This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0073
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on improving securities settlement in the European Union and on central securities depositories (CSDs) and amending Directive 98/26/EC
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories – csd's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories – csd's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG
/* COM/2012/073 final - 2012/0029 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories – csd's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG /* COM/2012/073 final - 2012/0029 (COD) */
TOELICHTING 1. Achtergrond van het voorstel Centrale effectenbewaarinstellingen (csd’s)
zijn systeemkritische instellingen voor de financiële markten. Elke
effectentransactie op of buiten een effectenbeurs wordt gevolgd door processen
die leiden tot de afwikkeling van die transactie, dat wil zeggen de levering
van effecten tegen geld. Csd's zijn de voornaamste instellingen die afwikkeling
mogelijk maken door de exploitatie van zogeheten effectenafwikkelingssystemen.
Csd’s zorgen ook voor de initiële vastlegging en het centraal aanhouden van
effectenrekeningen waarin het aantal uitgegeven effecten, de uitgevende
instelling en elke wijziging in het houderschap van die effecten zijn
vastgelegd. Csd’s spelen ook een cruciale rol voor de
zekerhedenmarkt, vooral voor monetairbeleiddoeleinden. Zo loopt bijna alle
verkeer van voor monetairbeleidtransacties van de centrale bank in aanmerking
komende zekerheden in de EU, met name in de eurozone, via door csd’s
geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen. Effectenafwikkelingssystemen in de EU hebben
in 2010 transacties voor een waarde van bij benadering 920 biljoen euro
afgewikkeld en hielden eind 2010 voor ongeveer 39 biljoen euro aan effecten
aan. Er zijn meer dan 30 csd’s in de EU, gewoonlijk één in elk land, en twee
‘internationale’ (Icsd’s – Clearstream Banking Luxembourg en Euroclear Bank),
een subcategorie van csd’s gespecialiseerd in de uitgifte van internationale
obligaties, algemeen bekend als "eurobonds". Hoewel over het algemeen veilig en efficiënt
binnen de nationale grenzen, coöpereren en communiceren csd’s minder veilig
over de grenzen heen, hetgeen betekent dat een belegger meer risico loopt en
duurder af is bij een grensoverschrijdende belegging. Zo is het aantal mislukte
afwikkelingsoperaties groter voor grensoverschrijdende transacties dan voor
binnenlandse en liggen de kosten van grensoverschrijdende afwikkeling tot vier
keer hoger dan die van binnenlandse afwikkeling. Die veiligheidsproblemen zijn het gevolg van
een aantal factoren, inclusief: · de lengte van de afwikkelingscyclus. De tijd tussen transactie en
afwikkeling is in de EU niet geharmoniseerd, waardoor verstoringen ontstaan
wanneer effecten grensoverschrijdend worden afgewikkeld; · een klein maar substantieel aantal effecten bestaat nog in papieren
vorm. Deze worden afgewikkeld na een veel langere afwikkelingscyclus, waardoor
het risico dat beleggers lopen verhoogt; · op mislukte afwikkelingsoperaties, dat wil zeggen situaties waarin een
transactie niet op de voorgenomen afwikkelingsdatum is afgewikkeld, staan niet
op alle markten afschrikkende straffen, en indien zij bestaan, verschillen de
maatregelen inzake afwikkelingsdiscipline sterk per markt; · terwijl Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de
afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en
afwikkelingssystemen (finaliteitsrichtlijn[1])
verstoring van een effectenafwikkelingssysteem ten gevolge van een
insolventieprocedure tegen een deelnemer aan dat systeem vermindert, pakt zij
andere risico’s van het systeem of de veerkracht van de csd die het systeem
exploiteert niet aan. Sommige csd’s zijn aan bijkomende krediet- en
liquiditeitsrisico’s onderhevig als gevolg van het verlenen van bancaire
nevendiensten bij afwikkeling; · koppelingsovereenkomsten tussen csd’s, hoewel als een eerste stap
beschouwd naar de consolidatie van de Europese afwikkelingsmarkten, veroorzaken
bij gebrek aan specifieke prudentiële regels ervoor veiligheidszorgen.
Bovendien vergroten zij de vervlochtenheid van csd’s, hetgeen de invoering van
een gemeenschappelijk prudentieel kader verder rechtvaardigt. Het gebrek aan een efficiënte eengemaakte
markt voor afwikkeling veroorzaakt eveneens belangrijke problemen. Er blijven
belangrijke barrières bestaan voor de Europese posttransactionele markt, zoals
bijvoorbeeld de beperking van de toegang van effecten uitgevende instellingen
tot csd’s, in de EU verschillende nationale vergunningsregimes en
vergunningsregels voor csd’s en beperkte concurrentie tussen verschillende
nationale csd’s. Deze barrières resulteren in een zeer gefragmenteerde markt.
De grensoverschrijdende afwikkeling van transacties berust bijgevolg op onnodig
complexe houderschaps’ketens’ waarbij vaak meerdere csd’s en meerdere andere
intermediairs betrokken zijn. Dit heeft een negatieve impact op de efficiëntie,
maar ook op de risico's die verbonden zijn aan grensoverschrijdende
transacties. Deze problemen zijn belangrijk aangezien
grensoverschrijdende transacties in Europa, gaande van gewone aankopen/verkopen
van effecten tot zekerhedenoverdrachten, blijven toenemen en csd’s steeds meer
vervlochten geraken. Deze trends zullen naar verwachting versnellen met de
intrede van Target2 Securities (T2S), een door het Eurosysteem gestart project
om een gemeenschappelijk platform zonder grenzen voor effectenafwikkeling in
Europa aan te bieden, dat in 2015 van start zou gaan. Het voorliggende verordeningsvoorstel pakt
deze problemen aan. De verordening voert een verplichting in om alle effecten
giraal voor te stellen en ze bij csd’s vast te leggen alvorens ze op
gereglementeerde platforms te verhandelen. Zij harmoniseert
afwikkelingstermijnen en regimes inzake afwikkelingsdiscipline in de EU. Zij
voert een op internationale normen geïnspireerd gemeenschappelijk geheel van
regels in die de risico’s van de bedrijfsactiviteiten en diensten van de csd’s
aanpakken. Aangezien csd’s in de EU aan identieke materiële regels onderworpen
zullen zijn, zullen zij van uniforme vereisten voor vergunningverlening en een
EU-wijd paspoort profiteren, die tot een opheffing van de bestaande
toegangsbelemmeringen zullen bijdragen. De voorgestelde verordening zal bijgevolg de
veiligheid in het systeem vergroten en de markt voor csd-diensten openen en
bijgevolg de efficiëntie van de effectenafwikkeling verbeteren. De voorgestelde
verordening zal, naast Richtlijn 2004/39/EG betreffende markten voor financiële
instrumenten (MiFID)[2]
voor handelplatforms en het voorstel voor een verordening inzake
derivatentransacties (EMIR) voor centrale tegenpartijen (ctp’s), het reguleringskader
voor effectenmarktinfrastructuren aanvullen. Dit initiatief heeft een breed politiek
draagvlak. De ECOFIN-Raad van 2 december 2008 heeft de noodzaak benadrukt om de
veiligheid en gezondheid van door csd’s geëxploiteerde
effectenafwikkelingssystemen te versterken en was het erover eens dat er
behoefte is aan EU-wetgeving om de juridische belemmeringen betreffende
transactieverwerking inclusief belemmeringen voor toegang tot csd’s aan te
pakken. Over de behoefte aan passende normen voor csd’s is men het
internationaal ook eens. Al in 2001 hebben mondiale banken- en
effectenreguleerders (CPSS-IOSCO) een geheel van aanbevelingen voor
effectenafwikkelingssystemen vastgesteld. Deze zijn in 2009 middels
niet-bindende richtsnoeren door Europese reguleerders (ESCB-CESR) aangepast. In
oktober 2010 heeft de Raad voor financiële stabiliteit de oproep voor
geactualiseerde normen voor robuustere basismarktinfrastructuren herhaald en om
de herziening en verbetering van de bestaande normen gevraagd. 2. Resultaten van de raadpleging van
belanghebbende partijen en effectbeoordeling Voorliggend initiatief is het resultaat van
een uitvoerige en continue dialoog met en raadpleging van alle belangrijke
belanghebbenden, inclusief de effecten- en bankenreguleerders, de ECB en alle
soorten marktdeelnemers. Er is daarbij rekening gehouden met de zienswijzen die
bij een publieke raadpleging van 13 januari tot 1 maart 2011 zijn geformuleerd
en de input die via een brede verzameling stakeholdersgroepen sinds de zomer
van 2010 is verkregen. Bovendien is een externe studie over de kosten
en prijzen in de posttransactionele sector bij Oxera Consulting besteld. Oxera
heeft een eerste verslag in 2009 en een tweede in 2011 geleverd. Deze verslagen
bevatten nuttige gegevens over de ongelijke grensoverschrijdende en
binnenlandse transactieverwerkingskosten in Europa. In overeenstemming met haar beleid voor een
betere regulering, heeft de Commissie een effectbeoordeling van
beleidsalternatieven uitgevoerd. Beleidsopties zijn beoordeeld ten aanzien van
de hoofddoelstellingen van vergroting van de veiligheid, efficiëntie en gelijke
spelregels voor csd-diensten in Europa. De beoordeling gebeurde door de
doeltreffendheid van het bereiken van de bovenstaande doelstellingen en de
kostenefficiëntie van het uitvoeren van verschillende beleidsopties te
bekijken. Het ontwerp van effectbeoordelingsverslag is
op 16 mei 2011 bij de Effectbeoordelingsraad van de Commissie (IAB) ingediend,
gevolgd door een herindiening van een herzien ontwerp op 8 augustus 2011. Het
ontwerpverslag is aanmerkelijk verbeterd na de opmerkingen van de IAB door de
versterking van de bewijsbasis voor de gevonden problemen en de analyse van
verschillende beleidsopties, in het bijzonder met betrekking tot bancaire
nevendiensten bij afwikkeling, en door het opnemen van een raming van de
algehele voordelen en van de impact van verschillende beleidsopties op
verschillende stakeholdersgroepen en een helderder en robuuster monitoring- en
evaluatiekader. 3. Juridische elementen van het voorstel 3.1. Rechtsgrondslag Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ('VWEU'), de meest
passende rechtsgrondslag op dit gebied. Het voorstel is er voornamelijk op
gericht het gebrek aan veiligheid en efficiëntie van de effectenafwikkeling en
de belemmeringen voor de werking van de interne markt die voortvloeien uit de
uiteenlopende nationale regels voor effectenafwikkeling en de activiteiten van
de csd's die effectenafwikkelingssystemen exploiteren aan te pakken door de
invoering van een geheel van gemeenschappelijke regels betreffende bepaalde
aspecten van de afwikkelingscyclus en afwikkelingsdiscipline alsook een geheel
van gemeenschappelijke prudentiële vereisten waarmee de veerkracht van en toegang
tot csd's wordt aangepakt. Bij het ontbreken van die gemeenschappelijke regels
en vereisten is er een goede kans dat de op nationaal niveau genomen
uiteenlopende maatregelen een rechtstreekse negatieve impact zullen hebben op
de veiligheid, efficiëntie en concurrentie in de afwikkelingsmarkten in de
Unie. Een verordening wordt beschouwd als het meest passende instrument om te
waarborgen dat alle marktdeelnemers aan uniforme en rechtstreeks toepasselijke
verplichtingen betreffende afwikkelingscyclus en afwikkelingsdiscipline
onderworpen zijn en dat csd’s in de Unie aan uniforme en rechtstreeks
toepasselijke prudentiële normen onderworpen zijn, die hun veerkracht en
centrale rol in het aanhouden van girale systemen en in het afwikkelingsproces
moeten versterken. Aangezien hoofddoel van de voorgestelde
verordening is een aantal rechtstreeks aan de markdeelnemers opgelegde
juridische verplichtingen in te voeren die onder meer bestaan in het giraal
vastleggen van nagenoeg alle effecten bij een csd en een striktere termijn voor
afwikkeling en aangezien csd’s verantwoordelijk zijn voor de exploitatie van
effectenafwikkelingssystemen en de toepassing van maatregelen om te zorgen voor
tijdige afwikkeling in de Unie, is het van essentieel belang dat alle csd’s te
allen tijde aan de uniforme en stringente prudentiële vereisten voldoen van het
voorstel. Het is bijgevolg noodzakelijk, als uitvloeisel van de aan de
marktexploitanten opgelegde verplichtingen, in dit voorstel een geheel van
uniforme en rechtstreeks toepasselijke regels op te nemen betreffende
vergunningverlening aan en doorlopend toezicht op csd’s. 3.2. Subsidiariteit en
evenredigheid Volgens het subsidiariteitsbeginsel waarin
artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie voorziet, mag
slechts op uniaal niveau worden opgetreden wanneer de doelstellingen van het
overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden
verwezenlijkt en vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden
beter door de EU kunnen worden bereikt. Dit voorstel is er in essentie op gericht de
Europese effectenmarkt veiliger en efficiënter te maken binnen de Unie, hetgeen
een gecoördineerd EU-optreden vereist. Het uniale optreden wordt verder
gerechtvaardigd door de systeemrelevante aard van csd’s en door hun toenemende
vervlochtenheid, met name na de invoering van T2S. Ten aanzien van vergunningverlening aan en
toezicht op csd’s is de voorgestelde verordening erop gericht een evenwicht tot
stand te brengen tussen de bevoegdheden van de nationale autoriteiten en de
belangen van de andere bevoegde autoriteiten. De Europese Autoriteit voor
effecten en markten (ESMA) zal een hoofdrol spelen in het oplossen van
geschillen, samenwerkingsregelingen tussen nationale autoriteiten bevorderen en
technische normen ontwikkelen in nauw overleg met de leden van het Europees
Stelsel van centrale banken (ESCB). Sommige kwesties zijn reeds bij bestaande
uniale wetgeving geregeld. Zo zijn effectenafwikkelingssystemen reeds
gedefinieerd bij Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de
afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en
afwikkelingssystemen[3]
en voorziet Richtlijn 2004/39/EG (MiFID) in bepaalde regels voor de toegang
door de marktdeelnemers tot het effectenafwikkelingssysteem van hun keuze. De
voorgestelde verordening is in overeenstemming met deze uniale teksten. Het voorstel houdt ook ten volle rekening met
de evenredigheidseis in artikel 5, lid 4, van het Verdrag, die inhoudt dat het
uniale optreden toereikend moet zijn om de nagestreefde doelstellingen te
bereiken en niet verder mag gaan dan hetgeen noodzakelijk is. De voorgestelde
verordening is verenigbaar met dit beginsel en brengt het juiste evenwicht tot
stand tussen het betrokken publiek belang en de kostenefficiëntie van de
voorgestelde maatregelen. Het voorstel heeft ten volle rekening gehouden met de
noodzaak om een evenwicht te vinden tussen veiligheid en efficiëntie van de
markten en kosten voor de stakeholders. 3.3. Nadere uitleg van het
voorstel De voorgestelde verordening bestaat uit twee
hoofdgedeelten: maatregelen die in de context van effectenafwikkeling tot alle
marktdeelnemers zijn gericht (titel II) en maatregelen die specifiek tot csd’s
zijn gericht (titels III, IV en V). De resterende titels, betreffende
toepassingsgebied en definities (titel I) en overgangs- en slotbepalingen
(titel VI), gelden voor beide delen van het voorstel. 3.3.1. Toepassingsgebied van het
voorstel (titel I) De voorgestelde verordening is van toepassing
op alle csd's, maar stelt van de vergunnings- en toezichtsvereisten de leden
vrij van het ESCB en andere nationale organen of overheidsorganen die
dergelijke diensten verlenen, zoals de nationale lichamen van de lidstaten die
belast zijn met of een rol spelen in het beheer van de openbare schuld, die
voor het overige als csd zouden kwalificeren. Deze instellingen blijven
niettemin aan alle vereisten voor csd’s onderworpen. Zij zijn vrijgesteld van
titel IV, die de scheiding tussen bancaire nevendiensten bij afwikkeling en
andere csd-diensten oplegt aangezien deze instellingen uit hun aard zelf
dergelijke aanvullende diensten verlenen. Ten aanzien van financiële instrumenten geldt
het voorstel wat de vereisten voor csd’s betreft voor alle financiële
instrumenten, maar voor de toepassing van titel II betreffende afwikkeling van
effecten hoofdzakelijk voor effecten in de zin van punt 18) van artikel 4, lid
1, van Richtlijn 2004/39/EG (MiFID) (voornamelijk aandelen en obligaties). 3.3.2. Effectenafwikkeling (titel II) Een hoofddoelstelling van de voorgestelde
verordening is het vergroten van de afwikkelingsveiligheid. Titel II omvat drie
gehelen van maatregelen om dit doel te bereiken. Allereerst legt die titel de
zogenaamde “dematerialisatie/immobilisatie van effecten” op, of de girale uitgifte
van effecten. Deze maatregel is gericht op het verhogen van de efficiëntie van
de afwikkeling, het vergemakkelijken van de verkorting van
afwikkelingstermijnen en het waarborgen van de integriteit van een
effectenemissie door mogelijk te maken dat aangehouden effecten gemakkelijker
worden aangesloten. Girale effecten dienen alvorens te worden verhandeld of als
zekerheid gesteld niet noodzakelijk bij een csd te worden vastgelegd. Zij mogen
bijvoorbeeld door registrators worden vastgelegd. Indien zij echter op bij
Richtlijn 2004/39/EG (MiFID) geregelde platforms worden verhandeld, dienen zij
bij een csd te zijn vastgelegd om de bescherming voor
effectenafwikkelingssystemen overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG te genieten en
om aansluiting tussen enerzijds geregistreerde effecten en anderzijds
verhandelde effecten te vergemakkelijken. De voorgestelde verordening voorziet
in een voldoende lange overgangstermijn, tot 1 januari 2018, om de
marktexploitanten van de lidstaten waar nog significante hoeveelheden papieren
effecten bestaan in staat te stellen aan deze maatregel te voldoen. In de tweede plaats harmoniseert titel II de
afwikkelingstermijn voor de effectentransacties in de EU. In Europa worden,
afhankelijk van de betrokken markt, de meeste effectentransacties twee of drie
dagen na de transactiedag afgewikkeld. De afwikkelingstermijn zal worden
geharmoniseerd en op twee dagen na de transactiedag worden gebracht, hoewel
kortere afwikkelingstermijnen toegestaan zullen zijn. In de derde plaats
harmoniseert titel II de maatregelen inzake afwikkelingsdiscipline in de EU.
Daartoe behoren maatregelen vooraf om het mislukken van afwikkelingsoperaties
te voorkomen en maatregelen achteraf om het mislukken van afwikkelingsoperaties
aan te pakken. Hoofddoel is het aantal mislukte afwikkelingsoperaties te
verminderen en concurrentie te ontmoedigen die normverlagend werkt voor de
afwikkelingsdiscipline, bijvoorbeeld concurrentie tussen markten die mogelijk
verschillende bestraffingssystemen in werking hebben. De voorgestelde
bepalingen gaan verder dan het niveau van de csd’s en zijn erop gericht
marktdeelnemers die nalaten effecten op de voorgenomen afwikkelingsdatum te
leveren aan een geharmoniseerde procedure van ‘inkoop’ te onderwerpen, die
ingeval van een geclearde transactie door een ctp mag worden uitgevoerd, of
anders door de handelsplatformen zelf mag worden geregeld. 3.3.3. Csd’s (titel III) Vergunningverlening aan en toezicht op
csd’s (hoofdstuk I) Richtlijn 98/26/EG definieert
effectenafwikkelingssystemen reeds als formele overeenkomsten die overboekingen
van effecten tussen verschillende deelnemers mogelijk maken. Die richtlijn ziet
echter niet op instellingen die verantwoordelijk zijn voor de exploitatie van
die systemen. Gezien de toenemende complexiteit van die systemen en de
afwikkelingsrisico’s is het van essentieel belang dat instellingen die
effectenafwikkelingssystemen exploiteren volgens een geheel van
gemeenschappelijke prudentiële normen juridisch worden omschreven,
vergunningsplichtig zijn en aan toezicht zijn onderworpen. Een csd wordt
gedefinieerd als een rechtspersoon die een effectenafwikkelingssysteem en ten
minste één andere kerndienst (een ‘notaris’dienst of een centrale dienst voor
het aanhouden van effectenrekeningen) exploiteert. Bovendien zouden csd’s
slechts bepaalde ‘neven’diensten mogen uitvoeren, die meestal met de
kerndiensten verband houden. Indien deze nevendiensten fiscale diensten
omvatten, zouden csd's ervoor moeten zorgen dat zij aan de fiscale wetgeving
van de betrokken lidstaten voldoen. Bij procedures voor
bronbelastingvermindering zouden csd's alle vereisten in acht dienen te nemen
die de lidstaat van de bron van de betalingen die aan bronbelasting onderworpen
zijn aan financiële intermediairs oplegt om deze te machtigen de bronbelasting
toe te passen en namens de uiteindelijke gerechtigden van de betalingen
bronbelastingvermindering te vragen. Een en ander kan met name de verplichting
omvatten beleggingsinformatie rechtstreeks aan de bronlidstaat te rapporteren
(in ruil om bronbelastingvermindering te kunnen vragen), die deze op zijn beurt
aan de lidstaat van de woonplaats van de uiteindelijke gerechtigde van
financiële instrumenten kan doorgeven. Csd’s zullen bij de nationale bevoegde
autoriteiten van de plaats waar zij zijn gevestigd een vergunning moeten
aanvragen en aan hun toezicht onderworpen zijn. Gezien echter het in toenemende
mate grensoverschrijdende karakter van hun bedrijf, zouden andere autoriteiten,
die in verband staan met door de csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen,
en andere groepsentiteiten moeten worden geraadpleegd. De ESMA zal een
belangrijke rol hebben in het ontwikkelen van ontwerpen van technische normen
om het vergunningsproces te harmoniseren en voor samenwerking tussen
autoriteiten te zorgen. Het voorstel kent vergunninghoudende csd’s een
“paspoort” toe om in de Unie diensten te verlenen door rechtstreeks een dienst
in een andere lidstaat te verlenen of door in die lidstaat een bijkantoor op te
richten. Aan een csd uit een derde land kan toegang tot de Unie worden verleend
als zij door de ESMA is erkend. Die erkenning mag enkel worden verleend wanneer
het voor de Commissie vaststaat dat het rechts- en toezichtskader van dat derde
land gelijkwaardig is aan dat van de Unie en dat het derde land in een
effectieve gelijkwaardige erkenning van het uniale regulerings- en
toezichtskader voorziet, de csd aan effectieve vergunningsplicht en effectief
toezicht in dat derde land is onderworpen, en tussen de ESMA en de autoriteiten
van dat derde land samenwerkingsregelingen in werking zijn. Vereisten voor csd’s en collisie
(hoofdstukken II en III) Aangezien csd’s systeemkritisch zijn en
kritieke diensten verlenen aan de effectenmarkt, moeten zij onderworpen zijn
aan strenge prudentiële normen om hun levensvatbaarheid en de bescherming van
hun deelnemers te verzekeren. De vereisten voor csd’s worden in hoofdstuk II in
verschillende categorieën verdeeld: organisatorische vereisten (afdeling 1),
regels voor de bedrijfsvoering (afdeling 2), vereisten voor csd-diensten
(afdeling 3), prudentiële vereisten (afdeling 4) en vereisten voor
csd-koppelingen (afdeling 5). Afdeling 1 vereist dat csd’s robuuste
bestuursregelingen, ervaren en geschikte directieleden, leden van de raad van
bestuur en aandeelhouders hebben en gebruikerscomités oprichten die voor elk
effectenafwikkelingssysteem de uitgevende instellingen en deelnemers
vertegenwoordigen. Door de uitbesteding van diensten of activiteiten mag de
verantwoordelijkheid van een csd tegenover de deelnemers of uitgevende instellingen
of de uitoefening van de toezicht- en oversightfuncties door de verschillende
autoriteiten niet in het gedrang komen. Er is in een belangrijke uitzondering
voorzien voor uitbestedingregelingen met overheden, zoals het door het
Eurosysteem geëxploiteerde T2S-project, die onder een door de bevoegde
autoriteiten overeengekomen specifiek kader vallen. Afdeling 2 voert belangrijke vereisten in voor
csd’s om niet-discriminerende, transparante en strikt risicogebaseerde criteria
voor deelname aan effectenafwikkelingssystemen te hebben. Deze vereisten worden
versterkt door de in hoofdstuk IV vastgestelde bepalingen inzake toegang. Zij
voert ook belangrijke beginselen in inzake transparantie betreffende
openbaarmaking van prijzen en bekendmaking aan de bevoegde autoriteiten van de
kosten en inkomsten per verrichte dienst. Afdeling 3 erkent in artikel 34 inzake
vereisten voor csd-diensten de belangrijke rol die door de csd’s wordt gespeeld
bij het zorgen voor de integriteit van een effectenuitgifte en omvat
verplichtingen inzake aansluiting van rekeningen binnen de werkdag. Ten aanzien
van scheiding van rekeningen voor de bescherming van de activa van de
deelnemers gaat het voorstel verder dan de vereisten van Richtlijn 2004/39/EG
(MiFID) en vereist het dat de csd’s de rekeningen van elke deelnemer van die
van andere deelnemers scheiden en de deelnemers in staat stellen de rekeningen
van elk van de cliënten van de deelnemers te scheiden. Ten aanzien van de
afwikkeling van de geldzijde vereist het voorstel dat csd’s telkens wanneer het
praktisch en mogelijk is op rekeningen van de centrale bank afwikkelen.
Afwikkeling in commerciëlebankgeld is toegestaan, maar moet, in strijd met
bepaalde gangbare praktijken, via een afzonderlijke kredietinstelling gebeuren die
als afwikkelende instantie optreedt. De prudentiële vereisten voor de csd’s zelf in
afdeling 4 omvatten belangrijke bepalingen inzake de beperking van operationeel
risico. Aangezien csd’s niet rechtstreeks bankdiensten zouden mogen verlenen,
is het voornaamste risico dat csd’s zullen lopen operationeel risico. Deze
bepalingen omvatten passende maatregelen om te allen tijde continuïteit van de
bedrijfsactiviteiten inclusief afwikkeling te verzekeren. Er zijn ook met
betrekking tot de exploitatiekosten kapitaalvereisten vastgesteld – csd’s
moeten kapitaal, ingehouden winst en reserves aanhouden ter dekking van ten
minste zes maanden exploitatiekosten. Aangezien csd’s in toenemende mate verweven
zijn en dit proces met de intrede van T2S naar verwachting zal versnellen,
voorziet artikel 45 in belangrijke prudentiële vereisten voor verbonden csd’s,
inclusief de invoering van gelijke regels inzake het definitieve karakter van
de afwikkeling. Hoofdstuk III is gericht op het vergroten van
de rechtszekerheid voor effectentransacties door een collisieregel met
betrekking tot eigendomsrechtelijke aspecten van door een csd gehouden effecten
voor te stellen. Toegang tot csd’s (hoofdstuk IV) Openstelling van de markt voor csd-diensten en
opheffing van toegangsbelemmeringen is één van de doelstellingen van onderhavig
initiatief. Hoofdstuk IV heeft betrekking op drie soorten toegang: a) toegang
tussen uitgevende instellingen en csd’s, b) toegang tussen csd's c) toegang
tussen csd's en andere marktinfrastructuren. In veel lidstaten zijn uitgevende instellingen
wettelijk verplicht bepaalde soorten effecten, meestal aandelen, bij de
nationale csd uit te geven. Artikel 47 voert het recht in voor uitgevende
instellingen om hun effecten bij elke vergunninghoudende csd in de Unie vast te
leggen en het recht voor csd’s in om diensten te verlenen voor effecten die
door het recht van een andere lidstaat worden beheerst. De nationale
specificiteit wordt gerespecteerd door te erkennen dat dit recht het
vennootschapsrecht dat de effecten beheerst onverlet moet laten. De afdelingen 2 en 3 stellen de beginselen
inzake toegang vast. Een csd moet het recht hebben op grond van
niet-discriminerende en risicogebaseerde beginselen een deelnemer te worden van
een effectenafwikkelingssysteem van een andere csd. Een csd moet tevens het
recht hebben op grond van dezelfde beginselen aan een andere csd te vragen
speciale functies te ontwikkelen, die op regiebasis in rekening moeten worden
gebracht. Evenzo moet een csd het recht hebben transactieaanvoer van ctp’s en
handelsplatforms te ontvangen en moeten die infrastructuren toegang tot door
csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen hebben. Alle geschillen
tussen betrokken bevoegde autoriteiten kunnen ter beslechting aan de ESMA
worden voorgelegd. 3.3.4. Kredietinstellingen die zijn
aangewezen om als afwikkelende instantie op te treden (titel IV) Zoals hiervoor beschreven mogen csd’s, wanneer
afwikkeling in centralebankgeld niet praktisch of mogelijk is, in
commerciëlebankgeld voor hun deelnemers afwikkelen. Csd’s mogen de bancaire
nevendiensten bij afwikkeling echter niet zelf verlenen, maar moeten bij hun
bevoegde autoriteiten vergunning aanvragen om een kredietinstelling aan te
wijzen om als afwikkelende instantie op te treden om rekening-courantrekeningen
te openen en kredietfaciliteiten te verlenen teneinde afwikkeling te
vergemakkelijken, tenzij de bevoegde autoriteiten op basis van het beschikbare
bewijs aantonen dat de blootstelling van één kredietinstelling aan de
concentratie van krediet- en liquiditeitsrisico’s niet voldoende beperkt is.
