Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012PC0073

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories – csd's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG

    /* COM/2012/073 final - 2012/0029 (COD) */

    52012PC0073

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories – csd's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG /* COM/2012/073 final - 2012/0029 (COD) */


    TOELICHTING

    1.           Achtergrond van het voorstel

    Centrale effectenbewaarinstellingen (csd’s) zijn systeemkritische instellingen voor de financiële markten. Elke effectentransactie op of buiten een effectenbeurs wordt gevolgd door processen die leiden tot de afwikkeling van die transactie, dat wil zeggen de levering van effecten tegen geld. Csd's zijn de voornaamste instellingen die afwikkeling mogelijk maken door de exploitatie van zogeheten effectenafwikkelingssystemen. Csd’s zorgen ook voor de initiële vastlegging en het centraal aanhouden van effectenrekeningen waarin het aantal uitgegeven effecten, de uitgevende instelling en elke wijziging in het houderschap van die effecten zijn vastgelegd.

    Csd’s spelen ook een cruciale rol voor de zekerhedenmarkt, vooral voor monetairbeleiddoeleinden. Zo loopt bijna alle verkeer van voor monetairbeleidtransacties van de centrale bank in aanmerking komende zekerheden in de EU, met name in de eurozone, via door csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen.

    Effectenafwikkelingssystemen in de EU hebben in 2010 transacties voor een waarde van bij benadering 920 biljoen euro afgewikkeld en hielden eind 2010 voor ongeveer 39 biljoen euro aan effecten aan. Er zijn meer dan 30 csd’s in de EU, gewoonlijk één in elk land, en twee ‘internationale’ (Icsd’s – Clearstream Banking Luxembourg en Euroclear Bank), een subcategorie van csd’s gespecialiseerd in de uitgifte van internationale obligaties, algemeen bekend als "eurobonds".

    Hoewel over het algemeen veilig en efficiënt binnen de nationale grenzen, coöpereren en communiceren csd’s minder veilig over de grenzen heen, hetgeen betekent dat een belegger meer risico loopt en duurder af is bij een grensoverschrijdende belegging. Zo is het aantal mislukte afwikkelingsoperaties groter voor grensoverschrijdende transacties dan voor binnenlandse en liggen de kosten van grensoverschrijdende afwikkeling tot vier keer hoger dan die van binnenlandse afwikkeling.

    Die veiligheidsproblemen zijn het gevolg van een aantal factoren, inclusief:

    · de lengte van de afwikkelingscyclus. De tijd tussen transactie en afwikkeling is in de EU niet geharmoniseerd, waardoor verstoringen ontstaan wanneer effecten grensoverschrijdend worden afgewikkeld;

    · een klein maar substantieel aantal effecten bestaat nog in papieren vorm. Deze worden afgewikkeld na een veel langere afwikkelingscyclus, waardoor het risico dat beleggers lopen verhoogt;

    · op mislukte afwikkelingsoperaties, dat wil zeggen situaties waarin een transactie niet op de voorgenomen afwikkelingsdatum is afgewikkeld, staan niet op alle markten afschrikkende straffen, en indien zij bestaan, verschillen de maatregelen inzake afwikkelingsdiscipline sterk per markt;

    · terwijl Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (finaliteitsrichtlijn[1]) verstoring van een effectenafwikkelingssysteem ten gevolge van een insolventieprocedure tegen een deelnemer aan dat systeem vermindert, pakt zij andere risico’s van het systeem of de veerkracht van de csd die het systeem exploiteert niet aan. Sommige csd’s zijn aan bijkomende krediet- en liquiditeitsrisico’s onderhevig als gevolg van het verlenen van bancaire nevendiensten bij afwikkeling;

    · koppelingsovereenkomsten tussen csd’s, hoewel als een eerste stap beschouwd naar de consolidatie van de Europese afwikkelingsmarkten, veroorzaken bij gebrek aan specifieke prudentiële regels ervoor veiligheidszorgen. Bovendien vergroten zij de vervlochtenheid van csd’s, hetgeen de invoering van een gemeenschappelijk prudentieel kader verder rechtvaardigt.

    Het gebrek aan een efficiënte eengemaakte markt voor afwikkeling veroorzaakt eveneens belangrijke problemen. Er blijven belangrijke barrières bestaan voor de Europese posttransactionele markt, zoals bijvoorbeeld de beperking van de toegang van effecten uitgevende instellingen tot csd’s, in de EU verschillende nationale vergunningsregimes en vergunningsregels voor csd’s en beperkte concurrentie tussen verschillende nationale csd’s. Deze barrières resulteren in een zeer gefragmenteerde markt. De grensoverschrijdende afwikkeling van transacties berust bijgevolg op onnodig complexe houderschaps’ketens’ waarbij vaak meerdere csd’s en meerdere andere intermediairs betrokken zijn. Dit heeft een negatieve impact op de efficiëntie, maar ook op de risico's die verbonden zijn aan grensoverschrijdende transacties.

    Deze problemen zijn belangrijk aangezien grensoverschrijdende transacties in Europa, gaande van gewone aankopen/verkopen van effecten tot zekerhedenoverdrachten, blijven toenemen en csd’s steeds meer vervlochten geraken. Deze trends zullen naar verwachting versnellen met de intrede van Target2 Securities (T2S), een door het Eurosysteem gestart project om een gemeenschappelijk platform zonder grenzen voor effectenafwikkeling in Europa aan te bieden, dat in 2015 van start zou gaan.

    Het voorliggende verordeningsvoorstel pakt deze problemen aan. De verordening voert een verplichting in om alle effecten giraal voor te stellen en ze bij csd’s vast te leggen alvorens ze op gereglementeerde platforms te verhandelen. Zij harmoniseert afwikkelingstermijnen en regimes inzake afwikkelingsdiscipline in de EU. Zij voert een op internationale normen geïnspireerd gemeenschappelijk geheel van regels in die de risico’s van de bedrijfsactiviteiten en diensten van de csd’s aanpakken. Aangezien csd’s in de EU aan identieke materiële regels onderworpen zullen zijn, zullen zij van uniforme vereisten voor vergunningverlening en een EU-wijd paspoort profiteren, die tot een opheffing van de bestaande toegangsbelemmeringen zullen bijdragen.

    De voorgestelde verordening zal bijgevolg de veiligheid in het systeem vergroten en de markt voor csd-diensten openen en bijgevolg de efficiëntie van de effectenafwikkeling verbeteren. De voorgestelde verordening zal, naast Richtlijn 2004/39/EG betreffende markten voor financiële instrumenten (MiFID)[2] voor handelplatforms en het voorstel voor een verordening inzake derivatentransacties (EMIR) voor centrale tegenpartijen (ctp’s), het reguleringskader voor effectenmarktinfrastructuren aanvullen.

    Dit initiatief heeft een breed politiek draagvlak. De ECOFIN-Raad van 2 december 2008 heeft de noodzaak benadrukt om de veiligheid en gezondheid van door csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen te versterken en was het erover eens dat er behoefte is aan EU-wetgeving om de juridische belemmeringen betreffende transactieverwerking inclusief belemmeringen voor toegang tot csd’s aan te pakken. Over de behoefte aan passende normen voor csd’s is men het internationaal ook eens. Al in 2001 hebben mondiale banken- en effectenreguleerders (CPSS-IOSCO) een geheel van aanbevelingen voor effectenafwikkelingssystemen vastgesteld. Deze zijn in 2009 middels niet-bindende richtsnoeren door Europese reguleerders (ESCB-CESR) aangepast. In oktober 2010 heeft de Raad voor financiële stabiliteit de oproep voor geactualiseerde normen voor robuustere basismarktinfrastructuren herhaald en om de herziening en verbetering van de bestaande normen gevraagd.

    2.           Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

    Voorliggend initiatief is het resultaat van een uitvoerige en continue dialoog met en raadpleging van alle belangrijke belanghebbenden, inclusief de effecten- en bankenreguleerders, de ECB en alle soorten marktdeelnemers. Er is daarbij rekening gehouden met de zienswijzen die bij een publieke raadpleging van 13 januari tot 1 maart 2011 zijn geformuleerd en de input die via een brede verzameling stakeholdersgroepen sinds de zomer van 2010 is verkregen.

    Bovendien is een externe studie over de kosten en prijzen in de posttransactionele sector bij Oxera Consulting besteld. Oxera heeft een eerste verslag in 2009 en een tweede in 2011 geleverd. Deze verslagen bevatten nuttige gegevens over de ongelijke grensoverschrijdende en binnenlandse transactieverwerkingskosten in Europa.

    In overeenstemming met haar beleid voor een betere regulering, heeft de Commissie een effectbeoordeling van beleidsalternatieven uitgevoerd. Beleidsopties zijn beoordeeld ten aanzien van de hoofddoelstellingen van vergroting van de veiligheid, efficiëntie en gelijke spelregels voor csd-diensten in Europa. De beoordeling gebeurde door de doeltreffendheid van het bereiken van de bovenstaande doelstellingen en de kostenefficiëntie van het uitvoeren van verschillende beleidsopties te bekijken.

    Het ontwerp van effectbeoordelingsverslag is op 16 mei 2011 bij de Effectbeoordelingsraad van de Commissie (IAB) ingediend, gevolgd door een herindiening van een herzien ontwerp op 8 augustus 2011. Het ontwerpverslag is aanmerkelijk verbeterd na de opmerkingen van de IAB door de versterking van de bewijsbasis voor de gevonden problemen en de analyse van verschillende beleidsopties, in het bijzonder met betrekking tot bancaire nevendiensten bij afwikkeling, en door het opnemen van een raming van de algehele voordelen en van de impact van verschillende beleidsopties op verschillende stakeholdersgroepen en een helderder en robuuster monitoring- en evaluatiekader.

    3.           Juridische elementen van het voorstel

    3.1.        Rechtsgrondslag

    Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ('VWEU'), de meest passende rechtsgrondslag op dit gebied. Het voorstel is er voornamelijk op gericht het gebrek aan veiligheid en efficiëntie van de effectenafwikkeling en de belemmeringen voor de werking van de interne markt die voortvloeien uit de uiteenlopende nationale regels voor effectenafwikkeling en de activiteiten van de csd's die effectenafwikkelingssystemen exploiteren aan te pakken door de invoering van een geheel van gemeenschappelijke regels betreffende bepaalde aspecten van de afwikkelingscyclus en afwikkelingsdiscipline alsook een geheel van gemeenschappelijke prudentiële vereisten waarmee de veerkracht van en toegang tot csd's wordt aangepakt. Bij het ontbreken van die gemeenschappelijke regels en vereisten is er een goede kans dat de op nationaal niveau genomen uiteenlopende maatregelen een rechtstreekse negatieve impact zullen hebben op de veiligheid, efficiëntie en concurrentie in de afwikkelingsmarkten in de Unie. Een verordening wordt beschouwd als het meest passende instrument om te waarborgen dat alle marktdeelnemers aan uniforme en rechtstreeks toepasselijke verplichtingen betreffende afwikkelingscyclus en afwikkelingsdiscipline onderworpen zijn en dat csd’s in de Unie aan uniforme en rechtstreeks toepasselijke prudentiële normen onderworpen zijn, die hun veerkracht en centrale rol in het aanhouden van girale systemen en in het afwikkelingsproces moeten versterken.

    Aangezien hoofddoel van de voorgestelde verordening is een aantal rechtstreeks aan de markdeelnemers opgelegde juridische verplichtingen in te voeren die onder meer bestaan in het giraal vastleggen van nagenoeg alle effecten bij een csd en een striktere termijn voor afwikkeling en aangezien csd’s verantwoordelijk zijn voor de exploitatie van effectenafwikkelingssystemen en de toepassing van maatregelen om te zorgen voor tijdige afwikkeling in de Unie, is het van essentieel belang dat alle csd’s te allen tijde aan de uniforme en stringente prudentiële vereisten voldoen van het voorstel. Het is bijgevolg noodzakelijk, als uitvloeisel van de aan de marktexploitanten opgelegde verplichtingen, in dit voorstel een geheel van uniforme en rechtstreeks toepasselijke regels op te nemen betreffende vergunningverlening aan en doorlopend toezicht op csd’s.

    3.2.        Subsidiariteit en evenredigheid

    Volgens het subsidiariteitsbeginsel waarin artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie voorziet, mag slechts op uniaal niveau worden opgetreden wanneer de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de EU kunnen worden bereikt.

    Dit voorstel is er in essentie op gericht de Europese effectenmarkt veiliger en efficiënter te maken binnen de Unie, hetgeen een gecoördineerd EU-optreden vereist. Het uniale optreden wordt verder gerechtvaardigd door de systeemrelevante aard van csd’s en door hun toenemende vervlochtenheid, met name na de invoering van T2S.

    Ten aanzien van vergunningverlening aan en toezicht op csd’s is de voorgestelde verordening erop gericht een evenwicht tot stand te brengen tussen de bevoegdheden van de nationale autoriteiten en de belangen van de andere bevoegde autoriteiten. De Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) zal een hoofdrol spelen in het oplossen van geschillen, samenwerkingsregelingen tussen nationale autoriteiten bevorderen en technische normen ontwikkelen in nauw overleg met de leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB).

    Sommige kwesties zijn reeds bij bestaande uniale wetgeving geregeld. Zo zijn effectenafwikkelingssystemen reeds gedefinieerd bij Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen[3] en voorziet Richtlijn 2004/39/EG (MiFID) in bepaalde regels voor de toegang door de marktdeelnemers tot het effectenafwikkelingssysteem van hun keuze. De voorgestelde verordening is in overeenstemming met deze uniale teksten.

    Het voorstel houdt ook ten volle rekening met de evenredigheidseis in artikel 5, lid 4, van het Verdrag, die inhoudt dat het uniale optreden toereikend moet zijn om de nagestreefde doelstellingen te bereiken en niet verder mag gaan dan hetgeen noodzakelijk is. De voorgestelde verordening is verenigbaar met dit beginsel en brengt het juiste evenwicht tot stand tussen het betrokken publiek belang en de kostenefficiëntie van de voorgestelde maatregelen. Het voorstel heeft ten volle rekening gehouden met de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen veiligheid en efficiëntie van de markten en kosten voor de stakeholders.

    3.3.        Nadere uitleg van het voorstel

    De voorgestelde verordening bestaat uit twee hoofdgedeelten: maatregelen die in de context van effectenafwikkeling tot alle marktdeelnemers zijn gericht (titel II) en maatregelen die specifiek tot csd’s zijn gericht (titels III, IV en V). De resterende titels, betreffende toepassingsgebied en definities (titel I) en overgangs- en slotbepalingen (titel VI), gelden voor beide delen van het voorstel.

    3.3.1.     Toepassingsgebied van het voorstel (titel I)

    De voorgestelde verordening is van toepassing op alle csd's, maar stelt van de vergunnings- en toezichtsvereisten de leden vrij van het ESCB en andere nationale organen of overheidsorganen die dergelijke diensten verlenen, zoals de nationale lichamen van de lidstaten die belast zijn met of een rol spelen in het beheer van de openbare schuld, die voor het overige als csd zouden kwalificeren. Deze instellingen blijven niettemin aan alle vereisten voor csd’s onderworpen. Zij zijn vrijgesteld van titel IV, die de scheiding tussen bancaire nevendiensten bij afwikkeling en andere csd-diensten oplegt aangezien deze instellingen uit hun aard zelf dergelijke aanvullende diensten verlenen.

    Ten aanzien van financiële instrumenten geldt het voorstel wat de vereisten voor csd’s betreft voor alle financiële instrumenten, maar voor de toepassing van titel II betreffende afwikkeling van effecten hoofdzakelijk voor effecten in de zin van punt 18) van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG (MiFID) (voornamelijk aandelen en obligaties).

    3.3.2.     Effectenafwikkeling (titel II)

    Een hoofddoelstelling van de voorgestelde verordening is het vergroten van de afwikkelingsveiligheid. Titel II omvat drie gehelen van maatregelen om dit doel te bereiken. Allereerst legt die titel de zogenaamde “dematerialisatie/immobilisatie van effecten” op, of de girale uitgifte van effecten. Deze maatregel is gericht op het verhogen van de efficiëntie van de afwikkeling, het vergemakkelijken van de verkorting van afwikkelingstermijnen en het waarborgen van de integriteit van een effectenemissie door mogelijk te maken dat aangehouden effecten gemakkelijker worden aangesloten. Girale effecten dienen alvorens te worden verhandeld of als zekerheid gesteld niet noodzakelijk bij een csd te worden vastgelegd. Zij mogen bijvoorbeeld door registrators worden vastgelegd. Indien zij echter op bij Richtlijn 2004/39/EG (MiFID) geregelde platforms worden verhandeld, dienen zij bij een csd te zijn vastgelegd om de bescherming voor effectenafwikkelingssystemen overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG te genieten en om aansluiting tussen enerzijds geregistreerde effecten en anderzijds verhandelde effecten te vergemakkelijken. De voorgestelde verordening voorziet in een voldoende lange overgangstermijn, tot 1 januari 2018, om de marktexploitanten van de lidstaten waar nog significante hoeveelheden papieren effecten bestaan in staat te stellen aan deze maatregel te voldoen.

    In de tweede plaats harmoniseert titel II de afwikkelingstermijn voor de effectentransacties in de EU. In Europa worden, afhankelijk van de betrokken markt, de meeste effectentransacties twee of drie dagen na de transactiedag afgewikkeld. De afwikkelingstermijn zal worden geharmoniseerd en op twee dagen na de transactiedag worden gebracht, hoewel kortere afwikkelingstermijnen toegestaan zullen zijn. In de derde plaats harmoniseert titel II de maatregelen inzake afwikkelingsdiscipline in de EU. Daartoe behoren maatregelen vooraf om het mislukken van afwikkelingsoperaties te voorkomen en maatregelen achteraf om het mislukken van afwikkelingsoperaties aan te pakken. Hoofddoel is het aantal mislukte afwikkelingsoperaties te verminderen en concurrentie te ontmoedigen die normverlagend werkt voor de afwikkelingsdiscipline, bijvoorbeeld concurrentie tussen markten die mogelijk verschillende bestraffingssystemen in werking hebben. De voorgestelde bepalingen gaan verder dan het niveau van de csd’s en zijn erop gericht marktdeelnemers die nalaten effecten op de voorgenomen afwikkelingsdatum te leveren aan een geharmoniseerde procedure van ‘inkoop’ te onderwerpen, die ingeval van een geclearde transactie door een ctp mag worden uitgevoerd, of anders door de handelsplatformen zelf mag worden geregeld.

    3.3.3.     Csd’s (titel III)

    Vergunningverlening aan en toezicht op csd’s (hoofdstuk I)

    Richtlijn 98/26/EG definieert effectenafwikkelingssystemen reeds als formele overeenkomsten die overboekingen van effecten tussen verschillende deelnemers mogelijk maken. Die richtlijn ziet echter niet op instellingen die verantwoordelijk zijn voor de exploitatie van die systemen. Gezien de toenemende complexiteit van die systemen en de afwikkelingsrisico’s is het van essentieel belang dat instellingen die effectenafwikkelingssystemen exploiteren volgens een geheel van gemeenschappelijke prudentiële normen juridisch worden omschreven, vergunningsplichtig zijn en aan toezicht zijn onderworpen. Een csd wordt gedefinieerd als een rechtspersoon die een effectenafwikkelingssysteem en ten minste één andere kerndienst (een ‘notaris’dienst of een centrale dienst voor het aanhouden van effectenrekeningen) exploiteert. Bovendien zouden csd’s slechts bepaalde ‘neven’diensten mogen uitvoeren, die meestal met de kerndiensten verband houden. Indien deze nevendiensten fiscale diensten omvatten, zouden csd's ervoor moeten zorgen dat zij aan de fiscale wetgeving van de betrokken lidstaten voldoen. Bij procedures voor bronbelastingvermindering zouden csd's alle vereisten in acht dienen te nemen die de lidstaat van de bron van de betalingen die aan bronbelasting onderworpen zijn aan financiële intermediairs oplegt om deze te machtigen de bronbelasting toe te passen en namens de uiteindelijke gerechtigden van de betalingen bronbelastingvermindering te vragen. Een en ander kan met name de verplichting omvatten beleggingsinformatie rechtstreeks aan de bronlidstaat te rapporteren (in ruil om bronbelastingvermindering te kunnen vragen), die deze op zijn beurt aan de lidstaat van de woonplaats van de uiteindelijke gerechtigde van financiële instrumenten kan doorgeven.

    Csd’s zullen bij de nationale bevoegde autoriteiten van de plaats waar zij zijn gevestigd een vergunning moeten aanvragen en aan hun toezicht onderworpen zijn. Gezien echter het in toenemende mate grensoverschrijdende karakter van hun bedrijf, zouden andere autoriteiten, die in verband staan met door de csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen, en andere groepsentiteiten moeten worden geraadpleegd. De ESMA zal een belangrijke rol hebben in het ontwikkelen van ontwerpen van technische normen om het vergunningsproces te harmoniseren en voor samenwerking tussen autoriteiten te zorgen.

    Het voorstel kent vergunninghoudende csd’s een “paspoort” toe om in de Unie diensten te verlenen door rechtstreeks een dienst in een andere lidstaat te verlenen of door in die lidstaat een bijkantoor op te richten. Aan een csd uit een derde land kan toegang tot de Unie worden verleend als zij door de ESMA is erkend. Die erkenning mag enkel worden verleend wanneer het voor de Commissie vaststaat dat het rechts- en toezichtskader van dat derde land gelijkwaardig is aan dat van de Unie en dat het derde land in een effectieve gelijkwaardige erkenning van het uniale regulerings- en toezichtskader voorziet, de csd aan effectieve vergunningsplicht en effectief toezicht in dat derde land is onderworpen, en tussen de ESMA en de autoriteiten van dat derde land samenwerkingsregelingen in werking zijn.

    Vereisten voor csd’s en collisie (hoofdstukken II en III)

    Aangezien csd’s systeemkritisch zijn en kritieke diensten verlenen aan de effectenmarkt, moeten zij onderworpen zijn aan strenge prudentiële normen om hun levensvatbaarheid en de bescherming van hun deelnemers te verzekeren. De vereisten voor csd’s worden in hoofdstuk II in verschillende categorieën verdeeld: organisatorische vereisten (afdeling 1), regels voor de bedrijfsvoering (afdeling 2), vereisten voor csd-diensten (afdeling 3), prudentiële vereisten (afdeling 4) en vereisten voor csd-koppelingen (afdeling 5).

    Afdeling 1 vereist dat csd’s robuuste bestuursregelingen, ervaren en geschikte directieleden, leden van de raad van bestuur en aandeelhouders hebben en gebruikerscomités oprichten die voor elk effectenafwikkelingssysteem de uitgevende instellingen en deelnemers vertegenwoordigen. Door de uitbesteding van diensten of activiteiten mag de verantwoordelijkheid van een csd tegenover de deelnemers of uitgevende instellingen of de uitoefening van de toezicht- en oversightfuncties door de verschillende autoriteiten niet in het gedrang komen. Er is in een belangrijke uitzondering voorzien voor uitbestedingregelingen met overheden, zoals het door het Eurosysteem geëxploiteerde T2S-project, die onder een door de bevoegde autoriteiten overeengekomen specifiek kader vallen.

    Afdeling 2 voert belangrijke vereisten in voor csd’s om niet-discriminerende, transparante en strikt risicogebaseerde criteria voor deelname aan effectenafwikkelingssystemen te hebben. Deze vereisten worden versterkt door de in hoofdstuk IV vastgestelde bepalingen inzake toegang. Zij voert ook belangrijke beginselen in inzake transparantie betreffende openbaarmaking van prijzen en bekendmaking aan de bevoegde autoriteiten van de kosten en inkomsten per verrichte dienst.

    Afdeling 3 erkent in artikel 34 inzake vereisten voor csd-diensten de belangrijke rol die door de csd’s wordt gespeeld bij het zorgen voor de integriteit van een effectenuitgifte en omvat verplichtingen inzake aansluiting van rekeningen binnen de werkdag. Ten aanzien van scheiding van rekeningen voor de bescherming van de activa van de deelnemers gaat het voorstel verder dan de vereisten van Richtlijn 2004/39/EG (MiFID) en vereist het dat de csd’s de rekeningen van elke deelnemer van die van andere deelnemers scheiden en de deelnemers in staat stellen de rekeningen van elk van de cliënten van de deelnemers te scheiden. Ten aanzien van de afwikkeling van de geldzijde vereist het voorstel dat csd’s telkens wanneer het praktisch en mogelijk is op rekeningen van de centrale bank afwikkelen. Afwikkeling in commerciëlebankgeld is toegestaan, maar moet, in strijd met bepaalde gangbare praktijken, via een afzonderlijke kredietinstelling gebeuren die als afwikkelende instantie optreedt.

    De prudentiële vereisten voor de csd’s zelf in afdeling 4 omvatten belangrijke bepalingen inzake de beperking van operationeel risico. Aangezien csd’s niet rechtstreeks bankdiensten zouden mogen verlenen, is het voornaamste risico dat csd’s zullen lopen operationeel risico. Deze bepalingen omvatten passende maatregelen om te allen tijde continuïteit van de bedrijfsactiviteiten inclusief afwikkeling te verzekeren. Er zijn ook met betrekking tot de exploitatiekosten kapitaalvereisten vastgesteld – csd’s moeten kapitaal, ingehouden winst en reserves aanhouden ter dekking van ten minste zes maanden exploitatiekosten.

    Aangezien csd’s in toenemende mate verweven zijn en dit proces met de intrede van T2S naar verwachting zal versnellen, voorziet artikel 45 in belangrijke prudentiële vereisten voor verbonden csd’s, inclusief de invoering van gelijke regels inzake het definitieve karakter van de afwikkeling.

    Hoofdstuk III is gericht op het vergroten van de rechtszekerheid voor effectentransacties door een collisieregel met betrekking tot eigendomsrechtelijke aspecten van door een csd gehouden effecten voor te stellen.

    Toegang tot csd’s (hoofdstuk IV)

    Openstelling van de markt voor csd-diensten en opheffing van toegangsbelemmeringen is één van de doelstellingen van onderhavig initiatief. Hoofdstuk IV heeft betrekking op drie soorten toegang: a) toegang tussen uitgevende instellingen en csd’s, b) toegang tussen csd's c) toegang tussen csd's en andere marktinfrastructuren.

    In veel lidstaten zijn uitgevende instellingen wettelijk verplicht bepaalde soorten effecten, meestal aandelen, bij de nationale csd uit te geven. Artikel 47 voert het recht in voor uitgevende instellingen om hun effecten bij elke vergunninghoudende csd in de Unie vast te leggen en het recht voor csd’s in om diensten te verlenen voor effecten die door het recht van een andere lidstaat worden beheerst. De nationale specificiteit wordt gerespecteerd door te erkennen dat dit recht het vennootschapsrecht dat de effecten beheerst onverlet moet laten.

