit en subsidiariteit. 2. De in het kader van dit
besluit gefinancierde maatregelen kunnen de vorm aannemen van programmeerbare
steun en niet-programmeerbare steun. 3. De financiële steun van de
Europese Unie: a) wordt uitgevoerd met inachtneming van de
onderscheiden geografische, sociale en culturele kenmerken van de LGO, alsook
van hun specifieke mogelijkheden; b) is gericht op verstrekking van middelen
op voorspelbare en regelmatige basis; c) is flexibel van aard en aangepast aan de
situatie van elk LGO; d) wordt uitgevoerd met volledige
inachtneming van de institutionele, juridische en financiële bevoegdheden van
elk van de partners. 4. De maatregelen worden
uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de autoriteiten van de betrokken LGO,
onverminderd de bevoegdheden van de Commissie die strekken tot het gebruik van
EU-middelen volgens het beginsel van goed financieel beheer. Hoofdstuk 2
Financiële middelen Artikel 76
Financieringsbronnen De LGO komen in
aanmerking voor financiering uit de volgende bronnen: a) de middelen die voor de LGO worden
toegewezen uit hoofde van het Intern Akkoord tussen de lidstaten van de
Europese Unie houdende instelling van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds
(EOF); b) de programma’s en instrumenten van
de Unie waarin is voorzien in de algemene begroting van de Unie; c) middelen die door de Europese
Investeringsbank worden beheerd in het kader van haar eigen middelen, alsmede
de aan de investeringsfaciliteit van het EOF toegewezen middelen,
overeenkomstig de voorwaarden van het Intern Akkoord tussen de lidstaten van de
Europese Unie houdende instelling van het elfde EOF. Hoofdstuk 3
Specifieke bepalingen inzake de financiële bijstand uit hoofde van het elfde
EOF Artikel 77
Onderwerp en toepassingsgebied In het kader van de door het betrokken LGO
vastgestelde strategie en prioriteiten op plaatselijk of regionaal niveau kan,
zonder dat dit afbreuk doet aan humanitaire hulp of noodhulp, financiële steun
worden verleend ten behoeve van de volgende activiteiten die bijdragen tot de
verwezenlijking van de doelstellingen die bij dit besluit zijn vastgesteld: a) sectoraal beleid en sectorale
hervormingen, alsmede daarmee samenhangende projecten; b) institutionele ontwikkeling,
capaciteitsopbouw en integratie van de milieuaspecten; c) technische samenwerking; d) aanvullende steun bij de in artikel
81 bedoelde fluctuerende opbrengsten uit de export van goederen en diensten. Artikel 78
Steun voor humanitaire hulp en noodhulp 1. Humanitaire hulp en noodhulp
worden verleend in LGO die geconfronteerd worden met ernstige economische en
sociale problemen van uitzonderlijke aard die het gevolg zijn van natuurrampen of
buitengewone omstandigheden met vergelijkbare gevolgen. Deze humanitaire hulp
en noodhulp worden verleend zo lang als noodzakelijk is om de urgente problemen
die het gevolg zijn van dergelijke omstandigheden op te lossen. Bij de verlening van humanitaire hulp en noodhulp
wordt uitsluitend uitgegaan van de behoeften en belangen van de slachtoffers
van dergelijke rampen. 2. Humanitaire hulp en noodhulp
hebben ten doel: a) mensenlevens te redden in crisissituaties
en postcrisissituaties; b) bij te dragen tot de financiering en
verzending van humanitaire hulp en tot de directe toegang daartoe van de
beoogde begunstigden, met gebruikmaking van alle beschikbare logistieke
middelen; c) kortetermijnmaatregelen voor herstel en
wederopbouw uit te voeren om de slachtoffers een minimum aan
sociaal-economische integratie te bieden en zo snel mogelijk de voorwaarden te
scheppen voor hervatting van de ontwikkeling op basis van
langetermijndoelstellingen; d) te voorzien in de behoeften die zijn
ontstaan door de verplaatsing van personen (vluchtelingen, ontheemden en
repatrianten) als gevolg van natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen,
teneinde zo lang als noodzakelijk is te voorzien in alle behoeften van
vluchtelingen en ontheemden (ongeacht hun verblijfplaats) en maatregelen voor
hun vrijwillige terugkeer en re-integratie in het land van herkomst te
vergemakkelijken; e) de LGO te helpen snel mechanismen voor
rampenpreventie en rampenparaatheid op te zetten, met inbegrip van systemen
voor vroegtijdige waarschuwing, om de gevolgen van rampen te reduceren. 3. Steun kan ook worden verleend
aan LGO die vluchtelingen of repatrianten opvangen, teneinde te voorzien in
dringende behoeften waarin noodhulp niet voorziet. 4. De in dit artikel bedoelde
steun wordt gefinancierd uit de begroting van de Unie. In uitzonderlijke
gevallen kan de steun echter, behalve uit het betrokken begrotingsonderdeel,
tevens worden gefinancierd uit de toewijzingen die in bijlage II zijn vermeld. 5. Acties op het gebied van
humanitaire hulp en noodhulp worden uitgevoerd op verzoek van het getroffen
LGO, de Commissie, de lidstaat waarmee het LGO banden heeft, internationale
organisaties of plaatselijke dan wel internationale niet-gouvernementele
organisaties. De steun wordt beheerd en uitgevoerd volgens procedures die
soepel, snel en effectief ingrijpen mogelijk maken. Artikel 79
Capaciteitsopbouw 1. De financiële bijstand wordt
gebruikt om de LGO te steunen bij de opbouw van de nodige capaciteit voor de
formulering, tenuitvoerlegging en monitoring van territoriale en/of regionale
strategieën en maatregelen ter verwezenlijking van de algemene doelstellingen
ten aanzien van de in deel II en deel III genoemde samenwerkingsgebieden. 2. De Unie steunt de
inspanningen van de LGO tot ontwikkeling van betrouwbare statistische gegevens
op die gebieden. Artikel 80
Technische bijstand 1. Op initiatief van de
Commissie kunnen studies of maatregelen op het gebied van technische bijstand
worden gefinancierd om te zorgen voor de voorbereiding, de monitoring, de evaluatie
en het toezicht die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en algehele evaluatie
van dit besluit. Ter plaatse verleende technische bijstand wordt in alle
gevallen uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften die op gedecentraliseerd
financieel beheer van toepassing zijn. 2. Op initiatief van de LGO
kunnen studies of maatregelen op het gebied van technische bijstand worden
gefinancierd voor de uitvoering van de in de programmeringsdocumenten opgenomen
activiteiten. De Commissie kan beslissen dergelijke studies of maatregelen te
financieren uit de programmeerbare steun of uit het voor maatregelen inzake
technische samenwerking bestemde budget. Artikel 81
Aanvullende steun bij fluctuerende exportopbrengsten 1. Binnen de in bijlage II
bedoelde financiële toewijzing wordt een systeem van aanvullende steun opgezet
met het oog op het terugdringen van de negatieve gevolgen van eventuele
kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten, met name voor de landbouw en
de mijnbouw, die de verwezenlijking van de ontwikkelingsdoelstellingen van het
betrokken LGO in gevaar kunnen brengen. 2. De in gevallen van
kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten te verlenen steun heeft ten
doel het veiligstellen van macro-economische en sectorale hervormingen en
beleid op gebieden die door de terugval van de opbrengsten gevaar lopen, en het
reduceren van de negatieve effecten van instabiliteit van de exportopbrengsten
uit met name landbouw- en mijnbouwproducten. De afhankelijkheid van de economieën van de LGO
van de export, met name die van landbouw- en mijnbouwproducten, moet in
aanmerking worden genomen bij de toewijzing van middelen als bedoeld in bijlage
V. In dit verband wordt aan de in bijlage I genoemde geïsoleerde LGO een
gunstiger behandeling toegekend overeenkomstig de criteria van bijlage V. 3. De aanvullende middelen
worden verstrekt volgens de specifieke procedures van het steunmechanisme dat
in bijlage V wordt omschreven. 4. De Unie verleent tevens steun
voor marktconforme verzekeringsregelingen die bestemd zijn voor LGO die zich
tegen de risico’s van fluctuaties van de exportopbrengsten wensen te
beschermen. Artikel 82
Programmering 1. Met het oog op de
doelstellingen van dit besluit wordt programmeerbare steun verstrekt op basis
van een programmeringsdocument. 2. Het programmeringsdocument
kan rekening houden met territoriale ontwikkelingsplannen of andere plannen die
de LGO zijn overeengekomen met de lidstaten waarmee zij banden hebben. 3. Overeenkomstig artikel 9 zijn
primair de autoriteiten van de LGO verantwoordelijk voor het formuleren van
strategieën, prioriteiten en regelingen door het opstellen van
programmeringsdocumenten, in coördinatie met de Commissie en de lidstaat
waarmee de LGO banden hebben. 4. De autoriteiten van de LGO
zijn verantwoordelijk voor: a) het bepalen van de prioriteiten waarop
hun strategie is gebaseerd; b) het opstellen van project- en
programmavoorstellen die aan de Commissie worden voorgelegd en samen met haar
worden bekeken. 5. De autoriteiten van de LGO en
de Commissie zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de goedkeuring van het
programmeringsdocument. 6. De Commissie stelt volgens de
procedure van artikel 84 het met een programmeringsdocument overeenstemmende
financieringsbesluit vast. 7. De procedure van artikel 84
is tevens van toepassing op substantiële herzieningen die tot een significante
inhoudelijke wijziging van de programmering of het daarmee overeenstemmende
financieringsbesluit leiden. De procedure is echter niet vereist voor
niet-substantiële wijzigingen zoals technische aanpassingen of verhoging of
verlaging van de initiële financiële toewijzing met minder dan 20%, mits die
wijzigingen niet van invloed zijn op de prioriteitsgebieden en prioritaire
doelstellingen zoals uiteengezet in het programmeringsdocument. Het in artikel
84 bedoelde comité wordt over dergelijke niet-substantiële wijzigingen
ingelicht binnen één maand nadat de wijzigingen zijn doorgevoerd. Artikel 83
Tenuitvoerlegging 1. De Commissie besteedt de voor
de LGO bestemde middelen van het elfde EOF op een van de in het financieel
reglement van het elfde EOF voorgeschreven wijzen en overeenkomstig de
voorwaarden van dit besluit en de maatregelen ter uitvoering van dit besluit.
Zij sluit daartoe financieringsovereenkomsten met de bevoegde autoriteiten van
de LGO. 2. De autoriteiten van de LGO
zijn verantwoordelijk voor: a) de voorbereiding van aanbestedingen, de
onderhandelingen en de gunning van opdrachten; b) de uitvoering en het beheer van projecten
en programma’s; c) het op gang houden van projecten en programma’s
en het toezicht houden op de levensvatbaarheid ervan. 3. De bevoegde autoriteiten van
de LGO en de Commissie zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor: a) de waarborging van deelneming onder
gelijke voorwaarden aan aanbestedingen en toegang tot opdrachten; b) het volgen en evalueren van het effect en
de resultaten van projecten en programma’s; c) het toezien op passende, snelle en
efficiënte uitvoering van projecten en programma’s. Artikel 84
Comité van het EOF–LGO 1. De Commissie wordt waar nodig
bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij het Intern Akkoord betreffende
het elfde EOF. 2. Bij de uitoefening van de
bevoegdheden die bij dit besluit zijn toegekend, handelt het comité onder de
naam “Comité van het EOF–LGO”. Het reglement van orde van het bij het Intern
akkoord ingestelde comité is van toepassing op het Comité van het EOF–LGO. 3. Het Comité van het EOF–LGO
concentreert zich bij zijn werkzaamheden op de inhoudelijke punten van de
samenwerking op het niveau van LGO en regio’s. Ter bevordering van de
coherentie, coördinatie en complementariteit oefent het comité toezicht uit op
de uitvoering van de programmeringsdocumenten. 4. Het Comité van het EOF–LGO
brengt advies uit over: a) ontwerp-programmeringsdocumenten en
eventuele wijzigingen daarvan; b) de financieringsbesluiten voor de
tenuitvoerlegging van dit deel van het besluit. 5. De vertegenwoordiger van de
Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het
comité brengt binnen een door de voorzitter vast te stellen termijn advies over
dit ontwerp uit. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die
in artikel 8 van het Intern Akkoord is voorgeschreven. De stemmen van de
vertegenwoordigers van de lidstaten in het comité worden gewogen overeenkomstig
lid 2 van dat artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel. 6. De Commissie stelt de
maatregelen vast, die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien de vastgestelde
maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité,
worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat
geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe is besloten,
uitstellen voor een termijn van ten hoogste drie maanden na de datum van de
kennisgeving. 7. De Raad kan met
gekwalificeerde meerderheid van stemmen, overeenkomstig de weging bedoeld in
lid 5, binnen de in lid 6 genoemde termijn een andersluidend besluit nemen. 8. De Commissie licht het comité
in over de follow-up, de evaluatie en de audit van de programmeringsdocumenten. 9. Ten aanzien van de
tenuitvoerlegging van het elfde EOF gelden de respectieve bepalingen van het
Intern Akkoord houdende instelling van het elfde EOF. Artikel 85 Bescherming
van de financiële belangen van de Unie en financiële controle 1. De Commissie ziet erop toe
dat de financiële belangen van de Unie bij de tenuitvoerlegging van uit hoofde
van dit besluit gefinancierde activiteiten worden beschermd door de toepassing
van preventieve maatregelen ter bestrijding van fraude, corruptie en andere
onwettige activiteiten, door de uitvoering van effectieve controles en, bij
gebleken onregelmatigheden, door de terugvordering van ten onrechte betaalde
bedragen alsook door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. 2. De Commissie en de Rekenkamer
hebben het recht om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en
subcontractanten die EU-middelen hebben ontvangen, controles op stukken of
controles en verificaties ter plaatse te verrichten. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)
kan bij marktdeelnemers die rechtstreeks of onrechtstreeks EU-middelen
ontvangen, controles en verificaties ter plaatse verrichten overeenkomstig de
procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad[19], om na
te gaan of er in het kader van een subsidieovereenkomst, subsidiebesluit of een
contract voor EU-financiering sprake is van fraude, corruptie of andere
onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden. Onverminderd de eerste en de tweede alinea hebben de
Commissie, de Rekenkamer en OLAF, uit hoofde van overeenkomsten met derde
landen en internationale organisaties, subsidieovereenkomsten,
subsidiebesluiten en contracten die uit de uitvoering van dit besluit
voortvloeien, het recht om controles op stukken en controles en verificaties
ter plaatse te verrichten overeenkomstig het financieel reglement van het
betrokken EOF. 3. Het betrokken LGO heeft de
primaire verantwoordelijkheid voor de financiële controle van de EU-middelen. De
controle wordt in voorkomend geval uitgevoerd in coördinatie met de lidstaat
waarmee het LGO banden heeft, overeenkomstig de toepasselijke nationale
wetgeving. 4. Het behoort tot de
verantwoordelijkheid van de Commissie om: a) erop toe te zien dat systemen voor beheer
en controle in het betrokken LGO bestaan en naar behoren functioneren, zodat de
EU-middelen correct en doeltreffend worden gebruikt; b) bij onregelmatigheden aanbevelingen te
doen of te verzoeken om corrigerende maatregelen teneinde de onregelmatigheden
te corrigeren en eventuele tekortkomingen op beheersniveau te verhelpen. 5. Op basis van administratieve
regelingen werken de Commissie, het LGO en de lidstaat waarmee het banden heeft
samen tijdens jaarlijkse of tweejaarlijkse bijeenkomsten om de programma’s, de
methodologie en de uitvoering van de te verrichten controles te coördineren. 6. Ten aanzien van financiële
correcties: a) is in eerste instantie het LGO
verantwoordelijk voor de opsporing en correctie van financiële
onregelmatigheden; b) indien het betrokken LGO echter in
gebreke blijft, doet de Commissie, als het betrokken LGO de situatie niet
verhelpt en pogingen tot schikking niet tot een resultaat leiden, het nodige om
het saldo van de algemene toewijzing die overeenstemt met het
financieringsbesluit voor het programmeringsdocument te verminderen of te
schrappen. Hoofdstuk 4
Subsidiabiliteitsbeginselen Artikel 86
Begunstigden van territoriale financiering 1. Overheidsinstellingen van de
LGO komen in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van dit besluit. 2. Met instemming van de
autoriteiten van de betrokken LGO komen voor financiële steun uit hoofde van
dit besluit ook de volgende organisaties in aanmerking: a) plaatselijke, nationale en/of regionale
overheids- of semioverheidsinstanties en plaatselijke autoriteiten van de LGO
en met name financiële instellingen en ontwikkelingsbanken daarvan; b) vennootschappen van de LGO en van
regionale groeperingen; c) vennootschappen uit een lidstaat, om deze
ter aanvulling op hun eigen bijdrage in staat te stellen productieve projecten
uit te voeren op het grondgebied van een LGO; d) financiële tussenpersonen uit de LGO of
uit de Unie die particuliere investeringen in de LGO bevorderen en financieren; e) actoren van gedecentraliseerde
samenwerking en andere niet-overheidsactoren van de LGO en de Unie, om deze in
staat te stellen economische, culturele, sociale en educatieve projecten en
programma’s op te zetten in de LGO in het kader van de in artikel 11 bedoelde
gedecentraliseerde samenwerking. Artikel 87
Begunstigden van regionale financiering 1. Regionale toewijzingen worden
bestemd voor activiteiten ten gunste van en met betrekking tot: a) twee of meer LGO; b) een of meer LGO en een of meer
ultraperifere gebieden als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag; c) een of meer LGO en een of meer naburige,
al dan niet tot de ACS behorende staten; d) een of meer LGO, een of meer
ultraperifere gebieden en een of meer naburige, al dan niet tot de ACS
behorende staten; e) twee of meer regionale organisaties
waarvan de LGO deel uitmaken; f) een of meer LGO en regionale
organisaties waarvan LGO, ACS-staten of een of meer ultraperifere gebieden deel
uitmaken; g) de LGO en de Unie in hun totaliteit. 2. De financiering om de
deelname van de ACS-staten, ultraperifere gebieden en andere landen mogelijk te
maken, vormt een aanvulling op de middelen die uit hoofde van dit besluit aan
de LGO zijn toegewezen. 3. De deelname van ACS-staten,
ultraperifere gebieden en andere landen aan uit hoofde van dit besluit
ingestelde programma’s mag slechts worden overwogen voor zover: a) het zwaartepunt van de projecten en
programma’s die binnen het meerjarig financieel samenwerkingskader worden
gefinancierd, in een LGO blijft liggen; b) de financieringsinstrumenten van de EU
gelijkwaardige bepalingen bevatten; c) het evenredigheidsbeginsel in acht wordt
genomen. 4. Projecten voor samenwerking
tussen de LGO, de ACS-staten, de ultraperifere gebieden en andere gebieden
kunnen worden gefinancierd door een combinatie van kredieten van het EOF met
kredieten van de begroting van de Unie met behulp van passende maatregelen, met
name vereenvoudigde mechanismen voor gezamenlijk beheer van dergelijke
projecten. Artikel 88
Deelname aan programma’s van de Unie 1. Natuurlijke personen uit de
LGO en, waar van toepassing, relevante overheids- en/of particuliere instanties
en organisaties in een LGO komen in aanmerking voor deelname aan en
financiering uit alle programma’s van de Unie, overeenkomstig de voorschriften
van die programma’s en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de
lidstaat waarmee een LGO banden heeft. 2. LGO komen tevens in
aanmerking voor steun uit hoofde van programma’s van de Unie voor samenwerking
met andere landen, met name ontwikkelingslanden, overeenkomstig de
voorschriften, doelstellingen en regelingen van die programma’s. Deel V
Slotbepalingen Artikel 89
Delegatie van bevoegdheden aan de Commissie 1. De Commissie is bevoegd om
volgens de procedure van artikel 90 gedelegeerde handelingen vast te stellen
ter aanvulling van de voorschriften van dit besluit, binnen twaalf maanden na
de inwerkingtreding ervan, en tot wijziging van de aanhangsels van bijlage VI
in verband met technologische ontwikkelingen en wijzigingen van de
douanewetgeving. 2. De aanvullende maatregelen
betreffen: a) de procedure voor de programmering; b) de procedures en criteria voor de
follow-up, audit, evaluatie, toetsing en tenuitvoerlegging van de programmering
in het kader van dit besluit, met inbegrip van het opstellen van periodieke of
andere verslagen; c) de nadere regels voor de uitvoering van
de financiële correcties bedoeld in artikel 85. Artikel 90
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend
onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in artikel 89 bedoelde
bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde duur
vanaf de datum van inwerkintreding van dit besluit. 3. De Raad kan de in artikel 89
bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot
intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het
wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt
vermeld. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde
handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een
gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad
daarvan tegelijkertijd in kennis. 5. Een overeenkomstig artikel 89
vastgestelde gedelegeerde handeling treedt slechts in werking als noch het
Europees Parlement noch de Raad binnen twee maanden na de datum van
kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als
zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van
deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. De
termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd. Artikel 91
Wijziging van de status De Raad, handelend overeenkomstig het Verdrag,
beslist over elke aanpassing van dit besluit die noodzakelijk is wanneer: a) een LGO onafhankelijk wordt; b) een LGO de associatie verlaat; c) een LGO een ultraperifeer gebied
wordt; d) een ultraperifeer gebied een LGO
wordt. Artikel 92
Intrekking Besluit 2001/822/EG van de Raad wordt
ingetrokken. Verwijzingen naar het ingetrokken besluit worden gelezen als
verwijzingen naar dit besluit. Artikel 93
Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op 1 januari
2014. Bijlage VI wordt van toepassing volgens het
bepaalde in artikel 65 van die bijlage. Artikel 94
Publicatie Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter BIJLAGE I
LIJST VAN GEÏSOLEERDE LANDEN EN GEBIEDEN OVERZEE –
Falklandeilanden –
Sint-Helena, Ascension en Tristan da Cunha –
Saint-Pierre en Miquelon BIJLAGE II financiële bijstand van de unie: ELFDe EOF Artikel 1
Verdeling over de verschillende instrumenten 1. Voor de doelstellingen vermeld
in dit besluit en voor de periode van zeven jaar van 1 januari 2014 tot en met
31 december 2020 wordt het totale bedrag van de financiële steun van de EU in
het kader van het elfde EOF, dat bij het intern akkoord waarbij het elfde EOF
wordt ingesteld is vastgesteld op [343,4 miljoen] euro, als volgt verdeeld: a) [330,4 miljoen] euro, in de vorm van
niet-terugvorderbare steun, voor programmeerbare langlopende
ontwikkelingssteun, humanitaire hulp, spoedhulp, hulp aan vluchtelingen en
aanvullende steun bij fluctuaties van de exportopbrengsten, alsmede voor steun
voor regionale ontwikkeling en integratie; b) [5 miljoen] euro voor de financiering van
rentesubsidies en technische bijstand in het kader van de
LGO-investeringsfaciliteit bedoeld in bijlage IV; c) [8 miljoen] euro voor onderzoeken of
technische bijstand overeenkomstig artikel 79 van dit besluit en voor een
algemene evaluatie van dit besluit die moet worden uitgevoerd ten laatste vier
jaar voor het verstrijken van dit besluit. 2. De middelen van het elfde EOF
kunnen na 31 december 2020 niet meer worden vastgelegd, tenzij de Raad met
eenparigheid van stemmen en op voorstel van de Commissie anders besluit. 3. Indien de in lid 1 bedoelde
middelen vóór het verstrijken van dit besluit uitgeput zijn, neemt de Raad
passende maatregelen. Artikel 2
Beheer van de middelen De EIB beheert de uit eigen middelen
verstrekte leningen als bedoeld in bijlage III en de in het kader van de
LGO-investeringsfaciliteit gefinancierde maatregelen als bedoeld in bijlage IV.
Alle andere financieringsmiddelen uit hoofde van dit besluit worden beheerd
door de Commissie. Artikel 3
Toewijzing aan de LGO Het in artikel 1, lid 1, onder a), van deze
bijlage genoemde bedrag van [330,4 miljoen] euro wordt toegewezen op basis van
de behoeften en de prestaties van de LGO, overeenkomstig onderstaande criteria: 4. Een bedrag A van 205,3
miljoen euro wordt toegewezen aan de LGO, behalve Groenland[ en Bermuda], voor
de financiering van met name de initiatieven waarnaar in het programmeringsdocument
wordt verwezen. In voorkomend geval wordt in het programmeringsdocument
bijzondere aandacht geschonken aan maatregelen ter versterking van het beheer
en de institutionele capaciteit van de begunstigde LGO en aan het bestuur, en
waar relevant het waarschijnlijk tijdschema van de voorgenomen acties. Bij de verdeling van bedrag A wordt rekening
gehouden met de bevolkingsgrootte, de hoogte van het bruto binnenlands product
(bbp), de omvang van eerdere EOF-toewijzingen en beperkingen als gevolg van het
geografisch isolement van LGO als vermeld in artikel 8 van dit besluit. Elke
toewijzing dient van zodanige omvang te zijn dat zij effectief kan worden
benut. De toewijzing wordt vastgesteld in overeenstemming met het
subsidiariteitsbeginsel. 5. [105 miljoen] euro wordt
toegewezen als steun voor regionale ontwikkeling en integratie, overeenkomstig
artikel 7 van dit besluit, met name betreffende de prioriteiten en gebieden van
wederzijds belang als bepaald in artikel 5, en via overleg in de in artikel 13
bedoelde organen van het EU/LGO-partnerschap. Dit moet worden gecoördineerd met
andere financiële instrumenten van de Unie, in een samenwerking tussen de LGO
en de ultraperifere gebieden die in artikel 349 van het Verdrag worden vermeld. 6. Een niet-toegewezen reserve B
van [20 miljoen] euro wordt ingesteld: a) ter financiering van humanitaire hulp en
spoedhulp aan de LGO en in voorkomend geval aanvullende steun bij fluctuaties
van de exportopbrengsten, overeenkomstig bijlage IV; b) ten behoeve van nieuwe toewijzingen in
verband met de ontwikkeling van de behoeften en prestaties van de in punt 1
bedoelde LGO. De prestaties worden op objectieve en transparante
wijze beoordeeld op basis van onder meer de benuttingsgraad van de toegewezen
middelen, de effectieve uitvoering van de lopende maatregelen en de
duurzaamheid van de ontwikkelingsmaatregelen. 7. Naar aanleiding van een
tussentijdse evaluatie kan de Commissie besluiten tot een andere verdeling van
alle niet toegewezen middelen genoemd in dit artikel. De procedures voor deze
evaluatie en de besluiten inzake de nieuwe toewijzing worden goedgekeurd
overeenkomstig artikel 84 van dit besluit. BIJLAGE III financiële BIJSTAND van de unie: LENINGEN UIT
DE EIGEN MIDDELEN VAN DE EUROPESE INVESTERINGSBANK Artikel 1
Bedrag Uit haar eigen middelen en in overeenstemming
met haar eigen regels en procedures en met de voorwaarden van haar statuten en
deze bijlage, stelt de EIB een bedrag van ten hoogste [100 miljoen] euro te
beschikking voor financieringen. Artikel 2
Europese Investeringsbank 8. De EIB: a) draagt met de door haar beheerde middelen
bij tot de economische en industriële ontwikkeling van de LGO op territoriale
en regionale basis; daartoe financiert zij, bij wijze van prioriteit,
productieve projecten of andere investeringen gericht op het stimuleren van de
particuliere sector in alle sectoren van de economie; b) brengt nauwe betrekkingen tot stand met
de territoriale en regionale ontwikkelingsbanken en de financiële en bancaire
instellingen van de LGO en de Unie; c) past, voor zover nodig, in overleg met
het betrokken LGO, de in dit besluit omschreven regelingen en procedures
betreffende de uitvoering van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering
aan, teneinde rekening te houden met de aard van de projecten en zich in het
kader van de in haar reglementen vastgelegde procedures te richten naar de
doelstellingen van dit besluit. 9. Voor financiering uit de
eigen middelen van de EIB gelden de volgende procedures en voorwaarden. a) Het referentierentetarief is het tarief
dat door de EIB wordt toegepast voor leningen tegen dezelfde voorwaarden wat
munteenheid, aflossingsperiode en effecten betreft op de dag van ondertekening
van de overeenkomst of op de datum van overboeking; b) Echter met dien verstande dat: –
projecten in de overheidssector in principe in
aanmerking komen voor een rentesubsidie van 3%; –
voor projecten in de particuliere sector die
betrekking hebben op herstructureringsmaatregelen in het kader van de
privatisering of voor projecten met aanmerkelijke en duidelijk aantoonbare
sociale of milieuvoordelen, de leningen kunnen worden verstrekt met een
rentesubsidie waarvan de omvang en vorm afhankelijk zijn van de bijzondere
kenmerken van het project. De rentesubsidie bedraagt echter niet meer dan 3%. –
de uiteindelijke rentevoet in geen geval minder is
dan 50% van het referentietarief. c) het bedrag van de rentesubsidie, berekend
als de waarde op het tijdstip van de overboeking van de lening, wordt afgeboekt
op het bedrag van de toewijzing voor rentesubsidies als bepaald in bijlage IV,
artikel 2, lid 11, en rechtstreeks overgemaakt aan de EIB. Rentesubsidies kunnen worden gekapitaliseerd of
gebruikt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp ter ondersteuning van
projectgerelateerde technische bijstand, met name ten behoeve van financiële
instellingen in de LGO; d) de looptijdvoorwaarden van de door de EIB
uit eigen middelen verstrekte leningen worden vastgesteld op basis van de
economische en financiële kenmerken van het project, maar mogen niet meer dan
25 jaar bedragen. Voor deze leningen geldt gewoonlijk een aflossingsvrije
periode, die wordt vastgesteld onder verwijzing naar de periode die voor de
uitvoering van het project nodig is. 10. Voor door de EIB uit eigen
middelen gefinancierde investeringen in overheidsbedrijven kunnen van het
betrokken LGO specifieke projectgerelateerde garanties of verbintenissen worden
verlangd. Artikel 3
Regels inzake overmaking van deviezen 11. De betrokken LGO verbinden
zich ertoe om ten aanzien van maatregelen uit hoofde van dit besluit waarvoor
zij schriftelijk toestemming hebben verleend in het kader van dit besluit: a) de rente, provisies en aflossing van
leningen vrij te stellen van nationale of lokale belastingen of fiscale
heffingen die krachtens de wetgeving van het betrokken LGO of de betrokken LGO
verschuldigd zijn; b) de begunstigden de beschikking te geven
over de nodige deviezen voor de betaling van rente, provisies en aflossing van
leningen, welke bedragen verschuldigd zijn uit hoofde van de
financieringsovereenkomsten die gesloten zijn voor de uitvoering van projecten
op hun grondgebied; c) de EIB de beschikking te geven over de
nodige deviezen voor de overmaking van alle bedragen die zij in nationale
valuta heeft ontvangen, tegen de wisselkoers die op het ogenblik van de
overmaking van toepassing is op transacties tussen de euro of andere deviezen
voor overmaking en de nationale valuta. Dit omvat alle soorten vergoedingen,
zoals onder meer rente, dividend en provisies, alsmede de aflossing van
leningen en de opbrengsten uit de verkoop van aandelen, welke bedragen
verschuldigd zijn uit hoofde van de financieringsovereenkomsten die gesloten
zijn voor de uitvoering van projecten op hun grondgebied. 12. Voor de toepassing van dit
artikel wordt verstaan onder “betrokken LGO” het LGO dat de begunstigde van de
operatie is. BIJLAGE IV financiële BIJSTAND van de unie:
investeringsfaciliteit van de Europese iNVESTERINGSbANK Artikel 1
Doel De LGO-investeringsfaciliteit (“faciliteit”
genoemd) die bij Besluit 2001/822/EG werd ingesteld met middelen uit het EOF
ter ondersteuning van commercieel levensvatbare ondernemingen, blijft behouden. De financieringsvoorwaarden voor maatregelen
in het kader van de faciliteit en voor leningen uit de eigen middelen van de
EIB zijn de voorwaarden als vastgesteld in het interne akkoord waarbij het
elfde EOF wordt vastgesteld en in bijlage III en in deze bijlage. Deze middelen worden direct of indirect
verstrekt aan daarvoor in aanmerking komende ondernemingen, via daarvoor in
aanmerking komende investeringsfondsen en/of financiële tussenpersonen. Artikel 2
Middelen van de faciliteit 13. De middelen van de faciliteit
kunnen onder meer worden ingezet voor: a) de verstrekking van risicokapitaal in de
vorm van: –
aandelenparticipaties in ondernemingen uit de LGO,
al dan niet gevestigd in een LGO, met inbegrip van financiële instellingen –
bijdragen in semikapitaal aan ondernemingen uit de
LGO, met inbegrip van financiële instellingen; –
garanties en andere kredietaanvullingen die kunnen
worden benut voor het dekken van politieke en andere investeringsgerelateerde
risico’s, ten behoeve van buitenlandse en binnenlandse investeerders of
kredietverleners; b) de verstrekking van gewone leningen. 14. Aandelenparticipaties hebben
gewoonlijk betrekking op niet-controlerende minderheidsbelangen en worden
vergoed op basis van de resultaten van het betrokken project. 15. Bijdragen in semikapitaal
kunnen bestaan uit voorschotten van aandeelhouders, converteerbare obligaties,
voorwaardelijke, achtergestelde of participatieleningen of een soortgelijke
vorm van bijstand. Deze bijstand kan met name bestaan uit: a) voorwaardelijke leningen, waarvan de
aflossing en/of looptijd afhankelijk is van de vervulling van bepaalde
voorwaarden met betrekking tot het resultaat van het project; in het specifieke
geval van voorwaardelijke leningen voor pre-investeringsonderzoeken of andere
projectgerelateerde technische bijstand kan de aflossing worden geannuleerd
indien de investering niet plaatsvindt; b) participatieleningen, waarvan de aflossing
en/of looptijd afhankelijk is van de financiële rentabiliteit van het project; c) achtergestelde leningen, waarvan de
terugbetaling pas plaatsvindt nadat de overige verstrekte kredieten zijn
terugbetaald. 16. De vergoeding van elke
maatregel wordt gespecificeerd bij het verstrekken van de lening. 17. Hierbij geldt echter dat: a) in het geval van voorwaardelijke en
participatieleningen de vergoeding gewoonlijk een vaste rentevoet van maximaal
3% omvat, alsmede een variabele component die gerelateerd is aan het resultaat
van het project; b) de rentevoet in het geval van
achtergestelde leningen marktconform is. 18. De garanties zijn in
overeenstemming met de verzekerde risico’s en de bijzondere kenmerken van de
maatregel. 19. De rentevoet van gewone leningen
omvat een referentietarief dat door de EIB wordt toegepast voor vergelijkbare
leningen waarvoor dezelfde voorwaarden gelden inzake aflossingsvrije en
aflossingsperiodes, alsmede een door de EIB vastgestelde opslag. 20. Voor gewone leningen gelden in
de volgende gevallen concessionele voorwaarden: a) in het geval van infrastructuurprojecten
in de minst ontwikkelde LGO of in LGO die zich in een postconflictsituatie of
een situatie na een natuurramp bevinden, wanneer deze infrastructuurprojecten
een essentiële voorwaarde zijn voor de ontwikkeling van de particuliere sector.