Deze scheiding tussen csd’s en afwikkelende instanties is een belangrijke
maatregel om de veiligheid van csd’s aan te pakken en te vergroten. Bancaire
nevendiensten bij afwikkeling vergroten de risico’s waaraan csd’s blootstaan en
bijgevolg de kans dat csd’s in gebreke blijven of aan hevige spanning
blootstaan. Hoewel de bankdiensten door een aantal csd’s gewoonlijk binnen de
werkdag worden verleend en beperkt zijn tot nevendiensten bij afwikkeling, zijn
de behandelde bedragen echter significant en zou elke wanbetaling van die csd's
negatieve gevolgen voor de effecten- en betalingsmarkten hebben. De vereiste om
de bankdiensten via een andere juridische entiteit te verlenen dan die welke
csd-kerndiensten verricht, zal, met name bij insolventie of hevige spanning als
gevolg van de bankdiensten, het overslaan van de risico's van de bankdiensten
naar de csd-kerndiensten voorkomen. Door deze vereiste zullen csd’s en
overheden ook over meer opties beschikken om passende oplossingen te vinden bij
wanbetaling van de afwikkelende instantie die bankdiensten verleent. Voor de
csd’s die momenteel bankdiensten verlenen, zijn de voornaamste kosten die aan
deze maatregel verbonden zijn de juridische kosten in verband met de oprichting
van een afzonderlijke rechtspersoon voor het verlenen van bankdiensten, terwijl
csd’s die in de toekomst dergelijke diensten willen ontwikkelen, voor de
oprichting van een afzonderlijke rechtspersoon geen significante incrementele
kosten zouden dienen te maken. Er zijn voor de scheiding van de bankdiensten
geen minder stringente alternatieven waardoor het gevaar dat de risico’s van de
bankdiensten naar de csd-kerndiensten overslaan helemaal verdwijnt. Om de efficiëntie die voortvloeit uit de
verlening van zowel csd- als bankdiensten binnen dezelfde groep van
ondernemingen te garanderen, mag de vereiste dat bankdiensten door een
afzonderlijke kredietinstelling worden uitgevoerd er niet aan in de weg staan
dat die kredietinstelling tot dezelfde groep van ondernemingen behoort als de
csd. Als echter binnen dezelfde groep van ondernemingen zowel csd- als bankdiensten
worden verleend, moeten de activiteiten van de kredietinstelling die
bankdiensten verleent beperkt zijn tot de verlening van bancaire nevendiensten
bij afwikkeling. Deze beperking is erop gericht het algehele risicoprofiel van
de groep dat voortvloeit uit de aanwezigheid van een kredietinstelling in die
groep te verminderen. De bevoegde autoriteit moet per geval kunnen
aantonen dat het feit dat dezelfde rechtspersoon zowel csd- als bankdiensten
verleent geen systeemrisico met zich meebrengt. Als dat het geval is, kan een
met redenen omkleed verzoek worden ingediend bij de Europese Commissie, die de
afwijking kan toestaan. In ieder geval mag een csd met een vergunning om
activiteiten van een kredietinstelling te verrichten uitsluitend bancaire
nevendiensten bij afwikkeling verlenen. Kredietinstellingen die als afwikkelende
instantie optreden, zijn vergunningsplichtig overeenkomstig Richtlijn 2000/48/EG
betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van
kredietinstellingen[4].
Aangezien door csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen echter zoveel
mogelijk tegen potentiële risico’s als gevolg van afwikkelende instanties moeten
worden beschermd, moeten die instanties aan bijkomende vereisten voldoen om ten
aanzien van elk effectenafwikkelingssysteem waarvoor zij werkzaam zijn de
krediet- en liquiditeitsrisico’s te beperken. Aangezien Richtlijn 2006/48/EG niet specifiek
kredietrisico's en liquiditeitsrisico’s binnen de werkdag ten gevolge van het
verlenen van bancaire nevendiensten bij afwikkeling aanpakt, moeten
kredietinstellingen tevens aan specifieke strengere kredietrisico en
liquiditeitsrisico beperkende vereisten worden onderworpen die voor elk
effectenafwikkelingssysteem moeten gelden ten aanzien waarvan zij als
afwikkelende instantie optreden. De voorgestelde vereisten voor afwikkelende
instanties zijn geïnspireerd op de internationale CPSS-IOSCO-normen voor
financiëlemarktinfrastructuren en op de huidige marktpraktijken. Vereisten zijn
onder meer volledige zekerheidsstelling voor kredietuitzettingen, monitoring
van de liquiditeit binnen de werkdag rekening houdend met het
liquiditeitsrisico als gevolg van wanbetaling van de twee grootste deelnemers
en concentratiegrenzen voor liquiditeitsverstrekkers. 3.3.5. Sancties (titel V) Een evaluatie van bestaande
sanctiebevoegdheden en hun praktische toepassing om de convergentie van
sancties binnen het gehele scala van toezichtactiviteiten te bevorderen, is
door de Commissie uitgevoerd in haar mededeling ‘Het versterken van
sanctieregelingen in de financiële sector’[5].
Bij een inventarisatie van de in werking zijnde nationale regelingen is
bijvoorbeeld gebleken dat het niveau van geldelijke sancties sterk varieert per
lidstaat, dat sommige bevoegde autoriteiten niet over bepaalde belangrijke
sanctiebevoegdheden beschikken en dat sommige bevoegde autoriteiten geen
sancties aan natuurlijke en rechtspersonen kunnen opleggen. Bijgevolg stelt de
Commissie nu voor dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat op inbreuken op de
verordening passende administratieve sancties en maatregelen kunnen worden
toegepast. Daartoe moet voor de bevoegde autoriteiten een minimumgeheel van
administratieve sancties en maatregelen beschikbaar zijn, inclusief intrekking
van de vergunning, publieke waarschuwingen, ontslag van het management,
terugbetaling van uit inbreuken op deze verordening behaalde winsten indien
deze kunnen worden bepaald en administratieve boetes. Het maximumniveau van de
administratieve geldboetes mag niet lager zijn dan het niveau waarin de
verordening voorziet – 10% van de jaaromzet van een juridische entiteit of vijf
miljoen euro of 10% van het jaarinkomen van een natuurlijke persoon. Bij het
bepalen van de soort en het niveau van de sancties moeten de bevoegde
autoriteiten rekening houden met een aantal criteria die in de verordening zijn
vastgesteld, inclusief de omvang en financiële draagkracht van de
verantwoordelijke persoon, de impact van de schending en de bereidheid tot
medewerking van de verantwoordelijke persoon. Niettegenstaande de voorgestelde
verordening mogen de afzonderlijke lidstaten strengere normen vaststellen. 3.3.6. Inachtneming van de artikelen
290 en 291 VWEU Op 23 september 2009 heeft de Commissie
voorstellen aangenomen voor verordeningen tot oprichting van de EBA, de EIOPA
en de ESMA. In dat verband herinnert de Commissie aan haar verklaringen bij de
vaststelling van de verordeningen tot oprichting van de Europese toezichthoudende
autoriteiten met betrekking tot de artikelen 290 en 291 VWEU: "Wat het
proces voor de vaststelling van de reguleringsnormen betreft, benadrukt de
Commissie het unieke karakter van de financiëledienstensector, dat voortvloeit
uit de Lamfalussy-structuur en expliciet erkend wordt in verklaring 39 bij het
VWEU. De Commissie twijfelt er evenwel sterk aan of de beperkingen van haar rol
bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen en uitvoeringsmaatregelen in
overeenstemming zijn met de artikelen 290 en 291 VWEU". 4. Gevolgen voor de begroting Het
voorstel heeft gevolgen voor de begroting van de Europese Unie met betrekking
tot de aan de ESMA toegekende taken, zoals gespecificeerd in het financieel
memorandum bij dit voorstel. 2012/0029 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende de verbetering van de
effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale
effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories – csd's) en
houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 114, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[6], Gezien het advies van de Europese Centrale
Bank[7], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Centrale effectenbewaarinstellingen (csd’s) alsook
centrale tegenpartijen (ctp’s) dragen in grote mate bij tot het aanhouden van
transactieverwerkingsinfrastructuren die de financiële markten beveiligen en de
markdeelnemers het vertrouwen geven dat effectentransacties, inclusief tijdens
perioden van extreme spanning, behoorlijk en tijdig worden uitgevoerd. (2)
Wegens hun plaats aan het einde van het
afwikkelingsproces zijn de door csd’s geëxploiteerde
effectenafwikkelingssystemen systeemkritisch voor de werking van de
effectenmarkten. De door csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen, die
bovenaan de effectenhouderschapsketen staan via welke de deelnemers daaraan de
door de beleggers aangehouden effecten rapporteren, fungeren ook als een essentieel
instrument om de integriteit van een uitgifte te controleren en spelen een
belangrijke rol bij het in stand houden van het beleggersvertrouwen. Bovendien
zijn door csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen nauw betrokken bij
de zekerheidsstelling voor monetairbeleidtransacties alsook bij het
zekerheidsstellingsproces tussen kredietinstellingen en zijn zij bijgevolg
belangrijke actoren op de zekerhedenmarkten. (3)
Hoewel Richtlijn 98/26/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve
karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings-
en afwikkelingssystemen[8]
de verstoring van een effectenafwikkelingssysteem als gevolg van een
insolventieprocedure tegen een deelnemer aan dat systeem heeft verminderd, is
het noodzakelijk andere risico’s die effectenafwikkelingssystemen lopen alsook
het risico van insolventie of verstoring van de werking van de csd’s die
effectenafwikkelingssystemen exploiteren aan te pakken. Een aantal csd’s is aan
krediet- en liquiditeitsrisico’s onderhevig doordat zij bancaire nevendiensten
bij afwikkeling verlenen. (4)
Door het als gevolg van de ontwikkeling van
koppelingsovereenkomsten tussen csd’s toenemende aantal grensoverschrijdende
afwikkelingen staat, bij het ontbreken van gemeenschappelijke prudentiële
regels, de veerkracht van csd’s bij het importeren van door csd's uit andere
lidstaten gelopen risico’s ter discussie. Bovendien blijven, ondanks de toename
van het aantal grensoverschrijdende afwikkelingen, de afwikkelingsmarkten in de
Unie versnipperd en de grensoverschrijdende afwikkelingen duurder wegens de
uiteenlopende nationale regels inzake afwikkeling en activiteiten van csd’s en
beperkte concurrentie tussen csd’s. Deze fragmentatie werkt belemmerend en
creëert bijkomende risico’s en kosten bij grensoverschrijdende afwikkeling. Bij
het ontbreken van gelijke verplichtingen voor marktexploitanten en
gemeenschappelijke prudentiële normen voor csd's is er een goede kans dat de op
nationaal niveau genomen uiteenlopende maatregelen een rechtstreekse negatieve
impact zullen hebben op de veiligheid, efficiëntie en concurrentie in de
afwikkelingsmarkten in de Unie. Het is noodzakelijk die significante
belemmeringen voor de werking van de interne markt op te heffen en concurrentieverstoringen
te vermijden en te voorkomen dat in de toekomst dergelijke belemmeringen en
verstoringen optreden. Bijgevolg moet de passende rechtsgrondslag voor deze
verordening artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie zijn, zoals geïnterpreteerd in overeenstemming met de vaste rechtspraak
van het Hof van Justitie van de Europese Unie. (5)
Het is noodzakelijk in een verordening een aantal
aan de marktdeelnemers op te leggen uniforme verplichtingen betreffende
bepaalde aspecten van de afwikkelingscyclus en afwikkelingsdiscipline vast te
stellen en voor csd’s die effectenafwikkelingssystemen exploiteren in een
geheel van gemeenschappelijke vereisten te voorzien. De rechtstreeks
toepasselijke regels van een verordening moeten waarborgen dat alle
marktdeelnemers en csd’s aan dezelfde rechtstreeks toepasselijke verplichtingen
en regels zijn onderworpen. Een verordening moet de veiligheid en efficiëntie
van de afwikkeling in de Unie vergroten door divergerende nationale regels als gevolg
van de omzetting van een richtlijn te voorkomen. Een verordening moet de
reguleringscomplexiteit voor de marktdeelnemers en csd’s als gevolg van
uiteenlopende nationale regels verminderen en moet de csd’s in staat stellen
hun diensten grensoverschrijdend te verlenen zonder dat zij aan verschillende
gehelen van nationale vereisten dienen te voldoen zoals die betreffende
vergunningverlening, toezicht, organisatie of risico’s in verband met csd’s.
Een verordening die gelijke vereisten aan csd’s oplegt, moet ook bijdragen tot
de opheffing van concurrentieverstoringen. (6)
Op 20 oktober 2010 heeft de Raad voor financiële
stabiliteit[9]
een oproep gedaan voor robuustere basismarktinfrastructuren en om de herziening
en verbetering van de bestaande normen gevraagd. Het Committee on Payments and
Settlement Systems (CPSS) van de Bank of International Settlements (BIS) en de
International Organisation of Securities Commissions (IOSCO) leggen momenteel
de laatste hand aan ontwerpen van mondiale normen. Deze dienen ter vervanging
van de BIS-recommendations uit 2001, die in 2009 door het Europees Stelsel van
centrale banken (ESCB) en het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR)
middels niet-bindende richtsnoeren zijn aangepast. (7)
De Raad heeft in zijn conclusies van 2 december
2008[10]
de noodzaak beklemtoond om de veiligheid en gezondheid van de
effectenafwikkelingssystemen te versterken en juridische belemmeringen voor
transactieverwerking in de Unie aan te pakken. (8)
Een van de basistaken van het ESCB is de vlotte
werking van betalingssystemen te bevorderen. In dat verband voeren de leden van
het ESCB oversight uit door te zorgen voor efficiënte en gezonde clearing- en
betalingssystemen. De leden van het ESCB treden vaak als afwikkelende instantie
voor de geldzijde van effectentransacties op. Zij zijn tevens belangrijke
cliënten van csd's, die vaak de zekerheidsstelling voor
monetairbeleidtransacties behandelen. De leden van het ESCB moeten van nabij
bij het gebeuren betrokken worden doordat zij geraadpleegd worden bij vergunningverlening
aan en toezicht op csd’s, erkenning van csd’s uit derde landen en de
goedkeuring van csd-koppelingen Zij moeten voorts nauw bij het gebeuren worden
betrokken doordat zij geraadpleegd worden bij de opstelling van technische
regulerings- en uitvoeringsnormen alsook van richtsnoeren en aanbevelingen. De
bepalingen van deze verordening moeten de verantwoordelijkheden van de Europese
Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken onverlet laten om te zorgen
voor efficiënte en gezonde clearing- en betalingssystemen binnen de Unie en
andere landen. (9)
De centrale banken van de lidstaten of alle andere
organen die soortgelijke functies vervullen in bepaalde lidstaten, zoals de
nationale organen van de lidstaten die belast zijn met of een rol spelen in het
beheer van de openbare schuld, mogen zelf een aantal diensten verlenen waardoor
zij als een csd zouden kwalificeren. Die instellingen moeten vrijgesteld zijn
van de vergunnings- en toezichtvereisten, maar moeten aan het volledige geheel
van prudentiële vereisten voor csd’s onderworpen blijven. Aangezien centrale
banken voor de afwikkeling als afwikkelende instantie optreden, moeten ook zij
vrijgesteld worden van de in titel IV van deze verordening vastgestelde
vereisten. (10)
Behoudens andersluidende bepaling, moet deze
verordening gelden voor de afwikkeling van transacties in alle financiële
instrumenten en activiteiten van csd’s. Deze verordening moet voorts
andere wetgeving van de Unie betreffende specifieke financiële instrumenten
zoals Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13
oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in
broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van
Richtlijn 96/61/EG van de Raad[11]
en in overeenstemming met die richtlijn vastgestelde maatregelen onverlet
laten. (11)
De girale vastlegging van effecten is, met name in
een context van toenemende complexiteit van houderschaps- en
overdrachtmethoden, een belangrijke stap om de efficiëntie van afwikkeling te
verhogen en de integriteit van een effectenuitgifte te verzekeren. Omwille van
de veiligheid voorziet deze verordening in de girale vastlegging van alle
effecten. Deze verordening mag geen bepaalde methode opleggen voor de initiële
girale vastlegging, die kan plaatsvinden na immobilisatie middels de uitgifte
van een verzamelstuk of na onmiddellijke dematerialisatie. Deze verordening mag
niet opleggen welk soort instelling effecten bij uitgifte giraal moet
vastleggen en staat uiteenlopende actoren, inclusief registrators, toe deze functie
te vervullen. Zodra echter die effecten worden verhandeld op handelsplatforms
geregeld bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21
april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van
de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG
van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn
93/22/EEG van de Raad[12] of als zekerheid gesteld worden onder de voorwaarden van Richtlijn
2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende
financiëlezekerheidsovereenkomsten[13], moeten
die effecten in een giraal systeem van de csd worden vastgelegd om er onder
meer voor te zorgen dat al die effecten in een effectenafwikkelingssysteem
kunnen worden afgewikkeld. (12)
Om te zorgen voor afwikkelingsveiligheid moet elke
deelnemer aan een effectenafwikkelingssysteem dat bepaalde financiële
instrumenten, namelijk effecten, geldmarktinstrumenten, rechten van deelneming
in instellingen voor collectieve belegging en emissierechten, koopt of
verkoopt, zijn verplichting op de voorgenomen afwikkelingsdatum afwikkelen. (13)
Langere afwikkelingstermijnen voor transacties in
effecten veroorzaken onzekerheid en verhoogd risico voor deelnemers aan
effectenafwikkelingssystemen. Uiteenlopende afwikkelingstermijnen in de
lidstaten belemmeren aansluiting en zijn bronnen van vergissingen voor
uitgevende instellingen, beleggers en intermediairs. Het is bijgevolg
noodzakelijk een gemeenschappelijke afwikkelingstermijn te bepalen die bevorderlijk
zou zijn voor het vaststellen van de voorgenomen afwikkelingsdatum en de
uitvoering van maatregelen inzake afwikkelingsdiscipline. De voorgenomen
afwikkelingsdatum voor transacties in effecten die zijn toegelaten tot de
handel op de handelsplatforms bij Richtlijn 2004/39/EG mag niet later vallen
dan op de tweede werkdag nadat de transactie plaatsvindt. (14)
Csd’s en andere marktinfrastructuren moeten
maatregelen nemen om mislukte afwikkelingsoperaties te voorkomen en aan te
pakken. Het is van essentieel belang dat die regels in de Unie uniform zijn en
rechtstreeks worden toegepast. Met name moeten csd’s en andere
marktinfrastructuren verplicht zijn procedures in werking te stellen die hen in
staat stellen passende maatregelen te nemen om elke deelnemer die systematisch
mislukte afwikkelingsoperaties veroorzaakt te schorsen en zijn identiteit
openbaar te maken, mits die deelnemer de gelegenheid heeft opmerkingen te maken
voordat die beslissing wordt genomen. (15)
Een van de meest efficiënte manieren om mislukte
afwikkelingsoperaties aan te pakken, is de nalatige deelnemer te verplichten
tot het verrichten van een inkoop, waarbij de effecten die na de voorgenomen
afwikkelingsdatum hadden moeten zijn geleverd in de markt worden gekocht en aan
de ontvangende deelnemer worden geleverd. Deze verordening moet voorzien in
uniforme regels betreffende bepaalde aspecten van de inkooptransactie voor alle
effecten, geldmarktinstrumenten, rechten van deelneming in instellingen voor
collectieve belegging en emissierechten, zoals timing, kennisgevingstermijn,
prijsstelling en straffen. (16)
Aangezien hoofddoel van deze verordening is een
aantal rechtstreeks aan de marktdeelnemers opgelegde juridische verplichtingen
in te voeren die er onder meer in bestaan alle effecten giraal bij een csd vast
te leggen zodra die effecten worden verhandeld op handelsplatforms geregeld bij
Richtlijn 2004/39/EG of als zekerheid worden gesteld onder de voorwaarden van
Richtlijn 2002/47/EG en hun verplichtingen uiterlijk af te wikkelen op de
tweede werkdag nadat de transactie plaatsvindt en aangezien csd’s
verantwoordelijk zijn voor de exploitatie van effectenafwikkelingssystemen en
de toepassing van maatregelen die tijdige afwikkeling in de Unie waarborgen, is
het van essentieel belang ervoor te zorgen dat alle csd’s veilig en gezond zijn
en te allen tijde aan bij deze verordening vastgestelde stringente vereisten
inzake organisatie, bedrijfsvoering en prudentie voldoen. Uniforme en
rechtstreeks toepasselijke regels betreffende de vergunningverlening aan en het
doorlopend toezicht op csd’s zijn bijgevolg een essentieel uitvloeisel van en
gecorreleerd met de bij deze verordening aan de marktdeelnemers opgelegde
wettelijke verplichtingen. Het is bijgevolg noodzakelijk de regels betreffende
vergunningverlening aan en toezicht op csd’s in dezelfde handeling als de aan
de marktdeelnemers opgelegde verplichtingen op te nemen. (17)
Rekening houdend met het feit dat csd’s onderworpen
moeten zijn aan een geheel van gemeenschappelijke vereisten en om de bestaande
belemmeringen voor grensoverschrijdende afwikkeling op te heffen, moet elke
vergunninghoudende csd de vrijheid genieten haar diensten te verlenen binnen
het grondgebied van de Unie door de oprichting van een bijkantoor of door
rechtstreekse dienstverlening. (18)
Binnen een uniale afwikkelingsmarkt zonder grenzen
is het noodzakelijk de bevoegdheden te bepalen van de verschillende
autoriteiten die betrokken zijn bij de toepassing van deze verordening. De
lidstaten moeten specifiek de bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk
zijn voor de toepassing van deze verordening, welke over de toezichts- en
onderzoeksbevoegdheden moeten beschikken die noodzakelijk zijn voor de
uitoefening van hun taken. Een csd moet een vergunning hebben en onder toezicht
staan van de bevoegde autoriteit van haar plaats van vestiging, die in de
juiste positie verkeert en bevoegd moet zijn om na te gaan hoe csd’s dagelijks
opereren, om regelmatige toetsingen uit te voeren en om passende actie te
ondernemen wanneer dat noodzakelijk is. Die autoriteit moet echter in een zo
vroeg mogelijk stadium met andere betrokken autoriteiten overleg plegen en
samenwerken, onder meer de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het
oversight op elk door de csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem en, in
voorkomend geval, de betrokken centrale banken die als afwikkelende instantie
voor elk effectenafwikkelingssysteem optreden, en ook, in voorkomend geval, de
bevoegde autoriteiten van andere groepsentiteiten. Deze samenwerking houdt
tevens in dat aan de betrokken autoriteiten onmiddellijk informatie wordt
verstrekt bij noodsituaties die van invloed zijn op de liquiditeit en de
stabiliteit van het financiële stelsel in alle lidstaten waar de csd of haar
deelnemers gevestigd zijn. Telkens wanneer een csd door de oprichting van een
bijkantoor of door het rechtstreeks verlenen van diensten haar diensten
verleent in een andere lidstaat dan de lidstaat waar zij is gevestigd, is de
bevoegde autoriteit van haar plaats van vestiging hoofdzakelijk verantwoordelijk
voor het toezicht op die csd. (19)
Elke rechtspersoon die aan de definitie van een csd
beantwoordt, dient bij de bevoegde nationale autoriteiten een vergunning aan te
vragen alvorens zijn activiteiten te beginnen. Om met verschillende
zakenmodellen rekening te houden, moet een csd worden gedefinieerd onder
verwijzing naar bepaalde kerndiensten, die bestaan uit afwikkeling, hetgeen de
exploitatie van een effectenafwikkelingssysteem, notarisdiensten en diensten
voor het aanhouden van centrale effectenrekeningen inhoudt. Een csd moet ten
minste een effectenafwikkelingssysteem exploiteren en één andere kerndienst
verlenen. Onder die definitie vallen bijgevolg geen entiteiten die geen
effectenafwikkelingssystemen exploiteren zoals registrators of publiekrechtelijke
overheden en lichamen die verantwoordelijk zijn voor een registratiesysteem dat
op grond van Richtlijn 2003/87/EG is opgericht. Deze combinatie van diensten is
van essentieel belang willen csd’s hun rol spelen in de effectenafwikkeling en
in het zorgen voor de integriteit van een effectenuitgifte. (20)
Om te vermijden dat csd’s risico’s nemen in andere
activiteiten dan die welke overeenkomstig deze verordening vergunningsplichtig
zijn, moeten de activiteiten van de vergunninghoudende csd’s beperkt zijn tot
het verlenen van diensten waarvoor hun vergunning geldt en mogen zij geen
deelneming, in de zin van de verordening onder verwijzing naar de Vierde
Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel
54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde
vennootschapsvormen[14],
of, rechtstreekse of onrechtstreekse, eigendom van 20 % of meer van de
stemrechten of het kapitaal in andere instellingen dan instellingen die
soortgelijke diensten verlenen, aanhouden. (21)
Om de veilige werking van
effectenafwikkelingssystemen te waarborgen, mogen deze slechts door csd's onder
de regels waarin deze verordening voorziet of door centrale banken worden
geëxploiteerd. (22)
Onverminderd de specifieke vereisten van de fiscale
wetgeving van de lidstaten, moeten csd’s bij hun kerndiensten nevendiensten
kunnen verlenen die bijdragen tot het vergroten van de veiligheid, efficiëntie
en transparantie van de effectenmarkten. Indien de verlening van die diensten
betrekking heeft op bronbelastingprocedures, dan zal daarbij de wetgeving van
de betrokken lidstaten worden nageleefd. (23)
Een csd die voornemens is een kerndienst aan een
derde partij uit te besteden of een nieuwe kerndienst of nevendienst te
verlenen, een ander effectenafwikkelingssysteem te exploiteren, een andere
centrale bank als afwikkelende instantie te gebruiken of een csd-koppeling in
te stellen, moet een vergunning aanvragen volgens dezelfde procedurevereisten
als voor de initiële vergunning, behalve dan dat de bevoegde autoriteit de
aanvragende csd binnen drie maanden in kennis moet stellen of de vergunning is
verleend of geweigerd. (24)
In derde landen gevestigde csd’s mogen hun diensten
aanbieden via een bijkantoor of door middel van rechtstreekse verlening van
diensten aan in de Unie gevestigde uitgevende instellingen en deelnemers met
betrekking tot hun activiteiten daar en mogen koppelingen instellen met csd’s
die in de Unie gevestigd zijn, behoudens erkenning door de ESMA. Gezien de
mondiale aard van de financiële markten verkeert de ESMA in de beste positie om
csd’s van derde landen te erkennen. De ESMA mag csd's van derde landen alleen
erkennen als de Commissie besluit dat zij onderworpen zijn aan een wettelijk en
toezichthoudend kader dat gelijkwaardig is aan het kader waarin deze verordening
voorziet, als zij effectief vergunninghoudend zijn en onder toezicht staan in
hun land en als er samenwerkingregelingen zijn getroffen tussen de ESMA en de
bevoegde autoriteiten van de csd’s. Erkenning door de ESMA is afhankelijk van
een effectieve gelijkwaardige erkenning van het prudentiële kader toepasselijk
op csd’s die in de Unie zijn gevestigd en vergunninghoudend zijn op grond van
deze verordening. (25)
Gezien het mondiale karakter van de financiële
markten en het systeemkritische karakter van csd's is het noodzakelijk te
zorgen voor internationale convergentie van de prudentiële vereisten waaraan
zij onderworpen zijn. De bepalingen van deze verordening moeten de door
CPSS-IOSCO en ESCB-CESR ontwikkelde bestaande aanbevelingen volgen. De ESMA
moet de bestaande normen en hun toekomstige ontwikkelingen in aanmerking nemen
bij het opstellen of voorstellen tot herziening van de technische regulerings-
en uitvoeringsnormen alsook de richtsnoeren en aanbevelingen die in deze
verordening worden vereist. (26)
Gezien de complexiteit alsook de systeemrelevantie
van de csd’s en van de diensten die zij verlenen, moeten transparante
bestuursregels waarborgen dat directieleden, leden van de raad van bestuur,
aandeelhouders en deelnemers die in een positie verkeren zeggenschap zoals
gedefinieerd onder verwijzing naar de zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad
van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het
Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening[15] uit te oefenen over de
exploitatie van de csd, geschikt zijn om voor het gezonde en prudente beheer
van de csd te zorgen. (27)
Transparante bestuursregels moeten waarborgen dat
de belangen van de aandeelhouders, het management en het personeel van de csd,
enerzijds, en de belangen van hun gebruikers, anderzijds, in aanmerking worden
genomen. Deze bestuursbeginselen moeten gelden onverminderd het eigendomsmodel
van de csd. Voor elk door de csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem
moeten gebruikerscomités worden opgericht om de raad van bestuur van de csd te
adviseren over de hoofdzaken die van invloed zijn op de leden. (28)
Gezien het belang van de aan de csd’s toevertrouwde
taken moet deze verordening erin voorzien dat csd’s hun verantwoordelijkheden
niet aan derden overdragen middels uitbesteding van hun activiteiten.
