This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0156
Proposal for a COUNCIL DECISION on the position to be taken on behalf of the European Union within the Stabilisation and Association Council established by the Stabilisation and Association Agreement between the European Communities and their Member States, of the one part, and the Republic of Montenegro, of the other part, with regard to the provisions on the coordination of social security systems
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt met betrekking tot de bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat de Europese Unie zal innemen in de Stabilisatie- en Associatieraad die is opgericht bij de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds,
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt met betrekking tot de bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat de Europese Unie zal innemen in de Stabilisatie- en Associatieraad die is opgericht bij de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds,
/* COM/2012/0156 final - 2012/0078 (NLE) */
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt met betrekking tot de bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat de Europese Unie zal innemen in de Stabilisatie- en Associatieraad die is opgericht bij de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, /* COM/2012/0156 final - 2012/0078 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Motivering en doel van het voorstel Overeenkomstig artikel 51 van de Stabilisatie-
en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten,
enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds[1] (hierna
"de overeenkomst"), worden bij besluit van de Stabilisatie- en
Associatieraad de nodige bepalingen vastgesteld om de in dat artikel aangegeven
beginselen van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels te
verwezenlijken. Algemene context Artikel 51 van de overeenkomst met Montenegro
bevat bepalingen betreffende een beperkte coördinatie tussen de
socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Montenegro. Om de in artikel 51
vervatte beginselen ten uitvoer te leggen, is een besluit van de bij de
overeenkomst opgerichte Stabilisatie- en Associatieraad nodig. Een aantal andere overeenkomsten met derde
landen bevat soortgelijke bepalingen betreffende de coördinatie van de
socialezekerheidsstelsels. Dit voorstel maakt deel uit van een pakket soortgelijke
voorstellen betreffende de overeenkomsten met Albanië, San Marino en Turkije.
Een eerste pakket met vergelijkbare voorstellen met betrekking tot Algerije,
Marokko, Tunesië, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
(FYROM) en Israël is in oktober 2010 aangenomen door de Raad[2]. Om het namens de Unie in de Stabilisatie- en
Associatieraad in te nemen standpunt vast te stellen, is een besluit van de
Raad nodig. Bestaande bepalingen op het door het
voorstel bestreken gebied De socialezekerheidsstelsels van de lidstaten
worden op het niveau van de Europese Unie gecoördineerd door Verordening (EG)
nr. 883/2004[3]
en toepassingsverordening (EG) nr. 987/2009[4]. Verordening (EU) nr. 1231/2010[5] van de
Raad breidt de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening
(EG) nr. 987/2009 uit tot onderdanen van derde landen die enkel door hun
nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen. Het in artikel 51,
lid 1, onder a), van de overeenkomst met Montenegro vervatte beginsel
dat tijdvakken van verzekering die Montenegrijnse werknemers in de
verschillende lidstaten hebben vervuld, worden samengeteld met betrekking tot
het recht op bepaalde prestaties, is reeds in deze verordening vervat. Samenhang met andere beleidsgebieden en
doelstellingen van de Unie Een van de doelstellingen van de stabilisatie-
en associatieovereenkomst met Montenegro is het ondersteunen van de
inspanningen van Montenegro om de economische en internationale samenwerking te
ontwikkelen. De overeenkomst is een stap op weg naar de voorbereiding van
Montenegro op toetreding tot de EU. De tenuitvoerlegging van de bepalingen
inzake coördinatie van sociale zekerheid in artikel 51 van de overeenkomst
tussen de EU en Montenegro zal de bijzondere betrekkingen met Montenegro, zoals
bedoeld in artikel 8 VEU, verbeteren. 2. RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING Raadpleging van belanghebbende partijen Het voorstel voor beperkte coördinatie tussen
de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Montenegro volgt hetzelfde
model als het pakket van zes ontwerpbesluiten van associatieraden en
stabilisatie- en associatieraden met betrekking tot Algerije, Marokko, Tunesië,
Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM) en Israël;