    De afdelingen 2 en 3 stellen de beginselen inzake toegang vast. Een csd moet het recht hebben op grond van niet-discriminerende en risicogebaseerde beginselen een deelnemer te worden van een effectenafwikkelingssysteem van een andere csd. Een csd moet tevens het recht hebben op grond van dezelfde beginselen aan een andere csd te vragen speciale functies te ontwikkelen, die op regiebasis in rekening moeten worden gebracht. Evenzo moet een csd het recht hebben transactieaanvoer van ctp’s en handelsplatforms te ontvangen en moeten die infrastructuren toegang tot door csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen hebben. Alle geschillen tussen betrokken bevoegde autoriteiten kunnen ter beslechting aan de ESMA worden voorgelegd.

    3.3.4.     Kredietinstellingen die zijn aangewezen om als afwikkelende instantie op te treden (titel IV)

    Zoals hiervoor beschreven mogen csd’s, wanneer afwikkeling in centralebankgeld niet praktisch of mogelijk is, in commerciëlebankgeld voor hun deelnemers afwikkelen. Csd’s mogen de bancaire nevendiensten bij afwikkeling echter niet zelf verlenen, maar moeten bij hun bevoegde autoriteiten vergunning aanvragen om een kredietinstelling aan te wijzen om als afwikkelende instantie op te treden om rekening-courantrekeningen te openen en kredietfaciliteiten te verlenen teneinde afwikkeling te vergemakkelijken, tenzij de bevoegde autoriteiten op basis van het beschikbare bewijs aantonen dat de blootstelling van één kredietinstelling aan de concentratie van krediet- en liquiditeitsrisico’s niet voldoende beperkt is. Deze scheiding tussen csd’s en afwikkelende instanties is een belangrijke maatregel om de veiligheid van csd’s aan te pakken en te vergroten. Bancaire nevendiensten bij afwikkeling vergroten de risico’s waaraan csd’s blootstaan en bijgevolg de kans dat csd’s in gebreke blijven of aan hevige spanning blootstaan. Hoewel de bankdiensten door een aantal csd’s gewoonlijk binnen de werkdag worden verleend en beperkt zijn tot nevendiensten bij afwikkeling, zijn de behandelde bedragen echter significant en zou elke wanbetaling van die csd's negatieve gevolgen voor de effecten- en betalingsmarkten hebben. De vereiste om de bankdiensten via een andere juridische entiteit te verlenen dan die welke csd-kerndiensten verricht, zal, met name bij insolventie of hevige spanning als gevolg van de bankdiensten, het overslaan van de risico's van de bankdiensten naar de csd-kerndiensten voorkomen. Door deze vereiste zullen csd’s en overheden ook over meer opties beschikken om passende oplossingen te vinden bij wanbetaling van de afwikkelende instantie die bankdiensten verleent. Voor de csd’s die momenteel bankdiensten verlenen, zijn de voornaamste kosten die aan deze maatregel verbonden zijn de juridische kosten in verband met de oprichting van een afzonderlijke rechtspersoon voor het verlenen van bankdiensten, terwijl csd’s die in de toekomst dergelijke diensten willen ontwikkelen, voor de oprichting van een afzonderlijke rechtspersoon geen significante incrementele kosten zouden dienen te maken. Er zijn voor de scheiding van de bankdiensten geen minder stringente alternatieven waardoor het gevaar dat de risico’s van de bankdiensten naar de csd-kerndiensten overslaan helemaal verdwijnt.

    Om de efficiëntie die voortvloeit uit de verlening van zowel csd- als bankdiensten binnen dezelfde groep van ondernemingen te garanderen, mag de vereiste dat bankdiensten door een afzonderlijke kredietinstelling worden uitgevoerd er niet aan in de weg staan dat die kredietinstelling tot dezelfde groep van ondernemingen behoort als de csd. Als echter binnen dezelfde groep van ondernemingen zowel csd- als bankdiensten worden verleend, moeten de activiteiten van de kredietinstelling die bankdiensten verleent beperkt zijn tot de verlening van bancaire nevendiensten bij afwikkeling. Deze beperking is erop gericht het algehele risicoprofiel van de groep dat voortvloeit uit de aanwezigheid van een kredietinstelling in die groep te verminderen.

    De bevoegde autoriteit moet per geval kunnen aantonen dat het feit dat dezelfde rechtspersoon zowel csd- als bankdiensten verleent geen systeemrisico met zich meebrengt. Als dat het geval is, kan een met redenen omkleed verzoek worden ingediend bij de Europese Commissie, die de afwijking kan toestaan. In ieder geval mag een csd met een vergunning om activiteiten van een kredietinstelling te verrichten uitsluitend bancaire nevendiensten bij afwikkeling verlenen.

    Kredietinstellingen die als afwikkelende instantie optreden, zijn vergunningsplichtig overeenkomstig Richtlijn 2000/48/EG betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen[4]. Aangezien door csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen echter zoveel mogelijk tegen potentiële risico’s als gevolg van afwikkelende instanties moeten worden beschermd, moeten die instanties aan bijkomende vereisten voldoen om ten aanzien van elk effectenafwikkelingssysteem waarvoor zij werkzaam zijn de krediet- en liquiditeitsrisico’s te beperken.

    Aangezien Richtlijn 2006/48/EG niet specifiek kredietrisico's en liquiditeitsrisico’s binnen de werkdag ten gevolge van het verlenen van bancaire nevendiensten bij afwikkeling aanpakt, moeten kredietinstellingen tevens aan specifieke strengere kredietrisico en liquiditeitsrisico beperkende vereisten worden onderworpen die voor elk effectenafwikkelingssysteem moeten gelden ten aanzien waarvan zij als afwikkelende instantie optreden. De voorgestelde vereisten voor afwikkelende instanties zijn geïnspireerd op de internationale CPSS-IOSCO-normen voor financiëlemarktinfrastructuren en op de huidige marktpraktijken. Vereisten zijn onder meer volledige zekerheidsstelling voor kredietuitzettingen, monitoring van de liquiditeit binnen de werkdag rekening houdend met het liquiditeitsrisico als gevolg van wanbetaling van de twee grootste deelnemers en concentratiegrenzen voor liquiditeitsverstrekkers.

    3.3.5.     Sancties (titel V)

    Een evaluatie van bestaande sanctiebevoegdheden en hun praktische toepassing om de convergentie van sancties binnen het gehele scala van toezichtactiviteiten te bevorderen, is door de Commissie uitgevoerd in haar mededeling ‘Het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector’[5]. Bij een inventarisatie van de in werking zijnde nationale regelingen is bijvoorbeeld gebleken dat het niveau van geldelijke sancties sterk varieert per lidstaat, dat sommige bevoegde autoriteiten niet over bepaalde belangrijke sanctiebevoegdheden beschikken en dat sommige bevoegde autoriteiten geen sancties aan natuurlijke en rechtspersonen kunnen opleggen. Bijgevolg stelt de Commissie nu voor dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat op inbreuken op de verordening passende administratieve sancties en maatregelen kunnen worden toegepast. Daartoe moet voor de bevoegde autoriteiten een minimumgeheel van administratieve sancties en maatregelen beschikbaar zijn, inclusief intrekking van de vergunning, publieke waarschuwingen, ontslag van het management, terugbetaling van uit inbreuken op deze verordening behaalde winsten indien deze kunnen worden bepaald en administratieve boetes. Het maximumniveau van de administratieve geldboetes mag niet lager zijn dan het niveau waarin de verordening voorziet – 10% van de jaaromzet van een juridische entiteit of vijf miljoen euro of 10% van het jaarinkomen van een natuurlijke persoon. Bij het bepalen van de soort en het niveau van de sancties moeten de bevoegde autoriteiten rekening houden met een aantal criteria die in de verordening zijn vastgesteld, inclusief de omvang en financiële draagkracht van de verantwoordelijke persoon, de impact van de schending en de bereidheid tot medewerking van de verantwoordelijke persoon. Niettegenstaande de voorgestelde verordening mogen de afzonderlijke lidstaten strengere normen vaststellen.

    3.3.6.     Inachtneming van de artikelen 290 en 291 VWEU

    Op 23 september 2009 heeft de Commissie voorstellen aangenomen voor verordeningen tot oprichting van de EBA, de EIOPA en de ESMA. In dat verband herinnert de Commissie aan haar verklaringen bij de vaststelling van de verordeningen tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot de artikelen 290 en 291 VWEU: "Wat het proces voor de vaststelling van de reguleringsnormen betreft, benadrukt de Commissie het unieke karakter van de financiëledienstensector, dat voortvloeit uit de Lamfalussy-structuur en expliciet erkend wordt in verklaring 39 bij het VWEU. De Commissie twijfelt er evenwel sterk aan of de beperkingen van haar rol bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen en uitvoeringsmaatregelen in overeenstemming zijn met de artikelen 290 en 291 VWEU".

    4.           Gevolgen voor de begroting

    Het voorstel heeft gevolgen voor de begroting van de Europese Unie met betrekking tot de aan de ESMA toegekende taken, zoals gespecificeerd in het financieel memorandum bij dit voorstel.

    2012/0029 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories – csd's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[6],

    Gezien het advies van de Europese Centrale Bank[7],

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Centrale effectenbewaarinstellingen (csd’s) alsook centrale tegenpartijen (ctp’s) dragen in grote mate bij tot het aanhouden van transactieverwerkingsinfrastructuren die de financiële markten beveiligen en de markdeelnemers het vertrouwen geven dat effectentransacties, inclusief tijdens perioden van extreme spanning, behoorlijk en tijdig worden uitgevoerd.

    (2) Wegens hun plaats aan het einde van het afwikkelingsproces zijn de door csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen systeemkritisch voor de werking van de effectenmarkten. De door csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen, die bovenaan de effectenhouderschapsketen staan via welke de deelnemers daaraan de door de beleggers aangehouden effecten rapporteren, fungeren ook als een essentieel instrument om de integriteit van een uitgifte te controleren en spelen een belangrijke rol bij het in stand houden van het beleggersvertrouwen. Bovendien zijn door csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen nauw betrokken bij de zekerheidsstelling voor monetairbeleidtransacties alsook bij het zekerheidsstellingsproces tussen kredietinstellingen en zijn zij bijgevolg belangrijke actoren op de zekerhedenmarkten.

    (3) Hoewel Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen[8] de verstoring van een effectenafwikkelingssysteem als gevolg van een insolventieprocedure tegen een deelnemer aan dat systeem heeft verminderd, is het noodzakelijk andere risico’s die effectenafwikkelingssystemen lopen alsook het risico van insolventie of verstoring van de werking van de csd’s die effectenafwikkelingssystemen exploiteren aan te pakken. Een aantal csd’s is aan krediet- en liquiditeitsrisico’s onderhevig doordat zij bancaire nevendiensten bij afwikkeling verlenen.

    (4) Door het als gevolg van de ontwikkeling van koppelingsovereenkomsten tussen csd’s toenemende aantal grensoverschrijdende afwikkelingen staat, bij het ontbreken van gemeenschappelijke prudentiële regels, de veerkracht van csd’s bij het importeren van door csd's uit andere lidstaten gelopen risico’s ter discussie. Bovendien blijven, ondanks de toename van het aantal grensoverschrijdende afwikkelingen, de afwikkelingsmarkten in de Unie versnipperd en de grensoverschrijdende afwikkelingen duurder wegens de uiteenlopende nationale regels inzake afwikkeling en activiteiten van csd’s en beperkte concurrentie tussen csd’s. Deze fragmentatie werkt belemmerend en creëert bijkomende risico’s en kosten bij grensoverschrijdende afwikkeling. Bij het ontbreken van gelijke verplichtingen voor marktexploitanten en gemeenschappelijke prudentiële normen voor csd's is er een goede kans dat de op nationaal niveau genomen uiteenlopende maatregelen een rechtstreekse negatieve impact zullen hebben op de veiligheid, efficiëntie en concurrentie in de afwikkelingsmarkten in de Unie. Het is noodzakelijk die significante belemmeringen voor de werking van de interne markt op te heffen en concurrentieverstoringen te vermijden en te voorkomen dat in de toekomst dergelijke belemmeringen en verstoringen optreden. Bijgevolg moet de passende rechtsgrondslag voor deze verordening artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn, zoals geïnterpreteerd in overeenstemming met de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

    (5) Het is noodzakelijk in een verordening een aantal aan de marktdeelnemers op te leggen uniforme verplichtingen betreffende bepaalde aspecten van de afwikkelingscyclus en afwikkelingsdiscipline vast te stellen en voor csd’s die effectenafwikkelingssystemen exploiteren in een geheel van gemeenschappelijke vereisten te voorzien. De rechtstreeks toepasselijke regels van een verordening moeten waarborgen dat alle marktdeelnemers en csd’s aan dezelfde rechtstreeks toepasselijke verplichtingen en regels zijn onderworpen. Een verordening moet de veiligheid en efficiëntie van de afwikkeling in de Unie vergroten door divergerende nationale regels als gevolg van de omzetting van een richtlijn te voorkomen. Een verordening moet de reguleringscomplexiteit voor de marktdeelnemers en csd’s als gevolg van uiteenlopende nationale regels verminderen en moet de csd’s in staat stellen hun diensten grensoverschrijdend te verlenen zonder dat zij aan verschillende gehelen van nationale vereisten dienen te voldoen zoals die betreffende vergunningverlening, toezicht, organisatie of risico’s in verband met csd’s. Een verordening die gelijke vereisten aan csd’s oplegt, moet ook bijdragen tot de opheffing van concurrentieverstoringen.

    (6) Op 20 oktober 2010 heeft de Raad voor financiële stabiliteit[9] een oproep gedaan voor robuustere basismarktinfrastructuren en om de herziening en verbetering van de bestaande normen gevraagd. Het Committee on Payments and Settlement Systems (CPSS) van de Bank of International Settlements (BIS) en de International Organisation of Securities Commissions (IOSCO) leggen momenteel de laatste hand aan ontwerpen van mondiale normen. Deze dienen ter vervanging van de BIS-recommendations uit 2001, die in 2009 door het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) en het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR) middels niet-bindende richtsnoeren zijn aangepast.

    (7) De Raad heeft in zijn conclusies van 2 december 2008[10] de noodzaak beklemtoond om de veiligheid en gezondheid van de effectenafwikkelingssystemen te versterken en juridische belemmeringen voor transactieverwerking in de Unie aan te pakken.

    (8) Een van de basistaken van het ESCB is de vlotte werking van betalingssystemen te bevorderen. In dat verband voeren de leden van het ESCB oversight uit door te zorgen voor efficiënte en gezonde clearing- en betalingssystemen. De leden van het ESCB treden vaak als afwikkelende instantie voor de geldzijde van effectentransacties op. Zij zijn tevens belangrijke cliënten van csd's, die vaak de zekerheidsstelling voor monetairbeleidtransacties behandelen. De leden van het ESCB moeten van nabij bij het gebeuren betrokken worden doordat zij geraadpleegd worden bij vergunningverlening aan en toezicht op csd’s, erkenning van csd’s uit derde landen en de goedkeuring van csd-koppelingen Zij moeten voorts nauw bij het gebeuren worden betrokken doordat zij geraadpleegd worden bij de opstelling van technische regulerings- en uitvoeringsnormen alsook van richtsnoeren en aanbevelingen. De bepalingen van deze verordening moeten de verantwoordelijkheden van de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken onverlet laten om te zorgen voor efficiënte en gezonde clearing- en betalingssystemen binnen de Unie en andere landen.

    (9) De centrale banken van de lidstaten of alle andere organen die soortgelijke functies vervullen in bepaalde lidstaten, zoals de nationale organen van de lidstaten die belast zijn met of een rol spelen in het beheer van de openbare schuld, mogen zelf een aantal diensten verlenen waardoor zij als een csd zouden kwalificeren. Die instellingen moeten vrijgesteld zijn van de vergunnings- en toezichtvereisten, maar moeten aan het volledige geheel van prudentiële vereisten voor csd’s onderworpen blijven. Aangezien centrale banken voor de afwikkeling als afwikkelende instantie optreden, moeten ook zij vrijgesteld worden van de in titel IV van deze verordening vastgestelde vereisten.

    (10) Behoudens andersluidende bepaling, moet deze verordening gelden voor de afwikkeling van transacties in alle financiële instrumenten en activiteiten van csd’s. Deze verordening moet voorts andere wetgeving van de Unie betreffende specifieke financiële instrumenten zoals Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad[11] en in overeenstemming met die richtlijn vastgestelde maatregelen onverlet laten.

    (11) De girale vastlegging van effecten is, met name in een context van toenemende complexiteit van houderschaps- en overdrachtmethoden, een belangrijke stap om de efficiëntie van afwikkeling te verhogen en de integriteit van een effectenuitgifte te verzekeren. Omwille van de veiligheid voorziet deze verordening in de girale vastlegging van alle effecten. Deze verordening mag geen bepaalde methode opleggen voor de initiële girale vastlegging, die kan plaatsvinden na immobilisatie middels de uitgifte van een verzamelstuk of na onmiddellijke dematerialisatie. Deze verordening mag niet opleggen welk soort instelling effecten bij uitgifte giraal moet vastleggen en staat uiteenlopende actoren, inclusief registrators, toe deze functie te vervullen. Zodra echter die effecten worden verhandeld op handelsplatforms geregeld bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad[12] of als zekerheid gesteld worden onder de voorwaarden van Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten[13], moeten die effecten in een giraal systeem van de csd worden vastgelegd om er onder meer voor te zorgen dat al die effecten in een effectenafwikkelingssysteem kunnen worden afgewikkeld.

    (12) Om te zorgen voor afwikkelingsveiligheid moet elke deelnemer aan een effectenafwikkelingssysteem dat bepaalde financiële instrumenten, namelijk effecten, geldmarktinstrumenten, rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging en emissierechten, koopt of verkoopt, zijn verplichting op de voorgenomen afwikkelingsdatum afwikkelen.

    (13) Langere afwikkelingstermijnen voor transacties in effecten veroorzaken onzekerheid en verhoogd risico voor deelnemers aan effectenafwikkelingssystemen. Uiteenlopende afwikkelingstermijnen in de lidstaten belemmeren aansluiting en zijn bronnen van vergissingen voor uitgevende instellingen, beleggers en intermediairs. Het is bijgevolg noodzakelijk een gemeenschappelijke afwikkelingstermijn te bepalen die bevorderlijk zou zijn voor het vaststellen van de voorgenomen afwikkelingsdatum en de uitvoering van maatregelen inzake afwikkelingsdiscipline. De voorgenomen afwikkelingsdatum voor transacties in effecten die zijn toegelaten tot de handel op de handelsplatforms bij Richtlijn 2004/39/EG mag niet later vallen dan op de tweede werkdag nadat de transactie plaatsvindt.

    (14) Csd’s en andere marktinfrastructuren moeten maatregelen nemen om mislukte afwikkelingsoperaties te voorkomen en aan te pakken. Het is van essentieel belang dat die regels in de Unie uniform zijn en rechtstreeks worden toegepast. Met name moeten csd’s en andere marktinfrastructuren verplicht zijn procedures in werking te stellen die hen in staat stellen passende maatregelen te nemen om elke deelnemer die systematisch mislukte afwikkelingsoperaties veroorzaakt te schorsen en zijn identiteit openbaar te maken, mits die deelnemer de gelegenheid heeft opmerkingen te maken voordat die beslissing wordt genomen.

    (15) Een van de meest efficiënte manieren om mislukte afwikkelingsoperaties aan te pakken, is de nalatige deelnemer te verplichten tot het verrichten van een inkoop, waarbij de effecten die na de voorgenomen afwikkelingsdatum hadden moeten zijn geleverd in de markt worden gekocht en aan de ontvangende deelnemer worden geleverd. Deze verordening moet voorzien in uniforme regels betreffende bepaalde aspecten van de inkooptransactie voor alle effecten, geldmarktinstrumenten, rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging en emissierechten, zoals timing, kennisgevingstermijn, prijsstelling en straffen.

    (16) Aangezien hoofddoel van deze verordening is een aantal rechtstreeks aan de marktdeelnemers opgelegde juridische verplichtingen in te voeren die er onder meer in bestaan alle effecten giraal bij een csd vast te leggen zodra die effecten worden verhandeld op handelsplatforms geregeld bij Richtlijn 2004/39/EG of als zekerheid worden gesteld onder de voorwaarden van Richtlijn 2002/47/EG en hun verplichtingen uiterlijk af te wikkelen op de tweede werkdag nadat de transactie plaatsvindt en aangezien csd’s verantwoordelijk zijn voor de exploitatie van effectenafwikkelingssystemen en de toepassing van maatregelen die tijdige afwikkeling in de Unie waarborgen, is het van essentieel belang ervoor te zorgen dat alle csd’s veilig en gezond zijn en te allen tijde aan bij deze verordening vastgestelde stringente vereisten inzake organisatie, bedrijfsvoering en prudentie voldoen. Uniforme en rechtstreeks toepasselijke regels betreffende de vergunningverlening aan en het doorlopend toezicht op csd’s zijn bijgevolg een essentieel uitvloeisel van en gecorreleerd met de bij deze verordening aan de marktdeelnemers opgelegde wettelijke verplichtingen. Het is bijgevolg noodzakelijk de regels betreffende vergunningverlening aan en toezicht op csd’s in dezelfde handeling als de aan de marktdeelnemers opgelegde verplichtingen op te nemen.

    (17) Rekening houdend met het feit dat csd’s onderworpen moeten zijn aan een geheel van gemeenschappelijke vereisten en om de bestaande belemmeringen voor grensoverschrijdende afwikkeling op te heffen, moet elke vergunninghoudende csd de vrijheid genieten haar diensten te verlenen binnen het grondgebied van de Unie door de oprichting van een bijkantoor of door rechtstreekse dienstverlening.

    (18) Binnen een uniale afwikkelingsmarkt zonder grenzen is het noodzakelijk de bevoegdheden te bepalen van de verschillende autoriteiten die betrokken zijn bij de toepassing van deze verordening. De lidstaten moeten specifiek de bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van deze verordening, welke over de toezichts- en onderzoeksbevoegdheden moeten beschikken die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun taken. Een csd moet een vergunning hebben en onder toezicht staan van de bevoegde autoriteit van haar plaats van vestiging, die in de juiste positie verkeert en bevoegd moet zijn om na te gaan hoe csd’s dagelijks opereren, om regelmatige toetsingen uit te voeren en om passende actie te ondernemen wanneer dat noodzakelijk is. Die autoriteit moet echter in een zo vroeg mogelijk stadium met andere betrokken autoriteiten overleg plegen en samenwerken, onder meer de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het oversight op elk door de csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem en, in voorkomend geval, de betrokken centrale banken die als afwikkelende instantie voor elk effectenafwikkelingssysteem optreden, en ook, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteiten van andere groepsentiteiten. Deze samenwerking houdt tevens in dat aan de betrokken autoriteiten onmiddellijk informatie wordt verstrekt bij noodsituaties die van invloed zijn op de liquiditeit en de stabiliteit van het financiële stelsel in alle lidstaten waar de csd of haar deelnemers gevestigd zijn. Telkens wanneer een csd door de oprichting van een bijkantoor of door het rechtstreeks verlenen van diensten haar diensten verleent in een andere lidstaat dan de lidstaat waar zij is gevestigd, is de bevoegde autoriteit van haar plaats van vestiging hoofdzakelijk verantwoordelijk voor het toezicht op die csd.

    (19) Elke rechtspersoon die aan de definitie van een csd beantwoordt, dient bij de bevoegde nationale autoriteiten een vergunning aan te vragen alvorens zijn activiteiten te beginnen. Om met verschillende zakenmodellen rekening te houden, moet een csd worden gedefinieerd onder verwijzing naar bepaalde kerndiensten, die bestaan uit afwikkeling, hetgeen de exploitatie van een effectenafwikkelingssysteem, notarisdiensten en diensten voor het aanhouden van centrale effectenrekeningen inhoudt. Een csd moet ten minste een effectenafwikkelingssysteem exploiteren en één andere kerndienst verlenen. Onder die definitie vallen bijgevolg geen entiteiten die geen effectenafwikkelingssystemen exploiteren zoals registrators of publiekrechtelijke overheden en lichamen die verantwoordelijk zijn voor een registratiesysteem dat op grond van Richtlijn 2003/87/EG is opgericht. Deze combinatie van diensten is van essentieel belang willen csd’s hun rol spelen in de effectenafwikkeling en in het zorgen voor de integriteit van een effectenuitgifte.

    (20) Om te vermijden dat csd’s risico’s nemen in andere activiteiten dan die welke overeenkomstig deze verordening vergunningsplichtig zijn, moeten de activiteiten van de vergunninghoudende csd’s beperkt zijn tot het verlenen van diensten waarvoor hun vergunning geldt en mogen zij geen deelneming, in de zin van de verordening onder verwijzing naar de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen[14], of, rechtstreekse of onrechtstreekse, eigendom van 20 % of meer van de stemrechten of het kapitaal in andere instellingen dan instellingen die soortgelijke diensten verlenen, aanhouden.

    (21) Om de veilige werking van effectenafwikkelingssystemen te waarborgen, mogen deze slechts door csd's onder de regels waarin deze verordening voorziet of door centrale banken worden geëxploiteerd.

    (22) Onverminderd de specifieke vereisten van de fiscale wetgeving van de lidstaten, moeten csd’s bij hun kerndiensten nevendiensten kunnen verlenen die bijdragen tot het vergroten van de veiligheid, efficiëntie en transparantie van de effectenmarkten. Indien de verlening van die diensten betrekking heeft op bronbelastingprocedures, dan zal daarbij de wetgeving van de betrokken lidstaten worden nageleefd.

    (23) Een csd die voornemens is een kerndienst aan een derde partij uit te besteden of een nieuwe kerndienst of nevendienst te verlenen, een ander effectenafwikkelingssysteem te exploiteren, een andere centrale bank als afwikkelende instantie te gebruiken of een csd-koppeling in te stellen, moet een vergunning aanvragen volgens dezelfde procedurevereisten als voor de initiële vergunning, behalve dan dat de bevoegde autoriteit de aanvragende csd binnen drie maanden in kennis moet stellen of de vergunning is verleend of geweigerd.

    (24) In derde landen gevestigde csd’s mogen hun diensten aanbieden via een bijkantoor of door middel van rechtstreekse verlening van diensten aan in de Unie gevestigde uitgevende instellingen en deelnemers met betrekking tot hun activiteiten daar en mogen koppelingen instellen met csd’s die in de Unie gevestigd zijn, behoudens erkenning door de ESMA. Gezien de mondiale aard van de financiële markten verkeert de ESMA in de beste positie om csd’s van derde landen te erkennen. De ESMA mag csd's van derde landen alleen erkennen als de Commissie besluit dat zij onderworpen zijn aan een wettelijk en toezichthoudend kader dat gelijkwaardig is aan het kader waarin deze verordening voorziet, als zij effectief vergunninghoudend zijn en onder toezicht staan in hun land en als er samenwerkingregelingen zijn getroffen tussen de ESMA en de bevoegde autoriteiten van de csd’s. Erkenning door de ESMA is afhankelijk van een effectieve gelijkwaardige erkenning van het prudentiële kader toepasselijk op csd’s die in de Unie zijn gevestigd en vergunninghoudend zijn op grond van deze verordening.