Uitbesteding van die activiteiten moet onderworpen zijn aan strikte voorwaarden
die de verantwoordelijkheid van de csd’s voor hun activiteiten in stand houden
en waarborgen dat het toezicht en oversight op de csd’s niet wordt geschaad. Uitbesteding
door een csd van haar activiteiten aan overheden mag, onder bepaalde
voorwaarden, van die vereisten worden vrijgesteld. (29)
Bedrijfsvoeringsregels moeten transparantie
waarborgen in de relaties tussen de csd en haar gebruikers. Met name moet een
csd beschikken over openbaargemaakte, transparante, objectieve en
niet-discriminerende criteria voor deelname aan het
effectenafwikkelingssysteem, op grond waarvan beperking van de toegang van
deelnemers slechts mogelijk is op basis van de betrokken risico's. Een snelle
en passende voorziening in rechte moet voor de bevoegde autoriteiten
beschikbaar worden gesteld om elke ongerechtvaardigde weigering van csd’s om
hun diensten aan deelnemers te verlenen aan te pakken. Een csd moeten de
prijzen en vergoedingen voor haar diensten openbaarmaken. Om open en
niet-discriminerende toegang tot csd-diensten te waarborgen en gezien de
significante marktmacht die een csd op het grondgebied van haar betrokken
lidstaat nog steeds geniet, mag een csd niet van haar openbaargemaakt
prijsstellingsbeleid afwijken. Een csd moet in erkende communicatieprocedures
voorzien. Deze deelnamebepalingen completeren en versterken het recht van
marktdeelnemers om gebruik te maken van een afwikkelingssysteem in een andere
lidstaat op grond van Richtlijn 2004/39/EG. (30)
Gezien de centrale rol van
effectenafwikkelingssystemen op de financiële markten, moeten csd’s, wanneer
zij hun diensten verlenen, zorgen voor tijdige afwikkeling, integriteit van de
uitgifte, scheiding van de voor elke deelnemer aangehouden effectenrekeningen
en de mogelijkheid om, op verzoek, verdere scheiding van rekeningen van
cliënten van de deelnemers aan te bieden. Csd’s moeten ervoor zorgen dat deze
vereisten voor elk door hen geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem afzonderlijk
gelden. (31)
Om afwikkelingsrisico’s ten gevolge van de
insolventie van de afwikkelende instantie te vermijden, moet een csd, telkens
wanneer het praktisch en mogelijk is, de geldzijde van de effectentransactie
afwikkelen via bij de centrale bank geopende rekeningen. Als deze optie niet
praktisch en mogelijk is, moet een csd in staat zijn af te wikkelen via
rekeningen die zijn geopend bij een kredietinstelling welke is opgericht
overeenkomstig de voorwaarden van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de
werkzaamheden van kredietinstellingen[16]
en onder de specifieke vergunningsprocedure en prudentiële vereisten van titel
IV van deze verordening. Die kredietinstelling moet, wanneer zij als
afwikkelende instantie optreedt, aan de deelnemers van de csd de in deze
verordening vastgestelde onder de vergunning vallende diensten kunnen verlenen,
en mag overigens andere diensten verlenen die niet onder deze verordening
vallen. (32)
Aangezien Richtlijn 2006/48/EG geen specifieke
risico's inzake krediet binnen de werkdag en liquiditeitsrisico’s ten gevolge
van het verlenen van bancaire nevendiensten bij afwikkeling aanpakt, moeten
kredietinstellingen die dergelijke diensten verlenen ook aan specifieke
strengere krediet- en liquiditeitsrisico’s beperkende vereisten worden
onderworpen die voor elk effectenafwikkelingssysteem moeten gelden ten aanzien
waarvan zij als afwikkelende instantie optreden. Om te waarborgen dat
specifieke maatregelen die gericht zijn op het beperken van krediet- en
liquiditeitsrisico's volledig worden nageleefd, moeten de bevoegde autoriteiten
in staat zijn te vereisen dat csd's meer dan een kredietinstelling aanwijzen
telkens wanneer zij op basis van het beschikbare bewijs kunnen aantonen dat de
uitzettingen van de ene kredietinstelling op de concentratie van krediet- en
liquiditeitsrisico's niet volledig beperkt is. (33)
De vereiste dat de afwikkeling van de geldzijde van
de effectentransactie door een afzonderlijke juridische entiteit wordt
uitgevoerd die als afwikkelende instantie optreedt, is een belangrijke
maatregel om de veiligheid en veerkracht van csd’s te vergroten. Die scheiding
tussen kerndiensten van csd’s en bancaire nevendiensten bij afwikkeling lijkt
immers onontbeerlijk om het gevaar uit te schakelen dat risico’s van de
bankdiensten, zoals krediet- en liquiditeitsrisico’s, naar de kerndiensten van
de csd’s overslaan. Er zijn, om het beoogde niveau van veiligheid en veerkracht
van csd’s te waarborgen, geen minder ingrijpende maatregelen beschikbaar voor
het uitschakelen van die krediet- en liquiditeitsrisico’s. Om echter de
efficiëntie die voortvloeit uit de verlening van zowel csd- als bankdiensten
binnen dezelfde groep van ondernemingen te garanderen, mag de vereiste dat
bankdiensten door een afzonderlijke kredietinstelling worden uitgevoerd er niet
aan in de weg staan dat die kredietinstelling tot dezelfde groep van
ondernemingen behoort als de csd. Als binnen dezelfde groep van ondernemingen
zowel csd- als bankdiensten worden verleend, moeten, om de veiligheid en
efficiëntie van de verleende diensten te verhogen, de activiteiten van de
kredietinstelling die bankdiensten verleent beperkt zijn tot de verlening van
bancaire nevendiensten bij afwikkeling. Voorts moet een afwijking van de
verplichting om bancaire nevendiensten bij afwikkeling van csd-kerndiensten te
scheiden voorhanden zijn wanneer er geen gevaar bestaat dat krediet- en
liquiditeitsrisico's van de bankdiensten naar de verlening van csd-kerndiensten
overslaan. Om een consistente toepassing te waarborgen van de mogelijkheid om
af te wijken van het verbod voor csd's om bancaire nevendiensten te verlenen,
moet de Commissie bevoegd zijn om op verzoek van een nationale bevoegde
autoriteit te beslissen of een dergelijke afwijking is toegestaan omdat de verlening
van zowel csd-kerndiensten als bankdiensten door dezelfde rechtspersoon geen
systeemrisico inhoudt. In ieder geval mag een csd waaraan een dergelijke
afwijking is toegestaan en die beschikt over een vergunning om de activiteiten
van een kredietinstelling te verrichten uitsluitend bancaire nevendiensten bij
afwikkeling verlenen. (34)
Om een voldoende mate van veiligheid en
continuïteit van de door de csd’s verrichte diensten te verzekeren, moeten
csd’s onderworpen zijn aan specifieke uniforme en rechtstreeks toepasselijke
prudentiële en kapitaalvereisten die hun juridische, operationele en
beleggingsrisico’s beperken. (35)
De veiligheid van de tussen twee csd’s getroffen
koppelingsregelingen moet onderworpen zijn aan specifieke vereisten om de
toegang van hun respectieve deelnemers tot andere effectenafwikkelingssystemen
mogelijk te maken. De vereiste om bancaire nevendiensten in een afzonderlijke
rechtspersoon te verlenen, mag niet verhinderen dat csd's die diensten
ontvangen, met name wanneer zij aan een door een andere csd geëxploiteerd
effectenafwikkelingssysteem deelnemen. Het is bijzonder belangrijk dat alle
potentiële risico's die uit de koppelingsregelingen voortvloeien, zoals
krediet-, liquiditeits-, organisatorische of alle andere relevante risico's
voor csd's volledig beperkt zijn. Voor interoperabiliteitskoppelingen is het
belangrijk dat bij gekoppelde effectenafwikkelingssystemen
overboekingsopdrachten op hetzelfde moment het systeem binnenkomen, onherroepelijk
zijn en overboekingen van effecten en geld een definitief karakter hebben.
Dezelfde beginselen moeten gelden voor csd’s die voor het afwikkelen een
gemeenschappelijke informatietechnologie (IT)-infrastructuur gebruiken. (36)
Als exploitanten van effectenafwikkelingssystemen
vervullen csd’s een hoofdrol in het proces van overboeking van effecten op
effectenrekeningen. Om met name in een grensoverschrijdende context de
rechtszekerheid te vergroten, is het belangrijk duidelijke regels vast te
stellen betreffende het geldende recht voor eigendomsaspecten met betrekking
tot de effecten die door een csd op haar rekeningen worden aangehouden. Volgens
de benadering van de bestaande collisieregels moet het geldende recht het recht
zijn van de plaats waar de rekeningen van een csd worden aangehouden. (37)
In veel lidstaten zijn uitgevende instellingen
wettelijk verplicht bepaalde soorten effecten, met name aandelen, binnen hun
nationale csd’s uit te geven. Om deze belemmering voor de vlotte werking van de
uniale posttransactionele markt op te heffen en uitgevende instellingen in
staat te stellen voor de meest efficiënte wijze van beheer van hun effecten te
kiezen, moeten uitgevende instellingen het recht hebben voor de vastlegging van
hun effecten en het ontvangen van alle betrokken csd-diensten elke in de Unie
gevestigde csd te kiezen. Een snelle en passende voorziening in rechte moet
voor de bevoegde autoriteiten beschikbaar worden gesteld om elke
ongerechtvaardigde weigering van csd’s om hun diensten aan uitgevende instellingen
te verlenen aan te pakken. Om de rechten van de aandeelhouders te beschermen,
mag het recht van uitgevende instellingen om een csd te kiezen niet de
toepassing verhinderen van het nationale vennootschapsrecht dat de effecten en
de verhouding tussen uitgevende instellingen en hun aandeelhouders beheerst. (38)
De Europese Gedragscode voor clearing en
afwikkeling van 7 november 2006[17]
heeft een vrijwillig kader in het leven geroepen om toegang tussen csd’s en
andere marktinfrastructuren mogelijk te maken. De posttransactionele sector
blijft echter volgens nationale scheidingslijnen gefragmenteerd, waardoor
grensoverschrijdende transacties duurder zijn. Het is noodzakelijk uniforme
voorwaarden voor koppelingen tussen csd’s en voor toegang tussen csd’s en andere
marktinfrastructuren vast te stellen. Om csd’s in staat te stellen hun
deelnemers toegang tot andere markten te verlenen, moeten zij het recht hebben
om deelnemer te worden van een andere csd of om een andere csd te verzoeken
speciale functies voor toegang tot die csd te ontwikkelen. Een snelle en
passende voorziening in rechte moet voor de bevoegde autoriteiten beschikbaar
worden gesteld om elke ongerechtvaardigde weigering van een csd om toegang aan
een andere csd te verlenen, aan te pakken. Aangezien csd-koppelingen bijkomend
afwikkelingsrisico kunnen inhouden, moeten zij aan vergunningsplicht en
toezicht door de betrokken bevoegde autoriteiten zijn onderworpen. (39)
Csd’s moeten tevens toegang hebben tot de
transactieaanvoer van een ctp of een handelsplatform en die
marktinfrastructuren moeten toegang hebben tot de door de csd’s geëxploiteerde
effectenafwikkelingssystemen, tenzij die toegang de exploitatie van hun
activiteiten in het gedrang brengt. Een snelle en passende voorziening in
rechte moet voor de bevoegde autoriteiten beschikbaar worden gesteld om elke
ongerechtvaardigde weigering van csd’s of marktinfrastructuren om toegang te
bieden tot hun diensten aan te pakken. (40)
Een streng prudentieel en bedrijfsvoeringskader
voor de financiële sector moet op strenge toezicht- en sanctieregelingen
berusten. Daartoe moeten toezichthoudende autoriteiten voldoende bevoegdheden
bezitten en moeten zij op basis van afschrikkende sanctieregelingen tegen
onwettige bedrijfsvoering kunnen optreden. Een evaluatie van bestaande
sanctiebevoegdheden en hun praktische toepassing om de convergentie van de
sancties binnen het gehele scala van toezichtactiviteiten te bevorderen, is
uitgevoerd in de mededeling van de Commissie van 8 december 2010 aan het
Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het
Comité van de Regio’s betreffende het versterken van sanctieregelingen in de
financiële sector. (41)
Bijgevolg moeten, om te zorgen voor effectieve
naleving van de vereisten van deze verordening door de csd’s, de als
afwikkelende instantie aangewezen kredietinstellingen, de leden van hun
managementorganen en alle andere personen die daadwerkelijk zeggenschap
uitoefenen over hun bedrijf of alle andere personen, de bevoegde autoriteiten
administratieve sancties en maatregelen kunnen toepassen die doeltreffend,
evenredig en afschrikkend zijn. (42)
Om afschrikking en consistente toepassing van de
sancties in alle lidstaten te waarborgen, moet deze verordening voorzien in een
lijst van de voornaamste administratieve sancties en maatregelen waarover de
bevoegde autoriteiten moeten kunnen beschikken, in de bevoegdheid om die
sancties en maatregelen op te leggen aan alle personen, natuurlijke of
rechtspersonen, die verantwoordelijk zijn voor een inbreuk, in een lijst van
belangrijke criteria bij het bepalen van het niveau en de soort van sancties en
maatregelen en in niveaus van administratieve geldelijke sancties. Bij
administratieve geldboetes moet rekening worden gehouden met factoren zoals
geconstateerd financieel voordeel ten gevolge van de inbreuk, de ernst en de
duur van de inbreuk, verzwarende of verzachtende omstandigheden, het feit dat
geldboetes een afschrikkend effect moeten hebben en, in voorkomend geval, een
korting wegens samenwerking met de bevoegde autoriteit moeten omvatten Bij de
vaststelling en bekendmaking van sancties moeten de grondrechten worden
nageleefd die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de
Europese Unie, met name het recht op eerbiediging van het privéleven en het
familie- en gezinsleven (artikel 7), het recht op bescherming van
persoonsgegevens (artikel 8) en het recht op een effectieve voorziening in
rechte en op een onpartijdig gerecht (artikel 47). (43)
Om potentiële inbreuken op te sporen, moeten
effectieve mechanismen ter stimulering van de rapportage van potentiële of
actuele inbreuken op deze verordening aan de bevoegde autoriteiten in werking
worden gesteld. Deze mechanismen moeten toereikende waarborgen omvatten voor de
personen die potentiële of actuele inbreuken op deze verordening rapporteren en
de personen die van die inbreuken worden beschuldigd. Er dienen passende
procedures te worden ingesteld om te voldoen aan het recht van de beschuldigde
persoon op bescherming van de persoonsgegevens, aan het recht op verdediging en
om te worden gehoord voordat een definitieve beslissing wordt genomen die van
invloed is op die persoon alsook het recht op een effectieve voorziening in
rechte bij een rechtbank tegen elke beslissing of maatregel die van invloed is
op die persoon. (44)
Deze verordening dient alle in het recht van de
lidstaten voorkomende bepalingen met betrekking tot strafrechtelijke sancties
onverlet te laten. (45)
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en
betreffende het vrije verkeer van die gegevens[18]
beheerst de in de lidstaten ingevolge deze verordening uitgevoerde verwerking
van persoonsgegevens. Elke uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door
bevoegde autoriteiten van de lidstaten moet in overeenstemming zijn met de
regels betreffende de overdracht van persoonsgegevens zoals vastgesteld in
Richtlijn 95/46/EG. Verordening (EC) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en
de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de
communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens[19]
beheerst de verwerking van persoonsgegevens door de ESMA ingevolge deze
verordening. Elke uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door de ESMA
moet in overeenstemming zijn met de regels betreffende de overdracht van
persoonsgegevens zoals vastgesteld in Verordening (EC) nr. 45/2001. (46)
Deze verordening voldoet aan de grondrechten en
neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten
van de Europese Unie zijn erkend, in het bijzonder het recht op eerbiediging
van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op de bescherming
van persoonsgegevens, het recht op een effectieve voorziening in rechte of op
een onpartijdig gerecht, het recht om niet tweemaal voor hetzelfde delict te
worden berecht of gestraft en de vrijheid van ondernemerschap, en moet in
overeenstemming met die rechten en beginselen worden toegepast. (47)
De Europese Autoriteit voor effecten
en markten (ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het
Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een
Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en
markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van
Besluit 2009/77/EG[20]
van de Commissie moet een centrale rol spelen in de toepassing van deze
verordening door voor consistente toepassing van de uniale regels door de
bevoegde autoriteiten te zorgen en door meningsverschillen tussen hen te
beslechten. (48)
Het zou efficiënt en passend zijn om aan de ESMA,
als instelling met hooggespecialiseerde deskundigheid betreffende effecten en
effectenmarkten, de uitwerking toe te vertrouwen van aan de Commissie voor te
leggen ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen die geen
beleidskeuzen inhouden. Telkens wanneer gespecificeerd, moet de ESMA tevens de
leden van het ESCB en de Europese Bankautoriteit (EBA), opgericht bij
Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24
november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit
(Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot
intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie nauw hierbij betrekken[21]. (49)
De Commissie moet worden gemachtigd om in
overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie en met de procedures vastgesteld in de artikelen 10 tot en met 14
van Verordening (EU) nr. 1095/2010 technische reguleringsnormen vast te stellen
ten aanzien van de nadere maatregelen inzake afwikkelingsdiscipline, de
informatie en andere elementen die door een csd in haar vergunningsaanvraag
moeten worden opgenomen, de informatie die de verschillende autoriteiten elkaar
verstrekken bij het toezicht op de csd's, de nadere regels voor de
samenwerkingsregelingen tussen de autoriteiten van het land van herkomst en het
land van ontvangst, de elementen van de bestuursregelingen voor csd's, de
nadere regels voor de vastleggingen die door de csd's moeten worden bewaard, de
nadere regels voor de maatregelen die door de csd's moeten worden genomen zodat
de integriteit van de uitgifte in stand wordt gehouden, de bescherming van de
effecten van de deelnemers, de tijdige voltooiing van een afwikkeling, de
beperking van de operationele risico's en van de risico's die uit de
csd-koppelingen voortkomen, de nadere regels voor de kapitaalvereisten voor csd's
en de nadere regels voor de prudentiële vereisten inzake krediet- en
liquiditeitsrisico's voor de aangewezen kredietinstellingen. (50)
De Commissie moet eveneens gemachtigd worden om
technische uitvoeringsnormen vast te stellen middels uitvoeringshandelingen ingevolge
artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en in
overeenstemming met de procedure vastgesteld in artikel 15 van Verordening (EU)
nr. 1095/2010 ten aanzien van standaardformulieren en modellen voor de
vergunningsaanvraag door csd's, voor de verstrekking van informatie tussen
verschillende bevoegde autoriteiten met het oog op het toezicht op csd's, voor
de betrokken samenwerkingsregelingen tussen de autoriteiten van het land van
herkomst en het land van ontvangst, voor het formaat van de vastleggingen die
door de csd's moeten worden bewaard, voor de procedures in gevallen waarin een
deelnemer of een uitgevende instelling de toegang tot een csd is ontzegd, csd's
onderling of ten aanzien van andere marktinfrastructuren de toegang is ontzegd
en voor de raadpleging van verschillende autoriteiten vóór vergunningverlening
aan een afwikkelende instantie. (51)
De Commissie moet worden gemachtigd om gedelegeerde
handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag.
Er moeten met name gedelegeerde handelingen worden vastgesteld met betrekking
tot specifieke nadere regels op het gebied van definities, de criteria op grond
waarvan de bedrijfsactiviteiten van een csd in een lidstaat van ontvangst als
van substantieel belang voor die lidstaat moeten worden beschouwd, de diensten
waarvoor een csd van een derde land erkenning bij de ESMA dient aan te vragen
en de informatie die de aanvragende csd in zijn erkenningsaanvraag aan de ESMA
moet verstrekken, de risico's die een weigering door een csd van toegang tot
deelnemers kunnen rechtvaardigen en de elementen van de voor verzoekende
deelnemers beschikbare procedure, de beoordeling van situaties wanneer
afwikkeling in centralebankgeld niet praktisch en mogelijk is, de elementen van
de procedure voor toegang van uitgevende instellingen tot csd's, toegang tussen
csd's en tussen csd's en andere marktinfrastructuren. (52)
Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze
verordening te verzekeren, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden
worden verleend om, ten aanzien van de erkenning van csd's van derde landen en
het toestaan van afwijkingen van de verplichting om bancaire nevendiensten bij
afwikkeling van csd-kerndiensten te scheiden, beslissingen te nemen over de
beoordeling van regels van derde landen. Die bevoegdheden moeten worden
uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren[22]. (53)
Aangezien de doelstellingen van deze verordening,
namelijk het vaststellen van uniforme vereisten voor afwikkeling alsook voor
csd's, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve
vanwege de omvang van het optreden beter door de Unie kunnen worden
verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als
vastgesteld in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, als vastgesteld
in dat artikel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die
doelstellingen te verwezenlijken. (54)
Het is noodzakelijk Richtlijn 98/26/EG te wijzigen
om deze in overeenstemming te brengen met Richtlijn 2010/78/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen
98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG,
2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de
bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese
Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit
voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende
autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft[23], waarbij aangewezen
effectenafwikkelingssystemen niet langer aan de Commissie, maar aan de ESMA ter
kennis worden gebracht. (55)
De toepassing van de vergunnings- en
erkenningsvereisten van deze verordening moet worden uitgesteld om in de Unie
of in derde landen gevestigde csd's voldoende tijd te geven om de vergunning en
erkenning aan te vragen waarin deze verordening voorziet. (56)
Het is tevens noodzakelijk de toepassing uit te
stellen van de vereisten van girale vastlegging van bepaalde effecten en
afwikkeling van verplichtingen in effectenafwikkelingssystemen uiterlijk op de
tweede werkdag na de transactie om marktdeelnemers die effecten in papieren
vorm aanhouden of langere afwikkelingstermijnen gebruiken voldoende tijd te
geven om aan die vereisten te voldoen, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Titel I
Onderwerp, toepassingsgebied en definities Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied 1.
Deze verordening stelt uniforme vereisten voor de
afwikkeling van financiële instrumenten in de Unie en regels vast voor de
organisatie en het beheer van centrale effectenafwikkelingssystemen om veilige
en vlotte afwikkeling te bevorderen. 2.
Behoudens andersluidende bepaling in deze
verordening, is deze verordening van toepassing op de afwikkeling van alle
financiële instrumenten en activiteiten van csd’s. 3.
Deze verordening laat bepalingen van uniale
wetgeving betreffende specifieke financiële instrumenten, met name Richtlijn
2003/87/EG, onverlet. 4.
De artikelen 9 tot en met 18 en 20 alsook de
bepalingen van titel IV zijn niet van toepassing op de leden van het Europees
Stelsel van Centrale Banken (ESCB), andere nationale organen van de lidstaten
die soortgelijke functies vervullen, of overheidsorganen van de lidstaten die
belast zijn met of een rol spelen in het beheer van de openbare schuld. Artikel 2
Definities 1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: (1)
‘centrale effectenbewaarinstelling’ (‘csd’): een
rechtspersoon die een effectenafwikkelingssysteem exploiteert als bedoeld in
punt 3 van afdeling A van de bijlage en ten minste één andere kerndienst
uitvoert als bedoeld in afdeling A van de bijlage; (2)
‘afwikkeling’: de voltooiing van een
effectentransactie met het doel verplichtingen van deelnemers te vervullen
middels de overboeking van geld of effecten; (3)
‘effectenafwikkelingssysteem’: een systeem
overeenkomstig het eerste en tweede streepje van punt a) van artikel 2 van
Richtlijn 98/26/EG waarvan het bedrijf bestaat uit de uitvoering van overboekingsopdrachten
in de zin van het tweede streepje van punt i) van artikel 2 van Richtlijn
98/26/EG; (4)
‘afwikkelingstermijn’: de tijdsperiode tussen de
transactiedatum en de voorgenomen afwikkelingsdatum; (5)
‘werkdag’: werkdag in de zin van punt n) van artikel
2 van Richtlijn 98/26/EG; (6)
‘mislukte afwikkelingsoperatie’: het niet optreden
van afwikkeling van een effectentransactie op de voorgenomen afwikkelingsdatum
wegens een gebrek aan effecten of geld, ongeacht de grondoorzaak; (7)
‘voorgenomen afwikkelingsdatum’: de door de
partijen bij een effectentransactie overeengekomen datum waarop afwikkeling
moet plaatsvinden; (8)
‘centrale tegenpartij (ctp)’: een entiteit die zich
tussen de tegenpartijen bij de contracten die worden verhandeld binnen één of
meer financiële markten plaatst en de koper voor elke verkoper en de verkoper
voor elke koper wordt; (9)
‘bevoegde autoriteit’: de autoriteit die door elke
lidstaat wordt aangewezen in overeenstemming met artikel 10; (10)
‘deelnemer’: elke deelnemer, in de zin van punt f)
van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG, inclusief een ctp, aan een
effectenafwikkelingssysteem; (11)
‘deelneming’: deelneming in de zin van de eerste
zin van artikel 17 van Richtlijn 78/660/EEG, of de rechtstreekse of
onrechtstreekse eigendom van 20 % of meer van de stemrechten of het
kapitaal van een onderneming; (12)
‘lidstaat van herkomst’: de lidstaat waarin aan een
csd een vergunning is verleend; (13)
‘lidstaat van ontvangst’: de lidstaat, met
uitzondering van de lidstaat van herkomst, waar een csd een bijkantoor heeft of
csd-diensten verleent; (14)
‘bijkantoor’: een kantoor, met uitzondering van het
hoofdkantoor, dat een onderdeel is van een csd, dat geen rechtspersoonlijkheid
heeft en dat csd-diensten verleent waarvoor de csd een vergunning heeft; (15)
‘zeggenschap’: de relatie tussen twee ondernemingen
in de zin van artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG; (16)
‘wanbetaling van de deelnemer’: een situatie waarin
een insolventieprocedure, in de zin van punt j) van artikel 2 van Richtlijn
98/26/EG, tegen een deelnemer wordt geopend; (17)
‘levering tegen betaling’: een
effectenafwikkelingsmechanisme dat een overboeking van effecten verbindt met
een overboeking van geld op een wijze dat de levering van effecten enkel
optreedt als de overeenkomstige betaling optreedt; (18)
‘effectenrekening’: een rekening waarop effecten
mogen worden gecrediteerd of gedebiteerd; (19)
‘csd-koppeling’: een regeling tussen csd’s waarbij
een csd een rekening opent in het effectenafwikkelingssysteem van een andere
csd om de overboeking van effecten van haar deelnemers naar de deelnemers van die
csd te vergemakkelijken. Csd-koppelingen omvatten standaardkoppelingstoegang,
op maat gemaakte koppelingstoegang en interoperabele koppelingen; (20)
‘standaardkoppelingstoegang’: een csd-koppeling
waarbij een csd met een andere csd verbonden is zoals elke andere deelnemer met
het door die andere csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem verbonden
is; (21)
‘op maat gemaakte koppelingstoegang’: een
csd-koppeling waarbij een csd specifieke diensten aan een andere csd verleent
die verschillen van de diensten die aan andere deelnemers aan haar
effectenafwikkelingssysteem worden verleend; (22)
‘interoperabiliteitskoppelingen’: csd-koppelingen
waarbij de door csd’s geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen interoperabel
worden in de zin van punt o) van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG; (23)
‘effecten’: effecten in de zin van punt 18) van
artikel 4 van Richtlijn 2004/39/EG; (24)
‘geldmarktinstrumenten’: geldmarktinstrumenten in
de zin van punt 19) van artikel 4 van Richtlijn 2004/39/EG; (25)
‘rechten van deelneming in instellingen voor
collectieve belegging’: rechten van deelneming in instellingen voor collectieve
belegging als bedoeld in punt 3) van afdeling C van bijlage I van Richtlijn
2004/39/EG; (26)
‘emissierechten’: alle eenheden die erkend zijn
voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG; (27)
‘gereglementeerde markt’: gereglementeerde markt in
de zin van punt 14) van artikel 4 van Richtlijn 2004/39/EG; (28)
‘multilaterale handelsfaciliteit (Multilateral
trading facility – mtf): multilaterale handelsfaciliteit in de zin van punt 15)
van artikel 4 van Richtlijn 2004/39/EG; (29)
‘georganiseerde handelsfaciliteit’ (organised
trading facility – otf): een door een beleggingsonderneming of een
marktexploitant geëxploiteerd systeem of faciliteit, anders dan een
gereglementeerde markt of mtf, waarin meerdere koop- en verkoopintenties van
derden met betrekking tot financiële instrumenten op zodanige wijze met elkaar
in contact kunnen komen dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig
het bepaalde in titel II van Richtlijn 2004/39/EG; (30)
‘dochteronderneming’ : een dochteronderneming in de
zin van artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG; (31)
‘afwikkelende instantie’: afwikkelende instantie in
de zin van punt d) van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG. 2.