In deze gevallen wordt de rentevoet van de lening verlaagd met 3%; b) in het geval van projecten die betrekking
hebben op herstructureringsmaatregelen in het kader van privatisering of projecten
met aanmerkelijke en duidelijk aantoonbare sociale of milieuvoordelen. In deze
gevallen worden de leningen verstrekt met een rentesubsidie waarvan de omvang
en vorm afhankelijk zijn van de bijzondere kenmerken van het project. De
rentesubsidie bedraagt echter niet meer dan 3%. 21. De uiteindelijke rentevoet van
leningen die onder het bepaalde onder a) of b) vallen, is in geen geval minder
dan 50% van het referentietarief. 22. De voor deze concessionele
doeleinden ter beschikking gestelde middelen zijn afkomstig van de faciliteit
en bedragen niet meer dan 5% van het totale bedrag dat wordt toegewezen voor de
financiering van investeringen uit de faciliteit en uit de eigen middelen van
de EIB. 23. Rentesubsidies kunnen worden
gekapitaliseerd of gebruikt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp ter
ondersteuning van projectgerelateerde technische bijstand, met name ten behoeve
van financiële instellingen in de LGO. Artikel 3
Verrichtingen van de faciliteit 24. In het kader van de faciliteit
wordt in alle sectoren van de economie steun verleend voor investeringen van
particuliere en commercieel geleide publieke entiteiten, onder andere voor
economische en technologische infrastructuur die opbrengsten genereert en voor
de particuliere sector cruciaal is. De faciliteit dient: a) te worden beheerd als een revolverend
fonds en gericht te worden op financiële duurzaamheid. Voor de maatregelen in
het kader van de faciliteit gelden marktconforme voorwaarden; de maatregelen
mogen niet leiden tot verstoringen op de lokale markten of het verplaatsen van
particuliere financieringsbronnen; b) de financiële sector van de LGO te
steunen en een katalysatoreffect na te streven door het aantrekken van
plaatselijke langetermijnmiddelen te bevorderen en buitenlandse particuliere
investeerders en kredietverleners te interesseren voor projecten in de
ACS-staten; c) een gedeelte van het risico te dragen
voor de projecten die ermee worden gefinancierd, waarbij de financiële
duurzaamheid wordt verzekerd door de portefeuille als geheel en niet door
afzonderlijke verrichtingen; en d) ernaar te streven middelen te verstrekken
via instellingen en programma’s van de LGO die de ontwikkeling van het midden-
en kleinbedrijf stimuleren. 25. De EIB ontvangt een vergoeding
voor de kosten die zij maakt voor het beheer van de faciliteit. De vergoeding
die de EIB ontvangt omvat een vast onderdeel van 0,5% per jaar van het
aanvangskapitaal en een variabel onderdeel van ten hoogste 1,5% per jaar van de
portefeuille van de faciliteit die geïnvesteerd is in projecten in LGO. De
vergoeding wordt gefinancierd uit de faciliteit. 26. Bij het verstrijken van dit
besluit worden, indien de Raad geen specifiek besluit heeft genomen, worden de
cumulatieve nettoterugbetalingen aan de faciliteit overgedragen naar het
volgende financieel instrument voor de LGO. Artikel 4
Regels inzake het wisselkoersrisico Teneinde de
gevolgen van wisselkoersschommelingen zo veel mogelijk te beperken, worden
problemen in verband met het wisselkoersrisico als volgt aangepakt: a) in het geval van
aandelenparticipaties die gericht zijn op de versterking van de eigen middelen
van een onderneming, komt het wisselkoersrisico in het algemeen voor rekening
van de faciliteit; b) in het geval van financiering met
risicodragend kapitaal ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf wordt het
wisselkoersrisico in het algemeen gedeeld door enerzijds de Unie en anderzijds
de overige betrokken partijen. Gemiddeld wordt het wisselkoersrisico
gelijkelijk gedeeld; c) voor zover haalbaar en passend, met
name in landen die gekenmerkt worden door macro-economische en financiële
stabiliteit, worden in het kader van de faciliteit leningen verstrekt in de
lokale munteenheden van de LGO, teneinde aldus het wisselkoersrisico weg te
nemen. Artikel 5
Financiële controle 27. Voor de verrichtingen van de
faciliteit gelden de controle- en kwijtingsprocedures zoals die voor alle
verrichtingen van de EIB in haar statuten zijn vastgelegd. 28. De controle van de Rekenkamer
op de verrichtingen van de faciliteit wordt uitgevoerd volgens de afspraken die
de Commissie, de Bank en de Rekenkamer daarover met elkaar gemaakt hebben, in
het bijzonder in de tripartiete overeenkomst van 27 oktober 2003 tussen de
genoemde partijen, inclusief wijzigingen, aanpassingen en aanvullingen en
eventuele opvolgingsovereenkomsten. Artikel 6
Voorrechten en immuniteiten 29. De vertegenwoordigers van de
EIB die deelnemen aan werkzaamheden met betrekking tot dit besluit of de
tenuitvoerlegging ervan, genieten in de LGO gedurende de uitoefening van hun
ambt en op hun reizen naar of van de plaats van hun missie de gebruikelijke
voorrechten, immuniteiten en faciliteiten. 30. Voor zijn officiële
mededelingen en het overbrengen van al zijn documenten geniet de EIB op het
grondgebied van de LGO dezelfde behandeling als de internationale organisaties. 31. De officiële correspondentie
en andere officiële mededelingen van de EIB zijn niet aan censuur onderworpen. BIJLAGE V FINANCIËLE
BIJSTAND VAN DE UNIE: AANVULLENDE STEUN BIJ FLUCTUERENDE EXPORTOPBRENGSTEN Artikel 1
Principes 32. De mate waarin de economie van
een LGO afhankelijk is van de export van goederen, in het bijzonder van
landbouw- en mijnbouwproducten, is een belangrijk criterium bij de vaststelling
van de toewijzing voor langetermijnontwikkeling. 33. Om de negatieve effecten van
de instabiliteit van de exportopbrengsten te reduceren en de uitvoering van een
door een inkomstendaling in gevaar gebracht ontwikkelingsprogramma te
garanderen, kan uit de programmeerbare middelen voor de langetermijnontwikkeling
van een land aanvullende financiële steun worden vrijgemaakt op basis van
artikel 2 en artikel 3. Artikel 2
Criteria 34. Aanvullende financiële
middelen worden vrijgemaakt indien sprake is van: a) een daling van 10% (of 2% in het geval
van geïsoleerde LGO bedoeld in bijlage I) van de exportopbrengsten uit
goederen, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de
eerste drie jaar van de eerste vier jaar voorafgaande aan het toepassingsjaar;
hetzij b) een daling van 10% (of 2% in het geval
van geïsoleerde LGO bedoeld in bijlage I) van de exportopbrengsten van alle
landbouw- en mijnbouwproducten, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van
de opbrengsten in de eerste drie jaar van de eerste vier jaar voorafgaande aan
het toepassingsjaar voor landen wier opbrengsten uit landbouw- en
mijnbouwproducten meer dan 40% vertegenwoordigen van de totale
exportopbrengsten uit goederen. 35. Het recht op aanvullende
financiële middelen is beperkt tot vier opeenvolgende jaren. 36. De aanvullende financiële
middelen worden opgenomen in de openbare rekeningen van het betrokken land. Zij
worden gebruikt overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen krachtens artikel 83
van dit besluit. Bij overeenstemming tussen de partijen kunnen de middelen
worden gebruikt voor financiering van in de nationale begroting opgenomen
programma’s. Een deel van de aanvullende financiële middelen kan echter ook
worden bestemd voor specifieke sectoren. Artikel 3
Voorschotten Het systeem voor de toewijzing van aanvullende
financiële middelen dient te voorzien in voorschotten ter dekking van eventuele
vertragingen bij de verkrijging van handelsstatistieken en om ervoor te zorgen
dat de betrokken middelen kunnen worden opgenomen in de begroting van het jaar
volgende op het toepassingsjaar. Voorschotten worden vrijgemaakt op basis van
door de autoriteiten van de LGO opgestelde en bij de Commissie ingediende
voorlopige exportstatistieken, in afwachting van de officiële definitieve
geconsolideerde statistieken. Voorschotten bedragen maximaal 80% van het
geschatte bedrag van de aanvullende financiële middelen voor het
toepassingsjaar. De aldus vrijgemaakte bedragen worden bij overeenstemming
tussen de Commissie en de betrokken autoriteiten van de LGO aangepast in het
licht van de definitieve geconsolideerde exportstatistieken en het definitieve
cijfer van het overheidstekort. Artikel 4
Herziening De bepalingen van deze bijlage worden door de
Raad uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de uitvoeringsbepalingen
van artikel 84 van dit besluit opnieuw beoordeeld en kunnen daarna worden
herzien op verzoek van de Commissie, een lidstaat of een LGO. BIJLAGE VI betreffende de definitie van het
begrip “producten van oorsprong” en REGELINGEN VOOR administratieve
samenwerking INHOUDSOPGAVE Titel I Algemene bepalingen......................................................................................................... 58 Titel II Definitie van het begrip “producten van
oorsprong”........................................................... 58 Titel III Territoriale voorwaarden................................................................................................. 58 Titel IV Bewijs van de oorsprong................................................................................................ 58 TITEL V Regelingen voor administratieve
samenwerking............................................................. 58 Titel VI Ceuta en Melilla............................................................................................................. 58 Titel VII Slotbepalingen............................................................................................................... 58 Aanhangsels I tot en met XIII Titel I
Algemene bepalingen Artikel 1
Definities Voor de toepassing van deze bijlage wordt
verstaan onder: a) “EPO-landen”: gebieden of staten
behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille
Oceaan (ACS) die overeenkomsten hebben gesloten tot instelling van, of leidende
tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (EPO), als een
dergelijke EPO voorlopig wordt toegepast of, als dit eerder het geval is, in
werking treedt; b) “vervaardiging”: elke soort be- of
verwerking, met inbegrip van assemblage; c) “materiaal”: alle ingrediënten,
grondstoffen, componenten, delen, enz., die bij de vervaardiging van het
product zijn gebruikt; d) “product”: het vervaardigde product,
ook indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product
te worden gebruikt; e) “goederen”: zowel materialen als
producten; f) “fungibele materialen”: materialen
van dezelfde soort en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysische
kenmerken, waartussen geen onderscheid mogelijk is zodra zij in het eindproduct
zijn verwerkt; g) “douanewaarde”: de waarde zoals
bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de
Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst
inzake de douanewaarde van de WTO); h) “waarde van de materialen” in de
lijst in aanhangsel II: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de
gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend
is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de
materialen in het LGO is betaald. Wanneer de waarde van de gebruikte materialen
van oorsprong moet worden vastgesteld, is dit punt van overeenkomstige
toepassing; i) “prijs af fabriek”: de prijs die
voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in wiens onderneming de
laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is
begrepen van alle gebruikte materialen en alle andere aan de vervaardiging
verbonden kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of
kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd. Wanneer de betaalde prijs niet alle kosten dekt
die verbonden zijn aan de vervaardiging van het product in het LGO, is de prijs
af fabriek de som van al die kosten, verminderd met alle binnenlandse
belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen
product wordt uitgevoerd; Wanneer de laatste be- of verwerking aan een
fabrikant is uitbesteed, kan de in de eerste alinea van dit punt gebruikte term
“fabrikant” verwijzen naar het bedrijf dat de be- of verwerking heeft
uitbesteed. j) “maximuminhoud van niet van
oorsprong zijnde materialen”: de maximum hoeveelheid niet van oorsprong zijnde
materialen die is toegestaan om een vervaardiging als een toereikende be- of
verwerking en het product als van oorsprong te beschouwen. Deze hoeveelheid kan
worden uitgedrukt in procenten van de prijs af fabriek van het product of in
procenten van het nettogewicht van de gebruikte materialen van een bepaalde
groep hoofdstukken, een hoofdstuk, post of postonderverdeling. k) “nettogewicht”: het gewicht van de
goederen zelf zonder verpakkingsmateriaal en verpakkingsrecipiënten van welke
soort dan ook; l) “hoofdstukken”, “posten” en “postonderverdelingen”:
de hoofdstukken, posten en postonderverdelingen (vier- of zescijfercodes) van
de nomenclatuur die het geharmoniseerd systeem vormt met de wijzigingen
ingevolge de aanbeveling van de Internationale Douaneraad van 26 juni 2004; m) “ingedeeld”: de indeling van een
product of materiaal onder een bepaalde post of postonderverdeling van het
geharmoniseerd systeem; n) “zending”: producten die –
gelijktijdig van een exporteur naar een
geadresseerde worden gezonden; of –
vergezeld gaan van een enkel vervoerdocument vanaf
de verzending bij de exporteur tot de aankomst bij de geadresseerde of, in
afwezigheid van een dergelijk document, van een enkele factuur; o) “exporteur”: een persoon die
goederen naar de Europese Unie of naar een LGO uitvoert en die de oorsprong van
de goederen kan aantonen, ongeacht het feit of hij de fabrikant is en of hij de
uitvoerformaliteiten zelf verricht; p) “geregistreerde exporteur”: een
exporteur die bij de bevoegde autoriteiten van een LGO geregistreerd staat in
verband met het opstellen van oorsprongsverklaringen met het doel goederen in
het kader van dit besluit uit te voeren; q) “oorsprongsverklaring”: een door een
exporteur opgestelde verklaring dat de goederen waarop de verklaring betrekking
heeft aan de oorsprongsregels van deze bijlage voldoen, zodat degene die deze
goederen voor het vrije verkeer in de Unie aangeeft voor de preferentiële
tariefbehandeling in aanmerking komt of waarmee een bedrijf in een LGO dat
materialen invoert ter verdere verwerking in het kader van de cumulatie de
oorsprong van die materialen kan aantonen. Titel II
Definitie van het begrip “producten van oorsprong” Artikel 2
Algemene voorwaarden 37. De volgende producten worden
geacht van oorsprong te zijn uit de LGO: a) geheel en al in een LGO verkregen
producten in de zin van artikel 3; b) in een LGO verkregen producten waarin
materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen
een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel
4. 38. Producten van oorsprong die
vervaardigd zijn van materialen die geheel en al zijn verkregen in twee of meer
LGO of die daar een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, worden
geacht van oorsprong te zijn uit het LGO waar de laatste be- of verwerking
heeft plaatsgevonden. Artikel 3
Geheel en al verkregen producten 39. Als geheel en al in een LGO
verkregen worden beschouwd: a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen
minerale producten; b) aldaar gekweekte en geoogste producten
van het plantenrijk; c) aldaar geboren en opgefokte levende
dieren; d) producten afkomstig van aldaar opgefokte
levende dieren; e) producten afkomstig van aldaar geboren en
opgefokte geslachte dieren; f) producten van de aldaar bedreven jacht
of visserij; g) producten van de aquacultuur wanneer de
vis, schelp- en weekdieren aldaar zijn geboren en gekweekt; h) producten van de zeevisserij en andere
door zijn schepen buiten enig territoriaal water uit de zee gewonnen producten; i) producten, uitsluitend van de onder h)
bedoelde producten aan boord van zijn fabrieksschepen vervaardigd; j) aldaar verzamelde gebruikte artikelen
die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen; k) afval en schroot afkomstig van aldaar
verrichte fabrieksbewerkingen; l) producten, gewonnen uit de zeebodem of ‑ondergrond
buiten de territoriale water, mits het LGO het alleenrecht heeft op ontginning
van deze zeebodem of -ondergrond; m) goederen die aldaar uitsluitend uit de
onder a) tot en met l) bedoelde producten zijn vervaardigd. 40. De termen “zijn schepen” en “zijn
fabrieksschepen” in lid 1, onder h) en i), zijn slechts van toepassing op
schepen en fabrieksschepen: a) die in een LGO of in een lidstaat zijn
geregistreerd; b) die de vlag van een LGO of van een
lidstaat voeren; c) die voldoen aan een van de volgende
voorwaarden: –
zij behoren voor ten minste 50% toe aan onderdanen
van LGO of van lidstaten; of –
zij behoren toe aan een onderneming i) die haar hoofdkantoor en haar
belangrijkste economische activiteit in LGO of in lidstaten heeft; en ii) die voor ten minste 50% toebehoort aan
LGO, overheidsorganen van die staat, onderdanen van die staat of een lidstaat. 41. Aan elk van de voorwaarden van
lid 2 kan in lidstaten of in verschillende LGO worden voldaan. In dat geval
worden de producten geacht de oorsprong te hebben van het LGO waar het vaartuig
of fabrieksschip is geregistreerd overeenkomstig lid 2, onder a). Artikel 4
Toereikende bewerking of verwerking 42. Onverminderd de artikelen 5 en
6 worden producten die niet geheel en al zijn verkregen in een LGO in de zin
van artikel 3 geacht aldaar van oorsprong te zijn, indien zij voldoen aan de in
aanhangsel II vermelde voorwaarden. 43. Indien een product dat
overeenkomstig lid 1 de oorsprong van een LGO heeft verkregen, in dat LGO
verder wordt be- of verwerkt en gebruikt als materiaal bij de vervaardiging van
een ander product, wordt geen rekening gehouden met de niet van oorsprong
zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan kunnen zijn gebruikt. 44. Voor elk product wordt bepaald
of aan de eisen van lid 1 is voldaan. Wanneer de betrokken regel echter gebaseerd is op
een maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen, kan voor de waarde van
de niet van oorsprong zijnde materialen een gemiddelde worden berekend,
overeenkomstig lid 4, om rekening te houden met schommelingen in kosten en
wisselkoersen. 45. In het in lid 3, tweede
alinea, bedoelde geval worden een gemiddelde prijs van het product af fabriek
en een gemiddelde waarde van de gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen
respectievelijk berekend op basis van de som van de prijzen af fabriek van de
gehele verkoop van dat product in het voorgaande boekjaar en de som van de
waarde van alle niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de
vervaardiging van het product in het voorgaande boekjaar, zoals gedefinieerd in
het land van uitvoer of, wanneer cijfers voor een geheel boekjaar ontbreken,
een kortere periode die echter niet minder dan drie maanden kan zijn. 46. Exporteurs die gekozen hebben
voor een berekening op basis van gemiddelden moeten deze methode in het jaar
volgende op het referentieboekjaar steeds gebruiken of, indien van toepassing,
in het jaar volgende op de kortere periode die als referentieperiode is
gebruikt. Zij mogen ophouden met de toepassing van deze methode wanneer de
schommelingen in kosten of wisselkoeren die het gebruik van die methode
rechtvaardigden in een bepaald boekjaar, of in de kortere representatieve
periode van niet minder dan drie maanden, hebben opgehouden. 47. De in lid 4 bedoelde
gemiddelden worden gebruikt als respectievelijk de prijs af fabriek en de
waarde van niet van oorsprong zijnde materialen om vast te stellen of voldaan
is aan de voorwaarde van de maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde
materialen. Artikel 5
Ontoereikende bewerking of verwerking 48. Onverminderd lid 3 worden de
volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om producten de
oorsprongsstatus te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 4 is
voldaan: a) conserverende behandelingen die ervoor
moeten zorgen dat de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat
blijven; b) het splitsen en samenvoegen van colli; c) het wassen of schoonmaken; verwijderen
van stof, roest, olie, verf of dergelijke; d) strijken of persen van textiel en
artikelen van textiel; e) eenvoudig schilderen of polijsten; f) ontvliezen of doppen en geheel of
gedeeltelijk vermalen van rijst; polijsten of glanzen van granen en rijst; g) het kleuren of aromatiseren van suiker of
het vormen van suikerklonten; het geheel of gedeeltelijk vermalen van
kristalsuiker; h) het pellen, ontpitten of schillen van
vruchten of groenten; i) het aanscherpen of het eenvoudig
vermalen of versnijden; j) het zeven, sorteren, classificeren,
assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten
van artikelen); k) het eenvoudig verpakken in flessen,
flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen
en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de verpakking; l) aanbrengen of opdrukken op de producten
zelf of hun verpakking van merken, etiketten, beeldmerken en andere
soortgelijke merktekens; m) eenvoudig mengen van producten, ook van
verschillende soorten; het mengen van suiker met andere stoffen; n) eenvoudig toevoegen van water of
verdunnen, drogen of denatureren van producten; o) het eenvoudig samenvoegen van delen van
artikelen tot een volledig artikel en het uit elkaar nemen van artikelen; p) twee of meer van de onder a) tot en met
o) genoemde handelingen tezamen; q) het slachten van dieren. 49. Voor de toepassing van lid 1
worden behandelingen als eenvoudig beschouwd wanneer voor het uitvoeren daarvan
geen bijzondere vaardigheden nodig zijn noch speciaal daarvoor gemaakte of
geïnstalleerde machines, apparaten of gereedschappen. 50. Om te bepalen of de be- of
verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de
zin van lid 1 worden alle behandelingen die dit product in een LGO heeft
ondergaan tezamen genomen. Artikel 6
Toleranties 51. In afwijking van artikel 4 en
met inachtneming van de leden 2 en 3 van dit artikel mogen niet van oorsprong
zijnde materialen die volgens de voorwaarden van de lijst in aanhangsel II bij
de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, toch
worden gebruikt, mits de totale waarde of het totale nettogewicht niet hoger is
dan a) 15% van het gewicht van het product voor
producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 2 en 4 tot en met 24, andere
dan de verwerkte visserijproducten van hoofdstuk 16; b) 15% van de prijs af fabriek van het
product voor andere producten, behalve de producten die zijn ingedeeld onder de
hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem, waarvoor de
afwijkingen van toepassing zijn die zijn vermeld in aanhangsel I, aantekeningen
6 en 7. 52. Op grond van lid 1 mogen de
percentages niet worden overschreden voor de maximuminhoud van niet van
oorsprong zijnde materialen die zijn vermeld in de lijst in aanhangsel II. 53. De leden 1 en 2 zijn niet van
toepassing op producten die geheel en al zijn verkregen in een LGO in de zin
van artikel 3. Onverminderd artikel 5 en artikel 11, lid 2, is de in die leden
vastgestelde afwijking echter van toepassing op de som van alle materialen die
bij de vervaardiging van een product zijn gebruikt en waarvoor de regel in de
lijst in aanhangsel I eist dat die materialen geheel en al zijn verkregen. Artikel 7
Bilaterale cumulatie 54. Onverminderd het bepaalde in artikel 2 worden materialen van oorsprong
uit de Unie beschouwd materialen van oorsprong uit een LGO te zijn indien zij
in een aldaar verkregen product zijn opgenomen, mits zij een be- of verwerking
hebben ondergaan die ingrijpender is dan de in artikel 5, lid 1, genoemde be-
of verwerkingen 55. Onverminderd het bepaalde in artikel 2 worden in de Unie uitgevoerde
be- of verwerkingen geacht in een LGO te hebben plaatsgevonden wanneer de
materialen later aldaar worden be- of verwerkt. 56. Met het oog op bilaterale
cumulatie als bepaald in dit artikel wordt de oorsprong van de materialen
overeenkomstig deze bijlage vastgesteld. Artikel 8
Cumulatie met EPO-landen 57. Onverminderd
het bepaalde in artikel 2 worden materialen van oorsprong uit de EPO-landen
beschouwd materialen van oorsprong uit een LGO te zijn indien zij in een aldaar
verkregen product zijn opgenomen, mits zij een be- of verwerking hebben
ondergaan die ingrijpender is dan de in artikel 5, lid 1, genoemde be- of
verwerkingen 58. Onverminderd
het bepaalde in artikel 2 worden in de EPO-landen uitgevoerde be- of
verwerkingen geacht in een LGO te hebben plaatsgevonden wanneer de materialen later
aldaar worden be- of verwerkt. 59. Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel wordt de oorsprong van de
materialen van oorsprong uit een EPO-land vastgesteld overeenkomstig de
oorsprongsregels die van toepassing zijn op het betreffende EPO-land en
desbetreffende bepalingen inzake oorsprongsbewijzen en administratieve
samenwerking. De cumulatie waarin
dit artikel voorziet wordt niet toegepast op: a) materialen van oorsprong uit de Republiek
Zuid-Afrika die niet rechtstreeks en van rechten en quota vrijgesteld in de
Unie kunnen worden ingevoerd in het kader van de EPO tussen de Unie en de
Zuid-Afrikaanse Ontwikkelingsgemeenschap. b) materialen opgenomen in aanhangsel XIII. 60. De cumulatie waarin dit
artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien: a) het EPO-land dat de materialen levert en
het LGO dat het eindproduct vervaardigt zich ertoe verbindt: –
deze bijlage na te leven of te doen naleven, en –
dat hun diensten de nodige medewerking verlenen om
de correcte toepassing van deze bijlage te waarborgen, zowel met de Unie als
tussen hen onderling. b) Het betrokken LGO moet de Commissie de
onder a) bedoelde verbintenissen toezenden. 61. Landen die op de datum van de
inwerkingtreding reeds voldoen aan de bepalingen van lid 4 hoeven geen nieuwe
verbintenis aan te gaan. Artikel 9
Cumulatie met andere landen die voor rechten- en contingentvrije toegang tot de
markt van de Unie in het kader van het SAP in aanmerking komen 62. Onverminderd artikel 2 worden
materialen van oorsprong uit de landen en gebieden, als vastgesteld in lid 2
van dit artikel beschouwd als materialen van oorsprong uit een LGO, wanneer zij
zijn opgenomen in een aldaar verkregen product, mits zij be- of verwerkingen
hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 5, lid 1, zijn
genoemd. 63. Voor de toepassing van lid 1
moeten materialen afkomstig zijn van een land of gebied: a) dat in aanmerking komt voor de “bijzondere
regeling voor de minst ontwikkelde landen” in het stelsel van algemene
preferenties[20];
b) dat in aanmerking komt voor rechten- en
contingentvrije toegang tot de markt van de Unie in de vorm van de 6-cijferige
GS-code in het kader van de algemene bepalingen van het stelsel van algemene
preferenties[21];
64. De oorsprong van de materialen
uit de desbetreffende landen of gebieden wordt bepaald op grond van de in artikel
5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad vastgestelde
oorsprongsregels en overeenkomstig artikel 32 of 41. 65. De cumulatie waarin dit lid
voorziet, wordt niet toegepast op: a) materialen die bij invoer in de Unie
onderworpen worden aan antidumpingrechten of compenserende rechten wanneer zij
afkomstig zijn van een land dat onderworpen is aan deze antidumpingrechten of
compenserende rechten; b) tonijnproducten die in het geharmoniseerd
systeem zijn ingedeeld in de hoofdstukken 3 en 16, en die vallen onder artikel
6 van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de
toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1
januari 2009 tot en met 31 december 2011, en latere wijzigings- en
overeenkomstige besluiten; c) materialen die vallen onder de artikelen 13,
20 en 21 van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad[22], een
latere wijzigings- en overeenkomstige besluiten. De bevoegde autoriteiten van de LGO stelt de
Commissie jaarlijks in kennis van de eventuele materialen waarop de in lid 1
bedoelde cumulatie is toegepast. 66. De cumulatie waarin lid 1 van
dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien: a) de bij de cumulatie betrokken landen of
gebieden zich ertoe verbonden hebben de bepalingen van deze bijlage toe te
passen of ervoor te zorgen dat deze worden toegepast en te zorgen voor de
administratieve samenwerking met het oog op de correcte toepassing van deze
bijlage, zowel ten aanzien van de Unie als tussen hen onderling; b) het desbetreffende LGO de onder a)
bedoelde verbintenis aan de Commissie heeft gemeld. 67. De Commissie maakt in de
C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie de datum bekend met
ingang waarvan de in dit artikel genoemde landen of gebieden die aan de
gestelde voorwaarden voldoen de in dit artikel bedoelde cumulatie mogen
toepassen. Artikel 10
Uitgebreide cumulatie 1. Op verzoek van een LGO kan de
Commissie cumulatie van de oorspring toestaan tussen een LGO en een land
waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst heeft gesloten overeenkomstig
artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel
(GATT), mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan: a) de bij de cumulatie betrokken landen of
gebieden hebben zich ertoe verbonden de bepalingen van deze bijlage toe te
passen of ervoor te zorgen dat deze worden toegepast en te zorgen voor de
administratieve samenwerking met het oog op de correcte toepassing van deze
bijlage, zowel ten aanzien van de Unie als tussen hen onderling; b) het desbetreffende LGO land heeft de
Commissie de onder a) bedoelde verbintenis toegezonden. 2. Het in de eerste alinea
bedoelde verzoek wordt schriftelijk aan de Commissie gericht. In het verzoek
wordt (worden) het (of de) desbetreffende derde land(en) vermeld en is een
lijst opgenomen van materialen waarop de cumulatie van toepassing is alsmede
bewijsmateriaal dat aan de voorwaarden van lid 1, onder a) en b), van dit
artikel is voldaan. 3. De oorsprong van de gebruikte
materialen en het documentaire bewijs van de oorsprong wordt bepaald
overeenkomstig de regels die in de betrokken vrijhandelsovereenkomst zijn
opgenomen. De oorsprong van de naar de Unie uit te voeren producten wordt
bepaald overeenkomstig de in deze bijlage opgenomen oorsprongsregels. 4. Materialen van oorsprong uit
een derde land en die in de LGO worden gebruikt bij de vervaardiging van naar
de Europese Unie uit te voeren producten behoeven geen toereikende be- of
verwerking te hebben ondergaan, mits de be- of verwerking in de LGO meer
inhoudt dan de in artikel 5, lid 1, vermelde behandelingen. 5. De Commissie maakt in de
C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie de datum waarop de
uitgebreide cumulatie van kracht wordt, de bij die cumulatie betrokken
vrijhandelspartner van de Unie, de geldende voorwaarden en de lijst van
materialen in verband waarmee die cumulatie van toepassing is, bekend. 6. De Commissie stelt een
maatregel vast die voorziet in de in lid 1 bedoelde cumulatie door middel van
uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in
artikel 64, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure aangenomen. Artikel 11
In aanmerking te nemen eenheid 1. De voor de toepassing van de
bepalingen van deze bijlage in aanmerking te nemen eenheid is het product dat bij
de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerde systeem als de
basiseenheid wordt beschouwd. 2. Wanneer een zending uit een
aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het
geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld, zijn de bepalingen van deze bijlage op
elk van deze producten op zich beschouwd, van toepassing. 3. Wanneer volgens algemene
regel 5 van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het
vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de
oorsprong. Artikel 12
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen Accessoires, vervangingsonderdelen en
gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen
worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de
prijs af fabriek daarvan zijn begrepen, worden geacht één geheel te vormen met
het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie. Artikel 13
Stellen of assortimenten Stellen of assortimenten in de zin van
algemene regel 3 van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong
beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit
producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel
als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van
oorsprong zijn niet hoger is dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of
assortiment. Artikel 14
Neutrale elementen Om te bepalen of een product een product van
oorsprong is, is het niet noodzakelijk rekening te houden met de volgende
elementen die bij de vervaardiging ervan gebruikt mochten zijn: a) energie en brandstof; b) fabrieksuitrusting; c) machines en werktuigen; d) goederen die in de uiteindelijke
samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin
voor te komen. Artikel 15
Gescheiden boekhouding 1. Indien zowel van oorsprong
als niet van oorsprong zijnde fungibele materialen worden gebruikt bij de
vervaardiging van een product, kunnen de douaneautoriteiten van de lidstaten,
op schriftelijk verzoek van een bedrijf, toestaan dat die materialen in de Unie
met behulp van een gescheiden boekhouding worden beheerd met het oog op de
latere uitvoer naar een LGO in het kader van de bilaterale cumulatie, zonder
dat die materialen apart worden opgeslagen. 2. De douaneautoriteiten van de
lidstaten kunnen het verlenen van de in lid 1 bedoelde vergunning afhankelijk
stellen van de door hen passend geachte voorwaarden. Vergunning wordt slechts verleend indien door het
gebruik van de in lid 3 bedoelde methode steeds kan worden vastgesteld dat de
hoeveelheid verkregen producten die als van oorsprong uit de Unie kan worden
beschouwd dezelfde is als de hoeveelheid die zou zijn verkregen bij een fysieke
scheiding van de voorraden. Indien vergunning wordt verleend, wordt de methode
van de gescheiden boekhouding toegepast overeenkomstig de algemeen aanvaarde
boekhoudbeginselen die in de Unie van toepassing zijn. 3. De gebruiker van de in lid 2
bedoelde boekhoudmethode stelt de oorsprongsbewijzen op voor de hoeveelheid
producten die als van oorsprong uit de Unie kan worden beschouwd of vraagt om
de afgifte van deze oorsprongsbewijzen zolang het systeem van de geregistreerde
exporteurs nog niet van toepassing is. De gebruiker geeft op verzoek van de
douaneautoriteiten van een lidstaat een verklaring af over de wijze waarop de
hoeveelheden zijn beheerd. 4. De douaneautoriteiten van de
lidstaten houden toezicht op het gebruik dat van de in lid 1 bedoelde
vergunning wordt gemaakt. Zij kunnen de vergunning in de volgende gevallen
intrekken: a) de gebruiker maakt op de een of ander
manier een niet passend gebruik van de vergunning, of b) de gebruiker voldoet niet aan een van de
voorwaarden die in deze bijlage zijn opgenomen. Artikel 16
Afwijkingen 1. De Commissie kan op eigen
initiatief of op verzoek van een lidstaat of een LGO, een LGO tijdelijk een
afwijking van de bepalingen van deze bijlage toestaan wanneer: a) het voor het LGO door interne of externe
factoren tijdelijk onmogelijk is de in artikel 2 opgenomen oorsprongsregels in
acht te nemen, terwijl het dit voordien wel kon; b) het LGO tijd nodig heeft om zich voor te
bereiden op de inachtneming van de in artikel 2 opgenomen oorsprongsregels; c) zulks op grond van de ontwikkeling van
bestaande industrieën of de vestiging van nieuwe industrieën gerechtvaardigd
is. 2. Het in lid 1 bedoelde verzoek
wordt schriftelijk aan de Commissie gericht, door middel van het formulier van
aanhangsel X. Er wordt aangegeven waarom het verzoek wordt ingediend en de
nodige bewijsstukken moeten worden bijgevoegd. 3. Bij het onderzoek van
verzoeken wordt in het bijzonder rekening gehouden met: a) het ontwikkelingsniveau of de
geografische ligging van het betrokken LGO, de economische en sociale gevolgen
van het te nemen besluit, in het bijzonder voor de werkgelegenheid; b) gevallen waarin de toepassing van de
bestaande oorsprongsregels de uitvoermogelijkheden naar de Unie van een in het
betrokken LGO gevestigde bedrijfstak aanzienlijk zou beperken, in het bijzonder
indien dit tot stopzetting van de activiteiten van deze bedrijfstak zou kunnen
leiden; c) bijzondere gevallen waarin duidelijk kan
worden aangetoond dat belangrijke investeringen in een industrie door de
toepassing van de oorsprongsregels ontmoedigd worden en waarin, door het
toestaan van een afwijking, een investeringsprogramma kan worden uitgevoerd dat
er op den duur toe leidt dat deze regels kunnen worden nageleefd. 4. De Commissie willigt alle
verzoeken in die overeenkomstig dit artikel gerechtvaardigd zijn, tenzij
hierdoor ernstige schade kan ontstaan voor een gevestigde industrie van de
Unie. 5. De Commissie neemt de nodige
maatregen opdat zo spoedig mogelijk een besluit wordt genomen en streeft ernaar
haar standpunt binnen 75 werkdagen na ontvangst van het verzoek door de
Commissie vast te stellen. 6. De tijdelijke afwijking geldt
zolang de gevolgen van de interne of externe factoren die tot de afwijking
hebben geleid, voortduren of gedurende de tijd die het LGO nodig heeft om
ervoor te zorgen dat de regels in acht worden genomen of om te voldoen aan de
doelstellingen die in het kader van de afwijking zijn vastgesteld, waarbij de
bijzondere situatie van het betrokken LGO en de moeilijkheden waarmee het te
kampen heeft, in aanmerking worden genomen. 7. Wanneer een afwijking wordt
toegestaan moet eventueel aan voorwaarden worden voldaan in verband met aan de
Commissie te verstrekken informatie over het gebruik van de afwijking en het
beheer van de hoeveelheden waarvoor de afwijking was toegestaan. 8. De Commissie stelt een
maatregel vast die voorziet in een in lid 1 bedoelde tijdelijke afwijking door
middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 64, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure. Titel III
Territoriale voorwaarden Artikel 17
Territorialiteitsbeginsel 1. Behoudens het bepaalde in de
artikelen 7 tot en met 10 moet aan de voorwaarden in deze bijlage voor het
verkrijgen van de oorsprong zonder onderbreking in de LGO zijn voldaan. 2. Indien goederen van oorsprong
uit de LGO naar een ander land worden uitgevoerd en terugkeren, worden zij als
niet van oorsprong beschouwd tenzij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten
kan worden aangetoond dat: a) de teruggekeerde producten dezelfde zijn
als die welke waren uitgevoerd; en b) zij tijdens de periode dat zij zich in
dat andere land bevonden of waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen
hebben ondergaan dan die welke voor hun bewaring in goede staat noodzakelijk
waren. Artikel 18
Non-manipulatieclausule 1. De voor het vrije verkeer in
de Unie aangegeven producten zijn dezelfde producten als die welke zijn
uitgevoerd uit de LGO waarin zij geacht worden van oorsprong te zijn. Zij zijn
op geen enkele manier gewijzigd en hebben ook geen andere behandelingen
ondergaan dan die welke noodzakelijk waren voor hun bewaring in goede staat
voordat zij voor het vrije verkeer werden aangegeven. De producten of zendingen
kunnen worden opgeslagen en de zendingen kunnen worden gesplitst wanneer dit
onder de verantwoordelijkheid van de exporteur of een daaropvolgende houder van
de goederen gebeurt en zij in het land of de landen van doorvoer onder het
toezicht van de douane zijn gebleven. 2. Aan de voorwaarden in lid 1
wordt geacht te zijn voldaan, tenzij de douaneautoriteiten redenen heeft om het
tegendeel aan te nemen; in dergelijke gevallen kunnen de douaneautoriteiten de
aangever verzoeken te bewijzen dat hij aan de voorwaarden voldoet, welk bewijs
op enigerlei wijze kan worden geleverd, onder meer aan de hand van
vervoersovereenkomsten zoals cognossementen of feitelijk of concreet
bewijsmateriaal zoals merktekens of nummering van de colli of ander
bewijsmateriaal betreffende de goederen zelf. 3. De leden 1 en 2 zijn van
overeenkomstige toepassing bij cumulatie op grond van de artikelen 7 tot en met
10. Artikel 19
Tentoonstellingen 1. Op producten van oorsprong
die vanuit een LGO naar een tentoonstelling in een ander land dan een LGO, een
EPO-land of een lidstaat zijn verzonden en die na de tentoonstelling voor
invoer in de Unie zijn verkocht, zijn de bepalingen van het besluit bij invoer
in de Unie van toepassing voor zover ten genoegen van de douaneautoriteiten
wordt aangetoond dat: a) een exporteur deze producten vanuit een
LGO naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en daar heeft
tentoongesteld; b) die exporteur de producten aan een
persoon in de Unie heeft verkocht of op andere wijze afgestaan; c) de producten tijdens of onmiddellijk na
de tentoonstelling in dezelfde staat zijn verzonden als waarin zij naar de
tentoonstelling zijn gegaan; d) de producten vanaf het moment dat zij
naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn
gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond. 2. Overeenkomstig titel IV wordt
een bewijs van oorsprong afgegeven of opgesteld, dat op de gebruikelijke wijze
bij de douaneautoriteiten van het land van invoer wordt ingediend. Op dit
bewijs moeten de naam en het adres van de tentoonstelling zijn vermeld. Zo
nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de
omstandigheden waaronder de producten werden tentoongesteld. 3. Lid 1 is van toepassing op
alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een
commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor
particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop
van buitenlandse producten worden gehouden en gedurende welke de producten
onder douanetoezicht zijn gebleven. Titel IV
Bewijs van de oorsprong Afdeling 1
Algemene voorwaarden Artikel 20
In euro uitgedrukte bedragen 1. Voor de toepassing van de
bepalingen van de artikelen 26, 31, 43 en 44, wordt, in gevallen waarin de
producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde in
de nationale valuta van de lidstaten van de Unie die overeenstemt met de in
euro uitgedrukte bedragen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld. 2. De bepalingen van de
artikelen 26, 31, 43 en 44 zijn van toepassing op zendingen op basis van de
valuta waarin de factuur is opgesteld. 3. De in een bepaalde nationale
valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro
uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober. De bedragen worden de
Commissie uiterlijk op 15 oktober medegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1
januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie stelt alle betrokken landen
in kennis van de desbetreffende bedragen. 4. De EU-lidstaten mogen het
bedrag dat het resultaat is van de omrekening van een in euro uitgedrukt bedrag
in hun nationale valuta naar boven of naar beneden afronden. Het afgeronde
bedrag mag niet meer dan 5% afwijken van het door omrekening verkregen bedrag.
