This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0019
Proposal for a COUNCIL DECISION on the signature, on behalf of the European Union, and provisional application of the Common Aviation Area Agreement between the European Union and its Member States, of the one part, and the Republic of Moldova, of the other part
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake de gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake de gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds
/* COM/2012/019 definitief - 2012/0004 (NLE) */
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake de gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds /* COM/2012/019 definitief - 2012/0004 (NLE) */
TOELICHTING 1. Achtergrond van het voorstel || · Motivering en doel van het voorstel Op basis van een mandaat dat de Raad in juni 2011 heeft verleend, heeft de Commissie onderhandeld over een Overeenkomst betreffende de totstandbrenging van een Europese gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds. De luchtdiensten tussen de EU en de Republiek Moldavië zijn momenteel geregeld in bilaterale overeenkomsten tussen afzonderlijke lidstaten en de Republiek Moldavië. In het kader van het externe luchtvaartbeleid van de EU wordt met buurlanden onderhandeld over uitgebreide overeenkomsten voor luchtdiensten, voor zover is aangetoond dat dergelijke overeenkomsten een toegevoegde waarde hebben en economische voordelen opleveren. Doelstellingen van de Overeenkomst: - de markten geleidelijk en wederzijds openstellen, voor wat de toegang tot routes en capaciteit betreft; - aanzetten tot regelgevende samenwerking en harmonisering van regels en benaderingen, op basis van de EU-wetgeving op luchtvaartgebied; - luchtdiensten bevorderen op basis van mededinging tussen luchtvaartmaatschappijen, met zo weinig mogelijk overheidsinmenging en regulering; - non-discriminatie en een gelijk speelveld voor ondernemingen. || · Algemene context Het algemene doel van de onderhandelingsrichtsnoeren was te onderhandelen over een uitgebreide luchtvervoersovereenkomst, teneinde de toegang tot elkaars markten geleidelijk en wederzijds te liberaliseren en te zorgen voor overeenstemming van de regelgeving en effectieve toepassing van de EU-normen. Op 26 oktober 2011 hebben beide partijen een ontwerpovereenkomst geparafeerd, overeenkomstig de onderhandelingsrichtsnoeren. || · Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied De bepalingen van de overeenkomst hebben voorrang op de relevante bepalingen van de bestaande bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen lidstaten en de Republiek Moldavië. Het is echter toegestaan bestaande verkeersrechten die voortvloeien uit deze bilaterale overeenkomsten en die niet onder de onderhavige Overeenkomst vallen, verder te blijven uitoefenen voor zover dit geen aanleiding geeft tot discriminatie tussen de lidstaten en hun onderdanen. || · Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie De sluiting van een uitgebreide luchtvervoersovereenkomst met de Republiek Moldavië is een belangrijke stap in de ontwikkeling van het externe luchtvaartbeleid van de EU, en met name de ruimere Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte, zoals omschreven in Mededeling COM(2005) 79 definitief van de Commissie "Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap". 2. Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling De Commissie heeft de onderhandelingen gevoerd in overleg met een bijzonder comité, overeenkomstig artikel 218, lid 4, van het VWEU. Bovendien heeft zij gedurende het volledige onderhandelingsproces de belanghebbenden geraadpleegd. || · Raadpleging van belanghebbende partijen || Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten De Commissie heeft overleg gepleegd met belanghebbenden, met name via het Overlegforum, bestaande uit vertegenwoordigers van luchtvaartmaatschappijen, luchthavens en vakbonden. || Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden Bij de voorbereiding van het onderhandelingsstandpunt van de Unie is rekening gehouden met alle opmerkingen van de belanghebbenden. || · Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid || Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. || · Effectbeoordeling De Overeenkomst zorgt voor de geleidelijke openstelling van de markt voor luchtvervoer tussen de EU en de Republiek Moldavië. In een verslag dat consultants in 2011 voor de Commissie hebben opgesteld, wordt de economische winst van een dergelijke overeenkomst geraamd op ongeveer 17 miljoen euro per jaar (vooral door lagere luchtvaarttarieven, een toename van het luchtvervoer en de bijbehorende economische activiteit). Uit de analyse bleek ook dat de luchtvaarttarieven op populaire routes waarschijnlijk sterk zullen dalen ten gevolge van de toegenomen concurrentie. De Overeenkomst zou ook helpen bij het oplossen van zakelijke problemen voor EU-luchtvaartmaatschappijen. Dit verslag is via de CIRCA-gegevensbank ter beschikking gesteld van de lidstaten en belanghebbenden. De Overeenkomst voorziet in de oprichting van een Gemengd Comité dat tot taak krijgt zich bezig te houden met de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst en de beoordeling van het effect ervan. 3. Juridische elementen van het voorstel || · Samenvatting van de voorgestelde maatregel De Overeenkomst bestaat uit de hoofdtekst, waarin de basisbeginselen zijn uiteengezet, en twee bijlagen: bijlage I heeft betrekking op het routeschema, de verkeersrechten en de operationele flexibiliteit, en bijlage II op bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten. || · Rechtsgrondslag Artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, leden 5 en 8, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. || · Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen. || De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. || De bepalingen van de Overeenkomst hebben voorrang op de relevante bepalingen van de bestaande regelingen van individuele lidstaten. De Overeenkomst creëert gelijke en uniforme voorwaarden voor markttoegang voor alle EU-luchtvaartmaatschappijen tegelijk en voert nieuwe regelingen in voor regelgevende samenwerking en convergentie tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië op gebieden die van essentieel belang zijn voor de veilige, beveiligde en efficiënte exploitatie van luchtdiensten. Deze regelingen zijn alleen mogelijk op EU-niveau, omdat het hier gaat om een aantal gebieden waarvoor uitsluitend de Unie bevoegd is. || De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) beter door een optreden van de Unie worden verwezenlijkt. || De Overeenkomst voorziet in de gelijktijdige uitbreiding van haar bepalingen tot de 27 lidstaten, waarbij dezelfde regels zonder onderscheid van toepassing zijn op en ten goede komen aan alle EU-luchtvaartmaatschappijen, ongeacht hun land van herkomst. De luchtvaartmaatschappijen zullen vrij vluchten kunnen uitvoeren van ieder punt in de Europese Unie naar ieder punt in de Republiek Moldavië, hetgeen nu niet het geval is. || Door de opheffing van alle markttoegangsbeperkingen tussen de EU en de Republiek Moldavië zullen niet alleen nieuwe spelers op de markt komen en kansen ontstaan om naar onvoldoende bediende luchthavens te vliegen, maar zal ook de consolidatie tussen EU-luchtvaartmaatschappijen worden bevorderd. || De Overeenkomst garandeert dat alle EU-luchtvaartmaatschappijen toegang krijgen tot commerciële opportuniteiten, zoals de mogelijkheid om vrij prijzen vast te stellen. Een andere doelstelling van het mandaat was een gelijk speelveld te creëren voor alle luchtvaartmaatschappijen uit de EU en Moldavië; hiervoor is intensieve samenwerking op regelgevingsgebied vereist, hetgeen alleen mogelijk is op het niveau van de Unie. Een laatste belangrijke doelstelling van het mandaat was een kader te creëren voor het aanpakken en oplossen van zakelijke problemen waarmee EU-maatschappijen in de Republiek Moldavië worden geconfronteerd. De Unie kan grotere druk uitoefenen om deze problemen op te lossen dan de individuele lidstaten. || Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. || · Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. || Er wordt een Gemengd Comité opgericht voor het bespreken van kwesties met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst. Dit