het standpunt van de Europese Unie terzake is door de Raad vastgelegd in
oktober 2010. Binnen de Raad is in 2010 in detail onderhandeld over de inhoud
van deze besluiten. Voorafgaande aan deze onderhandelingen heeft een intensieve
discussie met alle lidstaten plaatsgevonden in de Administratieve Commissie
voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid Er behoefde geen beroep te worden gedaan op
externe deskundigheid. Effectbeoordeling Artikel 51 van de overeenkomst met Montenegro
bevat de beginselen voor een beperkte coördinatie tussen de
socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Montenegro. Een aantal andere
overeenkomsten met derde landen bevat soortgelijke bepalingen betreffende de
coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Krachtens al deze overeenkomsten
is een besluit van de uit hoofde van deze overeenkomsten opgerichte lichamen
nodig om de coördinatiebeginselen in praktijk te brengen. De artikelen betreffende sociale zekerheid in
deze overeenkomsten beogen werknemers uit het geassocieerde land in kwestie
recht te geven op bepaalde socialezekerheidsprestaties op grond van de
wetgeving van de lidstaat of lidstaten die op hen van toepassing is of is
geweest. Op basis van wederkerigheid geldt dit ook voor EU-onderdanen die in
het geassocieerde land werken. Het feit dat de bepalingen in het huidige
pakket voorstellen met betrekking tot de vier geassocieerde landen (Albanië,
Montenegro, San Marino en Turkije) vrijwel identiek zijn – en ook vrijwel
identiek aan het eerste pakket van zes besluiten met betrekking tot Algerije,
Marokko, Tunesië, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
(FYROM) en Israël die de Raad in oktober 2010 heeft aangenomen – zal de
toepassing van deze bepalingen door de nationale socialezekerheidsorganen
vergemakkelijken. De toepassing van deze voorstellen kan enige financiële
gevolgen hebben voor de nationale socialezekerheidsorganen. Zo moeten zij
bijvoorbeeld de in artikel 51 van de overeenkomst met Montenegro vermelde
prestaties verstrekken. Dit artikel betreft echter alleen personen die
overeenkomstig de nationale wetgeving aan het nationale
socialezekerheidsstelsel van het land in kwestie bijdragen of hebben
bijgedragen. Het is in ieder geval moeilijk om het effect van deze voorstellen
op de nationale socialezekerheidsstelsels precies in te schatten. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL Samenvatting van de voorgestelde
maatregel(en) Dit voorstel omvat een besluit van de Raad
betreffende het namens de Unie in te nemen standpunt in de stabilisatie- en
associatieraad die is opgericht bij de overeenkomst met Montenegro en, in
bijlage, een ontwerpbesluit van de stabilisatie- en associatieraad op het
gebied van de sociale zekerheid. Met het voorgestelde besluit van de
stabilisatie- en associatieraad wordt voldaan aan artikel 51 van de
overeenkomst met Montenegro, dat bepaalt dat een dergelijk besluit nodig is om
de in dat artikel vervatte beginselen inzake sociale zekerheid toe te passen.
Daartoe bevat het besluit uitvoeringsbepalingen voor de bepalingen van artikel
51 van de overeenkomst met Montenegro die niet reeds onder Verordening (EU) nr.
1231/2010 vallen. Bovendien zorgt het voorgestelde besluit van
de stabilisatie- en associatieraad er ook voor dat de bepalingen betreffende de
export van uitkeringen en de toekenning van gezinsbijslagen op basis van
wederkerigheid ook van toepassing zijn op EU-werknemers die legaal in
Montenegro werken en op hun gezinsleden die legaal in Montenegro wonen. Rechtsgrondslag Artikel 218, lid 9, in samenhang met artikel
79, lid 2, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie. Dit betekent dat Denemarken niet zal deelnemen aan de vaststelling van
dit besluit. Ierland en het Verenigd Koninkrijk zullen evenmin deelnemen aan de
vaststelling van dit besluit, tenzij zij te kennen geven deel te willen nemen
aan de vaststelling en toepassing ervan. Het feit dat deze landen niet
deelnemen aan het besluit van de Raad sluit echter hun deelname aan het besluit
van de stabilisatie- en associatieraad niet uit. Subsidiariteitsbeginsel De overeenkomst met Montenegro voorziet in
beginselen inzake de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels die door alle
lidstaten gelijkelijk moeten worden toegepast. De tenuitvoerlegging van deze
beginselen dient daarom onderworpen te zijn aan uniforme voorwaarden, die beter
op het niveau van de Unie geregeld kunnen worden. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in
overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De lidstaten blijven als enige bevoegd voor de
vaststelling, de organisatie en de financiering van hun nationale
socialezekerheidsregelingen. Het voorstel beoogt alleen de coördinatie van