    (25) Gezien het mondiale karakter van de financiële markten en het systeemkritische karakter van csd's is het noodzakelijk te zorgen voor internationale convergentie van de prudentiële vereisten waaraan zij onderworpen zijn. De bepalingen van deze verordening moeten de door CPSS-IOSCO en ESCB-CESR ontwikkelde bestaande aanbevelingen volgen. De ESMA moet de bestaande normen en hun toekomstige ontwikkelingen in aanmerking nemen bij het opstellen of voorstellen tot herziening van de technische regulerings- en uitvoeringsnormen alsook de richtsnoeren en aanbevelingen die in deze verordening worden vereist.

    (26) Gezien de complexiteit alsook de systeemrelevantie van de csd’s en van de diensten die zij verlenen, moeten transparante bestuursregels waarborgen dat directieleden, leden van de raad van bestuur, aandeelhouders en deelnemers die in een positie verkeren zeggenschap zoals gedefinieerd onder verwijzing naar de zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening[15] uit te oefenen over de exploitatie van de csd, geschikt zijn om voor het gezonde en prudente beheer van de csd te zorgen.

    (27) Transparante bestuursregels moeten waarborgen dat de belangen van de aandeelhouders, het management en het personeel van de csd, enerzijds, en de belangen van hun gebruikers, anderzijds, in aanmerking worden genomen. Deze bestuursbeginselen moeten gelden onverminderd het eigendomsmodel van de csd. Voor elk door de csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem moeten gebruikerscomités worden opgericht om de raad van bestuur van de csd te adviseren over de hoofdzaken die van invloed zijn op de leden.

    (28) Gezien het belang van de aan de csd’s toevertrouwde taken moet deze verordening erin voorzien dat csd’s hun verantwoordelijkheden niet aan derden overdragen middels uitbesteding van hun activiteiten. Uitbesteding van die activiteiten moet onderworpen zijn aan strikte voorwaarden die de verantwoordelijkheid van de csd’s voor hun activiteiten in stand houden en waarborgen dat het toezicht en oversight op de csd’s niet wordt geschaad. Uitbesteding door een csd van haar activiteiten aan overheden mag, onder bepaalde voorwaarden, van die vereisten worden vrijgesteld.

    (29) Bedrijfsvoeringsregels moeten transparantie waarborgen in de relaties tussen de csd en haar gebruikers. Met name moet een csd beschikken over openbaargemaakte, transparante, objectieve en niet-discriminerende criteria voor deelname aan het effectenafwikkelingssysteem, op grond waarvan beperking van de toegang van deelnemers slechts mogelijk is op basis van de betrokken risico's. Een snelle en passende voorziening in rechte moet voor de bevoegde autoriteiten beschikbaar worden gesteld om elke ongerechtvaardigde weigering van csd’s om hun diensten aan deelnemers te verlenen aan te pakken. Een csd moeten de prijzen en vergoedingen voor haar diensten openbaarmaken. Om open en niet-discriminerende toegang tot csd-diensten te waarborgen en gezien de significante marktmacht die een csd op het grondgebied van haar betrokken lidstaat nog steeds geniet, mag een csd niet van haar openbaargemaakt prijsstellingsbeleid afwijken. Een csd moet in erkende communicatieprocedures voorzien. Deze deelnamebepalingen completeren en versterken het recht van marktdeelnemers om gebruik te maken van een afwikkelingssysteem in een andere lidstaat op grond van Richtlijn 2004/39/EG.

    (30) Gezien de centrale rol van effectenafwikkelingssystemen op de financiële markten, moeten csd’s, wanneer zij hun diensten verlenen, zorgen voor tijdige afwikkeling, integriteit van de uitgifte, scheiding van de voor elke deelnemer aangehouden effectenrekeningen en de mogelijkheid om, op verzoek, verdere scheiding van rekeningen van cliënten van de deelnemers aan te bieden. Csd’s moeten ervoor zorgen dat deze vereisten voor elk door hen geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem afzonderlijk gelden.

    (31) Om afwikkelingsrisico’s ten gevolge van de insolventie van de afwikkelende instantie te vermijden, moet een csd, telkens wanneer het praktisch en mogelijk is, de geldzijde van de effectentransactie afwikkelen via bij de centrale bank geopende rekeningen. Als deze optie niet praktisch en mogelijk is, moet een csd in staat zijn af te wikkelen via rekeningen die zijn geopend bij een kredietinstelling welke is opgericht overeenkomstig de voorwaarden van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen[16] en onder de specifieke vergunningsprocedure en prudentiële vereisten van titel IV van deze verordening. Die kredietinstelling moet, wanneer zij als afwikkelende instantie optreedt, aan de deelnemers van de csd de in deze verordening vastgestelde onder de vergunning vallende diensten kunnen verlenen, en mag overigens andere diensten verlenen die niet onder deze verordening vallen.

    (32) Aangezien Richtlijn 2006/48/EG geen specifieke risico's inzake krediet binnen de werkdag en liquiditeitsrisico’s ten gevolge van het verlenen van bancaire nevendiensten bij afwikkeling aanpakt, moeten kredietinstellingen die dergelijke diensten verlenen ook aan specifieke strengere krediet- en liquiditeitsrisico’s beperkende vereisten worden onderworpen die voor elk effectenafwikkelingssysteem moeten gelden ten aanzien waarvan zij als afwikkelende instantie optreden. Om te waarborgen dat specifieke maatregelen die gericht zijn op het beperken van krediet- en liquiditeitsrisico's volledig worden nageleefd, moeten de bevoegde autoriteiten in staat zijn te vereisen dat csd's meer dan een kredietinstelling aanwijzen telkens wanneer zij op basis van het beschikbare bewijs kunnen aantonen dat de uitzettingen van de ene kredietinstelling op de concentratie van krediet- en liquiditeitsrisico's niet volledig beperkt is.

    (33) De vereiste dat de afwikkeling van de geldzijde van de effectentransactie door een afzonderlijke juridische entiteit wordt uitgevoerd die als afwikkelende instantie optreedt, is een belangrijke maatregel om de veiligheid en veerkracht van csd’s te vergroten. Die scheiding tussen kerndiensten van csd’s en bancaire nevendiensten bij afwikkeling lijkt immers onontbeerlijk om het gevaar uit te schakelen dat risico’s van de bankdiensten, zoals krediet- en liquiditeitsrisico’s, naar de kerndiensten van de csd’s overslaan. Er zijn, om het beoogde niveau van veiligheid en veerkracht van csd’s te waarborgen, geen minder ingrijpende maatregelen beschikbaar voor het uitschakelen van die krediet- en liquiditeitsrisico’s. Om echter de efficiëntie die voortvloeit uit de verlening van zowel csd- als bankdiensten binnen dezelfde groep van ondernemingen te garanderen, mag de vereiste dat bankdiensten door een afzonderlijke kredietinstelling worden uitgevoerd er niet aan in de weg staan dat die kredietinstelling tot dezelfde groep van ondernemingen behoort als de csd. Als binnen dezelfde groep van ondernemingen zowel csd- als bankdiensten worden verleend, moeten, om de veiligheid en efficiëntie van de verleende diensten te verhogen, de activiteiten van de kredietinstelling die bankdiensten verleent beperkt zijn tot de verlening van bancaire nevendiensten bij afwikkeling. Voorts moet een afwijking van de verplichting om bancaire nevendiensten bij afwikkeling van csd-kerndiensten te scheiden voorhanden zijn wanneer er geen gevaar bestaat dat krediet- en liquiditeitsrisico's van de bankdiensten naar de verlening van csd-kerndiensten overslaan. Om een consistente toepassing te waarborgen van de mogelijkheid om af te wijken van het verbod voor csd's om bancaire nevendiensten te verlenen, moet de Commissie bevoegd zijn om op verzoek van een nationale bevoegde autoriteit te beslissen of een dergelijke afwijking is toegestaan omdat de verlening van zowel csd-kerndiensten als bankdiensten door dezelfde rechtspersoon geen systeemrisico inhoudt. In ieder geval mag een csd waaraan een dergelijke afwijking is toegestaan en die beschikt over een vergunning om de activiteiten van een kredietinstelling te verrichten uitsluitend bancaire nevendiensten bij afwikkeling verlenen.

    (34) Om een voldoende mate van veiligheid en continuïteit van de door de csd’s verrichte diensten te verzekeren, moeten csd’s onderworpen zijn aan specifieke uniforme en rechtstreeks toepasselijke prudentiële en kapitaalvereisten die hun juridische, operationele en beleggingsrisico’s beperken.

    (35) De veiligheid van de tussen twee csd’s getroffen koppelingsregelingen moet onderworpen zijn aan specifieke vereisten om de toegang van hun respectieve deelnemers tot andere effectenafwikkelingssystemen mogelijk te maken. De vereiste om bancaire nevendiensten in een afzonderlijke rechtspersoon te verlenen, mag niet verhinderen dat csd's die diensten ontvangen, met name wanneer zij aan een door een andere csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem deelnemen. Het is bijzonder belangrijk dat alle potentiële risico's die uit de koppelingsregelingen voortvloeien, zoals krediet-, liquiditeits-, organisatorische of alle andere relevante risico's voor csd's volledig beperkt zijn. Voor interoperabiliteitskoppelingen is het belangrijk dat bij gekoppelde effectenafwikkelingssystemen overboekingsopdrachten op hetzelfde moment het systeem binnenkomen, onherroepelijk zijn en overboekingen van effecten en geld een definitief karakter hebben. Dezelfde beginselen moeten gelden voor csd’s die voor het afwikkelen een gemeenschappelijke informatietechnologie (IT)-infrastructuur gebruiken.

    (36) Als exploitanten van effectenafwikkelingssystemen vervullen csd’s een hoofdrol in het proces van overboeking van effecten op effectenrekeningen. Om met name in een grensoverschrijdende context de rechtszekerheid te vergroten, is het belangrijk duidelijke regels vast te stellen betreffende het geldende recht voor eigendomsaspecten met betrekking tot de effecten die door een csd op haar rekeningen worden aangehouden. Volgens de benadering van de bestaande collisieregels moet het geldende recht het recht zijn van de plaats waar de rekeningen van een csd worden aangehouden.

    (37) In veel lidstaten zijn uitgevende instellingen wettelijk verplicht bepaalde soorten effecten, met name aandelen, binnen hun nationale csd’s uit te geven. Om deze belemmering voor de vlotte werking van de uniale posttransactionele markt op te heffen en uitgevende instellingen in staat te stellen voor de meest efficiënte wijze van beheer van hun effecten te kiezen, moeten uitgevende instellingen het recht hebben voor de vastlegging van hun effecten en het ontvangen van alle betrokken csd-diensten elke in de Unie gevestigde csd te kiezen. Een snelle en passende voorziening in rechte moet voor de bevoegde autoriteiten beschikbaar worden gesteld om elke ongerechtvaardigde weigering van csd’s om hun diensten aan uitgevende instellingen te verlenen aan te pakken. Om de rechten van de aandeelhouders te beschermen, mag het recht van uitgevende instellingen om een csd te kiezen niet de toepassing verhinderen van het nationale vennootschapsrecht dat de effecten en de verhouding tussen uitgevende instellingen en hun aandeelhouders beheerst.

    (38) De Europese Gedragscode voor clearing en afwikkeling van 7 november 2006[17] heeft een vrijwillig kader in het leven geroepen om toegang tussen csd’s en andere marktinfrastructuren mogelijk te maken. De posttransactionele sector blijft echter volgens nationale scheidingslijnen gefragmenteerd, waardoor grensoverschrijdende transacties duurder zijn. Het is noodzakelijk uniforme voorwaarden voor koppelingen tussen csd’s en voor toegang tussen csd’s en andere marktinfrastructuren vast te stellen. Om csd’s in staat te stellen hun deelnemers toegang tot andere markten te verlenen, moeten zij het recht hebben om deelnemer te worden van een andere csd of om een andere csd te verzoeken speciale functies voor toegang tot die csd te ontwikkelen. Een snelle en passende voorziening in rechte moet voor de bevoegde autoriteiten beschikbaar worden gesteld om elke ongerechtvaardigde weigering van een csd om toegang aan een andere csd te verlenen, aan te pakken. Aangezien csd-koppelingen bijkomend afwikkelingsrisico kunnen inhouden, moeten zij aan vergunningsplicht en toezicht door de betrokken bevoegde autoriteiten zijn onderworpen.

    (39) Csd’s moeten tevens toegang hebben tot de transactieaanvoer van een ctp of een handelsplatform en die marktinfrastructuren moeten toegang hebben tot de door de csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen, tenzij die toegang de exploitatie van hun activiteiten in het gedrang brengt. Een snelle en passende voorziening in rechte moet voor de bevoegde autoriteiten beschikbaar worden gesteld om elke ongerechtvaardigde weigering van csd’s of marktinfrastructuren om toegang te bieden tot hun diensten aan te pakken.

    (40) Een streng prudentieel en bedrijfsvoeringskader voor de financiële sector moet op strenge toezicht- en sanctieregelingen berusten. Daartoe moeten toezichthoudende autoriteiten voldoende bevoegdheden bezitten en moeten zij op basis van afschrikkende sanctieregelingen tegen onwettige bedrijfsvoering kunnen optreden. Een evaluatie van bestaande sanctiebevoegdheden en hun praktische toepassing om de convergentie van de sancties binnen het gehele scala van toezichtactiviteiten te bevorderen, is uitgevoerd in de mededeling van de Commissie van 8 december 2010 aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector.

    (41) Bijgevolg moeten, om te zorgen voor effectieve naleving van de vereisten van deze verordening door de csd’s, de als afwikkelende instantie aangewezen kredietinstellingen, de leden van hun managementorganen en alle andere personen die daadwerkelijk zeggenschap uitoefenen over hun bedrijf of alle andere personen, de bevoegde autoriteiten administratieve sancties en maatregelen kunnen toepassen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    (42) Om afschrikking en consistente toepassing van de sancties in alle lidstaten te waarborgen, moet deze verordening voorzien in een lijst van de voornaamste administratieve sancties en maatregelen waarover de bevoegde autoriteiten moeten kunnen beschikken, in de bevoegdheid om die sancties en maatregelen op te leggen aan alle personen, natuurlijke of rechtspersonen, die verantwoordelijk zijn voor een inbreuk, in een lijst van belangrijke criteria bij het bepalen van het niveau en de soort van sancties en maatregelen en in niveaus van administratieve geldelijke sancties. Bij administratieve geldboetes moet rekening worden gehouden met factoren zoals geconstateerd financieel voordeel ten gevolge van de inbreuk, de ernst en de duur van de inbreuk, verzwarende of verzachtende omstandigheden, het feit dat geldboetes een afschrikkend effect moeten hebben en, in voorkomend geval, een korting wegens samenwerking met de bevoegde autoriteit moeten omvatten Bij de vaststelling en bekendmaking van sancties moeten de grondrechten worden nageleefd die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven (artikel 7), het recht op bescherming van persoonsgegevens (artikel 8) en het recht op een effectieve voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht (artikel 47).

    (43) Om potentiële inbreuken op te sporen, moeten effectieve mechanismen ter stimulering van de rapportage van potentiële of actuele inbreuken op deze verordening aan de bevoegde autoriteiten in werking worden gesteld. Deze mechanismen moeten toereikende waarborgen omvatten voor de personen die potentiële of actuele inbreuken op deze verordening rapporteren en de personen die van die inbreuken worden beschuldigd. Er dienen passende procedures te worden ingesteld om te voldoen aan het recht van de beschuldigde persoon op bescherming van de persoonsgegevens, aan het recht op verdediging en om te worden gehoord voordat een definitieve beslissing wordt genomen die van invloed is op die persoon alsook het recht op een effectieve voorziening in rechte bij een rechtbank tegen elke beslissing of maatregel die van invloed is op die persoon.

    (44) Deze verordening dient alle in het recht van de lidstaten voorkomende bepalingen met betrekking tot strafrechtelijke sancties onverlet te laten.

    (45) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[18] beheerst de in de lidstaten ingevolge deze verordening uitgevoerde verwerking van persoonsgegevens. Elke uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten van de lidstaten moet in overeenstemming zijn met de regels betreffende de overdracht van persoonsgegevens zoals vastgesteld in Richtlijn 95/46/EG. Verordening (EC) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[19] beheerst de verwerking van persoonsgegevens door de ESMA ingevolge deze verordening. Elke uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door de ESMA moet in overeenstemming zijn met de regels betreffende de overdracht van persoonsgegevens zoals vastgesteld in Verordening (EC) nr. 45/2001.

    (46) Deze verordening voldoet aan de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, in het bijzonder het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op de bescherming van persoonsgegevens, het recht op een effectieve voorziening in rechte of op een onpartijdig gerecht, het recht om niet tweemaal voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft en de vrijheid van ondernemerschap, en moet in overeenstemming met die rechten en beginselen worden toegepast.

    (47) De Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG[20] van de Commissie moet een centrale rol spelen in de toepassing van deze verordening door voor consistente toepassing van de uniale regels door de bevoegde autoriteiten te zorgen en door meningsverschillen tussen hen te beslechten.

    (48) Het zou efficiënt en passend zijn om aan de ESMA, als instelling met hooggespecialiseerde deskundigheid betreffende effecten en effectenmarkten, de uitwerking toe te vertrouwen van aan de Commissie voor te leggen ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen die geen beleidskeuzen inhouden. Telkens wanneer gespecificeerd, moet de ESMA tevens de leden van het ESCB en de Europese Bankautoriteit (EBA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie nauw hierbij betrekken[21].

    (49) De Commissie moet worden gemachtigd om in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met de procedures vastgesteld in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 technische reguleringsnormen vast te stellen ten aanzien van de nadere maatregelen inzake afwikkelingsdiscipline, de informatie en andere elementen die door een csd in haar vergunningsaanvraag moeten worden opgenomen, de informatie die de verschillende autoriteiten elkaar verstrekken bij het toezicht op de csd's, de nadere regels voor de samenwerkingsregelingen tussen de autoriteiten van het land van herkomst en het land van ontvangst, de elementen van de bestuursregelingen voor csd's, de nadere regels voor de vastleggingen die door de csd's moeten worden bewaard, de nadere regels voor de maatregelen die door de csd's moeten worden genomen zodat de integriteit van de uitgifte in stand wordt gehouden, de bescherming van de effecten van de deelnemers, de tijdige voltooiing van een afwikkeling, de beperking van de operationele risico's en van de risico's die uit de csd-koppelingen voortkomen, de nadere regels voor de kapitaalvereisten voor csd's en de nadere regels voor de prudentiële vereisten inzake krediet- en liquiditeitsrisico's voor de aangewezen kredietinstellingen.

    (50) De Commissie moet eveneens gemachtigd worden om technische uitvoeringsnormen vast te stellen middels uitvoeringshandelingen ingevolge artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en in overeenstemming met de procedure vastgesteld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 ten aanzien van standaardformulieren en modellen voor de vergunningsaanvraag door csd's, voor de verstrekking van informatie tussen verschillende bevoegde autoriteiten met het oog op het toezicht op csd's, voor de betrokken samenwerkingsregelingen tussen de autoriteiten van het land van herkomst en het land van ontvangst, voor het formaat van de vastleggingen die door de csd's moeten worden bewaard, voor de procedures in gevallen waarin een deelnemer of een uitgevende instelling de toegang tot een csd is ontzegd, csd's onderling of ten aanzien van andere marktinfrastructuren de toegang is ontzegd en voor de raadpleging van verschillende autoriteiten vóór vergunningverlening aan een afwikkelende instantie.

    (51) De Commissie moet worden gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag. Er moeten met name gedelegeerde handelingen worden vastgesteld met betrekking tot specifieke nadere regels op het gebied van definities, de criteria op grond waarvan de bedrijfsactiviteiten van een csd in een lidstaat van ontvangst als van substantieel belang voor die lidstaat moeten worden beschouwd, de diensten waarvoor een csd van een derde land erkenning bij de ESMA dient aan te vragen en de informatie die de aanvragende csd in zijn erkenningsaanvraag aan de ESMA moet verstrekken, de risico's die een weigering door een csd van toegang tot deelnemers kunnen rechtvaardigen en de elementen van de voor verzoekende deelnemers beschikbare procedure, de beoordeling van situaties wanneer afwikkeling in centralebankgeld niet praktisch en mogelijk is, de elementen van de procedure voor toegang van uitgevende instellingen tot csd's, toegang tussen csd's en tussen csd's en andere marktinfrastructuren.

    (52) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te verzekeren, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om, ten aanzien van de erkenning van csd's van derde landen en het toestaan van afwijkingen van de verplichting om bancaire nevendiensten bij afwikkeling van csd-kerndiensten te scheiden, beslissingen te nemen over de beoordeling van regels van derde landen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[22].

    (53) Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het vaststellen van uniforme vereisten voor afwikkeling alsook voor csd's, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als vastgesteld in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, als vastgesteld in dat artikel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

    (54) Het is noodzakelijk Richtlijn 98/26/EG te wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft[23], waarbij aangewezen effectenafwikkelingssystemen niet langer aan de Commissie, maar aan de ESMA ter kennis worden gebracht.

    (55) De toepassing van de vergunnings- en erkenningsvereisten van deze verordening moet worden uitgesteld om in de Unie of in derde landen gevestigde csd's voldoende tijd te geven om de vergunning en erkenning aan te vragen waarin deze verordening voorziet.

    (56) Het is tevens noodzakelijk de toepassing uit te stellen van de vereisten van girale vastlegging van bepaalde effecten en afwikkeling van verplichtingen in effectenafwikkelingssystemen uiterlijk op de tweede werkdag na de transactie om marktdeelnemers die effecten in papieren vorm aanhouden of langere afwikkelingstermijnen gebruiken voldoende tijd te geven om aan die vereisten te voldoen,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Titel I Onderwerp, toepassingsgebied en definities

    Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied

    1. Deze verordening stelt uniforme vereisten voor de afwikkeling van financiële instrumenten in de Unie en regels vast voor de organisatie en het beheer van centrale effectenafwikkelingssystemen om veilige en vlotte afwikkeling te bevorderen.

    2. Behoudens andersluidende bepaling in deze verordening, is deze verordening van toepassing op de afwikkeling van alle financiële instrumenten en activiteiten van csd’s.

    3. Deze verordening laat bepalingen van uniale wetgeving betreffende specifieke financiële instrumenten, met name Richtlijn 2003/87/EG, onverlet.

    4. De artikelen 9 tot en met 18 en 20 alsook de bepalingen van titel IV zijn niet van toepassing op de leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB), andere nationale organen van de lidstaten die soortgelijke functies vervullen, of overheidsorganen van de lidstaten die belast zijn met of een rol spelen in het beheer van de openbare schuld.

    Artikel 2 Definities

    1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    (1) ‘centrale effectenbewaarinstelling’ (‘csd’): een rechtspersoon die een effectenafwikkelingssysteem exploiteert als bedoeld in punt 3 van afdeling A van de bijlage en ten minste één andere kerndienst uitvoert als bedoeld in afdeling A van de bijlage;

    (2) ‘afwikkeling’: de voltooiing van een effectentransactie met het doel verplichtingen van deelnemers te vervullen middels de overboeking van geld of effecten;

    (3) ‘effectenafwikkelingssysteem’: een systeem overeenkomstig het eerste en tweede streepje van punt a) van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG waarvan het bedrijf bestaat uit de uitvoering van overboekingsopdrachten in de zin van het tweede streepje van punt i) van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG;

    (4) ‘afwikkelingstermijn’: de tijdsperiode tussen de transactiedatum en de voorgenomen afwikkelingsdatum;

    (5) ‘werkdag’: werkdag in de zin van punt n) van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG;

    (6) ‘mislukte afwikkelingsoperatie’: het niet optreden van afwikkeling van een effectentransactie op de voorgenomen afwikkelingsdatum wegens een gebrek aan effecten of geld, ongeacht de grondoorzaak;

    (7) ‘voorgenomen afwikkelingsdatum’: de door de partijen bij een effectentransactie overeengekomen datum waarop afwikkeling moet plaatsvinden;

    (8) ‘centrale tegenpartij (ctp)’: een entiteit die zich tussen de tegenpartijen bij de contracten die worden verhandeld binnen één of meer financiële markten plaatst en de koper voor elke verkoper en de verkoper voor elke koper wordt;

    (9) ‘bevoegde autoriteit’: de autoriteit die door elke lidstaat wordt aangewezen in overeenstemming met artikel 10;

    (10) ‘deelnemer’: elke deelnemer, in de zin van punt f) van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG, inclusief een ctp, aan een effectenafwikkelingssysteem;

    (11) ‘deelneming’: deelneming in de zin van de eerste zin van artikel 17 van Richtlijn 78/660/EEG, of de rechtstreekse of onrechtstreekse eigendom van 20 % of meer van de stemrechten of het kapitaal van een onderneming;

    (12) ‘lidstaat van herkomst’: de lidstaat waarin aan een csd een vergunning is verleend;

    (13) ‘lidstaat van ontvangst’: de lidstaat, met uitzondering van de lidstaat van herkomst, waar een csd een bijkantoor heeft of csd-diensten verleent;

    (14) ‘bijkantoor’: een kantoor, met uitzondering van het hoofdkantoor, dat een onderdeel is van een csd, dat geen rechtspersoonlijkheid heeft en dat csd-diensten verleent waarvoor de csd een vergunning heeft;

    (15) ‘zeggenschap’: de relatie tussen twee ondernemingen in de zin van artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG;

    (16) ‘wanbetaling van de deelnemer’: een situatie waarin een insolventieprocedure, in de zin van punt j) van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG, tegen een deelnemer wordt geopend;

    (17) ‘levering tegen betaling’: een effectenafwikkelingsmechanisme dat een overboeking van effecten verbindt met een overboeking van geld op een wijze dat de levering van effecten enkel optreedt als de overeenkomstige betaling optreedt;

    (18) ‘effectenrekening’: een rekening waarop effecten mogen worden gecrediteerd of gedebiteerd;

    (19) ‘csd-koppeling’: een regeling tussen csd’s waarbij een csd een rekening opent in het effectenafwikkelingssysteem van een andere csd om de overboeking van effecten van haar deelnemers naar de deelnemers van die csd te vergemakkelijken. Csd-koppelingen omvatten standaardkoppelingstoegang, op maat gemaakte koppelingstoegang en interoperabele koppelingen;

    (20) ‘standaardkoppelingstoegang’: een csd-koppeling waarbij een csd met een andere csd verbonden is zoals elke andere deelnemer met het door die andere csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem verbonden is;

    (21) ‘op maat gemaakte koppelingstoegang’: een csd-koppeling waarbij een csd specifieke diensten aan een andere csd verleent die verschillen van de diensten die aan andere deelnemers aan haar effectenafwikkelingssysteem worden verleend;

    (22) ‘interoperabiliteitskoppelingen’: csd-koppelingen waarbij de door csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen interoperabel worden in de zin van punt o) van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG;

    (23) ‘effecten’: effecten in de zin van punt 18) van artikel 4 van Richtlijn 2004/39/EG;

    (24) ‘geldmarktinstrumenten’: geldmarktinstrumenten in de zin van punt 19) van artikel 4 van Richtlijn 2004/39/EG;

    (25) ‘rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging’: rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in punt 3) van afdeling C van bijlage I van Richtlijn 2004/39/EG;

    (26) ‘emissierechten’: alle eenheden die erkend zijn voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG;

    (27) ‘gereglementeerde markt’: gereglementeerde markt in de zin van punt 14) van artikel 4 van Richtlijn 2004/39/EG;

    (28) ‘multilaterale handelsfaciliteit (Multilateral trading facility – mtf): multilaterale handelsfaciliteit in de zin van punt 15) van artikel 4 van Richtlijn 2004/39/EG;

    (29) ‘georganiseerde handelsfaciliteit’ (organised trading facility – otf): een door een beleggingsonderneming of een marktexploitant geëxploiteerd systeem of faciliteit, anders dan een gereglementeerde markt of mtf, waarin meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten op zodanige wijze met elkaar in contact kunnen komen dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig het bepaalde in titel II van Richtlijn 2004/39/EG;

    (30) ‘dochteronderneming’ : een dochteronderneming in de zin van artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG;

    (31) ‘afwikkelende instantie’: afwikkelende instantie in de zin van punt d) van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG.