Gemengd Comité zal toezicht houden op de veiligheidsaspecten van de Overeenkomst, zal overleg op deskundigenniveau over nieuwe initiatieven of ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving aanmoedigen en mogelijke gebieden voor verdere uitbreiding van de Overeenkomst bekijken. Het Gemengd Comité wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten. || De lidstaten blijven hun traditionele administratieve taken met betrekking tot internationaal luchtvervoer uitvoeren, maar in het kader van gemeenschappelijke regels die uniform worden toegepast. · || · Keuze van instrumenten || Voorgesteld(e) instrument(en): internationale overeenkomst || Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn: externe luchtvaartbetrekkingen kunnen alleen kracht worden bijgezet door internationale overeenkomsten. 4. Gevolgen voor de begroting || Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie. || 2012/0004 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de
Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake de
gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten,
enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, juncto artikel 218, leden 5
en 8, eerste alinea, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De Commissie heeft namens de Unie en de lidstaten
onderhandeld over een Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke
luchtvaartruimte met de Republiek Moldavië (hierna "de Overeenkomst"
genoemd), overeenkomstig het besluit van de Raad van 16 juni 2011 waarbij de
Commissie wordt gemachtigd onderhandelingen te openen. De onderhandelingen zijn
met succes afgerond en zijn uitgemond in de parafering van de Overeenkomst op
26 oktober 2011. (2)
Onder voorbehoud van sluiting op een later tijdstip
dient de Overeenkomst te worden ondertekend en voorlopig te worden toegepast
door de Unie en de lidstaten, HEEFT HET
VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: Artikel
1 Ondertekening 1. De ondertekening van de
Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese
Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, wordt
hierbij goedgekeurd namens de Unie, onder voorbehoud van de sluiting van deze
Overeenkomst. De tekst van de Overeenkomst is als bijlage dit
besluit gevoegd. 2. Het secretariaat-generaal van
de Raad stelt het volmachtinstrument op dat de persoon (personen) die daartoe
door de onderhandelaar over de Overeenkomst is (zijn) aangewezen, machtiging
verleent de Overeenkomst, onder voorbehoud van de sluiting ervan, te
ondertekenen. Artikel 2 Voorlopige
toepassing In afwachting van de inwerkingtreding van de
Overeenkomst wordt ze vanaf de datum van de ondertekening voorlopig toegepast
door de Unie en de lidstaten, overeenkomstig hun interne procedures en/of
nationale wetgeving, voor zover van toepassing. Artikel
3 Gemengd
Comité 1. Vertegenwoordigers van de
Europese Unie en de lidstaten maken deel uit van het bij artikel 22 van de
Overeenkomst opgerichte Gemengd Comité. 2. De Europese Unie wordt in het
Gemengd Comité vertegenwoordigd door de Commissie. 3. Het door de Europese Unie in
het Gemengd Comité in te nemen standpunt inzake onder de exclusieve bevoegdheid
van de EU vallende zaken die geen besluit met juridische gevolgen vereisen,
wordt vastgesteld door de Commissie en van tevoren bekendgemaakt aan de Raad. 4. Voor beslissingen van het
Gemengd Comité die onder de bevoegdheid van de EU vallen, wordt het door de
Europese Unie in te nemen standpunt vastgesteld door de Raad die, op voorstel
van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, tenzij
de in de EU-Verdragen vastgelegde stemprocedures anders bepalen. 5. Voor beslissingen van het
Gemengd Comité die onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, wordt het door
de Europese Unie en haar lidstaten in te nemen standpunt vastgesteld door de
Raad die, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen besluit,
tenzij een lidstaat het secretariaat-generaal van de Raad binnen één maand na
de vaststelling van dat standpunt heeft meegedeeld dat het alleen met de door
het Gemengd Comité te nemen beslissing kan instemmen als zijn wetgevende