de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Montenegro tot op zekere
hoogte te organiseren, wat de burgers van deze landen ten goede komt. Bovendien
doet dit besluit geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien
uit bilaterale overeenkomsten inzake sociale zekerheid tussen de lidstaten en
Montenegro indien deze overeenkomsten in een gunstigere behandeling van de
betrokkenen voorzien. Het voorstel beperkt de financiële en
administratieve lasten tot een minimum, aangezien het deel uitmaakt van een
pakket soortgelijke voorstellen die voor een uniforme toepassing van de
bepalingen betreffende sociale zekerheid in de associatieovereenkomsten met
derde landen zorgen. Keuze van instrumenten Voorgesteld(e) instrument(en): Besluit van de
Raad (met in bijlage een ontwerpbesluit van de stabilisatie- en
associatieraad). Andere instrumenten zouden om de volgende
reden ongeschikt zijn. Er is geen alternatief voor de voorgestelde
maatregel. Artikel 51 van de overeenkomst vereist een besluit van de
desbetreffende stabilisatie- en associatieraad. Artikel 218, lid 9, van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet in een besluit van
de Raad voor het bepalen van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen
in een lichaam dat is opgericht uit hoofde van een overeenkomst, wanneer dat
lichaam besluiten dient te nemen met rechtsgevolgen. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel heeft geen gevolgen voor de
begroting van de Europese Unie. 5. OPTIONELE ELEMENTEN Vereenvoudiging Het voorstel zal leiden tot vereenvoudiging van de administratieve procedures voor nationale overheidsinstanties en private partijen. De bepalingen van het voorstel betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels wat Montenegrijnse onderdanen betreft, zijn vrijwel identiek met die betreffende onderdanen van de andere geassocieerde landen. Dit zorgt voor eenvoudigere procedures en minder administratieve lasten voor de nationale socialezekerheidsorganen. Personen waarop het voorstel van toepassing is, worden niet geconfronteerd met uiteenlopende nationale bepalingen betreffende de in artikel 51 van de overeenkomst met Montenegro vervatte beginselen inzake sociale zekerheid en kunnen zich in de Unie verlaten op uniforme bepalingen. Nadere uitleg van het voorstel A. Besluit van de Raad betreffende het
standpunt met betrekking tot de bepalingen voor de coördinatie van
socialezekerheidsstelsels dat de Europese Unie zal innemen in de stabilisatie-
en associatieraad die is opgericht bij de stabilisatie- en
associatieovereenkomst met Montenegro. Artikel 1 Dit artikel betreft de goedkeuring van het standpunt
van de EU in de stabilisatie- en associatieraad EU-Montenegro. B. Bijgaand ontwerpbesluit van de
stabilisatie- en associatieraad betreffende de in de overeenkomst vervatte
bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels Deel I: Algemene bepalingen Artikel 1 Ten behoeve van de toepassing van de wetgeving
van de lidstaten en Montenegro worden in dit artikel de termen
"overeenkomst", "verordening",
"toepassingsverordening", "lidstaat",
"werknemer", "gezinslid", "wetgeving",
"prestaties" en "exporteerbare uitkeringen" gedefinieerd.
Voor de betekenis van de overige termen in het bijgaande besluit wordt naar de
verordening en de toepassingsverordening verwezen. Artikel 2 In dit artikel wordt de personele
werkingssfeer van het bijgaande besluit omschreven, in overeenstemming met de
formulering van artikel 51 van de overeenkomst met Montenegro. Artikel 3 Dit artikel voorziet in niet-discriminerende
behandeling van alle onder de overeenkomst vallende personen, wat de daaronder
vallende socialezekerheidsprestaties betreft. Deel II Betrekkingen tussen de lidstaten en Montenegro Dit deel van het bijgaande ontwerpbesluit
betreft de in artikel 51, lid 1, onder b), van de overeenkomst met Montenegro
vervatte beginselen en het in artikel 51, lid 2, vervatte
wederkerigheidsbeginsel met betrekking tot EU-onderdanen en hun gezinsleden. Artikel 4 Dit artikel betreft het in artikel 51, lid 1,
onder b), van de overeenkomst met Montenegro vervatte beginsel van export van
uitkeringen en verduidelijkt dat dit beginsel beperkt blijft tot de prestaties
in artikel 1, lid 1, onder i), van het bijgaande besluit, waarin de in dat lid
bedoelde prestaties worden opgesomd. Deel III Diverse bepalingen Artikel 5 Dit artikel bevat algemene bepalingen
betreffende de samenwerking tussen de lidstaten en hun organen enerzijds en
Montenegro en de Montenegrijnse organen anderzijds, en tussen de betrokken
begunstigden en organen. Deze bepalingen zijn vergelijkbaar met die van artikel
76, lid 3, lid 4, eerste en derde alinea, en lid 5, van Verordening (EG) nr.