De Commissie is bevoegd om in overeenstemming met
artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende maatregelen om
de technische elementen van de definities in de punten 17), 20), 21) en 22) van
lid 1 te specificeren en om de nevendiensten als bedoeld in de punten 1) tot en
met 4) van afdeling B van de bijlage en de diensten als bedoeld in de punten 1)
en 2) van afdeling C van de bijlage te specificeren. Titel II
Effectenafwikkeling Hoofdstuk I
Giralisering Artikel 3
Giralisering 1.
Elke onderneming die effecten uitgeeft die
toegelaten zijn tot de handel op de gereglementeerde markten zorgt ervoor dat
die effecten in girale vorm worden weergegeven na immobilisatie middels de
uitgifte van een verzamelstuk, dat de gehele uitgifte vertegenwoordigt, of na
een rechtstreekse uitgifte van de effecten in gedematerialiseerde vorm. 2.
Indien de in lid 1 bedoelde effecten op
gereglementeerde markten, multilaterale handelsfaciliteiten (mtf's) of
georganiseerde handelsfaciliteiten (otf's) verhandeld worden of ingevolge een
financiëlezekerheidsovereenkomst in de zin van punt a) van artikel 2 van
Richtlijn 2002/47/EG worden overgedragen, worden deze effecten vóór de transactiedatum
bij een csd giraal vastgelegd, tenzij zij reeds zijn vastgelegd. Artikel 4
Handhaving 1.
De autoriteiten van de lidstaten waar de
onderneming die effecten uitgeeft is gevestigd, zijn bevoegd om ervoor te
zorgen dat artikel 3, lid 1, wordt toegepast. 2.
De voor het toezicht op de gereglementeerde
markten, mtf's en otf's bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat artikel 3, lid
2, wordt toegepast wanneer de in artikel 3, lid 1, bedoelde effecten op
gereglementeerde markten, mtf's en otf's worden verhandeld. 3.
De autoriteiten van de lidstaten die
verantwoordelijk zijn voor de toepassing van Richtlijn 2002/47/EG zijn bevoegd
om ervoor te zorgen dat artikel 3, lid 2, van deze verordening wordt toegepast
wanneer de in artikel 3, lid 1, van deze verordening bedoelde effecten worden
overgedragen ingevolge een financiëlezekerheidsovereenkomst in de zin van punt
a) van artikel 2 van Richtlijn 2002/47/EG. Hoofdstuk II
Afwikkelingstermijnen Artikel 5
Voorgenomen afwikkelingsdatums 1.
Elke deelnemer aan een effectenafwikkelingssysteem
die voor eigen rekening of namens een derde effecten, geldmarktinstrumenten,
rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging en
emissierechten koopt of verkoopt, wikkelt op de voorgenomen afwikkelingsdatum
zijn verplichting met betrekking tot het effectenafwikkelingssysteem af. 2.
Ten aanzien van in lid 1 bedoelde effecten die
verhandeld worden op de gereglementeerde markten, mtf's of otf's, valt de
voorgenomen afwikkelingsdatum niet later dan op de tweede werkdag nadat de
transactie plaatsvindt. 3.
De betrokken autoriteit van de lidstaat waarvan het
recht op het door een csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem van
toepassing is, is bevoegd om ervoor te zorgen dat de leden 1 en 2 worden
toegepast. Hoofdstuk III
Afwikkelingsdiscipline Artikel 6
Maatregelen om mislukte afwikkelingsoperaties te voorkomen 1.
Elke gereglementeerde markt, mtf of otf stelt
procedures in die de bevestiging mogelijk maken van relevante gegevens over
transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten op dag
waarop de opdrachten eraan zijn gezonden. 2.
Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd
exploiteert, stelt zij procedures vast die de afwikkeling van transacties in de
in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten op de voorgenomen
afwikkelingsdatum vergemakkelijken. Zij bevordert vroege afwikkeling op de
voorgenomen afwikkelingsdatum middels passende mechanismen, zoals een progressieve
tariefstructuur. 3.
Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd
exploiteert, stelt zij monitoringinstrumenten in die haar in staat stellen
vooraf de afwikkelingen van transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde
financiële instrumenten te identificeren waarvan de kans op mislukken het
grootst is en vereist zij dat de deelnemers die transacties op de voorgenomen
afwikkelingsdatum afwikkelen. 4.
De Europese Autoriteit voor effecten
en markten ontwikkelt in overleg met de leden van het Europees Stelsel van
centrale banken (ESCB) ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere
regels te specificeren voor de procedures die bevestiging mogelijk maken van
relevante informatie over transacties en afwikkeling vergemakkelijken als
bedoeld in de leden 1 en 2 en nadere regels te geven voor de instelling van de
monitoringinstrumenten om de afwikkelingstransacties te identificeren die de
grootste kans maken op mislukking als bedoeld in lid 3. De ESMA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te
stellen. Artikel 7
Maatregelen om mislukte afwikkelingsoperaties aan te pakken 1.
Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd
exploiteert, stelt zij een systeem in dat mislukte afwikkelingsoperaties
monitort voor transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële
instrumenten. Zij verstrekt aan de bevoegde autoriteit en aan elke persoon met
een legitiem belang regelmatig rapporten betreffende het aantal mislukte
afwikkelingsoperaties en informatie over mislukte afwikkelingsoperaties en alle
andere relevante informatie. De bevoegde autoriteiten delen met de ESMA alle
relevante informatie betreffende mislukte afwikkelingsoperaties. 2.
Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd
exploiteert, stelt zij procedures in die de afwikkeling vergemakkelijken van
transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten die
niet op de voorgenomen afwikkelingsdatum zijn afgewikkeld. Die procedures
voorzien in een voldoende afschrikkend bestraffingsmechanisme voor deelnemers
die de mislukte afwikkelingsoperaties veroorzaken. 3.
Een deelnemer aan een effectenafwikkelingssysteem
die nalaat de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten op de
voorgenomen afwikkelingsdatum aan de ontvangende deelnemer te leveren, is
verplicht tot het uitvoeren van een inkoop waarbij die instrumenten uiterlijk
vier dagen na de voorgenomen afwikkelingsdatum in de markt worden gekocht en
aan die ontvangende deelnemer worden geleverd en andere maatregelen in
overeenstemming met lid 4. 4.
Bij de in lid 3 bedoelde maatregelen wordt ten
minste het volgende gespecificeerd: (a)
de door de in gebreke blijvende deelnemer betaalde
dagelijkse geldstraf voor elke werkdag tussen de voorgenomen afwikkelingsdatum
en de werkelijke afwikkelingsdatum; (b)
de aan de in gebreke blijvende deelnemer toegekende
kennisgevingstermijn vóór de uitvoering van de inkoop; (c)
de prijsstelling en kosten van een inkoop; (d)
in voorkomend geval, de partij die de inkoop
uitvoert; (e)
het bedrag van de schadevergoeding voor de
ontvangende deelnemer indien de uitvoering van de inkoop niet mogelijk is. 5.
De in lid 3 bedoelde maatregelen waarborgen dat: (a)
de ontvangende deelnemer ten minste de bij de
transactie overeengekomen prijs van de financiële instrumenten ontvangt; (b)
de door de in gebreke blijvende deelnemer betaalde
dagelijkse geldstraf voldoende afschrikkend is voor de in gebreke blijvende
deelnemer; (c)
indien de uitvoering van de inkoop niet mogelijk
is, het bedrag van de aan de ontvangende deelnemer betaalde geldelijke
schadevergoeding hoger is dan de bij de transactie overeengekomen prijs van de
financiële instrumenten en de laatste publiek beschikbare prijs voor die
instrumenten op het handelsplatform waar de transactie heeft plaatsgevonden en
voldoende afschrikkend is voor de in gebreke blijvende deelnemer; (d)
de in lid 7 bedoelde partijen, inclusief de ctp’s,
die de inkoop verrichten, aan de deelnemers de voor deze dienst in rekening
gebrachte vergoedingen bekendmaken; (e)
als een andere partij dan de nalatige deelnemer de
inkoop uitvoert, de nalatige deelnemer alle bedragen terugbetaalt die door de
uitvoerende partij in overeenstemming met de leden 3 en 4 zijn betaald. 6.
Csd’s, ctp’s, gereglementeerde markten, otf's en
otf’s stellen procedures in die hen in staat stellen elke deelnemer die
systematisch nalaat de in lid 1 bedoelde financiële instrumenten of geld op de
voorgenomen afwikkelingsdatum te leveren te schorsen en diens identiteit
openbaar te maken, uitsluitend na die deelnemer in de gelegenheid te hebben gesteld
zijn opmerkingen te maken. 7.
De leden 2 tot en met 6 zijn van toepassing op alle
transacties in de in artikel 5, lid 1, bedoelde instrumenten die toegelaten
zijn tot de handel op de gereglementeerde markten, op otf's of otf’s verhandeld
worden of door een ctp gecleard zijn. Voor transacties die door een ctp gecleard zijn
alvorens binnen een effectenafwikkelingssysteem te zijn afgewikkeld, worden de
in de leden 3 tot en met 5 bedoelde maatregelen door de ctp uitgevoerd. Voor niet door een ctp geclearde transacties nemen
de gereglementeerde markten, mtf’s en otf’s in hun interne regels op dat hun
deelnemers aan de in de leden 3 tot en met 5 bedoelde maatregelen onderworpen
moeten zijn. 8.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om de nadere regels te
specificeren voor het systeem dat mislukte afwikkelingsoperaties monitort en de
rapporten betreffende mislukte afwikkelingsoperaties als bedoeld in lid 1, van
de procedures voor het vergemakkelijken van de afwikkeling van transacties na
mislukte afwikkelingsoperaties als bedoeld in lid 2 en de in de leden 3 tot en
met 5 bedoelde maatregelen. De ESMA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te
stellen. Artikel 8
Handhaving 1.
De betrokken autoriteit van de lidstaat waarvan het
recht van toepassing is op het door een csd geëxploiteerd
effectenafwikkelingssysteem is bevoegd om te zorgen voor toepassing van de
artikelen 6 en 7 en voor monitoring van de opgelegde straffen, in nauw overleg
met de in artikel 7 bedoelde autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op
de gereglementeerde markten, mtf’s, otf’s en ctp’s. Met name monitoren de
autoriteiten de toepassing van de in artikel 7, leden 2 en 4, bedoelde straffen
en van de in artikel 7, lid 6, bedoelde maatregelen. 2.
Om consistente, efficiënte en effectieve
toezichtpraktijken binnen de Unie in verband met de artikelen 6 en 7 van deze
Verordening te waarborgen, mag de ESMA richtsnoeren geven in overeenstemming
met artikel 16 Verordening (EU) nr. 1095/2010. Titel III
Centrale effectenbewaarinstellingen Hoofdstuk I
Vergunningverlening aan en toezicht op csd’s Afdeling 1
Voor de vergunningverlening aan en het toezicht op csd’s verantwoordelijke autoriteiten Artikel 9
Bevoegde autoriteit Een csd verkrijgt een vergunning bij en staat
onder toezicht van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is
gevestigd. Artikel 10
Aanwijzing van de bevoegde autoriteit 1.
Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteit aan die
verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de taken uit hoofde van deze
verordening voor de vergunningverlening aan en het toezicht op de op zijn
grondgebied gevestigde csd’s en stelt de ESMA daarvan in kennis. Indien een lidstaat meer dan één bevoegde
autoriteit aanwijst, bepaalt hij hun taken en wijst hij, telkens wanneer daar
in deze verordening specifiek sprake van is, één autoriteit aan die bevoegd is
voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten, de in
artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten, de ESMA en de EBA. 2.
De ESMA publiceert op haar website een lijst van de
overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten. 3.
De bevoegde autoriteiten hebben de toezichts- en
onderzoeksbevoegdheden noodzakelijk voor de uitoefening van hun functies. Artikel 11
Betrokken autoriteiten 1.
De volgende autoriteiten zijn, telkens wanneer daar
in deze verordening specifiek sprake van is, betrokken bij de
vergunningverlening aan en het toezicht op csd’s: (a)
de autoriteit verantwoordelijk voor het oversight
op het door de csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem in de lidstaat
waarvan het recht op dat effectenafwikkelingssysteem van toepassing is; (b)
in voorkomend geval, de centrale bank in de Unie in
de boeken waarvan de geldzijde van een door het csd geëxploiteerde
effectenafwikkelingssysteem wordt afgewikkeld of, bij afwikkeling via een
kredietinstelling in overeenstemming met titel IV, de uniale centrale bank van
uitgifte van de betrokken valuta. 2.
De ESMA publiceert op haar website de lijst van de
in lid 1 bedoelde betrokken autoriteiten. Artikel 12
Samenwerking tussen autoriteiten 1.
De in de artikelen 9 en 11 bedoelde autoriteiten en
de ESMA werken, met name in noodsituaties als bedoeld in artikel 13, nauw samen
voor de toepassing van deze verordening. Telkens wanneer passend en relevant,
zijn bij die samenwerking andere publiekrechtelijke overheden en lichamen
betrokken, met name die welke uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG zijn
opgericht of aangesteld. Om te zorgen voor consistente, efficiënte en
effectieve toezichtpraktijken binnen de Unie inclusief samenwerking tussen
autoriteiten als bedoeld in de artikelen 9 en 11 bij de verschillende
beoordelingen noodzakelijk voor de toepassing van deze verordening, mag de ESMA
overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 richtsnoeren geven
die zich tot de in artikel 9 bedoelde autoriteiten richten. 2.
De bevoegde autoriteiten nemen, uitgaande van de
beschikbare informatie, bij de uitoefening van hun algemene taken naar behoren
de impact in overweging die hun besluiten, met name in noodsituaties als
bedoeld in artikel 13, kunnen hebben voor de stabiliteit van het financiële
stelsel in alle andere betrokken lidstaten. Artikel 13
Noodsituaties De in de artikelen 9 en 11 bedoelde
autoriteiten stellen de ESMA en elkaar onmiddellijk op de hoogte van elke
noodsituatie betreffende een csd, inclusief alle ontwikkelingen op de
financiële markten die een schadelijk effect kunnen hebben op de
marktliquiditeit en de stabiliteit van het financiële stelsel in elk van de
lidstaten waar de csd of een van haar deelnemers gevestigd is. Afdeling 2
Voorwaarden en procedures voor vergunningverlening aan csd’s Artikel 14
Vergunningverlening aan een csd 1.
Elke rechtspersoon die aan de omschrijving van een
csd beantwoordt, vraagt bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is
gevestigd een vergunning aan alvorens haar activiteiten aan te vatten. 2.
In die vergunning worden de in de afdelingen A en B
van de bijlage bedoelde diensten gespecificeerd die de csd mag verlenen. 3.
Een csd voldoet te allen tijde aan de
vergunningsvoorwaarden. Een csd stelt de bevoegde autoriteit zonder
onbehoorlijk uitstel in kennis van alle materiële wijzigingen die van invloed
zijn op de voorwaarden voor vergunning. Artikel 15
Voorwaarden voor de verlening van een vergunning 1.
De aanvragende csd dient een vergunningsaanvraag in
bij haar bevoegde autoriteit. 2.
Daarbij wordt alle informatie verstrekt die
noodzakelijk is om de bevoegde autoriteit in staat te stellen zich ervan te
overtuigen dat de aanvragende csd op het moment van de vergunningverlening alle
regelingen heeft getroffen die noodzakelijk zijn om haar in deze verordening
vastgestelde verplichtingen na te komen. De vergunningsaanvraag bevat een
operationeel programma waarin de beoogde soorten bedrijfsactiviteiten en de
structurele organisatie van de csd worden beschreven. 3.
Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de aanvraag
beoordeelt de bevoegde autoriteit of de aanvraag volledig is. Als de aanvraag
niet volledig is, stelt de bevoegde autoriteit een termijn vast waarbinnen de
aanvragende csd bijkomende informatie moet verstrekken. De bevoegde autoriteit
stelt de aanvragende csd in kennis wanneer de aanvraag als volledig wordt
beschouwd. 4.
Vanaf het moment waarop de aanvraag als volledig
wordt beschouwd, zendt de bevoegde autoriteit alle in de aanvraag opgenomen
informatie aan de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten en raadpleegt
zij die autoriteiten over de kenmerken van het door de aanvragende csd
geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem. 5.
Vóór de verlening van een vergunning aan een
aanvragende csd raadpleegt de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van
de andere betrokken lidstaat in de volgende gevallen: (a)
de csd is een dochteronderneming van een in een
andere lidstaat vergunninghoudende csd; (b)
de csd is een dochteronderneming van de
moederonderneming van een in een andere lidstaat vergunninghoudende csd; (c)
over de csd wordt zeggenschap uitgeoefend door
dezelfde natuurlijke of rechtspersonen die zeggenschap uitoefenen over een
andere in een andere lidstaat vergunninghoudende csd. De in de eerste alinea bedoelde raadpleging heeft
betrekking op het volgende: (a)
de geschiktheid van de aandeelhouders en deelnemers
als bedoeld in artikel 25, lid 4, en de reputatie en ervaring van de personen die
daadwerkelijk de zaak van de csd leiden telkens wanneer de csd en een in een
andere lidstaat vergunninghoudende csd die aandeelhouders, deelnemers en
personen gemeenschappelijk hebben; (b)
of de in lid 5 bedoelde betrekkingen tussen de in
een andere lidstaat vergunninghoudende csd en de aanvragende csd geen invloed
hebben op het vermogen van de aanvragende csd om aan de vereisten van deze
verordening te voldoen. 6.
Binnen zes maanden na de indiening van een
volledige aanvraag stelt de bevoegde autoriteit de aanvragende csd aan de hand
van een ten volle met redenen omklede beslissing schriftelijk in kennis of de
vergunning is verleend of geweigerd. 7.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om te specificeren welke
informatie de aanvragende csd in de vergunningsaanvraag aan de bevoegde
autoriteit verstrekt. De ESMA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te
stellen. 8.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren,
modellen en procedures voor de vergunningsaanvraag vast te stellen. De ESMA dient die ontwerpen van technische
uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van
deze verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de
in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in
overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010
neergelegde procedure. Artikel 16
Gevolgen van de vergunning 1.
De activiteiten van de vergunninghoudende csd zijn
beperkt tot het verlenen van de onder haar vergunning vallende diensten. 2.
Effectenafwikkelingssystemen mogen alleen door vergunninghoudende
csd’s en centrale banken worden geëxploiteerd. 3.
Een vergunninghoudende csd mag niet blootgesteld
zijn aan de risico’s die verbonden zijn aan het verlenen van bancaire
nevendiensten door de kredietinstelling die in overeenstemming met titel IV
aangewezen is om die diensten te verlenen. 4.
Een vergunninghoudende csd mag enkel een deelneming
hebben in een rechtspersoon waarvan de activiteiten beperkt zijn tot het
verlenen van diensten als bedoeld in de afdelingen A en B van de bijlage. Artikel 17
Uitbreiding en uitbesteding van activiteiten en diensten 1.
Een vergunninghoudende csd dient een
vergunningsverzoek in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is
gevestigd telkens wanneer zij een kerndienst aan een derde wil uitbesteden uit
hoofde van artikel 28 of haar activiteiten tot een of meer van de volgende
activiteiten wil uitbreiden: a) bijkomende kern- en nevendiensten als
bedoeld in de afdelingen A en B van de bijlage die niet onder de initiële
vergunning vallen; b) de exploitatie van een ander
effectenafwikkelingssysteem; c) de afwikkeling van de gehele of de
gedeeltelijke geldzijde van haar effectenafwikkelingssysteem in de boeken van
een andere centrale bank; d) het instellen van een csd-koppeling. 2.
Bij de vergunningverlening uit hoofde van lid 1
wordt de procedure van artikel 15 gevolgd. De bevoegde autoriteit stelt de aanvragende csd
binnen drie maanden na de indiening van een volledige aanvraag in kennis of de
vergunning is verleend of geweigerd. Artikel 18
Intrekking van een vergunning 1.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de csd
is gevestigd, trekt de vergunning in elk van de volgende omstandigheden in: (a)
indien de csd binnen 12 maanden geen gebruik heeft
gemaakt van de vergunning, uitdrukkelijk van de vergunning afstand doet of de
voorafgaande zes maanden geen diensten of activiteiten heeft verricht; (b)
indien de csd de vergunning heeft verkregen door
het afleggen van valse verklaringen of op enige andere onrechtmatige wijze; (c)
indien de csd niet langer voldoet aan de
voorwaarden waaronder de vergunning is verleend en binnen een bepaalde termijn
de door de bevoegde autoriteit gevraagde verhelpende maatregelen niet heeft
genomen; (d)
indien de csd ernstig en systematisch de in deze
verordening vastgestelde vereisten heeft geschonden. 2.
Vanaf het moment waarop de bevoegde autoriteit
kennis krijgt van een van de in lid 1 bedoelde omstandigheden, raadpleegt zij
onmiddellijk de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten over de noodzaak
om de vergunning in te trekken, behalve indien de zaak dringend is. 3.
De ESMA en elke in artikel 11 bedoelde autoriteit
mag op elk moment verzoeken dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de
csd is gevestigd nagaat of de csd nog steeds aan de voorwaarden voldoet
waaronder de vergunning is verleend. 4.
De bevoegde autoriteit mag de intrekking beperken
tot een bepaalde dienst, activiteit of een bepaald financieel instrument. Artikel 19
Csd-register 1.
Door de bevoegde autoriteiten uit hoofde van de
artikelen 14, 17 en 18 genomen beslissingen worden onmiddellijk aan de ESMA
meegedeeld. 2.
Centrale banken stellen de ESMA onmiddellijk in
kennis van elke csd die zij exploiteren. 3.
De naam van elke csd die met inachtneming van deze
verordening haar bedrijf uitoefent en waaraan uit hoofde van de artikelen 14,
17 en 23 vergunning of erkenning is verleend, wordt opgenomen in een lijst
waarin de diensten en klassen van financiële instrumenten worden gespecificeerd
waarvoor de csd een vergunning heeft verkregen. De lijst omvat de bijkantoren
die door de csd in andere lidstaten worden geëxploiteerd en de csd-koppelingen.
De ESMA publiceert de lijst op haar speciale website en actualiseert deze. 4.
De in artikel 9 bedoelde bevoegde autoriteiten
delen binnen 90 dagen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening
aan de ESMA mee welke instellingen als csd werkzaam zijn. Afdeling 3
Toezicht op csd’s Artikel 20
Toetsing en evaluatie 1.
Ten minste jaarlijks toetst de bevoegde autoriteit
de regelingen, strategieën, processen en mechanismen die door een csd met
betrekking tot de naleving van deze verordening worden geïmplementeerd en
evalueert zij de risico's waaraan de csd is of kan zijn blootgesteld. 2.
De bevoegde autoriteit stelt de frequentie en
diepte van de in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie vast rekening houdend met
de omvang, het systeemkritische karakter, het wezen, de schaal en de
complexiteit van de betrokken csd. De toetsing en de evaluatie worden ten
minste eenmaal per jaar bijgewerkt. 3.
De bevoegde autoriteit mag de csd aan inspecties
ter plaatse onderwerpen. 4.
Bij het verrichten van de toetsing en evaluatie als
bedoeld in lid 1 raadpleegt de bevoegde autoriteit in een vroeg stadium de in
artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten over de werking van de door de csd
geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen. 5.
De bevoegde autoriteit stelt regelmatig en ten
minste eenmaal per jaar de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten in
kennis van de resultaten, inclusief verhelpende maatregelen of straffen, van de
in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie. 6.
Bij het verrichten van de in lid 1 bedoelde
toetsing en evaluatie verstrekken de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk
zijn voor het toezicht op de csd’s welke tot elkaar in verhouding staan als
bedoeld in de punten a), b) en c) van de eerste alinea van artikel 15, lid 5,
aan elkaar alle relevante informatie die hun taken kan vergemakkelijken. 7.
De bevoegde autoriteiten vereisen dat de csd die
niet aan de vereisten van deze verordening voldoet in een vroeg stadium de
noodzakelijke maatregelen of stappen neemt om de situatie aan te pakken. 8.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om het volgende te
specificeren: (a)
de informatie die de csd aan de bevoegde autoriteit
verstrekt voor de in lid 1 bedoelde toetsing; (b)
de informatie die de bevoegde autoriteit aan de in
lid 5 bedoelde betrokken autoriteiten verstrekt; (c)
de informatie die de in lid 6 bedoelde bevoegde
autoriteiten aan elkaar verstrekken. De ESMA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010
neergelegde procedure vast te stellen. 9.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren,
modellen en procedures voor de verstrekking van informatie als bedoeld in de
eerste alinea van lid 8 vast te stellen. De ESMA dient die ontwerpen van technische
uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van
deze verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de
in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in
overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010
neergelegde procedure. Afdeling 4
Verlenen van diensten in een andere lidstaat Artikel 21
Vrijheid om diensten te verlenen in een andere lidstaat 1.
Een vergunninghoudende csd mag haar activiteiten
binnen het grondgebied van de Unie uitvoeren door de oprichting van een
bijkantoor of door het rechtstreeks verlenen van diensten, mits de betrokken
soorten activiteiten onder de vergunning vallen. 2.
Elke csd die voor de eerste maal haar diensten of
activiteiten binnen het grondgebied van een andere lidstaat wil verlenen of die
het dienstverleningsaanbod wil uitbreiden, deelt de bevoegde autoriteit van de
lidstaat waar zij is gevestigd de volgende informatie mee: (a)
de lidstaat waarin zij voornemens is werkzaamheden
uit te oefenen; (b)
een operationeel programma waarin met name wordt
aangegeven welke dienst zij voornemens is te verlenen; (c)
in geval van een bijkantoor, de
organisatiestructuur van het bijkantoor en de namen van de verantwoordelijken
voor de leiding van het bijkantoor. 3.
Binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 2
bedoelde informatie doet de bevoegde autoriteit mededeling van die informatie
aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst tenzij zij, rekening
houdend met de beoogde dienstverlening, redenen heeft om te twijfelen aan de
toereikendheid van de administratieve structuur of de financiële situatie van
de csd die haar diensten in de lidstaat van ontvangst wil verlenen. 4.
Indien de bevoegde autoriteit weigert aan de
bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst mededeling te doen van de
informatie, geeft zij binnen drie maanden na ontvangst van alle informatie de
redenen voor haar weigering aan de betrokken csd op. 5.