instanties daarmee akkoord gaan. Artikel
4 Arbitrage 1. De Commissie vertegenwoordigt
de Unie in arbitrageprocedures overeenkomstig artikel 23 van de Overeenkomst. 2. Iedere krachtens artikel 23
van de Overeenkomst te nemen maatregel inzake aangelegenheden die onder de
bevoegdheid van de Unie vallen, wordt genomen door de Commissie, in overleg met
een Bijzonder Comité van door de Raad benoemde vertegenwoordigers van de
lidstaten. Artikel
5 Informatieverstrekking
aan de Commissie 1. De lidstaten stellen de
Commissie van tevoren in kennis van het voornemen om de vergunning van een
luchtvaartmaatschappij van de Republiek Moldavië overeenkomstig artikel 5 van
de Overeenkomst te weigeren, in te trekken, te schorsen of te beperken. 2. De lidstaten stellen de
Commissie onmiddellijk in kennis van verzoeken of aanmeldingen die zij uit
hoofde van artikel 14 (Veiligheid van de luchtvaart) van de Overeenkomst hebben
gedaan of ontvangen. 3. De lidstaten stellen de
Commissie onmiddellijk in kennis van verzoeken of aanmeldingen die zij uit
hoofde van artikel 15 (Beveiliging van de luchtvaart) van de Overeenkomst
hebben gedaan of ontvangen. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter
[…] BIJLAGE OVEREENKOMST
INZAKE EEN GEMEENSCHAPPELIJKE LUCHTVAARTRUIMTE TUSSEN
DE EUROPESE UNIE EN HAAR LIDSTATEN EN DE
REPUBLIEK MOLDAVIË HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE REPUBLIEK CYPRUS, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND, IERLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK SPANJE, DE FRANSE REPUBLIEK, DE ITALIAANSE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK CYPRUS, DE REPUBLIEK LETLAND, DE REPUBLIEK LITOUWEN, HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG, HONGARIJE, MALTA, HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN, DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE REPUBLIEK POLEN, DE PORTUGESE REPUBLIEK, ROEMENIË, DE REPUBLIEK SLOVENIË, DE SLOWAAKSE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK FINLAND, HET KONINKRIJK ZWEDEN, HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË
EN NOORD-IERLAND, partijen bij het Verdrag betreffende de
Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
(hierna gezamenlijk "de EU-Verdragen" genoemd) en lidstaten van de
Europese Unie (hierna "de lidstaten" genoemd), en DE EUROPESE UNIE, enerzijds,
en DE REPUBLIEK MOLDAVIË, anderzijds, NOTA NEMENDE van de Partnerschaps- en
samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten,
enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, die op 28 november 1994 te
Brussel is opgesteld; DE WENS UITDRUKKENDE een gemeenschappelijke
luchtvaartruimte tot stand te brengen, gebaseerd op de doelstelling om de
toegang tot de markten van de partijen open te stellen onder gelijke
concurrentievoorwaarden en met inachtneming van dezelfde regels, met name op
het gebied van veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer, sociale aspecten
en milieu; DE WENS UITDRUKKENDE de uitbreiding van de
luchtvervoersmogelijkheden te vergemakkelijken, onder meer via de ontwikkeling
van luchtvervoersnetwerken, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van
passagiers en expediteurs aan passende luchtvervoersdiensten; ERKENNENDE dat luchtvervoer belangrijk is voor
het bevorderen van handel, toerisme en investeringen; NOTA NEMENDE van het Verdrag inzake de internationale
burgerluchtvaart, voor ondertekening opengesteld te Chicago op 7 december 1944; OVEREENKOMENDE dat het belangrijk is de regels
betreffende de gemeenschappelijke luchtvaartruimte te baseren op de relevante
geldende wetgeving in de Europese Unie, zoals vastgesteld in bijlage III bij
deze overeenkomst; ERKENNENDE DAT de volledige naleving van de
regels van de gemeenschappelijke luchtvaartruimte de partijen in staat stelt
alle voordelen van die luchtvaartruimte volledig te benutten, zoals het openstellen
van de toegang tot markten en het maximaliseren van de voordelen voor de
consumenten, bedrijfssectoren en werknemers van beide partijen; ERKENNENDE dat de totstandbrenging van de
gemeenschappelijke luchtvaartruimte en de toepassing van de regels ervan niet