883/2004. Artikel 6 Dit artikel bevat soortgelijke procedures voor
administratieve en medische controles als artikel 87 van Verordening (EG) nr.
987/2009. Bovendien voorziet het in de mogelijkheid om ter zake andere
uitvoeringsbepalingen vast te stellen. Artikel 7 Dit artikel verwijst naar de mogelijkheid
gebruik te maken van de in de overeenkomst vastgelegde procedure voor de
beslechting van geschillen. Artikel 8 Dit artikel verwijst naar bijlage II bij het
bijgaande besluit. Deze bijlage II is een soortgelijke bijlage als bijlage XI
bij Verordening (EG) nr. 883/2004, en is nodig om de nodige bijzondere
bepalingen vast te stellen voor de toepassing van de Montenegrijnse wetgeving
op het bijgaande besluit. Artikel 9 Dit artikel maakt het mogelijk dat
administratieve procedures uit hoofde van bestaande overeenkomsten tussen een
lidstaat en Montenegro onder bepaalde voorwaarden van toepassing blijven. Artikel 10 Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om
aanvullende administratieve overeenkomsten te sluiten. Artikel 11 De overgangsbepalingen waarin dit artikel
voorziet, zijn vergelijkbaar met de overgangsbepalingen in artikel 87, leden 1,
3, 4, 6 en 7, van Verordening (EG) nr. 883/2004. Artikel 12 Dit artikel verduidelijkt de juridische status
van de bijlagen bij het bijgaande besluit en de procedures voor wijziging
ervan. Artikel 13 Dit artikel verduidelijkt de datum van
inwerkingtreding van het bijgaande besluit. 2012/0078 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt met betrekking tot
de bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat de
Europese Unie zal innemen in de Stabilisatie- en Associatieraad die is
opgericht bij de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen
en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 2, onder b), in
samenhang met artikel 218, lid 9, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Artikel 51 van de
Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en
hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds[6] (hierna
"de overeenkomst"), bepaalt dat bij besluit van de stabilisatie- en
associatieraad de nodige bepalingen vastgesteld worden om de in dat artikel
aangegeven beginselen te verwezenlijken. (2) Overeenkomstig artikel 3 van
Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland
ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, [heeft] [hebben] [Ierland] [en] [het Verenigd Koninkrijk] bij
schrijven van […] te kennen gegeven dat [het] [zij] aan de vaststelling en
toepassing van dit besluit [wenst] [wensen] deel te nemen. (3) Overeenkomstig de
artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van
het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en
onverminderd artikel 4 van dat protocol, [neemt] [nemen] [het Verenigd
Koninkrijk] [en] [Ierland] niet deel aan de vaststelling van deze verordening,
die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in [het Verenigd
Koninkrijk] [en] [Ierland]. (4) Overeenkomstig de artikelen 1
en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit
besluit, dat bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze
lidstaat. HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1 Het standpunt met betrekking tot de
tenuitvoerlegging van artikel 51 van de overeenkomst dat de Europese Unie zal
innemen in de stabilisatie- en associatieraad die is opgericht bij de
stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en
hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, zal gebaseerd
zijn op het ontwerpbesluit van de stabilisatie- en associatieraad dat als
bijlage bij dit besluit is gevoegd. Minder belangrijke wijzigingen van het
ontwerpbesluit kunnen door de vertegenwoordigers van de Unie in de
stabilisatie- en associatieraad worden goedgekeurd zonder dat daarvoor een
nieuw besluit van de Raad vereist is. Artikel 2 Het besluit van de stabilisatie- en
associatieraad wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese
Unie. Artikel 3 Dit besluit treedt in werking op de dag waarop
het wordt vastgesteld. Gedaan te Brussel, op Voor
de Raad De
voorzitter BIJLAGE Ontwerp BESLUIT
Nr. ../…. VAN DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD EU-MONTENEGRO van
… betreffende de in de Stabilisatie- en
associatieovereenkomst vervatte bepalingen voor de coördinatie van de
socialezekerheidsstelsels DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD, Gezien de stabilisatie- en
associatieovereenkomst waarbij een associatie tot stand is gebracht tussen de
Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek
Montenegro, anderzijds[7],
en met name op artikel 51, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Artikel 51 van de stabilisatie- en
associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten,
enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds (hierna "de
overeenkomst"), voorziet in de coördinatie van de
socialezekerheidsstelsels van Montenegro en de lidstaten en stelt de beginselen
voor deze coördinatie vast. (2)
Overeenkomstig artikel 51 van de overeenkomst stelt
de stabilisatie- en associatieraad een besluit vast ter uitvoering van de in
dat artikel genoemde beginselen. (3)
Wat de toepassing van het non-discriminatiebeginsel
betreft, kunnen, behoudens het recht op export van bepaalde prestaties, aan dit
besluit geen extra rechten worden ontleend die voortvloeien uit bepaalde feiten
of gebeurtenissen die zich op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende
partij hebben voorgedaan en die krachtens de wetgeving van de eerste
overeenkomstsluitende partij niet in aanmerking worden genomen. (4)
Bij de toepassing van dit besluit dient het recht
van Montenegrijnse werknemers op gezinsbijslagen onderworpen te zijn aan de
voorwaarde dat hun gezinsleden legaal bij de betrokken werknemer wonen in de
lidstaat waar deze werkt. Dit besluit houdt geen recht op gezinsuitkeringen in
voor gezinsleden die in een ander land, bijvoorbeeld Montenegro, wonen. (5)
De bepalingen van Verordening (EG)
nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 zijn bij Verordening
(EU) nr. 1231/2010 van de Raad[8]
reeds uitgebreid tot onderdanen van derde landen die enkel door hun
nationaliteit nog niet onder die bepalingen vielen. Het in artikel 51, lid 1,
onder a), van de overeenkomst met Montenegro vervatte beginsel dat tijdvakken
van verzekering die Montenegrijnse werknemers in de verschillende lidstaten
hebben vervuld, worden samengeteld met betrekking tot het recht op bepaalde
prestaties, is reeds in verordening (EU) nr. 1231/2010 vervat. (6)
Om de toepassing van de coördinatievoorschriften te
vergemakkelijken, kan het nodig zijn bijzondere bepalingen vast te stellen die
in overeenstemming zijn met de specifieke kenmerken van de Montenegrijnse wetgeving. (7)
Om de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
van de lidstaten en Montenegro soepel te laten functioneren, moeten specifieke
bepalingen worden vastgesteld betreffende de samenwerking tussen de lidstaten
en Montenegro en tussen de betrokkene en het orgaan van het bevoegde land. (8)
Om de personen op wie dit besluit van toepassing
is, te beschermen en om te voorkomen dat zij door de inwerkingtreding van dit
besluit rechten verliezen, moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: DEEL I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Definities 1. In dit besluit wordt verstaan
onder: a) "overeenkomst": de
stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en
hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds; b) "verordening": Verordening
(EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004
betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels[9] die van
toepassing is in de lidstaten van de Europese Unie; c) "toepassingsverordening":
Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van
16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van
Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de
socialezekerheidsstelsels[10]; d) "lidstaat": een lidstaat
van de Europese Unie; e) "werknemer": i) voor
de toepassing van de wetgeving van een lidstaat: een persoon die een
werkzaamheid in loondienst verricht in de zin van artikel 1, onder a), van de
verordening; ii) voor
de toepassing van de wetgeving van Montenegro: een persoon die een werkzaamheid
in loondienst verricht in de zin van die wetgeving; f) "gezinslid": i) voor de
toepassing van de wetgeving van een lidstaat: een gezinslid in de zin van
artikel 1, onder i), van de verordening; ii) voor de
toepassing van de wetgeving van Montenegro: een gezinslid in de zin van die
wetgeving; g) "wetgeving": i) met
betrekking tot de lidstaten: wetgeving in de zin van artikel 1, lid 1, van de
verordening die van toepassing is op de prestaties die onder dit besluit
vallen; ii) met
betrekking tot Montenegro: de relevante wetgeving die in Montenegro van
toepassing is op de prestaties die onder dit besluit vallen; h) "prestaties": –