    2. De Commissie is bevoegd om in overeenstemming met artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende maatregelen om de technische elementen van de definities in de punten 17), 20), 21) en 22) van lid 1 te specificeren en om de nevendiensten als bedoeld in de punten 1) tot en met 4) van afdeling B van de bijlage en de diensten als bedoeld in de punten 1) en 2) van afdeling C van de bijlage te specificeren.

    Titel II Effectenafwikkeling

    Hoofdstuk I Giralisering

    Artikel 3 Giralisering

    1. Elke onderneming die effecten uitgeeft die toegelaten zijn tot de handel op de gereglementeerde markten zorgt ervoor dat die effecten in girale vorm worden weergegeven na immobilisatie middels de uitgifte van een verzamelstuk, dat de gehele uitgifte vertegenwoordigt, of na een rechtstreekse uitgifte van de effecten in gedematerialiseerde vorm.

    2. Indien de in lid 1 bedoelde effecten op gereglementeerde markten, multilaterale handelsfaciliteiten (mtf's) of georganiseerde handelsfaciliteiten (otf's) verhandeld worden of ingevolge een financiëlezekerheidsovereenkomst in de zin van punt a) van artikel 2 van Richtlijn 2002/47/EG worden overgedragen, worden deze effecten vóór de transactiedatum bij een csd giraal vastgelegd, tenzij zij reeds zijn vastgelegd.

    Artikel 4 Handhaving

    1. De autoriteiten van de lidstaten waar de onderneming die effecten uitgeeft is gevestigd, zijn bevoegd om ervoor te zorgen dat artikel 3, lid 1, wordt toegepast.

    2. De voor het toezicht op de gereglementeerde markten, mtf's en otf's bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat artikel 3, lid 2, wordt toegepast wanneer de in artikel 3, lid 1, bedoelde effecten op gereglementeerde markten, mtf's en otf's worden verhandeld.

    3. De autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van Richtlijn 2002/47/EG zijn bevoegd om ervoor te zorgen dat artikel 3, lid 2, van deze verordening wordt toegepast wanneer de in artikel 3, lid 1, van deze verordening bedoelde effecten worden overgedragen ingevolge een financiëlezekerheidsovereenkomst in de zin van punt a) van artikel 2 van Richtlijn 2002/47/EG.

    Hoofdstuk II Afwikkelingstermijnen

    Artikel 5 Voorgenomen afwikkelingsdatums

    1. Elke deelnemer aan een effectenafwikkelingssysteem die voor eigen rekening of namens een derde effecten, geldmarktinstrumenten, rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging en emissierechten koopt of verkoopt, wikkelt op de voorgenomen afwikkelingsdatum zijn verplichting met betrekking tot het effectenafwikkelingssysteem af.

    2. Ten aanzien van in lid 1 bedoelde effecten die verhandeld worden op de gereglementeerde markten, mtf's of otf's, valt de voorgenomen afwikkelingsdatum niet later dan op de tweede werkdag nadat de transactie plaatsvindt.

    3. De betrokken autoriteit van de lidstaat waarvan het recht op het door een csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem van toepassing is, is bevoegd om ervoor te zorgen dat de leden 1 en 2 worden toegepast.

    Hoofdstuk III Afwikkelingsdiscipline

    Artikel 6 Maatregelen om mislukte afwikkelingsoperaties te voorkomen

    1. Elke gereglementeerde markt, mtf of otf stelt procedures in die de bevestiging mogelijk maken van relevante gegevens over transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten op dag waarop de opdrachten eraan zijn gezonden.

    2. Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, stelt zij procedures vast die de afwikkeling van transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten op de voorgenomen afwikkelingsdatum vergemakkelijken. Zij bevordert vroege afwikkeling op de voorgenomen afwikkelingsdatum middels passende mechanismen, zoals een progressieve tariefstructuur.

    3. Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, stelt zij monitoringinstrumenten in die haar in staat stellen vooraf de afwikkelingen van transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten te identificeren waarvan de kans op mislukken het grootst is en vereist zij dat de deelnemers die transacties op de voorgenomen afwikkelingsdatum afwikkelen.

    4. De Europese Autoriteit voor effecten en markten ontwikkelt in overleg met de leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels te specificeren voor de procedures die bevestiging mogelijk maken van relevante informatie over transacties en afwikkeling vergemakkelijken als bedoeld in de leden 1 en 2 en nadere regels te geven voor de instelling van de monitoringinstrumenten om de afwikkelingstransacties te identificeren die de grootste kans maken op mislukking als bedoeld in lid 3.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    Artikel 7 Maatregelen om mislukte afwikkelingsoperaties aan te pakken

    1. Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, stelt zij een systeem in dat mislukte afwikkelingsoperaties monitort voor transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten. Zij verstrekt aan de bevoegde autoriteit en aan elke persoon met een legitiem belang regelmatig rapporten betreffende het aantal mislukte afwikkelingsoperaties en informatie over mislukte afwikkelingsoperaties en alle andere relevante informatie. De bevoegde autoriteiten delen met de ESMA alle relevante informatie betreffende mislukte afwikkelingsoperaties.

    2. Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, stelt zij procedures in die de afwikkeling vergemakkelijken van transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten die niet op de voorgenomen afwikkelingsdatum zijn afgewikkeld. Die procedures voorzien in een voldoende afschrikkend bestraffingsmechanisme voor deelnemers die de mislukte afwikkelingsoperaties veroorzaken.

    3. Een deelnemer aan een effectenafwikkelingssysteem die nalaat de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten op de voorgenomen afwikkelingsdatum aan de ontvangende deelnemer te leveren, is verplicht tot het uitvoeren van een inkoop waarbij die instrumenten uiterlijk vier dagen na de voorgenomen afwikkelingsdatum in de markt worden gekocht en aan die ontvangende deelnemer worden geleverd en andere maatregelen in overeenstemming met lid 4.

    4. Bij de in lid 3 bedoelde maatregelen wordt ten minste het volgende gespecificeerd:

    (a) de door de in gebreke blijvende deelnemer betaalde dagelijkse geldstraf voor elke werkdag tussen de voorgenomen afwikkelingsdatum en de werkelijke afwikkelingsdatum;

    (b) de aan de in gebreke blijvende deelnemer toegekende kennisgevingstermijn vóór de uitvoering van de inkoop;

    (c) de prijsstelling en kosten van een inkoop;

    (d) in voorkomend geval, de partij die de inkoop uitvoert;

    (e) het bedrag van de schadevergoeding voor de ontvangende deelnemer indien de uitvoering van de inkoop niet mogelijk is.

    5. De in lid 3 bedoelde maatregelen waarborgen dat:

    (a) de ontvangende deelnemer ten minste de bij de transactie overeengekomen prijs van de financiële instrumenten ontvangt;

    (b) de door de in gebreke blijvende deelnemer betaalde dagelijkse geldstraf voldoende afschrikkend is voor de in gebreke blijvende deelnemer;

    (c) indien de uitvoering van de inkoop niet mogelijk is, het bedrag van de aan de ontvangende deelnemer betaalde geldelijke schadevergoeding hoger is dan de bij de transactie overeengekomen prijs van de financiële instrumenten en de laatste publiek beschikbare prijs voor die instrumenten op het handelsplatform waar de transactie heeft plaatsgevonden en voldoende afschrikkend is voor de in gebreke blijvende deelnemer;

    (d) de in lid 7 bedoelde partijen, inclusief de ctp’s, die de inkoop verrichten, aan de deelnemers de voor deze dienst in rekening gebrachte vergoedingen bekendmaken;

    (e) als een andere partij dan de nalatige deelnemer de inkoop uitvoert, de nalatige deelnemer alle bedragen terugbetaalt die door de uitvoerende partij in overeenstemming met de leden 3 en 4 zijn betaald.

    6. Csd’s, ctp’s, gereglementeerde markten, otf's en otf’s stellen procedures in die hen in staat stellen elke deelnemer die systematisch nalaat de in lid 1 bedoelde financiële instrumenten of geld op de voorgenomen afwikkelingsdatum te leveren te schorsen en diens identiteit openbaar te maken, uitsluitend na die deelnemer in de gelegenheid te hebben gesteld zijn opmerkingen te maken.

    7. De leden 2 tot en met 6 zijn van toepassing op alle transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde instrumenten die toegelaten zijn tot de handel op de gereglementeerde markten, op otf's of otf’s verhandeld worden of door een ctp gecleard zijn.

    Voor transacties die door een ctp gecleard zijn alvorens binnen een effectenafwikkelingssysteem te zijn afgewikkeld, worden de in de leden 3 tot en met 5 bedoelde maatregelen door de ctp uitgevoerd.

    Voor niet door een ctp geclearde transacties nemen de gereglementeerde markten, mtf’s en otf’s in hun interne regels op dat hun deelnemers aan de in de leden 3 tot en met 5 bedoelde maatregelen onderworpen moeten zijn.

    8. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om de nadere regels te specificeren voor het systeem dat mislukte afwikkelingsoperaties monitort en de rapporten betreffende mislukte afwikkelingsoperaties als bedoeld in lid 1, van de procedures voor het vergemakkelijken van de afwikkeling van transacties na mislukte afwikkelingsoperaties als bedoeld in lid 2 en de in de leden 3 tot en met 5 bedoelde maatregelen.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    Artikel 8 Handhaving

    1. De betrokken autoriteit van de lidstaat waarvan het recht van toepassing is op het door een csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem is bevoegd om te zorgen voor toepassing van de artikelen 6 en 7 en voor monitoring van de opgelegde straffen, in nauw overleg met de in artikel 7 bedoelde autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de gereglementeerde markten, mtf’s, otf’s en ctp’s. Met name monitoren de autoriteiten de toepassing van de in artikel 7, leden 2 en 4, bedoelde straffen en van de in artikel 7, lid 6, bedoelde maatregelen.

    2. Om consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen de Unie in verband met de artikelen 6 en 7 van deze Verordening te waarborgen, mag de ESMA richtsnoeren geven in overeenstemming met artikel 16 Verordening (EU) nr. 1095/2010.

    Titel III Centrale effectenbewaarinstellingen

    Hoofdstuk I Vergunningverlening aan en toezicht op csd’s

    Afdeling 1 Voor de vergunningverlening aan en het toezicht op csd’s verantwoordelijke autoriteiten

    Artikel 9 Bevoegde autoriteit

    Een csd verkrijgt een vergunning bij en staat onder toezicht van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is gevestigd.

    Artikel 10 Aanwijzing van de bevoegde autoriteit

    1. Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de taken uit hoofde van deze verordening voor de vergunningverlening aan en het toezicht op de op zijn grondgebied gevestigde csd’s en stelt de ESMA daarvan in kennis.

    Indien een lidstaat meer dan één bevoegde autoriteit aanwijst, bepaalt hij hun taken en wijst hij, telkens wanneer daar in deze verordening specifiek sprake van is, één autoriteit aan die bevoegd is voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten, de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten, de ESMA en de EBA.

    2. De ESMA publiceert op haar website een lijst van de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten.

    3. De bevoegde autoriteiten hebben de toezichts- en onderzoeksbevoegdheden noodzakelijk voor de uitoefening van hun functies.

    Artikel 11 Betrokken autoriteiten

    1. De volgende autoriteiten zijn, telkens wanneer daar in deze verordening specifiek sprake van is, betrokken bij de vergunningverlening aan en het toezicht op csd’s:

    (a) de autoriteit verantwoordelijk voor het oversight op het door de csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem in de lidstaat waarvan het recht op dat effectenafwikkelingssysteem van toepassing is;

    (b) in voorkomend geval, de centrale bank in de Unie in de boeken waarvan de geldzijde van een door het csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem wordt afgewikkeld of, bij afwikkeling via een kredietinstelling in overeenstemming met titel IV, de uniale centrale bank van uitgifte van de betrokken valuta.

    2. De ESMA publiceert op haar website de lijst van de in lid 1 bedoelde betrokken autoriteiten.

    Artikel 12 Samenwerking tussen autoriteiten

    1. De in de artikelen 9 en 11 bedoelde autoriteiten en de ESMA werken, met name in noodsituaties als bedoeld in artikel 13, nauw samen voor de toepassing van deze verordening. Telkens wanneer passend en relevant, zijn bij die samenwerking andere publiekrechtelijke overheden en lichamen betrokken, met name die welke uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG zijn opgericht of aangesteld.

    Om te zorgen voor consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen de Unie inclusief samenwerking tussen autoriteiten als bedoeld in de artikelen 9 en 11 bij de verschillende beoordelingen noodzakelijk voor de toepassing van deze verordening, mag de ESMA overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 richtsnoeren geven die zich tot de in artikel 9 bedoelde autoriteiten richten.

    2. De bevoegde autoriteiten nemen, uitgaande van de beschikbare informatie, bij de uitoefening van hun algemene taken naar behoren de impact in overweging die hun besluiten, met name in noodsituaties als bedoeld in artikel 13, kunnen hebben voor de stabiliteit van het financiële stelsel in alle andere betrokken lidstaten.

    Artikel 13 Noodsituaties

    De in de artikelen 9 en 11 bedoelde autoriteiten stellen de ESMA en elkaar onmiddellijk op de hoogte van elke noodsituatie betreffende een csd, inclusief alle ontwikkelingen op de financiële markten die een schadelijk effect kunnen hebben op de marktliquiditeit en de stabiliteit van het financiële stelsel in elk van de lidstaten waar de csd of een van haar deelnemers gevestigd is.

    Afdeling 2 Voorwaarden en procedures voor vergunningverlening aan csd’s

    Artikel 14 Vergunningverlening aan een csd

    1. Elke rechtspersoon die aan de omschrijving van een csd beantwoordt, vraagt bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is gevestigd een vergunning aan alvorens haar activiteiten aan te vatten.

    2. In die vergunning worden de in de afdelingen A en B van de bijlage bedoelde diensten gespecificeerd die de csd mag verlenen.

    3. Een csd voldoet te allen tijde aan de vergunningsvoorwaarden.

    Een csd stelt de bevoegde autoriteit zonder onbehoorlijk uitstel in kennis van alle materiële wijzigingen die van invloed zijn op de voorwaarden voor vergunning.

    Artikel 15 Voorwaarden voor de verlening van een vergunning

    1. De aanvragende csd dient een vergunningsaanvraag in bij haar bevoegde autoriteit.

    2. Daarbij wordt alle informatie verstrekt die noodzakelijk is om de bevoegde autoriteit in staat te stellen zich ervan te overtuigen dat de aanvragende csd op het moment van de vergunningverlening alle regelingen heeft getroffen die noodzakelijk zijn om haar in deze verordening vastgestelde verplichtingen na te komen. De vergunningsaanvraag bevat een operationeel programma waarin de beoogde soorten bedrijfsactiviteiten en de structurele organisatie van de csd worden beschreven.

    3. Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de aanvraag beoordeelt de bevoegde autoriteit of de aanvraag volledig is. Als de aanvraag niet volledig is, stelt de bevoegde autoriteit een termijn vast waarbinnen de aanvragende csd bijkomende informatie moet verstrekken. De bevoegde autoriteit stelt de aanvragende csd in kennis wanneer de aanvraag als volledig wordt beschouwd.

    4. Vanaf het moment waarop de aanvraag als volledig wordt beschouwd, zendt de bevoegde autoriteit alle in de aanvraag opgenomen informatie aan de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten en raadpleegt zij die autoriteiten over de kenmerken van het door de aanvragende csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem.

    5. Vóór de verlening van een vergunning aan een aanvragende csd raadpleegt de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaat in de volgende gevallen:

    (a) de csd is een dochteronderneming van een in een andere lidstaat vergunninghoudende csd;

    (b) de csd is een dochteronderneming van de moederonderneming van een in een andere lidstaat vergunninghoudende csd;

    (c) over de csd wordt zeggenschap uitgeoefend door dezelfde natuurlijke of rechtspersonen die zeggenschap uitoefenen over een andere in een andere lidstaat vergunninghoudende csd.

    De in de eerste alinea bedoelde raadpleging heeft betrekking op het volgende:

    (a) de geschiktheid van de aandeelhouders en deelnemers als bedoeld in artikel 25, lid 4, en de reputatie en ervaring van de personen die daadwerkelijk de zaak van de csd leiden telkens wanneer de csd en een in een andere lidstaat vergunninghoudende csd die aandeelhouders, deelnemers en personen gemeenschappelijk hebben;

    (b) of de in lid 5 bedoelde betrekkingen tussen de in een andere lidstaat vergunninghoudende csd en de aanvragende csd geen invloed hebben op het vermogen van de aanvragende csd om aan de vereisten van deze verordening te voldoen.

    6. Binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag stelt de bevoegde autoriteit de aanvragende csd aan de hand van een ten volle met redenen omklede beslissing schriftelijk in kennis of de vergunning is verleend of geweigerd.

    7. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om te specificeren welke informatie de aanvragende csd in de vergunningsaanvraag aan de bevoegde autoriteit verstrekt.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    8. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren, modellen en procedures voor de vergunningsaanvraag vast te stellen.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure.

    Artikel 16 Gevolgen van de vergunning

    1. De activiteiten van de vergunninghoudende csd zijn beperkt tot het verlenen van de onder haar vergunning vallende diensten.

    2. Effectenafwikkelingssystemen mogen alleen door vergunninghoudende csd’s en centrale banken worden geëxploiteerd.

    3. Een vergunninghoudende csd mag niet blootgesteld zijn aan de risico’s die verbonden zijn aan het verlenen van bancaire nevendiensten door de kredietinstelling die in overeenstemming met titel IV aangewezen is om die diensten te verlenen.

    4. Een vergunninghoudende csd mag enkel een deelneming hebben in een rechtspersoon waarvan de activiteiten beperkt zijn tot het verlenen van diensten als bedoeld in de afdelingen A en B van de bijlage.

    Artikel 17 Uitbreiding en uitbesteding van activiteiten en diensten

    1. Een vergunninghoudende csd dient een vergunningsverzoek in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is gevestigd telkens wanneer zij een kerndienst aan een derde wil uitbesteden uit hoofde van artikel 28 of haar activiteiten tot een of meer van de volgende activiteiten wil uitbreiden:

    a)      bijkomende kern- en nevendiensten als bedoeld in de afdelingen A en B van de bijlage die niet onder de initiële vergunning vallen;

    b)      de exploitatie van een ander effectenafwikkelingssysteem;

    c)      de afwikkeling van de gehele of de gedeeltelijke geldzijde van haar effectenafwikkelingssysteem in de boeken van een andere centrale bank;

    d)      het instellen van een csd-koppeling.

    2. Bij de vergunningverlening uit hoofde van lid 1 wordt de procedure van artikel 15 gevolgd.

    De bevoegde autoriteit stelt de aanvragende csd binnen drie maanden na de indiening van een volledige aanvraag in kennis of de vergunning is verleend of geweigerd.

    Artikel 18 Intrekking van een vergunning

    1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de csd is gevestigd, trekt de vergunning in elk van de volgende omstandigheden in:

    (a) indien de csd binnen 12 maanden geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, uitdrukkelijk van de vergunning afstand doet of de voorafgaande zes maanden geen diensten of activiteiten heeft verricht;

    (b) indien de csd de vergunning heeft verkregen door het afleggen van valse verklaringen of op enige andere onrechtmatige wijze;

    (c) indien de csd niet langer voldoet aan de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend en binnen een bepaalde termijn de door de bevoegde autoriteit gevraagde verhelpende maatregelen niet heeft genomen;

    (d) indien de csd ernstig en systematisch de in deze verordening vastgestelde vereisten heeft geschonden.

    2. Vanaf het moment waarop de bevoegde autoriteit kennis krijgt van een van de in lid 1 bedoelde omstandigheden, raadpleegt zij onmiddellijk de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten over de noodzaak om de vergunning in te trekken, behalve indien de zaak dringend is.

    3. De ESMA en elke in artikel 11 bedoelde autoriteit mag op elk moment verzoeken dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de csd is gevestigd nagaat of de csd nog steeds aan de voorwaarden voldoet waaronder de vergunning is verleend.

    4. De bevoegde autoriteit mag de intrekking beperken tot een bepaalde dienst, activiteit of een bepaald financieel instrument.

    Artikel 19 Csd-register

    1. Door de bevoegde autoriteiten uit hoofde van de artikelen 14, 17 en 18 genomen beslissingen worden onmiddellijk aan de ESMA meegedeeld.

    2. Centrale banken stellen de ESMA onmiddellijk in kennis van elke csd die zij exploiteren.

    3. De naam van elke csd die met inachtneming van deze verordening haar bedrijf uitoefent en waaraan uit hoofde van de artikelen 14, 17 en 23 vergunning of erkenning is verleend, wordt opgenomen in een lijst waarin de diensten en klassen van financiële instrumenten worden gespecificeerd waarvoor de csd een vergunning heeft verkregen. De lijst omvat de bijkantoren die door de csd in andere lidstaten worden geëxploiteerd en de csd-koppelingen. De ESMA publiceert de lijst op haar speciale website en actualiseert deze.

    4. De in artikel 9 bedoelde bevoegde autoriteiten delen binnen 90 dagen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening aan de ESMA mee welke instellingen als csd werkzaam zijn.

    Afdeling 3 Toezicht op csd’s

    Artikel 20 Toetsing en evaluatie

    1. Ten minste jaarlijks toetst de bevoegde autoriteit de regelingen, strategieën, processen en mechanismen die door een csd met betrekking tot de naleving van deze verordening worden geïmplementeerd en evalueert zij de risico's waaraan de csd is of kan zijn blootgesteld.

    2. De bevoegde autoriteit stelt de frequentie en diepte van de in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie vast rekening houdend met de omvang, het systeemkritische karakter, het wezen, de schaal en de complexiteit van de betrokken csd. De toetsing en de evaluatie worden ten minste eenmaal per jaar bijgewerkt.

    3. De bevoegde autoriteit mag de csd aan inspecties ter plaatse onderwerpen.

    4. Bij het verrichten van de toetsing en evaluatie als bedoeld in lid 1 raadpleegt de bevoegde autoriteit in een vroeg stadium de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten over de werking van de door de csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen.

    5. De bevoegde autoriteit stelt regelmatig en ten minste eenmaal per jaar de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten in kennis van de resultaten, inclusief verhelpende maatregelen of straffen, van de in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie.

    6. Bij het verrichten van de in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie verstrekken de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de csd’s welke tot elkaar in verhouding staan als bedoeld in de punten a), b) en c) van de eerste alinea van artikel 15, lid 5, aan elkaar alle relevante informatie die hun taken kan vergemakkelijken.

    7. De bevoegde autoriteiten vereisen dat de csd die niet aan de vereisten van deze verordening voldoet in een vroeg stadium de noodzakelijke maatregelen of stappen neemt om de situatie aan te pakken.

    8. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om het volgende te specificeren:

    (a) de informatie die de csd aan de bevoegde autoriteit verstrekt voor de in lid 1 bedoelde toetsing;

    (b) de informatie die de bevoegde autoriteit aan de in lid 5 bedoelde betrokken autoriteiten verstrekt;

    (c) de informatie die de in lid 6 bedoelde bevoegde autoriteiten aan elkaar verstrekken.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    9. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren, modellen en procedures voor de verstrekking van informatie als bedoeld in de eerste alinea van lid 8 vast te stellen.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure.

    Afdeling 4 Verlenen van diensten in een andere lidstaat

    Artikel 21 Vrijheid om diensten te verlenen in een andere lidstaat

    1. Een vergunninghoudende csd mag haar activiteiten binnen het grondgebied van de Unie uitvoeren door de oprichting van een bijkantoor of door het rechtstreeks verlenen van diensten, mits de betrokken soorten activiteiten onder de vergunning vallen.

    2. Elke csd die voor de eerste maal haar diensten of activiteiten binnen het grondgebied van een andere lidstaat wil verlenen of die het dienstverleningsaanbod wil uitbreiden, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is gevestigd de volgende informatie mee:

    (a) de lidstaat waarin zij voornemens is werkzaamheden uit te oefenen;

    (b) een operationeel programma waarin met name wordt aangegeven welke dienst zij voornemens is te verlenen;

    (c) in geval van een bijkantoor, de organisatiestructuur van het bijkantoor en de namen van de verantwoordelijken voor de leiding van het bijkantoor.

    3. Binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 2 bedoelde informatie doet de bevoegde autoriteit mededeling van die informatie aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst tenzij zij, rekening houdend met de beoogde dienstverlening, redenen heeft om te twijfelen aan de toereikendheid van de administratieve structuur of de financiële situatie van de csd die haar diensten in de lidstaat van ontvangst wil verlenen.

    4. Indien de bevoegde autoriteit weigert aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst mededeling te doen van de informatie, geeft zij binnen drie maanden na ontvangst van alle informatie de redenen voor haar weigering aan de betrokken csd op.