kan worden bereikt zonder, waar nodig, overgangsmaatregelen vast te stellen; ERKENNENDE dat het belangrijk is in dit
verband adequate bijstand te verlenen; DE WENS UITDRUKKENDE dat
luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid krijgen om passagiers en expediteurs
concurrerende prijzen en diensten aan te bieden op open markten; DE WENS UITDRUKKENDE dat alle sectoren van de
luchtvervoersindustrie, inclusief het personeel van luchtvaartmaatschappijen,
profijt kunnen trekken van een geliberaliseerde overeenkomst; DE WENS UITDRUKKENDE het hoogst mogelijke
niveau van veiligheid en beveiliging van het internationaal luchtvervoer te
garanderen en nogmaals bevestigend dat zij zich grote zorgen maken over daden
of bedreigingen die gericht zijn tegen luchtvaartuigen en die de veiligheid van
personen of goederen in gevaar brengen, de exploitatie van luchtvaartuigen
nadelig beïnvloeden en het vertrouwen van de reizigers in de veiligheid van de
burgerluchtvaart ondermijnen; DE WENS UITDRUKKENDE een gelijk speelveld voor
luchtvaartmaatschappijen tot stand te brengen, waardoor hun
luchtvaartmaatschappijen billijke en gelijke kansen genieten om de
overeengekomen diensten te verlenen; ERKENNENDE dat subsidies een negatief effect
kunnen hebben op de mededinging tussen luchtvaartmaatschappijen en de
basisdoelstellingen van deze Overeenkomst in het gedrang kunnen brengen; HET BELANG BEVESTIGENDE van milieubescherming
bij de ontwikkeling en toepassing van het internationale luchtvaartbeleid en
erkennende dat soevereine staten het recht hebben passende
milieubeschermingsmaatregelen te nemen; NOTA NEMENDE van het belang van bescherming
van de consument, met inbegrip van de bescherming die wordt verleend door het
Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale
luchtvervoer, gesloten te Montreal op 28 mei 1999; VOORNEMENS voort te bouwen op het bestaande
kader van de huidige luchtvervoersovereenkomsten, teneinde voor beide partijen
open markttoegang en zo veel mogelijk voordelen voor consumenten, luchtvaartmaatschappijen,
personeel en de maatschappij in het algemeen tot stand te brengen; ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN: ARTIKEL
1 Definities Tenzij anders bepaald, wordt met het oog op de
toepassing van deze Overeenkomst verstaan onder: (1)
"Overeengekomen diensten" en
"gespecificeerde routes": internationaal luchtvervoer overeenkomstig
artikel 2 (Verlening van rechten) en bijlage I bij deze Overeenkomst; (2)
"Overeenkomst": de onderhavige
Overeenkomst, de bijlagen daarbij en eventuele wijzigingen daarvan; (3)
"Luchtvervoer": het afzonderlijke of
gecombineerde vervoer per luchtvaartuig van passagiers, bagage, vracht en post,
tegen vergoeding of betaling van huur; om twijfel te vermijden: dit omvat
geregelde en niet-geregelde (charter)diensten en uitsluitend voor vrachtvervoer
bestemde diensten; (4)
"Bevoegde autoriteiten": de
overheidsagentschappen of –entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de
administratieve taken uit hoofde van deze Overeenkomst; (5)
"Deugdelijkheid": het feit dat een luchtvaartmaatschappij
internationale luchtdiensten kan exploiteren, d.w.z. dat ze over voldoende
financiële middelen en adequate managementdeskundigheid beschikt en bereid is
de wetten, regels en eisen voor het exploiteren van dergelijke diensten na te
leven; (6)
"Nationaliteit": het feit dat een luchtvaartmaatschappij
voldoet aan de eisen inzake eigendom, feitelijke zeggenschap en
hoofdvestigingsplaats; (7)
"Verdrag": het Verdrag inzake de
internationale burgerluchtvaart, voor ondertekening opengesteld te Chicago op 7
december 1944, en omvattende: (a)
alle wijzigingen die krachtens artikel 94, onder
a), van het Verdrag van kracht zijn geworden en zijn geratificeerd door zowel
de Republiek Moldavië als de lidstaat of lidstaten van de Europese Unie, en (b)
alle bijlagen of wijzigingen van bijlagen die
krachtens artikel 90 van het Verdrag zijn goedgekeurd, voor zover die bijlage
of wijziging op elk gegeven ogenblik geldt voor zowel de Republiek Moldavië als
de voor de desbetreffende kwestie relevante lidstaat of lidstaten van de
Europese Unie; (8)
"Recht van de vijfde vrijheid": het recht