ouderdomspensioenen, –
nabestaandenpensioenen, –
prestaties in verband met arbeidsongevallen en
beroepsziekten, –
invaliditeitspensioenen in verband met
arbeidsongevallen en beroepsziekten, –
gezinsbijslagen. i) "exporteerbare
uitkeringen": i) met
betrekking tot de lidstaten: –
ouderdomspensioenen, –
nabestaandenpensioenen, –
uitkeringen in verband met arbeidsongevallen en
beroepsziekten, –
invaliditeitspensioenen in verband met
arbeidsongevallen en beroepsziekten, in de zin van de verordening, met uitzondering van
bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling betaling berustende uitkeringen
als vermeld in bijlage X bij de verordening; ii) met betrekking tot Montenegro: de
overeenkomstige prestaties op grond van de Montenegrijnse wetgeving, met
uitzondering van bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling betaling
berustende uitkeringen als vermeld in bijlage I bij dit besluit; 2. De overige in dit besluit
gebruikte termen worden verstaan volgens de definities: a) met betrekking tot de lidstaten: in
de verordening en de toepassingsverordening; b) met betrekking tot Montenegro: in de
relevante wetgeving die in Montenegro van toepassing is. Artikel 2 Personele
werkingssfeer Dit besluit is van toepassing op: a) werknemers die Montenegrijns
onderdaan zijn en legaal werken of legaal hebben gewerkt op het grondgebied van
een lidstaat en op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is
of geweest is, en hun nabestaanden; b) de gezinsleden van de onder a)
bedoelde werknemers, mits zij legaal bij de betrokken werknemer wonen of
gewoond hebben terwijl deze werkzaam is of was in een lidstaat; c) werknemers die onderdaan van een
lidstaat zijn en legaal werken of legaal hebben gewerkt op het grondgebied van
Montenegro en op wie de Montenegrijnse wetgeving van toepassing is of geweest
is, en hun nabestaanden; en tevens d) de gezinsleden van de onder c)
bedoelde werknemers, mits zij legaal bij de betrokken werknemer wonen of
gewoond hebben terwijl deze werkzaam is of was in Montenegro. Artikel 3 Gelijke behandeling 1. Werknemers die Montenegrijns
onderdaan zijn en legaal in een lidstaat werken, en hun gezinsleden die legaal
bij hen wonen, worden, wat de prestaties in de zin van artikel 1, lid 1, onder
h), betreft, niet op grond van hun nationaliteit gediscrimineerd ten opzichte
van de onderdanen van de lidstaten waar zij werken. 2. Werknemers die onderdaan van
een lidstaat zijn en legaal in Montenegro werken, en hun gezinsleden die legaal
bij hen wonen, worden, wat de prestaties in de zin van artikel 1,
lid 1, onder h), betreft, niet op grond van hun nationaliteit
gediscrimineerd ten opzichte van Montenegrijnse onderdanen. Deel II BETREKKINGEN
TUSSEN DE LIDSTATEN EN MONTENEGRO Artikel 4 Opheffing van
woonplaatsvereisten 1. Exporteerbare prestaties in de zin van artikel 1, lid 1,
onder i) waarop de in artikel 2, onder a) en c), bedoelde personen recht
hebben, kunnen niet worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of
verbeurd verklaard op grond van het feit dat de begunstigde i) wat een
prestatie op grond van wetgeving van een lidstaat betreft, op het grondgebied
van Montenegro woont, of ii) wat
een prestatie op grond van de Montenegrijnse wetgeving betreft, op het
grondgebied van een lidstaat woont. 2. Gezinsleden van een werknemer
als bedoeld in artikel 2, onder b), hebben recht op exporteerbare
uitkeringen in de zin van artikel 1, lid 1, onder i)i), op dezelfde wijze als
de gezinsleden van een werknemer die onderdaan van de betreffende lidstaat is,
als die gezinsleden op het grondgebied van Montenegro wonen. 3. Gezinsleden van een werknemer
als bedoeld in artikel 2, onder d), hebben recht op exporteerbare uitkeringen
in de zin van artikel 1, lid 1, onder i)ii), op dezelfde wijze als de
gezinsleden van een werknemer die Montenegrijns onderdaan is, als die
gezinsleden op het grondgebied van een lidstaat wonen. DEEL III DIVERSE
BEPALINGEN Artikel 5 Samenwerking 1. De lidstaten en Montenegro verstrekken elkaar alle
informatie over de wijzigingen in hun wetgeving die van invloed kunnen zijn op
de uitvoering van dit besluit. 2. Bij de toepassing van dit besluit zijn de autoriteiten en
organen van de lidstaten en Montenegro elkaar behulpzaam als betrof het de
toepassing van hun eigen wetgeving. De wederzijdse administratieve bijstand van
genoemde autoriteiten en organen is in principe kosteloos. De bevoegde
autoriteiten van de lidstaten en Montenegro kunnen evenwel overeenkomen om