De EU-lidstaten mogen de tegenwaarde in nationale valuta van een in euro
uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven indien bij de omrekening van dat
bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór
afronding, een stijging van minder dan 15 procent van die tegenwaarde wordt
verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven indien de
omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt. 5. De in euro uitgedrukte
bedragen en de tegenwaarde in de nationale valuta van sommige lidstaten worden
door de Commissie op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat of een LGO
herzien. Bij deze herziening onderzoekt de Commissie of het wenselijk is de
effecten van de betreffende limieten in reële termen te handhaven. De Commissie
kan in dat verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen. Afdeling
2 Procedures vóór de toepassing van
het systeem van geregistreerde exporteurs Artikel 21
Bewijs van de oorsprong Producten van oorsprong uit de LGO komen bij
invoer in de Unie voor de voordelen van dit besluit in aanmerking op vertoon
van: a) een certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in aanhangsel III is opgenomen; of b) in de in artikel 26 bedoelde
gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in aanhangsel VI is
opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument en waarin de
producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden
(hierna “factuurverklaring” genoemd). Artikel 22
Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. Een certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van het LGO
van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens
verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger. 2. Hiertoe vult de exporteur of
diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer
EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in de
aanhangsels III en IV opgenomen. Deze formulieren worden overeenkomstig de
bepalingen van deze bijlage ingevuld. Indien zij met de hand worden ingevuld,
moet dit met inkt en in blokletters gebeuren. De producten moeten worden
omschreven in het daartoe bestemde vak zonder dat regels worden opengelaten.
Wanneer het vak niet volledig wordt ingevuld, wordt onder de laatste regel een
horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist. 3. Exporteurs die om de afgifte
van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, moeten op verzoek
van de douaneautoriteiten van het LGO van uitvoer waar dit certificaat is
afgegeven, te allen tijde de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt
dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere
voorwaarden van deze bijlage is voldaan. 4. Het certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van het LGO van uitvoer
afgegeven indien de betrokken goederen kunnen worden aangemerkt als producten
van oorsprong uit een LGO, de Unie of een EPO-land en aan de andere voorwaarden
van deze bijlage wordt voldaan. 5. De met de afgifte van het
certificaat belaste douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen om te
controleren of de producten van oorsprong zijn en aan de andere voorwaarden van
deze bijlage voldoen. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op
te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere
controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de
in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of
het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat
frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn. 6. De datum van afgifte van het
certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het
certificaat. 7. Een certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter
beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden
uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd. Artikel 23
Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. In afwijking van artikel 22
kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering na
de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien a) dit door een vergissing, onopzettelijk
verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd; of b) ten genoegen van de douaneautoriteiten
wordt aangetoond dat er wel een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is
afgegeven, maar dat dit bij de invoer om technische redenen niet is aanvaard. 2. Met het oog op de toepassing
van lid 1 vermeldt de exporteur in zijn aanvraag plaats en datum van uitvoer
voor de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag. 3. De douaneautoriteiten kunnen
eerst tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de
exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier. 4. Op a posteriori
afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 moeten de volgende
vermeldingen worden aangebracht in het vak “Opmerkingen” (vak 7) van het certificaat
inzake goederenverkeer EUR.1: “A POSTERIORI AFGEGEVEN” 5. De in lid 4 bedoelde
vermelding wordt aangebracht in het vak “Opmerkingen” van het certificaat
inzake goederenverkeer EUR.1. Artikel 24
Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. In geval van diefstal,
verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, kan
de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven,
verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in
hun bezit zijn. 2. Op het duplicaat van het
certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 moet de volgende vermeldingen worden
aangebracht in het vak “Opmerkingen” (vak 7): “DUPLICAAT”. 3. De in lid 2 bedoelde
vermelding wordt aangebracht in het vak “Opmerkingen” van het duplicaat van het
certificaat inzake goederenverkeer EUR.1. 4. Het duplicaat, dat dezelfde
datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1, geldt vanaf die datum. Artikel 25
Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een
eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong Voor producten van oorsprong die in de Unie of
in een LGO onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het
oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1-certificaten worden
vervangen bij verzending van deze goederen of een gedeelte daarvan naar een
andere plaats in de Unie of een LGO. Deze vervangingscertificaten EUR.1 worden
afgegeven door het douanekantoor dat toezicht houdt op de goederen. Artikel 26
Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring 1. Factuurverklaringen als
bedoeld in artikel 21, onder b), kunnen worden opgesteld door: a) een toegelaten exporteur in de zin van
artikel 27, of b) een willekeurige exporteur, voor
zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong, waarvan
de totale waarde niet meer dan 10 000 EUR bedraagt. 2. Een factuurverklaring kan
worden opgesteld indien de betrokken goederen als van oorsprong uit een LGO,
een EPO-land of de Unie kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden
van deze bijlage voldoen. 3. De exporteur die de
factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het
land of gebied van uitvoer steeds bereid zijn de nodige documenten te
overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat
aan de andere voorwaarden van deze bijlage is voldaan. 4. Deze factuurverklaring,
waarvan de tekst in aanhangsel VI is opgenomen, wordt door de exporteur op de
factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt
in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen
van het nationale recht van het land of gebied van uitvoer. Indien de
factuurverklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in
blokletters geschieden. 5. De factuurverklaring wordt
door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin
van artikel 27 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de
douaneautoriteiten van het land van uitvoer een schriftelijke verklaring doet
toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen
waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze met de hand had ondertekend. 6. Een factuurverklaring kan
door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de producten waarop
zij betrekking heeft, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de
producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden. Artikel 27
Toegelaten exporteurs 1. De douaneautoriteiten van het
land van uitvoer kunnen een exporteur vergunning verlenen factuurverklaringen
op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Een exporteur die
een dergelijke vergunning aanvraagt, moet naar genoegen van de
douaneautoriteiten alle waarborgen bieden die nodig zijn voor het controleren
van de status van oorsprong van de producten en ten aanzien van het voldoen aan
de overige vereisten van deze bijlage. 2. De douaneautoriteiten kunnen
het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van
alle voorwaarden die zij dienstig achten. 3. De douaneautoriteiten kennen
de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet
worden vermeld. 4. De douaneautoriteiten houden
toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur. 5. De douaneautoriteiten kunnen
de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer
de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet
langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de
juiste wijze gebruikt. Artikel 28
Geldigheid van het bewijs van oorsprong 1. Een bewijs van oorsprong is
vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer tien maanden geldig en moet
binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van
invoer. 2. Bewijzen van oorsprong die na
het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van
het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van
de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het
gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden. 3. In andere gevallen van
verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de
bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van
genoemde termijn bij hen zijn aangebracht. Artikel 29
Overlegging van het bewijs van oorsprong Bewijzen van oorsprong worden bij de
douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar
geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen eisen dat het bewijs van de
oorsprong wordt vertaald. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer
vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de goederen aan de
voorwaarden voor de toepassing van het besluit voldoen. Artikel 30
Invoer in deelzendingen Wanneer, op verzoek van de importeur en op de
door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden,
gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a)
van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de
tariefposten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen
worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de
douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending. Artikel 31
Vrijstelling van het bewijs van oorsprong 1. Producten die door
particulieren in kleine colli aan particulieren worden verzonden of die deel
uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van
oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden
overgelegd, mits deze goederen niet als handelsgoederen worden ingevoerd en bij
hun aangifte verklaard is dat zij aan de voorwaarden van deze bijlage voldoen
en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor
postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of
op een daaraan gehecht blad worden gesteld. 2. Invoer van incidentele aard
van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de
ontvanger of de reiziger of de leden van diens gezin worden niet als invoer van
handelsgoederen aangemerkt indien noch de aard, noch de hoeveelheid van de
producten op commerciële doeleinden wijst. 3. Bovendien mag de totale
waarde van de betrokken goederen niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine
zendingen en 1 200 EUR voor de inhoud van de persoonlijke bagage van
reizigers. Artikel 32
Informatieprocedure in verband met cumulatie 1. Voor de toepassing van
artikel 2, lid 2, en artikel 7, lid 1, wordt het bewijs dat de materialen in de
zin van deze bijlage van oorsprong zijn uit een ander LGO of de Unie geleverd
door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of door een
leveranciersverklaring, afgegeven door de exporteur in het land waaruit de
materialen afkomstig zijn. Een model van een leveranciersverklaring is
opgenomen in aanhangsel VII. 2. Voor de toepassing van
artikel 2, lid 2, en artikel 7, lid 2, wordt het bewijs van de be- of
verwerking uit een ander LGO of de Unie geleverd door een
leveranciersverklaring, afgegeven door de exporteur in het land waaruit de
materialen afkomstig zijn. Een model van een leveranciersverklaring is
opgenomen in aanhangsel VIII. 3. Voor de toepassing van de
leden 1 en 2 moet door de leverancier voor elke goederenzending een
afzonderlijke leveranciersverklaring worden gesteld, hetzij op de
handelsfactuur betreffende deze zending, hetzij op een bijlage bij deze
factuur, of op een leveringsformulier of op enig handelsdocument inzake deze
zending waarin de betrokken goederen voldoende nauwkeurig omschreven zijn om
geïdentificeerd te kunnen worden. De leveranciersverklaring kan op een
voorgedrukt formulier worden gesteld. De leveranciersverklaring wordt met de hand
ondertekend. Wanneer de factuur en de leveranciersverklaring per computer
worden opgemaakt, behoeft de leveranciersverklaring niet van een handtekening
te worden voorzien indien de douaneautoriteiten in het land of gebied waar de
leveranciersverklaringen worden opgesteld, weten wie binnen de onderneming van
de leverancier hiervoor verantwoordelijk is. Deze douaneautoriteiten kunnen de
toepassingsvoorwaarden van dit lid vaststellen. De leveranciersverklaring wordt ingediend bij
het bevoegde douanekantoor in het LGO van uitvoer waarbij het verzoek om de
afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is ingediend. 4. Bij de toepassing van de
artikelen 8 en 10 wordt het bewijs van oorsprong overeenkomstig de bepalingen
van de toepasselijke vrijhandelsovereenkomst tussen de Unie en het
desbetreffende land gegeven door middel van de in de toepasselijke
vrijhandelsovereenkomst bedoelde oorsprongsbewijzen. 5. Bij toepassing van artikel 9
wordt het bewijs van oorsprong overeenkomstig de bepalingen van Verordening
(EEG) nr. 2454/93[23]
gegeven door middel van de in deze verordening bedoelde oorsprongsbewijzen. 6. In de in de leden 1, 2, 4 en
5 bedoelde gevallen, wordt vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer
EUR.1, of de factuurverklaring, van een van de volgende vermeldingen voorzien,
al naar gelang van het geval: “OCT cumulation”, “EU cumulation”, “EPA
cumulation”, “cumulation with GSP country” of “extended cumulation with country
x” of “Cumul PTOM”, “Cumul UE”, “cumul avec pays APE”, “cumul avec pays SPG” of
“cumul étendu avec le pays x”. Artikel 33
Bewijsstukken De in artikel 22, lid 3 en artikel 26, lid 3
bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat goederen die door
een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden
gedekt producten van oorsprong zijn uit een LGO, de Unie of een EPO-land en aan
de andere voorwaarden van deze bijlage voldoen, kunnen onder meer de volgende
zijn: a) een rechtstreeks bewijs,
bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de
exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om
de betrokken goederen te verkrijgen; b) in een LGO, de Unie of een EPO-land
afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten
waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt; c) in een LGO, de Unie of een EPO-land
afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten
waaruit de be- of verwerking van de materialen in een LGO, de Unie of een
EPO-land blijkt; d) certificaten inzake goederenverkeer
EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen
blijkt, die overeenkomstig deze bijlage in de LGO, de Unie of een EPO-land zijn
afgegeven of opgesteld. Artikel 34
Bewaring van bewijzen van oorsprong en andere bewijsstukken 1. Exporteurs die om de afgifte
van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, dienen de in
artikel 22, lid 3, bedoelde documenten ten minste drie jaar te bewaren. 2. De exporteur die een
factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring
en van de in artikel 26, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie
jaar. 3. De douaneautoriteiten van het
LGO van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven,
bewaren het in artikel 22, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende een
periode van ten minste drie jaar. 4. De douaneautoriteiten van het
land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en
factuurverklaringen die bij haar werden ingediend gedurende ten minste drie
jaar. Artikel 35
Verschillen en vormfouten 1. Geringe verschillen tussen de
gegevens op het bewijs van oorsprong en die op de documenten die voor het
vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend,
maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dit
document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt. 2. Kennelijke vormfouten, zoals
typefouten op een bewijs van oorsprong, mogen niet tot weigering van dit
document leiden indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen
rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens. Afdeling
3
Procedures voor het systeem van geregistreerde exporteurs Onderafdeling 1
Procedures bij uitvoer uit het lgo Artikel 36
Algemene voorschriften De in dit besluit opgenomen voordelen gelden
in de volgende gevallen: a) goederen die voldoen aan de
voorwaarden van deze bijlage en zijn uitgevoerd door een geregistreerde
exporteur in de zin van artikel 38; b) zendingen bestaande uit een of meer
colli die producten van oorsprong bevatten die zijn uitgevoerd door een
willekeurige exporteur, wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong
niet hoger is dan 10 000 EUR. Artikel 37
Register van geregistreerde exporteurs 1. De bevoegde autoriteiten van
het LGO houden een elektronisch register bij van geregistreerde exporteurs in
hun land en werken dit steeds bij. Het register wordt onmiddellijk bijgewerkt
wanneer een exporteur van het register wordt geschrapt overeenkomstig artikel
41, lid 2. 2. Het etiket bevat de volgende
informatie: a) naam en volledig adres van de geregistreerde
exporteur, met inbegrip van de code van het land of gebied (de uit twee letters
bestaande ISO-alpha-2-landcode); b) het nummer van de geregistreerde
exporteur; c) de onder dit besluit uit te voeren
producten (indicatieve lijst van hoofdstukken of posten van het geharmoniseerd
systeem, naar keuze van de aanvrager); d) vanaf welke datum en tot welke datum de
exporteur is/was geregistreerd; e) de redenen van schrapping (op verzoek van
de exporteur / door de bevoegde autoriteiten). Deze gegevens staan slechts ter
beschikking van de bevoegde autoriteiten. 3. De bevoegde autoriteiten van
de LGO stellen de Commissie in kennis van het systeem dat zij in hun land
gebruiken voor het toekennen van een nummer aan geregistreerde exporteurs. Het
nummer begint met de uit twee letters bestaande ISO-code. Artikel 38
Registratieverzoek Om te worden geregistreerd, moeten exporteurs
een aanvraag tot registratie indienen bij de in artikel 57, lid 1, bedoelde
bevoegde autoriteiten van het LGO met behulp van een formulier waarvan het
model in aanhangsel XI is opgenomen. Door het indienen van het formulier geven
exporteurs toestemming tot de opslag van de verstrekte gegevens in de
gegevensbank van de Commissie en tot bekendmaking van de niet-vertrouwelijke
gegevens op internet. De bevoegde autoriteiten aanvaarden de
aanvraag slechts indien deze volledig is ingevuld. Artikel 39
Intrekking van de registratie 1. Geregistreerde exporteurs die
niet meer voldoen aan de voorwaarden om goederen in het kader van dit besluit
uit te voeren, of die niet langer voornemens zijn goederen in het kader van dit
besluit uit te voeren, delen dit mede aan de bevoegde autoriteiten in het LGO
die hen onmiddellijk schrappen uit het register van geregistreerde exporteurs
dat in dat LGO wordt bijgehouden. 2. Onverminderd straffen en
boetes die in de LGO van toepassing zijn, schrappen de bevoegde autoriteiten
van het LGO de exporteur uit het register van geregistreerde exporteurs dat in
dat LGO wordt bijgehouden, indien de geregistreerde exporteur met opzet of uit
nalatigheid oorsprongsverklaringen of bewijsstukken heeft opgesteld of doen
opstellen die onjuiste informatie bevatten waardoor de preferentiële
tariefbehandeling ten onrechte werd toegekend. 3. Onverminderd de gevolgen van
onregelmatigheden die bij controles kunnen worden aangetroffen, heeft de
schrapping uit het register van geregistreerde exporteurs slechts gevolgen voor
de toekomst, dat wil zeggen ten aanzien van verklaringen die na de datum van
schrapping bij de douane van de lidstaat van invoer worden aangeboden. 4. Exporteurs die overeenkomstig
lid 2 door de bevoegde autoriteiten uit het register van geregistreerde
exporteurs zijn geschrapt, kunnen slechts weer in het register van
geregistreerde exporteurs worden opgenomen wanneer zij ten genoegen van de
bevoegde autoriteiten in het LGO hebben aangetoond dat zij de toestand die tot
hun schrapping heeft geleid, hebben gecorrigeerd. Artikel 40
Bewijsstukken 1. Al dan niet geregistreerde
exporteurs moeten aan de volgende verplichtingen voldoen: a) zij voeren een passende boekhouding van
de vervaardiging en levering van goederen die voor de preferentiële behandeling
in aanmerking komen; b) zij bewaren alle bewijsstukken in verband
met de materialen die zij bij de vervaardiging gebruiken; c) zij bewaren alle douanedocumenten in
verband met de materialen die zij bij de vervaardiging gebruiken; d) zij bewaren ten minste drie jaar vanaf
het einde van het jaar waarin de oorsprongsverklaring werd opgesteld, of langer
indien het nationale recht dit vereist, alle documenten in verband met: –
de oorsprongsverklaringen die zij hebben opgesteld;
en –
de rekeningen in verband met de van oorsprong
zijnde en niet van oorsprong zijnde materialen, vervaardiging en voorraden. 2. De in lid 1, onder d)
bedoelde documenten kunnen elektronische documenten zijn, zolang het aan de
hand daarvan mogelijk is de materialen die bij de vervaardiging van de
uitgevoerde producten zijn gebruikt te traceren en hun oorsprong te bevestigen. 3. De in de leden 1 en 2
bedoelde verplichtingen zijn ook van toepassing op de door leveranciers aan
exporteurs afgegeven leveranciersverklaringen betreffende de oorsprong van de
goederen die zij hebben geleverd. Artikel 41
Bewijs van oorsprong 1. Een oorsprongsverklaring
wordt door de exporteur opgesteld wanneer de producten waarop deze betrekking
heeft worden uitgevoerd, indien die producten als van oorsprong uit het LGO
kunnen worden beschouwd. 2. In afwijking van lid 1 kan
een oorsprongsverklaring bij uitzondering ook na de uitvoer worden opgesteld (“verklaring
achteraf”), mits deze in de lidstaat van aangifte voor het vrije verkeer niet
langer dan twee jaar na de uitvoer wordt aangeboden. 3. De oorsprongsverklaring wordt
door de exporteur afgegeven aan zijn afnemer in de Europese Unie en bevat de in
aanhangsel XII vermelde gegevens. Een oorsprongsverklaring wordt in het Engels
of in het Frans opgesteld. Het kan op elk handelsdocument worden opgesteld
waaruit de identiteit van de exporteur blijkt en waaruit blijkt om welke
goederen het gaat. 4. Wanneer cumulatie op grond
van de artikelen 2 en 7 van toepassing is, gaat de exporteur van een product,
bij de vervaardiging waarvan materialen zijn gebruikt van oorsprong uit een LGO
of de EU, uit van de door zijn leverancier opgestelde oorsprongsverklaring. 5. In deze gevallen bevat de
door de exporteur afgegeven oorsprongsverklaring de vermelding “EU cumulation”
of “OCT cumulation” dan wel “cumul UE” of “cumul PTOM”. 6. Wanneer cumulatie op grond
van de artikelen 8 en 10 van toepassing is, gaat de exporteur van een product,
bij de vervaardiging waarvan materialen zijn gebruikt van oorsprong uit een
land waarmee uitgebreide cumulatie is toegestaan, uit van het bewijs van de
oorsprong van zijn leverancier dat is afgegeven overeenkomstig de bepalingen
van de desbetreffende vrijhandelsovereenkomst tussen de Unie en het betrokken
land. In dit geval bevat de door de exporteur opgestelde
oorsprongsverklaring de vermelding “cumulation with EPA country” of “extended
cumulation with country x” of “cumul avec pays APE” of “cumul étendu avec le
pays x”. 7. Wanneer cumulatie op grond
van artikel 9 van toepassing is, wordt het bewijs van oorsprong overeenkomstig
de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93 gegeven door middel van de in
deze verordening bedoelde oorsprongsbewijzen. In dit geval bevat de door de exporteur opgestelde
oorsprongsverklaring de vermelding “cumulation with GSP country” of “cumul avec
pays SPG”. Artikel 42
Overlegging van het bewijs van oorsprong 1. Voor elke zending wordt een
oorsprongsverklaring opgesteld. 2. Een oorsprongsverklaring is
twaalf maanden geldig vanaf de datum van opstelling door de exporteur. 3. Een enkele
oorsprongsverklaring kan betrekking hebben op verschillende zendingen indien de
goederen aan de volgende voorwaarden voldoen: a) zij zijn gedemonteerd of niet-gemonteerd
in de zin van algemene regel 2 a) van het geharmoniseerd systeem; b) zij zijn ingedeeld onder afdeling XVI of
XVII of post 7308 of 9406 van het geharmoniseerd systeem; en c) zij zijn bedoeld om in deelzendingen te
worden ingevoerd. Onderafdeling
2
Procedures bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie Artikel 43
Overlegging van het bewijs van oorsprong 1. Op de douaneaangifte voor het
vrije verkeer wordt naar de oorsprongsverklaring verwezen. De oorsprongsverklaring
wordt ter beschikking gehouden van de douaneautoriteiten die overlegging kunnen
eisen ter controle van de aangifte. Die autoriteiten kunnen ook een vertaling
verlangen in de officiële taal of een van de officiële talen van de betrokken
lidstaat. 2. Wanneer de aangever om
toepassing van de voordelen van dit besluit verzoekt, zonder dat hij ten tijde
van de aanvaarding van de douaneaangifte voor het vrije verkeer in het bezit is
van een oorsprongsverklaring, wordt deze aangifte als onvolledig beschouwd in
de zin van artikel 253, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 en
dienovereenkomstig behandeld. 3. Voordat goederen voor het
vrije verkeer worden aangegeven, ziet de aangever erop toe, dat zij in
overeenstemming zijn met de voorschriften in deze bijlage, met name door: a) in de in artikel 58 bedoelde gegevensbank
te controleren dat het om een geregistreerde exporteur gaat die
oorsprongsverklaringen mag opstellen, behalve wanneer de totale waarde van de
producten van oorsprong in de zending niet meer dan 10 000 EUR bedraagt; en b) te controleren dat de
oorsprongsverklaring overeenkomstig Aanhangsel XII is opgesteld. Artikel 44
Vrijstellingen van bewijs van oorsprong 1. Voor de volgende producten
behoeft geen oorsprongsverklaring te worden opgesteld en overgelegd: a) producten die door particulieren in
kleine colli aan particulieren worden gezonden en waarvan de totale waarde niet
meer dan 500 EUR bedraagt; b) producten die deel uitmaken van de
persoonlijke bagage van reizigers en waarvan de totale waarde niet meer dan
1200 EUR bedraagt. 2. De in lid 1 bedoelde
producten voldoen aan de volgende voorwaarden: a) het gaat om invoer waaraan elk
handelskarakter ontbreekt; b) verklaard wordt dat zij aan de
voorwaarden voldoen om voor de voordelen van dit besluit in aanmerking te
komen; c) er is geen twijfel aan de juistheid van
de onder b) bedoelde verklaring. 3. Voor de doeleinden van lid 2,
onder a), wordt onder invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt verstaan: a) incidentele invoer; b) de invoer bestaat uitsluitend uit
producten voor het persoonlijk gebruik van de ontvangers, de reizigers of de
leden van hun gezin; c) uit de aard en de hoeveelheid van de
producten blijkt dat deze geen commerciële doeleinden dienen. Artikel 45
Verschillen en vormfouten 1. Geringe verschillen tussen de
gegevens in de oorsprongsverklaring en de gegevens in de documenten die aan de
douane worden overgelegd voor het afwikkelen van de formaliteiten bij invoer
maken de oorsprongsverklaring niet automatisch ongeldig indien blijkt dat die
verklaring wel degelijk met de aangeboden goederen overeenstemt. 2. Kennelijke vormfouten zoals
typefouten in een oorsprongsverklaring kunnen er niet toe leiden dat dit
document wordt geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij
twijfel doen rijzen over de juistheid van de gegevens in dat document. Artikel 46
Geldigheid van het bewijs van oorsprong Oorsprongsverklaringen die bij de douane van
het land van invoer worden overgelegd na afloop van de in artikel 41, lid 2,
vermelde geldigheidsperiode kunnen met het oog op de toepassing van de
tariefpreferenties worden aanvaard, wanneer de verlate overlegging aan
buitengewone omstandigheden is te wijten. In andere gevallen van verlate
overlegging kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de
oorsprongsverklaringen aanvaarden wanneer de producten voor het aflopen van de
termijn bij de douane zijn aangebracht. Artikel 47
Procedure voor invoer in deelzendingen 1. De in artikel 42, lid 3,
bedoelde procedure is van toepassing gedurende een door de douaneautoriteiten
van de lidstaten vastgestelde periode. 2. De douane van de lidstaat van
invoer die toezicht houdt op achtereenvolgende vrijgaven voor het vrije verkeer
controleert dat de achtereenvolgende zendingen deel uitmaken van de
gedemonteerde of niet-gemonteerde producten waarvoor de oorsprongsverklaring is
opgesteld. Artikel 48
Vervanging van een oorsprongsverklaring 1. Wanneer producten nog niet
voor het vrije verkeer zijn vrijgegeven, kan een oorsprongsverklaring worden
vervangen door een of meer door de houder van de goederen op te stellen
vervangende oorsprongsverklaringen om alle of een deel van de producten naar
een andere plaats binnen het douanegebied van de Unie te zenden. Om vervangende
oorsprongsverklaringen te mogen opstellen, hoeven de houders van de goederen
zelf geen geregistreerde exporteur te zijn. 2. Wanneer een
oorsprongsverklaring wordt vervangen, wordt op de oorspronkelijke
oorsprongsverklaring het volgende vermeld: a) de gegevens van de vervangende oorsprongsverklaring(en); b) de naam en het adres van de afzender; c) de geadresseerde(n) in de Unie. De oorspronkelijke oorsprongsverklaring wordt van
de vermelding “replaced” of “remplacée” voorzien. 3. Op de vervangende
oorsprongsverklaring wordt het volgende vermeld: a) alle gegevens van de wederverzonden
producten; b) de datum waarop de oorspronkelijke
oorsprongsverklaring was opgesteld; c) alle vermeldingen die volgens aanhangsel
XII nodig zijn; d) de naam en het adres van de afzender van
de producten in de Unie; e) naam en adres van de e geadresseerde in
de Unie; f) plaats en datum van de vervanging. De persoon die de vervangende oorsprongsverklaring
opstelt kan een kopie van de oorspronkelijke oorsprongverklaring aan de
vervangende oorsprongsverklaring hechten. 4. De leden 1, 2 en 3 zijn van
overeenkomstige toepassing op verklaringen ter vervanging van
oorsprongsverklaringen die zelf vervangende oorsprongsverklaringen zijn. 5. De leden 1, 2 en 3 zijn van
overeenkomstige toepassing op verklaringen ter vervanging van
oorsprongsverklaringen na de splitsing van een zending overeenkomstig artikel
18. Artikel 49
Controle van een oorsprongsverklaring 1. Wanneer de douane twijfelt
aan de oorsprong van de producten, kan zij de aangever verzoeken haar binnen
een door haar te bepalen redelijke termijn bewijsstukken over te leggen zodat
zij de juistheid van de vermelding van de oorsprong in de aangifte kan
controleren of dat aan de voorwaarden van artikel 18 is voldaan. 2. De douane kan de toepassing
van de preferentiële tariefmaatregel voor de duur van de in artikel 64 bedoelde
controle schorsen, wanneer: a) de door de aangever verstrekte informatie
niet voldoende is om de oorsprong van de producten of de naleving van de
voorwaarden van artikel 17, lid 2, of artikel 18 te bevestigen; b) de aangever niet antwoordt binnen de
termijn voor het verstrekken van de in lid 1 bedoelde informatie. 3. In afwachting van de
informatie die van de aangever is gevraagd, als bedoeld in lid 1, of in
afwachting van de resultaten van de controle, als bedoeld in lid 2 wordt de
importeur de vrijgave van de producten aangeboden met inachtneming van de
noodzakelijk geachte voorzorgsmaatregelen. Artikel 50
Denial of preferences 1. De douaneautoriteiten van de
lidstaat van invoer weigeren de toepassing van de voordelen van dit besluit
zonder verplicht te zijn aanvullende bewijsstukken op te vragen of een verzoek
om controle naar het LGO te zenden, wanneer: a) de aangebrachte goederen niet dezelfde
zijn als die waarop de oorsprongsverklaring betrekking heeft; b) de aangever geen oorsprongsverklaring
voor de betrokken producten overlegt, indien dit vereist is; c) onverminderd artikel 36, onder b), en
artikel 44, lid 1, de oorsprongsverklaring die in het bezit van de aangever is,
niet is opgesteld door een exporteur die in het LGO is geregistreerd; d) de oorsprongsverklaring niet
overeenkomstig aanhangsel XII is opgesteld; e) niet aan de voorwaarden van artikel 18 is
voldaan. 2. De douaneautoriteiten van de
lidstaat van invoer weigeren de toepassing van de voordelen van dit besluit, na
het verzenden van een verzoek om controle in de zin van artikel 60 aan de
bevoegde autoriteiten van de LGO, wanneer zij: a) het antwoord hebben ontvangen dat de
exporteur niet bevoegd was de oorsprongsverklaring op te stellen; b) het antwoord hebben ontvangen dat de
betrokken producten niet van oorsprong zijn uit het desbetreffende LGO of dat
niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 17, lid 2; c) redenen hebben om te twijfelen aan de
geldigheid van de door de aangever opgestelde oorsprongsverklaring of de
juistheid van de door de aangever verstrekte informatie over de oorsprong van
de producten, wanneer zij om controle hebben verzocht, en –
binnen de in artikel 60 bedoelde termijn geen
antwoord hebben ontvangen; of –
een antwoord hebben ontvangen dat de in het verzoek
gestelde vragen niet afdoende beantwoordt. TITEL V
Regelingen voor administratieve samenwerking AFDELING 1
ALGEMEEN Artikel 51
Algemene beginselen 1. Om de goede werking van de preferenties
te verzekeren, verbinden de LGO zich ertoe: a) de administratieve structuren en systemen
op te zetten en in stand te houden die nodig zijn voor de toepassing en het
beheer in dat land van de in deze bijlage beschreven regels en procedures, zo
nodig met inbegrip van regelingen voor de toepassing van cumulatie; b) erop toe te zien dat hun bevoegde
autoriteiten met de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten
samenwerken. 2. De in lid 1, onder b),
bedoelde samenwerking bestaat uit: a) het verlenen van alle nodige steun, op
verzoek van de Commissie, bij het toezicht van de Commissie op de uitvoering
van deze bijlage in het betrokken land, met inbegrip van controles ter plaatse
door de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten; b) onverminderd de artikelen 49, 50, 55 en
56, het controleren van de oorsprong van producten en nagaan of deze aan de
andere voorwaarden van deze bijlage voldoen, met inbegrip van controles ter
plaatse indien de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten hierom,
in het kader van onderzoeken naar de oorsprong, verzoekt; c) indien de resultaten van de controle of
andere beschikbare gegevens erop lijken te wijzen dat de bepalingen van deze
bijlage worden geschonden, stelt het LGO op eigen initiatief of op verzoek van
de Commissie of de douaneautoriteiten van de lidstaten met de nodige spoed een
onderzoek in of laat het een onderzoek instellen om dergelijke schendingen vast
te stellen en te voorkomen. De Commissie en de douaneautoriteiten van de
lidstaten kunnen aan dit onderzoek deelnemen. 3. Voor 1 januari 2015
bevestigen de LGO schriftelijk aan de Commissie dat zij zich ertoe verbinden te
voldoen aan de in lid 1 bedoelde vereisten. Artikel 52
Verplichting tot openbaarmaking en naleving 1. De Commissie maakt de lijst
van de LGO en de datum waarop zij geacht worden aan de in de artikelen 51 en
54, of in artikel 57 bedoelde voorwaarden te hebben voldaan, bekend in het Publicatieblad
van de Europese Unie. De Commissie werkt deze lijst bij wanneer een nieuw
LGO aan dezelfde voorwaarden voldoet. 2. Producten van oorsprong uit
een LGO in de zin van deze bijlage komen, wanneer zij in de Unie in het vrije
verkeer worden gebracht, uitsluitend in aanmerking voor tariefpreferenties
indien zij zijn uitgevoerd op of na de datum die is vermeld in de in lid 1
bedoelde lijst. 3. Een LGO wordt geacht aan de
artikelen 51 en 54, of artikel 57 te hebben voldaan op de dag waarop het: a) de in artikel 54, lid 1, of artikel 57,
lid 1, en in voorkomend geval, artikel 54, lid 2, bedoelde kennisgeving heeft
gedaan, en b) de in artikel 51, lid 1, bedoelde
verbintenis heeft ingediend. 4. Voor de toepassing van
afdeling 3 van titel IV en afdeling 3 van titel V verstrekken de LGO de Commissie
de in artikel 57, lid 1, onder b), bedoelde informatie ten minste drie maanden
voor de daadwerkelijke toepassing in hun gebieden van het systeem van
geregistreerde exporteurs. Artikel 53
Sancties Sancties worden getroffen tegen ieder die een
document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel goederen
onder de preferentiële regeling te doen vallen. AFDELING 2
METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING VOORAFGAAND AAN DE TOEPASSING VAN HET
SYSTEEM VAN GEREGISTREERDE EXPORTEURS Artikel 54
Mededeling van stempels en adressen 1. De LGO delen de Commissie de
namen en adressen mee van de op hun grondgebied gevestigde autoriteiten die a) deel uitmaken van de overheidsdiensten
van het betrokken land en gemachtigd zijn de Commissie en de douaneautoriteiten
van de lidstaten bijstand te verlenen in het kader van de in deze titel
bedoelde administratieve samenwerking; b) douaneautoriteiten zijn die belast zijn
met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de controle van
deze certificaten en de factuurverklaringen; 2. De LGO doen de
Commissie afdrukken van de gebruikte stempels toekomen. 3. De LGO delen de Commissie
onmiddellijk de wijzigingen mede die zich in de in leden 1 en 2 bedoelde
gegevens voordoen. 4. De Commissie deelt deze
informatie aan de douaneautoriteiten van de lidstaten mede. Artikel 55
Controle van de bewijzen van oorsprong 1. De bewijzen van oorsprong
worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd of wanneer de
douaneautoriteiten van het land van invoer gegronde redenen hebben om te
twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken
producten of de naleving van de andere voorwaarden van deze bijlage. 2. Voor de toepassing van lid 2
zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 en de factuur, indien deze werd voorgelegd, de
factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douane van het
land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een
onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze controleaanvraag alle
documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op
het bewijs van oorsprong onjuist zijn. 3. De controle wordt verricht
door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn
zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in
te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. 4. Indien de douaneautoriteiten
van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te
kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, stellen zij de
importeur voor de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk
geachte conservatoire maatregelen. 5. De resultaten van de controle
worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de
controle hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden
aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken goederen
beschouwd kunnen worden als producten van oorsprong uit een LGO, de Unie of een
EPO-land en of aan de andere voorwaarden van deze bijlage is voldaan. 6. Indien bij gegronde twijfel
binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of
indien het antwoord onvoldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken
document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de
aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens
buitengewone omstandigheden. Artikel 56
Controle van de leveranciersverklaring 1. De leveranciersverklaring kan
steekproefsgewijs worden gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten
van het land van invoer gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid
van het document of de juistheid of volledigheid van de gegevens over de
oorsprong van de betrokken materialen. 2. De douaneautoriteiten aan wie
een leveranciersverklaring wordt overgelegd, kunnen de douaneautoriteiten van
het land waar de verklaring werd opgesteld, verzoeken om afgifte van een
inlichtingenblad volgens het model in aanhangsel IV. Zij kunnen ook de
exporteur verzoeken een inlichtingenblad over te leggen, afgegeven door de
douaneautoriteiten van de staat waar de verklaring is opgesteld. Een kopie van het inlichtingenblad wordt ten
minste drie jaar bewaard door het kantoor dat het heeft afgegeven. 3. De douaneautoriteiten die de
controle hebben aangevraagd, worden zo spoedig mogelijk van de resultaten in
kennis gesteld. Uit het antwoord moet duidelijk blijken of de verklaring
betreffende de oorsprong van de materialen juist is. 4. Voor controledoeleinden
bewaren de leveranciers een kopie van het document dat de verklaring bevat
alsmede alle bewijsmateriaal voor de werkelijke oorsprong van de goederen
gedurende ten minste drie jaar. 5. De douaneautoriteiten van de
staat waar de leveranciersverklaring is opgesteld, kunnen elk bewijs verlangen
en alle controles uitvoeren die zij dienstig achten om de juistheid van de
leveranciersverklaring te verifiëren. 6. Certificaten inzake
goederenverkeer EUR. 1 die zijn afgegeven of opgesteld op grond van een
onjuiste leveranciersverklaring, worden geacht ongeldig te zijn. AFDELING 3
METHODEN
VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING DIE GELDEN VOOR HET SYSTEEM VAN GEREGISTREERDE
EXPORTEURS Artikel 57
Mededeling van stempels en adressen 1. De LGO delen de Commissie de
namen en adressen mede van de op hun grondgebied gevestigde autoriteiten die a) deel uitmaken van de overheidsdiensten
van het betrokken land en gemachtigd zijn de Commissie en de douaneautoriteiten
van de lidstaten bijstand te verlenen in het kader van de in deze titel
bedoelde administratieve samenwerking; b) deel uitmaken van de overheidsdiensten
van het betrokken land of die namens de overheid optreden en die gemachtigd
zijn exporteurs te registreren en deze van het register van geregistreerde exporteurs
te schrappen; 2. De LGO delen de Commissie
onmiddellijk de wijzigingen mede die zich in de in leden 1 en 2 bedoelde
gegevens voordoen. 3. De Commissie deelt deze
informatie aan de douaneautoriteiten van de lidstaten mede. Artikel 58
Gegevensbank van geregistreerde exporteurs 1. De Commissie zet een
elektronische gegevensbank van geregistreerde exporteurs op, op basis van de
informatie die de overheidsdiensten van de LGO en de douaneautoriteiten van de
lidstaten hebben verstrekt. 2. Uitsluitend de Commissie
heeft toegang tot de gegevensbank en de daarin opgenomen gegevens. De in lid 1
bedoelde autoriteiten zorgen ervoor, dat de aan de Commissie verstrekte
gegevens steeds worden bijgewerkt en volledig en nauwkeurig zijn. 3. De gegevens in de in lid 1 bedoelde
gegevensbank staan op internet ter beschikking van het publiek, met
uitzondering van de vertrouwelijke gegevens in de vakken 2 en 3 van het
formulier waarmee de status van geregistreerde exporteur als bedoeld in artikel
28 wordt aangevraagd. 4. Persoonsgegevens die zijn
verwerkt in de in lid 1 bedoelde gegevensbank, worden uitsluitend overgedragen
aan of ter beschikking gesteld van derde landen of internationale organisaties
indien dit niet in strijd is met artikel 9 van Verordening (EG) nr. 45/2001. 5. Dit besluit heeft geen
gevolgen voor het niveau van bescherming van natuurlijke personen met
betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens volgens het recht van de Unie
en het nationale recht, en het houdt met name geen wijziging in van de verplichtingen
van de lidstaten ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens
overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG noch van de verplichtingen van de
instellingen en organen van de Unie ten aanzien van de verwerking van
persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 in het kader van
de uitoefening van hun bevoegdheden. 6. De Commissie mag de
identificatie- en registratiegegevens van de exporteurs, bestaande uit de in de
punten 1, 3 (beschrijving van de activiteiten), 4 en 5 van aanhangsel XI bedoelde
gegevens, uitsluitend op internet openbaar maken indien de exporteurs daartoe
vrijelijk en met kennis van zaken specifiek en schriftelijk toestemming hebben
gegeven. 7. Aan de exporteurs wordt de in
artikel 11 van Verordening (EG) nr. 45/2001 bedoelde informatie verstrekt. 8. De rechten van personen met
betrekking tot hun in aanhangsel XI bedoelde registratiegegevens die in de
nationale systemen zijn verwerkt, worden uitgeoefend in overeenstemming met de
wetgeving van de lidstaat die deze persoonsgegevens heeft opgeslagen
overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG. 9. De rechten van personen ten
aanzien van de verwerking van persoonsgegevens in de in de leden 1 tot en met 4
bedoelde centrale gegevensbank worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening
(EG) nr. 45/2001. 10. De nationale toezichthoudende
gegevensbeschermingsautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming werken, elk binnen de grenzen van hun eigen bevoegdheden,
actief samen en zorgen voor een gecoördineerd toezicht op de in de leden 1 tot
en met 4 bedoelde gegevensbank. Artikel 59
Controle van de oorsprong 1. Om erop toe te zien dat aan
de oorsprongsregels is voldaan, verrichten de bevoegde autoriteiten van het
LGO: a) controles van de oorsprong van de
producten op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten; b) regelmatige controles bij exporteurs op
eigen initiatief. Uitgebreide cumulatie op grond van artikel 10 is
uitsluitend toegestaan indien een land waarmee de Unie een
vrijhandelsovereenkomst heeft gesloten de LGO op dezelfde wijze in het kader
van administratieve samenwerking bijstand verleent als het de
douaneautoriteiten van de lidstaten zou verlenen overeenkomstig de
desbetreffende bepalingen van de vrijhandelsovereenkomst. 2. De in lid 1, onder b),
bedoelde controles worden verricht om erop toe te zien dat de exporteurs aan
hun verplichtingen blijven voldoen. Zij worden met tussenpozen verricht die
bepaald worden aan de hand van risicoanalysecriteria. Te dien einde eisen de
bevoegde autoriteiten van de LGO dat exporteurs hun kopieën of een lijst doen
toekomen van de oorsprongsverklaringen die zij hebben opgesteld. 3. De bevoegde autoriteiten van
de LGO hebben het recht alle bewijsstukken op te vragen en alle administratieve
controles te verrichten bij de exporteurs en, zo nodig, bij hun
toeleveranciers, ook ter plaatse, en andere controles te verrichten die zij
dienstig achten. Artikel 60
Controle van het bewijs van oorsprong 1. Oorsprongsverklaringen worden
achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, en tevens wanneer de
douaneautoriteiten van de lidstaten gegronde redenen hebben om te twijfelen aan
de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de
naleving van de andere voorwaarden van deze bijlage. Wanneer de douaneautoriteiten van een lidstaat om
de medewerking verzoeken van de bevoegde autoriteiten van een LGO om de
geldigheid van oorsprongsverklaringen of de oorsprong van producten, of beide,
te controleren, vermelden zij in hun verzoek, indien van toepassing, de reden
waarom zij twijfelen aan de geldigheid van de oorsprongsverklaring of aan de
oorsprong van de producten. Een kopie van de oorsprongsverklaring en eventuele
aanvullende gegevens of documenten die erop wijzen dat de gegevens in de
verklaring onjuist zijn, kunnen ter ondersteuning van het verzoek om controle
worden toegezonden. De verzoekende lidstaat stelt een termijn van zes
maanden vast voor de mededeling van de resultaten van de controle, ingaande op
de datum van het verzoek om controle. 2. Wanneer bij gegronde twijfel
binnen de in lid 1 bedoelde termijn van zes maanden geen antwoord is ontvangen
of wanneer het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de oorsprong van de
producten vast te stellen, wordt aan de bevoegde autoriteiten een tweede schrijven
gezonden. De bij dit schrijven medegedeelde verlenging van de termijn kan
echter niet meer dan zes maanden bedragen. Artikel 61
Andere bepalingen 1. Afdeling III van titel V en
afdeling III van titel VI zijn van overeenkomstige toepassing op: a) de uitvoer uit de Unie naar een LGO met
het oog op de toepassing van bilaterale cumulatie; b) de uitvoer uit een LGO naar een ander LGO
met het oog op de toepassing van LGO-cumulatie als bedoeld in artikel 2, lid 2. 2. Een exporteur in de Unie
wordt door de douaneautoriteiten van een lidstaat op zijn verzoek voor de
toepassing van de voordelen van dit besluit als een geregistreerde exporteur
aangemerkt indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet: a) hij heeft een EORI-nummer overeenkomstig
de artikelen 4 duodecies tot en met 4 unvicies van Verordening (EEG) nr. 2454/93; b) hij heeft de status van “toegelaten
exporteur” in het kader van een preferentiële regeling; c) hij verstrekt de douane van de lidstaat
de volgende gegevens met behulp van een formulier waarvan het model in
aanhangsel XI is opgenomen: –
de gegevens die zijn opgenomen in de vakken 1 en 4; –
de verbintenis die is opgenomen in vak 5. Titel VI
CEUTA EN MELILLA Artikel 62 1. De bepalingen van deze
bijlage betreffende de afgifte, het gebruik en de controle achteraf van bewijzen
van oorsprong zijn van overeenkomstige toepassing op producten die vanuit een
LGO naar Ceuta en Melilla worden uitgevoerd en op producten die vanuit Ceuta en
Melilla naar een LGO worden uitgevoerd met het oog op de bilaterale cumulatie. 2. Ceuta en Melilla worden als één
enkel grondgebied beschouwd. 3. De Spaanse douaneautoriteiten
zijn belast met de toepassing van deze bijlage in Ceuta en Melilla. Titel VII
SLOTBEPALINGEN Artikel 63 Afwijking van het systeem van
geregistreerde exporteurs 1. In afwijking van het
voorgaande kan de Commissie besluiten vaststellen om de toepassing van de
artikelen 21 tot en met 35 en de artikelen 54 tot en met 56 op uit een of
meerdere LGO uitgevoerde producten na 1 januari 2017 in werking te laten
treden. De afwijking geldt gedurende de termijn die het
desbetreffende LGO nodig heeft om ervoor te zorgen dat de artikelen 38 tot en
met 50 en de artikelen 57 tot 61 worden toegepast. 2. LGO die een beroep wensen te
doen op de in lid 1 bedoelde afwijking, dienen hiertoe een verzoek in bij de
Commissie. In het verzoek wordt de termijn vermeld die het desbetreffende LGO
nodig heeft om ervoor te zorgen dat de artikelen 38 tot en met 50 en de
artikelen 57 tot 61 worden toegepast. 3. De Commissie stelt een
maatregel vast die voorziet in een in lid 1 bedoelde tijdelijke afwijking door
middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 64, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure. Artikel 64
Comitéprocedures 1. De Commissie wordt bijgestaan
door het Comité douanewetboek, dat is ingesteld bij artikel 247 bis van
Verordening (EEG) nr. 2913/92. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Artikel 65
Toepassing 1. Deze bijlage is van
toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit. 2. Artikel 52, lid 3, onder b),
is van toepassing met ingang van 1 januari 2015. 3. Artikel 8, lid 3, onder b),
is van toepassing tot en met 30 september 2015. 4. De artikelen 21 tot en met 35
en 54 tot en met 56 zijn van toepassing tot en met 31 december 2016. 5. De artikelen 38 tot en met 50
en 57 tot en met 61 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2017. Aanhangsel I INLEIDING Aantekening 1 – Algemene inleiding Overeenkomstig artikel 4 bevat deze bijlage de
voorwaarden waarop producten als van oorsprong uit een LGO worden beschouwd. Er
zijn vier verschillende soorten oorsprongsregels, al naargelang van het
product: a) door be- of verwerking, waarbij een
bepaalde inhoud van niet van oorsprong zijnde materialen niet mag worden
overschreden; b) door be- of verwerking, waardoor een
product ontstaat dat onder een andere post (viercijfercode) of
postonderverdeling (zescijfercode) van het geharmoniseerd systeem valt dan de
post (viercijfercode) of postonderverdeling (zescijfercode) van de gebruikte
materialen; c) een specifieke be- of verwerking, d) een be- of verwerking van geheel en
al verkregen materialen. Aantekening
2 – Structuur van de lijst 2.1. In de kolommen 1 en 2 wordt het verkregen
product omschreven. Kolom 1 bevat het nummer van het hoofdstuk of de
viercijfercode van de post of de zescijfercode van de postonderverdeling
volgens het geharmoniseerde systeem. Kolom 2 bevat de omschrijving van de
goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor
elke nummercode in de kolommen 1 en 2 worden in kolom 3 een of meer regels (“determinerende
behandelingen”) gegeven (zie ook aantekening 2.4). Deze determinerende
behandelingen hebben slechts betrekking op de niet van oorsprong zijnde
materialen. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door “ex” betekent dat de regel
in kolom 3 alleen geldt voor het gedeelte van die post dat in kolom 2 is
omschreven. 2.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene
postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de
omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is
gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 van toepassing op alle producten
die volgens het geharmoniseerde systeem onder de posten van het hoofdstuk of
onder een van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld. 2.3. Wanneer de lijst verschillende regels
geeft voor verschillende producten binnen één post, is bij ieder
gedachtestreepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in
kolom 3 vermelde regel van toepassing is. 2.4 Wanneer in kolom 3 twee regels worden
gegeven, gescheiden door het woord “of”, kan de exporteur kiezen welke regel
wordt toegepast. Aantekening
3 – Voorbeelden van toepassing van de regels 3.1. Op producten die de oorsprong hebben
verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is
artikel 4, lid 2, van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen
werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek
in het LGO of in de Unie. 3.2. Overeenkomstig artikel 5 moet de be-
of verwerking meer inhouden dan de behandelingen die in dat artikel zijn
genoemd. Indien dit niet het geval is, komen de goederen niet in aanmerking
voor het preferentiële tarief, zelfs indien aan de voorwaarden in onderstaande
lijst is voldaan. Onder voorbehoud van de eerste alinea, geven de
regels in de lijst de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer
be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; meer be- of verwerking
verleent eveneens de oorsprongsstatus en omgekeerd kan minder be- of verwerking
geen oorsprongsstatus verlenen. Mag een niet van oorsprong zijnde materiaal in
een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan kan dat materiaal in een vroeger
productiestadium dus ook worden gebruikt, maar in een later productiestadium
niet. 3.3. Onverminderd aantekening 3.2 geldt
dat, wanneer in een regel de uitdrukking “materialen van om het even welke post
wordt gebruikt, materialen van alle posten (zelfs die welke onder dezelfde
omschrijving en dezelfde post vallen als het product) mogen worden gebruikt,
onder voorbehoud echter van de specifieke beperkingen die die regel kan
bevatten. Wanneer echter de uitdrukking “vervaardiging uit
materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van
post …” of “vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met
inbegrip van andere materialen van dezelfde post als het product” wordt
gebruikt, mogen materialen van alle posten worden gebruikt, met uitzondering
van die welke onder dezelfde omschrijving in kolom 2 vallen als het product. 3.4. Wanneer volgens een regel in de lijst
een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat
een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet
noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt. 3.5. Wanneer volgens een regel in de lijst
een product van een bepaald materiaal moet worden vervaardigd, betekent dit
niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet
aan de regel kunnen voldoen. Aantekening 4 – Algemene bepalingen
betreffende bepaalde landbouwproducten 4.1. Landbouwproducten die zijn ingedeeld
onder de hoofdstukken 6, 7, 8, 9, 10 en 12 en post 2401, die zijn geteeld of
geoogst in een LGO, worden behandeld als van oorsprong uit dat LGO, ook indien
zij zijn gekweekt uit zaden, bollen, wortels, stekken, enten, scheuten, knoppen
of andere levende delen van planten uit een ander land. 4.2. Wanneer de hoeveelheid niet van
oorsprong zijnde suiker in een bepaald product een bepaalde limiet niet mag
overschrijden, wordt, bij de berekening van die limiet, rekening gehouden met
het gewicht van suiker van post 1701 (sacharose) en 1702 (bijv. fructose,
glucose, lactose, maltose, isoglucose of invertsuiker) die is gebruikt bij de
vervaardiging van het eindproduct en bij de vervaardiging van niet van
oorsprong zijnde producten die in het eindproduct zijn opgenomen. Aantekening 5 – Terminologie in verband met
bepaalde textielproducten 5.1. De term “natuurlijke vezels” in de
lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met
inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. De term is beperkt tot het
stadium vóór het spinnen, met inbegrip van afval, en omvat, tenzij anders vermeld,
ook vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen. 5.2. De term “natuurlijke vezels” omvat
paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003, wol, fijn of grof
haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met
5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305. 5.3. De termen “textielmassa, “chemische
materialen” en “materialen voor het vervaardigen van papier” in de lijst hebben
betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63
vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige,
synthetische of papieren vezels of garens. 5.4. De term “synthetische en kunstmatige
stapelvezels” in de lijst heeft betrekking op kabel van filamenten,
stapelvezels en afval van de posten 5501 tot en met 5507. Aantekening 6 – Toegestane afwijkingen voor
producten die gemaakt zijn van een mengsel van textielmaterialen 6.1. Indien voor een bepaald product in de
lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst
genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de
vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10% van het
totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de
aantekeningen 6.3 en 6.4). 6.2. De in aantekening 6,1 genoemde
tolerantie is evenwel uitsluitend van toepassing op gemengde producten die van
twee of meer basistextielstoffen zijn vervaardigd. Basistextielstoffen zijn: –
zijde, –
wol, –
grof haar, –
fijn haar, –
paardenhaar (crin), –
katoen, –
papier en materiaal voor het vervaardigen van
papier, –
vlas, –
hennep, –
jute en andere bastvezels, –
sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave, –
kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige
textielvezels, –
synthetische filamenten, –
kunstmatige filamenten, –
filamenten die elektriciteit geleiden, –
synthetische stapelvezels van polypropyleen, –
synthetische stapelvezels van polyester, –
synthetische stapelvezels van polyamide, –
synthetische stapelvezels van polyacrylonitryl, –
synthetische stapelvezels van polyimide, –
synthetische stapelvezels van
polytetrafluorethyleen, –
synthetische stapelvezels van poly(fenyleensulfon), –
synthetische stapelvezels van poly(vinylchloride), –
andere synthetische stapelvezels, –
kunstmatige stapelvezels van viscose, –
andere kunstmatige stapelvezels, –
garens gemaakt van polyurethaan met soepele
segmenten van polyether, al dan niet omwoeld, –
garens gemaakt van polyurethaan met soepele
segmenten van polyester, al dan niet omwoeld, –
producten van post 5605 (metaalgaren) waarin
strippen zijn verwerkt bestaande uit een kern van aluminiumfolie of van
kunststoffolie, al dan niet met aluminiumpoeder bedekt, met een breedte van
niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een transparant of gekleurd
kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht, –
andere producten van post 5605, –
glasvezel, –
metaalvezels. Voorbeeld: Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels
van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd
garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde synthetische stapelvezels die
niet voldoen aan de regels van oorsprong worden gebruikt tot 10% van het
gewicht van het garen. Voorbeeld: Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van
garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van
post 5509, is een gemengd weefsel. Daarom mogen synthetische garens die niet
aan de oorsprongsregels voldoen, of wollen garens die niet aan de
oorsprongsregels voldoen, of een combinatie van de twee, worden gebruikt, mits
het totale gewicht ervan niet hoger is dan 10% van het gewicht van het garen. Voorbeeld: Getufte textielstof van post 5802 vervaardigd van
garens van katoen van post 5205 en weefsels van katoen van post 5210 is alleen
dan een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is,
vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer
de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn. Voorbeeld: Indien de betrokken getufte textielstof
vervaardigd is van garens van katoen van post 5205 en van synthetisch weefsel
van post 5407, dan zijn de gebruikte garens uiteraard twee verschillende
basistextielstoffen en is de getufte textielstof bijgevolg een gemengd product. 6.3. Voor producten die garens bevatten, “gemaakt
van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld”,
bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20%. 6.4. Voor producten die strippen bevatten
bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al
dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm,
welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen
kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen 30%. Aantekening 7 – Andere toegestane
afwijkingen voor bepaalde textielproducten 7.1. Voor textielproducten die in de lijst
van een voetnoot zijn voorzien die naar deze aantekening verwijst, mogen
textielmaterialen die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor
het betrokken geconfectioneerde product, worden gebruikt voor zover deze onder
een andere post vallen dan het product en de waarde niet hoger is dan 8% van de
prijs af fabriek van het product. 7.2. Onverminderd aantekening 7.3 mogen
materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld vrij
worden gebruikt bij de vervaardiging van textielproducten, ongeacht of zij
textiel bevatten. Voorbeeld: Wanneer volgens een regel in de lijst voor een
bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit
dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze
niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden
is het gebruik van ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze
ook textiel. 7.3. Wanneer een percentageregel van
toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken
50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van
de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. Aantekening 8 – Definitie van specifieke en
eenvoudige behandelingen van bepaalde producten van hoofdstuk 27 8.1. Wat de posten ex 2707 en 2713
betreft, wordt onder “specifieke behandelingen” verstaan: a) vacuümdistillatie; b) herdistillatie volgens een proces van ver
doorgevoerde splitsing[24], c) kraken; d) reforming; e) extractie met behulp van selectieve
oplosmiddelen; f) een bewerking bestaande uit alle
navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend
zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische
stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van
geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet; g) polymeriseren; h) alkyleren; i) isomeriseren. 8.2. Wat de posten 2710, 2711 en 2712
betreft, wordt onder “specifieke behandelingen” verstaan: a) vacuümdistillatie; b) herdistillatie volgens een proces van ver
doorgevoerde splitsing[25], c) kraken; d) reforming; e) extractie met behulp van selectieve
oplosmiddelen; f) een bewerking bestaande uit alle
navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend
zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische
stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van nature actieve aarde, van geactiveerde
aarde, van actieve koolstof of van bauxiet; g) polymeriseren; h) alkyleren; i) isomeriseren; j) uitsluitend voor de zware oliën van post
ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het
zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85% wordt verlaagd
(methode ASTM D 1266-59 T); k) uitsluitend voor de producten van post 2710:
ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren; l) uitsluitend voor de zware oliën van post
ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de
waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een
katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer
dan 250°C wordt teweeggebracht. De eindbehandeling met waterstof van smeeroliën
van post ex 2710, die in het bijzonder ten doel heeft de kleur of de
stabiliteit te verbeteren (bv. “hydrofinishing” of ontkleuren), wordt
daarentegen niet aangemerkt als een specifieke behandeling; m) uitsluitend voor stookolie van post ex
2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen
inbegrepen, voor minder dan 30% van het volume overdistilleren bij 300 °C,
bepaald volgens de methode ASTM D 86; n) uitsluitend voor andere zware oliën dan
gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van
hoogfrequente glimontlading; o) uitsluitend voor de producten van ex
2712, andere dan vaseline, ozokeriet, montaanwas, turfwas en paraffine, met een
oliegehalte van minder dan 0,75 gewichtspercenten: olieafscheiding door gefractioneerde
kristallisatie. 8.3. Wat de posten ex 2707 en 2713
betreft, wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals
reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren,
merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van
producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die
behandelingen of soortgelijke behandelingen. Aanhangsel II LIJST
VAN PRODUCTEN EN OORSPRONGVERLENENDE BE- OF VERWERKINGEN Post van het geharmoniseerd systeem || Omschrijving van het product || Determinerende behandeling (be- of verwerkingen waardoor niet van oorsprong zijnde materialen de oorsprong verkrijgen) (1) (2) || (3) Hoofdstuk 1 || Levende dieren || Alle dieren van hoofdstuk 1 zijn geheel en al verkregen. Hoofdstuk 2 || Vlees en eetbare slachtafvallen || Vervaardiging waarbij al het vlees en het eetbare vleesafval in de producten van dit hoofdstuk geheel en al verkregen zijn. ex Hoofdstuk 3 || Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, met uitzondering van: || Alle vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren zijn geheel en al verkregen. 0304 || Visfilets en ander visvlees (ook indien fijngemaakt), vers, gekoeld of bevroren || Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 volledig zijn verkregen. 0305 || Vis, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte vis, ook indien voor of tijdens het roken gekookt; meel, poeder en pellets, van vis, geschikt voor menselijke consumptie || Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 volledig zijn verkregen. ex 0306 || Schaaldieren, ook indien ontdaan van de schaal, gedroogd, gezouten of gepekeld; schaaldieren in de schaal, gestoomd of in water gekookt, ook indien gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie || Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 volledig zijn verkregen. ex 0307 || Weekdieren, ook indien ontdaan van de schelp, gedroogd, gezouten of gepekeld; ongewervelde waterdieren, andere dan schaal- en weekdieren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie || Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 volledig zijn verkregen. Hoofdstuk 4 || Melk en zuivelproducten; vogeleieren; natuurhoning; eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen || Vervaardiging waarbij: – alle gebruikte materialen van hoofdstuk 4 geheel en al verkregen zijn; en – het gewicht van de gebruikte suiker[26] niet hoger is dan 40% van het gewicht van het eindproduct ex Hoofdstuk 5 || Andere producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post ex 0511 91 || Niet eetbare kuit en hom || Alle kuit en hom is geheel en al verkregen Hoofdstuk 6 || Levende planten en producten van de bloementeelt || Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 6 volledig zijn verkregen. Hoofdstuk 7 || Groenten, planten, wortels en knollen, voor voedingsdoeleinden || Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 7 volledig zijn verkregen. Hoofdstuk 8 || Fruit; schillen van citrusvruchten en van meloenen || Vervaardiging waarbij: – alle gebruikte fruit, schillen van citrusvruchten en van meloenen van hoofdstuk 8 geheel en al verkregen zijn, en – het gewicht van de gebruikte suiker[27] niet hoger is dan 40% van het gewicht van het eindproduct Hoofdstuk 9 || Koffie, thee, maté en specerijen || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post Hoofdstuk 10 || Granen || Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 10 volledig zijn verkregen ex Hoofdstuk 11 || Producten van de meelindustrie; mout; zetmeel; inuline; tarwegluten, met uitzondering van: || Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 10 en 11, van de posten 0701 en 2303 en de postonderverdeling 0710 10 geheel en al verkregen zijn ex 1106 || Meel, gries en poeder van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713 || Drogen en malen van peulgroenten bedoeld bij post 0708 Hoofdstuk 12 || Oliehoudende zaden en vruchten; allerlei zaden, zaaigoed en vruchten; planten voor industrieel en voor geneeskundig gebruik; stro en voeder || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product Hoofdstuk 13 || Gommen, harsen en andere plantensappen en plantenextracten || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker[28] niet hoger is dan 40% van het gewicht van het eindproduct Hoofdstuk 14 || Plantaardige grondstoffen; plantaardige producten, elders genoemd noch elders onder begrepen || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post ex Hoofdstuk 15 || Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten daarvan; bewerkt spijsvet; was van dierlijke of van plantaardige oorsprong, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 1501 t/m 1504 || Varkensvet en vet van gevogelte, rund- schapen- of geitenvet, van vis enz. || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 1505, 1506 en 1520 || Wolvet en daaruit verkregen vetstoffen, lanoline daaronder begrepen. Andere dierlijke vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd. Ruwe glycerol; glycerolwater en glycerollogen || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post 1509 en 1510 || Olijfolie en fracties daarvan || Vervaardiging waarbij alle gebruikte plantaardige materialen volledig zijn verkregen. 1516 en 1517 || Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516 || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product Hoofdstuk 16 || Bereidingen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren || Vervaardiging: – uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van vlees en eetbaar vleesafval van hoofdstuk 2 en uit vlees en eetbaar vleesafval van hoofdstuk 2 verkregen materialen van hoofdstuk 16, en – waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 en uit vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren van hoofdstuk 3 verkregen materialen van hoofdstuk 16 geheel en al verkregen zijn ex Hoofdstuk 17 || Suiker en suikerwerk, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 1702 || Andere suiker, chemisch zuivere lactose en glucose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van alle gebruikte materialen van de posten 1101 tot en met 1108, 1701 en 1703 niet hoger is dan 30% van het gewicht van het eindproduct 1704 || Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen) || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij – het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker[29] en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40% van het gewicht van het eindproduct, en – het gewicht van de gebruikte suiker[30] en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60% van het gewicht van het eindproduct Hoofdstuk 18 || Cacao en bereidingen daarvan || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij – het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker[31] en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40% van het gewicht van het eindproduct, en – het gewicht van de gebruikte suiker[32] en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60% van het gewicht van het eindproduct Hoofdstuk 19 || Bereidingen van graan, van meel, van zetmeel of van melk; gebak || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij – het gewicht van de materialen van de hoofdstukken 2, 3 en 16 niet hoger is dan 20% van het gewicht van het eindproduct, en – het gewicht van de materialen van de posten 1006, 1101 en 1108 niet hoger is dan 20% van het gewicht van het eindproduct, en – het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker[33] en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40% van het gewicht van het eindproduct, en – het gewicht van de gebruikte suiker[34] en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60% van het gewicht van het eindproduct ex Hoofdstuk 20 || Bereidingen van groenten, van vruchten en van andere plantendelen; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker[35] niet hoger is dan 40% van het gewicht van het eindproduct. 