De csd mag haar diensten in de lidstaat van
ontvangst beginnen verlenen onder de volgende voorwaarden: (a)
bij ontvangst van een mededeling van de bevoegde
autoriteit in de lidstaat van ontvangst waarbij deze autoriteit de ontvangst
van de in lid 3 bedoelde mededeling bevestigt; (b)
bij gebreke van enige ontvangst van een mededeling,
na twee maanden vanaf de datum van verzending van de in lid 3 bedoelde
mededeling. 6.
In geval van wijziging van de overeenkomstig lid 2
meegedeelde informatie stelt de csd ten minste één maand vóór de doorvoering
van de wijziging de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst
schriftelijk van deze wijziging in kennis. De bevoegde autoriteit van de
lidstaat van ontvangst wordt door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van
herkomst eveneens van deze wijziging in kennis gesteld. Artikel 22
Samenwerking tussen autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat
van ontvangst 1.
Indien een in een lidstaat vergunninghoudende csd
in een andere lidstaat een bijkantoor heeft gevestigd, mag de bevoegde
autoriteit van de lidstaat van herkomst van de csd in het kader van de
uitoefening van haar verantwoordelijkheden en na de bevoegde autoriteit van de
lidstaat van ontvangst daarvan in kennis te hebben gesteld, in dat bijkantoor
inspecties ter plaatse verrichten. 2.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van
ontvangst mogen vereisen dat csd's die diensten verlenen in overeenstemming met
artikel 21 aan hen met name voor de verzameling van statistieken periodiek
rapporteren over hun activiteiten in die lidstaten van ontvangst. 3.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst
van de csd doet, op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van
ontvangst en binnen een passende termijn, mededeling van de identiteit van de
uitgevende instellingen en deelnemers aan het effectenafwikkelingssysteem dat
door de csd die diensten verleent in die lidstaat van ontvangst wordt
geëxploiteerd en van alle andere relevante informatie betreffende de
activiteiten van die csd in de lidstaat van ontvangst. 4.
Wanneer, gelet op de toestand van de
effectenmarkten in de lidstaat van ontvangst, de activiteiten van een csd die
in die lidstaat van ontvangst een bijkantoor of interoperabiliteitskoppelingen
met andere csd's of effectenafwikkelingssystemen heeft ingesteld, van
substantieel belang zijn geworden voor de werking van de effectenmarkten en de
bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst, treffen de bevoegde
autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst
samenwerkingsregelingen voor het toezicht op de activiteiten van die csd in de
lidstaat van ontvangst. 5.
Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van
ontvangst duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een csd
die in overeenstemming met artikel 21 diensten verleent binnen haar grondgebied
niet aan de verplichtingen voldoet die uit de bepalingen van deze verordening
voortvloeien, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van
deze bevindingen in kennis. Indien de csd, in weerwil van door de bevoegde
autoriteit van de lidstaat van herkomst genomen maatregelen of omdat die
maatregelen ontoereikend blijken te zijn, blijft handelen in strijd met de
verplichtingen die uit de bepalingen van deze verordening voortvloeien, neemt
de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteit
van de lidstaat van herkomst daarover geïnformeerd te hebben, alle passende
maatregelen die nodig zijn om te zorgen voor naleving van de bepalingen van
deze verordening binnen het grondgebied van de lidstaat van ontvangst. De ESMA
wordt onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van
ontvangst kan de zaak verwijzen naar de ESMA, die mag handelen in
overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr.
1095/2010 verleende bevoegdheden. 6.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 64
gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen om
de criteria te bepalen op grond waarvan de bedrijfsactiviteiten van een csd in
een lidstaat van ontvangst kunnen worden geacht van substantieel belang te zijn
voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in
die lidstaat van ontvangst. 7.
De ESMA ontwikkelt ontwerpen van
technische uitvoeringsnormen met het oog op de vaststelling van de
standaardformulieren, modellen en procedures voor de samenwerkingsregelingen
als bedoeld in de leden 1, 3 en 5. De ESMA dient die ontwerpen van technische
uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van
deze verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de
in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in
overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde
procedure. Afdeling 5
Betrekkingen met derde landen Artikel 23
Derde landen 1.
Een in een derde land gevestigde csd mag via een
bijkantoor of middels directe verlening van diensten csd-diensten verlenen aan
in de Unie gevestigde uitgevende instellingen en deelnemers met betrekking tot
hun activiteiten in de Unie en mag alleen koppelingen met een in de Unie
gevestigde csd instellen indien zij door de ESMA is erkend. 2.
Na overleg met de in lid 3 bedoelde autoriteiten
erkent de ESMA een in een derde land gevestigde csd die erkenning voor het
verlenen van de in lid 1 bedoelde diensten heeft aangevraagd indien de volgende
voorwaarden zijn vervuld: (a)
de Commissie heeft een besluit genomen
overeenkomstig lid 6; (b)
de csd is daadwerkelijk aan vergunningsplicht en toezicht
onderworpen waardoor volledige naleving van de in dat derde land geldende
prudentiële vereisten gewaarborgd is; (c)
er zijn ingevolge lid 7 samenwerkingsregelingen
tussen de ESMA en de bevoegde autoriteiten in dat derde land getroffen. 3.
Bij de beoordeling of de in lid 2 bedoelde
voorwaarden zijn vervuld, raadpleegt de ESMA: (a)
de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de
csd van het derde land voornemens is csd-diensten te verlenen; (b)
de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op in
de Unie gevestigde csd's waarmee een csd van een derde land koppelingen heeft
ingesteld; (c)
de in artikel 11, lid 1, onder a), bedoelde
autoriteiten; (d)
de autoriteit in het derde land die bevoegd is voor
vergunningverlening aan en toezicht op csd's. 4.
De in lid 1 bedoelde csd dient haar
erkenningsaanvraag bij de ESMA in. In de aanvraag moet de csd de ESMA alle informatie
verstrekken die noodzakelijk wordt geacht voor haar erkenning. Binnen 30
werkdagen na de ontvangst van de aanvraag beoordeelt de ESMA of de aanvraag
volledig is. Als de aanvraag niet volledig is, stelt de ESMA een termijn vast
waarbinnen de aanvragende csd bijkomende informatie moet verstrekken. Het erkenningsbesluit is gebaseerd op de criteria
die zijn vastgesteld in lid 2. Binnen zes maanden na de indiening van een
volledige aanvraag stelt de ESMA aan de hand van een geheel met redenen omkleed
besluit de aanvragende csd schriftelijk in kennis of de erkenning is verleend
of geweigerd. 5.
De ESMA toetst, in overleg met de in lid 3 bedoelde
autoriteiten, de erkenning van de in een derde land gevestigde csd in geval van
uitbreidingen door die csd in de Unie van de in lid 1 bedoelde diensten
overeenkomstig de in de leden 1 tot en met 4 vastgestelde procedure. De ESMA trekt de erkenning van die csd in indien
de voorwaarden en vereisten uit hoofde van lid 2 niet langer zijn vervuld of in
de in artikel 18 bedoelde omstandigheden. 6.
De Commissie kan in overeenstemming met de in
artikel 66 bedoelde procedure een besluit nemen dat bepaalt dat de wettelijke
en toezichthoudende regelingen van een derde land waarborgen dat in dat land
vergunninghoudende csd's voldoen aan wettelijk bindende vereisten die
gelijkwaardig zijn aan de in deze verordening vastgestelde vereisten, dat die
csd's doorlopend onderworpen zijn aan doeltreffend toezicht en effectieve
handhaving in dat derde land, en dat het wettelijke kader van dat derde land
voorziet in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van uit
hoofde van wettelijke regelingen van derde landen vergunninghoudende csd's. 7.
De ESMA treft in overeenstemming met artikel 33,
lid 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 samenwerkingsregelingen met de
betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het wettelijk en
toezichtskader overeenkomstig lid 6 als gelijkwaardig aan deze verordening is
erkend. In die regelingen wordt ten minste het volgende gespecificeerd: (a)
het mechanisme voor de uitwisseling van informatie
tussen de ESMA en de bevoegde autoriteiten van de betreffende derde landen,
inclusief toegang tot alle door de ESMA gevraagde informatie met betrekking tot
csd's die in derde landen een vergunning hebben; (b)
het mechanisme voor snelle inkennisstelling van de
ESMA indien een bevoegde autoriteit van een derde land van oordeel is dat een
csd waarop zij toezicht uitoefent inbreuk maakt op de voorwaarden van haar
vergunning of andere wetgeving die zij moet naleven; (c)
de procedures met betrekking tot de coördinatie van
toezichtactiviteiten, inclusief, in voorkomend geval, inspecties ter plaatse. Indien een samenwerkingsovereenkomst voorziet in
doorgiften van persoonsgegevens door een lidstaat, wordt daarbij voldaan aan de
bepalingen van Richtlijn 95/46/EG, en indien een samenwerkingsovereenkomst
voorziet in doorgiften van persoonsgegevens door de ESMA, wordt daarbij voldaan
aan de bepalingen van Verordening (EU) nr. 45/2001. 8.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 64
gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen om
te specificeren voor welke diensten een in een derde land gevestigde csd
erkenning door de ESMA dient aan te vragen uit hoofde van lid 1 en welke
informatie de aanvragende csd aan de ESMA dient te verstrekken bij haar
erkenningsaanvraag uit hoofde van lid 4. Hoofdstuk II
Vereisten voor csd's Afdeling 1
Organisatorische vereisten Artikel 24
Algemene bepalingen 1.
Een csd heeft robuuste bestuursregelingen,
waaronder een duidelijke organisatiestructuur met welomschreven, transparante
en consistente verantwoordelijkheden, effectieve processen voor het
identificeren, het managen, het monitoren en het rapporteren van de risico's
waaraan zij blootstaat of kan blootstaan, en toereikend beleid inzake beloning
en interne controlemechanismen, inclusief gezonde administratieve en
boekhoudkundige procedures. 2.
Een csd stelt beleid en procedures vast die
voldoende doeltreffend zijn om de naleving van deze verordening te garanderen,
inclusief de naleving van alle bepalingen van deze verordening door de managers
en werknemers van de csd. 3.
Een csd is belast met het aanhouden en beheren van
effectieve schriftelijke organisatorische en administratieve regelingen om
potentiële belangenconflicten tussen haarzelf, inclusief haar directieleden,
werknemers, leden van de raad van bestuur of alle personen die rechtstreeks of
onrechtstreeks met haar verbonden zijn, en haar deelnemers of hun cliënten te
identificeren en te managen. De csd is belast met het aanhouden en
implementeren van toereikende procedures om mogelijke belangenconflicten op te
lossen. 4.
Een csd maakt haar bestuursregelingen en haar
operationele regels openbaar. 5.
Een csd heeft passende procedures voor haar
werknemers om langs een speciaal kanaal potentiële schendingen intern te
rapporteren. 6.
Een csd is aan frequente en onafhankelijke audits
onderworpen. De resultaten van deze audits worden meegedeeld aan de raad van
bestuur en ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit. 7.
Een csd die middels kapitaalverbanden met een
andere csd, een houdstermaatschappij of met een in titel IV bedoelde
kredietinstelling verbonden is, stelt nadere beleidslijnen en procedures vast
om de wijze te specificeren waarop de in dit artikel vastgestelde vereisten op
de groep en op de verschillende entiteiten van de groep van toepassing zijn. 8.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen waarbij de
monitoringinstrumenten voor de in lid 1 bedoelde risico's waaraan csd's
blootstaan en de verantwoordelijkheden van het belangrijkste personeel met
betrekking tot die risico's, de in lid 3 bedoelde potentiële belangenconflicten
en de in lid 6 bedoelde auditmethoden op csd-niveau alsook op groepsniveau
worden gespecificeerd. De ESMA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te
stellen. Artikel 25
Directie, raad van bestuur en aandeelhouders 1.
De directie van een csd heeft voldoende goede naam
en ervaring om voor het gezonde en prudente management van de csd te zorgen. 2.
Een csd heeft een raad van bestuur waarvan ten
minste een derde van de leden, maar niet minder dan twee leden, onafhankelijk
zijn. 3.
De vergoeding van de onafhankelijke en andere niet
tot de directie behorende leden van de raad van bestuur mag niet gekoppeld zijn
aan de zakelijke prestaties van de csd. 4.
De raad van bestuur bestaat uit geschikte leden met
een passende combinatie van vaardigheden, ervaring en kennis van de entiteit en
van de markt. 5.
Een csd stelt duidelijk de taken en
verantwoordelijkheden van de raad van bestuur vast en stelt de notulen van de
vergaderingen van de raad van bestuur ter beschikking van de bevoegde
autoriteit. 6.
De aandeelhouders en deelnemers van de csd die in
een positie verkeren om rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap over het
management van de csd uit te oefenen, zijn geschikt om voor het gezonde en
prudente management van de csd te zorgen. 7.
Een csd is belast met: (a)
het verstrekken aan de bevoegde autoriteit en
openbaar maken van informatie betreffende de eigendom van de csd, en meer
bepaald de identiteit en de omvang van de belangen van alle partijen die in een
positie verkeren om zeggenschap uit te oefenen over het bedrijf van de csd; (b)
het verstrekken aan de bevoegde autoriteit en
openbaar maken van informatie over elke eigendomsoverdracht die aanleiding
geeft tot een wijziging in de identiteit van de personen die zeggenschap
uitoefenen over het bedrijf van de csd. 8.
Binnen 60 werkdagen na de ontvangst van de in lid 7
bedoelde informatie neemt de bevoegde autoriteit een besluit over de
voorgestelde wijzigingen in de zeggenschap over de csd. De bevoegde autoriteit
weigert de voorgestelde wijzigingen in de zeggenschap over de csd goed te
keuren indien er objectieve en aantoonbare gronden zijn om aan te nemen dat
deze wijzigingen een bedreiging vormen voor het gezonde en prudente management
van de csd of voor het vermogen van de csd om aan deze verordening te voldoen. Artikel 26
Gebruikerscomité 1.
Een csd richt voor elk effectenafwikkelingssysteem
dat zij exploiteert gebruikerscomités op die bestaan uit vertegenwoordigers van
uitgevende instellingen en van deelnemers aan die effectenafwikkelingssystemen.
Het management van de csd mag geen enkele directe invloed uitoefenen op het
advies van het gebruikerscomité. 2.
Een csd bepaalt het mandaat voor elk opgericht
gebruikerscomité, de bestuursregelingen noodzakelijk om de onafhankelijkheid
ervan te waarborgen en de operationele procedures ervan alsook de
toelatingscriteria en het verkiezingsmechanisme voor leden van het
gebruikerscomité. De bestuursregelingen zijn publiek beschikbaar en waarborgen
dat het gebruikerscomité rechtstreeks rapporteert aan de raad van bestuur en
regelmatig vergadert. 3.
Gebruikerscomités adviseren de raad van bestuur van
de csd over belangrijke regelingen die een impact hebben op hun leden,
inclusief de criteria voor het toelaten van uitgevende instellingen of
deelnemers tot hun effectenafwikkelingssystemen, dienstniveau en
prijsstellingsstructuur. 4.
Onverminderd het recht van de bevoegde autoriteiten
om naar behoren te worden geïnformeerd, zijn de leden van het gebruikerscomité
gehouden tot vertrouwelijkheid. Indien de voorzitter van een gebruikerscomité
vaststelt dat een lid een actueel of potentieel belangenconflict heeft met
betrekking tot een bepaalde kwestie, mag dat lid niet over die kwestie stemmen. 5.
Een csd stelt de bevoegde autoriteit onmiddellijk
in kennis van alle beslissingen van de raad van bestuur om het advies van het
gebruikerscomité niet te volgen. Artikel 27
Bewaren van vastleggingen
1.
Een csd bewaart ten minste vijf jaar alle
vastleggingen over de verrichte diensten en activiteiten zodat de bevoegde
autoriteit de naleving van de vereisten uit hoofde van deze verordening kan
monitoren. 2.
Een csd stelt op verzoek van de bevoegde autoriteit
en de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten de in lid 1 bedoelde
vastleggingen beschikbaar voor het vervullen van hun mandaten. 3.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het specificeren van de
nadere regels voor de vastleggingen als bedoeld in lid 1 die moeten worden
bewaard om de naleving door de csd's van de bepalingen van deze verordening te
monitoren. De ESMA dient die ontwerpen binnen zes maanden na
de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te
stellen. 4.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen voor het bepalen van de vorm
van de vastleggingen als bedoeld in lid 1 die moeten worden bewaard om de
naleving door de csd's van de bepalingen van deze verordening te monitoren. De ESMA dient die ontwerpen van technische
uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van
deze verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de
in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in
overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010
neergelegde procedure. Artikel 28
Uitbesteding 1.
Indien een csd diensten of activiteiten aan een
derde uitbesteedt, blijft zij volledig verantwoordelijk voor het vervullen van
al haar verplichtingen uit hoofde van deze verordening en neemt zij te allen
tijde de volgende voorwaarden in acht: (a)
uitbesteding heeft geen delegatie van haar
verantwoordelijkheid tot gevolg; (b)
de relatie van de csd met en de verplichtingen van
de csd tegenover haar deelnemers of uitgevende instellingen worden niet
gewijzigd; (c)
de voorwaarden voor de vergunning van de csd
veranderen niet daadwerkelijk; (d)
uitbesteding staat er niet aan in de weg dat de
toezicht- en oversightfuncties worden uitgeoefend, met name dat toegang ter
plaatse mogelijk is om alle relevante informatie te verkrijgen die nodig is om
die functies te vervullen; (e)
uitbesteding leidt er niet toe dat de csd
noodzakelijke systemen en controles worden ontnomen om de risico's te managen
die zij loopt; (f)
de csd behoudt de noodzakelijke deskundigheid en
middelen voor het evalueren van de kwaliteit van de verleende diensten, de
organisatie- en kapitaaltoereikendheid van de dienstverlener, voor het
effectief toezien op de uitbestede diensten en voor het risicomanagement in
verband met de uitbesteding; (g)
de csd heeft directe toegang tot de relevante
informatie over de uitbestede diensten; (h)
de dienstverlener werkt in verband met de
uitbestede activiteiten met de bevoegde autoriteit en de in artikel 11 bedoelde
betrokken autoriteiten samen; (i)
de csd zorgt ervoor dat de dienstverlener voldoet
aan de bij de betrokken wetgeving op de gegevensbescherming vastgesteld normen
die zouden gelden als de dienstverleners in de Unie waren gevestigd; de csd is
verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat die normen worden opgenomen in een
contract tussen de partijen en dat die normen in stand worden gehouden. 2.
De csd bepaalt in een schriftelijke overeenkomst
haar rechten en verplichtingen en die van de dienstverlener. De
uitbestedingovereenkomst omvat de mogelijkheid dat de csd de overeenkomst
beëindigt. 3.
Een csd stelt op verzoek van de bevoegde autoriteit
en de in artikel 11 bedoelde betrokken autoriteiten alle informatie beschikbaar
die noodzakelijk is om hen in staat te stellen te beoordelen of bij de
uitbestede activiteiten de vereisten van deze verordening in acht worden
genomen. 4.
Voor uitbesteding van een kerndienst moet bij de
bevoegde autoriteit een vergunning worden aangevraagd op grond van artikel 17. 5.
De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing
indien een csd sommige van haar diensten of activiteiten aan een
publiekrechtelijke entiteit uitbesteedt en die uitbesteding wordt beheerst door
een specifiek wettelijk, regelgevend en operationeel kader dat gezamenlijk door
de publiekrechtelijke entiteit en de betrokken csd is overeengekomen en
geformaliseerd en door de bevoegde entiteiten op basis van de in deze
verordening vastgestelde vereisten is goedgekeurd. Afdeling 2
Regels inzake bedrijfsvoering Artikel 29
Algemene bepalingen 1.
Doel van een csd is behoeftebevrediging van haar
deelnemers en de markten waarop zij haar diensten verleent. 2.
Een csd moet welomschreven doelstellingen hebben
die meetbaar en haalbaar zijn, zoals op het gebied van minimumdienstniveaus,
risicomanagementverwachtingen en zakelijke prioriteiten. 3.
Een csd heeft transparante regels voor klachtenafhandeling. Artikel 30
Deelnamevereisten 1.
Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat zij
exploiteert heeft een csd openbaargemaakte criteria voor deelname die eerlijke
en open toegang mogelijk maken. Die criteria zijn transparant, objectief,
risicogebaseerd en niet discriminerend om eerlijke en open toegang tot de csd
te waarborgen. Criteria die de toegang beperken, zijn alleen toegestaan in
zoverre zij tot doel hebben het risico voor de csd te beheersen. 2.
Een csd behandelt verzoeken om toegang onmiddellijk
door uiterlijk binnen één maand een antwoord op die verzoeken te verstrekken en
stelt de procedures voor de behandeling van toegangsverzoeken publiek
beschikbaar. 3.
Een csd mag een deelnemer die aan de in lid 1
bedoelde criteria voldoet alleen toegang weigeren op basis van een behoorlijke
schriftelijke motivering en een veelomvattende risicoanalyse. Bij weigering heeft de verzoekende deelnemer het
recht een klacht in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de csd die toegang
heeft geweigerd. De verantwoordelijke bevoegde autoriteit onderzoek
de klacht naar behoren door de redenen van de weigering te beoordelen en
verstrekt de verzoekende deelnemer een met redenen omkleed antwoord. De verantwoordelijke bevoegde autoriteit
raadpleegt bij haar beoordeling van de klacht de bevoegde autoriteit van de
plaats van vestiging van de verzoekende deelnemer. Indien de autoriteit van de
verzoekende deelnemer het met de verstrekte beoordeling oneens is, wordt de
zaak verwezen naar de ESMA, die mag handelen in overeenstemming met de haar uit
hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende
bevoegdheden. Indien de weigering door de csd om toegang aan de
verzoekende deelnemer te verlenen ongerechtvaardigd wordt bevonden, gelast de
verantwoordelijke bevoegde autoriteit die csd aan de verzoekende deelnemer
toegang te verlenen. 4.
Een csd heeft objectieve en transparante procedures
voor de schorsing en het ordelijke vertrek van deelnemers die niet langer aan
de in lid 1 bedoelde deelnamecriteria voldoen. 5.
De Commissie is bevoegd in overeenstemming met
artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot
maatregelen voor het specificeren van de risico's die een weigering door een
csd van toegang aan deelnemers kunnen rechtvaardigen en de elementen van de procedure
als bedoeld in lid 3. 6.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren en
modellen voor de procedure als bedoeld in lid 3 vast te stellen. De ESMA dient die ontwerpen van technische
uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van
deze verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de
in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in
overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010
neergelegde procedure. Artikel 31
Transparantie 1.
Een csd maakt voor elk effectenafwikkelingssysteem
dat zij exploiteert alsook voor elk van de andere diensten die zij verleent de
prijzen en vergoedingen in verband met de verleende diensten openbaar. Zij
maakt de prijzen en vergoedingen, ook de kortingen en terugbetalingen en de
voorwaarden om van die reducties te profiteren, voor elke verleende dienst en
functie afzonderlijk bekend. Zij staat haar cliënten afzonderlijke toegang tot
de specifieke verleende diensten toe. 2.
Een csd publiceert haar prijslijst om de
vergelijking van het aanbod te vergemakkelijken en cliënten in staat te stellen
bedacht te zijn op de prijs die zij voor het gebruik van de diensten zullen
moeten betalen. 3.
Een csd is gebonden aan haar gepubliceerd
prijsstellingsbeleid. 4.
Een csd verstrekt aan haar cliënten informatie
waardoor de factuur op de gepubliceerde prijslijsten kan worden aangesloten. 5.
Een csd maakt aan alle deelnemers de risico's
bekend die verbonden zijn aan de verleende diensten. 6.
Een csd verantwoordt afzonderlijk de kosten en
opbrengsten van de verleende diensten en maakt die informatie aan de bevoegde
autoriteit bekend. Artikel 32
Procedures voor communicatie met deelnemers en andere marktinfrastructuren Csd's gebruiken in hun procedures voor
communicatie met deelnemers aan de effectenafwikkelingssystemen die zij
exploiteren en met de markinfrastructuren waarmee zij in verbinding staan de
erkende communicatieprocedures en communicatienormen voor messaging en
referentiedata om efficiënte vastlegging, betaling en afwikkeling te
vergemakkelijken. Afdeling 3
Vereisten voor csd-diensten Artikel 33
Algemene bepalingen Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een
csd exploiteert, heeft zij passende regels en procedures, inclusief robuuste
boekhoudkundige praktijken en controles, om de integriteit van
effectenuitgiftes te helpen waarborgen en de risico's in verband met de veilige
bewaring en afwikkeling van transacties in effecten te beperken en te managen. Artikel 34
Integriteit van de uitgifte 1.
Een csd neemt passende aansluitingsmaatregelen om
na te gaan of het aantal effecten die een effectenuitgifte of een deel van een
effectenuitgifte uitmaken dat bij de csd is ingediend gelijk is aan het aantal
effecten dat in de effectenrekeningen van de deelnemers aan het door de csd
geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem is vastgelegd. Die
aansluitingsmaatregelen worden binnen de werkdag uitgevoerd. 2.
In voorkomend geval en als bij het aansluitingsproces
voor een bepaalde effectenuitgifte andere entiteiten zijn betrokken, zoals de
uitgevende instelling, registrators, uitgifteagenten, overdrachtagenten,
gemeenschappelijke bewaarinstellingen, andere csd's of andere entiteiten,
vereist de csd dat die entiteiten toereikende samenwerkings- en
informatie-uitwisselingsmaatregelen met de csd overeenkomen zodat de
integriteit van de uitgifte wordt bewaard. 3.
Effectenkredieten, debetsaldo's of
effectenschepping zijn niet mogelijk in een door een csd geëxploiteerd
effectenafwikkelingssysteem. 4.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om de aansluitingsmaatregelen
te specificeren die een csd uit hoofde van de leden 1 tot en met 3 neemt. De ESMA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te
stellen. Artikel 35
Bescherming van effecten van deelnemers 1.
Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd
exploiteert, houdt zij vastleggingen en rekeningen aan met behulp waarvan zij
te allen tijd en onverwijld in de rekeningen bij de csd de effecten van elke
deelnemer van de effecten van elke andere deelnemer en, in voorkomend geval,
van de eigen activa van de csd kan onderscheiden. 2.
Een csd houdt vastleggingen en rekeningen aan met
behulp waarvan een deelnemer de effecten van die deelnemer van die van de
cliënten van die deelnemer kan onderscheiden. 3.
Een csd biedt aan vastleggingen en rekeningen aan
te houden door middel waarvan een deelnemer de effecten van ieder van de
cliënten van die deelnemer kan onderscheiden, indien en zoals door die
deelnemer vereist ('scheiding van afzonderlijke cliënten'). 4.
Een csd maakt het niveau van bescherming en de
kosten in verband met de verschillende niveaus van scheiding die zij aanbiedt
openbaar en biedt die diensten aan op redelijke commerciële voorwaarden. 5.
Een csd gebruikt de effecten van een deelnemer met
geen enkel doel tenzij zij de uitdrukkelijke instemming van die deelnemer heeft
verkregen. 6.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het specificeren van de
girale methoden en de rekeningstructuren met behulp waarvan aangehouden
effecten kunnen worden onderscheiden als bedoeld in de leden 1 tot en met 3 en
de methoden van beoordeling daarvan. De ESMA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te
stellen. Artikel 36
Definitieve karakter van de afwikkeling 1.
Een csd zorgt ervoor dat het
effectenafwikkelingssysteem dat zij exploiteert toereikende bescherming aan de
deelnemers biedt. Het door een csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem
wordt aangewezen en ter kennis gebracht volgens de procedures als bedoeld in
punt a) van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG. 2.
Een csd stelt voor haar effectenafwikkelingssysteem
procedures vast die een tijdige voltooiing van de afwikkeling, een minimale
blootstelling van haar deelnemers aan tegenpartijrisico en liquiditeitsrisico
en een laag aantal mislukte afwikkelingsoperaties mogelijk maken. 3.
Een csd bepaalt duidelijk het punt waarop
overboekingsopdrachten in een effectenafwikkelingssysteem onherroepelijk,
juridisch afdwingbaar en verbindend voor derden zijn. 4.
Een csd maakt het tijdstip bekend waarop
overboekingen van gelden en effecten in een effectenafwikkelingssysteem
onherroepelijk, juridisch afdwingbaar en voor derden verbindend zijn. 5.
De leden 3 en 4 zijn van toepassing onverminderd de
bepalingen toepasselijk op koppelingen en gemeenschappelijke
IT-afwikkelingsinfrastructuur waarin uit hoofde van artikel 45 is voorzien. 6.