bepaalde kosten te vergoeden. 3. Voor de toepassing van dit
besluit kunnen de autoriteiten en de organen van de lidstaten en Montenegro
zich rechtstreeks met elkaar en met de betrokkenen of hun gemachtigden in
verbinding stellen. 4. Met het oog op de correcte
toepassing van dit besluit dienen de organen en personen die onder deze
verordening vallen, elkaar wederzijds inlichtingen te verstrekken en samen te
werken. 5. De betrokken personen moeten
de organen van de bevoegde lidstaat of, indien Montenegro het bevoegde land is,
van Montenegro, en de organen van de lidstaat van verblijf of, indien
Montenegro het land van verblijf is, van Montenegro, zo spoedig mogelijk in
kennis stellen van veranderingen in hun persoonlijke of gezinssituatie die
gevolgen hebben voor hun recht op prestaties op grond van dit besluit. 6. Indien niet voldaan wordt aan
de informatieplicht als bedoeld in lid 5, kunnen overeenkomstig het
nationale recht evenredige maatregelen worden getroffen. Deze maatregelen zijn
echter gelijkwaardig aan de maatregelen die in soortgelijke, onder het
nationale recht vallende situaties van toepassing zijn en mogen in de praktijk
de uitoefening van de bij dit besluit aan de betrokkenen verleende rechten niet
onmogelijk of uiterst moeilijk maken. 7. De lidstaten en Montenegro
kunnen nationale bepalingen vaststellen die voorwaarden bevatten om na te gaan
of iemand voor prestaties in aanmerking komt, teneinde in aanmerking te nemen
dat de begunstigden verblijven of wonen buiten het grondgebied van de staat
waar het debiteurorgaan zich bevindt. Dergelijke bepalingen zijn proportioneel,
vrij van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit, en in
overeenstemming met de beginselen van dit besluit. Dergelijke bepalingen worden
meegedeeld aan de stabilisatie- en associatieraad Artikel 6 Administratieve
controles en geneeskundige onderzoeken 1. Dit artikel is van toepassing
op de in artikel 2 bedoelde personen die exporteerbare prestaties als bedoeld
in artikel 1, lid 1, onder i), ontvangen, alsmede op de organen die belast zijn
met de uitvoering van dit besluit. 2. Indien een ontvanger of
aanvrager van prestaties, dan wel een lid van diens gezin, op het grondgebied
van een lidstaat woont of verblijft terwijl het debiteurorgaan zich in
Montenegro bevindt, of in Montenegro terwijl het debiteurorgaan zich in een
lidstaat bevindt, wordt het geneeskundig onderzoek op verzoek van laatstgenoemd
orgaan verricht door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de
begunstigde, volgens de procedures die zijn vastgelegd in de door dit orgaan
toegepaste wetgeving. Het debiteurorgaan stelt het
orgaan van de woon- of verblijfplaats in kennis van eventuele speciale
vereisten waaraan moet worden voldaan en van de specifieke aspecten waaraan in
het geneeskundig onderzoek aandacht moet worden besteed. Het orgaan van de woon- of
verblijfplaats doet aan het debiteurorgaan dat om het geneeskundig onderzoek
heeft verzocht, een rapport toekomen. Het debiteurorgaan behoudt
echter het recht om de begunstigde te laten onderzoeken door een arts van zijn
keuze, hetzij in het land waar de aanvrager of de ontvanger van en uitkering
woont of verblijft, hetzij in het land waar het debiteurorgaan zich bevindt. De
begunstigde kan echter alleen worden verzocht zich naar de lidstaat van het
debiteurorgaan te begeven indien hij in staat is de reis te ondernemen zonder
dat dit zijn gezondheid schaadt en mits reis- en verblijfkosten voor rekening
komen van het debiteurorgaan. 3. Indien een ontvanger of
aanvrager van prestaties, of een lid van diens gezin, op het grondgebied van
een lidstaat woont of verblijft terwijl het debiteurorgaan zich in Montenegro
bevindt, of in Montenegro terwijl het debiteurorgaan zich in een lidstaat
bevindt, wordt de administratieve controle op verzoek van dit orgaan
uitgeoefend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de begunstigde. Het orgaan van de woon- of
verblijfplaats doet aan het orgaan dat de uitkeringen verschuldigd is en om de
administratieve controle heeft verzocht, een rapport toekomen. Het debiteurorgaan behoudt
zich het recht voor de begunstigde door een arts van zijn keuze te laten
onderzoeken. De begunstigde kan echter alleen worden verzocht zich naar de
lidstaat van het debiteurorgaan te begeven indien hij in staat is de reis te
ondernemen zonder dat dit zijn gezondheid schaadt en mits reis- en