2002 en 2003 || Tomaten, paddenstoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur || Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 7 volledig zijn verkregen. Hoofdstuk 21 || Diverse producten voor menselijke consumptie; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij – het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker[36] en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40% van het gewicht van het eindproduct, en – het gewicht van de gebruikte suiker[37] en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60% van het gewicht van het eindproduct Hoofdstuk 22 || Dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van de posten 2207 en 2208, waarbij – alle gebruikte materialen van de postonderverdelingen 0806 10, 2009 61 en 2009 69 geheel en al verkregen zijn || || – het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker[38] en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40% van het gewicht van het eindproduct, en – het gewicht van de gebruikte suiker[39] en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60% van het gewicht van het eindproduct ex Hoofdstuk 23 || Resten en afval van de voedselindustrie; bereid voedsel voor dieren; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product ex 2302 ex 2303 || Afvallen van zetmeelfabrieken || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van hoofdstuk 10 niet hoger is dan 20% van het gewicht van het eindproduct 2309 || Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product, waarbij – alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 2 en 3 volledig zijn verkregen, en – het gewicht van de materialen van de hoofdstukken 10 en 11 en van posten 2302 en 2303 niet hoger is dan 20% van het gewicht van het eindproduct, en – het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker[40] en van de materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40% van het gewicht van het eindproduct, en – het gewicht van de gebruikte suiker en van de materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60% van het gewicht van het eindproduct ex Hoofdstuk 24 || Tabak en tot verbruik bereide tabakssurrogaten; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van hoofdstuk 24 niet hoger is dan 30% van het totale gewicht van de gebruikte materialen van hoofdstuk 24 2401 2402 || Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak; afvallen van tabak Sigaren, cigarillo′s en sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten || Alle ruwe en niet tot verbruik bereide tabak en afvallen van tabel van hoofdstuk 24 zijn geheel en al verkregen. Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 2403, waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van post 2401 niet hoger is dan 50% van het totale gewicht van de gebruikte materialen van post 2401 ex Hoofdstuk 25 || Zout; zwavel; aarde en steen; gips, kalk en cement; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex 2519 || Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet), fijngemaakt, in hermetisch gesloten recipiënten, en magnesiumoxide, ook indien zuiver, ander dan gesmolten magnesia of doodgebrande magnesia (gesinterd) || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet)mag wel worden gebruikt. Hoofdstuk 26 || Ertsen, slakken en assen || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product ex Hoofdstuk 27 || Minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten daarvan; bitumineuze stoffen; minerale was, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex 2707 || Olie waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestanddelen overtreft, zijnde soortgelijke olie als minerale olie verkregen bij het distilleren van hogetemperatuursteenkoolteer, die voor meer dan 65% van hun volume overdistilleren bij een temperatuur van 250°C of lager (mengsels van benzine en benzol daaronder begrepen), bestemd om te worden gebezigd als motorbrandstof of als andere brandstof || Raffinage en/of een of meer specifieke behandelingen[41] of Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen zijn ingedeeld onder een andere post dan het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50% van de prijs af fabriek van het product. 2710 || Aardolie en olie uit bitumineuze mineralen, andere dan ruwe; preparaten bevattende als basisbestanddeel 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen en waarvan het karakter door deze olie wordt bepaald, elders genoemd noch elders onder begrepen; afvalolie || Raffinage en/of een of meer specifieke behandelingen[42] of Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen zijn ingedeeld onder een andere post dan het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50% van de prijs af fabriek van het product. 2711 || Aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen. || Raffinage en/of een of meer specifieke behandelingen[43] of Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen zijn ingedeeld onder een andere post dan het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50% van de prijs af fabriek van het product. 2712 || Vaseline; paraffine, microkristallijne was uit aardolie, “slack wax”, ozokeriet, montaanwas, turfwas, andere minerale was en dergelijke door synthese of op andere wijze verkregen producten, ook indien gekleurd || Raffinage en/of een of meer specifieke behandelingen[44] of andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen zijn ingedeeld onder een andere post dan het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50% van de prijs af fabriek van het product. 2713 || Petroleumcokes, petroleumbitumen en andere residuen van aardolie of van olie uit bitumineuze materialen || Raffinage en/of een of meer specifieke behandelingen[45] of andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen zijn ingedeeld onder een andere post dan het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 28 || Anorganische chemische producten; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, van radioactieve elementen, van zeldzame aardmetalen en van isotopen met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20% van de prijs af fabriek van het product. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 29 || Organische chemische producten; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20% van de prijs af fabriek van het product. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. ex 2905 || Metaalalcoholaten van alcoholen bedoeld bij deze post en van ethanol met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met inbegrip van andere materialen bedoeld bij post 2905. Metaalalcoholaten die zijn ingedeeld onder deze post mogen evenwel slechts worden gebruikt tot een totale waarde van ten hoogste 20% van de prijs af fabriek van het product. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 2905 43; 2905 44; 2905 45 || Mannitol; D-glucitol (sorbitol) Glycerol || Vervaardiging uit materialen van om het even welke postonderverdeling, met uitzondering van materialen van dezelfde postonderverdeling als het product Materialen van dezelfde postonderverdeling als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20% van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 30 || Farmaceutische producten || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post Hoofdstuk 31 || Meststoffen || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20% van de prijs af fabriek van het product. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 32 || Looi- en verfextracten; looizuur (tannine) en derivaten daarvan; pigmenten en andere kleur- en verfstoffen; verf en vernis; mastiek; mastiek; inkt || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20% van de prijs af fabriek van het product. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 33 || Etherische oliën en harsaroma’s; parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20% van de prijs af fabriek van het product. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 3302? || || ex Hoofdstuk 34 || Zeep, organische tensioactieve producten; wasmiddelen, smeermiddelen, kunstwas, bereide was, poets- en onderhoudsmiddelen, kaarsen en dergelijke artikelen, modelleerpasta’s, tandtechnische waspreparaten en tandtechnische preparaten op basis van gebrand gips, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20% van de prijs af fabriek van het product. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex 3404 || Kunstwas en bereide was: – op basis van paraffine, van was uit aardolie of uit bitumineuze mineralen, uit “slack wax” of uit “scale wax” || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post Hoofdstuk 35 || Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm; enzymen || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is 50% van de prijs af fabriek van het product Hoofdstuk 36 || Kruit en springstoffen; pyrotechnische artikelen; lucifers; vonkende legeringen; ontvlambare stoffen || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20% van de prijs af fabriek van het product. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 37 || Producten voor fotografie en cinematografie || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20% van de prijs af fabriek van het product. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 38 || Diverse producten van de chemische industrie; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20% van de prijs af fabriek van het product. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 3824 60 || Sorbitol, andere dan die bedoeld bij postonderverdeling 2905 44 || Vervaardiging uit materialen van om het even welke postonderverdeling, met uitzondering van materialen van dezelfde postonderverdeling als het product en van postonderverdeling 2905 44. Materialen van dezelfde postonderverdeling als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20% van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 39 || Kunststof en werken daarvan; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. ex 3907 || – Copolymeren van polycarbonaat en acrylonitril-butadieen-styreencopolymeer (ABS) || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50% van de prijs af fabriek van het product[46]. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. || – Polyester || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging uit polycarbonaat van tetrabroom(bisfenol A) of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 40 || Rubber en werken daarvan; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 4012 || Gebruikte of van een nieuw loopvlak voorziene luchtbanden van rubber; massieve of halfmassieve banden, loopvlakken voor banden en velglinten, van rubber: || || – Luchtbanden, massieve of halfmassieve banden, van rubber, voorzien van een nieuw loopvlak || Van een nieuw loopvlak voorzien van gebruikte banden. || – Andere || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van de posten 4011 en 4012. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 41 || Huiden en vellen (andere dan pelterijen), alsmede leder; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 4101 t/m 4103 || Huiden en vellen van runderen (buffels daaronder begrepen), van paarden of van paardachtigen, ongelooid (vers, gezouten, gedroogd, gekalkt, gepekeld (“pickled”) of anderszins geconserveerd, doch niet gelooid, niet tot perkament verwerkt of verder bewerkt), ook indien onthaard of gesplit; huiden en vellen van schapen, ongelooid (vers, gezouten, gedroogd, gekalkt, gepekeld (“pickled”) of anderszins geconserveerd, doch niet gelooid, niet tot perkament verwerkt of verder bewerkt), ook indien onthaard of gesplit, andere dan die bij aantekening 1, onder c), op hoofdstuk 41 zijn uitgezonderd; andere huiden en vellen, ongelooid (vers, gezouten, gedroogd, gekalkt, gepekeld (“pickled”) of anderszins geconserveerd, doch niet gelooid, niet tot perkament verwerkt of verder bewerkt), ook indien onthaard of gesplit, andere dan die bij aantekening 1, onder b) en c), op hoofdstuk 41 zijn uitgezonderd || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post 4104 t/m 4106 || Gelooide onthaarde huiden en vellen en niet-afgewerkt leder (“crust”), ook indien gesplit, maar niet verder bewerkt || Opnieuw looien van gelooide of voorgelooide huiden en vellen van postonderverdelingen 4104 11, 4104 19, 4105 10, 4106 21, 4106 31 of 4106 91, of Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 4107, 4112, 4113 || Verder bewerkt leder, na looien of drogen || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Materialen van de postonderverdelingen 4104 41, 4104 49, 4105 30, 4106 22, 4106 32 en 4106 92 mogen evenwel slechts worden gebruikt indien de gelooide of gedroogde huiden of de vellen in droge staat opnieuw worden gelooid. Hoofdstuk 42 || Lederwaren; zadel- en tuigmakerswerk; reisartikelen, handtassen en dergelijke bergingsmiddelen; werken van darmen || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 43 || Pelterijen en bontwerk; namaakbont, met uitzondering van: met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 4301 || Pelterijen (koppen, staarten, poten en andere delen, geschikt voor bontwerk, daaronder begrepen), niet gelooid noch anderszins bereid, andere dan de ongelooide huiden en vellen bedoeld bij de posten 4101, 4102 en 4103 || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post ex 4302 || Pelterijen, gelooid of anderszins bereid, samengevoegd: || || – Banen, zakken, vierkanten, kruisen en dergelijke vormen || Bleken of verven, naast snijden en samenvoegen van niet-samengevoegde gelooide of anderszins bereide pelterijen. || – Andere || Vervaardiging uit niet-samengevoegde gelooide of anderszins bereide pelterijen. 4303 || Kleding, kledingtoebehoren en andere artikelen, van bont || Vervaardiging uit niet- samengevoegde gelooide of anderszins bereide pelterijen bedoeld bij post 4302. ex Hoofdstuk 44 || Hout, houtskool en houtwaren; houtskool, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex 4407 || Hout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, met een dikte van meer dan 6 mm, geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden || Schaven, schuren of in de lengte verbinden. ex 4408 || Fineerplaten (die verkregen door het snijden van gelaagd hout daaronder begrepen) en platen voor de vervaardiging van triplex- en multiplexhout, met een dikte van niet meer dan 6 mm, met verbinding aan de randen, alsmede ander hout, overlangs gezaagd, dan wel gesneden of geschild, met een dikte van niet meer dan 6 mm, geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden || Aanbrengen van een verbinding aan de randen, schaven, schuren of aanbrengen van een eindverbinding. ex 4410 t/m ex 4413 || Staaflijst van hout, met inbegrip van plinten en dergelijk lijstwerk || In profiel frezen of vormen. ex 4415 || Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, van hout || Vervaardiging uit niet op maat gezaagde planken of platen. ex 4418 || – Schrijn- en timmerwerk voor bouwwerken, van hout || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Wel mogen panelen met cellenstructuur en dakspanen (“shingles” en shakes”) worden gebruikt. || – Staaflijsthout || In profiel frezen of vormen. ex 4421 || Hout geschikt gemaakt voor de vervaardiging van lucifers; houten schoenpinnen || Vervaardiging uit hout van een willekeurige post, met uitzondering van houtdraad bedoeld bij post 4409. Hoofdstuk 45 || Kurk en kurkwaren || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 46 || Vlechtwerk en mandenmakerswerk || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 47 || Houtpulp en pulp van andere cellulosehoudende vezelstoffen; papier en karton voor het terugwinnen (resten en afval) || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 48 || Papier en karton; cellulose-, papier- en kartonwaren || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 49 || Artikelen van de uitgeverij, van de pers of van een andere grafische industrie; geschreven of getypte teksten en plannen || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 50 || Zijde; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product ex 5003 || Afval van zijde (cocons ongeschikt om te worden afgehaspeld, afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), gekaard of gekamd || Kaarden of kammen van afval van zijde. 5004 t/m ex 5006 || Garens van zijde of van afval van zijde || Spinnen van natuurlijke vezels of extrusie van kunstmatige vezels samen met spinnen of twijnen[47] 5007 || Weefsels van zijde of van afval van zijde: || Spinnen van natuurlijke en/of kunstmatige stapelvezels of extrusie van kunstmatig filamentgaren of twijnen, in alle gevallen samen met weven of Weven samen met verven of Verven van het garen samen met weven of Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product[48] ex Hoofdstuk 51 || Wol, fijn haar en grof haar; garens en weefsels van paardenhaar (crin); met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 5106 t/m 5110 || Garens van wol, van fijn haar of grof haar, of van paardenhaar (crin) || Spinnen van natuurlijke vezels of extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met spinnen[49] 5111 t/m 5113 || Weefsels van wol, van fijn haar, van grof haar of van paardenhaar (crin): || Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven of Weven samen met verven of Verven van het garen samen met weven of Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product[50] ex Hoofdstuk 52 || Katoen; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 5204 t/m 5207 || Garens van katoen || Het spinnen van natuurlijke vezels of de extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen[51] 5208 t/m 5212 || Weefsels van katoen || Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven of Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag of Verven van het garen samen met weven of Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product[52] ex Hoofdstuk 53 || Andere plantaardige textielvezels; papiergarens en weefsels daarvan; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 5306 t/m 5308 || Garens van andere plantaardige textielvezels; papiergarens || Spinnen van natuurlijke vezels of de extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen[53] 5309 t/m 5311 || Weefsels van andere plantaardige textielvezels; weefsels van papiergarens: || Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of de extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven of Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag of Verven van het garen samen met weven of Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product[54] 5401 t/m 5406 || Garens, monofilamenten en draad van synthetische of kunstmatige filamenten || Extrusie van kunstmatige vezels samen met het spinnen OF het spinnen van natuurlijke vezels[55] 5407 t/m 5408 || Weefsels van synthetische of kunstmatige filamentgarens: || Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven of Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag of Twijnen of texturiseren, samen met weven, mits de waarde van de gebruikte niet-getwijnde, niet-getexturiseerde garens niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product of Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product[56] 5501 t/m 5507 || Synthetische of kunstmatige stapelvezels || Extrusie van synthetische of van kunstmatige vezels 5508 t/m 5511 || Garens en naaigarens van synthetische of kunstmatige stapelvezels || Het spinnen van natuurlijke vezels of de extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met het spinnen[57] 5512 t/m 5516 || Weefsels van synthetische of kunstmatige stapelvezels || Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven of Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag of Verven van het garen samen met weven of Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product[58] ex Hoofdstuk 56 || Watten, vilt en gebonden textielvlies; speciale garens; bindgaren, touw en kabel, alsmede werken daarvan, met uitzondering van: || Extrusie van kunstmatige vezels samen met spinnen of spinnen van natuurlijke vezels of Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken[59] 5602 || Vilt, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen: || || – Naaldgetouwvilt || Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met weefselvorming Hierbij geldt echter dat: – filamentgarens van polypropyleen bedoeld bij post 5402, – stapelvezels van polypropyleen, bedoeld bij post 5503 of 5506, of – kabel van filamenten van polypropyleen, bedoeld bij post 5501, waarvan de titer van elk filament of elke vezel minder dan 9 decitex bedraagt, kunnen worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 40% van de prijs af fabriek van het product of Alleen weefselvorming in geval van vilt dat uit natuurlijke vezels is vervaardigd[60] || – Ander || Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met weefselvorming of Alleen weefselvorming in geval van ander vilt dat uit natuurlijke vezels is vervaardigd[61] 5603 || Gebonden textielvlies, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen || Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels, of gebruik van natuurlijke vezels, samen met niet-weeftechnieken, met inbegrip van naaldponsen 5604 || Draad en koord van rubber, bekleed met textiel; textielgarens, alsmede strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of ommanteld met rubber of met kunststof: || || – Draad en koord van rubber, omwoeld of omvlochten met textiel || Vervaardiging uit draad of koord van rubber, niet omwoeld of omvlochten met textiel. || – Andere || Extrusie van kunstmatige vezels samen met spinnen, of spinnen van natuurlijke vezels[62] 5605 || Metaalgarens, ook indien omwoeld, bestaande uit textielgarens of uit strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, verbonden met metaaldraad, -strippen of -poeder, dan wel bedekt met metaal || Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met spinnen, of spinnen van natuurlijke vezels[63] 5606 || Omwoeld garen, alsmede strippen en artikelen van dergelijke vorm bedoeld bij post 5404 of 5405, omwoeld, andere dan die bedoeld bij post 5605 en andere dan omwoeld paardenhaar (crin); chenillegaren; kettingsteekgaren (zogenaamd chainettegaren) Vervaardiging uit: || Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met spinnen, of spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige vezels of Spinnen samen met het aanbrengen van een flockprint of Aanbrengen van een flockprint samen met verven[64] Hoofdstuk 57 || Tapijten: || Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven of Vervaardiging van kokos-, sisal- of jutegaren of Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken of Tuften samen met verven of bedrukken Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met niet-weeftechnieken, met inbegrip van naaldponsen[65] Hierbij geldt echter dat: – filamentgarens van polypropyleen bedoeld bij post 5402, – stapelvezels van polypropyleen, bedoeld bij post 5503 of 5506, of – kabel van filamenten van polypropyleen, bedoeld bij post 5501, waarvan de titer van elk filament of elke vezel minder dan 9 decitex bedraagt, mogen worden gebruikt tot een waarde van 40% van de prijs af fabriek van het product. Juteweefsel mag als rug worden gebruikt. ex Hoofdstuk 58 || Speciale weefsels: getufte textielstoffen; kant; tapisserieën; passementwerk; borduurwerk: met uitzondering van: || Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven of Weven samen met verven of het aanbrengen van een flockprint of een deklaag of Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken of Verven van het garen samen met weven of Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product[66] 5805 || Tapisserieën, met de hand geweven (zoals gobelins, Vlaamse tapisserieën, aubussons, beauvais en dergelijke) of met de naald vervaardigd (bij voorbeeld halve kruissteek, kruissteek), ook indien geconfectioneerd || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 5810 || Borduurwerk, aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 5901 || Weefsels bedekt met lijm of met zetmeelachtige stoffen, van de soort gebruikt voor het boekbinden, voor het kartonneren, voor foedraalwerk of voor dergelijk gebruik; calqueerlinnen en tekenlinnen; schilderdoek; stijflinnen (buckram) en dergelijke weefsels van de soort gebruikt voor steunvormen van hoeden || Weven samen met verven of het aanbrengen van een flockprint of een deklaag of Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken 5902 || Bandenkoordweefsel (“tyre cord fabric”) van garens met een hoge sterktegraad, van nylon of van andere polyamiden, van polyesters of van viscoserayon: || || – Bevattende niet meer dan 90 gewichtspercenten textielmaterialen || Weven || – Andere || Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met weven 5903 || Weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van kunststof, andere dan die bedoeld bij post 5902 || Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag of bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen (voorbewerking of afwerking, zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanent finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van het gebruikte niet-bedrukte weefsel niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product. 5904 || Linoleum, ook indien in bepaalde vorm gesneden, vloerbedekking, bestaande uit een deklaag of een bekleding op een drager van textiel, ook indien in bepaalde vorm gesneden || Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag[67] 5905 || Wandbekleding van textielstof: || || – Geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van rubber, kunststof of andere materialen || Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag || – Andere || Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met weven of Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag of Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product[68] 5906 || Gegummeerde weefsels, andere dan die bedoeld bij post 5902: || || – Van brei- of haakwerk || Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met breien of Breien samen met verven of het aanbrengen van een deklaag of Verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien[69] || – Andere weefsels, vervaardigd van synthetische filamentgarens, bevattende meer dan 90 gewichtspercenten textielmaterialen || Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met weven || – Andere || Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag of Het verven van garen van natuurlijke vezels samen met weven 5907 || Weefsels, anderszins geïmpregneerd, bekleed of bedekt; beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio’s of voor dergelijk gebruik || Weven samen met verven of het aanbrengen van een flockprint of een deklaag of Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken of Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen (voorbewerking of afwerking, zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanent finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), op voorwaarde dat de waarde van het gebruikte niet-bedrukte weefsel niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product. 5908 || Kousen, pitten en wieken, voor lampen, voor komforen, voor aanstekers, voor kaarsen en dergelijke, geweven, gevlochten of gebreid; gloeikousjes en rondgebreide buisjes voor het vervaardigen van gloeikousjes, ook indien geïmpregneerd: || || – Gloeikousjes, geïmpregneerd || Vervaardiging uit rondgebreide buisjes. || – Andere || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 5909 t/m 5911 || Artikelen voor technisch gebruik, van textielstoffen: || || – Polijstschijven of -ringen, andere dan die van vilt bedoeld bij post 5911 || Weven || – Al dan niet vervilte weefsels, van de soort gewoonlijk gebruikt voor de vervaardiging van papier of voor ander technisch gebruik, ook indien geïmpregneerd of voorzien van een deklaag, rond geweven of eindloos met enkelvoudige of meervoudige ketting en/of inslag, dan wel plat geweven met meervoudige ketting en/of inslag, bedoeld bij post 5911 || Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels of spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels, in beide gevallen samen met weven of Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag Slechts de volgende vezels mogen worden gebruikt: – – kokosgaren, – – garen van polytetrafluorethyleen[70], – – getwijnd polyamidegaren, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met fenolhars, – – aromatisch polyamidegaren verkregen door polycondensatie van metafenyleendiamine en isoftaalzuur, – – monofilament van polytetrafluorethyleen[71], – – garen van synthetische textielvezels van poly-p-fenyleentereftalamide, – – garen van glasvezel, met fenoplasthars bedekt en met acrylgaren omwoeld[72] – – monofilament van copolyester van een polyester, een tereftaalzuurhars, van 1,4-cyclohexaandiëthanol en isoftaalzuur, || – Andere || Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels of spinnen van natuurlijke of synthetische of kunstmatige stapelvezels, samen met weven[73] of Weven samen met verven of het aanbrengen van een deklaag Hoofdstuk 60 || Brei- en haakwerk aan het stuk || Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met breien of Breien samen met verven of het aanbrengen van een flockprint of een deklaag of Aanbrengen van een flockprint samen met verven of bedrukken of Verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien of Twijnen of texturiseren, samen met breien, mits de waarde van de gebruikte niet-getwijnde, niet-getexturiseerde garens niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product Hoofdstuk 61 || Kleding en kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk: || || – Verkregen door het aaneennaaien of anderszins aaneenzetten van twee of meer stukken brei- of haakwerk die hetzij in vorm zijn gesneden hetzij direct in vorm zijn verkregen || Breien en confectioneren (met inbegrip van snijden)[74],[75] || – Andere || Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met breien (direct in vorm gebreide producten) of Verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien (direct in vorm gebreide producten)[76] ex Hoofdstuk 62 || Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk; met uitzondering van: || Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) of Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product[77],[78] ex 6202, ex 6204, ex 6206, ex 6209 en ex 6211 || Kleding voor dames, voor meisjes en voor baby’s en kledingtoebehoren voor baby’s, geborduurd || Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) of vervaardiging uit niet-geborduurde weefsels waarvan de waarde niet meer dan 40% bedraagt van de prijs af fabriek van het product[79] ex 6210 en ex 6216 || Vuurbestendige uitrustingen van weefsel bedekt met een folie van met aluminium verbonden polyester || Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) of Voorzien van een deklaag, mits de waarde van het gebruikte weefsel zonder deklaag niet hoger is dan 40% van de prijs af fabriek van het product, samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)[80] ex 6212 || Bustehouders, gaines (step-ins), korsetten, jarretelles, kousenbanden en dergelijke artikelen, alsmede delen daarvan van brei- of haakwerk || || – Verkregen door aaneennaaien of anderszins aaneenzetten van twee of meer stukken brei- of haakwerk die hetzij in vorm zijn gesneden hetzij direct in vorm zijn verkregen || Breien en confectioneren (met inbegrip van snijden)[81],[82] || – Andere || Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met breien (direct in vorm gebreide producten) of Verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien (direct in vorm gebreide producten)[83] 6213 en 6214 || Zakdoeken, sjaals, sjerpen, hoofddoeken en halsdoeken, mantilles, sluiers, voiles en dergelijke artikelen: || || – Geborduurd || Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) of vervaardiging uit niet-geborduurde weefsels waarvan de waarde niet meer dan 40% bedraagt van de prijs af fabriek van het product[84] of Bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet hoger is dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product[85],[86] || – Andere || Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) of bedrukken samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, permanente finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van de gebruikte niet-bedrukte weefsels niet meer bedraagt dan 47,5% van de prijs af fabriek van het product [87],[88] 6217 || Andere geconfectioneerde kledingtoebehoren; delen (andere dan die bedoeld bij post 6212) van kleding of van kledingtoebehoren: || || – Geborduurd || Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) of vervaardiging uit niet-geborduurde weefsels waarvan de waarde niet meer dan 40% bedraagt van de prijs af fabriek van het product[89] || – Vuurbestendige uitrustingen van weefsel bedekt met een folie van met aluminium verbonden polyester || Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) of Voorzien van een deklaag, mits de waarde van het gebruikte weefsel zonder deklaag niet hoger is dan 40% van de prijs af fabriek van het product, samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)[90] || – Tussenvoeringen voor kragen en omslagen, uitgesneden || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product, waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is 40% van de prijs af fabriek van het product || – Andere || Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)[91] ex Hoofdstuk 63 || Andere geconfectioneerde artikelen van textiel; stellen of assortimenten; stellen of assortimenten; oude kleren en dergelijke; lompen en vodden; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 6301 t/m 6304 || Dekens, beddenlinnen, gordijnen, vitrages en andere artikelen voor stoffering: || || – Van vilt of van gebonden textielvlies || Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels of gebruik van natuurlijke vezels, in beide gevallen samen met een ander proces dan weven, met inbegrip van naaldponsen en confectioneren (met inbegrip van snijden)[92] || – Andere: || || – – Geborduurd || Weven of breien samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) (verwijzing naar tolerantie toe te voegen)[93] of vervaardiging uit niet-geborduurde weefsels waarvan de waarde niet meer dan 40% bedraagt van de prijs af fabriek van het product[94] || – – Andere || Weven of breien samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) 6305 || Zakken voor verpakkingsdoeleinden || Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels of het spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels samen met weven of breien en confectioneren[95] 6306 || Dekkleden en zonneschermen voor winkelpuien en dergelijke; tenten; zeilen voor schepen, zeilplanken, zeilwagens en zeilsleden; kampeerartikelen: || || – Van gebonden textielvlies || Extrusie van synthetische, kunstmatige vezels of natuurlijke vezels, in elk geval samen met andere technieken dan weven, met inbegrip van naaldponsen || – Andere || Weven samen met confectioneren (met inbegrip van snijden)[96][97] of Voorzien van een deklaag, mits de waarde van het gebruikte weefsel zonder deklaag niet hoger is dan 40% van de prijs af fabriek van het product, samen met confectioneren (met inbegrip van snijden) 6307 || Andere geconfectioneerde artikelen, patronen voor kleding daaronder begrepen || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 40% van de prijs af fabriek van het product. 6308 || Stellen of assortimenten, bestaande uit weefsel en garen, ook indien met toebehoren, voor de vervaardiging van tapijten, van tapisserieën, van geborduurde tafelkleden en servetten of van dergelijke artikelen van textiel, opgemaakt voor de verkoop in het klein || Elk onderdeel van het assortiment moet voldoen aan de regel die ervoor zou gelden indien het niet in het assortiment was opgenomen. Niet van oorsprong zijnde artikelen mogen evenwel in het assortiment worden opgenomen tot een totale waarde van ten hoogste 15% van de prijs af fabriek van het assortiment. ex Hoofdstuk 64 || Schoeisel, beenkappen en dergelijke artikelen; delen daarvan; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van samenvoegingen van bovendelen met een binnenzool of met andere binnendelen, bedoeld bij post 6406. 6406 || Delen van schoeisel (daaronder begrepen bovendelen, al dan niet voorzien van zolen, andere dan buitenzolen); inlegzolen, hielkussens en dergelijke artikelen; slobkousen, beenkappen en dergelijke artikelen, alsmede delen daarvan || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product Hoofdstuk 65 || Hoofddeksels en delen daarvan || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product Hoofdstuk 66 || Paraplu’s, parasols, wandelstokken, zitstokken, zwepen, rijzwepen, alsmede delen daarvan || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product Hoofdstuk 67 || Geprepareerde veren en geprepareerd dons en artikelen van veren of van dons; kunstbloemen; werken van mensenhaar || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product ex Hoofdstuk 68 || Werken van steen, van gips, van cement, van asbest, van mica en van dergelijke stoffen, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product ex 6803 || Werken van leisteen of van samengekit leigruis || Vervaardiging uit bewerkte leisteen ex 6812 || Werken van asbest; werken van mengsels samengesteld met asbest of met asbest en magnesiumcarbonaat || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post ex 6814 || Werken van mica, geagglomereerd of gereconstitueerd mica daaronder begrepen, op een drager van papier, van karton of van andere stoffen || Vervaardiging uit bewerkt mica (geagglomereerd of gereconstitueerd mica daaronder begrepen). Hoofdstuk 69 || Keramische producten || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 70 || Glas en glaswerk, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 7006 || Optisch glas van 7003, 7004 of 7005, schuin geslepen randen, gegraveerd, geboord || || – Platen van glas (substraten), bekleed met een diëlektrische metaallaag, halfgeleidend volgens de normen van SEMII[98] || Vervaardiging uit niet-beklede platen van glas (substraten) bedoeld bij post 7006. || – Andere || Vervaardiging uit materialen bedoeld bij post 7001. 