Een csd zorgt ervoor dat de afwikkeling uiterlijk
aan het einde van de werkdag van de voorgenomen afwikkelingsdatum definitief
is. Op verzoek van haar gebruikerscomité installeert zij systemen die
afwikkeling binnen de werkdag of realtime mogelijk maken. 7.
De geldopbrengsten van effectenafwikkelingen zijn
uiterlijk aan het einde van de werkdag van de voorgenomen afwikkelingsdatum
voor de ontvangers beschikbaar voor gebruik. 8.
Alle effectentransacties tegen geld tussen directe
deelnemers aan het door een csd geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem
worden op basis van levering tegen betaling afgewikkeld. 9.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om de elementen van de
procedures als bedoeld in lid 2 te specificeren die een tijdige voltooiing van
de afwikkeling mogelijk maken. De ESMA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te
stellen. Artikel 37
Afwikkeling van de geldzijde 1.
Voor transacties die luiden in de valuta van het
land waar de afwikkeling plaatsvindt, wikkelt een csd, telkens wanneer het
praktisch en mogelijk is, de geldbetalingen van haar betrokken
effectenafwikkelingssysteem af via rekeningen die zijn geopend bij een centrale
bank die in die valuta opereert. 2.
Wanneer het niet praktisch en mogelijk is op
rekeningen bij de centrale bank af te wikkelen, mag een csd aanbieden de
geldbetalingen voor al haar effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan via
bij een kredietinstelling geopende rekeningen af te wikkelen. Als een csd
aanbiedt op bij een kredietinstelling geopende rekeningen af te wikkelen, neemt
zij daarbij de bepalingen van titel IV in acht. 3.
Indien de csd zowel afwikkeling op rekeningen bij
een centrale bank als afwikkeling op rekeningen bij een kredietinstelling
aanbiedt, hebben haar deelnemers het recht uit die twee opties te kiezen. 4.
Een csd verstrekt aan de marktdeelnemers voldoende
informatie om de aan die diensten verbonden risico's en kosten te kunnen
identificeren en beoordelen. 5.
De Commissie is bevoegd in overeenstemming met
artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende maatregelen tot
bepaling van de gevallen wanneer de afwikkeling van de geldbetalingen in een
specifieke valuta via bij een centrale bank geopende rekeningen niet praktisch
en mogelijk is en de methoden voor beoordeling daarvan. Artikel 38
Regels en procedures bij wanbetaling van een deelnemer 1.
Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een csd
exploiteert, heeft zij effectieve en welomschreven regels en procedures om de
wanbetaling van een deelnemer te managen en ervoor te zorgen dat de csd tijdig
actie kan ondernemen om de verliezen en liquiditeitsdruk te beperken en haar
verplichtingen te blijven nakomen. 2.
Een csd maakt haar wanbetalingsregels en
-procedures openbaar. 3.
Een csd gaat met haar deelnemers en andere
betrokken stakeholders periodiek over tot beproeving en toetsing van haar
wanbetalingsprocedures om ervoor te zorgen dat deze praktisch en doeltreffend
zijn. 4.
Om consistente toepassing van dit artikel te
waarborgen, mag de ESMA richtsnoeren geven overeenkomstig artikel 16 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010. Afdeling 4
Prudentiële vereisten Artikel 39
Algemene vereisten Een csd stelt een gezond risicomanagementkader
vast om op veelomvattende wijze juridische, zakelijke, operationele en andere
risico's te managen. Artikel 40
Juridische risico's 1.
In verband met haar vergunningverlening en toezicht
alsook om haar cliënten te informeren, heeft een csd voor alle
effectenafwikkelingssystemen die zij exploiteert regels, procedures en
contracten die duidelijk en begrijpelijk zijn. 2.
Een csd stelt haar regels, procedures en contracten
zo op dat zij, inclusief bij wanbetaling van de deelnemer, in alle betrokken
jurisdicties kunnen worden gehandhaafd. 3.
Een csd die in verschillende jurisdicties haar
bedrijf uitoefent, identificeert en beperkt in alle jurisdicties de risico's
die voortvloeien uit potentiële collisie. Artikel 41
Algemeen zakelijk risico Een csd heeft robuuste IT-management- en
controle-instrumenten om algemene zakelijke risico's, inclusief zakelijke
strategie, kasstromen en exploitatiekosten te identificeren, te monitoren en te
managen. Artikel 42
Operationele risico's 1.
Inclusief voor alle effectenafwikkelingssystemen
die zij exploiteert, identificeert een csd alle potentiële bronnen van, zowel
intern als extern, operationeel risico en minimaliseert zij de impact daarvan
door de inzet van passende IT-instrumenten, –controles en –procedures. 2.
Een csd houdt passende IT-instrumenten aan die een
hoge mate van beveiliging en operationele betrouwbaarheid waarborgen en een
toereikende capaciteit hebben. De informatietechnologiesystemen zijn berekend
op de complexiteit, de diversiteit en het soort diensten en activiteiten die
worden verricht teneinde te garanderen dat strenge normen in acht worden
genomen op het gebied van beveiliging en integriteit en vertrouwelijkheid van
de bewaarde informatie. 3.
Voor haar notarisdiensten en centrale dienst voor
het aanhouden van effectenrekeningen alsook voor elk
effectenafwikkelingssysteem dat zij exploiteert, belast een csd zich met het
vaststellen, implementeren en aanhouden van een toereikend
bedrijfscontinuïteitsbeleid en noodherstelplan om te zorgen voor het behoud van
haar diensten, het tijdig herstel van de bedrijfsactiviteiten en de vervulling
van de verplichtingen van de csd bij gebeurtenissen die een significant risico
inhouden op verstoring van de transacties. 4.
Het in lid 3 bedoelde plan moet het ten minste
mogelijk maken om alle transacties op het ogenblik van de verstoring te
herstellen, zodat de deelnemers aan een csd de afwikkeling met zekerheid en op
de geplande datum kunnen uitvoeren. Daarbij dient een tweede verwerkingslocatie
te worden opgericht met het vereiste niveau van belangrijke middelen,
capaciteit en functionaliteit, inclusief passend opgeleid en ervaren personeel. 5.
De csd plant en voert een beproevingsprogramma uit
voor de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde regelingen. 6.
Een csd is belast met het identificeren, monitoren
en managen van de risico's die belangrijke deelnemers aan het
effectenafwikkelingssysteem dat zij exploiteert alsook dienstverleners en
aanbieders van hulpprogramma's en andere csd's of andere marktinfrastructuren
voor haar bedrijfsactiviteiten kunnen inhouden. 7.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het specificeren van de
operationele risico's als bedoeld in de leden 1 tot en met 6, de methoden om
die risico's te testen, aan te pakken of te minimaliseren, inclusief het
bedrijfscontinuïteitsbeleid en de noodherstelplannen als bedoeld in de leden 3
en 4 en de methoden om deze te beoordelen. De ESMA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te
stellen. Artikel 43
Beleggingsrisico's 1.
Een csd houdt haar financiële activa aan bij
centrale banken of vergunninghoudende kredietinstellingen die beschikken over
robuuste boekhoudpraktijken, bewaringsprocedures en interne controles die deze
activa ten volle beschermen. 2.
Een csd heeft wanneer dit vereist is onmiddellijk
toegang tot haar activa. 3.
Een csd belegt haar financiële middelen uitsluitend
in geld of in zeer liquide financiële instrumenten met een minimaal markt- en
kredietrisico. Het moet mogelijk zijn die beleggingen snel te gelde te maken
met een minimaal negatief effect op de prijs. 4.
Een csd houdt bij het nemen van haar
beleggingsbeslissingen rekening met haar algehele kredietrisico-uitzettingen op
individuele instellingen en ziet erop toe dat haar algehele risicoblootstelling
aan elke individuele instelling binnen aanvaardbare concentratiegrenzen blijft. Artikel 44
Kapitaalvereisten 1.
Het kapitaal samen met de ingehouden winst en de
reserves van een csd is evenredig met de risico's die uit de activiteiten van
de csd voortkomen. Het is te allen tijde voldoende om: (a)
te waarborgen dat de csd toereikend is beschermd
tegen operationele, juridische, zakelijke, bewarings- en beleggingsrisico's; (b)
potentiële algemene zakelijke verliezen te dekken
zodat de csd als bedrijf met winstcapaciteit en winstvooruitzichten diensten
kan blijven verlenen; (c)
bij wanbetaling gedurende een passende tijdspanne
een ordelijke afbouw of herstructurering van de activiteiten van de csd te
waarborgen; (d)
de csd in staat te stellen onder een reeks
stress-scenario's gedurende ten minste zes maanden haar lopende en toekomstige
exploitatiekosten te voldoen. 2.
Een csd houdt een plan aan voor het volgende: (a)
het aantrekken van bijkomend kapitaal voor het
geval dat haar aandelenkapitaal de vereisten waarin lid 1 voorziet nadert of
onder die vereisten daalt; (b)
het overgaan tot een ordelijke afbouw of sanering
van haar bedrijfsactiviteiten en diensten indien de csd niet in staat is nieuw
kapitaal aan te trekken. Dit plan wordt door de raad van bestuur of een
passend comité daarvan goedgekeurd en regelmatig geactualiseerd. 3.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het specificeren van het
kapitaal, de ingehouden winst en de reserves van een csd als bedoeld in lid 1
en de kenmerken van het plan als bedoeld in lid 2. De ESMA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te
stellen. Afdeling 5
Vereisten voor csd-koppelingen Artikel 45
Csd-koppelingen 1.
Alvorens een csd-koppeling in te stellen en, zodra
de koppeling is ingesteld, doorlopend, belasten alle betrokken csd's zich met
het identificeren, beoordelen, monitoren en managen van alle potentiële bronnen
van risico voor henzelf en voor hun deelnemers die uit de koppelingsregeling
voortvloeien. 2.
Koppelingsregelingen zijn vergunningsplichtig als
vereist uit hoofde van punt d) van artikel 17, lid 1. 3.
Een koppeling voorziet in toereikende bescherming
van de gekoppelde csd's en hun deelnemers, met name ten aanzien van mogelijke
kredietneming door csd's en de concentratie- en liquiditeitsrisico's als gevolg
van de koppelingsregeling. Een koppeling wordt ondersteund door een passende
contractuele regeling waarin de rechten en verplichtingen van de gekoppelde
csd's en, indien nodig, van de deelnemers van de csd's worden vastgesteld. Een
contractuele regeling met jurisdictie overschrijdende implicaties voorziet in
een ondubbelzinnige keuze van het recht dat elk aspect van de activiteiten van
de koppeling beheerst. 4.
Bij een voorlopige overboeking van effecten tussen
gekoppelde csd's is heroverboeking van effecten voordat de eerste overboeking
definitief is verboden. 5.
Een csd die een intermediair gebruikt om een
koppeling met een andere csd te exploiteren, is belast met het meten, monitoren
en managen van de bijkomende risico's die uit het gebruik van die intermediair
voortvloeien. 6.
Gekoppelde csd's beschikken over robuuste
aansluitingsprocedures om te waarborgen dat hun vastleggingen accuraat zijn. 7.
Koppelingen tussen csd's maken, wanneer dit
praktisch en mogelijk is, afwikkeling van transacties op basis van levering
tegen betaling tussen deelnemers aan gekoppelde csd's mogelijk. De redenen van
elke afwikkeling die op basis van levering tegen betaling plaatsvindt, worden
aan de bevoegde autoriteiten meegedeeld. 8.
Interoperabele effectenafwikkelingssystemen en
csd's die een gemeenschappelijke afwikkelingsinfrastructuur gebruiken, stellen
identieke momenten in voor: (a)
de invoering van overboekingsopdrachten in het
systeem; (b)
de onherroepelijkheid van overboekingsopdrachten; (c)
het definitieve karakter van overboekingen van
effecten en gelden. 9.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het specificeren van de in
lid 3 bedoelde voorwaarden waarop elke soort koppelingsregeling in toereikende
bescherming van de gekoppelde csd's en van hun deelnemers voorziet, met name
wanneer een csd voornemens is aan het door een andere csd geëxploiteerde
effectenafwikkelingssysteem deel te nemen, de monitoring en behandeling van
bijkomende risico's als bedoeld in lid 5 die uit het gebruik van intermediairs
voortvloeien, de aansluitingsmethoden als bedoeld in lid 6, de gevallen waarin
afwikkeling van transacties op basis van levering tegen betaling via
koppelingen praktisch en mogelijk is als bedoeld in lid 7 en de methoden voor
beoordeling daarvan. De ESMA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de
in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010
bedoelde procedure vast te stellen. Hoofdstuk III
Collisie Artikel 46
Toepasselijk recht op eigendomsrechtelijke aspecten 1.
Elke kwestie met betrekking tot
eigendomsrechtelijke aspecten in verband met door een cds bewaarde financiële
instrumenten wordt beheerst door het recht van het land waar de rekening wordt
aangehouden. 2.
Indien de rekening voor afwikkeling in een
effectenafwikkelingssysteem wordt gebruikt, is het geldende recht het recht dat
dit effectenafwikkelingssysteem beheerst. 3.
Als de rekening niet voor afwikkeling in een
effectenafwikkelingssysteem wordt gebruikt, wordt die rekening geacht te worden
aangehouden op de plaats waar de csd haar gewone verblijfplaats heeft als
bepaald bij artikel 19 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees
Parlement en de Raad[24]. 4.
Als dit artikel de toepassing van het recht van een
land voorschrijft, wordt daaronder verstaan de rechtsregels die in dat land
gelden, met uitsluiting van de regels van het internationale privaatrecht. Hoofdstuk IV
Toegang tot csd's Afdeling 1
Toegang van uitgevende instellingen tot csd's Artikel 47
Vrijheid om bij een in de EU vergunninghoudende csd te emitteren 1.
Onverminderd het vennootschaprecht dat de effecten
beheerst, mag een uitgevende instelling de csd en de lidstaat kiezen waar zij
haar effecten laat vastleggen. 2.
Wanneer een uitgevende instelling een verzoek om
vastlegging van haar effecten bij een csd indient, behandelt de csd dit verzoek
onmiddellijk en verstrekt zij binnen drie maanden een antwoord aan de
uitgevende instelling die het verzoek heeft ingediend. 3.
Een csd mag weigeren diensten aan een uitgevende
instelling te verlenen. Die weigering mag slechts gebaseerd zijn op een
veelomvattende risicoanalyse of op het feit dat de csd geen toegang heeft tot
de transactieaanvoer van de markt waar de effecten van de verzoekende
uitgevende instelling worden of zullen worden verhandeld. 4.
Indien een csd weigert diensten te verlenen aan een
uitgevende instelling, geeft zij aan de verzoekende uitgevende instelling alle
redenen op voor haar weigering. Bij weigering heeft de verzoekende uitgevende
instelling het recht een klacht in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de
csd die weigert haar diensten te verlenen. De verantwoordelijke autoriteit van die csd
onderzoekt naar behoren de klacht door de door de csd opgegeven redenen van de
weigering te beoordelen en verstrekt de verzoekende deelnemer een met redenen
omkleed antwoord. De bevoegde autoriteit van de csd raadpleegt bij
haar beoordeling van de klacht de bevoegde autoriteit van de plaats van
vestiging van de verzoekende uitgevende instelling. Indien de autoriteit van de
plaats van vestiging van de verzoekende uitgevende instelling het met de
beoordeling oneens is, wordt de zaak verwezen naar de ESMA, die mag handelen in
overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr.
1095/2010 verleende bevoegdheden. Indien de weigering door de csd om haar diensten
aan een uitgevende instelling te verlenen ongerechtvaardigd wordt bevonden,
gelast de verantwoordelijke bevoegde autoriteit de csd haar diensten aan de
verzoekende uitgevende instelling te verlenen. 5.
De Commissie is bevoegd in overeenstemming met
artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot
maatregelen voor het specificeren van de risico's die een weigering door een
csd van toegang aan uitgevende instellingen kunnen rechtvaardigen en de
elementen van de procedure als bedoeld in lid 4. 6.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren en
modellen voor de procedure als bedoeld in lid 2 vast te stellen. De ESMA dient die ontwerpen van technische
uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de
in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in
overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010
neergelegde procedure. Afdeling 2
Toegang tussen csd's Artikel 48
Standaardkoppelingstoegang Een csd heeft het recht een deelnemer van een
andere csd te worden in overeenstemming met artikel 30 en onverminderd de
vergunningverlening voor de csd-koppeling waarin uit hoofde van artikel 17 is
voorzien. Artikel 49
Op maat gemaakte koppelingstoegang 1.
Indien een csd een andere csd verzoekt speciale
functies te ontwikkelen om tot deze laatste toegang te hebben, mag de csd die
het verzoek ontvangt dat verzoek enkel verwerpen op basis van
risico-overwegingen. Zij mag een verzoek niet afwijzen op gronden van verlies
van marktaandeel. 2.
De csd die het verzoek ontvangt, mag, tenzij door
beide partijen anders is overeengekomen, aan de verzoekende csd op regiebasis
een vergoeding in rekening brengen voor het beschikbaar stellen van de op maat
gemaakte koppelingstoegang. Artikel 50
Procedure voor csd-koppelingen 1.
Wanneer een csd een verzoek om toegang tot een
andere csd indient, behandelt deze laatste dit verzoek onmiddellijk en
verstrekt zij binnen drie maanden een antwoord aan de verzoekende csd. 2.
Een csd mag een verzoekende csd alleen toegang
weigeren indien deze toegang invloed zou hebben op de werking van de financiële
markten en systeemrisico zou veroorzaken. Deze weigering kan slechts op een omvattende
risicoanalyse gebaseerd zijn. Indien een csd toegang weigert, geeft zij aan de
verzoekende csd alle redenen op voor haar weigering. Bij weigering heeft de csd die het verzoek heeft
ingediend het recht een klacht in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de
csd die toegang heeft geweigerd. De verantwoordelijke bevoegde autoriteit onderzoek
de klacht naar behoren door de redenen van de weigering te beoordelen en
verstrekt aan de csd die het verzoek heeft ingediend een met redenen omkleed
antwoord. De verantwoordelijke bevoegde autoriteit
raadpleegt bij haar beoordeling van de klacht de bevoegde autoriteit van de csd
die het verzoek heeft ingediend. Indien de autoriteit van de csd die het
verzoek heeft ingediend het met de verstrekte beoordeling oneens is, mag elk
van de twee autoriteiten de zaak verwijzen naar de ESMA, die mag handelen in
overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr.
1095/2010 verleende bevoegdheden. Indien de weigering van de csd om toegang aan de verzoekende
csd te verlenen ongerechtvaardigd wordt bevonden, gelast de verantwoordelijke
bevoegde autoriteit de csd toegang te verlenen aan de csd die het verzoek heeft
ingediend. 3.
Indien de csd's overeenkomen een koppeling in te
stellen, dienen zij in overeenstemming met artikel 17 een vergunningsverzoek
bij hun respectieve bevoegde autoriteit in, die beoordeelt of alle potentiële
risico's die uit de koppelingsregeling voortvloeien, zoals krediet-,
liquiditeits-, operationele of alle andere relevante risico's volledig beperkt
zijn. De bevoegde autoriteiten van de respectieve csd's weigeren
een vergunning voor een koppeling te verlenen wanneer daardoor de werking van
de door de aanvragende csd's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen zou
kunnen worden beïnvloed. 4.
De bevoegde autoriteiten van de betrokken csd's
raadplegen elkaar betreffende de goedkeuring van de koppeling en mogen, als dit
bij uiteenlopende besluiten noodzakelijk is, de zaak verwijzen naar de ESMA,
die mag handelen in overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden. 5.
De Commissie is bevoegd in overeenstemming met
artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende maatregelen om
de elementen van de procedures als bedoeld in de leden 1 tot en met 3 te
specificeren. 6.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren en
modellen voor de procedure als bedoeld in de leden 1 tot en met 3 vast te
stellen. De ESMA dient die ontwerpen van technische
uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van
deze verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de
in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in
overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010
neergelegde procedure. Afdeling 3
Toegang tussen een csd en een andere marktinfrastructuur Artikel 51
Toegang tussen een csd en een andere marktinfrastructuur 1.
Een ctp en een handelsplatform verstrekken op
verzoek van een cds aan een cds op niet-discriminerende en transparante basis
transactieaanvoer en mogen daarvoor de verzoekende cds op regiebasis een
vergoeding in rekening brengen, tenzij door beide partijen anders is
overeengekomen. Een csd verleent aan een ctp of een
handelsplatform op niet-discriminerende en transparante basis toegang tot haar
effectenafwikkelingssysteem en mag voor die toegang op regiebasis een
vergoeding in rekening brengen, tenzij door beide partijen anders is
overeengekomen. 2.
Wanneer een partij in overeenstemming met lid 1 een
verzoek om toegang tot een andere partij indient, wordt dit verzoek
onmiddellijk behandeld en wordt binnen één maand een antwoord aan de
verzoekende partij verstrekt. 3.
De partij die het verzoek ontvangt, mag toegang
slechts ontzeggen indien die toegang de werking van de financiële markten zou
beïnvloeden en systeemrisico zou veroorzaken. Zij mag een verzoek niet afwijzen
op gronden van verlies van marktaandeel. Een partij die toegang weigert, geeft aan de
verzoekende partij op basis van een veelomvattende risicoanalyse alle redenen
voor die weigering op. Bij weigering heeft de verzoekende partij het recht een
klacht in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de partij die toegang heeft
geweigerd. De verantwoordelijke bevoegde autoriteit onderzoek
naar behoren de klacht door de redenen van de weigering te beoordelen en
verstrekt de verzoekende partij een met redenen omkleed antwoord. De verantwoordelijke bevoegde autoriteit
raadpleegt bij haar beoordeling van de klacht de bevoegde autoriteit van de
verzoekende partij. Indien de autoriteit van de partij die het verzoek heeft
ingediend het met de verstrekte beoordeling oneens is, mag elk van de twee
autoriteiten de zaak verwijzen naar de ESMA, die mag handelen in
overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr.
1095/2010 verleende bevoegdheden. Indien de weigering door een partij om toegang te
verlenen ongerechtvaardigd wordt bevonden, gelast de verantwoordelijke bevoegde
autoriteit die partij toegang te verlenen tot haar diensten. 4.
De Commissie is bevoegd in overeenstemming met
artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende maatregelen om
de elementen van de procedure als bedoeld in de leden 1 tot en met 3 te
specificeren. 5.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren en
modellen voor de procedure als bedoeld in de leden 1 tot en met 3 vast te stellen. De ESMA dient die ontwerpen van technische
uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van
deze verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de
in de vorige alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen
volgens de procedure van artikel 15 van Verordening (EU) nr.
1095/2010. Titel IV kredietinstellingen die zijn aangewezen om bancaire
nevendiensten aan deelnemers van csd's te verlenen Artikel 52
Vergunning om bancaire nevendiensten te verlenen 1.
Een csd verleent aan zichzelf geen in afdeling C
van de bijlage bedoelde bancaire nevendiensten. 2.
In afwijking van lid 1 mag, wanneer het voor een
nationale bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 53, lid 1, van deze
verordening vaststaat dat bij een csd alle noodzakelijke waarborgen in werking
zijn om nevendiensten te kunnen verrichten, de bevoegde autoriteit een verzoek
bij de Commissie indienen om deze csd toe te staan ook de in afdeling C van de
bijlage bedoelde nevendiensten te verlenen. Dit verzoek omvat: (a) bewijs ter staving van het verzoek waarbij in
detail de regelingen worden uiteengezet die de csd in werking heeft gesteld om
met alle gerelateerde risico's om te gaan; (b) een met redenen omklede beoordeling dat deze
oplossing de effectiefste manier is om systeemveerkracht te waarborgen; (c) een analyse van de verwachte impact op de
relevante financiële markt en financiële stabiliteit. Na een gedetailleerde effectbeoordeling, een
raadpleging van de betrokken ondernemingen en na rekening te hebben gehouden
met de adviezen van de EBA, de ESMA en de ECB, neemt de Commissie een
uitvoeringsbesluit in overeenstemming met de procedure waarvan sprake in
artikel 66. De Commissie motiveert haar uitvoeringsbesluit. Een csd waaraan een afwijking is verleend, moet over
een vergunning als kredietinstelling beschikken overeenkomstig titel van
Richtlijn 2006/48/EG. Deze vergunning is beperkt tot de verlening van de
bancaire nevendiensten die zij in overeenstemming met lid 4 mag verrichten en
houdt in dat de prudentiële en toezichtsvereisten van artikel 57 en 58 worden
vervuld. 3.
Een csd die voornemens is de geldzijde van haar
gehele of gedeeltelijke effectenafwikkelingssysteem in overeenstemming met
artikel 37, lid 2, van deze verordening af te wikkelen, dient over een
vergunning te beschikken om met het oog daarop een vergunninghoudende
kredietinstelling aan te wijzen als bepaald in titel II van Richtlijn
2006/48/EG, tenzij de in artikel 53, lid 1, van deze verordening bedoelde
bevoegde autoriteit op basis van het beschikbare bewijs aantoont dat de
blootstelling van één kredietinstelling aan de concentratie van risico's uit
hoofde van artikel 57, leden 3 en 4, van deze verordening niet voldoende
beperkt is. In dat geval kan de in artikel 53, lid 1, bedoelde bevoegde
autoriteit vereisen dat de csd meer dan een kredietinstelling aanwijst. Die aangewezen
kredietinstellingen worden als afwikkelende instantie beschouwd. 4.
De in lid 3 bedoelde vergunning is van toepassing
op de in afdeling C van de bijlage bedoelde nevendiensten die de aangewezen
kredietinstelling of een csd waaraan op grond van lid 2 van dit artikel een
afwijking is verleend mogelijk aan haar deelnemers willen verlenen. 5.
Telkens wanneer de csd en de aangewezen
kredietinstelling tot een groep van ondernemingen behoren die uiteindelijk door
dezelfde moederonderneming wordt gecontroleerd, is de vergunning als bedoeld in
titel II van Richtlijn 2006/48/EG van die aangewezen kredietinstelling
uitsluitend beperkt tot de verlening van de bancaire nevendiensten die zij in
overeenstemming met lid 3 van dit artikel mag verlenen. Dezelfde vereiste geldt
ten aanzien van een csd waaraan een afwijking uit hoofde van lid 2 van dit
artikel is verleend. 6.
De csd en de aangewezen kredietinstellingen voldoen
te allen tijde aan de voor vergunningverlening op grond van deze verordening
noodzakelijke voorwaarden. De csd stelt de bevoegde autoriteiten zonder
onbehoorlijk uitstel in kennis van alle materiële wijzigingen die van invloed
zijn op de vergunningsvoorwaarden. Artikel 53
Procedure voor verlening en weigering van een vergunning 1.
De csd dient haar aanvraag voor een vergunning voor
het aanwijzen van een kredietinstelling als vereist uit hoofde van artikel 52
in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij is gevestigd. 2.
De aanvraag bevat alle informatie die noodzakelijk
is om de bevoegde autoriteit in staat te stellen zich ervan te overtuigen dat
de csd en de aangewezen kredietinstelling op het moment van de vergunning alle
regelingen hebben getroffen die noodzakelijk zijn om hun in deze verordening
vastgestelde verplichtingen na te komen. De aanvraag bevat een operationeel
programma waarin de beoogde bancaire nevendiensten, de structurele organisatie
van de betrekkingen tussen de csd en de aangewezen kredietinstellingen en de
wijze waarop die kredietinstelling voornemens is aan de prudentiële vereisten
zoals bepaald uit hoofde van artikel 57, leden 1, 3 en 4, te voldoen, zijn
vastgesteld. 3.
De bevoegde autoriteit past de procedure op grond
van artikel 15, leden 3 en 6 toe. 4.
De bevoegde autoriteit raadpleegt, alvorens een
vergunning te verlenen aan de csd, de volgende autoriteiten: (a)
de betrokken autoriteit als bedoeld in punt a) van
artikel 11, lid 1, over de vraag of de beoogde verlening van diensten door de
aangewezen kredietinstellingen geen invloed zal hebben op de werking van het
door de aanvragende csd geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem; (b)
de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 58,
lid 1, over het vermogen van de kredietinstellingen om aan de prudentiële
vereisten uit hoofde van artikel 57 te voldoen. 5.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen om te specificeren welke
informatie de aanvragende csd aan de bevoegde autoriteit dient te verstrekken. De ESMA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 neergelegde procedure vast te
stellen. 6.