verblijfkosten voor rekening komen van het debiteurorgaan. 4. Een of meer lidstaten en
Montenegro kunnen andere administratieve bepalingen overeenkomen, op voorwaarde
dat zij de stabilisatie- en associatieraad daarvan op de hoogte brengen. 5. In afwijking van het in
artikel 5, lid 2, van de basisverordening neergelegde beginsel van
kosteloze wederzijdse administratieve bijstand worden de daadwerkelijke
uitgaven voor de in de leden 2 en 3 van dit artikel genoemde
controles door het debiteurorgaan dat om de controles had verzocht,
terugbetaald aan het orgaan dat werd verzocht de controles uit te voeren. Artikel 7 Toepassing van
artikel 129 van de overeenkomst Artikel 129 van de overeenkomst wordt
toegepast indien een partij van oordeel is dat de andere partij de
verplichtingen als neergelegd in de artikelen 5 en 6 niet heeft nageleefd. Artikel 8 Bijzondere
bepalingen betreffende de toepassing van de wetgeving van Montenegro Zo nodig kan de stabilisatie- en
associatieraad bijzondere bepalingen betreffende de toepassing van de wetgeving
van Montenegro opnemen in bijlage II. Artikel 9 Administratieve
procedures van bestaande bilaterale overeenkomsten De administratieve procedures die zijn vervat
in bestaande bilaterale overeenkomsten tussen een lidstaat en Montenegro kunnen
van toepassing blijven, mits deze procedures de bij dit besluit vastgestelde
rechten en verplichtingen van de betrokkenen niet nadelig beïnvloeden. Artikel 10 Overeenkomsten
ter aanvulling van de procedures voor de toepassing van dit besluit Een of meer lidstaten en Montenegro kunnen
overeenkomsten sluiten ter aanvulling van de administratieve procedures voor de
toepassing van dit besluit, in het bijzonder wat het voorkomen en bestrijden
van fraude en fouten betreft. DEEL IV OVERGANGS-
EN SLOTBEPALINGEN Artikel 11 Overgangsbepalingen 1. Aan dit besluit kunnen geen
rechten worden ontleend voor het tijdvak dat aan de inwerkingtreding
voorafgaat. 2. Onverminderd lid 1
ontstaat krachtens dit besluit ook een recht indien dit recht betrekking heeft
op een gebeurtenis die vóór de datum van inwerkingtreding heeft plaatsgevonden. 3. Prestaties die niet zijn
toegekend of zijn geschorst wegens de nationaliteit of woonplaats van de
betrokkene worden op verzoek van de betrokkene toegekend of hervat met ingang
van de datum van inwerkingtreding van dit besluit, mits de vroeger toegekende
rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend. 4. Indien het in lid 3
bedoelde verzoek binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit
besluit wordt ingediend, worden de aan dit besluit te ontlenen rechten met
ingang van die datum verkregen, zonder dat de wetgeving van een lidstaat of van
Montenegro betreffende het verval of de verjaring van rechten op de betrokkenen
kan worden toegepast. 5. Indien het in lid 3 bedoelde
verzoek na afloop van de termijn van twee jaar na de datum van inwerkingtreding
van dit besluit wordt ingediend, worden de niet vervallen of niet verjaarde
rechten verkregen met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend,
tenzij gunstigere bepalingen van de wetgeving van een lidstaat of Montenegro
van toepassing zijn. Artikel 12 Bijlagen bij
dit besluit 1. De bijlagen bij dit besluit
vormen een integrerend deel daarvan. 2. Op verzoek van Montenegro of
de Europese Unie kunnen deze bijlagen bij besluit van de stabilisatie- en
associatieraad worden gewijzigd. Artikel 13 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op de dag na de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Gedaan te Brussel, Voor de Stabilisatie- en
Associatieraad De voorzitter BIJLAGE I LIJST
VAN MONTENEGRIJNSE BIJZONDERE NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE
UITKERINGEN BIJLAGE II BIJZONDERE
BEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN MONTENEGRO [1] PB L 108
van 29.4.2010, blz. 1. [2] PB L 306
van 23.11.2010. [3] PB L 166
van 30. 4.2004, blz. 1. [4] PB L 284
van 30.10.2009, blz. 1. [5] PB L 344
van 29.12.2010, blz. 1. Verordening (EU) nr. 1231/2010 is overeenkomstig de
Protocollen nr. 21 en 22 niet bindend voor of van toepassing in Denemarken
en het Verenigd Koninkrijk. De voorafgaande Verordening (EG) nr. 859/2003 (PB L
124 van 20.5.2003, blz. 1) blijft echter bindend voor en van toepassing in het
Verenigd Koninkrijk. [6] PB L 108
van 29.4.2010, blz. 1. [7] PB L 108
van 29.4.2010, blz. 1. [8] PB L 344
van 29.12.2010, blz. 1. [9] PB L 166
van 30.4.2004, blz. 1. [10] PB L 284
van 30.10.2009, blz. 1.