7010 || Flessen, flacons, bokalen, potten, buisjes, ampullen en andere bergingsmiddelen, van glas, voor vervoer of voor verpakking; weckglazen; stoppen, deksels en andere sluitingen, van glas stoppen, deksels en andere sluitingen, van glas || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of slijpen van glaswerk, mits de totale waarde van het ongeslepen glaswerk niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product 7013 || Glaswerk voor tafel-, keuken-, toilet- of kantoorgebruik, voor binnenhuisversiering of voor dergelijk gebruik (ander dan bedoeld bij post 7010 of 7018) || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of slijpen van glaswerk, mits de totale waarde van het ongeslepen glaswerk niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product of versieren met de hand (met uitzondering van zijdezeefdruk) van met de hand geblazen glaswerk, mits de totale waarde van het met de hand geblazen glaswerk niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 71 || Echte en gekweekte parels, edelstenen en halfedelstenen, edele metalen en metalen geplateerd met edele metalen, alsmede werken daarvan; fancybijouterieën; munten, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 7106, 7108 en 7110 || Edele metalen: || || – Onbewerkt || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van de posten 7106, 7108 en 7110; of elektrolytische, thermische of chemische scheiding van de bij post 7106, 7108 of 7110 bedoelde edele metalen; of Fusie en/of legering van edele metalen van post 7106, 7108 of 7110, onderling of met onedele metalen || – Halfbewerkt of in poedervorm || Vervaardiging uit onbewerkte edele metalen. ex 7107, ex 7109 en ex 7111 || Metalen geplateerd met edele metalen, halfbewerkt || Vervaardiging uit metalen geplateerd met edele metalen, onbewerkt. 7115 || Andere werken van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 7117 || Fancybijouterieën || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of vervaardiging uit delen van onedel metaal, niet geplateerd of bedekt met edele metalen, waarvan de totale waarde niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 72 || Gietijzer, ijzer en staal; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 7207 || Halffabricaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal || Vervaardiging uit materialen bedoeld bij post 7201, 7202, 7203, 7204, 7205 of 7206. 7208 t/m 7216 || Gewalste platte producten, walsdraad, staven en profielen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal || Vervaardiging uit ingots of andere primaire vormen of halffabricaten, bedoeld bij de posten 7206 of 7207. 7217 || Draad van ijzer of van niet-gelegeerd staal || Vervaardiging uit halffabricaten van ander gelegeerd staal van post 7207 7218 91 en 7218 99 || Halffabricaten || Vervaardiging uit materialen van post 7201, 7202, 7203, 7204, 7205 of van postonderverdeling 7218 10 7219 t/m 7222 || Gewalste platte producten, walsdraad, staven en profielen, van roestvrij staal || Vervaardiging uit ingots of andere primaire vormen of uit halffabricaten, bedoeld bij post 7218. 7223 || Draad van roestvrij staal || Vervaardiging uit halffabricaten van ander gelegeerd staal van post 7218 7224 90 || Halffabricaten || Vervaardiging uit materialen van post 7201, 7202, 7203, 7204, 7205 of van postonderverdeling 7224 10 7225 t/m 7228 || Gewalste platte producten, walsdraad, staven en profielen, van ander gelegeerd staal; holle staven voor boringen van gelegeerd of van niet-gelegeerd staal || Vervaardiging uit ingots of andere primaire vormen of halffabricaten, bedoeld bij post 7206, 7207, 7218 of 7224. 7229 || Draad van ander gelegeerd staal || Vervaardiging uit halffabricaten van ander gelegeerd staal van post 7224 ex Hoofdstuk 73 || Werken van gietijzer, van ijzer en van staal; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product ex 7301 || Damwandprofielen || Vervaardiging uit materialen bedoeld bij post 7207. 7302 || Bestanddelen van spoorbanen, van gietijzer, van ijzer of van staal: spoorstaven (rails), contrarails en heugels voor tandradbanen, wisseltongen, puntstukken, wisselstangen en andere bestanddelen van kruisingen en wissels, dwarsliggers, lasplaten, spoorstoelen, wiggen, onderlegplaten, klemplaten, dwarsplaten en dwarsstangen en andere bestanddelen, voor het leggen, het verbinden of het bevestigen van rails || Vervaardiging uit materialen bedoeld bij post 7206. 7304, 7305 en 7306 || Buizen, pijpen en holle profielen, van ijzer of van staal || Vervaardiging uit materialen van post 7206, 7207, 7208, 7209, 7210, 7211, 7212, 7218, 7219, 7220 of 7224 ex 7307 || Hulpstukken voor buizen van roestvrij staal || Draaien, boren, ruimen, draadsnijden, afbramen en zandstralen van gesmede onbewerkte stukken met een totale waarde van niet meer dan 35% van de prijs af fabriek van het product. 7308 || Constructiewerken en delen van constructiewerken (bijvoorbeeld bruggen, brugdelen, sluisdeuren, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades), van gietijzer, van ijzer of van staal, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van gietijzer, van ijzer of van staal, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Gelaste profielen bedoeld bij post 7301 mogen evenwel niet worden gebruikt. ex 7315 || Sneeuwkettingen || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 7315 niet hoger is 50% van de prijs af fabriek van het product ex Hoofdstuk 74 || Koper en werken van koper; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 7403 || Geraffineerd koper en koperlegeringen, ruw || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post Hoofdstuk 75 || Nikkel en werken van nikkel || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product ex Hoofdstuk 76 || Aluminium en werken van aluminium; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 7601 || Ruw aluminium || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post 7607 || Bladaluminium (ook indien bedrukt of op een drager van papier, van karton, van kunststof of op dergelijke dragers) met een dikte van niet meer dan 0,2 mm (de dikte van de drager niet meegerekend) || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product en van post 7606. Hoofdstuk 77 || (Gereserveerd voor eventueel toekomstig gebruik in het geharmoniseerde systeem) || ex Hoofdstuk 78 || Lood en werken van lood, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product 7801 || Ruw lood: || || – Geraffineerd lood || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post || – Ander || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Resten en afval bedoeld bij post 7802 mogen evenwel niet worden gebruikt. Hoofdstuk 79 || Zink en werken van zink || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product Hoofdstuk 80 || Tin en werken van tin || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product Hoofdstuk 81 || Andere onedele metalen; cermets; werken van deze stoffen || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post ex Hoofdstuk 82 || Gereedschap; messenmakerswerk, lepels en vorken, van onedel metaal; delen van deze artikelen van onedel metaal; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 8206 || Stellen, bestaande uit gereedschap van twee of meer van de posten 8202 tot en met 8205, opgemaakt voor de verkoop in het klein || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van de posten 8202 tot en met 8205. Gereedschap bedoeld bij de posten 8202 tot en met 8205 kan evenwel in het stel worden opgenomen tot een totale waarde van 15% van de prijs af fabriek van het stel. 8211 || Messen (andere dan die bedoeld bij post 8208), ook indien getand, zaksnoeimessen daaronder begrepen, alsmede lemmeten daarvan || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Wel mogen lemmeten en handvatten van onedel metaal worden gebruikt. 8214 || Ander messenmakerswerk (bijvoorbeeld tondeuses, hakmessen en dergelijke slagers- en keukenmessen, briefopeners); gereedschap (nagelvijltjes daaronder begrepen) voor manicure of voor pedicure, ook indien in stellen || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Wel mogen handvatten van onedel metaal worden gebruikt. 8215 || Lepels, vorken, pollepels, schuimspanen, taartscheppen, vismessen en botermesjes, suikertangen en dergelijke artikelen || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Wel mogen handvatten van onedel metaal worden gebruikt. ex Hoofdstuk 83 || Allerlei werken van onedele metalen; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex 8302 || Andere garnituren, beslag en dergelijke artikelen, voor gebouwen; automatische deursluiters en deurdrangers || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Andere materialen bedoeld bij post 8302 mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 20% van de prijs af fabriek van het product. ex 8306 || Beeldjes en andere versieringsvoorwerpen van onedel metaal || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Andere materialen bedoeld bij post 8306 mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 30% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 84 || Kernreactoren, stoomketels, machines, toestellen en mechanische werktuigen, alsmede delen daarvan; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 8401 || Kernreactoren; niet-bestraalde splijtstofelementen (patronen) voor kernreactoren; machines en apparaten voor isotopenscheiding || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 8407 || Zuigermotoren met vonkontsteking, wankelmotoren daaronder begrepen || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8408 || Zuigermotoren met zelfontsteking (diesel- en semidieselmotoren) || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8427 || Vorkheftrucks; andere transportwagentjes met hef- of hanteerinrichting || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 8482 || Kogellagers, rollagers, naaldlagers en dergelijke lagers || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 85 || Elektrische machines, apparaten, uitrustingsstukken, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, toestellen voor het opnemen of het weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen; met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 8501, 8502 || Elektrische motoren en generatoren; elektrische generatoraggregaten en roterende omvormers || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8503 of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8513 || Draagbare elektrische lampen, bestemd om met eigen energiebron te werken (bijvoorbeeld met elementen of batterijen, met accumulatoren of met ingebouwde dynamo), andere dan die bedoeld bij post 8512 || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8519 || Toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8522 of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8521 || Video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde videotuner || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8522 of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8523 || Dragers, geprepareerd voor het opnemen van geluid of voor dergelijke doeleinden, doch waarop niet is opgenomen, andere dan de goederen bedoeld bij hoofdstuk 37 || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8525 || Zendtoestellen voor radio-omroep of televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel of toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid; televisiecamera’s; digitale fototoestellen en videocamera-opnametoestellen || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8529 of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8526 || Radartoestellen, toestellen voor radionavigatie en toestellen voor radioafstandsbediening || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8529 of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8527 || Ontvangtoestellen voor radio-omroep, ook indien in dezelfde kast gecombineerd met een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid of met een uurwerk || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8529 of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8528 || Monitors en projectietoestellen, niet uitgerust met ontvangtoestel voor televisie; ontvangtoestellen voor televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel voor radio-omroep of toestel voor het opnemen of weergeven van geluid of van beelden || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8529 of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8535 t/m 8537 || Toestellen voor het inschakelen, uitschakelen, omschakelen, aansluiten of verdelen van of voor het beveiligen tegen elektrische stroom; verbindingsstukken voor optische vezels, optischevezelbundels of optischevezelkabels; borden, panelen, kasten en dergelijke, voor elektrische bediening of voor het verdelen van elektrische stroom || Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van die van het product en van post 8538 of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8540 11 en 8540 12 || Kathodestraalbuizen voor ontvangtoestellen voor televisie, buizen voor videomonitors daaronder begrepen || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8542 31 t/m 8542 33 en 8542 39 || Monolithische geïntegreerde schakelingen || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. of Diffusie, waarbij geïntegreerde schakelingen worden gevormd op een halfgeleidersubstraat door de selectieve inbrenging van een geschikt doteringsmateriaal, al dan niet geassembleerd en/of getest in een niet-partij 8544 || Draad, kabels (coaxiale kabels daaronder begrepen) en andere geleiders van elektriciteit, geïsoleerd (ook indien gevernist of gelakt – zogenaamd emaildraad – of anodisch geoxideerd), ook indien voorzien van verbindingsstukken; optische vezelkabel bestaande uit individueel omhulde vezels, ook indien elektrische geleiders bevattend of voorzien van verbindingsstukken || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8545 || Koolelektroden, koolborstels, koolspitsen voor lampen, koolstaven voor elementen of batterijen en andere artikelen van grafiet of andere koolstof, ook indien verbonden met metaal, voor elektrisch gebruik || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 8546 || Isolatoren voor elektriciteit, ongeacht de stof waaruit zij zijn vervaardigd || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8547 || Isolerende werkstukken, geheel van isolerend materiaal dan wel voorzien van daarin bij het gieten, persen, enz. aangebrachte eenvoudige metalen verbindingsstukken (bijvoorbeeld nippels met schroefdraad), voor elektrische machines, toestellen of installaties, andere dan de isolatoren bedoeld bij post 8546; isolatiebuizen en verbindingsstukken daarvoor, van onedel metaal, inwendig geïsoleerd || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8548 || Resten en afval, van elektrische elementen, van elektrische batterijen en van elektrische accumulatoren; gebruikte elektrische elementen, gebruikte elektrische batterijen en gebruikte elektrische accumulatoren; elektrische delen van machines, van apparaten of van toestellen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van hoofdstuk 85 || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 86 || Rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen, alsmede delen daarvan; rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen, alsmede delen daarvan; mechanische signaal- en waarschuwingstoestellen voor het verkeer || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 87 || Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer over land, alsmede delen en toebehoren daarvan; met uitzondering van: || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 8711 || Motorrijwielen en rijwielen met hulpmotor, ook indien met zijspan; zijspanwagens || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 88 || Luchtvaart en ruimtevaart, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex 8804 || Rotochutes || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met inbegrip van andere materialen bedoeld bij post 8804. of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 89 || Scheepvaart || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 90 || Instrumenten, apparaten en toestellen, voor de fotografie en de cinematografie; meet-, verificatie-, controle- en precisie-instrumenten, -apparaten en -toestellen; delen en toebehoren daarvan, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 9002 || Lenzen, prisma’s, spiegels en andere optische elementen, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd, gemonteerd, voor instrumenten, apparaten en toestellen, andere dan die van niet-optisch bewerkt glas || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. 9033 || Delen en toebehoren (niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk) van machines, apparaten, toestellen, instrumenten of artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 91 || Uurwerken || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 92 || Muziekinstrumenten; delen en toebehoren van muziekinstrumenten || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 93 || Wapens en munitie; delen en toebehoren daarvan || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50% van de prijs af fabriek van het product. Hoofdstuk 94 || Meubelen (ook voor medisch of voor chirurgisch gebruik); artikelen voor bedden en dergelijke artikelen; verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen; geprefabriceerde bouwwerken || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex Hoofdstuk 95 || Speelgoed, spellen, artikelen voor ontspanning en sportartikelen; delen en toebehoren daarvan, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. ex 9506 || Golfstokken en delen daarvan || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Wel mogen ruw gevormde blokken voor het maken van de koppen van golfstokken worden gebruikt. ex Hoofdstuk 96 || Diverse werken, met uitzondering van: || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 9601 t/m 9602 || Ivoor, been, schildpad, hoorn, geweien, koraal, paarlemoer en andere stoffen van dierlijke herkomst geschikt om te worden gesneden, bewerkt; werken van deze stoffen (gevormde werken daaronder begrepen): Plantaardige of minerale stoffen geschikt om te worden gesneden, bewerkt, alsmede werken van deze stoffen; gevormde of gesneden werken van was, van paraffine, van stearine, van natuurlijke gommen of harsen, van modelleerpasta, alsmede gevormde of gesneden werken, elders genoemd noch elders onder begrepen; bewerkte, niet-geharde gelatine, andere dan die bedoeld bij post 3503, alsmede werken van niet-geharde gelatine || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post 9603 || Bezems en borstels, ook indien zij delen van machines, van toestellen of van voertuigen zijn, met de hand bediende mechanische vegers zonder motor, penselen, kwasten en plumeaus; gerede knotten voor borstelwerk; verfkussens en verfrollen, wissers van rubber of van andere soepele stoffen || Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 9605 || Reisassortimenten voor de lichaamsverzorging van personen, voor het schoonmaken van schoeisel of van kleding en reisnaaigarnituren || Elk onderdeel van het assortiment moet voldoen aan de regel die ervoor zou gelden indien het niet in het assortiment was opgenomen. Niet van oorsprong zijnde artikelen mogen evenwel in het assortiment worden opgenomen tot een totale waarde van ten hoogste 15% van de prijs af fabriek van het assortiment. 9606 || Knopen en drukknopen; knoopvormen en andere delen van knopen of van drukknopen; knopen in voorwerpsvorm || Vervaardiging: – uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product; en – waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 9608 || Kogelpennen; vilt- en merkstiften, alsmede andere pennen met poreuze punt; vulpennen; vulpennen; doorschrijfpennen; vulpotloden; penhouders, potloodhouders en dergelijke artikelen; delen (puntbeschermers en klemmen daaronder begrepen) van deze artikelen, andere dan die bedoeld bij post 9609 || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product. Wel mogen schrijfpennen en punten voor schrijfpennen bedoeld bij dezelfde post als het product worden gebruikt. 9612 || Inktlinten voor schrijfmachines en dergelijke inktlinten, geïnkt of op andere wijze geprepareerd voor het maken van afdrukken, ook indien op spoelen of in cassettes; stempelkussens, ook indien geïnkt, met of zonder doos || Vervaardiging: – uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product; en – waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70% van de prijs af fabriek van het product. 9613 20 || Zakaanstekers werkend met gas, navulbaar || Vervaardiging waarbij de totale waarde van de gebruikte materialen van post 9613 niet hoger is dan 30% van de prijs af fabriek van het product 9614 || Pijpen (pijpenkoppen daaronder begrepen), sigaren- en sigarettenpijpjes, alsmede delen daarvan || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post Hoofdstuk 97 || Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten || Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met uitzondering van die van het product Aanhangsel III Formulier
voor het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 1. Certificaten inzake
goederenverkeer EUR.1 worden gesteld op het formulier waarvan het model in deze
bijlage is opgenomen. Dit formulier wordt gedrukt in een of meer van de talen
waarin dit besluit is opgesteld. De certificaten worden in een van die talen
opgesteld overeenkomstig het nationale recht van de staat van uitvoer; worden
zij met de hand worden ingevuld, dan moet dit met inkt en in blokletters
geschieden. 2. De afmetingen van het
certificaat zijn 210×297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste
8 mm meer of 5 mm minder is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, zodanig
gelijmd dat het goed te beschrijven is en houtvrij en weegt ten minste 25 g/m².
Het moet voorzien zijn van een groene geguillocheerde onderdruk die
vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. 3. De staten van uitvoer kunnen
zich het recht voorbehouden de certificaten zelf te drukken of deze door
daartoe gemachtigde drukkerijen laten drukken. In het laatste geval wordt op
ieder certificaat melding gemaakt van deze machtiging. Elk certificaat moet
voorzien zijn van naam en adres van de drukker of van een merkteken aan de hand
waarvan deze kan worden geïdentificeerd. De certificaten worden tevens van een
al dan niet gedrukt volgnummer voorzien. CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER 1. Exporteur (naam, volledig adres, land) || EUR.1 Nr. A 000.000 || Raadpleeg voor u het formulier invult de aantekeningen op de keerzijde || 2. Certificaat gebruikt in het preferentiële handelsverkeer tussen 3. Geadresseerde (naam, volledig adres, land) (facultatief) || en (de betrokken landen, groepen van landen of gebieden vermelden) || 4. Land, groep van landen of gebied waaruit de producten geacht worden van oorsprong te zijn || 5. Land, groep van landen of gebied van bestemming 6. Gegevens in verband met het vervoer (facultatief) || 7. Opmerkingen 8. Artikelnummer; merken en nummers; aantal en soort der colli (1); omschrijving van de goederen || 9. Brutomassa (kg) of andere maatstaf (l, m³, enz.) || 10. Facturen (facultatief) 11. VISUM VAN DE DOUANE Verklaring juist bevonden Uitvoerdocument (2) Formulier......................................... nr................... Douanekantoor...................................................... Land of gebied van afgifte .............................................................................. Stempel Datum.................................................................... .............................................................................. (Handtekening) || 12. VERKLARING VAN DE EXPORTEUR Ondergetekende verklaart dat de hierboven omschreven goederen aan de voor het verkrijgen van dit certificaat gestelde voorwaarden voldoen. Plaats en datum........................................... .................................................................... (Handtekening) (1) Voor niet-verpakte goederen het aantal artikelen vermelden,
respectievelijk “in bulk”. (2)
Alleen in te vullen wanneer dat in het land of in het gebied van uitvoer
wettelijke verplicht is. 13. Verzoek om controle, toe te zenden aan: || 14. Resultaat van de controle || Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat dit certificaat(*) door het daarin vermelde douanekantoor is afgegeven en dat de daarin voorkomende gegevens juist zijn. niet voldoet aan de voorwaarden inzake echtheid en juistheid (zie bijgevoegde opmerkingen). Verzoek om de echtheid en juistheid van dit certificaat te controleren. ............................................................................................ (Plaats en datum) Stempel …………………………………………………………………… (Handtekening) || ........................................................................................................... (Plaats en datum) Stempel .............................................................. ………………................. (Handtekening) ________________________ (*) Aankruisen wat van toepassing is. AANTEKENINGEN 1. In het certificaat mogen geen raderingen of overschrijvingen
voorkomen. Wijzigingen dienen te worden aangebracht door doorhaling van de
onjuiste gegevens en, zo nodig, toevoeging van de juiste gegevens. Elke aldus
aangebrachte wijziging dient te worden geparafeerd door degene die het
certificaat heeft opgesteld en te worden geviseerd door de douaneautoriteiten
van het land of gebied van afgifte. 2. Tussen de in het certificaat vermelde artikelen mag geen
ruimte worden opengelaten en de artikelen moeten doorlopend worden genummerd.
Onmiddellijk onder het laatste artikel moet een horizontale lijn worden
getrokken. Onbeschreven gedeelten moeten worden doorgehaald, zodat elke latere
toevoeging onmogelijk wordt. 3. De goederen moeten met hun gebruikelijke handelsbenaming
worden aangeduid en voldoende nauwkeurig worden omschreven om ze te kunnen
identificeren. Aanhangsel IV AANVRAAG VAN EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER 1. Exporteur (naam, volledig adres, land) || EUR.1 Nr. A 000.000 || Raadpleeg voor u het formulier invult de aantekeningen op de keerzijde || 2. Aanvraag van een certificaat voor gebruik in het preferentiële handelsverkeer tussen …………………………………………………………….. 3. Geadresseerde (naam, volledig adres, land) (facultatief) || en ……………………………………………………………………. (de betrokken landen, groepen van landen of gebieden vermelden) || 4. Land, groep van landen of gebied waaruit de producten geacht worden van oorsprong te zijn || 5. Land, groep van landen of gebied van bestemming 6. Gegevens in verband met het vervoer (facultatief) || 7. Opmerkingen 8. Artikelnummer; merken en nummers; aantal en soort der colli(1); omschrijving van de goederen || 9. Brutomassa (kg) of andere maatstaf (l, m³, enz.) || 10. Facturen (facultatief) (1) Voor niet-verpakte
goederen het aantal artikelen vermelden, respectievelijk “in bulk”. Aanhangsel V VERKLARING
VAN DE EXPORTEUR Ondergetekende,
exporteur van de aan ommezijde omschreven goederen, VERKLAART dat deze goederen voldoen aan
de voorwaarden voor de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat; GEEFT onderstaande
toelichting inzake de omstandigheden waardoor deze goederen aan deze
voorwaarden voldoen: LEGT de volgende
bewijsstukken over(1): VERPLICHT zich ertoe op verzoek van
de bevoegde autoriteiten alle verdere bewijsstukken over te leggen die deze
voor de afgifte van het certificaat nodig achten, en in voorkomend geval toe te
staan dat deze autoriteiten controles uitoefenen ten aanzien van zijn
boekhouding en het productieproces van bovenbedoelde goederen; VERZOEKT voor deze goederen om
afgifte van het hierbij gevoegde certificaat. (Plaats
en datum) (Handtekening) (1) Bijvoorbeeld
invoerdocumenten, certificaten inzake goederenverkeer, fabrikantenverklaringen
en dergelijke, ter zake van de be- of verwerkte producten of de in ongewijzigde
staat wederuitgevoerde goederen. AANHANGSEL VI FACTUURVERKLARING Bij het opstellen van de factuurverklaring, waarvan de tekst hieronder
is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. De tekst
van de voetnoten behoeft echter niet te worden overgenomen. Spaanse versie El exportador de los productos incluidos en el presente documento
(autorización aduanera nº …(1)) declara que, salvo indicación en
sentido contrario, estos productos gozan de un origen preferencial …(2). Tsjechische versie Vývozce výrobků uvedených v tomto dokumentu (číslo povolení …(1))
prohlašuje, že kromě zřetelně označených, mají tyto výrobky
preferenční původ v …(2). Deense versie Eksportøren af varer, der er omfattet af nærværende dokument,
(toldmyndighedernes tilladelse nr. …(1)), erklærer, at varerne,
medmindre andet tydeligt er angivet, har præferenceoprindelse i …(2). Duitse versie Der Ausführer (Ermächtigter Ausführer; Bewilligungs-Nr. …(1))
der Waren, auf die sich dieses Handelspapier bezieht, erklärt, dass diese
Waren, soweit nicht anderes angegeben, präferenzbegünstigte …(2)
Ursprungswaren sind. Estse versie Käesoleva dokumendiga
hõlmatud toodete eksportija (tolliameti kinnitus nr. …(1))
deklareerib, et need tooted on …(2) sooduspäritoluga, välja arvatud
juhul kui on selgelt näidatud teisiti. Griekse
versie Ο
εξαγωγέας των
προϊόντων που
καλύπτονται
από το παρόν
έγγραφο (άδεια
τελωνείου υπ’
αριθ. …(1)) δηλώνει
ότι, εκτός εάν
δηλώνεται
σαφώς άλλως, τα
προϊόντα αυτά
είναι
προτιμησιακής
καταγωγής …(2). Engelse
versie The exporter of the products covered by this document
(customs authorization No …(1)) declares that, except where
otherwise clearly indicated, these products are of …(2) preferential
origin. Franse versie L’exportateur
des produits couverts par le présent document (autorisation douanière nº …(1))
déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l’origine
préférentielle …(2)). Italiaanse versie L’esportatore delle merci contemplate nel presente documento
(autorizzazione doganale n. …(1)) dichiara che, salvo indicazione
contraria, le merci sono di origine preferenziale …(2)). Letse versie Eksportētājs produktiem, kuri ietverti šajā
dokumentā (muitas pilnvara Nr. …(1)), deklarē, ka,
izņemot tur, kur ir citādi skaidri noteikts, šiem produktiem ir
priekšrocību izcelsme no …(2). Litouwse versie Šiame dokumente išvardintų prekių eksportuotojas
(muitinės liudijimo Nr …(1)) deklaruoja, kad, jeigu kitaip
nenurodyta, tai yra …(2) preferencinės kilmės prekės. Hongaarse versie A jelen okmányban szereplő áruk exportőre (vámfelhatalmazási
szám: …(1)) kijelentem, hogy eltérő jelzés hiányában az áruk
kedvezményes …(2) származásúak. Maltese
versie L-esportatur tal-prodotti koperti b’dan id-dokument (awtorizzazzjoni
tad-dwana nru. …(1)) jiddikjara li, ħlief fejn indikat b’mod
ċar li mhux hekk, dawn il-prodotti huma ta’ oriġini preferenzjali …(2). Nederlandse
versie De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is
(douanevergunning nr. …(1)), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke
andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële … oorsprong zijn(2). Poolse versie Eksporter produktów objętych tym dokumentem (upoważnienie
władz celnych nr …(1)) deklaruje, że z wyjątkiem
gdzie jest to wyraźnie określone, produkty te mają …(2)
preferencyjne pochodzenie. Portugese
versie O abaixo assinado, exportador dos produtos cobertos pelo presente
documento (autorização aduaneira nº. …(1)), declara que, salvo
expressamente indicado em contrário, estes produtos são de origem preferencial
…(2). Sloveense versie Izvoznik blaga, zajetega s tem dokumentom (pooblastilo carinskih
organov št …(1)) izjavlja, da, razen če ni drugače jasno
navedeno, ima to blago preferencialno …(2) poreklo. Slowaakse versie Vývozca výrobkov uvedených v tomto dokumente (číslo povolenia …(1))
vyhlasuje, že okrem zreteľne označených, majú tieto výrobky
preferenčný pôvod v …(2). Finse versie Tässä asiakirjassa mainittujen tuotteiden viejä (tullin lupa n:o …(1))
ilmoittaa, että nämä tuotteet ovat, ellei toisin ole selvästi merkitty,
etuuskohteluun oikeutettuja … alkuperätuotteita(2). Zweedse
versie Exportören av de varor som omfattas av detta dokument (tullmyndighetens
tillstånd nr. …(1)) försäkrar att dessa varor, om inte annat tydligt
markerats, har förmånsberättigande … ursprung (2). Bulgaarse
versie Износителят
на
продуктите,
обхванати от
този
документ
(митническо
разрешение №
… (1))
декларира, че
освен където
е отбелязано
друго, тези
продукти са с
…
преференциален
произход (2). Roemeense versie Exportatorul
produselor ce fac obiectul acestui document (autorizația vamală nr. …(1))
declară că, exceptând cazul în care în mod expres este indicat
altfel, aceste produse sunt de origine preferențială …(2). AANHANGSEL vii LEVERANCIERSVERKLARING VOOR PRODUCTEN VAN
PREFERENTIËLE OORSPRONG Ondergetekende verklaart
dat de goederen vermeld op deze factuur
....................................................(1) werden geproduceerd
in ................................(2) en voldoen aan de
oorsprongsregels die gelden voor het preferentiële handelsverkeer tussen de LGO
en de Europese Unie. Hij verbindt zich
ertoe de douaneautoriteiten desgewenst bewijsmateriaal ter staving van deze
verklaring over te leggen. .........................................................................…...............................(3) ............................................................................................................(4) ……………........................................................................................(5) Opmerking Bovenstaande tekst, naar behoren ingevuld
overeenkomstig onderstaande voetnoten, vormt een leveranciersverklaring. De
voetnoten behoeven niet in de verklaring te worden overgenomen. (1) – Indien de verklaring
slechts betrekking heeft op een gedeelte van de op de factuur voorkomende
goederen, moeten deze duidelijk worden vermeld of gemerkt, hetgeen in de
verklaring als volgt moet worden aangegeven: “de op deze factuur vermelde en
met een … gemerkte … werden geproduceerd in …” – Indien een ander document dan een
factuur of een bijlage bij de factuur wordt gebruikt (artikel 32, lid 3), moet
in plaats van het woord “factuur” de benaming van dit document worden vermeld. (2) De Europese Unie, de
lidstaat, het EPO-land of het LGO. Bij vermelding van een EPO-land of een LGO
moet het douanekantoor in de Europese Unie worden opgegeven waar de betrokken certificaten
inzake goederenverkeer EUR.1 worden bewaard, alsmede het nummer van die
certificaten en, indien mogelijk, het nummer van de desbetreffende aangifte ten
invoer. (3) Plaats en datum. (4) Naam en functie in het
bedrijf. (5) Handtekening AANHANGSEL VIII LEVERANCIERSVERKLARING
VOOR PRODUCTEN DIE NIET VAN PREFERENTIËLE OORSPRONG ZIJN
Opmerking Bovenstaande tekst,
naar behoren ingevuld overeenkomstig onderstaande voetnoten, vormt een
leveranciersverklaring. De voetnoten behoeven niet in de verklaring te worden
overgenomen.
(1) –
Indien de verklaring slechts betrekking heeft op een gedeelte van de op de
factuur voorkomende goederen, moeten deze duidelijk worden vermeld of gemerkt,
hetgeen in de verklaring als volgt moet worden aangegeven: “de op deze factuur
vermelde en met een … gemerkte … werden geproduceerd in …”. – Indien een ander document dan een
factuur of een bijlage bij de factuur wordt gebruikt (artikel 33, lid 3), moet
in plaats van het woord “factuur” de benaming van dit document worden vermeld. (2) De Europese Unie, de
lidstaat, het EPO-land of het LGO. (3) In alle gevallen een
omschrijving geven. De omschrijving moet nauwkeurig zijn en voldoende
bijzonderheden bevatten om de tariefindeling van de betrokken goederen mogelijk
te maken. (4) De douanewaarde alleen
opgeven indien deze gevraagd wordt. (5) Het land van oorsprong alleen
opgeven indien dit gevraagd wordt. De opgegeven oorsprong moet een
preferentiële oorsprong zijn; in alle andere gevallen moet als oorsprong “derde
land” worden ingevuld. (6) De tekst “en hebben in [de Europese
Unie] [de lidstaat] [het EPO-land] [het LGO] de volgende bewerkingen ondergaan
…” dient op deze plaats te worden ingevoegd samen met een omschrijving van de
uitgevoerde bewerkingen indien om deze informatie wordt verzocht. (7) Plaats en datum. (8) Naam en functie in het
bedrijf. (9) Handtekening. AANHANGSEL IX Inlichtingenblad 1. Er
moet gebruik worden gemaakt van het formulier “Inlichtingenblad”, waarvan het
model in dit aanhangsel is opgenomen; dit formulier moet worden gedrukt in een
of meer van de officiële talen waarin de overeenkomst is opgesteld en in
overeenstemming zijn met het nationale recht van de staat van uitvoer. De
inlichtingenbladen worden in een van deze talen ingevuld; worden zij met de
hand ingevuld, dan moet dit met inkt en in blokletters geschieden. Zij moeten
van een al dan niet gedrukt volgnummer zijn voorzien. 2. Het
formaat van het inlichtingenblad is 210×297 mm, waarbij in de lengte een
afwijking van 8 mm meer of 5 mm minder is toegestaan. Het te gebruiken papier
is wit, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en houtvrij en weegt ten
minste 25 g/m². 3. De
nationale administraties kunnen zich het recht voorbehouden de formulieren zelf
te drukken of ze door daartoe gemachtigde drukkers te laten drukken. In het
laatste geval wordt op ieder certificaat melding gemaakt van deze machtiging.