De ESMA ontwikkelt in overleg met de leden van het
ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen om standaardformulieren,
modellen en procedures vast te stellen voor de raadpleging van de autoriteiten
als bedoeld in lid 4 alvorens de vergunning wordt verleend. De ESMA dient die ontwerpen van technische
uitvoeringsnormen binnen zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van
deze verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de
in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in
overeenstemming met de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010
neergelegde procedure. Artikel 54
Uitbreiding van bancaire nevendiensten 1.
Een csd die voornemens is de bancaire nevendiensten
waarvoor zij een kredietinstelling aanwijst uit te breiden, dient een verzoek
om uitbreiding in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar die csd is
gevestigd. 2.
Het verzoek om uitbreiding is onderworpen aan de
procedure op grond van artikel 53. Artikel 55
Intrekking van een vergunning 1.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de csd
is gevestigd, trekt de vergunning in elk van de volgende omstandigheden in: (a)
indien de csd binnen 12 maanden geen gebruik heeft
gemaakt van de vergunning, uitdrukkelijk van de vergunning afstand doet of
indien de aangewezen kredietinstelling gedurende de voorafgaande zes maanden
geen diensten of activiteiten heeft verricht; (b)
indien de csd de vergunning door het afleggen van
valse verklaringen of op enige andere onrechtmatige wijze heeft verkregen; (c)
indien de csd en de aangewezen kredietinstelling
niet langer voldoen aan de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend en
binnen een bepaalde termijn de door de bevoegde autoriteit gevraagde
verhelpende maatregelen niet hebben genomen; (d)
indien de csd en de aangewezen kredietinstelling
ernstig en systematisch de in deze verordening vastgestelde vereisten hebben
geschonden. 2.
Alvorens de vergunning in te trekken, raadpleegt de
bevoegde autoriteit de betrokken autoriteiten als bedoeld in punt a) van
artikel 11, lid 1, en de in artikel 58, lid 1, bedoelde autoriteiten over de
noodzaak om de vergunning in te trekken, behalve indien de beslissing
spoedeisend is. 3.
De ESMA, elke in punt a) van artikel 11, lid 1,
bedoelde autoriteit en elke in artikel 58, lid 1, bedoelde autoriteit mag op
elk moment verzoeken dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de csd is
gevestigd, nagaat of de csd en de aangewezen kredietinstelling nog steeds aan
de voorwaarden voldoen waaronder de vergunning is verleend. 4.
De bevoegde autoriteit mag de intrekking beperken
tot een bepaalde dienst, activiteit of een bepaald financieel instrument. Artikel 56
Csd-register 1.
De door de bevoegde autoriteiten op grond van de
artikelen 52, 54 en 55 genomen beslissingen worden aan de ESMA ter kennis
gebracht. 2.
De ESMA neemt in de lijst die zij in
overeenstemming met artikel 19, lid 3, moet publiceren de volgende informatie
op: (a)
de naam van elke csd die onderworpen is geweest aan
een beslissing op grond van de artikelen 52, 54 en 55; (b)
de naam van elke aangewezen instelling; (c)
de lijst van bancaire nevendiensten die een
aangewezen kredietinstelling op grond van haar vergunning aan deelnemers van
een csd mag verlenen. 3.
De bevoegde autoriteiten stellen de ESMA binnen 90
dagen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening in kennis van de
instellingen die bancaire nevendiensten verlenen overeenkomstig de vereisten
van het nationale recht. Artikel 57
Prudentiële vereisten van toepassing op kredietinstellingen die zijn aangewezen
om bancaire nevendiensten te verlenen 1.
Een voor het verlenen van bancaire nevendiensten
aangewezen kredietinstelling verleent de in afdeling C van de bijlage bedoelde
diensten die onder de vergunning vallen. 2.
Een voor het verlenen van bancaire nevendiensten
aangewezen kredietinstelling voldoet aan alle huidige of toekomstige op
kredietinstellingen toepasselijke wetgeving. 3.
Een voor het verlenen van bancaire nevendiensten
aangewezen kredietinstelling voldoet met betrekking tot elk
effectenafwikkelingssysteem voor de kredietrisico's die met deze diensten
verband houden aan de volgende specifieke prudentiële vereisten: (a)
zij stelt een robuust kader in om de desbetreffende
kredietrisico's te managen; (b)
zij identificeert de bronnen van die
kredietrisico's, meet en monitort frequent en regelmatig de desbetreffende
kredietuitzettingen en gebruikt passende risicomanagementsinstrumenten om deze
risico's te beheersen; (c)
zij zorgt voor volledige dekking van de
desbetreffende kredietuitzettingen op individuele geldnemers met gebruikmaking
van zekerheden en andere gelijkwaardige financiële middelen; (d)
als zekerheid vereist is om haar betrokken
kredietrisico te managen, aanvaardt zij alleen zekerheid met een laag krediet-,
liquiditeits- en marktrisico; (e)
zij is belast met het op passende wijze vaststellen
en handhaven van conservatieve haircuts en concentratiegrenzen voor de waarde
van zekerheden die zijn gesteld om de in punt c) bedoelde kredietuitzettingen
te dekken; (f)
zij stelt wettelijk bindende regelingen in werking
zodat zekerheden, vooral grensoverschrijdende zekerheden, onmiddellijk kunnen
worden verkocht of verpand; (g)
zij stelt grenzen aan haar betrokken
kredietuitzettingen; (h)
zij analyseert en plant de wijze waarop potentiële
resterende kredietuitzettingen dienen te worden aangepakt en stelt regels en
procedures vast om die plannen uit te voeren; (i)
zij verstrekt alleen krediet aan deelnemers die een
rekening-courantrekening bij haar hebben; (j)
zij voorziet in een automatische
terugbetalingsprocedure van krediet binnen de werkdag en ontmoedigt krediet tot
de volgende werkdag middels afschrikkende sanctietarieven. 4.
Een voor het verlenen van bancaire nevendiensten
aangewezen kredietinstelling voldoet met betrekking tot elk
effectenafwikkelingssysteem ten aanzien van de liquiditeitsrisico's die met
deze diensten verband houden aan de volgende specifieke prudentiële vereisten: (a)
zij heeft een robuust kader om voor alle valuta's
van het effectenafwikkelingssysteem waarvoor zij als afwikkelende instantie
optreedt haar liquiditeitsrisico's te meten, te monitoren en te managen; (b)
zij monitort doorlopend het niveau van de liquide
activa die zij aanhoudt en bepaalt de waarde van haar beschikbare liquide activa
rekening houdend met passende haircuts op die activa; (c)
zij meet continu haar liquiditeitsbehoeften en
–risico's; hierbij houdt zij rekening met liquiditeitsrisico ten gevolge
van wanbetaling van de twee deelnemers waarop zij de grootste uitzettingen heeft; (d)
zij beperkt de betrokken liquiditeitsrisico's met
behulp van onmiddellijk beschikbare middelen zoals voorfinancieringsregelingen
en, bij gebreke daarvan, tracht zij uitsluitend bij instellingen met een
toereikend risico- en marktprofiel de noodzakelijke kredietlijnen te verkrijgen
of met hen soortgelijke regelingen te treffen ter dekking van de betrokken
liquiditeitsbehoeften en zij identificeert, meet en monitort haar
liquiditeitsrisico dat uit die instellingen voortkomt; (e)
zij is belast met het vaststellen en handhaven van
passende concentratiegrenzen voor elk van de betrokken
liquiditeitsverstrekkers, inclusief haar moederonderneming en
dochterondernemingen; (f)
zij bepaalt en beproeft door middel van regelmatige
en rigoureuze stresstests of de betrokken middelen toereikend zijn; (g)
zij analyseert en plant de wijze waarop ongedekte
liquiditeitstekorten kunnen worden aangepakt en stelt regels en procedures vast
om die plannen uit te voeren; (h)
zij baseert haar diensten voor krediet binnen de
werkdag op evenredige middelen met ten minste dezelfde looptijd, bestaande uit
kapitaal, gelddeposito's en leningsovereenkomsten; (i)
indien dit praktisch en mogelijk is, deponeert zij
de betrokken gelden op speciale rekeningen bij de centrale banken; (j)
zij zorgt ervoor dat zij, met geïnformeerde
toestemming van de klant, de haar door een in gebreke blijvende klant
verstrekte zekerheid kan hergebruiken. 5.
De EBA ontwikkelt in overleg met de ESMA en de
leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen ter specificatie
van het volgende: (a)
de frequentie waarmee de kredietuitzettingen
gemeten en gemonitord worden als bedoeld in punt b) van lid 3 en de soorten
risicomanagementsinstrumenten die moeten worden gebruikt om de risico's ten
gevolge van die uitzettingen te beheersen; (b)
wat voor de toepassing van punt c) van lid 3 onder
gelijkwaardige financiële middelen verstaan dient te worden; (c)
het soort zekerheid dat kan worden geacht een laag
krediet-, liquiditeits- en marktrisico te hebben voor de toepassing van punt d)
van lid 3; (d)
wat passende haircuts zijn voor de toepassing van
punt e) van lid 3 en punt b) van lid 4; (e)
de concentratiegrenzen voor de waarde van
zekerheden als bedoeld in punt e) van lid 3, voor kredietuitzettingen als
bedoeld in punt g) van lid 3 en voor liquiditeitsverstrekkers als bedoeld in
punt e) van lid 4; (f)
wat afschrikkende sanctietarieven zijn voor de
toepassing van punt j) van lid 3; (g)
de nadere regels voor het monitoringkader als
bedoeld in punt b) van lid 4 en de methodologie voor het berekenen van de
waarde van beschikbare liquide activa voor de toepassing van punt b) van lid 4
en voor het meten van de liquiditeitsbehoeften en –risico's als bedoeld in punt
c) van lid 4; (h)
wat onder onmiddellijk beschikbare middelen en een
toereikend risico- en marktprofiel moet worden verstaan voor de toepassing van
punt d) van lid 4; (i)
de frequentie, het soort en de tijdshorizon van
stresstests voor de toepassing van punt f) van lid 4; (j)
de criteria voor het beoordelen wanneer het
praktisch en mogelijk is om gelden op rekeningen bij centrale banken te
deponeren voor de toepassing van punt i) van lid 4. De EBA dient die ontwerpen van technische
reguleringsnormen binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze
verordening bij de Commissie in. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd
om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig
de in de artikelen 10 tot en met 14 van
Verordening (EU) nr. 1093/2010 neergelegde procedure vast te
stellen. Artikel 58
Toezicht op kredietinstellingen die zijn aangewezen om bancaire nevendiensten
te verlenen 1.
De bevoegde autoriteit als bedoeld in Richtlijn
2006/48/EG is, onder de voorwaarden waarin die richtlijn voorziet,
verantwoordelijk voor vergunningverlening aan en toezicht op de
kredietinstellingen die zijn aangewezen om bancaire nevendiensten te verlenen
en ten aanzien van de naleving door die instellingen van artikel 57, leden 3 en
4, van deze verordening. 2.
De in artikel 9 bedoelde bevoegde autoriteit toetst
en evalueert in overleg met de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit ten minste
op jaarbasis of de aangewezen kredietinstellingen voldoen aan artikel 57, lid
1, en of alle noodzakelijke regelingen tussen de aangewezen kredietinstellingen
en de csd hen in staat stellen hun in deze verordening vastgestelde
verplichtingen na te komen. 3.
Met het oog op de bescherming van de deelnemers aan
het effectenafwikkelingssysteem dat een csd exploiteert, zorgt zij ervoor dat
zij bij de kredietinstelling die zij aanwijst toegang heeft tot alle voor de
toepassing van deze verordening noodzakelijke informatie en rapporteert zij
alle inbreuken op de verordening aan de in lid 1 en in artikel 9 bedoelde
bevoegde autoriteiten. 4.
Om binnen de Unie consistent, efficiënt en
effectief toezicht te waarborgen op kredietinstellingen die zijn aangewezen om
bancaire nevendiensten te verlenen, mag de EBA, in overleg met de ESMA en de
leden van het ESCB, tot de bevoegde autoriteiten gerichte richtsnoeren geven in
overeenstemming met artikel 16 Verordening (EU) nr. 1093/2010. Titel V
Sancties Artikel 59
Administratieve sancties en maatregelen 1.
De lidstaten stellen de regels vast met betrekking
tot de administratieve sancties en maatregelen en die in de artikel 60
omschreven omstandigheden van toepassing zijn op personen die verantwoordelijk
zijn voor schendingen van de bepalingen van deze verordening, en nemen alle
maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat deze worden
uitgevoerd. Deze sancties en maatregelen moeten doeltreffend, evenredig en
afschrikkend zijn. Uiterlijk 24 maanden na de inwerkingtreding van
deze verordening stellen de lidstaten de Commissie en de ESMA in kennis van de
in de eerste alinea bedoelde regels. Zij stellen de Commissie en de ESMA
onverwijld in kennis van alle daaropvolgende wijzigingen ervan. 2.
De bevoegde autoriteiten zijn in staat
administratieve sancties en maatregelen op te leggen aan csd's, aangewezen
kredietinstellingen, de leden van hun managementorganen en alle andere personen
die daadwerkelijke zeggenschap over hun onderneming uitoefenen alsook aan elke
rechtspersoon of natuurlijke persoon die verantwoordelijk wordt gehouden voor
een inbreuk. 3.
Bij de uitoefening van hun bevoegdheden tot het
opleggen van sancties in de in artikel 60 omschreven omstandigheden werken de
bevoegde autoriteiten nauw samen om ervoor te zorgen dat de administratieve
sancties en maatregelen tot de met deze verordening beoogde resultaten leiden
en coördineren zij hun optreden om bij grensoverschrijdende gevallen
overeenkomstig artikel 12 mogelijk dubbel of overlappend opleggen van
administratieve sancties en maatregelen te voorkomen. Artikel 60
Sanctiebevoegdheden 1.
Dit artikel is van toepassing op de volgende
bepalingen van deze verordening: (a)
verlening van in de afdelingen A, B en C van de
bijlage bedoelde diensten in strijd met de artikelen 14, 23 en 52; (b)
verkrijgen van de uit hoofde van de artikelen 14 en
52 vereiste vergunningen door het afleggen van valse verklaringen of op enige
andere onwettige wijze als bedoeld in punt b) van artikel 18, lid 1, en punt b)
van artikel 55, lid 1; (c)
nalatigheid van csd's in het aanhouden van het
vereiste kapitaal in strijd met artikel 44, lid 1; (d)
nalatigheid van csd's in het naleven van de
organisatorische vereisten in strijd met de artikelen 24 tot en met 28; (e)
nalatigheid van csd's in het naleven van de
bedrijfvoeringsregels in strijd met de artikelen 29 tot en met 32; (f)
nalatigheid van csd's in het naleven van de
organisatorische vereisten in strijd met de artikelen 34 tot en met 38; (g)
nalatigheid van csd's in het naleven van de
prudentiële vereisten in strijd met de artikelen 40 tot en met 44; (h)
nalatigheid van csd's in het naleven van de
vereisten voor csd-koppelingen in strijd met artikel 45; (i)
verkeerdelijk weigeren door csd's van verschillende
soorten toegang in strijd met de artikelen 47 tot en met 51; (j)
nalatigheid van aangewezen kredietinstellingen in
het voldoen aan de specifieke prudentiële vereisten in verband met
kredietrisico's in strijd met artikel 57, lid 3; (k)
nalatigheid van aangewezen kredietinstellingen in
het voldoen aan specifieke prudentiële vereisten in verband met
liquiditeitsrisico's in strijd met artikel 57, lid 4. 2.
Onverminderd de toezichtbevoegdheden van de
bevoegde autoriteiten, hebben, bij een in het eerste lid bedoelde inbreuk, de
bevoegde autoriteiten in overeenstemming met de nationale wetgeving de
bevoegdheid om ten minste de volgende administratieve sancties en maatregelen
op te leggen: (a)
een publieke verklaring waarin de voor de inbreuk
verantwoordelijke persoon en de kern van de inbreuk worden vermeld; (b)
een bevel waarbij de voor de inbreuk
verantwoordelijke persoon wordt verplicht de gedraging te staken en af te zien
van herhaling van die gedraging; (c)
intrekking van de op grond van de artikelen 14 en
52 verleende vergunningen, in overeenstemming met de artikelen 18 en 55; (d)
ontslag van de leden van de managementorganen van
de instellingen die verantwoordelijk zijn voor een inbreuk; (e)
administratieve geldelijke sancties van ten hoogste
tweemaal het bedrag van de tengevolge van de inbreuk behaalde winst, indien die
bedragen kunnen worden vastgesteld; (f)
indien het een natuurlijke persoon betreft,
administratieve geldelijke sancties oplopend tot 5 miljoen EUR of tot 10% van
de totale jaaromzet van die persoon in het voorgaande kalenderjaar; (g)
indien het een rechtspersoon betreft, administratieve
geldelijke sancties oplopend tot 10% van de totale jaaromzet van die persoon in
het voorgaande boekjaar; indien de onderneming een dochter van een
moederonderneming is, is de desbetreffende totale jaaromzet gelijk aan de
totale jaaromzet die blijkt uit de geconsolideerde rekening van de
uiteindelijke moederonderneming van de groep in het voorgaande boekjaar. 3.
Bevoegde autoriteiten mogen andere dan de in lid 2
bedoelde sanctiebevoegdheden hebben en mogen in administratieve geldelijke
sancties van hogere niveaus voorzien dan de in dat lid vastgestelde sancties. 4.
Elke administratieve sanctie of maatregel die wordt
opgelegd wegens inbreuken op deze verordening wordt zonder onnodige vertraging
gepubliceerd, waarbij ten minste informatie wordt verstrekt over het soort
inbreuk en de kern van de inbreuk en de identiteit van de ervoor
verantwoordelijke personen, tenzij een dergelijke publicatie de stabiliteit van
financiële markten ernstig in gevaar zou brengen. Indien bekendmaking de
betrokken partijen onevenredige schade zou berokkenen, maken de bevoegde
autoriteiten de maatregelen en sancties zonder vermelding van namen bekend. Bij de bekendmaking van sancties moeten de
grondrechten worden nageleefd als neergelegd in het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie, met name het recht op eerbiediging van het
privéleven en het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van
persoonsgegevens. Artikel 61
Effectieve toepassing van sancties 1.
Bij het bepalen van het soort en het niveau van de
administratieve sancties of maatregelen houden de bevoegde autoriteiten
rekening met de volgende criteria: (a)
de ernst en de duur van de schending; (b)
de mate van verantwoordelijkheid van de
verantwoordelijke persoon; (c)
de omvang en de financiële draagkracht van de
verantwoordelijke persoon, gezien de totale omzet van de verantwoordelijke
rechtspersoon of het jaarinkomen van de verantwoordelijke natuurlijke persoon; (d)
de grootte van de door de verantwoordelijke persoon
behaalde winsten, vermeden verliezen of de verliezen voor derden ten gevolge
van de inbreuk, in zoverre deze zijn vast te stellen; (e)
de mate van medewerking met de bevoegde autoriteit
door de verantwoordelijke persoon, onverminderd de noodzaak te zorgen voor
terugbetaling van de door de betreffende persoon behaalde winsten of vermeden
verliezen; (f)
eerdere inbreuken door de verantwoordelijke
persoon. 2.
Hiernaast kunnen bevoegde autoriteiten nog andere
factoren in overweging nemen, als die factoren in de nationale wetgeving zijn
vastgelegd. Artikel 62
Rapporteren van inbreuken 1.
De lidstaten stellen effectieve mechanismen in
werking om het rapporteren aan de bevoegde autoriteiten van inbreuken op deze
verordening te stimuleren. 2.
De in lid 1 bedoelde mechanismen omvatten ten
minste: (a)
specifieke procedures voor de ontvangst en het onderzoek
van rapporten over inbreuken; (b)
passende bescherming voor personen die potentiële
of actuele inbreuken rapporteren; (c)
bescherming van persoonsgegevens van zowel de
persoon die de potentiële of actuele inbreuken rapporteert als de beschuldigde
persoon, overeenkomstig de beginselen van Richtlijn 95/46/EG; (d)
een passende procedures ter waarborging van de
rechten op verdediging en om te worden gehoord van de beschuldigde persoon
voordat een definitieve beslissing wordt genomen die van invloed is op die
persoon en het recht op een effectieve voorziening in rechte bij een rechtbank
tegen elke beslissing of maatregel die van invloed is op die persoon. Titel VI
Gedelegeerde handelingen, overgangsbepalingen, wijziging van Richtlijn 98/26/EG
en slotbepalingen Artikel 63
Bevoegdheidsdelegatie De Commissie is bevoegd in overeenstemming met
artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de artikelen 2,
lid 2, 22, lid 6, 23, lid 1, 23, lid 4, 30, lid 1, 30, lid 3, 37, lid 1, 50,
lid 1, 50, lid 2, 50, lid 3, 51, lid 2 en 51, lid 3. Artikel 64
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te
stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde
voorwaarden. 2.
De bevoegdheid tot vaststelling van de in
artikel 63 bedoelde gedelegeerde handelingen wordt met ingang van de datum
van inwerkingtreding van deze verordening verleend voor onbepaalde tijd. 3.
De in artikel 63 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan
te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het
besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde
bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in
het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere
datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde
handelingen onverlet. 4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft
vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees
Parlement en de Raad. 5.
Een overeenkomstig artikel 63 vastgestelde
gedelegeerde handeling treedt alleen in werking als het Europees Parlement of
de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling
aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of
als zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de
termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen
bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees
Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. Artikel 65
Uitvoeringsbevoegdheden De Commissie is bevoegd uit hoofde van artikel
23, lid 6 en de derde alinea van artikel 52, lid 2, uitvoeringshandelingen vast
te stellen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de
onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 66, lid 2. Artikel 66
Comitéprocedure 1.
De Commissie wordt bijgestaan door het Europees
Comité voor het effectenbedrijf, dat is ingesteld bij Besluit 2001/528/EG van
de Commissie[25].
Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2.
Artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 is van
toepassing wanneer de Commissie de bij deze verordening verleende
uitvoeringsbevoegdheden uitoefent. Artikel 67
Overgangsbepalingen 1.
Instellingen waarvan onder de uit hoofde van
artikel 19, lid 4, vastgestelde voorwaarden kennisgeving is gedaan aan de ESMA
vragen binnen twee jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze
verordening alle vergunningen aan die noodzakelijk zijn voor de toepassing van
deze verordening. 2.
Binnen twee jaar vanaf de datum van
inwerkingtreding van deze verordening vraagt een in een derde land gevestigde
csd een vergunning aan bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin de csd
haar diensten verleent indien zij voornemens is haar diensten te verlenen op
basis van artikel 14, of vraagt zij erkenning bij de ESMA aan indien zij
voornemens is haar diensten te verlenen op basis van artikel 23. 3.
Indien een in een derde land gevestigde csd op de
datum van inwerkingtreding van deze verordening reeds diensten in een lidstaat
verleent in overeenstemming met het nationale recht van die lidstaat, mag die
csd diensten blijven verlenen totdat de in artikel 14 bedoelde vergunning of de
in artikel 23 bedoelde erkenning is verleend of verworpen. 4.
Koppelingen tussen een in een derde land gevestigde
csd en in de lidstaten vergunninghoudende csd's zijn toegestaan totdat de in
artikel 14 bedoelde vergunning of de in artikel 23 bedoelde erkenning is
verleend of verworpen. Artikel 68
Wijziging van Richtlijn 98/26/EG 1.
Het derde streepje van de eerste alinea van punt a)
van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG wordt vervangen door het volgende: "- die door de lidstaat waarvan het
recht toepasselijk is, onverminderd strengere algemeen toepasselijke
voorwaarden die door de nationale wet worden voorgeschreven, als systeem is
aangemerkt en bij de Europese Autoriteit voor effecten en markten is aangemeld,
nadat die lidstaat zich ervan heeft vergewist dat de regels van het systeem
adequaat zijn.". 2.
Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van
deze verordening stellen de lidstaten de maatregelen vast die noodzakelijk zijn
om aan de bepalingen van lid 1 te voldoen, publiceren zij deze en delen zij
deze aan de Commissie mee. Artikel 69
Rapporten en toetsing 1.
De ESMA dient, in samenwerking met de EBA en de in
de artikelen 9 en 11 bedoelde autoriteiten, bij de Commissie jaarlijkse
rapporten in waarin beoordelingen van trends, potentiële risico's en zwakke
plekken en, indien noodzakelijk, aanbevelingen voor voorkómende of verhelpende
maatregelen op de markten voor diensten die onder deze verordening vallen,
worden verstrekt. Een dergelijk rapport omvat ten minste: (a)
een beoordeling van de afwikkelingsefficiëntie voor
binnenlandse en grensoverschrijdende operaties voor elke lidstaat op basis van
het aantal en het volume van mislukte afwikkelingsoperaties, het bedrag van de
geldstraffen als bedoeld in artikel 7, lid 4, het aantal en de volumes van de
inkooptransacties als bedoeld in artikel 7, lid 4, en alle andere relevante
criteria; (b)
een beoordeling waarbij afwikkeling die niet in de
door csd's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen plaatsvindt, wordt
gemeten op basis van het aantal en het volume van transacties en alle andere
relevante criteria; (c)
een beoordeling van de grensoverschrijdende
verlening van diensten die onder deze verordening valt op basis van het aantal
en de soorten csd-koppelingen, het aantal buitenlandse deelnemers aan de door
csd's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen, het aantal en het volume van
transacties waarbij die deelnemers betrokken zijn, het aantal buitenlandse
uitgevende instellingen die hun effecten bij een csd vastleggen in
overeenstemming met artikel 47 en alle andere relevante criteria. 2.
De in lid 1 bedoelde rapporten betreffende een
kalenderjaar worden vóór 30 april van het volgende kalenderjaar aan de
Commissie meegedeeld. Artikel 70 Inwerkingtreding
en toepassing 1.
Deze verordening treedt in werking op de twintigste
dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de
Europese Unie. 2.
Artikel 5 is van toepassing vanaf
1 januari 2015. 3.
Artikel 3, lid 1, is van toepassing vanaf 1 januari
2020. Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, op 7.3.2012 Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter
BIJLAGE Lijst
van diensten Afdeling
A
Kerndiensten van centrale effectenbewaarinstellingen 1.
Initiële vastlegging van effecten in een giraal
systeem ('notarisdienst') 2.
Aanhouden van effectenrekeningen bovenaan de
houderschapsketen ('centrale dienst voor het aanhouden van
effectenrekeningen'); 3.
Exploiteren van een effectenafwikkelingssysteem
('afwikkelingsdienst'). Afdeling
B
Niet-bancaire nevendiensten van centrale effectenbewaarinstellingen Door de csd's verleende diensten die bijdragen
tot het vergroten van de veiligheid, efficiëntie en transparantie van de
effectenmarkt, inclusief: 1.
Diensten in verband met de afwikkelingsdienst,
zoals: (a)
organiseren van een effectenuitleenmechanisme als
agent voor deelnemers aan een effectenafwikkelingssysteem; (b)
verlenen van diensten voor zekerhedenbeheer als
agent voor deelnemers aan een effectenafwikkelingssysteem; (c)
afwikkelingsmatching, orderrouting,
transactiebevestiging, transactieverificatie. 2.
Diensten in verband met de notarisdiensten en
centrale diensten voor het aanhouden van effectenrekeningen, zoals: (a)
diensten in verband met aandeelhoudersregisters; (b)
initiëren van de verwerking van verrichtingen op
effecten, inclusief fiscale diensten, informatiediensten en diensten in verband
met algemene vergaderingen; (c)
diensten in verband met nieuwe uitgiften, inclusief
de toewijzing en het beheer van ISIN-codes en soortgelijke codes; (d)
orderrouting en orderverwerking, innen en verwerken
van vergoedingen en daarmee verband houdende rapportage. 3.
Aanhouden van effectenrekeningen in verband met de
afwikkelingsdienst, het zekerhedenbeheer en andere nevendiensten. 4.
Alle andere diensten, zoals: (a)
verlenen van algemene diensten voor
zekerhedenbeheer als agent; (b)
rapportering uit hoofde van de regulering; (c)
verstrekken van gegevens en statistieken aan
markt/censusbureaus; (d)
verlenen van IT-diensten. Afdeling
C
Bancaire nevendiensten 1.
Bancaire diensten voor de deelnemers aan een
effectenafwikkelingssysteem in verband met de afwikkelingsdienst, zoals (a)
verstrekken van rekening-courantrekeningen; (b)
aanvaarden van gelddeposito's; (c)
verstrekken van geldkrediet; (d)
uitlenen van effecten. 2.