    5. De csd mag haar diensten in de lidstaat van ontvangst beginnen verlenen onder de volgende voorwaarden:

    (a) bij ontvangst van een mededeling van de bevoegde autoriteit in de lidstaat van ontvangst waarbij deze autoriteit de ontvangst van de in lid 3 bedoelde mededeling bevestigt;

    (b) bij gebreke van enige ontvangst van een mededeling, na twee maanden vanaf de datum van verzending van de in lid 3 bedoelde mededeling.

    6. In geval van wijziging van de overeenkomstig lid 2 meegedeelde informatie stelt de csd ten minste één maand vóór de doorvoering van de wijziging de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst schriftelijk van deze wijziging in kennis. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst wordt door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst eveneens van deze wijziging in kennis gesteld.

    Artikel 22 Samenwerking tussen autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst

    1. Indien een in een lidstaat vergunninghoudende csd in een andere lidstaat een bijkantoor heeft gevestigd, mag de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de csd in het kader van de uitoefening van haar verantwoordelijkheden en na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst daarvan in kennis te hebben gesteld, in dat bijkantoor inspecties ter plaatse verrichten.

    2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst mogen vereisen dat csd's die diensten verlenen in overeenstemming met artikel 21 aan hen met name voor de verzameling van statistieken periodiek rapporteren over hun activiteiten in die lidstaten van ontvangst.

    3. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de csd doet, op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst en binnen een passende termijn, mededeling van de identiteit van de uitgevende instellingen en deelnemers aan het effectenafwikkelingssysteem dat door de csd die diensten verleent in die lidstaat van ontvangst wordt geëxploiteerd en van alle andere relevante informatie betreffende de activiteiten van die csd in de lidstaat van ontvangst.

    4. Wanneer, gelet op de toestand van de effectenmarkten in de lidstaat van ontvangst, de activiteiten van een csd die in die lidstaat van ontvangst een bijkantoor of interoperabiliteitskoppelingen met andere csd's of effectenafwikkelingssystemen heeft ingesteld, van substantieel belang zijn geworden voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst, treffen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst samenwerkingsregelingen voor het toezicht op de activiteiten van die csd in de lidstaat van ontvangst.

    5. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een csd die in overeenstemming met artikel 21 diensten verleent binnen haar grondgebied niet aan de verplichtingen voldoet die uit de bepalingen van deze verordening voortvloeien, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bevindingen in kennis.

    Indien de csd, in weerwil van door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst genomen maatregelen of omdat die maatregelen ontoereikend blijken te zijn, blijft handelen in strijd met de verplichtingen die uit de bepalingen van deze verordening voortvloeien, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarover geïnformeerd te hebben, alle passende maatregelen die nodig zijn om te zorgen voor naleving van de bepalingen van deze verordening binnen het grondgebied van de lidstaat van ontvangst. De ESMA wordt onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld.

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst kan de zaak verwijzen naar de ESMA, die mag handelen in overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.

    6. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen om de criteria te bepalen op grond waarvan de bedrijfsactiviteiten van een csd in een lidstaat van ontvangst kunnen worden geacht van substantieel belang te zijn voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst.

    7. De ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, modellen en procedures voor de samenwerkingsregelingen als bedoeld in de leden 1, 3 en 5.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure.

    Afdeling 5 Betrekkingen met derde landen

    Artikel 23 Derde landen

    1. Een in een derde land gevestigde csd mag via een bijkantoor of middels directe verlening van diensten csd-diensten verlenen aan in de Unie gevestigde uitgevende instellingen en deelnemers met betrekking tot hun activiteiten in de Unie en mag alleen koppelingen met een in de Unie gevestigde csd instellen indien zij door de ESMA is erkend.

    2. Na overleg met de in lid 3 bedoelde autoriteiten erkent de ESMA een in een derde land gevestigde csd die erkenning voor het verlenen van de in lid 1 bedoelde diensten heeft aangevraagd indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

    (a) de Commissie heeft een besluit genomen overeenkomstig lid 6;

    (b) de csd is daadwerkelijk aan vergunningsplicht en toezicht onderworpen waardoor volledige naleving van de in dat derde land geldende prudentiële vereisten gewaarborgd is;

    (c) er zijn ingevolge lid 7 samenwerkingsregelingen tussen de ESMA en de bevoegde autoriteiten in dat derde land getroffen.

    3. Bij de beoordeling of de in lid 2 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, raadpleegt de ESMA:

    (a) de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de csd van het derde land voornemens is csd-diensten te verlenen;

    (b) de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op in de Unie gevestigde csd's waarmee een csd van een derde land koppelingen heeft ingesteld;

    (c) de in artikel 11, lid 1, onder a), bedoelde autoriteiten;

    (d) de autoriteit in het derde land die bevoegd is voor vergunningverlening aan en toezicht op csd's.

    4. De in lid 1 bedoelde csd dient haar erkenningsaanvraag bij de ESMA in.

    In de aanvraag moet de csd de ESMA alle informatie verstrekken die noodzakelijk wordt geacht voor haar erkenning. Binnen 30 werkdagen na de ontvangst van de aanvraag beoordeelt de ESMA of de aanvraag volledig is. Als de aanvraag niet volledig is, stelt de ESMA een termijn vast waarbinnen de aanvragende csd bijkomende informatie moet verstrekken.

    Het erkenningsbesluit is gebaseerd op de criteria die zijn vastgesteld in lid 2.

    Binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag stelt de ESMA aan de hand van een geheel met redenen omkleed besluit de aanvragende csd schriftelijk in kennis of de erkenning is verleend of geweigerd.

    5. De ESMA toetst, in overleg met de in lid 3 bedoelde autoriteiten, de erkenning van de in een derde land gevestigde csd in geval van uitbreidingen door die csd in de Unie van de in lid 1 bedoelde diensten overeenkomstig de in de leden 1 tot en met 4 vastgestelde procedure.

    De ESMA trekt de erkenning van die csd in indien de voorwaarden en vereisten uit hoofde van lid 2 niet langer zijn vervuld of in de in artikel 18 bedoelde omstandigheden.

    6. De Commissie kan in overeenstemming met de in artikel 66 bedoelde procedure een besluit nemen dat bepaalt dat de wettelijke en toezichthoudende regelingen van een derde land waarborgen dat in dat land vergunninghoudende csd's voldoen aan wettelijk bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de in deze verordening vastgestelde vereisten, dat die csd's doorlopend onderworpen zijn aan doeltreffend toezicht en effectieve handhaving in dat derde land, en dat het wettelijke kader van dat derde land voorziet in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van uit hoofde van wettelijke regelingen van derde landen vergunninghoudende csd's.

    7. De ESMA treft in overeenstemming met artikel 33, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 samenwerkingsregelingen met de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het wettelijk en toezichtskader overeenkomstig lid 6 als gelijkwaardig aan deze verordening is erkend. In die regelingen wordt ten minste het volgende gespecificeerd:

    (a) het mechanisme voor de uitwisseling van informatie tussen de ESMA en de bevoegde autoriteiten van de betreffende derde landen, inclusief toegang tot alle door de ESMA gevraagde informatie met betrekking tot csd's die in derde landen een vergunning hebben;

    (b) het mechanisme voor snelle inkennisstelling van de ESMA indien een bevoegde autoriteit van een derde land van oordeel is dat een csd waarop zij toezicht uitoefent inbreuk maakt op de voorwaarden van haar vergunning of andere wetgeving die zij moet naleven;

    (c) de procedures met betrekking tot de coördinatie van toezichtactiviteiten, inclusief, in voorkomend geval, inspecties ter plaatse.

    Indien een samenwerkingsovereenkomst voorziet in doorgiften van persoonsgegevens door een lidstaat, wordt daarbij voldaan aan de bepalingen van Richtlijn 95/46/EG, en indien een samenwerkingsovereenkomst voorziet in doorgiften van persoonsgegevens door de ESMA, wordt daarbij voldaan aan de bepalingen van Verordening (EU) nr. 45/2001.

    8. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen om te specificeren voor welke diensten een in een derde land gevestigde csd erkenning door de ESMA dient aan te vragen uit hoofde van lid 1 en welke informatie de aanvragende csd aan de ESMA dient te verstrekken bij haar erkenningsaanvraag uit hoofde van lid 4.

    Hoofdstuk II Vereisten voor csd's

    Afdeling 1 Organisatorische vereisten

    Artikel 24 Algemene bepalingen

    1. Een csd heeft robuuste bestuursregelingen, waaronder een duidelijke organisatiestructuur met welomschreven, transparante en consistente verantwoordelijkheden, effectieve processen voor het identificeren, het managen, het monitoren en het rapporteren van de risico's waaraan zij blootstaat of kan blootstaan, en toereikend beleid inzake beloning en interne controlemechanismen, inclusief gezonde administratieve en boekhoudkundige procedures.

    2. Een csd stelt beleid en procedures vast die voldoende doeltreffend zijn om de naleving van deze verordening te garanderen, inclusief de naleving van alle bepalingen van deze verordening door de managers en werknemers van de csd.

    3. Een csd is belast met het aanhouden en beheren van effectieve schriftelijke organisatorische en administratieve regelingen om potentiële belangenconflicten tussen haarzelf, inclusief haar directieleden, werknemers, leden van de raad van bestuur of alle personen die rechtstreeks of onrechtstreeks met haar verbonden zijn, en haar deelnemers of hun cliënten te identificeren en te managen. De csd is belast met het aanhouden en implementeren van toereikende procedures om mogelijke belangenconflicten op te lossen.

    4. Een csd maakt haar bestuursregelingen en haar operationele regels openbaar.

    5. Een csd heeft passende procedures voor haar werknemers om langs een speciaal kanaal potentiële schendingen intern te rapporteren.

    6. Een csd is aan frequente en onafhankelijke audits onderworpen. De resultaten van deze audits worden meegedeeld aan de raad van bestuur en ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit.

    7. Een csd die middels kapitaalverbanden met een andere csd, een houdstermaatschappij of met een in titel IV bedoelde kredietinstelling verbonden is, stelt nadere beleidslijnen en procedures vast om de wijze te specificeren waarop de in dit artikel vastgestelde vereisten op de groep en op de verschillende entiteiten van de groep van toepassing zijn.

    8. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen waarbij de monitoringinstrumenten voor de in lid 1 bedoelde risico's waaraan csd's blootstaan en de verantwoordelijkheden van het belangrijkste personeel met betrekking tot die risico's, de in lid 3 bedoelde potentiële belangenconflicten en de in lid 6 bedoelde auditmethoden op csd-niveau alsook op groepsniveau worden gespecificeerd.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    Artikel 25 Directie, raad van bestuur en aandeelhouders

    1. De directie van een csd heeft voldoende goede naam en ervaring om voor het gezonde en prudente management van de csd te zorgen.

    2. Een csd heeft een raad van bestuur waarvan ten minste een derde van de leden, maar niet minder dan twee leden, onafhankelijk zijn.

    3. De vergoeding van de onafhankelijke en andere niet tot de directie behorende leden van de raad van bestuur mag niet gekoppeld zijn aan de zakelijke prestaties van de csd.

    4. De raad van bestuur bestaat uit geschikte leden met een passende combinatie van vaardigheden, ervaring en kennis van de entiteit en van de markt.

    5. Een csd stelt duidelijk de taken en verantwoordelijkheden van de raad van bestuur vast en stelt de notulen van de vergaderingen van de raad van bestuur ter beschikking van de bevoegde autoriteit.

    6. De aandeelhouders en deelnemers van de csd die in een positie verkeren om rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap over het management van de csd uit te oefenen, zijn geschikt om voor het gezonde en prudente management van de csd te zorgen.

    7. Een csd is belast met:

    (a) het verstrekken aan de bevoegde autoriteit en openbaar maken van informatie betreffende de eigendom van de csd, en meer bepaald de identiteit en de omvang van de belangen van alle partijen die in een positie verkeren om zeggenschap uit te oefenen over het bedrijf van de csd;

    (b) het verstrekken aan de bevoegde autoriteit en openbaar maken van informatie over elke eigendomsoverdracht die aanleiding geeft tot een wijziging in de identiteit van de personen die zeggenschap uitoefenen over het bedrijf van de csd.

    8. Binnen 60 werkdagen na de ontvangst van de in lid 7 bedoelde informatie neemt de bevoegde autoriteit een besluit over de voorgestelde wijzigingen in de zeggenschap over de csd. De bevoegde autoriteit weigert de voorgestelde wijzigingen in de zeggenschap over de csd goed te keuren indien er objectieve en aantoonbare gronden zijn om aan te nemen dat deze wijzigingen een bedreiging vormen voor het gezonde en prudente management van de csd of voor het vermogen van de csd om aan deze verordening te voldoen.

    Artikel 26 Gebruikerscomité

    1. Een csd richt voor elk effectenafwikkelingssysteem dat zij exploiteert gebruikerscomités op die bestaan uit vertegenwoordigers van uitgevende instellingen en van deelnemers aan die effectenafwikkelingssystemen. Het management van de csd mag geen enkele directe invloed uitoefenen op het advies van het gebruikerscomité.

    2. Een csd bepaalt het mandaat voor elk opgericht gebruikerscomité, de bestuursregelingen noodzakelijk om de onafhankelijkheid ervan te waarborgen en de operationele procedures ervan alsook de toelatingscriteria en het verkiezingsmechanisme voor leden van het gebruikerscomité. De bestuursregelingen zijn publiek beschikbaar en waarborgen dat het gebruikerscomité rechtstreeks rapporteert aan de raad van bestuur en regelmatig vergadert.

    3. Gebruikerscomités adviseren de raad van bestuur van de csd over belangrijke regelingen die een impact hebben op hun leden, inclusief de criteria voor het toelaten van uitgevende instellingen of deelnemers tot hun effectenafwikkelingssystemen, dienstniveau en prijsstellingsstructuur.

    4. Onverminderd het recht van de bevoegde autoriteiten om naar behoren te worden geïnformeerd, zijn de leden van het gebruikerscomité gehouden tot vertrouwelijkheid. Indien de voorzitter van een gebruikerscomité vaststelt dat een lid een actueel of potentieel belangenconflict heeft met betrekking tot een bepaalde kwestie, mag dat lid niet over die kwestie stemmen.

    5. Een csd stelt de bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis van alle beslissingen van de raad van bestuur om het advies van het gebruikerscomité niet te volgen.

    Artikel 27 Bewaren van vastleggingen

    1. Een csd bewaart ten minste vijf jaar alle vastleggingen over de verrichte diensten en activiteiten zodat de bevoegde autoriteit de naleving van de vereisten uit hoofde van deze verordening kan monitoren.

    2. Een csd stelt op verzoek van de bevoegde autoriteit en de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten de in lid 1 bedoelde vastleggingen beschikbaar voor het vervullen van hun mandaten.

    3. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het specificeren van de nadere regels voor de vastleggingen als bedoeld in lid 1 die moeten worden bewaard om de naleving door de csd's van de bepalingen van deze verordening te monitoren.

    De ESMA dient die ontwerpen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    4. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen voor het bepalen van de vorm van de vastleggingen als bedoeld in lid 1 die moeten worden bewaard om de naleving door de csd's van de bepalingen van deze verordening te monitoren.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure.

    Artikel 28 Uitbesteding

    1. Indien een csd diensten of activiteiten aan een derde uitbesteedt, blijft zij volledig verantwoordelijk voor het vervullen van al haar verplichtingen uit hoofde van deze verordening en neemt zij te allen tijde de volgende voorwaarden in acht:

    (a) uitbesteding heeft geen delegatie van haar verantwoordelijkheid tot gevolg;

    (b) de relatie van de csd met en de verplichtingen van de csd tegenover haar deelnemers of uitgevende instellingen worden niet gewijzigd;

    (c) de voorwaarden voor de vergunning van de csd veranderen niet daadwerkelijk;

    (d) uitbesteding staat er niet aan in de weg dat de toezicht- en oversightfuncties worden uitgeoefend, met name dat toegang ter plaatse mogelijk is om alle relevante informatie te verkrijgen die nodig is om die functies te vervullen;

    (e) uitbesteding leidt er niet toe dat de csd noodzakelijke systemen en controles worden ontnomen om de risico's te managen die zij loopt;

    (f) de csd behoudt de noodzakelijke deskundigheid en middelen voor het evalueren van de kwaliteit van de verleende diensten, de organisatie- en kapitaaltoereikendheid van de dienstverlener, voor het effectief toezien op de uitbestede diensten en voor het risicomanagement in verband met de uitbesteding;

    (g) de csd heeft directe toegang tot de relevante informatie over de uitbestede diensten;

    (h) de dienstverlener werkt in verband met de uitbestede activiteiten met de bevoegde autoriteit en de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten samen;

    (i) de csd zorgt ervoor dat de dienstverlener voldoet aan de bij de betrokken wetgeving op de gegevensbescherming vastgesteld normen die zouden gelden als de dienstverleners in de Unie waren gevestigd; de csd is verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat die normen worden opgenomen in een contract tussen de partijen en dat die normen in stand worden gehouden.

    2. De csd bepaalt in een schriftelijke overeenkomst haar rechten en verplichtingen en die van de dienstverlener. De uitbestedingovereenkomst omvat de mogelijkheid dat de csd de overeenkomst beëindigt.

    3. Een csd stelt op verzoek van de bevoegde autoriteit en de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten alle informatie beschikbaar die noodzakelijk is om hen in staat te stellen te beoordelen of bij de uitbestede activiteiten de vereisten van deze verordening in acht worden genomen.

    4. Voor uitbesteding van een kerndienst moet bij de bevoegde autoriteit een vergunning worden aangevraagd op grond van artikel 17.

    5. De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing indien een csd sommige van haar diensten of activiteiten aan een publiekrechtelijke entiteit uitbesteedt en die uitbesteding wordt beheerst door een specifiek wettelijk, regelgevend en operationeel kader dat gezamenlijk door de publiekrechtelijke entiteit en de betrokken csd is overeengekomen en geformaliseerd en door de bevoegde entiteiten op basis van de in deze verordening vastgestelde vereisten is goedgekeurd.

    Afdeling 2 Regels inzake bedrijfsvoering

    Artikel 29 Algemene bepalingen

    1. Doel van een csd is behoeftebevrediging van haar deelnemers en de markten waarop zij haar diensten verleent.

    2. Een csd moet welomschreven doelstellingen hebben die meetbaar en haalbaar zijn, zoals op het gebied van minimumdienstniveaus, risicomanagementverwachtingen en zakelijke prioriteiten.

    3. Een csd heeft transparante regels voor klachtenafhandeling.

    Artikel 30 Deelnamevereisten

    1. Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat zij exploiteert heeft een csd openbaargemaakte criteria voor deelname die eerlijke en open toegang mogelijk maken. Die criteria zijn transparant, objectief, risicogebaseerd en niet discriminerend om eerlijke en open toegang tot de csd te waarborgen. Criteria die de toegang beperken, zijn alleen toegestaan in zoverre zij tot doel hebben het risico voor de csd te beheersen.

    2. Een csd behandelt verzoeken om toegang onmiddellijk door uiterlijk binnen één maand een antwoord op die verzoeken te verstrekken en stelt de procedures voor de behandeling van toegangsverzoeken publiek beschikbaar.

    3. Een csd mag een deelnemer die aan de in lid 1 bedoelde criteria voldoet alleen toegang weigeren op basis van een behoorlijke schriftelijke motivering en een veelomvattende risicoanalyse.

    Bij weigering heeft de verzoekende deelnemer het recht een klacht in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de csd die toegang heeft geweigerd.

    De verantwoordelijke bevoegde autoriteit onderzoek de klacht naar behoren door de redenen van de weigering te beoordelen en verstrekt de verzoekende deelnemer een met redenen omkleed antwoord.

    De verantwoordelijke bevoegde autoriteit raadpleegt bij haar beoordeling van de klacht de bevoegde autoriteit van de plaats van vestiging van de verzoekende deelnemer. Indien de autoriteit van de verzoekende deelnemer het met de verstrekte beoordeling oneens is, wordt de zaak verwezen naar de ESMA, die mag handelen in overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.

    Indien de weigering door de csd om toegang aan de verzoekende deelnemer te verlenen ongerechtvaardigd wordt bevonden, gelast de verantwoordelijke bevoegde autoriteit die csd aan de verzoekende deelnemer toegang te verlenen.

    4. Een csd heeft objectieve en transparante procedures voor de schorsing en het ordelijke vertrek van deelnemers die niet langer aan de in lid 1 bedoelde deelnamecriteria voldoen.

    5. De Commissie is bevoegd in overeenstemming met artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen voor het specificeren van de risico's die een weigering door een csd van toegang aan deelnemers kunnen rechtvaardigen en de elementen van de procedure als bedoeld in lid 3.

    6. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren en modellen voor de procedure als bedoeld in lid 3 vast te stellen.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure.

    Artikel 31 Transparantie

    1. Een csd maakt voor elk effectenafwikkelingssysteem dat zij exploiteert alsook voor elk van de andere diensten die zij verleent de prijzen en vergoedingen in verband met de verleende diensten openbaar. Zij maakt de prijzen en vergoedingen, ook de kortingen en terugbetalingen en de voorwaarden om van die reducties te profiteren, voor elke verleende dienst en functie afzonderlijk bekend. Zij staat haar cliënten afzonderlijke toegang tot de specifieke verleende diensten toe.

    2. Een csd publiceert haar prijslijst om de vergelijking van het aanbod te vergemakkelijken en cliënten in staat te stellen bedacht te zijn op de prijs die zij voor het gebruik van de diensten zullen moeten betalen.

    3. Een csd is gebonden aan haar gepubliceerd prijsstellingsbeleid.

    4. Een csd verstrekt aan haar cliënten informatie waardoor de factuur op de gepubliceerde prijslijsten kan worden aangesloten.

    5. Een csd maakt aan alle deelnemers de risico's bekend die verbonden zijn aan de verleende diensten.

    6. Een csd verantwoordt afzonderlijk de kosten en opbrengsten van de verleende diensten en maakt die informatie aan de bevoegde autoriteit bekend.

    Artikel 32 Procedures voor communicatie met deelnemers en andere marktinfrastructuren

    Csd's gebruiken in hun procedures voor communicatie met deelnemers aan de effectenafwikkelingssystemen die zij exploiteren en met de markinfrastructuren waarmee zij in verbinding staan de erkende communicatieprocedures en communicatienormen voor messaging en referentiedata om efficiënte vastlegging, betaling en afwikkeling te vergemakkelijken.

    Afdeling 3 Vereisten voor csd-diensten

    Artikel 33 Algemene bepalingen

    Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, heeft zij passende regels en procedures, inclusief robuuste boekhoudkundige praktijken en controles, om de integriteit van effectenuitgiftes te helpen waarborgen en de risico's in verband met de veilige bewaring en afwikkeling van transacties in effecten te beperken en te managen.

    Artikel 34 Integriteit van de uitgifte

    1. Een csd neemt passende aansluitingsmaatregelen om na te gaan of het aantal effecten die een effectenuitgifte of een deel van een effectenuitgifte uitmaken dat bij de csd is ingediend gelijk is aan het aantal effecten dat in de effectenrekeningen van de deelnemers aan het door de csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem is vastgelegd. Die aansluitingsmaatregelen worden binnen de werkdag uitgevoerd.

    2. In voorkomend geval en als bij het aansluitingsproces voor een bepaalde effectenuitgifte andere entiteiten zijn betrokken, zoals de uitgevende instelling, registrators, uitgifteagenten, overdrachtagenten, gemeenschappelijke bewaarinstellingen, andere csd's of andere entiteiten, vereist de csd dat die entiteiten toereikende samenwerkings- en informatie-uitwisselingsmaatregelen met de csd overeenkomen zodat de integriteit van de uitgifte wordt bewaard.

    3. Effectenkredieten, debetsaldo's of effectenschepping zijn niet mogelijk in een door een csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem.

    4. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om de aansluitingsmaatregelen te specificeren die een csd uit hoofde van de leden 1 tot en met 3 neemt.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    Artikel 35 Bescherming van effecten van deelnemers

    1. Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, houdt zij vastleggingen en rekeningen aan met behulp waarvan zij te allen tijd en onverwijld in de rekeningen bij de csd de effecten van elke deelnemer van de effecten van elke andere deelnemer en, in voorkomend geval, van de eigen activa van de csd kan onderscheiden.

    2. Een csd houdt vastleggingen en rekeningen aan met behulp waarvan een deelnemer de effecten van die deelnemer van die van de cliënten van die deelnemer kan onderscheiden.

    3. Een csd biedt aan vastleggingen en rekeningen aan te houden door middel waarvan een deelnemer de effecten van ieder van de cliënten van die deelnemer kan onderscheiden, indien en zoals door die deelnemer vereist ('scheiding van afzonderlijke cliënten').

    4. Een csd maakt het niveau van bescherming en de kosten in verband met de verschillende niveaus van scheiding die zij aanbiedt openbaar en biedt die diensten aan op redelijke commerciële voorwaarden.

    5. Een csd gebruikt de effecten van een deelnemer met geen enkel doel tenzij zij de uitdrukkelijke instemming van die deelnemer heeft verkregen.

    6. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het specificeren van de girale methoden en de rekeningstructuren met behulp waarvan aangehouden effecten kunnen worden onderscheiden als bedoeld in de leden 1 tot en met 3 en de methoden van beoordeling daarvan.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    Artikel 36 Definitieve karakter van de afwikkeling

    1. Een csd zorgt ervoor dat het effectenafwikkelingssysteem dat zij exploiteert toereikende bescherming aan de deelnemers biedt. Het door een csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem wordt aangewezen en ter kennis gebracht volgens de procedures als bedoeld in punt a) van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG.

    2. Een csd stelt voor haar effectenafwikkelingssysteem procedures vast die een tijdige voltooiing van de afwikkeling, een minimale blootstelling van haar deelnemers aan tegenpartijrisico en liquiditeitsrisico en een laag aantal mislukte afwikkelingsoperaties mogelijk maken.

    3. Een csd bepaalt duidelijk het punt waarop overboekingsopdrachten in een effectenafwikkelingssysteem onherroepelijk, juridisch afdwingbaar en verbindend voor derden zijn.

    4. Een csd maakt het tijdstip bekend waarop overboekingen van gelden en effecten in een effectenafwikkelingssysteem onherroepelijk, juridisch afdwingbaar en voor derden verbindend zijn.

    5. De leden 3 en 4 zijn van toepassing onverminderd de bepalingen toepasselijk op koppelingen en gemeenschappelijke IT-afwikkelingsinfrastructuur waarin uit hoofde van artikel 45 is voorzien.

    6. Een csd zorgt ervoor dat de afwikkeling uiterlijk aan het einde van de werkdag van de voorgenomen afwikkelingsdatum definitief is. Op verzoek van haar gebruikerscomité installeert zij systemen die afwikkeling binnen de werkdag of realtime mogelijk maken.

    7. De geldopbrengsten van effectenafwikkelingen zijn uiterlijk aan het einde van de werkdag van de voorgenomen afwikkelingsdatum voor de ontvangers beschikbaar voor gebruik.