De formulieren zijn voorzien van naam en adres van de drukker of van een
merkteken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd. EUROPESE
UNIE 1. Expediteur(1) || INLICHTINGENBLAD ter verkrijging van een CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER voor het preferentiële handelsverkeer tussen de 2. Geadresseerde(1) || EUROPESE UNIE en de LGO 3. Be- of verwerker(1) || 4. Staat waar de be- of verwerking heeft plaatsgevonden 6. Douanekantoor van invoer(1) || 5. Voor ambtelijk gebruik 7. Invoerdocument (2) Formulier ……………….. Nr. ………………………. Serie …………………………………………………. Datum || NAAR DE LIDSTATEN VAN BESTEMMING VERZONDEN GOEDEREN 8. Merken, nummers, hoeveelheid en soort der colli || 9. Geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen post/onderverdeling (GS-code) || 10. Hoeveelheid (3) 11. Waarde (4) INGEVOERDE GOEDEREN DIE WERDEN GEBRUIKT 12. Geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen post/onderverdeling (GS-code) || 13. Land van oorsprong || 14. Hoeveelheid(3) || 15. Waarde(2) (5) 16. Aard van de verrichte be- of verwerkingen 17. Opmerkingen 18. VISUM VAN DE DOUANE Verklaring juist bevonden: Document: ……………………………………………… Formulier…………………. Nr.…………………… Douanekantoor …………………………………………. Datum: Officieel stempel ………………………………………. (Handtekening) || 19. VERKLARING VAN DE EXPEDITEUR Ondergetekende verklaart dat de op dit inlichtingenblad vermelde gegevens juist zijn. …………………………….. (Plaats) (Datum) …………………………………………………………… (Handtekening) (1) (2) (3) (4) (5) Voor voetnoten, zie ommezijde.
VERZOEK OM CONTROLE || UITSLAG VAN DE CONTROLE Ondergetekende, ambtenaar van de douane, verzoekt de echtheid en de juistheid van dit inlichtingenblad te controleren. || Ondergetekende, ambtenaar van de douane, verklaart op grond van de door hem ingestelde controle dat dit inlichtingenblad (1) a) door het daarin vermelde douanekantoor is afgegeven en dat de daarin voorkomende gegevens juist zijn (*) b) niet voldoet aan de voorwaarden inzake echtheid en juistheid (zie bijgaande opmerkingen).(*) ............................................................................................. (Plaats en datum) Officieel stempel ............................................................................................. (Handtekening van de ambtenaar) || …………………………………………………………… (Plaats en datum) Officieel stempel ........................................................................................... (Handtekening van de ambtenaar) _____________ (*) Doorhalen wat niet van toepassing is. VERWIJZINGEN VAN DE VOORZIJDE (1) Naam of firmanaam en volledig adres. (2) Facultatief. (3) Kg, hl, m³ of andere maat. (4) De verpakkingsmiddelen worden met de goederen die
erin verpakt zijn als een geheel beschouwd. Deze bepaling is echter niet van
toepassing op verpakkingsmiddelen die niet de gebruikelijke verpakking van de
goederen zijn en anders dan als verpakkingsmiddel een blijvende zelfstandige
gebruikswaarde hebben. (5) De
waarde moet worden vermeld overeenkomstig de bepalingen betreffende de
oorsprongsregels. AANHANGSEL X Formulier voor een verzoek om
afwijking 1. Handelsbenaming van
het eindproduct 1.1 Indeling
douanetarief (GS-post) 2. Handelsbenaming van de
niet van oorsprong zijnde materialen 2.1 Indeling douanetarief
(GS-post) 3. Verwachte jaarlijkse
omvang van de uitvoer naar de Unie (gewicht, aantal, meters of andere eenheid) 4. Waarde van de
eindproducten 5. Waarde van de niet van
oorsprong zijnde materialen 6. Oorsprong van de niet
van oorsprong zijnde materialen 7. Redenen waarom voor
het eindproduct niet voldaan kan worden aan de oorsprongsregels 8. Duur van de gevraagde
afwijking Van dd/mm/jjjj tot dd/mm/jjjj 9. Oplossingen die worden
overwogen om ervoor te zorgen dat de afwijking niet langer nodig is 10. Informatie over de
onderneming Structuur van het maatschappelijk kapitaal van de betrokken onderneming/Waarde gerealiseerde of overwogen investeringen/Aantal of verwacht aantal werknemers AANHANGSEL XI AANVRAAG OM ALS EXPORTEUR TE WORDEN GEREGISTREERD
1. Naam van de exporteur, volledig adres en land (niet-vertrouwelijk) 2. Contactgegevens, zoals telefoon- en faxnummer, e-mailadres voor zover beschikbaar (vertrouwelijk) 3. Omschrijving van uw activiteiten, en met name of u in de eerste plaats producent of handelaar bent (niet-vertrouwelijk) en, voor zover van toepassing, van welke industriële procedés u gebruik maakt (vertrouwelijk) 4. Indicatieve omschrijving van de goederen waarvoor de preferentiële behandeling wordt aangevraagd, onder opgave van de viercijfercode van het geharmoniseerd systeem (of de hoofdstukken wanneer bedoelde goederen onder meer dan twintig posten van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld). 5. Verbintenis van de exporteur Ondergetekende verklaart dat bovenstaande gegevens juist zijn en: – dat een eerdere registratie niet werd ingetrokken en, indien dit wel het geval is, de situatie is verholpen die tot die intrekking heeft geleid; – verbindt zich ertoe slechts oorsprongsverklaringen op te stellen voor goederen die voor de preferentiële behandeling in aanmerking komen en die aan de oorsprongsregels in deze bijlage voldoen; – verbindt zich ertoe een passende boekhouding te voeren over de productie / levering van goederen die voor de preferentiële behandeling in aanmerking komen en deze ten minste drie jaar te bewaren na het opstellen van de oorsprongsverklaring; – verbindt zich ertoe te aanvaarden dat de door hem opgestelde oorsprongsverklaringen worden gecontroleerd, onder meer door administratieve controles in zijn bedrijf; ondergetekende staat toe dat de Commissie of de autoriteiten van de lidstaten controles ter plaatse in zijn bedrijf uitvoeren; – verplicht zich ertoe te verzoeken als geregistreerde exporteur te worden geschrapt, zodra hij niet meer aan de voorwaarden voldoet om goederen in het kader van het stelsel uit te voeren of niet meer voornemens is goederen in het kader van dit besluit uit te voeren. ____________________________________________________ Plaats, datum en ondertekening van de gemachtigde ondertekenaar; functie en/of titel 6. Toestemming van de exporteur voor de bekendmaking van de door hem verstrekte gegevens op internet Ondergetekende wordt hierbij medegedeeld dat de verstrekte gegevens in een gegevensbank van de Commissie kunnen worden opgeslagen en dat deze aan het publiek op internet kunnen worden bekendgemaakt, met uitzondering van de gegevens die in dit aanvraagformulier als vertrouwelijk zijn aangemerkt. Ondergetekende aanvaardt de bekendmaking van deze gegevens op internet. Ondergetekende kan zijn toestemming tot bekendmaking op internet per e-mail, fax of schrijven aan het volgende adres intrekken: ____________________________________________________ Plaats, datum en ondertekening van de gemachtigde ondertekenaar; functie en/of titel 7. Vak bestemd voor de overheidsinstantie De aanvrager is geregistreerd onder het volgende nummer: Registratienummer: ______________________________ Datum van registratie _______________________________ Geldig vanaf _______________________________ Handtekening en stempel _______________________________ Belangrijke aantekening voor de aanvrager: alle “niet vertrouwelijke” gegevens worden opgenomen in een databank die voor iedereen toegankelijk is, “vertrouwelijke” gegevens zijn toegankelijk voor uw bevoegde overheidsinstanties en de bevoegde autoriteiten van de Unie en van haar lidstaten. AANHANGSEL XII OORSPRONGSVERKLARING Op te stellen op een handelsdocument waarop de
naam en het volledig adres van de exporteur en de geadresseerde zijn vermeld en
dat een omschrijving van de goederen bevat. De verklaring moet worden
gedateerd(1). Franse versie L’exportateur (numéro d’exportateur enregistré – excepté
lorsque la valeur des produits originaires contenus dans l’envoi est inférieure
à EUR 10 000 (2)) des produits couverts par le présent document déclare
que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l’origine
préférentielle …(3) au sens des règles d’origine de la Décision d’association
des pays et territoires d’outre-mer et que le critère d’origine satisfait est …(4). Engelse versie The exporter (Number of Registered Exporter
– unless the value of the consigned originating products does not exceed EUR
10 000 (2)) of the products covered by this document declares that, except
where otherwise clearly indicated, these products are of … preferential origin
(3) according to rules of origin of the Decision on the association of the
overseas countries and territories and that the origin criterion met is …(4). __________________________________ (1) Wanneer de oorsprongsverklaring
overeenkomstig artikel 51 een andere verklaring vervangt, wordt dit vermeld
evenals de datum waarop de oorspronkelijke verklaring is opgesteld. (2) Wanneer de oorsprongsverklaring een
andere verklaring vervangt, vermeldt de daaropvolgende houder van de goederen
die een dergelijke verklaring opstelt zijn naam en volledig adres gevolgd door
de vermelding (Engelse versie) “acting on the basis of the statement on origin
made out by [naam en volledig adres van de exporteur in het LGO], registered
under the following number [registratienummer van de exporteur in het LGO]”. (3) Aanduiding van het land van
oorsprong van de producten. Indien de oorsprongsverklaring geheel of
gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla
in de zin van artikel 67, moet de exporteur dit door middel van de letters “CM”
duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld. (4) Geheel en al verkregen producten:
vermeld de letter “P”; producten die een voldoende be- of verwerking hebben
ondergaan: vermeld de letter “W” gevolgd door de viercijfercode van het
geharmoniseerd systeem waaronder het uitgevoerde product is ingedeeld
(voorbeeld “W” 9618); indien van toepassing wordt bovengenoemde vermelding
vervangen door een van de volgende vermeldingen: “EU cumulation”, “OCT
cumulation”, “cumulation with EPA country”, “extended cumulation with country x”
of “Cumul UE”, “cumul OCT”, “cumul avec pays APE”, “cumul étendu avec le pays
x”. AANHANGSEL
XIII PRODUCTEN
UITGESLOTEN VAN DE CUMULATIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8 TOT 1 OKTOBER 2015 GS/GN-code || Omschrijving 1701 || Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm 1702 || Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel. ex 1704 90 overeenstemmend met 1704 90 99 || Suikerwerk zonder cacao (met uitzondering van kauwgom); zoethoutextract (drop) bevattende meer dan 10 gewichtspercenten sacharose, zonder andere toegevoegde stoffen; witte chocolade; pasta’s en spijs, marsepein daaronder begrepen, in onmiddellijke verpakking met een netto-inhoud van 1 kg of meer; keelpastilles en hoestbonbons; dragees en dergelijke met een suikerlaag omhulde artikelen; gom- en geleiproducten, vruchtenpasta’s toebereid als suikergoed daaronder begrepen; hardgekookt suikerwerk, ook indien gevuld, karamels, toffees e.d. en suikerwerk verkregen door samenpersing en ex 1806 10 overeenstemmend met 1806 10 30 || Cacaopoeder met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte, berekend als sacharose, van 65 of meer doch minder dan 80 gewichtspercenten ex 1806 10 overeenstemmend met 1806 10 90 || Cacaopoeder met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte, berekend als sacharose, van 80 of meer gewichtspercenten ex 1806 20 overeenstemmend met 1806 20 95 || Bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, hetzij in blokken of in staven, met een gewicht van meer dan 2 kg, hetzij in vloeibare toestand of in de vorm van pasta, poeder, korrels of dergelijke, in recipiënten of in andere verpakkingen, met een inhoud per onmiddellijke verpakking van meer dan 2 kg (met uitzondering van cacaopoeder, met een gehalte aan cacaoboter van 31 of meer gewichtspercenten of met een totaalgehalte aan cacaoboter en van melk afkomstige vetstoffen van 31 of meer gewichtspercenten; zogenaamde “chocolate milk crumb”; cacaofantasie; chocolade en chocoladewerken; suikerwerk en overeenkomstige bereidingen op basis van suiker vervangende stoffen, die cacao bevatten; boterhampasta die cacao bevat; bereidingen voor dranken, die cacao bevatten) ex 1901 90 overeenstemmend met 1901 90 99 || Bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen (met uitzondering van bereidingen voor menselijke consumptie, bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose (het gehalte aan invertsuiker daaronder begrepen) of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel, met uitzondering van bereidingen in poeder voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404; bereidingen voor de voeding van kinderen, opgemaakt voor de verkoop in het klein; mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905) ex 2101 12 overeenstemmend met 2101 12 98 || Producten op basis van koffie (met uitzondering van extracten, essences en concentraten, van koffie en preparaten op basis van deze extracten, essences en concentraten daarvan) ex 2101 20 overeenstemmend met 2101 20 98 || Producten op basis van thee of maté (met uitzondering van extracten, essences en concentraten, van thee of maté en preparaten op basis van deze extracten, essences en concentraten daarvan) ex 2106 90 overeenstemmend met 2106 90 59 || Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen (met uitzondering van stroop van isoglucose, melksuikerstroop, stroop van glucose en van maltodextrine) ex 2106 90 overeenstemmend met 2106 90 98 || Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen (met uitzondering van proteïneconcentraten en getextureerde proteïnestoffen; samengestelde alcoholhoudende preparaten, andere dan op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken; suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen; bereiding bevattende meer dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, meer dan 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose en meer dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel) ex 3302 10 overeenstemmend met 3302 10 29 || Bereidingen op basis van reukstoffen van de soort gebruikt in de drankenindustrie, die alle essentiële aromatische stoffen van een bepaalde drank bevatten, andere dan die met een alcoholvolumegehalte van meer dan 0,5% vol, (met uitzondering van bereidingen met minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, 5 gewichtspercenten sacharose of isoglucose, 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel) BIJLAGE VII Tijdelijke intrekking van preferenties Artikel 1
Principes betreffende de intrekking van preferenties 1. De preferentiële regelingen
waarin artikel 41 van dit besluit voorziet, kunnen tijdelijk worden ingetrokken
voor alle, dan wel bepaalde producten van oorsprong uit een LGO in geval van: a) fraude; b) onregelmatigheden of systematisch verzuim
van naleving of handhaving van de regels inzake de oorsprong van producten en
de desbetreffende procedures; c) of het niet-verlenen van de in lid 2 en
titel V van bijlage VI bedoelde vereiste administratieve medewerking voor de
toepassing en het toezicht op de naleving van de in de artikelen 41 tot 48 van
dit besluit bedoelde regelingen. 2. Voor de in lid 1 bedoelde
administratieve medewerking is het onder meer noodzakelijk dat een LGO: a) de Commissie de voor de toepassing van de
oorsprongsregels en voor het toezicht op de naleving daarvan noodzakelijke
informatie meedeelt en haar op de hoogte houdt van nieuwe ontwikkelingen; b) de Unie bijstand verleent door op verzoek
van de douaneautoriteiten van de lidstaten een controle achteraf van de
oorsprong uit te voeren en de resultaten daarvan tijdig mede te delen; c) passend onderzoek verricht of doet
verrichten ter opsporing en voorkoming van inbreuken op de oorsprongsregels; d) de Unie bijstand verleent door de
Commissie toe te staan in overleg en nauwe samenwerking met de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten op zijn grondgebied EU-onderzoeken uit te voeren
ter controle van de echtheid van de documenten of de juistheid van de gegevens
op basis waarvan de in artikel 41, van dit besluit genoemde regelingen worden
toegekend; e) de oorsprongsregels in verband met de
cumulatie, in de zin van de artikelen 7 tot 10 van bijlage VI, naleeft of doet
naleven; f) de Unie bijstand verleent bij het
onderzoek naar de gevolgde praktijken wanneer wordt vermoed dat er is
gefraudeerd met de oorsprongsregels. Een vermoeden van fraude is gerechtvaardigd
wanneer de invoer van producten in het kader van de preferentiële regelingen
die krachtens dit besluit zijn verleend, de gebruikelijke uitvoerhoeveelheden
van het begunstigde LGO ver overtreffen. Artikel 2
Intrekking van preferentiële regelingen 1. De Commissie kan de in dit
besluit bedoelde preferentiële tijdelijk intrekken voor alle dan wel bepaalde
producten van oorsprong uit een begunstigd land, wanneer zij van oordeel is dat
er voldoende bewijs is dat tijdelijke intrekking om de in de leden 1 en 2 van
artikel 1 van deze bijlage genoemde redenen gerechtvaardigd is, mits zij
voordien: a) overeenkomstig de in artikel 3, lid 2,
bedoelde procedure het in artikel 10 van bijlage VIII bedoelde comité heeft
geraadpleegd; b) de lidstaten heeft opgeroepen afdoende
voorzorgsmaatregelen te treffen om de financiële belangen van de Unie te
vrijwaren en/of ervoor te zorgen dat het begunstigde land zijn verplichtingen
nakomt; en c) in het Publicatieblad van de Europese
Unie heeft aangekondigd dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de
toepassing van de preferentiële regelingen en/of de nakoming door het
begunstigde land van zijn verplichtingen, hetgeen afbreuk kan doen aan zijn
rechten om gebruik te blijven maken van de bij dit besluit toegekende voordelen. De Commissie stelt de betrokken LGO in kennis van
elk overeenkomstig dit lid genomen besluit voordat dit van kracht wordt. De
Commissie stelt ook het in artikel 10 van bijlage VIII bedoelde comité hiervan
in kennis. 2. De
tijdelijke-intrekkingsperiode duurt niet langer dan zes maanden. Na het
verstrijken van deze periode besluit de Commissie de tijdelijke intrekking te
beëindigen nadat zij het in artikel 10 van bijlage VIII bedoelde comité hiervan
in kennis heeft gesteld, dan wel om de tijdelijke-intrekkingsperiode volgens de
in lid 1 van dit artikel bedoelde procedure te verlengen. 3. De lidstaten delen de
Europese Commissie alle ter zake dienende informatie mee die de intrekking van
preferenties of de verlenging van de intrekking kan rechtvaardigen. Artikel 3 Comitéprocedure 1. Voor de uitvoering van
artikel 2 wordt de Commissie bijgestaan door het in artikel 10 van bijlage VIII
bedoelde comité. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. BIJLAGE VIII vrijwaringS- en toezichtprocedures Artikel 1
Definities met betrekking tot toezicht- en vrijwaringsmaatreglen In de artikelen 2 tot 10 van deze bijlage
inzake toezicht- en vrijwaringsmaatregelen wordt verstaan onder: a) “soortgelijk product”, een product
dat identiek is, dat wil zeggen in elk opzicht gelijk aan het betrokken product
of, bij gebrek aan een dergelijk product, een ander product dat, hoewel het
niet in elk opzicht gelijk is, kenmerken bezit die grote overeenkomst vertonen
met die van het betrokken product; b) “belanghebbende partijen”, de
partijen die betrokken zijn bij de productie, distributie en/of verkoop van de
in lid 1 vermelde invoer en van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende
producten; c) “ernstige moeilijkheden”, moeilijkheden
die zich voordoen wanneer producenten in de Unie onder een verslechtering van
hun economische en/of financiële situatie te lijden hebben. Artikel 2
Beginselen van vrijwaringsmaatregelen 1. Wanneer een product van
oorsprong uit een in artikel 41 van dit besluit bedoeld LGO wordt ingevoerd in
hoeveelheden en/of tegen prijzen die ernstige moeilijkheden veroorzaken of
dreigen te veroorzaken voor producenten in de Unie van soortgelijke of
rechtstreeks concurrerende producten, kunnen de nodige vrijwaringsmaatregelen
worden genomen in overeenstemming met de leden. 2. Voor de toepassing van lid 1
moeten bij voorrang die maatregelen worden gekozen die in de werking van de
associatie zo weinig mogelijk verstoringen teweegbrengen. Deze maatregelen
mogen geen grotere draagwijdte hebben dan strikt noodzakelijk is om de aan het
licht getreden moeilijkheden te verhelpen. De maatregelen mogen niet verder
gaan dan het intrekken van de bij dit besluit toegekende preferenties. 3. Wanneer
vrijwaringsmaatregelen worden vastgesteld of gewijzigd, wordt aan de belangen
van de desbetreffende LGO bijzondere aandacht geschonken. Artikel 3
Inleiding van de procedure 1. De Commissie onderzoekt of
vrijwaringsmaatregelen moeten worden genomen, als er voldoende voorlopig
bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 2 van deze
bijlage is voldaan. 2. Een onderzoek wordt geopend
op verzoek van een lidstaat, een rechtspersoon of een vereniging zonder
rechtspersoonlijkheid die namens de producenten in de Unie optreedt, dan wel op
eigen initiatief van de Commissie, als het voor de Commissie duidelijk is dat
er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is, zoals vastgesteld op grond van de in
artikel 2 van deze bijlage bedoelde factoren, om een dergelijk onderzoek te openen.
Het verzoek tot opening van een onderzoek bevat bewijsmateriaal waaruit blijkt
dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de in artikel 2 van deze bijlage vastgestelde
vrijwaringsmaatregelen is voldaan. Het verzoek wordt bij de Commissie
ingediend. De Commissie onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid en de
toereikendheid van het in het verzoek vermelde bewijsmateriaal, teneinde vast
te stellen of het voorlopig bewijsmateriaal voldoende is om tot de opening van
een onderzoek over te gaan. 3. Wanneer blijkt dat er
voldoende voorlopig bewijsmateriaal is om de inleiding van een procedure te
rechtvaardigen, maakt de Commissie daartoe een bericht bekend in het
Publicatieblad van de Europese Unie. De procedure wordt binnen een maand na
ontvangst van het overeenkomstig lid 2, ontvangen verzoek ingeleid. Indien een
onderzoek wordt geopend, bevat het bericht alle nodige details over de
procedure en termijnen, waaronder de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij
de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel van de Europese
Commissie. 4. De regels en procedures voor
het verloop van het onderzoek zijn opgenomen in artikel 4. 5. Indien de autoriteiten van de
LGO daarom verzoeken, wordt een trilateraal overleg als bedoeld in artikel 13
van dit besluit gehouden, met inachtneming van de in dit artikel bepaalde
termijnen. Het resultaat van het trilateraal overleg wordt toegezonden aan het
raadgevend comité. Artikel 4
Onderzoeken 1. Na de inleiding van de
procedure begint de Commissie met een onderzoek. De in lid 3 vermelde periode
begint op de dag waarop het besluit om een onderzoek in te stellen in het Publicatieblad
van de Europese Unie wordt bekendgemaakt. 2. De Commissie kan de lidstaten
verzoeken informatie te verstrekken en de lidstaten nemen alle nodige
maatregelen om aan dit verzoek te voldoen. Als deze informatie van algemeen
belang is en als zij niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 11 van deze
bijlage, wordt zij toegevoegd aan de niet-vertrouwelijke dossiers zoals bepaald
in lid 8. 3. Het onderzoek wordt binnen
zes maanden na de opening ervan afgesloten. 4. De Commissie wint alle
informatie in die zij nodig acht om conclusies te trekken ten aanzien van de in
artikel 2 van deze bijlage genoemde voorwaarden, en tracht, wanneer zij dat passend
acht, deze informatie te controleren. 5. Bij het verrichten van haar
onderzoek beoordeelt de Commissie alle relevante factoren van objectieve en
kwantificeerbare aard die van invloed zijn op de toestand van de industrie van
de Unie, in het bijzonder het marktaandeel, de wijzigingen in het niveau van
verkoop, productie, productiviteit, bezettingsgraad, winst en verlies, en
werkgelegenheid. Deze opsomming is niet volledig en andere relevante factoren
kunnen door de Commissie in aanmerking worden genomen. 6. De belanghebbenden die zich
binnen de in het bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie
genoemde termijn kenbaar hebben gemaakt en de vertegenwoordigers van het
desbetreffende LGO kunnen op schriftelijk verzoek inzage krijgen in alle
informatie die de Commissie in het kader van het onderzoek heeft ontvangen, met
uitzondering van door de autoriteiten van de Unie of haar lidstaten opgestelde
interne documenten, voor zover deze informatie relevant is voor de presentatie
van hun dossier, niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 11 en door de
Commissie bij het onderzoek wordt gebruikt. Belanghebbenden die zich kenbaar
hebben gemaakt, kunnen de Commissie hun standpunt over de informatie mededelen.
Dit standpunt wordt in aanmerking genomen voor zover het door voldoende
voorlopig bewijsmateriaal is gestaafd. 7. De Commissie draagt er zorg
voor dat alle gegevens en statistieken die voor het onderzoek worden gebruikt,
beschikbaar, begrijpelijk, transparant en verifieerbaar zijn. 8. De Commissie hoort de belanghebbenden,
met name indien zij hierom binnen de in het Publicatieblad van de Europese
Unie genoemde termijn schriftelijk hebben verzocht en daarbij hebben
aangetoond dat het resultaat van het onderzoek waarschijnlijk werkelijk
gevolgen voor hen zal hebben en dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.
De Commissie hoort deze belanghebbenden bij volgende gelegenheden, als er
bijzondere redenen zijn om hen nogmaals te horen. 9. Wanneer informatie niet
binnen de door de Commissie gestelde termijn wordt verstrekt of wanneer het
onderzoek ernstig wordt belemmerd, kunnen op grond van de beschikbare gegevens
conclusies worden getrokken. Indien de Commissie constateert dat een
belanghebbende of een derde haar onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt,
laat zij deze buiten beschouwing en kan zij de beschikbare gegevens gebruiken. 10. De Commissie stelt het
desbetreffende LGO schriftelijk in kennis van de opening van een onderzoek. Artikel 5
Voorafgaande toezichtmaatregelen 1. De in artikel 41 van dit
besluit bedoelde producten van oorsprong uit de LGO kunnen aan bijzonder
toezicht worden onderworpen. 2. De Commissie stelt
voorafgaande toezichtmaatregelen vast volgens de raadplegingsprocedure als
bedoeld in artikel 6 van deze bijlage. 3. Voorafgaande
toezichtmaatregelen gelden gedurende beperkte tijd. Behoudens andersluidende
bepalingen vervallen zij aan het einde van het tweede halfjaar volgende op het
eerste halfjaar nadat zij werden ingesteld. 4. De Commissie en de bevoegde
autoriteiten van de LGO waarborgen de doeltreffendheid van dit toezicht;
daartoe passen zij de in de bijlagen VI en VII vastgestelde methoden voor
administratieve samenwerking toe. Artikel 6
Voorlopige vrijwaringsmaatregelen 1. Om dwingende redenen in
verband met de moeilijk ongedaan te maken verslechtering van de economische
en/of financiële situatie van producenten in de Unie, kunnen voorlopige
maatregelen worden opgelegd. Voorlopige maatregelen zijn niet meer dan 200
dagen van toepassing. De Commissie stelt voorlopige maatregelen vast volgens de
raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 10 van deze bijlage. In geval van
dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie onmiddellijk toepasbare
voorlopige vrijwaringsmaatregelen vast overeenkomstig de in artikel 10 bij deze
bijlage bedoelde procedure. 2. Indien de voorlopige
vrijwaringsmaatregelen worden ingetrokken omdat uit het onderzoek blijkt dat
niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2 van deze bijlage worden de
douanerechten die uit hoofde van de voorlopige maatregelen zijn geïnd,
automatisch terugbetaald. Artikel 7
Definitieve maatregelen 1. Wanneer uit de definitief
vastgestelde feiten blijkt dat niet aan de in artikel 2 van deze bijlage
bedoelde voorwaarden is voldaan, stelt de Commissie overeenkomstig de onderzoeksprocedure
bedoeld in artikel 4 van deze bijlage een besluit vast om het onderzoek en de
procedure te beëindigen. De Commissie publiceert een verslag met haar
bevindingen en gemotiveerde conclusies over alle relevante feitelijke en
juridische kwesties, waarbij zij naar behoren rekening houdt met de bescherming
van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 9 van deze bijlage. 2. Wanneer uit de definitief
vastgestelde feiten blijkt dat aan de in artikel 2 van deze bijlage bedoelde
voorwaarden is voldaan, stelt de Commissie volgens de in artikel 4 bedoelde
onderzoeksprocedure een besluit tot oplegging van definitieve
vrijwaringsmaatregelen vast. De Commissie publiceert een verslag met een
samenvatting van de voor het besluit relevante concrete feiten en overwegingen,
waarbij zij naar behoren rekening houdt met de bescherming van vertrouwelijke
informatie in de zin van artikel 9 van deze bijlage en stelt de autoriteiten
van de LGO onverwijld in kennis van haar besluit de nodige
vrijwaringsmaatregelen te nemen. Artikel 8
Duur en herziening van vrijwaringsmaatregelen 1. Een vrijwaringsmaatregel
blijft niet langer van kracht dan nodig is om ernstige schade te voorkomen of
te verhelpen en aanpassingen te vergemakkelijken. De maatregel mag niet langer
dan drie jaar van toepassing zijn, tenzij hij overeenkomstig lid 2 wordt
verlengd. 2. De aanvankelijke duur van een
vrijwaringsmaatregel mag bij wijze van uitzondering met maximaal twee jaar
worden verlengd, mits wordt vastgesteld dat de vrijwaringsmaatregel nodig
blijft om ernstige moeilijkheden te voorkomen of tegen te gaan. 3. Een verlenging overeenkomstig
lid 3 wordt voorafgegaan door een onderzoek op verzoek van een lidstaat, van
een rechtspersoon of van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die optreedt
namens de bedrijfstak van de Unie, of op initiatief van de Commissie indien er
voldoende voorlopig bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat
vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk blijven. 4. De opening van een onderzoek
wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 4 en de vrijwaringsmaatregel blijft
van kracht in afwachting van het resultaat van het onderzoek. Het onderzoek
naar en de eventuele beslissing over een verlenging overeenkomstig lid 2
gebeuren overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 6 en 7. Artikel 9
Vertrouwelijkheid 1. De op grond van dit besluit
ontvangen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij werd
gevraagd. Informatie van vertrouwelijke aard of op vertrouwelijke basis
verstrekte informatie die op grond van dit besluit werd ontvangen, wordt niet
bekendgemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die de informatie
heeft verstrekt. 2. Bij elk verzoek om
vertrouwelijke behandeling van informatie wordt aangegeven waarom deze
vertrouwelijk is. Wanneer degene die de informatie heeft verstrekt, deze noch
openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in
algemene termen of in samengevatte vorm en wanneer blijkt dat het verzoek om
vertrouwelijke behandeling niet gegrond is, kan deze informatie buiten
beschouwing worden gelaten. 3. Informatie wordt in elk geval
als vertrouwelijk beschouwd indien het waarschijnlijk is dat uit de
bekendmaking ervan aanzienlijk nadeel voortvloeit voor degene die de informatie
heeft verstrekt of van wie deze afkomstig is. 4. De leden 1 tot en met 4
beletten de autoriteiten van de Unie niet algemene informatie te vermelden en
in het bijzonder te verwijzen naar de motivering van de op grond van dit
besluit genomen besluiten. Deze autoriteiten moeten echter rekening houden met
het rechtmatige belang dat de betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen
erbij hebben dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt. Artikel 10
Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan
door het comité dat is ingesteld bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr.
260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke
invoerregeling[99].
Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 4. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel
4, van toepassing. FINANCIEEL
MEMORANDUM: 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming
van het voorstel/initiatief
1.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de
ABM/ABB-structuur 1.3. Aard van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en) 1.5. Motivering van het voorstel/initiatief 1.6. Duur en financiële gevolgen 1.7. Beoogde beheersvorm(en) 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers- en controlesysteem 2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 2.4. Kostenraming
en voordelen van de controles 3. GERAAMDE FINANCIËLE
GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF FINANCIEEL
MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming
van het voorstel/initiatief Besluit
van de Raad betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de
Europese Unie (LGO-besluit) 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[100] Titel
21: Ontwikkeling en betrekkingen met staten in Afrika, het Caribisch gebied en
de Stille Oceaan (ACS) 21
04: Milieu en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van
energie 21
05: Menselijke en sociale ontwikkeling 21
06: Geografische samenwerking met de landen van Afrika, het Caribische gebied
en de Stille Oceaan (ACS) 21
07: Ontwikkelingssamenwerking en ad-hocprogramma’s 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[101]
x Het voorstel/initiatief betreft de
verlenging van een bestaande actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe
actie 1.4. Doelstellingen 1.4.1. De met
het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de
Commissie De
economische en sociale ontwikkeling van de LGO bevorderen en nauwe economische
betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel tot stand brengen. De
belangen en de voorspoed van de inwoners van die landen en gebieden bevorderen,
teneinde hen te brengen tot de economische, sociale en culturele ontwikkeling
welke zij verwachten. Het
concurrentievermogen en het aanpassingsvermogen van de LGO versterken, hun
kwetsbaarheid verminderen en de samenwerking tussen hen en andere partners
stimuleren. 1.4.2. Specifieke
doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten De
doelstellingen zijn: a)
helpen de waarden en normen van de EU over de hele wereld te bevorderen; b)
meer wederzijdse betrekkingen tussen de EU en de LGO tot stand brengen,
gebaseerd op gemeenschappelijke belangen; c)
het concurrentievermogen van de LGO versterken; d)
het aanpassingsvermogen van de LGO en hun economische en ecologische
kwetsbaarheid verminderen; e)
samenwerking van de LGO met derden stimuleren; f)
prioritaire punten op de EU-beleidsagenda integreren; g)
rekening houden met veranderingen in de wereldhandelspatronen en met
EU-handelsovereenkomsten met derden; Door: a)
de economische en sociale ontwikkeling van de LGO te bevorderen door nauwe
economische betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel tot stand te
brengen; b)
de LGO te ondersteunen in hun capaciteit om beleid, strategieën, actieplannen
en maatregelen uit te werken en uit te voeren voor de gebieden waarop de
partijen voor samenwerking hebben gekozen. Te zorgen voor gecoördineerde
samenwerking op het vlak van milieu, klimaatverandering en
rampenrisicovermindering; c)
het duurzaam en efficiënt gebruik van hulpbronnen te stimuleren en economische
groei los te koppelen van achteruitgang van het milieu; d)
de diversifiëring van economieën van de LGO te ondersteunen; e)
bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van de LGO en uitmuntendheid en
industrieel concurrentievermogen in de LGO te stimuleren door samenwerking
tussen de EU en de LGO op het vlak van wetenschap, technologie - met inbegrip
van informatica- en communicatietechnologie - onderzoek en innovatie; f)
de LGO te ondersteunen bij hun inspanningen om hun lokale wetgeving waar nodig
af te stemmen op de EU-wetgeving; g)
de band te versterken tussen jongeren in de LGO en de Europese Unie; ertoe bij
te dragen dat in de LGO en de omliggende regio’s onderwijs van hoge kwaliteit
en fatsoenlijk werk voorhanden is; en er mee voor te zorgen dat de LGO beter
toegerust zijn inzake toezicht op, opsporing van en reactie op het uitbreken
van overdraagbare ziekten; h)
rekening te houden met en bij te dragen aan de bescherming van de culturele
diversiteit en identiteit van LGO; i)
de daadwerkelijke integratie van de LGO in de wereldeconomie en de ontwikkeling
van hun handel in goederen en diensten op de regionale en wereldmarkten te
steunen; j)
de gevolgen van het feit dat de LGO afgelegen liggen, te verminderen omdat die
gevolgen een hinderpaal vormen voor het concurrentievermogen van de LGO; k)
het vermogen van de LGO te ondersteunen om het beleid uit te tekenen en uit te
voeren dat nodig is om hun handel in goederen en diensten te ontwikkelen; j)
de LGO te ondersteunen bij het creëren van een gunstig investeringsklimaat om
hun sociale en economische ontwikkeling te stimuleren; m)
de stabiliteit, integriteit en doorzichtigheid van het financiële systeem te
stimuleren, evenals goed bestuur inzake belastingen; n)
de LGO te ondersteunen bij de ontwikkeling van vernieuwende en efficiënte
politiële en justitiële samenwerking en bij hun strijd tegen mensenhandel,
terrorisme en andere vormen van georganiseerde misdaad; o)
het uitvoer- en handelsvermogen van de LGO te ondersteunen; p)
mogelijkheden te bieden voor doelgerichte samenwerking en dialoog over handel
en aanverwante terreinen. Betrokken ABM/ABB-activiteit(en) Titel
21: Ontwikkeling en betrekkingen met staten in Afrika, het Caribisch gebied en
de Stille Oceaan (ACS) 21
04: Milieu en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van
energie 21
05: Menselijke en sociale ontwikkeling 21
06: Geografische samenwerking met de landen van Afrika, het Caribische gebied
en de Stille Oceaan (ACS) 21
07: Ontwikkelingssamenwerking en ad-hocprogramma’s (zie punt 1.2). 1.4.3. Verwacht(e)
resulta(a)t(en) en gevolg(en) Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen. De
verwachte gevolgen zijn: a)
nauwere economische betrekkingen tussen de LGO en de EU; b)
meer capaciteit bij de LGO om beleid, strategieën, actieplannen en maatregelen
uit te werken en uit te voeren voor de gebieden waarop de partijen voor
samenwerking hebben gekozen; c)
beter en efficiënter gebruik van hulpbronnen; d)
verdere diversifiëring van de economieën van de LGO; e)
meer samenwerking op het vlak van wetenschap, technologie - met inbegrip van
informatica- en communicatietechnologie - onderzoek en innovatie, maar ook op
het vlak van milieu, klimaatverandering en rampenrisicovermindering; f)
betere convergentie tussen de wetgeving van de LGO en die van de EU; g)
meer uitwisseling tussen de EU en jongeren in de LGO; beter onderwijs en betere
arbeidsomstandigheden in de LGO en groter vermogen om het uitbreken van
overdraagbare ziektes te beheersen; h)
beter bewustzijn van de culturele diversiteit en de identiteit van LGO; i)
verdere integratie van de LGO in de regionale en de wereldeconomie; j)
betere bereikbaarheid van de LGO; k)
beter vermogen om het beleid uit te tekenen en uit te voeren dat nodig is om
hun handel te ontwikkelen; l)
gunstig investeringsklimaat in de LGO; m)
stabielere, betrouwbaardere en transparantere financiële systemen in de LOG; n)
vernieuwende en efficiënte politiële en justitiële samenwerking, met name bij
de strijd tegen mensenhandel, terrorisme en andere vormen van georganiseerde
misdaad; o)
beter uitvoer- en handelsvermogen; p)
meer doelgerichte samenwerking en dialoog over handel en aanverwante terreinen. 1.4.4. Resultaat-
en effectindicatoren Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden
nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd. Het
LGO-besluit is een politiek besluit dat een wettelijk kader verschaft voor de
samenwerking tussen de EU en de LGO als bepaald in het Verdrag. Dit
besluit wordt nog aangevuld met een uitvoeringsverordening van de Commissie en
met programmeringsdocumenten waarin de strategieën voor samenwerking
(concentratiesector(en)) tussen de EU en de LGO, en de respectieve financiële
toewijzingen gezamenlijk worden bepaald. De
programmeringsdocumenten en de bijhorende financieringsbesluiten van de
Commissie zullen de respectieve indicatoren bevatten die bij het toezicht op de
strategie moeten worden gebruikt. De indicatoren omvatten input, output,
resultaten en gevolgen, afhankelijk van de specifieke aard van de LGO en de
sector waarin wordt samengewerkt. In bepaalde gevallen waar de EU-steun in de
vorm van begrotingssteun wordt verleend, valt niet uit te sluiten dat
jaarlijkse doelstellingen worden vastgelegd en dat de EU-steun wordt verstrekt
in de mate waarin de doelstellingen worden bereikt. 1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n)
waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien Volgens
het verdrag zijn er gedetailleerde bepalingen nodig over de associatie van de
LGO met de EU. Het huidige LGO-besluit loopt af op 31 december 2013 en er is
een wetgevend kader nodig om de nodige steun en bijstand aan de LGO ter
beschikking te stellen. 1.5.2. Toegevoegde
waarde van de deelname van de EU Gezien
de toenemende complexiteit van de uitdagingen zal geen van de interne
prioriteiten van de EU – veiligheid, slimme, inclusieve en duurzame groei en
meer werkgelegenheid, klimaatverandering, toegang tot energie, efficiënt
gebruik van hulpbronnen, met inbegrip van de bescherming van biodiversiteit,
veilig water- en afvalbeheer, volksgezondheid en pandemieën, onderwijs –
onafhankelijk van de rest van de wereld kunnen worden gerealiseerd. Met
27 lidstaten die handelen volgens gemeenschappelijke beleidslijnen en
strategieën heeft alleen de EU voldoende gewicht om mondiale problemen als
klimaatverandering aan te pakken. Acties van individuele lidstaten zijn vaak
beperkt en versnipperd. Dankzij deze kritische massa is de EU ook in een betere
positie om een beleidsdialoog met de regeringen van de LGO te voeren Met
haar extern optreden draagt de EU haar normen uit en deelt zij haar expertise.
De LGO kunnen strategische voorposten van de EU worden in de hele wereld. Door
de wetgeving en normen van de LGO op het niveau van de EU te brengen kan de
invloed van de LGO en bijgevolg ook van de EU in de respectieve regio’s
toenemen. 1.5.3. Nuttige
ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan Uit
een openbare raadpleging zijn een aantal algemene beginselen naar voren
gekomen, zoals de verschuiving van op armoedebestrijding gerichte ontwikkelingssamenwerking
naar een meer wederkerige relatie. De LGO en de lidstaten ondersteunden deze
verschuiving in hun gemeenschappelijk standpunt. Zij erkennen dat het huidige
associatiekader aanzienlijk heeft bijgedragen tot de economische en sociale
ontwikkeling van de LGO, maar stellen ook dat de aanpak van de EU voor LGO moet
verschillen van die voor ACS-staten en andere ontwikkelingslanden. Er wordt een
benadering voorgesteld op basis van wederkerigheid, gezamenlijke belangen en
gedeelde waarden om rekening te kunnen houden met de specifieke kenmerken, de
diversiteit en de kwetsbaarheid van de LGO. De paradigmaverschuiving moet ook
rekening houden met de beleidsprioriteiten die in de LGO en de EU naar voren
komen. Uit
een extern evaluatieonderzoek uit 2011 bleek dat in het kader van het
financiële samenwerking tussen de LGO en de EU in de periode 1999-2009, de
reactietijd erg hoog lag voor steun aan de LGO uit de EOF-middelen die dienden
om te reageren op natuurrampen en onvoorziene omstandigheden. Ook
een versterkte samenwerking tussen de LGO en de buurlanden is een middel om
efficiënter te werken. In het onderzoek wordt hierover aangehaald dat de EU de
samenwerking tussen de LGO en hun buren (derde landen, ACS-staten of
ultraperifere gebieden van de EU) niet voldoende bevordert, met name omdat de
partners een beroep moeten doen op meerdere EU-fondsen. Hoewel
de LGO volledig in aanmerking komen voor de EU programma’s en de horizontale
begrotingsonderdelen, krijgen zij maar moeilijk toegang tot die programma’s.
Dat is in de eerste plaats te wijten aan de gebrekkige administratieve
capaciteit in de LGO om deel te nemen of om sterke projecten in te dienen.
Inzake de handelsregeling werd een aantal problemen geïdentificeerd in externe
studies en tijdens de raadpleging van belanghebbenden en/of naar voren gebracht
door de Europese Commissie. In hun algemene beoordeling van de handelsregeling
van de LGO zijn de LGO, de lidstaten en de externe evaluatoren het erover eens
dat het aspect handel en economische ontwikkeling van de LGO/EU-associatie
heeft bijgedragen aan de duurzame sociale en economische ontwikkeling van de
LGO, door de LGO toegang tot de grote EU-markt en uitgebreide
uitvoermogelijkheden te waarborgen, en door de lokale economieën te
ondersteunen. Ondanks deze positieve resultaten wijzen de externe beoordelaars
erop dat de uitgebreide toegang tot de markt die de LGO krijgen, niet altijd
leidt tot echte handelsmogelijkheden. De LGO krijgen immers te maken met heel
wat problemen als zij daadwerkelijk toegang proberen te krijgen tot de markt. Met
betrekking tot de economische en handelssamenwerking tussen de LGO en de EU
bevelen externe onderzoeken aan dat de herziene LGO/EU-associatie de afspraken
betreffende handel in diensten en oorsprongsregels opnieuw bekijkt. Daarnaast
moet zij ook zorgen voor genoeg steun en capaciteitsopbouw om
handelsgerelateerd beleid in de LGO te ontwikkelen en om die LGO bij te staan
bij de hervorming van hun regelgeving. 1.5.4. Samenhang
en eventuele synergie met andere relevante instrumenten De
Europa 2020-strategie vormt de maatstaf waaraan de samenhang in het EU-beleid
en het stimuleren van de normen, waarden en belangen van de EU aan moeten
worden afgemeten. Er moet worden gestreefd naar samenhang met de Europa
2020-strategie op het vlak van slimme groei en duurzaamheid, bij het stimuleren
van steun voor onderzoek en innovatie, maar ook voor informatie- en
communicatietechnologieën (ICT) en duurzame groei als katalysatoren voor
sociaaleconomische ontwikkeling. Het
LGO-besluit 2014-2020 zal op dat punt een belangrijke rol spelen. Het idee om
centra van ervaring en expertise op te zetten kan immers betrekking hebben de
tenuitvoerlegging en het stimuleren van hoge normen, ook internationale normen,
bijvoorbeeld op het vlak van milieu, voedselveiligheid en gezondheid van de
consument. De LGO beschikken allemaal over een rijke biodiversiteit. Met het
oog op duurzaam gebruik en bescherming van deze biologische diversiteit zouden
betere wetenschappelijke documentatie en toegang tot onderzoeksresultaten
beschikbaar moeten zijn. De handel van LGO met hun handelspartners, waaronder
de EU-lidstaten, kan vergemakkelijkt worden als internationale normen inzake
voedselveiligheid en dier- en plantgezondheid ten uitvoer worden gelegd. Dat de
EU waarde hecht aan milieunormen en aan haar belangrijke rol in de strijd tegen
de klimaatverandering, kan van groot belang zijn, zowel voor de EU zelf als
voor de LGO. Volgens de Commissie kunnen de biologische diversiteit en andere
natuurlijke rijkdommen van de LGO de basis vormen voor intensievere
samenwerking op het gebied van onderzoek en instandhouding. Ook een
partnerschap inzake milieu kan voor beide partijen van belang zijn. 1.6. Duur
en financiële gevolgen x Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
x Voorstel/initiatief is van kracht vanaf 1.1.2014 tot en met 31.12.2020 –
x Financiële gevolgen vanaf 1.01.2014 tot en met 31.12.2020 –
¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en
met JJJJ, –
gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beoogde
beheersvorm(en[102]) x Gecentraliseerd
rechtstreeks beheer door de Commissie x Indirect
gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te
delegeren aan: – x uitvoerende
agentschappen – x door de Unie
opgerichte organen[103] – x nationale
publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak – ¨ personen aan wie
de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag
betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het
betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement x Gedeeld beheer met de lidstaten xGedecentraliseerd beheer met derde landen ¨ Gezamenlijk
beheer met internationale organisaties (geef aan
welke) Verstrek, indien meer
dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”. Opmerkingen Aangezien het LGO-besluit een kader
vormt voor samenwerking tussen de LGO en de EU zullen de uitvoeringsbepalingen
die in de financiële besluiten moeten worden opgenomen, geval per geval worden
vastgesteld, afhankelijk van de afgesproken strategie en de specifieke
kenmerken van het desbetreffende LGO. 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen Vermeld frequentie en
voorwaarden. Het LGO-besluit bepaalt het wetgevend
kader voor de associatie van de LGO met de EU. Het is per definitie een tekst
waarin de externe betrekkingen van de EU met deze landen en gebieden wordt
vastgelegd en aldus kan de tenuitvoerlegging ervan niet worden beoordeeld aan
de hand van kernindicatoren. De samenwerkingsstrategieën die de EU en de LGO
vastleggen om te komen tot duurzame ontwikkeling van de LGO, zullen worden
beoordeeld aan de hand van indicatoren voor input en output als bepaald in het
kader van ieder programma. 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke
risico’s Risicosituaties De
operationele omgeving waarin steun wordt verleend in het kader van dit besluit,
wordt gekenmerkt door de volgende risico’s waardoor de doelstellingen van het
besluit niet worden behaald, de financiële middelen suboptimaal worden beheerd
en/of niet aan de toepasselijke voorschriften wordt voldaan (fouten inzake
wettigheid en regelmatigheid): –
economische/politieke instabiliteit en/of
natuurrampen kunnen tot moeilijkheden en vertragingen leiden bij de
ontwikkeling en uitvoering van activiteiten, met name in kwetsbare staten; –
een gebrek aan institutionele en administratieve
capaciteiten in partnerlanden kan tot moeilijkheden en vertragingen leiden bij
de ontwikkeling en uitvoering van activiteiten; –
vanwege de geografische verspreiding van projecten
en programma’s (over vele landen/gebieden/regio’s) kan het toezicht – met name
de follow-up ter plekke van activiteiten – problemen van logistieke aard
opleveren of zeer veel middelen vergen; –
de verscheidenheid van potentiële
partners/begunstigden met hun uiteenlopende interne controlesystemen en
-capaciteiten kunnen tot versnippering leiden, zodat de effectiviteit en
efficiëntie van de middelen die de Commissie voor de ondersteuning van en het
toezicht op de tenuitvoerlegging kan inzetten, worden verminderd; –
slechte kwaliteit van of een tekort aan gegevens
over de resultaten en het effect van de externe hulpverlening/de
tenuitvoerlegging van het nationale ontwikkelingsplan in partnerlanden kan
afbreuk doen aan het vermogen van de Commissie om verslag te doen van de
voortgang en voor de resultaten in te staan. –
een tekort aan administratieve kredieten kan leiden
tot onvoldoende middelen om het besluit passend te beheren. Inschatting
van het risico dat de toepasselijke regels niet worden nageleefd De
doelstelling is om voor dit instrument een risico van niet-naleving
(foutenpercentage) te realiseren dat niet hoger is dan het percentage dat in
het verleden voor de DEVCO-portefeuille is bereikt, namelijk een resterend ‘netto’-foutenpercentage
(op meerjarige basis na uitvoering van alle controles en correcties voor alle
gesloten contracten) van minder dan 2%. In de regel komt dit neer op een
foutenpercentage van naar schatting 2 tot 5% voor een jaarlijks door de
Europese Rekenkamer met het oog op de jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring
(DAS) genomen steekproef van verrichtingen. DEVCO is van oordeel dat dit het
laagste risico van niet-naleving is dat kan worden bereikt in het licht van de
grote risico’s in deze risicocontext en rekening houdend met de administratieve
lasten en de noodzakelijke kosteneffectiviteit van de nalevingscontroles. 2.2.2. Beoogde
controlemiddel(en) Opbouw
van de interne controle van het directoraat-generaal Ontwikkeling en
Samenwerking – EuropeAid Het
interne controle- en beheersproces van het directoraat-generaal Ontwikkeling en
Samenwerking - EuropeAid is zodanig opgezet dat redelijke garantie bestaat
omtrent de verwezenlijking van de doelstellingen en de doeltreffendheid en
doelmatigheid van de steunmaatregelen, de betrouwbaarheid van de financiële
verslaglegging en de eerbiediging van het wetgeving en het procedurele kader. Effectiviteit
en efficiëntie Om
de efficiëntie van haar activiteiten te waarborgen (en om het hoge risico
waarmee de externe hulpverlening gepaard gaat, te verminderen) past de
Commissie voor al haar instrumenten, naast alle onderdelen van haar algemene
strategische beleids- en planningsproces, interne audits en andere
voorschriften in de context van haar interne controlenormen , een specifiek op
het betrokken instrument toegesneden beheerskader toe, dat onder meer het
volgende inhoudt: –
gedecentraliseerd beheer van het grootste deel van
de externe hulp door de EU-delegaties ter plaatse; –
heldere, formele circuits voor de financiële
verantwoordingsplicht (van de gedelegeerde ordonnateur (directeur-generaal) via
een subdelegatie van de gesubdelegeerde ordonnateur (directeur) bij de centrale
diensten naar het hoofd van de EU-delegatie); –
regelmatige rapportage door de EU-delegaties aan de
centrale dienst (beheersverslagen over externe steun), waaronder een jaarlijkse
betrouwbaarheidsverklaring door het hoofd van de EU-delegatie; –
het aanbieden van een substantieel
opleidingsprogramma voor personeel van zowel de centrale dienst als de
betrokken EU-delegaties, –
omvangrijke steun aan en begeleiding van de
delegatie door het hoofdkwartier (ook via internet); –
regelmatige controlebezoeken aan ‘gedecentraliseerde’
delegaties om de drie à zes jaar; –
een beheerscylus voor projecten en programma’s die
de volgende elementen omvat: –
instrumenten voor kwaliteitsondersteuning bij het
opzetten van de steunmaatregel, de uitvoeringsmethode, het
financieringsmechanisme, het beheerssysteem, de beoordeling en selectie van
uitvoeringspartners, enz. –
programma- en projectbeheer, toezicht- en
rapportage-instrumenten voor een effectieve uitvoering, met inbegrip van
regelmatige externe projectcontroles ter plekke; –
uitgebreide evaluatie- en auditcomponenten. Financiële verslaglegging en boekhouding De
Commissie zal de hoogste normen inzake boekhouding en financiële verslaglegging
blijven toepassen, waarbij gebruik zal worden gemaakt van het boekhoudsysteem
op transactiebasis van de Commissie (ABAC) en van specifieke tools voor externe
hulpverlening, zoals het Common Relex Information System (CRIS). De
controlemethoden met betrekking tot de naleving van de toepasselijke wetgeving
en procedures worden omschreven onder punt 2.2 (maatregelen ter voorkoming van
fraude en onregelmatigheden). 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. –
Gezien de hoge risico’s in de omgeving waarin
EuropeAid actief is, moet het systeem anticiperen op een significante
hoeveelheid potentiële nalevingsfouten (onregelmatigheden) in de transacties en
zo vroeg mogelijk in het betalingsproces voorzien in zeer strikte controles met
het oog op preventie, detectie en correctie. In de praktijk komt dit erop neer
dat de nalevingscontroles van EuropeAid met name op een aanzienlijke mate van
ex-antecontroles op een meerjarenbasis gebaseerd zullen zijn, uitgevoerd door
zowel externe auditors als door medewerkers van de Commissie ter plaatse,
voorafgaand aan de eindbetalingen (terwijl er daarbij ook sprake zal zijn van
een aantal ex-postaudits en ‑controles); de betreffende controles gaan
veel verder dan de financiële waarborgen die op grond van het Financieel
Reglement vereist zijn. Het nalevingskader van EuropeAid bestaat onder andere
uit de volgende, materiële componenten: –
preventieve maatregelen; –
verplichte basisopleidingen met betrekking tot
fraudekwesties voor met beheer van steun belast personeel en financiële
controleurs; –
begeleiding (ook via internet), mede door middel
van de Practical Guide to Contracts, de EuropeAid Companion en de Financial
Management Toolkit (voor uitvoerende partners); –
ex-antebeoordeling om te verzekeren dat door de
autoriteiten die betreffende middelen beheren in het kader van gezamenlijk en
gedecentraliseerd beheer, passende fraudebestrijdingsmaatregelen worden
getroffen om fraude bij het beheer van EU-middelen te voorkomen en op te
sporen; –
ex-ante-inventarisatie van de in het partnerland
toegepaste fraudebestrijdingsmaatregelen als onderdeel van de toetsing aan het subsidiabiliteitscriterium
inzake het beheer van overheidsmiddelen voor het ontvangen van begrotingssteun
(d.w.z. actieve bestrijding van fraude en corruptie, adequate
toezichtinstanties, voldoende justitiële capaciteit en doeltreffende respons-
en sanctiemechanismen); –
in 2008 heeft de Commissie in Accra het
Internationale initiatief inzake transparantie van ontwikkelingshulp (IATI)
ondertekend, waarin normen voor de transparantie van de hulp zijn
overeengekomen, door middel van meer tijdige, gedetailleerde en regelmatige
data over hulpstromen en documenten. –
sinds 14 oktober 2011 geeft de Commissie uitvoering
aan de eerste fase van de IATI-norm voor de transparantie van de publicatie van
gegevens over hulpverlening, die van kracht is tot het volgende forum op hoog
niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, dat in november 2011 in
Busan plaatsvindt. Daarnaast zal de Commissie samen met de EU-lidstaten werken
aan een gezamenlijke webapplicatie (TR-AID) waarmee de hulpgegevens van de EU
uit het IATI en andere bronnen worden verwerkt tot gebruiksvriendelijke
informatie; –
maatregelen voor opsporing en correctie; –
externe audits en controles (zowel verplichte als
risicogebaseerde), onder meer door de Europese Rekenkamer; –
(risicogebaseerde) controles achteraf en
terugvordering; –
opschorting van EU-financiering bij ernstige
fraude, zoals grootschalige corruptie, totdat de autoriteiten passende
maatregelen hebben getroffen met het oog op het corrigeren van de fraude en het
voorkómen ervan in de toekomst; –
EuropeAid zal zijn fraudebestrijdingsstrategie
verder uitwerken in overeenstemming met de nieuwe, op 24 juni 2011 aangenomen
fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie (CAFS), teneinde er onder meer
voor te zorgen dat: –
de door de Commissie met het oog op fraudebestrijding
uitgevoerde interne controles volledig in overeenstemming zijn met de CAFS; –
de aanpak van de Commissie met het oog op het
beheer van het frauderisico geschikt is om risicogebieden met betrekking tot
fraude op te sporen en deze risico’s op passende wijze aan te pakken; –
de systemen voor de besteding van EU-middelen in
derde landen maken het mogelijk om relevante gegevens op te roepen om deze te
gebruiken voor het beheer van frauderisico’s (bijv. het opsporen van dubbele
financiering); –
indien nodig kunnen op netwerken gebaseerde groepen
worden opgericht en passende IT-instrumenten worden ontwikkeld die specifiek
zijn gericht op de analyse van fraudegevallen in de context van de externe
hulpverlening. 2.4. Kostenraming
en voordelen van de controles Voor
de EuropeAid-portefeuille als geheel bedragen de geraamde totale kosten van het
intern toezicht en beheer jaarlijks gemiddeld 658 miljoen euro aan
vastleggingen in de begrotingsplanning 2014-2020. Onder dit bedrag valt ook het
beheer van het EOF, waarvan de werking geïntegreerd is met de beheerstructuur
van EuropeAid. Deze ‘niet-operationele’ kosten maken rond 6,4% uit van het
geraamde jaarlijkse gemiddelde van 10,2 miljard EUR aan totale vastleggingen
(operationele en administratieve) dat door EuropeAid is ingepland in de uit de
algemene begroting van de EU en het Europees Ontwikkelingsfonds gefinancierde
portefeuille van EuropeAid voor de periode 2014-2020. Bij
de raming van deze beheerkosten is rekening gehouden met het voltallige
personeel van EuropeAid op het hoofdkantoor en bij de delegaties, de
infrastructuur, reizen, scholing, monitoring, evaluatie en auditcontracten (met
inbegrip van audits in opdracht van de begunstigden). EuropeAid
is van plan om de ratio van beheers- en operationele kosten op termijn aan te
passen aan de verbeterde en vereenvoudigde regelingen van de nieuwe
instrumenten en de wijzigingen die waarschijnlijk zullen worden aangebracht in
het nieuwe Financieel Reglement. De grootste voordelen van deze beheerskosten
hebben betrekking op het behalen van de beleidsdoelstellingen, doeltreffend en
doelmatig gebruik van de middelen en het toepassen van degelijke, rendabele
preventieve maatregelen en andere controles om ervoor te zorgen dat de middelen
op legale en rechtmatige wijze worden gebruikt. Hoewel
verdere inspanningen worden ondernomen ter verbetering van de aard en de
doelgerichtheid van de beheeractiviteiten en nalevingscontroles ten opzichte
van de portefeuille, zijn deze kosten over het algemeen onvermijdelijk wil men
de doelstellingen van de instrumenten met een minimaal risico van niet-naleving
(een restrisico van minder dan 2%) effectief en efficiënt verwezenlijken. Dit
risico is duidelijk lager dan het zou zijn indien de interne controles op dit
door grote risico’s gekenmerkte gebied zouden worden gestaakt of beperkt. 3. GERAAMDE FINANCIËLE
GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF Noot: De Mededeling van de Commissie aan het
Europees Parlement en de Raad: “Opstelling van het meerjarig financieel kader
betreffende de financiering van de EU-samenwerking met de landen van Afrika,
het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de LGO voor de periode 2014-2020
(Elfde Europees Ontwikkelingsfonds)” omvatte ook de voorgestelde financiële
toewijzing voor de LGO in het kader van het elfde EOF. Daarom werd een vereenvoudigd financieel
memorandum voorbereid, “Evaluatie van de gevolgen van het elfde EOF op rubriek
V” (COM(2011) 837 definitief van 7.12.2011). [1] Groenland
(’s werelds grootste eiland) en Brits Antarctica, respectievelijk 2,2 miljoen
en 1,7 miljoen km², niet meegerekend. [2] Mededeling
COM(2010) 2020 definitief van 3 maart 2010: “EUROPA 2020. Een strategie voor
slimme, duurzame en inclusieve groei”. [3] COM(2010)
2020 van 3 maart 2010. [4] COM(2008)
383 van 25 juni 2008. [5] Conclusies
van de Raad 17801/09 van 22 december 2009. [6] Zie: http://www.octassociation.org/Visual%20Identity%20and%20Publications/Reports/joint%20position%20280211.pdf [7] In juli
2008 werd op Réunion een conferentie gehouden onder de titel “De Europese Unie
en haar overzeese entiteiten: strategieën ter bestrijding van
klimaatverandering en verlies van biodiversiteit”. Aan die conferentie werd
deelgenomen door vertegenwoordigers van de Europese Commissie, het Europees
Parlement, overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties van de LGO,
de ultraperifere gebieden van de EU en lidstaten van de EU. [8] ECO
Consult et al., Region Level Evaluation: Overseas Countries and
Territories (OCT), contractnummer EVA 2004/geo-acp, eindverslag, juli 2011. [9] COM(2011)
837 van 7 december 2011. [10] PB L 314
van 30.11.2001, blz. 1. [11] Documentnummer
van de Raad: 17801/09. [12] COM(2009)
623 definitief. [13] Verordening
(EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de
toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties vanaf 1 januari 2009
en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 552/97 en (EG)
nr. 1933/2006 en de Verordeningen (EG) nr. 1100/2006 en (EG)
nr. 964/2007 van de Commissie (PB L 211 van 6.8.2008, blz. 1). [14] PB L 39
van 16.2.1993, blz. 1. [15] PB L 190
van 12.7.2006, blz. 1. [16] PB L 244
van 14.9.2001, blz. 19. [17] PB L 185
van 17.7.1999, blz. 1. [18] PB L 332
van 28.12.2000, blz. 81. [19] PB L 292
van 15.11.1996, blz. 2. [20] Artikelen
11 en 12 van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 (PB L
211 van 6.8.2008, blz. 1). [21] Artikel 6
van Verordening (EG) nr. 732/2008. Materialen die vrij van rechten kunnen
worden ingevoerd op grond van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame
ontwikkeling en goed bestuur van de artikelen 7 tot 10 van dezelfde Verordening
van de Raad, maar niet in het kader van de algemene regeling van artikel 6 van
dezelfde Verordening van de Raad, vallen niet onder deze bepaling. [22] PB L 211
van 6.8.2008, blz. 1. [23] PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. [24] Zie
aanvullende aantekening 4 b) op hoofdstuk 27 van de
gecombineerde nomenclatuur. [25] Zie
aanvullende aantekening 4 b) op hoofdstuk 27 van de
gecombineerde nomenclatuur. [26] Zie
aantekening 4.2. [27] Zie
aantekening 4.2. [28] Zie
aantekening 4.2. [29] Zie
aantekening 4.2. [30] Zie
aantekening 4.2. [31] Zie aantekening
4.2. [32] Zie
aantekening 4.2. [33] Zie
aantekening 4.2. [34] Zie
aantekening 4.2. [35] Zie
aantekening 4.2. [36] Zie
aantekening 4.2. [37] Zie
aantekening 4.2. [38] Zie
aantekening 4.2. [39] Zie
aantekening 4.2. [40] Zie
aantekening 4.2. [41] Zie de
aantekeningen 8.1 en 8.3 voor de bijzondere voorwaarden in verband met “specifieke
behandelingen”. [42] Zie de
aantekeningen 8.2 voor de bijzondere voorwaarden in verband met “specifieke
behandelingen”. [43] Zie de
aantekeningen 8.2 voor de bijzondere voorwaarden in verband met “specifieke
behandelingen”. [44] Zie de
aantekeningen 8.2 voor de bijzondere voorwaarden in verband met “specifieke
behandelingen”. [45] Zie de
aantekeningen 8.1 en 8.3 voor de bijzondere voorwaarden in verband met “specifieke
behandelingen”. [46] Voor
producten die enerzijds bestaan uit materialen van de posten 3901 tot en met
3906 en anderzijds uit materialen van de posten 3907 tot en met 3911, geldt
deze beperking alleen voor de groep materialen met het hoogste
gewichtspercentage in het product. [47] Zie
aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een
mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd. [48] Zie
aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een
mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd. [49] Zie
aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een
mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd. [50] Zie
aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een
mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd. [51] Zie
aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een
mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd. [52] Zie
aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een
mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd. [53] Zie
aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een
mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd. [54] Zie
aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een
mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd. [55] Zie aantekening
6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [56] Zie
aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een
mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd. [57] Zie aantekening
6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [58] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [59] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [60] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [61] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [62] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [63] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [64] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [65] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [66] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [67] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [68] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [69] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [70] Dit materiaal kan
slechts worden gebruikt bij de vervaardiging van weefsels van de soort gebruikt
voor papiermachines. [71] Dit materiaal kan
slechts worden gebruikt bij de vervaardiging van weefsels van de soort gebruikt
voor papiermachines. [72] Dit materiaal kan
slechts worden gebruikt bij de vervaardiging van weefsels van de soort gebruikt
voor papiermachines. [73] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [74] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [75] Zie aantekening 7. [76] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [77] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [78] Zie aantekening 7. [79] Zie aantekening 7. [80] Zie aantekening 7. [81] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [82] Zie aantekening 7. [83] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [84] Zie aantekening 7. [85] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [86] Zie
aantekening 7. [87] Zie
aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een
mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd. [88] Zie
aantekening 7. [89] Zie
aantekening 7. [90] Zie
aantekening 7. [91] Zie
aantekening 7. [92] Zie aantekening 6 voor
bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een mengsel van
textielstoffen zijn vervaardigd. [93] Zie
aantekening 7. [94] Zie
aantekening 7. [95] Zie
aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een
mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd. [96] Zie
aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden in verband met producten die uit een
mengsel van textielstoffen zijn vervaardigd. [97] Zie
aantekening 7. [98] SEMII
Semiconductor Equipment and Materials Institute Incorporated. [99] PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1. [100] ABM:
Activity Based Management – ABB: Activity Based Budgeting. [101] In de zin
van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel
Reglement. [102] Nadere
gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement
zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html (in het Engels en het Frans). [103] In de zin
van artikel 185 van het Financieel Reglement.