Bancaire diensten in verband met andere kern- of
nevendiensten als bedoeld in de afdelingen A en B, zoals: (a)
verstrekken van rekening-courantrekeningen voor afwikkeling
en aanvaarden van gelddeposito's van houders van effectenrekeningen (b)
uitlenen van effecten aan houders van
effectenrekeningen; (c)
bancaire nevendiensten die de verwerking van
verrichtingen op effecten vergemakkelijken, zoals: –
i) voorfinanciering van effectenopbrengsten in de
vorm van inkomsten en aflossingen; –
ii) voorfinanciering van fiscale vorderingen. BIJLAGE FINANCIEEL
MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en)
1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en)
2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de
geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.2. Geraamde gevolgen
voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde gevolgen
voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid met
het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdrage van derden
aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten FINANCIEEL
MEMORANDUM
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
Verordening
van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de
effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale
effectenbewaarinstellingen (Central Securities Depositories – csd's) en
houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en) in de
ABM/ABB-structuur[26]
Interne
Markt – Financiële markten
1.3.
Aard van het voorstel/initiatief
ý Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[27] ¨ Het voorstel/initiatief betreft de
verlenging van een bestaande actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een
nieuwe actie
1.4.
Doelstellingen
1.4.1.
De met het voorstel/initiatief beoogde strategische
meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
Verhogen
van de veiligheid en efficiëntie van de financiële markten; versterken van de
interne markt voor financiële diensten.
1.4.2.
Specifieke doelstelling(en) en betrokken
ABM/ABB-activiteiten
Specifieke doelstellingen: In het licht van bovenstaande algemene doelstellingen worden de volgende specifieke doelstellingen nagestreefd: · vergroten van de veiligheid van grensoverschrijdende afwikkeling · vergroten van de efficiëntie van grensoverschrijdende afwikkeling · zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden voor csd-diensten.
1.4.3.
Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen Met het voorstel wordt beoogd: · verhogen van de veiligheid en efficiëntie van de afwikkeling door de harmonisering van de afwikkelingstermijnen en ervoor zorgen dat verreweg de meeste effecten giraal worden uitgegeven · verbeteren van de afwikkelingsdiscipline door het instellen van een passend en geharmoniseerd kader om mislukking van afwikkelingsoperaties te voorkomen · passend reguleren van alle in de EU opererende csd's · zorgen voor samenhang van de vereisten voor csd's en coördinatie in het toezicht door nationale toezichthouders · verminderen van de kosten van grensoverschrijdende afwikkeling voor beleggers · een groter keuzeaanbod voor uitgevende instellingen en beleggers door het vergroten van de toegang tot csd's · vergroten van concurrentieneutraliteit voor csd-diensten, hetgeen tot een betere kwaliteit en lagere prijzen van csd-diensten voor uitgevende instellingen en beleggers kan leiden.
1.4.4.
Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren
aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is
uitgevoerd. · een rapport waarin de efficiëntie van de afwikkeling voor elke EU-markt wordt beoordeeld. Als indicatoren kunnen gelden: aantal en volume van mislukte afwikkelingsoperaties (gedifferentieerd naar binnenlandse en grensoverschrijdende transacties), volume van csd-straffen, aantal inkoopprocedures en aantal gevallen van schorsing van lidmaatschap wegens systematisch mislukkende afwikkelingsoperaties · een rapport waarin het volume van marktklachten wordt gemeten om te beoordelen of harmonisatie van afwikkelingstermijnen tot verhoogde efficiëntie van verrichtingen op effecten heeft geleid · een rapport waarin internalisering van afwikkeling door bewaarnemers buiten door csd's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen wordt gemeten. Deze informatie is belangrijk wat betreft het systeemrisico en om te helpen beoordelen of EU-optreden in dat opzicht noodzakelijk kan zijn · een rapport waarin wordt beoordeeld of de grensoverschrijdende bedrijvigheid toeneemt. Mogelijke indicators zijn het aantal csd-koppelingen, het aantal buitenlandse deelnemers aan csd's, het transactievolume voor buitenlandse deelnemers en de aantallen uitgevende instellingen die toegang hebben tot buitenlandse csd's · een rapport waarin de prijzen in de EU voor de voornaamste csd-diensten worden geanalyseerd, zoals afwikkeling en bewaring voor grensoverschrijdende en binnenlandse transacties · een enquête onder csd's, uitgevende instellingen en andere marktinfrastructuren om te beoordelen in welke mate de genomen maatregelen de toegangsbarrières hebben opgeheven dan wel of er nog steeds hinderpalen (van praktische of wettelijke aard) bestaan
1.5.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.
Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet
worden voorzien
Als gevolg van de toepassing van de verordening in de lidstaten: · zouden de afwikkelingstermijnen worden geharmoniseerd · zouden verreweg de meeste effecten giraal worden uitgegeven · zou de afwikkelingsdiscipline worden vergroot door het instellen van een passend en geharmoniseerd kader om mislukking van afwikkelingsoperaties te voorkomen · zouden alle in de EU opererende csd's op basis van hetzelfde geheel van vereisten op passende wijze worden gereguleerd · zou de vergunningverlening aan en het toezicht op csd's worden geharmoniseerd en de coördinatie tussen nationale toezichthouders worden verbeterd · zou de toegang tot csd's (door uitgevende instellingen, andere csd's en andere marktinfrastructuren) en vanuit csd's (tot andere csd's en andere marktinfrastructuren) worden uitgebreid en zouden de voorwaarden voor toegang worden geharmoniseerd
1.5.2.
Toegevoegde waarde van de deelname van de EU
· Financiële markten hebben inherent een grensoverschrijdend karakter en wel steeds meer. De met betrekking tot csd-diensten, en vooral afwikkeling, in de EU vastgestelde problemen hebben in wezen op grensoverschrijdende transacties betrekking. In een grensoverschrijdende context zouden de oplossingen die individuele lidstaten op autonome en ongecoördineerde wijze toepassen, derhalve waarschijnlijk weinig doeltreffend zijn; · Wegens het systeemkritische karakter van csd's en de toenemende verwevenheid ervan in Europa is een gecoördineerd optreden vereist; · Bepaalde verwante regels vallen onder het bestaande communautaire acquis, namelijk de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten, de finaliteitsrichtlijn (SFD), de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten (MiFID), de richtlijn kapitaalvereisten (CRD) alsook de mogelijke toekomstige richtlijn effectenrecht. Elk nieuw voorstel zou dan ook naadloos op deze EU-maatregelen moeten aansluiten. Dit doel kan het best worden bereikt door middel van een gezamenlijke inspanning
1.5.3.
Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten
in het verleden is opgedaan
Csd's
zijn in die zin belangrijke instellingen voor de financiële markten dat zij
voor de vastlegging en bewaring van effecten zorgen en de systemen exploiteren
die de afwikkeling van effectentransacties, dat wil zeggen de effectieve
levering van effecten tegen geld, waarborgen. Als zodanig zijn zij, naast de
handelsplatforms, centrale tegenpartijen (ctp's) en transactieregisters (tr's),
belangrijke financiëlemarktinfrastructuren. Handelsplatforms worden gereguleerd
bij de richtlijn financiële instrumenten (MiFID), terwijl ctp's en tr's
eveneens op EU-niveau zullen zijn gereguleerd wanneer het voorstel voor een
verordening betreffende transacties in derivaten, centrale tegenpartijen en
transactieregisters door het Europees Parlement en de Raad zal zijn goedgekeurd
en in werking zal zijn getreden. De MiFID wordt sinds november 2007 toegepast
en heeft tot meer concurrentie tussen de platforms voor de handel in financiële
instrumenten en meer keuzemogelijkheden voor de beleggers op het stuk van
dienstenaanbieders en financiële instrumenten geleid.
1.5.4.
Samenhang en eventuele synergie met andere
relevante instrumenten
Sommige
kwesties zijn reeds bij bestaande uniale wetgeving geregeld. Zo zijn
effectenafwikkelingssystemen reeds omschreven bij Richtlijn 98/26/EG
betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en
effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen[28] en voorziet Richtlijn
2004/39/EG (MiFID) in bepaalde regels voor de toegang door de marktdeelnemers
tot het effectenafwikkelingssysteem van hun keuze. Andere kwesties staan in
Commissievoorstellen. Zo heeft het Commissievoorstel over baissetransacties en
bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps ook betrekking op
afwikkelingsdiscipline voor bepaalde categorieën van financiële instrumenten,
en stelt het Commissievoorstel over transacties in derivaten, centrale
tegenpartijen en transactieregisters regels in voor clearing, een proces dat
nauw verwant is aan afwikkeling. De voorgestelde verordening is in
overeenstemming met deze uniale teksten.
1.6.
Duur en financiële gevolgen
¨ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
¨ Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met
[DD/MM]JJJJ –
¨ Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ ý Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2013 tot en
met 2015, –
gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.
Beheersvorm(en[29])
¨ Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie ¨ Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan: –
¨ uitvoerende agentschappen –
ý door de Unie opgerichte organen[30] –
¨ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van
titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die
worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het
Financieel Reglement ¨ Gedeeld beheer met
lidstaten ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen ¨ Gezamenlijk beheer
met internationale organisaties (geef aan welke) Verstrek, als meer dan
een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen". Opmerkingen -
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1.
Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en
voorwaarden. Artikel 81
van de ontwerpverordening tot oprichting van de Europese Autoriteit voor
effecten en markten (ESMA) voorziet in een om de drie jaar na de effectieve
start van de werkzaamheden te verrichten evaluatie van de met de werking van de
ESMA opgedane ervaring. Hiertoe publiceert de Commissie een aan het Europees
Parlement en de Raad te zenden algemeen verslag.
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.2.1.
Mogelijke risico's
Er is een effectbeoordeling voor het voorstel tot hervorming van het stelsel voor financieel toezicht in de EU verricht ter begeleiding van de ontwerpverordeningen tot oprichting van de Europese Bankautoriteit, tot oprichting van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en tot oprichting van de Europese Autoriteit voor effecten en markten. De extra instrumenten voor de ESMA waarin het voorliggende voorstel voorziet, zijn nodig om de ESMA in staat te stellen haar bevoegdheden uit te oefenen, en met name haar rol ten aanzien van het volgende te vervullen: · zorgen voor een geharmoniseerd en verbeterd regime voor afwikkelingsdiscipline door consistente monitoring en rapportering te waarborgen op het gebied van mislukte afwikkelingsoperaties en normen op te stellen voor de maatregelen om mislukte afwikkelingsoperaties te voorkomen en aan te pakken · zorgen voor harmonisatie en coördinatie van de regels die voor csd's gelden door het opstellen van normen · versterken en waarborgen van consistente toepassing van nationale reguleringsbevoegdheden door het geven van richtsnoeren betreffende de samenwerking tussen autoriteiten en het opstellen van normen om de inhoud van de vergunningsaanvraag en de informatie die voor toezichtdoeleinden aan de bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt en tussen autoriteiten moet worden uitgewisseld nader te bepalen · zorgen voor het coördineren en harmoniseren van de toegangsvoorwaarden voor ondernemingen van derde landen · zorgen voor harmonisatie en coördinatie van regels betreffende toegang tot csd's door deelnemers, uitgevende instellingen en andere csd's, en tussen csd's en andere marktinfrastructuren Doordat deze instrumenten ontbraken, was de ESMA niet in staat haar rol tijdig en efficiënt te vervullen. 2.2.2. Controlemiddel(en) De
beheers- en controlesystemen waarin de ESMA-verordening voorziet, zijn ook van
toepassing in het kader van de rol die de ESMA uit hoofde van het voorliggende
voorstel vervult. De
Commissie zal bij de eerste beoordeling een besluit nemen over het definitieve
geheel van indicatoren ter beoordeling van de prestaties van de ESMA. Voor de
definitieve beoordeling zullen de kwantitatieve indicatoren even belangrijk
zijn als kwalitatief bewijs dat tijdens de raadplegingen is verzameld. De
evaluatie zal om de drie jaar plaatsvinden.
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en
onregelmatigheden
Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. Met
het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen
is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad
van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor
fraudebestrijding (OLAF) zonder enige beperking van toepassing op de ESMA. De
ESMA treedt toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999
tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van
de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het
Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en treft onverwijld passende
voorzieningen die op alle personeelsleden van de ESMA van toepassing zijn. In
de financieringsbesluiten en de overeenkomsten en
tenuitvoerleggingsinstrumenten dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat de
Rekenkamer en OLAF alle nodig controles ter plaatse mogen uitvoeren bij de
begunstigden van door de ESMA toegekende financiering en bij het personeel dat
verantwoordelijk is om de financiering toe te kennen.
3.
GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
· Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven In volgorde van de rubrieken van het meerjarige
financiële kader en de begrotingsonderdelen Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage Aantal [Beschrijving……………………...……….] || GK/ NGK ([31]) || van EVA-landen[32] || van kandidaat-lidstaten[33] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement || 12.0404.01 [ESMA - Subsidiëring onder titels 1 en 2 (Administratieve en personeelsuitgaven)] || Gespl. || JA || NEE || NEE || NEE · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van de rubrieken van het meerjarige
financiële kader en de begrotingsonderdelen -
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven
in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader || 1A || Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid DG: MARKT || || || Jaar 2013[34] || Jaar 2014 || Jaar 2015 || || || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || 12.0404.01 || Vastleggingen || (1) || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093 Betalingen || (2) || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093 Administratieve kredieten gefinancierd uit de financiële middelen van bepaalde beleidsprogramma’s[35] || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || || || || || || TOTAAL kredieten voor DG MARKT || Vastleggingen || =1+1a +3 || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093 Betalingen || =2+2a+3 || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093 TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093 Betalingen || (5) || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093 TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 1A van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093 Betalingen || =5+ 6 || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093 Commentaar: De bovenstaande beleidskredieten houden verband
met de overeenkomstig het voorstel aan de ESMA toegewezen specifieke taken: 1) Taken in verband met afwikkelingsdiscipline
(2 reguleringsnormen, 1 richtsnoer en bewaartaken) Deze maatregelen zijn erop gericht consistente
monitoring en rapportage inzake mislukte afwikkelingsoperaties in te voeren en
het aantal mislukte afwikkelingsoperaties te verminderen door de implementatie
van strikte preventieve en beboetingsmaatregelen. De ESMA moet twee technische reguleringsnormen
opstellen betreffende maatregelen om mislukking van afwikkelingsoperaties te
voorkomen, monitoringinstrumenten om operaties die waarschijnlijk zullen
mislukken te identificeren, maatregelen om mislukte operaties aan te pakken en
nadere regels voor het monitoring- en rapporteringssysteem met betrekking tot
mislukte operaties. De ESMA moet eveneens ten behoeve van de
autoriteiten richtsnoeren geven teneinde te zorgen voor de consistente,
efficiënte en effectieve handhaving van de maatregelen om mislukte
afwikkelingsoperaties te voorkomen en aan te pakken. Ook zal de ESMA van de bevoegde autoriteiten
relevante gegevens over mislukte afwikkelingsoperaties ontvangen. 2) Taken in verband met vergunningverlening aan
en toezicht op csd's (3 reguleringsnormen, 4 uitvoeringsnormen, 1 richtsnoer,
bewaartaken en permanente taken) Deze maatregelen zijn gericht op de invoering
van een samenhangend vergunnings- en toezichtskader voor csd's en de
uitbreiding van de samenwerking tussen autoriteiten. Een en ander zou de
reguleringslast op csd's met grensoverschrijdende activiteiten moeten
verlichten. De ESMA dient drie technische reguleringsnormen en
vier technische uitvoeringsnormen betreffende de inhoud van de
vergunningsaanvraag, de door csd's aan de bevoegde autoriteiten verstrekte
informatie, de met het oog op toezicht tussen autoriteiten uitgewisselde
informatie en de samenwerking tussen autoriteiten van het land van herkomst en
het land van ontvangst op te stellen. De ESMA moet richtsnoeren opstellen om te zorgen
voor consistente, efficiënte en effectieve samenwerking tussen autoriteiten bij
de verschillende beoordelingen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de
verordening. De ESMA moet een gedetailleerd register van
csd-activiteiten in de Unie, inclusief de namen van vergunninghoudende csd's en
van door csd's geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen, verleende diensten,
verantwoordelijke autoriteiten, csd's uit derde landen, enz. bijhouden. De ESMA speelt een belangrijke rol met betrekking
tot csd's van buiten de EU die voornemens zijn een bijkantoor op te richten of
diensten te verlenen zonder een bijkantoor in de Unie op te richten of die
voornemens zijn een koppeling met een csd in de Unie in te stellen. Meer
bepaald moet de ESMA beoordelen of die csd's daadwerkelijk aan
vergunningsplicht en toezicht zijn onderworpen in hun landen van herkomst en
samenwerkingsovereenkomsten met de bevoegde autoriteiten in die landen sluiten. De ESMA zal ook een aantal andere permanente taken
hebben, inclusief optreden bij meningsverschillen tussen autoriteiten van de
lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst, en wordt op de hoogte
gebracht bij noodsituaties. 3) Taken in verband met de vereisten voor csd's
(8 reguleringsnormen, 2 uitvoeringsnormen, 1 richtsnoer, permanente taken) Deze maatregelen zijn erop gericht consistente
vereisten voor csd's in te voeren met betrekking tot organisatorische en
corporate governance-aangelegenheden, bedrijfsvoering, diensten en prudentieel
kader. Als gevolg daarvan zou een veiligere omgeving voor csd-diensten moeten
ontstaan en zou de reguleringslast op csd's met grensoverschrijdende
activiteiten verder moeten verlichten. De ESMA moet acht technische reguleringsnormen en
twee technische uitvoeringsnormen opstellen ter nadere bepaling van een aantal
reguleringsvereisten voor csd's, namelijk voor organisatorische kwesties,
bewaren van vastleggingen, toegang door deelnemers, aansluiting van
effectenrekeningen, scheiding van effectenrekeningen, definitief karakter van
afwikkeling, beperking van operationeel risico, kapitaalvereisten en
csd-koppelingen. De ESMA moet eveneens richtsnoeren geven
betreffende de regels en procedures van csd's voor het managen van de wanbetaling
van een deelnemer. De ESMA moet ook permanente taken uitvoeren als
gevolg van haar bevoegdheid om op te treden bij meningsverschillen tussen
autoriteiten met betrekking tot de toegang van deelnemers tot csd's. 4) Taken in verband met toegangsvereisten (3
uitvoeringsnormen, permanente taken) Deze maatregelen zijn erop gericht de
efficiëntie te vergroten door voor uitgevende instellingen en beleggers toegang
tot de csd van hun keuze mogelijk te maken De ESMA moet drie technische uitvoeringsnormen opstellen
met betrekking tot de procedure voor toegang door uitgevende instellingen tot
csd's, tussen csd's en tussen csd's en andere marktinfrastructuren. De ESMA moet voorts permanente taken uitvoeren als
gevolg van haar bevoegdheid om op te treden bij meningsverschillen tussen
autoriteiten met betrekking tot toegang. 5) Taken in verband met de monitoring en
evaluatie van het voorstel (2 jaarlijkse rapporten) De ESMA zal twee jaarlijkse rapporten moeten
opstellen, één om de afwikkelingsefficiëntie voor elke EU-markt te beoordelen
op basis van gestandaardiseerde rapportage van mislukte afwikkelingsoperaties
door de marktspelers, het tweede om op basis van de in het ESMA-register
vastgelegde gegevens te beoordelen of de grensoverschrijdende bedrijvigheid toeneemt.
Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven" in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || || || TOTAAL DG: MARKT || Personele middelen || 0 || 0 || 0 || || || || || Andere administratieve uitgaven || 0 || 0 || 0 || || || || || TOTAAL DG MARKT || Kredieten || 0 || 0 || 0 || || || || || TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0 || 0 || 0 || || || || || in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || || || Jaar 2013[36] || Jaar 2014 || Jaar 2015 || || || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093 Betalingen || 0,385 || 0,354 || 0,354 || || || || || 1,093
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig –
ý Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: De specifieke doelstellingen van het voorstel zijn
uiteengezet in punt 1.4.2. Zij zullen worden verwezenlijkt middels de op
nationaal niveau uit te voeren wetgevingsmaatregelen en deelname van de ESMA.
Hoewel het niet mogelijk is concrete numerieke outputs aan elke
beleidsdoelstelling toe te wijzen, zijn de rol van de ESMA en haar bijdrage tot
het realiseren van de doelstellingen van het voorstel in detail beschreven in
punt 3.2.1.
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1.
Samenvatting
–
ý Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig,
zoals hieronder nader wordt beschreven:
3.2.3.2.
Geraamde personeelsbehoeften
–
ý Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Opmerking: Er zijn geen extra personele en administratieve
middelen binnen DG MARKT vereist als gevolg van het voorstel. De middelen die
momenteel worden ingezet om Richtlijn 1997/9/EG te monitoren, worden
gehandhaafd.
3.2.4.
Verenigbaarheid met het huidige meerjarige
financiële kader
–
¨ Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige
financiële kader –
ý Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarige financiële kader Het voorstel voorziet in extra taken voor de ESMA. Dit
vereist bijkomende middelen onder begrotingsonderdeel 12.0404. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[37].
3.2.5.
Bijdrage van derden aan de financiering
–
¨ Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden –
ý Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder
wordt geraamd: Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || || || Totaal Lidstaten via nationale toezichthouders EU * || 0,577 || 0,531 || 0,531 || || || || || 1,639 TOTAAL medegefinancierde kredieten || 0,577 || 0,531 || 0,531 || || || || || 1,639 * De schatting is
gebaseerd op het huidige financieringsmechanisme in de ESMA-verordening
(lidstaten 60% - Gemeenschap 40%).
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–
ý Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de
ontvangsten –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: –
¨ voor de eigen middelen –
¨ voor de diverse ontvangsten Bijlage bij het financieel memorandum bij
het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie,
betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (Central Securities
Depositories – csd's) en houdende wijziging van Richtlijn 98/26/EG Wat de personeelsuitgaven (titel 1)
betreft, zijn de kosten die verband houden met de door de ESMA te vervullen
taken geraamd overeenkomstig de kostenclassificatie in de ontwerpbegroting voor
2012 van de ESMA, zoals ingediend bij de Commissie. Het voorstel van de Commissie omvat bepalingen
op grond waarvan de ESMA 13 technische reguleringsnormen en 9 technische
uitvoeringsnormen moet ontwikkelen die moeten waarborgen dat bepalingen met een
uitermate technisch karakter in de gehele EU op consistente wijze ten uitvoer
worden gelegd. Bovendien zal de ESMA ook belast zijn met de ontwikkeling van 3
richtsnoeren, vooral om efficiënte en effectieve samenwerking tussen
autoriteiten te waarborgen, 2 jaarlijkse rapporten, om de doeltreffendheid van
de verordening te monitoren en te evalueren, met het aanhouden van het register
van csd's en met een aantal andere permanente taken. Wat de timing betreft is ervan uitgegaan dat
de verordening begin 2013 in werking zal treden en dat de bijkomende
ESMA-middelen bijgevolg vanaf 2013 vereist zullen zijn. De ramingen van het
bijkomende personeel hebben enkel betrekking op de technische normen,
richtsnoeren en rapporten die de ESMA moet opstellen; er is vanuit gegaan dat
de ESMA haar andere permanente taken, zoals in verband met erkenning van csd's
van buiten de EU en bemiddeling tussen autoriteiten, met haar bestaande
personeel kan uitvoeren. Wat de kern van de functies betreft, vereist de
geslaagde en tijdige levering van nieuwe technische normen met name extra
beleids- en juridische medewerkers en medewerkers voor de effectbeoordelingen. De uitgangspunten bij de beoordeling van de
impact op het aantal vereiste fte's om de technische normen, richtsnoeren en
rapporten te ontwikkelen, waren als volgt: · één beleidsmedewerker stelt gemiddeld 5 technische normen op per jaar
en dezelfde beleidsmedewerker kan de desbetreffende richtsnoeren en rapporten
opstellen. Dit betekent dat 4 beleidsmedewerkers nodig zijn; · één effectbeoordelingsmedewerker is nodig voor de voornoemde technische
normen; · één juridisch medewerker is nodig voor de voornoemde technische normen
en richtsnoeren. Dit betekent dat vanaf 2013 6 bijkomende fte's
nodig zijn; Er is aangenomen dat deze toename in fte's in
2014 en 2015 zal aanhouden aangezien de normen hoogstwaarschijnlijk pas in 2014
voltooid zullen zijn en in 2015 wijzigingen vereist kunnen zijn. Andere veronderstellingen: · op basis van de verdeling van fte's in de ontwerpbegroting voor 2012,
is aangenomen dat de bijkomende 6 fte's bestaan uit 4 tijdelijke
functionarissen (74%), 1 gedetacheerde nationale deskundige (16%) en 1
arbeidscontractant (10%); · de gemiddelde jaarlijkse loonkosten voor de verschillende
personeelscategorieën zijn gebaseerd op richtsnoeren van DG BUDG; · de loonwegingscoëfficiënt voor Parijs bedraagt 1,27; · de opleidingskosten zijn geraamd op 1 000 euro per fte per jaar; · de kosten van dienstreizen zullen naar schatting 10 000 euro
bedragen (raming op basis van de ontwerpbegroting voor 2012 van de kosten van
dienstreizen per personeelslid); · kosten voor aanwervingen (reiskosten, hotelkosten, medische
onderzoeken, installatie en overige toelagen, verhuizingkosten enz.) ten
bedrage van 12 700 euro (raming op basis van de ontwerpbegroting voor
2012 van de kosten voor de indienstneming van een nieuw personeelslid). De berekeningsmethode voor de toename van de
vereiste begroting voor de komende drie jaar wordt meer in detail toegelicht in
de tabel hierna. Bij de berekening wordt ervan uitgegaan dat 40% van de kosten
uit de Uniebegrotingsmiddelen wordt gefinancierd. Soort kosten || Berekening || Bedrag (in duizenden) || || 2013 || 2014 || 2015 || Totaal || || || || || Titel 1: personeelsuitgaven || || || || || || || || || || 11 Salarissen en toelagen || || || || || - waarvan tijdelijke functionarissen || =4*127*1,27 || 645 || 645 || 645 || 1,935 - waarvan gnd's || =1*73*1,27 || 93 || 93 || 93 || 278 - waarvan arbeidscontractanten || =1*64*1,27 || 81 || 81 || 81 || 244 || || || || || 12 Uitgaven in verband met aanwerving || =6*12,7 || 76 || || || 76 || || || || || 13 Uitgaven voor dienstreizen || =6*10 || 60 || 60 || 60 || 180 || || || || || 15 Opleiding || =6*1 || 6 || 6 || 6 || 18 || || || || || Totaal titel 1: personeelsuitgaven || || 961 || 885 || 885 || 2,732 || || || || || Waarvan communautaire bijdrage (40%) || || 385 || 354 || 354 || 1,093 Waarvan bijdrage van de lidstaten (60%) || || 577 || 531 || 531 || 1,639 In de volgende
tabel is de voorgestelde personeelsformatie te zien voor de vier posten voor
tijdelijk functionaris: Functiegroep en rang || Tijdelijke posten || AD 8 || 1 AD 7 || 1 AD 6 || 1 AD 5 || 1 || AD totaal || 4 [1] PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45. [2] PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1. [3] PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45. [4] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1. [5] COM(2010) 716 van 8.12.2010. [6] PB C […] van [...], blz. […]. [7] PB C […] van [...], blz. […]. [8] PB L 166 van 11.6.1998,
blz. 45. [9] FSB "Reducing the moral hazard posed by
systemically important financial institutions", 20 oktober 2010. [10] Conclusies van de 2911e ECOFIN-Raad, 2 december
2008. [11] PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32. [12] PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1. [13] PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43. [14] PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. [15] PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. [16] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1. [17] "European Code of Conduct for Clearing and
Settlement", op 7 november 2006 ondertekend door FESE (Federation of
European Securities Exchanges), EACH (European Association of Clearing Houses)
en EcsdA (European Central Securities Depositories Association). [18] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. [19] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1. [20] PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84. [21] PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12. [22] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [23] PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120. [24] PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6. [25] PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45. [26] ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based
Budgeting. [27] In de zin van artikel 49, lid 6, onder a)
of b), van het Financieel Reglement. [28] PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45. [29] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [30] In de zin van artikel 185 van het Financieel
Reglement. [31] GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten. [32] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [33] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële
kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan. [34] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [35] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [36] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [37] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel
Akkoord.