    8. Alle effectentransacties tegen geld tussen directe deelnemers aan het door een csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem worden op basis van levering tegen betaling afgewikkeld.

    9. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om de elementen van de procedures als bedoeld in lid 2 te specificeren die een tijdige voltooiing van de afwikkeling mogelijk maken.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    Artikel 37 Afwikkeling van de geldzijde

    1. Voor transacties die luiden in de valuta van het land waar de afwikkeling plaatsvindt, wikkelt een csd, telkens wanneer het praktisch en mogelijk is, de geldbetalingen van haar betrokken effectenafwikkelingssysteem af via rekeningen die zijn geopend bij een centrale bank die in die valuta opereert.

    2. Wanneer het niet praktisch en mogelijk is op rekeningen bij de centrale bank af te wikkelen, mag een csd aanbieden de geldbetalingen voor al haar effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan via bij een kredietinstelling geopende rekeningen af te wikkelen. Als een csd aanbiedt op bij een kredietinstelling geopende rekeningen af te wikkelen, neemt zij daarbij de bepalingen van titel IV in acht.

    3. Indien de csd zowel afwikkeling op rekeningen bij een centrale bank als afwikkeling op rekeningen bij een kredietinstelling aanbiedt, hebben haar deelnemers het recht uit die twee opties te kiezen.

    4. Een csd verstrekt aan de marktdeelnemers voldoende informatie om de aan die diensten verbonden risico's en kosten te kunnen identificeren en beoordelen.

    5. De Commissie is bevoegd in overeenstemming met artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende maatregelen tot bepaling van de gevallen wanneer de afwikkeling van de geldbetalingen in een specifieke valuta via bij een centrale bank geopende rekeningen niet praktisch en mogelijk is en de methoden voor beoordeling daarvan.

    Artikel 38 Regels en procedures bij wanbetaling van een deelnemer

    1. Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, heeft zij effectieve en welomschreven regels en procedures om de wanbetaling van een deelnemer te managen en ervoor te zorgen dat de csd tijdig actie kan ondernemen om de verliezen en liquiditeitsdruk te beperken en haar verplichtingen te blijven nakomen.

    2. Een csd maakt haar wanbetalingsregels en -procedures openbaar.

    3. Een csd gaat met haar deelnemers en andere betrokken stakeholders periodiek over tot beproeving en toetsing van haar wanbetalingsprocedures om ervoor te zorgen dat deze praktisch en doeltreffend zijn.

    4. Om consistente toepassing van dit artikel te waarborgen, mag de ESMA richtsnoeren geven overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

    Afdeling 4 Prudentiële vereisten

    Artikel 39 Algemene vereisten

    Een csd stelt een gezond risicomanagementkader vast om op veelomvattende wijze juridische, zakelijke, operationele en andere risico's te managen.

    Artikel 40 Juridische risico's

    1. In verband met haar vergunningverlening en toezicht alsook om haar cliënten te informeren, heeft een csd voor alle effectenafwikkelingssystemen die zij exploiteert regels, procedures en contracten die duidelijk en begrijpelijk zijn.

    2. Een csd stelt haar regels, procedures en contracten zo op dat zij, inclusief bij wanbetaling van de deelnemer, in alle betrokken jurisdicties kunnen worden gehandhaafd.

    3. Een csd die in verschillende jurisdicties haar bedrijf uitoefent, identificeert en beperkt in alle jurisdicties de risico's die voortvloeien uit potentiële collisie.

    Artikel 41 Algemeen zakelijk risico

    Een csd heeft robuuste IT-management- en controle-instrumenten om algemene zakelijke risico's, inclusief zakelijke strategie, kasstromen en exploitatiekosten te identificeren, te monitoren en te managen.

    Artikel 42 Operationele risico's

    1. Inclusief voor alle effectenafwikkelingssystemen die zij exploiteert, identificeert een csd alle potentiële bronnen van, zowel intern als extern, operationeel risico en minimaliseert zij de impact daarvan door de inzet van passende IT-instrumenten, –controles en –procedures.

    2. Een csd houdt passende IT-instrumenten aan die een hoge mate van beveiliging en operationele betrouwbaarheid waarborgen en een toereikende capaciteit hebben. De informatietechnologiesystemen zijn berekend op de complexiteit, de diversiteit en het soort diensten en activiteiten die worden verricht teneinde te garanderen dat strenge normen in acht worden genomen op het gebied van beveiliging en integriteit en vertrouwelijkheid van de bewaarde informatie.

    3. Voor haar notarisdiensten en centrale dienst voor het aanhouden van effectenrekeningen alsook voor elk effectenafwikkelingssysteem dat zij exploiteert, belast een csd zich met het vaststellen, implementeren en aanhouden van een toereikend bedrijfscontinuïteitsbeleid en noodherstelplan om te zorgen voor het behoud van haar diensten, het tijdig herstel van de bedrijfsactiviteiten en de vervulling van de verplichtingen van de csd bij gebeurtenissen die een significant risico inhouden op verstoring van de transacties.

    4. Het in lid 3 bedoelde plan moet het ten minste mogelijk maken om alle transacties op het ogenblik van de verstoring te herstellen, zodat de deelnemers aan een csd de afwikkeling met zekerheid en op de geplande datum kunnen uitvoeren. Daarbij dient een tweede verwerkingslocatie te worden opgericht met het vereiste niveau van belangrijke middelen, capaciteit en functionaliteit, inclusief passend opgeleid en ervaren personeel.

    5. De csd plant en voert een beproevingsprogramma uit voor de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde regelingen.

    6. Een csd is belast met het identificeren, monitoren en managen van de risico's die belangrijke deelnemers aan het effectenafwikkelingssysteem dat zij exploiteert alsook dienstverleners en aanbieders van hulpprogramma's en andere csd's of andere marktinfrastructuren voor haar bedrijfsactiviteiten kunnen inhouden.

    7. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het specificeren van de operationele risico's als bedoeld in de leden 1 tot en met 6, de methoden om die risico's te testen, aan te pakken of te minimaliseren, inclusief het bedrijfscontinuïteitsbeleid en de noodherstelplannen als bedoeld in de leden 3 en 4 en de methoden om deze te beoordelen.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    Artikel 43 Beleggingsrisico's

    1. Een csd houdt haar financiële activa aan bij centrale banken of vergunninghoudende kredietinstellingen die beschikken over robuuste boekhoudpraktijken, bewaringsprocedures en interne controles die deze activa ten volle beschermen.

    2. Een csd heeft wanneer dit vereist is onmiddellijk toegang tot haar activa.

    3. Een csd belegt haar financiële middelen uitsluitend in geld of in zeer liquide financiële instrumenten met een minimaal markt- en kredietrisico. Het moet mogelijk zijn die beleggingen snel te gelde te maken met een minimaal negatief effect op de prijs.

    4. Een csd houdt bij het nemen van haar beleggingsbeslissingen rekening met haar algehele kredietrisico-uitzettingen op individuele instellingen en ziet erop toe dat haar algehele risicoblootstelling aan elke individuele instelling binnen aanvaardbare concentratiegrenzen blijft.

    Artikel 44 Kapitaalvereisten

    1. Het kapitaal samen met de ingehouden winst en de reserves van een csd is evenredig met de risico's die uit de activiteiten van de csd voortkomen. Het is te allen tijde voldoende om:

    (a) te waarborgen dat de csd toereikend is beschermd tegen operationele, juridische, zakelijke, bewarings- en beleggingsrisico's;

    (b) potentiële algemene zakelijke verliezen te dekken zodat de csd als bedrijf met winstcapaciteit en winstvooruitzichten diensten kan blijven verlenen;

    (c) bij wanbetaling gedurende een passende tijdspanne een ordelijke afbouw of herstructurering van de activiteiten van de csd te waarborgen;

    (d) de csd in staat te stellen onder een reeks stress-scenario's gedurende ten minste zes maanden haar lopende en toekomstige exploitatiekosten te voldoen.

    2. Een csd houdt een plan aan voor het volgende:

    (a) het aantrekken van bijkomend kapitaal voor het geval dat haar aandelenkapitaal de vereisten waarin lid 1 voorziet nadert of onder die vereisten daalt;

    (b) het overgaan tot een ordelijke afbouw of sanering van haar bedrijfsactiviteiten en diensten indien de csd niet in staat is nieuw kapitaal aan te trekken.

    Dit plan wordt door de raad van bestuur of een passend comité daarvan goedgekeurd en regelmatig geactualiseerd.

    3. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het specificeren van het kapitaal, de ingehouden winst en de reserves van een csd als bedoeld in lid 1 en de kenmerken van het plan als bedoeld in lid 2.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    Afdeling 5 Vereisten voor csd-koppelingen

    Artikel 45 Csd-koppelingen

    1. Alvorens een csd-koppeling in te stellen en, zodra de koppeling is ingesteld, doorlopend, belasten alle betrokken csd's zich met het identificeren, beoordelen, monitoren en managen van alle potentiële bronnen van risico voor henzelf en voor hun deelnemers die uit de koppelingsregeling voortvloeien.

    2. Koppelingsregelingen zijn vergunningsplichtig als vereist uit hoofde van punt d) van artikel 17, lid 1.

    3. Een koppeling voorziet in toereikende bescherming van de gekoppelde csd's en hun deelnemers, met name ten aanzien van mogelijke kredietneming door csd's en de concentratie- en liquiditeitsrisico's als gevolg van de koppelingsregeling.

    Een koppeling wordt ondersteund door een passende contractuele regeling waarin de rechten en verplichtingen van de gekoppelde csd's en, indien nodig, van de deelnemers van de csd's worden vastgesteld. Een contractuele regeling met jurisdictie overschrijdende implicaties voorziet in een ondubbelzinnige keuze van het recht dat elk aspect van de activiteiten van de koppeling beheerst.

    4. Bij een voorlopige overboeking van effecten tussen gekoppelde csd's is heroverboeking van effecten voordat de eerste overboeking definitief is verboden.

    5. Een csd die een intermediair gebruikt om een koppeling met een andere csd te exploiteren, is belast met het meten, monitoren en managen van de bijkomende risico's die uit het gebruik van die intermediair voortvloeien.

    6. Gekoppelde csd's beschikken over robuuste aansluitingsprocedures om te waarborgen dat hun vastleggingen accuraat zijn.

    7. Koppelingen tussen csd's maken, wanneer dit praktisch en mogelijk is, afwikkeling van transacties op basis van levering tegen betaling tussen deelnemers aan gekoppelde csd's mogelijk. De redenen van elke afwikkeling die op basis van levering tegen betaling plaatsvindt, worden aan de bevoegde autoriteiten meegedeeld.

    8. Interoperabele effectenafwikkelingssystemen en csd's die een gemeenschappelijke afwikkelingsinfrastructuur gebruiken, stellen identieke momenten in voor:

    (a) de invoering van overboekingsopdrachten in het systeem;

    (b) de onherroepelijkheid van overboekingsopdrachten;

    (c) het definitieve karakter van overboekingen van effecten en gelden.

    9. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het specificeren van de in lid 3 bedoelde voorwaarden waarop elke soort koppelingsregeling in toereikende bescherming van de gekoppelde csd's en van hun deelnemers voorziet, met name wanneer een csd voornemens is aan het door een andere csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem deel te nemen, de monitoring en behandeling van bijkomende risico's als bedoeld in lid 5 die uit het gebruik van intermediairs voortvloeien, de aansluitingsmethoden als bedoeld in lid 6, de gevallen waarin afwikkeling van transacties op basis van levering tegen betaling via koppelingen praktisch en mogelijk is als bedoeld in lid 7 en de methoden voor beoordeling daarvan.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde procedure vast te stellen.

    Hoofdstuk III Collisie

    Artikel 46 Toepasselijk recht op eigendomsrechtelijke aspecten

    1. Elke kwestie met betrekking tot eigendomsrechtelijke aspecten in verband met door een cds bewaarde financiële instrumenten wordt beheerst door het recht van het land waar de rekening wordt aangehouden.

    2. Indien de rekening voor afwikkeling in een effectenafwikkelingssysteem wordt gebruikt, is het geldende recht het recht dat dit effectenafwikkelingssysteem beheerst.

    3. Als de rekening niet voor afwikkeling in een effectenafwikkelingssysteem wordt gebruikt, wordt die rekening geacht te worden aangehouden op de plaats waar de csd haar gewone verblijfplaats heeft als bepaald bij artikel 19 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad[24].

    4. Als dit artikel de toepassing van het recht van een land voorschrijft, wordt daaronder verstaan de rechtsregels die in dat land gelden, met uitsluiting van de regels van het internationale privaatrecht.

    Hoofdstuk IV Toegang tot csd's

    Afdeling 1 Toegang van uitgevende instellingen tot csd's

    Artikel 47 Vrijheid om bij een in de EU vergunninghoudende csd te emitteren

    1. Onverminderd het vennootschaprecht dat de effecten beheerst, mag een uitgevende instelling de csd en de lidstaat kiezen waar zij haar effecten laat vastleggen.

    2. Wanneer een uitgevende instelling een verzoek om vastlegging van haar effecten bij een csd indient, behandelt de csd dit verzoek onmiddellijk en verstrekt zij binnen drie maanden een antwoord aan de uitgevende instelling die het verzoek heeft ingediend.

    3. Een csd mag weigeren diensten aan een uitgevende instelling te verlenen. Die weigering mag slechts gebaseerd zijn op een veelomvattende risicoanalyse of op het feit dat de csd geen toegang heeft tot de transactieaanvoer van de markt waar de effecten van de verzoekende uitgevende instelling worden of zullen worden verhandeld.

    4. Indien een csd weigert diensten te verlenen aan een uitgevende instelling, geeft zij aan de verzoekende uitgevende instelling alle redenen op voor haar weigering.

    Bij weigering heeft de verzoekende uitgevende instelling het recht een klacht in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de csd die weigert haar diensten te verlenen.

    De verantwoordelijke autoriteit van die csd onderzoekt naar behoren de klacht door de door de csd opgegeven redenen van de weigering te beoordelen en verstrekt de verzoekende deelnemer een met redenen omkleed antwoord.

    De bevoegde autoriteit van de csd raadpleegt bij haar beoordeling van de klacht de bevoegde autoriteit van de plaats van vestiging van de verzoekende uitgevende instelling. Indien de autoriteit van de plaats van vestiging van de verzoekende uitgevende instelling het met de beoordeling oneens is, wordt de zaak verwezen naar de ESMA, die mag handelen in overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.

    Indien de weigering door de csd om haar diensten aan een uitgevende instelling te verlenen ongerechtvaardigd wordt bevonden, gelast de verantwoordelijke bevoegde autoriteit de csd haar diensten aan de verzoekende uitgevende instelling te verlenen.

    5. De Commissie is bevoegd in overeenstemming met artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen voor het specificeren van de risico's die een weigering door een csd van toegang aan uitgevende instellingen kunnen rechtvaardigen en de elementen van de procedure als bedoeld in lid 4.

    6. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren en modellen voor de procedure als bedoeld in lid 2 vast te stellen.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure.

    Afdeling 2 Toegang tussen csd's

    Artikel 48 Standaardkoppelingstoegang

    Een csd heeft het recht een deelnemer van een andere csd te worden in overeenstemming met artikel 30 en onverminderd de vergunningverlening voor de csd-koppeling waarin uit hoofde van artikel 17 is voorzien.

    Artikel 49 Op maat gemaakte koppelingstoegang

    1. Indien een csd een andere csd verzoekt speciale functies te ontwikkelen om tot deze laatste toegang te hebben, mag de csd die het verzoek ontvangt dat verzoek enkel verwerpen op basis van risico-overwegingen. Zij mag een verzoek niet afwijzen op gronden van verlies van marktaandeel.

    2. De csd die het verzoek ontvangt, mag, tenzij door beide partijen anders is overeengekomen, aan de verzoekende csd op regiebasis een vergoeding in rekening brengen voor het beschikbaar stellen van de op maat gemaakte koppelingstoegang.

    Artikel 50 Procedure voor csd-koppelingen

    1. Wanneer een csd een verzoek om toegang tot een andere csd indient, behandelt deze laatste dit verzoek onmiddellijk en verstrekt zij binnen drie maanden een antwoord aan de verzoekende csd.

    2. Een csd mag een verzoekende csd alleen toegang weigeren indien deze toegang invloed zou hebben op de werking van de financiële markten en systeemrisico zou veroorzaken. Deze weigering kan slechts op een omvattende risicoanalyse gebaseerd zijn.

    Indien een csd toegang weigert, geeft zij aan de verzoekende csd alle redenen op voor haar weigering.

    Bij weigering heeft de csd die het verzoek heeft ingediend het recht een klacht in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de csd die toegang heeft geweigerd.

    De verantwoordelijke bevoegde autoriteit onderzoek de klacht naar behoren door de redenen van de weigering te beoordelen en verstrekt aan de csd die het verzoek heeft ingediend een met redenen omkleed antwoord.

    De verantwoordelijke bevoegde autoriteit raadpleegt bij haar beoordeling van de klacht de bevoegde autoriteit van de csd die het verzoek heeft ingediend. Indien de autoriteit van de csd die het verzoek heeft ingediend het met de verstrekte beoordeling oneens is, mag elk van de twee autoriteiten de zaak verwijzen naar de ESMA, die mag handelen in overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.

    Indien de weigering van de csd om toegang aan de verzoekende csd te verlenen ongerechtvaardigd wordt bevonden, gelast de verantwoordelijke bevoegde autoriteit de csd toegang te verlenen aan de csd die het verzoek heeft ingediend.

    3. Indien de csd's overeenkomen een koppeling in te stellen, dienen zij in overeenstemming met artikel 17 een vergunningsverzoek bij hun respectieve bevoegde autoriteit in, die beoordeelt of alle potentiële risico's die uit de koppelingsregeling voortvloeien, zoals krediet-, liquiditeits-, operationele of alle andere relevante risico's volledig beperkt zijn.

    De bevoegde autoriteiten van de respectieve csd's weigeren een vergunning voor een koppeling te verlenen wanneer daardoor de werking van de door de aanvragende csd's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen zou kunnen worden beïnvloed.

    4. De bevoegde autoriteiten van de betrokken csd's raadplegen elkaar betreffende de goedkeuring van de koppeling en mogen, als dit bij uiteenlopende besluiten noodzakelijk is, de zaak verwijzen naar de ESMA, die mag handelen in overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.

    5. De Commissie is bevoegd in overeenstemming met artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende maatregelen om de elementen van de procedures als bedoeld in de leden 1 tot en met 3 te specificeren.

    6. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren en modellen voor de procedure als bedoeld in de leden 1 tot en met 3 vast te stellen.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure.

    Afdeling 3 Toegang tussen een csd en een andere marktinfrastructuur

    Artikel 51 Toegang tussen een csd en een andere marktinfrastructuur

    1. Een ctp en een handelsplatform verstrekken op verzoek van een cds aan een cds op niet-discriminerende en transparante basis transactieaanvoer en mogen daarvoor de verzoekende cds op regiebasis een vergoeding in rekening brengen, tenzij door beide partijen anders is overeengekomen.

    Een csd verleent aan een ctp of een handelsplatform op niet-discriminerende en transparante basis toegang tot haar effectenafwikkelingssysteem en mag voor die toegang op regiebasis een vergoeding in rekening brengen, tenzij door beide partijen anders is overeengekomen.

    2. Wanneer een partij in overeenstemming met lid 1 een verzoek om toegang tot een andere partij indient, wordt dit verzoek onmiddellijk behandeld en wordt binnen één maand een antwoord aan de verzoekende partij verstrekt.

    3. De partij die het verzoek ontvangt, mag toegang slechts ontzeggen indien die toegang de werking van de financiële markten zou beïnvloeden en systeemrisico zou veroorzaken. Zij mag een verzoek niet afwijzen op gronden van verlies van marktaandeel.

    Een partij die toegang weigert, geeft aan de verzoekende partij op basis van een veelomvattende risicoanalyse alle redenen voor die weigering op. Bij weigering heeft de verzoekende partij het recht een klacht in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de partij die toegang heeft geweigerd.

    De verantwoordelijke bevoegde autoriteit onderzoek naar behoren de klacht door de redenen van de weigering te beoordelen en verstrekt de verzoekende partij een met redenen omkleed antwoord.

    De verantwoordelijke bevoegde autoriteit raadpleegt bij haar beoordeling van de klacht de bevoegde autoriteit van de verzoekende partij. Indien de autoriteit van de partij die het verzoek heeft ingediend het met de verstrekte beoordeling oneens is, mag elk van de twee autoriteiten de zaak verwijzen naar de ESMA, die mag handelen in overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.

    Indien de weigering door een partij om toegang te verlenen ongerechtvaardigd wordt bevonden, gelast de verantwoordelijke bevoegde autoriteit die partij toegang te verlenen tot haar diensten.

    4. De Commissie is bevoegd in overeenstemming met artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende maatregelen om de elementen van de procedure als bedoeld in de leden 1 tot en met 3 te specificeren.

    5. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren en modellen voor de procedure als bedoeld in de leden 1 tot en met 3 vast te stellen.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de vorige alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen volgens de procedure van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

    Titel IV

    kredietinstellingen die zijn aangewezen om bancaire nevendiensten aan deelnemers van csd's te verlenen

    Artikel 52 Vergunning om bancaire nevendiensten te verlenen

    1. Een csd verleent aan zichzelf geen in afdeling C van de bijlage bedoelde bancaire nevendiensten.

    2. In afwijking van lid 1 mag, wanneer het voor een nationale bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 53, lid 1, van deze verordening vaststaat dat bij een csd alle noodzakelijke waarborgen in werking zijn om nevendiensten te kunnen verrichten, de bevoegde autoriteit een verzoek bij de Commissie indienen om deze csd toe te staan ook de in afdeling C van de bijlage bedoelde nevendiensten te verlenen. Dit verzoek omvat:

    (a) bewijs ter staving van het verzoek waarbij in detail de regelingen worden uiteengezet die de csd in werking heeft gesteld om met alle gerelateerde risico's om te gaan;

    (b) een met redenen omklede beoordeling dat deze oplossing de effectiefste manier is om systeemveerkracht te waarborgen;

    (c) een analyse van de verwachte impact op de relevante financiële markt en financiële stabiliteit.

    Na een gedetailleerde effectbeoordeling, een raadpleging van de betrokken ondernemingen en na rekening te hebben gehouden met de adviezen van de EBA, de ESMA en de ECB, neemt de Commissie een uitvoeringsbesluit in overeenstemming met de procedure waarvan sprake in artikel 66. De Commissie motiveert haar uitvoeringsbesluit.

    Een csd waaraan een afwijking is verleend, moet over een vergunning als kredietinstelling beschikken overeenkomstig titel van Richtlijn 2006/48/EG. Deze vergunning is beperkt tot de verlening van de bancaire nevendiensten die zij in overeenstemming met lid 4 mag verrichten en houdt in dat de prudentiële en toezichtsvereisten van artikel 57 en 58 worden vervuld.

    3. Een csd die voornemens is de geldzijde van haar gehele of gedeeltelijke effectenafwikkelingssysteem in overeenstemming met artikel 37, lid 2, van deze verordening af te wikkelen, dient over een vergunning te beschikken om met het oog daarop een vergunninghoudende kredietinstelling aan te wijzen als bepaald in titel II van Richtlijn 2006/48/EG, tenzij de in artikel 53, lid 1, van deze verordening bedoelde bevoegde autoriteit op basis van het beschikbare bewijs aantoont dat de blootstelling van één kredietinstelling aan de concentratie van risico's uit hoofde van artikel 57, leden 3 en 4, van deze verordening niet voldoende beperkt is. In dat geval kan de in artikel 53, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteit vereisen dat de csd meer dan een kredietinstelling aanwijst. Die aangewezen kredietinstellingen worden als afwikkelende instantie beschouwd.

    4. De in lid 3 bedoelde vergunning is van toepassing op de in afdeling C van de bijlage bedoelde nevendiensten die de aangewezen kredietinstelling of een csd waaraan op grond van lid 2 van dit artikel een afwijking is verleend mogelijk aan haar deelnemers willen verlenen.

    5. Telkens wanneer de csd en de aangewezen kredietinstelling tot een groep van ondernemingen behoren die uiteindelijk door dezelfde moederonderneming wordt gecontroleerd, is de vergunning als bedoeld in titel II van Richtlijn 2006/48/EG van die aangewezen kredietinstelling uitsluitend beperkt tot de verlening van de bancaire nevendiensten die zij in overeenstemming met lid 3 van dit artikel mag verlenen. Dezelfde vereiste geldt ten aanzien van een csd waaraan een afwijking uit hoofde van lid 2 van dit artikel is verleend.

    6. De csd en de aangewezen kredietinstellingen voldoen te allen tijde aan de voor vergunningverlening op grond van deze verordening noodzakelijke voorwaarden.

    De csd stelt de bevoegde autoriteiten zonder onbehoorlijk uitstel in kennis van alle materiële wijzigingen die van invloed zijn op de vergunningsvoorwaarden.

    Artikel 53 Procedure voor verlening en weigering van een vergunning

    1. De csd dient haar aanvraag voor een vergunning voor het aanwijzen van een kredietinstelling als vereist uit hoofde van artikel 52 in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is gevestigd.

    2. De aanvraag bevat alle informatie die noodzakelijk is om de bevoegde autoriteit in staat te stellen zich ervan te overtuigen dat de csd en de aangewezen kredietinstelling op het moment van de vergunning alle regelingen hebben getroffen die noodzakelijk zijn om hun in deze verordening vastgestelde verplichtingen na te komen. De aanvraag bevat een operationeel programma waarin de beoogde bancaire nevendiensten, de structurele organisatie van de betrekkingen tussen de csd en de aangewezen kredietinstellingen en de wijze waarop die kredietinstelling voornemens is aan de prudentiële vereisten zoals bepaald uit hoofde van artikel 57, leden 1, 3 en 4, te voldoen, zijn vastgesteld.

    3. De bevoegde autoriteit past de procedure op grond van artikel 15, leden 3 en 6 toe.

    4. De bevoegde autoriteit raadpleegt, alvorens een vergunning te verlenen aan de csd, de volgende autoriteiten:

    (a) de betrokken autoriteit als bedoeld in punt a) van artikel 11, lid 1, over de vraag of de beoogde verlening van diensten door de aangewezen kredietinstellingen geen invloed zal hebben op de werking van het door de aanvragende csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem;

    (b) de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 58, lid 1, over het vermogen van de kredietinstellingen om aan de prudentiële vereisten uit hoofde van artikel 57 te voldoen.

    5. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om te specificeren welke informatie de aanvragende csd aan de bevoegde autoriteit dient te verstrekken.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    6. De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren, modellen en procedures vast te stellen voor de raadpleging van de autoriteiten als bedoeld in lid 4 alvorens de vergunning wordt verleend.

    De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure.