of voorrecht dat door een staat (de "verlenende staat") aan de
luchtvaartmaatschappijen van een andere staat (de "ontvangende
staat") wordt verleend om internationale luchtvervoersdiensten uit te
voeren tussen het grondgebied van de verlenende staat en het grondgebied van
een derde staat, voor zover dergelijke diensten beginnen of eindigen op het
grondgebied van de ontvangende staat; (9)
"Volledige kosten": de kosten van de
dienstverlening plus een redelijke toeslag voor administratieve overheadkosten
en, voor zover van toepassing, alle toepasselijke toeslagen die de milieukosten
weergeven en die zonder onderscheid naar nationaliteit worden toegepast; (10)
"Internationaal luchtvervoer":
luchtvervoer door het luchtruim boven het grondgebied van meer dan één staat; (11)
"ECAA-Overeenkomst": de multilaterale
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek
Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Kroatië, de voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië, de Republiek IJsland, de Republiek
Montenegro, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië en de Missie van de
Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo[1] betreffende de
totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte; (12)
Onder "landen die deelnemen aan het Europees
Nabuurschapsbeleid" wordt hier verstaan: Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, de
Republiek Moldavië, Marokko, de bezette Palestijnse gebieden,
Syrië, Tunesië en Oekraïne; (13)
"Onderdanen": personen of entiteiten met
de Moldavische nationaliteit, wat de Moldavische partij betreft, of met de
nationaliteit van een lidstaat, wat de Europese partij betreft; in het geval
van een juridische entiteit moet de permanente en feitelijke zeggenschap over
die entiteit, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie,
berusten bij personen met de Moldavische nationaliteit, wat de Moldavische
partij betreft, of bij personen of entiteiten met de nationaliteit van een
lidstaat of van een van de in bijlage IV vermelde derde landen, wat de Europese
partij betreft; (14)
"Exploitatievergunningen": (i)
exploitatievergunningen en alle andere relevante documenten of certificaten die
krachtens de relevante geldende EU-wetgeving zijn afgegeven, in het geval van
de Europese Unie en haar lidstaten, en (ii) certificaten of vergunningen die
krachtens de relevante in de Republiek Moldavië geldende wetgeving zijn
afgegeven, in het geval van de Republiek Moldavië; (15)
"Partijen": enerzijds de Europese Unie of
haar lidstaten, of de Europese Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun
respectievelijke bevoegdheden (de Europese partij), en anderzijds de Republiek
Moldavië (de Moldavische partij); (16)
"Prijs": (i) "passagierstarieven": de
prijzen die moeten worden betaald aan luchtvaartmaatschappijen of hun agenten
of aan andere ticketverkopers voor het vervoer van passagiers en bagage op
luchtdiensten, alsmede de voorwaarden waaronder deze prijzen gelden, met
inbegrip van aan agentschappen en andere aanvullende diensten aangeboden
vergoedingen en voorwaarden; en (ii) "luchttarieven": de
prijzen die moeten worden betaald voor het vervoer van post en vracht en de
voorwaarden waaronder deze prijzen gelden, met inbegrip van aan agentschappen
en andere aanvullende diensten aangeboden vergoedingen en voorwaarden. Voor zover van toepassing heeft deze definitie
betrekking op het grondvervoer in verband met internationaal luchtvervoer,
alsook op de voorwaarden voor de toepassing van deze tarieven. (17)
"Hoofdvestiging": het hoofdkantoor of het
geregistreerde kantoor van een luchtvaartmaatschappij in het land van de partij
waar de belangrijkste financiële functies en de operationele zeggenschap over
de luchtvaartmaatschappij, met inbegrip van het beheer van de blijvende
luchtwaardigheid, worden uitgeoefend; (18)
"Openbaredienstverplichting": een
verplichting die aan luchtvaartmaatschappijen wordt opgelegd om op een
specifieke route een minimumaanbod te waarborgen van geregelde luchtdiensten
die voldoen aan vastgestelde normen inzake continuïteit, regelmaat, prijzen en
minimumcapaciteit, normen waaraan luchtvaartmaatschappijen niet zouden voldoen