    Artikel 54 Uitbreiding van bancaire nevendiensten

    1. Een csd die voornemens is de bancaire nevendiensten waarvoor zij een kredietinstelling aanwijst uit te breiden, dient een verzoek om uitbreiding in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar die csd is gevestigd.

    2. Het verzoek om uitbreiding is onderworpen aan de procedure op grond van artikel 53.

    Artikel 55 Intrekking van een vergunning

    1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de csd is gevestigd, trekt de vergunning in elk van de volgende omstandigheden in:

    (a) indien de csd binnen 12 maanden geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, uitdrukkelijk van de vergunning afstand doet of indien de aangewezen kredietinstelling gedurende de voorafgaande zes maanden geen diensten of activiteiten heeft verricht;

    (b) indien de csd de vergunning door het afleggen van valse verklaringen of op enige andere onrechtmatige wijze heeft verkregen;

    (c) indien de csd en de aangewezen kredietinstelling niet langer voldoen aan de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend en binnen een bepaalde termijn de door de bevoegde autoriteit gevraagde verhelpende maatregelen niet hebben genomen;

    (d) indien de csd en de aangewezen kredietinstelling ernstig en systematisch de in deze verordening vastgestelde vereisten hebben geschonden.

    2. Alvorens de vergunning in te trekken, raadpleegt de bevoegde autoriteit de betrokken autoriteiten als bedoeld in punt a) van artikel 11, lid 1, en de in artikel 58, lid 1, bedoelde autoriteiten over de noodzaak om de vergunning in te trekken, behalve indien de beslissing spoedeisend is.

    3. De ESMA, elke in punt a) van artikel 11, lid 1, bedoelde autoriteit en elke in artikel 58, lid 1, bedoelde autoriteit mag op elk moment verzoeken dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de csd is gevestigd, nagaat of de csd en de aangewezen kredietinstelling nog steeds aan de voorwaarden voldoen waaronder de vergunning is verleend.

    4. De bevoegde autoriteit mag de intrekking beperken tot een bepaalde dienst, activiteit of een bepaald financieel instrument.

    Artikel 56 Csd-register

    1. De door de bevoegde autoriteiten op grond van de artikelen 52, 54 en 55 genomen beslissingen worden aan de ESMA ter kennis gebracht.

    2. De ESMA neemt in de lijst die zij in overeenstemming met artikel 19, lid 3, moet publiceren de volgende informatie op:

    (a) de naam van elke csd die onderworpen is geweest aan een beslissing op grond van de artikelen 52, 54 en 55;

    (b) de naam van elke aangewezen instelling;

    (c) de lijst van bancaire nevendiensten die een aangewezen kredietinstelling op grond van haar vergunning aan deelnemers van een csd mag verlenen.

    3. De bevoegde autoriteiten stellen de ESMA binnen 90 dagen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening in kennis van de instellingen die bancaire nevendiensten verlenen overeenkomstig de vereisten van het nationale recht.

    Artikel 57 Prudentiële vereisten van toepassing op kredietinstellingen die zijn aangewezen om bancaire nevendiensten te verlenen

    1. Een voor het verlenen van bancaire nevendiensten aangewezen kredietinstelling verleent de in afdeling C van de bijlage bedoelde diensten die onder de vergunning vallen.

    2. Een voor het verlenen van bancaire nevendiensten aangewezen kredietinstelling voldoet aan alle huidige of toekomstige op kredietinstellingen toepasselijke wetgeving.

    3. Een voor het verlenen van bancaire nevendiensten aangewezen kredietinstelling voldoet met betrekking tot elk effectenafwikkelingssysteem voor de kredietrisico's die met deze diensten verband houden aan de volgende specifieke prudentiële vereisten:

    (a) zij stelt een robuust kader in om de desbetreffende kredietrisico's te managen;

    (b) zij identificeert de bronnen van die kredietrisico's, meet en monitort frequent en regelmatig de desbetreffende kredietuitzettingen en gebruikt passende risicomanagementsinstrumenten om deze risico's te beheersen;

    (c) zij zorgt voor volledige dekking van de desbetreffende kredietuitzettingen op individuele geldnemers met gebruikmaking van zekerheden en andere gelijkwaardige financiële middelen;

    (d) als zekerheid vereist is om haar betrokken kredietrisico te managen, aanvaardt zij alleen zekerheid met een laag krediet-, liquiditeits- en marktrisico;

    (e) zij is belast met het op passende wijze vaststellen en handhaven van conservatieve haircuts en concentratiegrenzen voor de waarde van zekerheden die zijn gesteld om de in punt c) bedoelde kredietuitzettingen te dekken;

    (f) zij stelt wettelijk bindende regelingen in werking zodat zekerheden, vooral grensoverschrijdende zekerheden, onmiddellijk kunnen worden verkocht of verpand;

    (g) zij stelt grenzen aan haar betrokken kredietuitzettingen;

    (h) zij analyseert en plant de wijze waarop potentiële resterende kredietuitzettingen dienen te worden aangepakt en stelt regels en procedures vast om die plannen uit te voeren;

    (i) zij verstrekt alleen krediet aan deelnemers die een rekening-courantrekening bij haar hebben;

    (j) zij voorziet in een automatische terugbetalingsprocedure van krediet binnen de werkdag en ontmoedigt krediet tot de volgende werkdag middels afschrikkende sanctietarieven.

    4. Een voor het verlenen van bancaire nevendiensten aangewezen kredietinstelling voldoet met betrekking tot elk effectenafwikkelingssysteem ten aanzien van de liquiditeitsrisico's die met deze diensten verband houden aan de volgende specifieke prudentiële vereisten:

    (a) zij heeft een robuust kader om voor alle valuta's van het effectenafwikkelingssysteem waarvoor zij als afwikkelende instantie optreedt haar liquiditeitsrisico's te meten, te monitoren en te managen;

    (b) zij monitort doorlopend het niveau van de liquide activa die zij aanhoudt en bepaalt de waarde van haar beschikbare liquide activa rekening houdend met passende haircuts op die activa;

    (c) zij meet continu haar liquiditeitsbehoeften en –risico's; hierbij houdt zij rekening met liquiditeitsrisico ten gevolge van wanbetaling van de twee deelnemers waarop zij de grootste uitzettingen heeft;

    (d) zij beperkt de betrokken liquiditeitsrisico's met behulp van onmiddellijk beschikbare middelen zoals voorfinancieringsregelingen en, bij gebreke daarvan, tracht zij uitsluitend bij instellingen met een toereikend risico- en marktprofiel de noodzakelijke kredietlijnen te verkrijgen of met hen soortgelijke regelingen te treffen ter dekking van de betrokken liquiditeitsbehoeften en zij identificeert, meet en monitort haar liquiditeitsrisico dat uit die instellingen voortkomt;

    (e) zij is belast met het vaststellen en handhaven van passende concentratiegrenzen voor elk van de betrokken liquiditeitsverstrekkers, inclusief haar moederonderneming en dochterondernemingen;

    (f) zij bepaalt en beproeft door middel van regelmatige en rigoureuze stresstests of de betrokken middelen toereikend zijn;

    (g) zij analyseert en plant de wijze waarop ongedekte liquiditeitstekorten kunnen worden aangepakt en stelt regels en procedures vast om die plannen uit te voeren;

    (h) zij baseert haar diensten voor krediet binnen de werkdag op evenredige middelen met ten minste dezelfde looptijd, bestaande uit kapitaal, gelddeposito's en leningsovereenkomsten;

    (i) indien dit praktisch en mogelijk is, deponeert zij de betrokken gelden op speciale rekeningen bij de centrale banken;

    (j) zij zorgt ervoor dat zij, met geïnformeerde toestemming van de klant, de haar door een in gebreke blijvende klant verstrekte zekerheid kan hergebruiken.

    5. De EBA ontwikkelt in overleg met de ESMA en de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen ter specificatie van het volgende:

    (a) de frequentie waarmee de kredietuitzettingen gemeten en gemonitord worden als bedoeld in punt b) van lid 3 en de soorten risicomanagementsinstrumenten die moeten worden gebruikt om de risico's ten gevolge van die uitzettingen te beheersen;

    (b) wat voor de toepassing van punt c) van lid 3 onder gelijkwaardige financiële middelen verstaan dient te worden;

    (c) het soort zekerheid dat kan worden geacht een laag krediet-, liquiditeits- en marktrisico te hebben voor de toepassing van punt d) van lid 3;

    (d) wat passende haircuts zijn voor de toepassing van punt e) van lid 3 en punt b) van lid 4;

    (e) de concentratiegrenzen voor de waarde van zekerheden als bedoeld in punt e) van lid 3, voor kredietuitzettingen als bedoeld in punt g) van lid 3 en voor liquiditeitsverstrekkers als bedoeld in punt e) van lid 4;

    (f) wat afschrikkende sanctietarieven zijn voor de toepassing van punt j) van lid 3;

    (g) de nadere regels voor het monitoringkader als bedoeld in punt b) van lid 4 en de methodologie voor het berekenen van de waarde van beschikbare liquide activa voor de toepassing van punt b) van lid 4 en voor het meten van de liquiditeitsbehoeften en –risico's als bedoeld in punt c) van lid 4;

    (h) wat onder onmiddellijk beschikbare middelen en een toereikend risico- en marktprofiel moet worden verstaan voor de toepassing van punt d) van lid 4;

    (i) de frequentie, het soort en de tijdshorizon van stresstests voor de toepassing van punt f) van lid 4;

    (j) de criteria voor het beoordelen wanneer het praktisch en mogelijk is om gelden op rekeningen bij centrale banken te deponeren voor de toepassing van punt i) van lid 4.

    De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 neergelegde procedure vast te stellen.

    Artikel 58 Toezicht op kredietinstellingen die zijn aangewezen om bancaire nevendiensten te verlenen

    1. De bevoegde autoriteit als bedoeld in Richtlijn 2006/48/EG is, onder de voorwaarden waarin die richtlijn voorziet, verantwoordelijk voor vergunningverlening aan en toezicht op de kredietinstellingen die zijn aangewezen om bancaire nevendiensten te verlenen en ten aanzien van de naleving door die instellingen van artikel 57, leden 3 en 4, van deze verordening.

    2. De in artikel 9 bedoelde bevoegde autoriteit toetst en evalueert in overleg met de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit ten minste op jaarbasis of de aangewezen kredietinstellingen voldoen aan artikel 57, lid 1, en of alle noodzakelijke regelingen tussen de aangewezen kredietinstellingen en de csd hen in staat stellen hun in deze verordening vastgestelde verplichtingen na te komen.

    3. Met het oog op de bescherming van de deelnemers aan het effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, zorgt zij ervoor dat zij bij de kredietinstelling die zij aanwijst toegang heeft tot alle voor de toepassing van deze verordening noodzakelijke informatie en rapporteert zij alle inbreuken op de verordening aan de in lid 1 en in artikel 9 bedoelde bevoegde autoriteiten.

    4. Om binnen de Unie consistent, efficiënt en effectief toezicht te waarborgen op kredietinstellingen die zijn aangewezen om bancaire nevendiensten te verlenen, mag de EBA, in overleg met de ESMA en de leden van het ESCB, tot de bevoegde autoriteiten gerichte richtsnoeren geven in overeenstemming met artikel 16 Verordening (EU) nr. 1093/2010.

    Titel V Sancties

    Artikel 59 Administratieve sancties en maatregelen

    1. De lidstaten stellen de regels vast met betrekking tot de administratieve sancties en maatregelen en die in de artikel 60 omschreven omstandigheden van toepassing zijn op personen die verantwoordelijk zijn voor schendingen van de bepalingen van deze verordening, en nemen alle maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. Deze sancties en maatregelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    Uiterlijk 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening stellen de lidstaten de Commissie en de ESMA in kennis van de in de eerste alinea bedoelde regels. Zij stellen de Commissie en de ESMA onverwijld in kennis van alle daaropvolgende wijzigingen ervan.

    2. De bevoegde autoriteiten zijn in staat administratieve sancties en maatregelen op te leggen aan csd's, aangewezen kredietinstellingen, de leden van hun managementorganen en alle andere personen die daadwerkelijke zeggenschap over hun onderneming uitoefenen alsook aan elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die verantwoordelijk wordt gehouden voor een inbreuk.

    3. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden tot het opleggen van sancties in de in artikel 60 omschreven omstandigheden werken de bevoegde autoriteiten nauw samen om ervoor te zorgen dat de administratieve sancties en maatregelen tot de met deze verordening beoogde resultaten leiden en coördineren zij hun optreden om bij grensoverschrijdende gevallen overeenkomstig artikel 12 mogelijk dubbel of overlappend opleggen van administratieve sancties en maatregelen te voorkomen.

    Artikel 60 Sanctiebevoegdheden

    1. Dit artikel is van toepassing op de volgende bepalingen van deze verordening:

    (a) verlening van in de afdelingen A, B en C van de bijlage bedoelde diensten in strijd met de artikelen 14, 23 en 52;

    (b) verkrijgen van de uit hoofde van de artikelen 14 en 52 vereiste vergunningen door het afleggen van valse verklaringen of op enige andere onwettige wijze als bedoeld in punt b) van artikel 18, lid 1, en punt b) van artikel 55, lid 1;

    (c) nalatigheid van csd's in het aanhouden van het vereiste kapitaal in strijd met artikel 44, lid 1;

    (d) nalatigheid van csd's in het naleven van de organisatorische vereisten in strijd met de artikelen 24 tot en met 28;

    (e) nalatigheid van csd's in het naleven van de bedrijfvoeringsregels in strijd met de artikelen 29 tot en met 32;

    (f) nalatigheid van csd's in het naleven van de organisatorische vereisten in strijd met de artikelen 34 tot en met 38;

    (g) nalatigheid van csd's in het naleven van de prudentiële vereisten in strijd met de artikelen 40 tot en met 44;

    (h) nalatigheid van csd's in het naleven van de vereisten voor csd-koppelingen in strijd met artikel 45;

    (i) verkeerdelijk weigeren door csd's van verschillende soorten toegang in strijd met de artikelen 47 tot en met 51;

    (j) nalatigheid van aangewezen kredietinstellingen in het voldoen aan de specifieke prudentiële vereisten in verband met kredietrisico's in strijd met artikel 57, lid 3;

    (k) nalatigheid van aangewezen kredietinstellingen in het voldoen aan specifieke prudentiële vereisten in verband met liquiditeitsrisico's in strijd met artikel 57, lid 4.

    2. Onverminderd de toezichtbevoegdheden van de bevoegde autoriteiten, hebben, bij een in het eerste lid bedoelde inbreuk, de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met de nationale wetgeving de bevoegdheid om ten minste de volgende administratieve sancties en maatregelen op te leggen:

    (a) een publieke verklaring waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon en de kern van de inbreuk worden vermeld;

    (b) een bevel waarbij de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon wordt verplicht de gedraging te staken en af te zien van herhaling van die gedraging;

    (c) intrekking van de op grond van de artikelen 14 en 52 verleende vergunningen, in overeenstemming met de artikelen 18 en 55;

    (d) ontslag van de leden van de managementorganen van de instellingen die verantwoordelijk zijn voor een inbreuk;

    (e) administratieve geldelijke sancties van ten hoogste tweemaal het bedrag van de tengevolge van de inbreuk behaalde winst, indien die bedragen kunnen worden vastgesteld;

    (f) indien het een natuurlijke persoon betreft, administratieve geldelijke sancties oplopend tot 5 miljoen EUR of tot 10% van de totale jaaromzet van die persoon in het voorgaande kalenderjaar;

    (g) indien het een rechtspersoon betreft, administratieve geldelijke sancties oplopend tot 10% van de totale jaaromzet van die persoon in het voorgaande boekjaar; indien de onderneming een dochter van een moederonderneming is, is de desbetreffende totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet die blijkt uit de geconsolideerde rekening van de uiteindelijke moederonderneming van de groep in het voorgaande boekjaar.

    3. Bevoegde autoriteiten mogen andere dan de in lid 2 bedoelde sanctiebevoegdheden hebben en mogen in administratieve geldelijke sancties van hogere niveaus voorzien dan de in dat lid vastgestelde sancties.

    4. Elke administratieve sanctie of maatregel die wordt opgelegd wegens inbreuken op deze verordening wordt zonder onnodige vertraging gepubliceerd, waarbij ten minste informatie wordt verstrekt over het soort inbreuk en de kern van de inbreuk en de identiteit van de ervoor verantwoordelijke personen, tenzij een dergelijke publicatie de stabiliteit van financiële markten ernstig in gevaar zou brengen. Indien bekendmaking de betrokken partijen onevenredige schade zou berokkenen, maken de bevoegde autoriteiten de maatregelen en sancties zonder vermelding van namen bekend.

    Bij de bekendmaking van sancties moeten de grondrechten worden nageleefd als neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens.

    Artikel 61 Effectieve toepassing van sancties

    1. Bij het bepalen van het soort en het niveau van de administratieve sancties of maatregelen houden de bevoegde autoriteiten rekening met de volgende criteria:

    (a) de ernst en de duur van de schending;

    (b) de mate van verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke persoon;

    (c) de omvang en de financiële draagkracht van de verantwoordelijke persoon, gezien de totale omzet van de verantwoordelijke rechtspersoon of het jaarinkomen van de verantwoordelijke natuurlijke persoon;

    (d) de grootte van de door de verantwoordelijke persoon behaalde winsten, vermeden verliezen of de verliezen voor derden ten gevolge van de inbreuk, in zoverre deze zijn vast te stellen;

    (e) de mate van medewerking met de bevoegde autoriteit door de verantwoordelijke persoon, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door de betreffende persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;

    (f) eerdere inbreuken door de verantwoordelijke persoon.

    2. Hiernaast kunnen bevoegde autoriteiten nog andere factoren in overweging nemen, als die factoren in de nationale wetgeving zijn vastgelegd.

    Artikel 62 Rapporteren van inbreuken

    1. De lidstaten stellen effectieve mechanismen in werking om het rapporteren aan de bevoegde autoriteiten van inbreuken op deze verordening te stimuleren.

    2. De in lid 1 bedoelde mechanismen omvatten ten minste:

    (a) specifieke procedures voor de ontvangst en het onderzoek van rapporten over inbreuken;

    (b) passende bescherming voor personen die potentiële of actuele inbreuken rapporteren;

    (c) bescherming van persoonsgegevens van zowel de persoon die de potentiële of actuele inbreuken rapporteert als de beschuldigde persoon, overeenkomstig de beginselen van Richtlijn 95/46/EG;

    (d) een passende procedures ter waarborging van de rechten op verdediging en om te worden gehoord van de beschuldigde persoon voordat een definitieve beslissing wordt genomen die van invloed is op die persoon en het recht op een effectieve voorziening in rechte bij een rechtbank tegen elke beslissing of maatregel die van invloed is op die persoon.

    Titel VI Gedelegeerde handelingen, overgangsbepalingen, wijziging van Richtlijn 98/26/EG en slotbepalingen

    Artikel 63 Bevoegdheidsdelegatie

    De Commissie is bevoegd in overeenstemming met artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de artikelen 2, lid 2, 22, lid 6, 23, lid 1, 23, lid 4, 30, lid 1, 30, lid 3, 37, lid 1, 50, lid 1, 50, lid 2, 50, lid 3, 51, lid 2 en 51, lid 3.

    Artikel 64 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2. De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 63 bedoelde gedelegeerde handelingen wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening verleend voor onbepaalde tijd.

    3. De in artikel 63 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    5. Een overeenkomstig artikel 63 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking als het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of als zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 65 Uitvoeringsbevoegdheden

    De Commissie is bevoegd uit hoofde van artikel 23, lid 6 en de derde alinea van artikel 52, lid 2, uitvoeringshandelingen vast te stellen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 66, lid 2.

    Artikel 66 Comitéprocedure

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het Europees Comité voor het effectenbedrijf, dat is ingesteld bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie[25]. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2. Artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 is van toepassing wanneer de Commissie de bij deze verordening verleende uitvoeringsbevoegdheden uitoefent.

    Artikel 67 Overgangsbepalingen

    1. Instellingen waarvan onder de uit hoofde van artikel 19, lid 4, vastgestelde voorwaarden kennisgeving is gedaan aan de ESMA vragen binnen twee jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening alle vergunningen aan die noodzakelijk zijn voor de toepassing van deze verordening.

    2. Binnen twee jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening vraagt een in een derde land gevestigde csd een vergunning aan bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin de csd haar diensten verleent indien zij voornemens is haar diensten te verlenen op basis van artikel 14, of vraagt zij erkenning bij de ESMA aan indien zij voornemens is haar diensten te verlenen op basis van artikel 23.

    3. Indien een in een derde land gevestigde csd op de datum van inwerkingtreding van deze verordening reeds diensten in een lidstaat verleent in overeenstemming met het nationale recht van die lidstaat, mag die csd diensten blijven verlenen totdat de in artikel 14 bedoelde vergunning of de in artikel 23 bedoelde erkenning is verleend of verworpen.

    4. Koppelingen tussen een in een derde land gevestigde csd en in de lidstaten vergunninghoudende csd's zijn toegestaan totdat de in artikel 14 bedoelde vergunning of de in artikel 23 bedoelde erkenning is verleend of verworpen.

    Artikel 68 Wijziging van Richtlijn 98/26/EG

    1. Het derde streepje van de eerste alinea van punt a) van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG wordt vervangen door het volgende:

    "-       die door de lidstaat waarvan het recht toepasselijk is, onverminderd strengere algemeen toepasselijke voorwaarden die door de nationale wet worden voorgeschreven, als systeem is aangemerkt en bij de Europese Autoriteit voor effecten en markten is aangemeld, nadat die lidstaat zich ervan heeft vergewist dat de regels van het systeem adequaat zijn.".

    2. Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening stellen de lidstaten de maatregelen vast die noodzakelijk zijn om aan de bepalingen van lid 1 te voldoen, publiceren zij deze en delen zij deze aan de Commissie mee.

    Artikel 69 Rapporten en toetsing

    1. De ESMA dient, in samenwerking met de EBA en de in de artikelen 9 en 11 bedoelde autoriteiten, bij de Commissie jaarlijkse rapporten in waarin beoordelingen van trends, potentiële risico's en zwakke plekken en, indien noodzakelijk, aanbevelingen voor voorkómende of verhelpende maatregelen op de markten voor diensten die onder deze verordening vallen, worden verstrekt. Een dergelijk rapport omvat ten minste:

    (a) een beoordeling van de afwikkelingsefficiëntie voor binnenlandse en grensoverschrijdende operaties voor elke lidstaat op basis van het aantal en het volume van mislukte afwikkelingsoperaties, het bedrag van de geldstraffen als bedoeld in artikel 7, lid 4, het aantal en de volumes van de inkooptransacties als bedoeld in artikel 7, lid 4, en alle andere relevante criteria;

    (b) een beoordeling waarbij afwikkeling die niet in de door csd's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen plaatsvindt, wordt gemeten op basis van het aantal en het volume van transacties en alle andere relevante criteria;

    (c) een beoordeling van de grensoverschrijdende verlening van diensten die onder deze verordening valt op basis van het aantal en de soorten csd-koppelingen, het aantal buitenlandse deelnemers aan de door csd's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen, het aantal en het volume van transacties waarbij die deelnemers betrokken zijn, het aantal buitenlandse uitgevende instellingen die hun effecten bij een csd vastleggen in overeenstemming met artikel 47 en alle andere relevante criteria.

    2. De in lid 1 bedoelde rapporten betreffende een kalenderjaar worden vóór 30 april van het volgende kalenderjaar aan de Commissie meegedeeld.

    Artikel 70

    Inwerkingtreding en toepassing

    1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2. Artikel 5 is van toepassing vanaf 1 januari 2015.

    3. Artikel 3, lid 1, is van toepassing vanaf 1 januari 2020.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, op 7.3.2012

    Voor het Europees Parlement                                                      Voor de Raad

    De voorzitter                                                                                 De voorzitter                                                                                                      

    BIJLAGE

    Lijst van diensten

    Afdeling A Kerndiensten van centrale effectenbewaarinstellingen

    1. Initiële vastlegging van effecten in een giraal systeem ('notarisdienst')

    2. Aanhouden van effectenrekeningen bovenaan de houderschapsketen ('centrale dienst voor het aanhouden van effectenrekeningen');

    3. Exploiteren van een effectenafwikkelingssysteem ('afwikkelingsdienst').

    Afdeling B Niet-bancaire nevendiensten van centrale effectenbewaarinstellingen

    Door de csd's verleende diensten die bijdragen tot het vergroten van de veiligheid, efficiëntie en transparantie van de effectenmarkt, inclusief:

    1. Diensten in verband met de afwikkelingsdienst, zoals:

    (a) organiseren van een effectenuitleenmechanisme als agent voor deelnemers aan een effectenafwikkelingssysteem;

    (b) verlenen van diensten voor zekerhedenbeheer als agent voor deelnemers aan een effectenafwikkelingssysteem;

    (c) afwikkelingsmatching, orderrouting, transactiebevestiging, transactieverificatie.

    2. Diensten in verband met de notarisdiensten en centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen, zoals:

    (a) diensten in verband met aandeelhoudersregisters;

    (b) initiëren van de verwerking van verrichtingen op effecten, inclusief fiscale diensten, informatiediensten en diensten in verband met algemene vergaderingen;

    (c) diensten in verband met nieuwe uitgiften, inclusief de toewijzing en het beheer van ISIN-codes en soortgelijke codes;

    (d) orderrouting en orderverwerking, innen en verwerken van vergoedingen en daarmee verband houdende rapportage.

    3. Aanhouden van effectenrekeningen in verband met de afwikkelingsdienst, het zekerhedenbeheer en andere nevendiensten.

    4. Alle andere diensten, zoals:

    (a) verlenen van algemene diensten voor zekerhedenbeheer als agent;

    (b) rapportering uit hoofde van de regulering;

    (c) verstrekken van gegevens en statistieken aan markt/censusbureaus;

    (d) verlenen van IT-diensten.

    Afdeling C Bancaire nevendiensten

    1. Bancaire diensten voor de deelnemers aan een effectenafwikkelingssysteem in verband met de afwikkelingsdienst, zoals

    (a) verstrekken van rekening-courantrekeningen;

    (b) aanvaarden van gelddeposito's;

    (c) verstrekken van geldkrediet;

    (d) uitlenen van effecten.

    2. Bancaire diensten in verband met andere kern- of nevendiensten als bedoeld in de afdelingen A en B, zoals:

    (a) verstrekken van rekening-courantrekeningen voor afwikkeling en aanvaarden van gelddeposito's van houders van effectenrekeningen

    (b) uitlenen van effecten aan houders van effectenrekeningen;

    (c) bancaire nevendiensten die de verwerking van verrichtingen op effecten vergemakkelijken, zoals:

    – i)  voorfinanciering van effectenopbrengsten in de vorm van inkomsten en aflossingen;

    – ii) voorfinanciering van fiscale vorderingen.

    BIJLAGE

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

                  1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

                  1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

                  1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

                  1.4.    Doelstelling(en)

                  1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

                  1.6.    Duur en financiële gevolgen

                  1.7.    Beheersvorm(en)

    2.           BEHEERSMAATREGELEN

                  2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen

                  2.2.    Beheers- en controlesysteem

                  2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

                  3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

                  3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

                  3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

                  3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

                  3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

                  3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

                  3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

                  3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief

    Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories – csd's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG

    1.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[26]

    Interne Markt – Financiële markten

    1.3. Aard van het voorstel/initiatief

    ý Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

    ¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[27]

    ¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

    ¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

    1.4. Doelstellingen 1.4.1. De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

    Verhogen van de veiligheid en efficiëntie van de financiële markten; versterken van de interne markt voor financiële diensten.

    1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

    Specifieke doelstellingen: In het licht van bovenstaande algemene doelstellingen worden de volgende specifieke doelstellingen nagestreefd: · vergroten van de veiligheid van grensoverschrijdende afwikkeling · vergroten van de efficiëntie van grensoverschrijdende afwikkeling · zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden voor csd-diensten.

    1.4.3. Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen

    Met het voorstel wordt beoogd: · verhogen van de veiligheid en efficiëntie van de afwikkeling door de harmonisering van de afwikkelingstermijnen en ervoor zorgen dat verreweg de meeste effecten giraal worden uitgegeven · verbeteren van de afwikkelingsdiscipline door het instellen van een passend en geharmoniseerd kader om mislukking van afwikkelingsoperaties te voorkomen · passend reguleren van alle in de EU opererende csd's · zorgen voor samenhang van de vereisten voor csd's en coördinatie in het toezicht door nationale toezichthouders · verminderen van de kosten van grensoverschrijdende afwikkeling voor beleggers · een groter keuzeaanbod voor uitgevende instellingen en beleggers door het vergroten van de toegang tot csd's · vergroten van concurrentieneutraliteit voor csd-diensten, hetgeen tot een betere kwaliteit en lagere prijzen van csd-diensten voor uitgevende instellingen en beleggers kan leiden.

    1.4.4. Resultaat- en effectindicatoren

    Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

    · een rapport waarin de efficiëntie van de afwikkeling voor elke EU-markt wordt beoordeeld. Als indicatoren kunnen gelden: aantal en volume van mislukte afwikkelingsoperaties (gedifferentieerd naar binnenlandse en grensoverschrijdende transacties), volume van csd-straffen, aantal inkoopprocedures en aantal gevallen van schorsing van lidmaatschap wegens systematisch mislukkende afwikkelingsoperaties · een rapport waarin het volume van marktklachten wordt gemeten om te beoordelen of harmonisatie van afwikkelingstermijnen tot verhoogde efficiëntie van verrichtingen op effecten heeft geleid · een rapport waarin internalisering van afwikkeling door bewaarnemers buiten door csd's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen wordt gemeten. Deze informatie is belangrijk wat betreft het systeemrisico en om te helpen beoordelen of EU-optreden in dat opzicht noodzakelijk kan zijn · een rapport waarin wordt beoordeeld of de grensoverschrijdende bedrijvigheid toeneemt. Mogelijke indicators zijn het aantal csd-koppelingen, het aantal buitenlandse deelnemers aan csd's, het transactievolume voor buitenlandse deelnemers en de aantallen uitgevende instellingen die toegang hebben tot buitenlandse csd's · een rapport waarin de prijzen in de EU voor de voornaamste csd-diensten worden geanalyseerd, zoals afwikkeling en bewaring voor grensoverschrijdende en binnenlandse transacties · een enquête onder csd's, uitgevende instellingen en andere marktinfrastructuren om te beoordelen in welke mate de genomen maatregelen de toegangsbarrières hebben opgeheven dan wel of er nog steeds hinderpalen (van praktische of wettelijke aard) bestaan

    1.5. Motivering van het voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

    Als gevolg van de toepassing van de verordening in de lidstaten: · zouden de afwikkelingstermijnen worden geharmoniseerd · zouden verreweg de meeste effecten giraal worden uitgegeven · zou de afwikkelingsdiscipline worden vergroot door het instellen van een passend en geharmoniseerd kader om mislukking van afwikkelingsoperaties te voorkomen · zouden alle in de EU opererende csd's op basis van hetzelfde geheel van vereisten op passende wijze worden gereguleerd · zou de vergunningverlening aan en het toezicht op csd's worden geharmoniseerd en de coördinatie tussen nationale toezichthouders worden verbeterd · zou de toegang tot csd's (door uitgevende instellingen, andere csd's en andere marktinfrastructuren) en vanuit csd's (tot andere csd's en andere marktinfrastructuren) worden uitgebreid en zouden de voorwaarden voor toegang worden geharmoniseerd

    1.5.2. Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

    · Financiële markten hebben inherent een grensoverschrijdend karakter en wel steeds meer. De met betrekking tot csd-diensten, en vooral afwikkeling, in de EU vastgestelde problemen hebben in wezen op grensoverschrijdende transacties betrekking. In een grensoverschrijdende context zouden de oplossingen die individuele lidstaten op autonome en ongecoördineerde wijze toepassen, derhalve waarschijnlijk weinig doeltreffend zijn; · Wegens het systeemkritische karakter van csd's en de toenemende verwevenheid ervan in Europa is een gecoördineerd optreden vereist; · Bepaalde verwante regels vallen onder het bestaande communautaire acquis, namelijk de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten, de finaliteitsrichtlijn (SFD), de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten (MiFID), de richtlijn kapitaalvereisten (CRD) alsook de mogelijke toekomstige richtlijn effectenrecht. Elk nieuw voorstel zou dan ook naadloos op deze EU-maatregelen moeten aansluiten. Dit doel kan het best worden bereikt door middel van een gezamenlijke inspanning

    1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    Csd's zijn in die zin belangrijke instellingen voor de financiële markten dat zij voor de vastlegging en bewaring van effecten zorgen en de systemen exploiteren die de afwikkeling van effectentransacties, dat wil zeggen de effectieve levering van effecten tegen geld, waarborgen. Als zodanig zijn zij, naast de handelsplatforms, centrale tegenpartijen (ctp's) en transactieregisters (tr's), belangrijke financiëlemarktinfrastructuren. Handelsplatforms worden gereguleerd bij de richtlijn financiële instrumenten (MiFID), terwijl ctp's en tr's eveneens op EU-niveau zullen zijn gereguleerd wanneer het voorstel voor een verordening betreffende transacties in derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters door het Europees Parlement en de Raad zal zijn goedgekeurd en in werking zal zijn getreden. De MiFID wordt sinds november 2007 toegepast en heeft tot meer concurrentie tussen de platforms voor de handel in financiële instrumenten en meer keuzemogelijkheden voor de beleggers op het stuk van dienstenaanbieders en financiële instrumenten geleid.

    1.5.4. Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

    Sommige kwesties zijn reeds bij bestaande uniale wetgeving geregeld. Zo zijn effectenafwikkelingssystemen reeds omschreven bij Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen[28] en voorziet Richtlijn 2004/39/EG (MiFID) in bepaalde regels voor de toegang door de marktdeelnemers tot het effectenafwikkelingssysteem van hun keuze. Andere kwesties staan in Commissievoorstellen. Zo heeft het Commissievoorstel over baissetransacties en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps ook betrekking op afwikkelingsdiscipline voor bepaalde categorieën van financiële instrumenten, en stelt het Commissievoorstel over transacties in derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters regels in voor clearing, een proces dat nauw verwant is aan afwikkeling. De voorgestelde verordening is in overeenstemming met deze uniale teksten.

    1.6. Duur en financiële gevolgen

    ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

    – ¨  Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

    – ¨  Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

    ý Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

    – Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2013 tot en met 2015,

    – gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.7. Beheersvorm(en[29])

    ¨ Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

    ¨ Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan:

    – ¨  uitvoerende agentschappen

    – ý  door de Unie opgerichte organen[30]

    – ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

    – ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

    ¨ Gedeeld beheer met lidstaten

    ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

    ¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

    Verstrek, als meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

    Opmerkingen

    -

    2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en de verslagen

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    Artikel 81 van de ontwerpverordening tot oprichting van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) voorziet in een om de drie jaar na de effectieve start van de werkzaamheden te verrichten evaluatie van de met de werking van de ESMA opgedane ervaring. Hiertoe publiceert de Commissie een aan het Europees Parlement en de Raad te zenden algemeen verslag.

    2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's

    Er is een effectbeoordeling voor het voorstel tot hervorming van het stelsel voor financieel toezicht in de EU verricht ter begeleiding van de ontwerpverordeningen tot oprichting van de Europese Bankautoriteit, tot oprichting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en tot oprichting van de Europese Autoriteit voor effecten en markten. De extra instrumenten voor de ESMA waarin het voorliggende voorstel voorziet, zijn nodig om de ESMA in staat te stellen haar bevoegdheden uit te oefenen, en met name haar rol ten aanzien van het volgende te vervullen: · zorgen voor een geharmoniseerd en verbeterd regime voor afwikkelingsdiscipline door consistente monitoring en rapportering te waarborgen op het gebied van mislukte afwikkelingsoperaties en normen op te stellen voor de maatregelen om mislukte afwikkelingsoperaties te voorkomen en aan te pakken · zorgen voor harmonisatie en coördinatie van de regels die voor csd's gelden door het opstellen van normen · versterken en waarborgen van consistente toepassing van nationale reguleringsbevoegdheden door het geven van richtsnoeren betreffende de samenwerking tussen autoriteiten en het opstellen van normen om de inhoud van de vergunningsaanvraag en de informatie die voor toezichtdoeleinden aan de bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt en tussen autoriteiten moet worden uitgewisseld nader te bepalen · zorgen voor het coördineren en harmoniseren van de toegangsvoorwaarden voor ondernemingen van derde landen · zorgen voor harmonisatie en coördinatie van regels betreffende toegang tot csd's door deelnemers, uitgevende instellingen en andere csd's, en tussen csd's en andere marktinfrastructuren Doordat deze instrumenten ontbraken, was de ESMA niet in staat haar rol tijdig en efficiënt te vervullen.

    2.2.2. Controlemiddel(en)

    De beheers- en controlesystemen waarin de ESMA-verordening voorziet, zijn ook van toepassing in het kader van de rol die de ESMA uit hoofde van het voorliggende voorstel vervult.

    De Commissie zal bij de eerste beoordeling een besluit nemen over het definitieve geheel van indicatoren ter beoordeling van de prestaties van de ESMA. Voor de definitieve beoordeling zullen de kwantitatieve indicatoren even belangrijk zijn als kwalitatief bewijs dat tijdens de raadplegingen is verzameld. De evaluatie zal om de drie jaar plaatsvinden.

    2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

    Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder enige beperking van toepassing op de ESMA.

    De ESMA treedt toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en treft onverwijld passende voorzieningen die op alle personeelsleden van de ESMA van toepassing zijn.

    In de financieringsbesluiten en de overeenkomsten en tenuitvoerleggingsinstrumenten dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat de Rekenkamer en OLAF alle nodig controles ter plaatse mogen uitvoeren bij de begunstigden van door de ESMA toegekende financiering en bij het personeel dat verantwoordelijk is om de financiering toe te kennen.

    3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

    · Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

    Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage

    Aantal [Beschrijving……………………...……….] || GK/ NGK ([31]) || van EVA-landen[32] || van kandidaat-lidstaten[33] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

    || 12.0404.01 [ESMA - Subsidiëring onder titels 1 en 2 (Administratieve en personeelsuitgaven)] || Gespl. || JA || NEE || NEE || NEE

    · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

    -

    3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

    in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    Rubriek van het meerjarige financiële kader || 1A || Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

    DG: MARKT || || || Jaar 2013[34] || Jaar 2014 || Jaar 2015 || || || TOTAAL

    Ÿ Beleidskredieten || || || || || || || ||

    12.0404.01 || Vastleggingen || (1) || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093

    Betalingen || (2) || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093

    Administratieve kredieten gefinancierd  uit de financiële middelen van bepaalde beleidsprogramma’s[35] || || || || || || || ||

    Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || || || || || ||

    TOTAAL kredieten voor DG MARKT || Vastleggingen || =1+1a +3 || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093

    Betalingen || =2+2a+3 || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093

    Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093

    Betalingen || (5) || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093

    Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || ||

    TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 1A van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093

    Betalingen || =5+ 6 || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093

    Commentaar:

    De bovenstaande beleidskredieten houden verband met de overeenkomstig het voorstel aan de ESMA toegewezen specifieke taken:

    1) Taken in verband met afwikkelingsdiscipline (2 reguleringsnormen, 1 richtsnoer en bewaartaken)

    Deze maatregelen zijn erop gericht consistente monitoring en rapportage inzake mislukte afwikkelingsoperaties in te voeren en het aantal mislukte afwikkelingsoperaties te verminderen door de implementatie van strikte preventieve en beboetingsmaatregelen.

    De ESMA moet twee technische reguleringsnormen opstellen betreffende maatregelen om mislukking van afwikkelingsoperaties te voorkomen, monitoringinstrumenten om operaties die waarschijnlijk zullen mislukken te identificeren, maatregelen om mislukte operaties aan te pakken en nadere regels voor het monitoring- en rapporteringssysteem met betrekking tot mislukte operaties.

    De ESMA moet eveneens ten behoeve van de autoriteiten richtsnoeren geven teneinde te zorgen voor de consistente, efficiënte en effectieve handhaving van de maatregelen om mislukte afwikkelingsoperaties te voorkomen en aan te pakken.

    Ook zal de ESMA van de bevoegde autoriteiten relevante gegevens over mislukte afwikkelingsoperaties ontvangen.

    2) Taken in verband met vergunningverlening aan en toezicht op csd's (3 reguleringsnormen, 4 uitvoeringsnormen, 1 richtsnoer, bewaartaken en permanente taken)

    Deze maatregelen zijn gericht op de invoering van een samenhangend vergunnings- en toezichtskader voor csd's en de uitbreiding van de samenwerking tussen autoriteiten. Een en ander zou de reguleringslast op csd's met grensoverschrijdende activiteiten moeten verlichten.

    De ESMA dient drie technische reguleringsnormen en vier technische uitvoeringsnormen betreffende de inhoud van de vergunningsaanvraag, de door csd's aan de bevoegde autoriteiten verstrekte informatie, de met het oog op toezicht tussen autoriteiten uitgewisselde informatie en de samenwerking tussen autoriteiten van het land van herkomst en het land van ontvangst op te stellen.

    De ESMA moet richtsnoeren opstellen om te zorgen voor consistente, efficiënte en effectieve samenwerking tussen autoriteiten bij de verschillende beoordelingen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de verordening.

    De ESMA moet een gedetailleerd register van csd-activiteiten in de Unie, inclusief de namen van vergunninghoudende csd's en van door csd's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen, verleende diensten, verantwoordelijke autoriteiten, csd's uit derde landen, enz. bijhouden.

    De ESMA speelt een belangrijke rol met betrekking tot csd's van buiten de EU die voornemens zijn een bijkantoor op te richten of diensten te verlenen zonder een bijkantoor in de Unie op te richten of die voornemens zijn een koppeling met een csd in de Unie in te stellen. Meer bepaald moet de ESMA beoordelen of die csd's daadwerkelijk aan vergunningsplicht en toezicht zijn onderworpen in hun landen van herkomst en samenwerkingsovereenkomsten met de bevoegde autoriteiten in die landen sluiten.

    De ESMA zal ook een aantal andere permanente taken hebben, inclusief optreden bij meningsverschillen tussen autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst, en wordt op de hoogte gebracht bij noodsituaties.

    3) Taken in verband met de vereisten voor csd's (8 reguleringsnormen, 2 uitvoeringsnormen, 1 richtsnoer, permanente taken)

    Deze maatregelen zijn erop gericht consistente vereisten voor csd's in te voeren met betrekking tot organisatorische en corporate governance-aangelegenheden, bedrijfsvoering, diensten en prudentieel kader. Als gevolg daarvan zou een veiligere omgeving voor csd-diensten moeten ontstaan en zou de reguleringslast op csd's met grensoverschrijdende activiteiten verder moeten verlichten.

    De ESMA moet acht technische reguleringsnormen en twee technische uitvoeringsnormen opstellen ter nadere bepaling van een aantal reguleringsvereisten voor csd's, namelijk voor organisatorische kwesties, bewaren van vastleggingen, toegang door deelnemers, aansluiting van effectenrekeningen, scheiding van effectenrekeningen, definitief karakter van afwikkeling, beperking van operationeel risico, kapitaalvereisten en csd-koppelingen.

    De ESMA moet eveneens richtsnoeren geven betreffende de regels en procedures van csd's voor het managen van de wanbetaling van een deelnemer.

    De ESMA moet ook permanente taken uitvoeren als gevolg van haar bevoegdheid om op te treden bij meningsverschillen tussen autoriteiten met betrekking tot de toegang van deelnemers tot csd's.

    4) Taken in verband met toegangsvereisten (3 uitvoeringsnormen, permanente taken)

    Deze maatregelen zijn erop gericht de efficiëntie te vergroten door voor uitgevende instellingen en beleggers toegang tot de csd van hun keuze mogelijk te maken

    De ESMA moet drie technische uitvoeringsnormen opstellen met betrekking tot de procedure voor toegang door uitgevende instellingen tot csd's, tussen csd's en tussen csd's en andere marktinfrastructuren.

    De ESMA moet voorts permanente taken uitvoeren als gevolg van haar bevoegdheid om op te treden bij meningsverschillen tussen autoriteiten met betrekking tot toegang.

    5) Taken in verband met de monitoring en evaluatie van het voorstel (2 jaarlijkse rapporten)

    De ESMA zal twee jaarlijkse rapporten moeten opstellen, één om de afwikkelingsefficiëntie voor elke EU-markt te beoordelen op basis van gestandaardiseerde rapportage van mislukte afwikkelingsoperaties door de marktspelers, het tweede om op basis van de in het ESMA-register vastgelegde gegevens te beoordelen of de grensoverschrijdende bedrijvigheid toeneemt.

    Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

    in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    || || || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || || || TOTAAL

    DG: MARKT ||

    Ÿ Personele middelen || 0 || 0 || 0 || || || || ||

    Ÿ Andere administratieve uitgaven || 0 || 0 || 0 || || || || ||

    TOTAAL DG MARKT || Kredieten || 0 || 0 || 0 || || || || ||

    TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0 || 0 || 0 || || || || ||

    in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    || || || Jaar 2013[36] || Jaar 2014 || Jaar 2015 || || || TOTAAL

    TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093

    Betalingen || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093

    3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

    – ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

    – ý  Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    De specifieke doelstellingen van het voorstel zijn uiteengezet in punt 1.4.2. Zij zullen worden verwezenlijkt middels de op nationaal niveau uit te voeren wetgevingsmaatregelen en deelname van de ESMA. Hoewel het niet mogelijk is concrete numerieke outputs aan elke beleidsdoelstelling toe te wijzen, zijn de rol van de ESMA en haar bijdrage tot het realiseren van de doelstellingen van het voorstel in detail beschreven in punt 3.2.1.

    3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting

    – ý  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

    – ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

    – ý  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

    – ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Opmerking:

    Er zijn geen extra personele en administratieve middelen binnen DG MARKT vereist als gevolg van het voorstel. De middelen die momenteel worden ingezet om Richtlijn 1997/9/EG te monitoren, worden gehandhaafd.

    3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

    – ¨  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

    – ý  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

    Het voorstel voorziet in extra taken voor de ESMA. Dit vereist bijkomende middelen onder begrotingsonderdeel 12.0404.

    – ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[37].

    3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

    – ¨  Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

    – ý  Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

    Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || || || Totaal

    Lidstaten via nationale toezichthouders EU * || 0,577 || 0,531 || 0,531 || || || || || 1,639

    TOTAAL medegefinancierde kredieten || 0,577 || 0,531 || 0,531 || || || || || 1,639

    * De schatting is gebaseerd op het huidige financieringsmechanisme in de ESMA-verordening (lidstaten 60% - Gemeenschap 40%).

    3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    – ý  Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

    – ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

    – ¨         voor de eigen middelen

    – ¨         voor de diverse ontvangsten

    Bijlage bij het financieel memorandum bij het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories – csd's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG

    Wat de personeelsuitgaven (titel 1) betreft, zijn de kosten die verband houden met de door de ESMA te vervullen taken geraamd overeenkomstig de kostenclassificatie in de ontwerpbegroting voor 2012 van de ESMA, zoals ingediend bij de Commissie.

    Het voorstel van de Commissie omvat bepalingen op grond waarvan de ESMA 13 technische reguleringsnormen en 9 technische uitvoeringsnormen moet ontwikkelen die moeten waarborgen dat bepalingen met een uitermate technisch karakter in de gehele EU op consistente wijze ten uitvoer worden gelegd. Bovendien zal de ESMA ook belast zijn met de ontwikkeling van 3 richtsnoeren, vooral om efficiënte en effectieve samenwerking tussen autoriteiten te waarborgen, 2 jaarlijkse rapporten, om de doeltreffendheid van de verordening te monitoren en te evalueren, met het aanhouden van het register van csd's en met een aantal andere permanente taken.

    Wat de timing betreft is ervan uitgegaan dat de verordening begin 2013 in werking zal treden en dat de bijkomende ESMA-middelen bijgevolg vanaf 2013 vereist zullen zijn. De ramingen van het bijkomende personeel hebben enkel betrekking op de technische normen, richtsnoeren en rapporten die de ESMA moet opstellen; er is vanuit gegaan dat de ESMA haar andere permanente taken, zoals in verband met erkenning van csd's van buiten de EU en bemiddeling tussen autoriteiten, met haar bestaande personeel kan uitvoeren. Wat de kern van de functies betreft, vereist de geslaagde en tijdige levering van nieuwe technische normen met name extra beleids- en juridische medewerkers en medewerkers voor de effectbeoordelingen.

    De uitgangspunten bij de beoordeling van de impact op het aantal vereiste fte's om de technische normen, richtsnoeren en rapporten te ontwikkelen, waren als volgt:

    · één beleidsmedewerker stelt gemiddeld 5 technische normen op per jaar en dezelfde beleidsmedewerker kan de desbetreffende richtsnoeren en rapporten opstellen. Dit betekent dat 4 beleidsmedewerkers nodig zijn;

    · één effectbeoordelingsmedewerker is nodig voor de voornoemde technische normen;

    · één juridisch medewerker is nodig voor de voornoemde technische normen en richtsnoeren.

    Dit betekent dat vanaf 2013 6 bijkomende fte's nodig zijn;

    Er is aangenomen dat deze toename in fte's in 2014 en 2015 zal aanhouden aangezien de normen hoogstwaarschijnlijk pas in 2014 voltooid zullen zijn en in 2015 wijzigingen vereist kunnen zijn.

    Andere veronderstellingen:

    · op basis van de verdeling van fte's in de ontwerpbegroting voor 2012, is aangenomen dat de bijkomende 6 fte's bestaan uit 4 tijdelijke functionarissen (74%), 1 gedetacheerde nationale deskundige (16%) en 1 arbeidscontractant (10%);

    · de gemiddelde jaarlijkse loonkosten voor de verschillende personeelscategorieën zijn gebaseerd op richtsnoeren van DG BUDG;

    · de loonwegingscoëfficiënt voor Parijs bedraagt 1,27;

    · de opleidingskosten zijn geraamd op 1 000 euro per fte per jaar;

    · de kosten van dienstreizen zullen naar schatting 10 000 euro bedragen (raming op basis van de ontwerpbegroting voor 2012 van de kosten van dienstreizen per personeelslid);

    · kosten voor aanwervingen (reiskosten, hotelkosten, medische onderzoeken, installatie en overige toelagen, verhuizingkosten enz.) ten bedrage van 12 700 euro (raming op basis van de ontwerpbegroting voor 2012 van de kosten voor de indienstneming van een nieuw personeelslid).

    De berekeningsmethode voor de toename van de vereiste begroting voor de komende drie jaar wordt meer in detail toegelicht in de tabel hierna. Bij de berekening wordt ervan uitgegaan dat 40% van de kosten uit de Uniebegrotingsmiddelen wordt gefinancierd.

    Soort kosten || Berekening || Bedrag (in duizenden)

    || || 2013 || 2014 || 2015 || Totaal

    || || || || ||

    Titel 1: personeelsuitgaven || || || || ||

    || || || || ||

    11 Salarissen en toelagen || || || || ||

    - waarvan tijdelijke functionarissen || =4*127*1,27 || 645 || 645 || 645 || 1,935

    - waarvan gnd's || =1*73*1,27 || 93 || 93 || 93 || 278

    - waarvan arbeidscontractanten || =1*64*1,27 || 81 || 81 || 81 || 244

    || || || || ||

    12 Uitgaven in verband met aanwerving || =6*12,7 || 76 || || || 76

    || || || || ||

    13 Uitgaven voor dienstreizen || =6*10 || 60 || 60 || 60 || 180

    || || || || ||

    15 Opleiding || =6*1 || 6 || 6 || 6 || 18

    || || || || ||

    Totaal titel 1: personeelsuitgaven || || 961 || 885 || 885 || 2,732

    || || || || ||

    Waarvan communautaire bijdrage (40%) || || 385 || 354 || 354 || 1,093

    Waarvan bijdrage van de lidstaten (60%) || || 577 || 531 || 531 || 1,639

    In de volgende tabel is de voorgestelde personeelsformatie te zien voor de vier posten voor tijdelijk functionaris:

    Functiegroep en rang || Tijdelijke posten

    ||

    AD 8 || 1

    AD 7 || 1

    AD 6 || 1

    AD 5 || 1

    ||

    AD totaal || 4

    [1]               PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.

    [2]               PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

    [3]               PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.

    [4]               PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

    [5]               COM(2010) 716 van 8.12.2010.

    [6]               PB C […] van [...], blz. […].

    [7]               PB C […] van [...], blz. […].

    [8]               PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.

    [9]               FSB "Reducing the moral hazard posed by systemically important financial institutions", 20 oktober 2010.

    [10]             Conclusies van de 2911e ECOFIN-Raad, 2 december 2008.

    [11]             PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

    [12]             PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

    [13]             PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43.

    [14]             PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

    [15]             PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

    [16]             PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

    [17]             "European Code of Conduct for Clearing and Settlement", op 7 november 2006 ondertekend door FESE (Federation of European Securities Exchanges), EACH (European Association of Clearing Houses) en EcsdA (European Central Securities Depositories Association).

    [18]             PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

    [19]             PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

    [20]             PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

    [21]             PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.

    [22]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

    [23]             PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120.

    [24]             PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6.

    [25]             PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45.

    [26]             ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based Budgeting.

    [27]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

    [28]             PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.

    [29]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

    [30]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

    [31]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

    [32]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

    [33]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

    [34]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [35]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

    [36]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [37]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

    Top