indien zij alleen op hun eigen commerciële belangen zouden letten. De
desbetreffende luchtvaartmaatschappijen kunnen door de betrokken partij worden
vergoed voor het naleven van openbaredienstverplichtingen; (19)
"Subsidie": alle door de overheid of door
een regionale of andere overheidsorganisatie verleende financiële bijdragen
waarbij: (a)
de praktijk van de overheid, een regionale
instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie rechtstreekse overdracht
omvat van middelen zoals schenkingen, leningen, kapitaalinbreng, mogelijke
rechtstreekse overdracht van middelen aan de onderneming of het overnemen van
passiva van de onderneming, zoals leninggaranties, kapitaalinjecties, eigendom,
bescherming tegen faillissement of verzekering; (b)
de overheid, een regionale instantie of een andere
publiekrechtelijke organisatie afstand doet van inkomsten die haar normaal
toekomen, deze niet int, of waarbij deze inkomsten buitensporig zijn afgenomen; (c)
de overheid, een regionale instantie of een andere
publiekrechtelijke organisatie goederen levert of diensten aanbiedt, behalve
algemene infrastructuur, of goederen of diensten aankoopt; of (d)
de overheid, een regionale instantie of een andere
publiekrechtelijke organisatie betalingen aan een financieringsmechanisme
verricht of een particulier lichaam opdraagt een of meer van de onder (a), (b)
en (c), genoemde soorten functies uit te voeren, die zij normaal zelf zou
vervullen en die in werkelijkheid niet afwijken van praktijken die
overheidsinstanties plegen te volgen; en waarbij een voordeel wordt verleend; (20)
"SESAR": de technologische pijler van het
gemeenschappelijk Europees luchtruim, die tot doel heeft de EU tegen 2020 een
hoogperformante infrastructuur voor luchtverkeersleiding te bezorgen, die de
veilige en milieuvriendelijke ontwikkeling van het luchtvervoer mogelijk maakt; (21)
"Grondgebied": wat de Republiek Moldavië
betreft, het landoppervlak en de territoriale zee die onder de soevereiniteit,
suzereiniteit, bescherming of rechtsbevoegdheid van de Republiek Moldavië
vallen en, wat de Europese Unie betreft, het landoppervlak (vasteland en
eilanden), de binnenwateren en de territoriale zee die onder het Verdrag
betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie vallen en onderhevig zijn aan de in die verdragen en eventuele
opvolgingsinstrumenten vastgestelde voorwaarden. De toepassing van deze
Overeenkomst op de luchthaven van Gibraltar doet geen afbreuk aan de
respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd
Koninkrijk betreffende het geschil inzake de soevereiniteit over het
grondgebied waarop de luchthaven is gelegen, noch aan het handhaven van de
opschorting van de toepassing op de luchthaven van Gibraltar van de
EU-luchtvaartmaatregelen die sinds 18 september 2006 tussen de lidstaten van
kracht zijn, overeenkomstig de ministeriële verklaring betreffende de
luchthaven van Gibraltar, die op 18 september 2006 te Cordoba is aangenomen; (22)
"Gebruikersheffing": een aan
luchtvaartmaatschappijen opgelegde heffing voor de levering van luchthaven-,
luchthavenmilieu-, luchtnavigatie- of luchtvaartbeveiligingsfaciliteiten of
-diensten, aanverwante diensten en faciliteiten inbegrepen. Titel I Economische bepalingen Artikel 2 Verlening
van rechten 1.
Overeenkomstig bijlagen I en II verleent elke
partij de andere partij de volgende rechten met betrekking tot de exploitatie
van internationaal luchtvervoer door luchtvaartmaatschappijen van de andere
partij: (a)
het recht over haar grondgebied te vliegen zonder
te landen; (b)
het recht op het grondgebied te landen voor andere
doeleinden dan het in- of ontschepen van passagiers, bagage, vracht en/of
luchtpost (niet-verkeersgebonden doeleinden); (c)
bij de exploitatie van een overeengekomen dienst op
een specifieke route: het recht op het grondgebied te landen voor het,
afzonderlijk of in combinatie, in- en ontschepen van passagiers, vracht en/of
post in het internationale luchtverkeer; en (d)
de overige in deze Overeenkomst gespecificeerde rechten. 2.
Niets in deze Overeenkomst verleent de
luchtvaartmaatschappijen van: (a)
de Republiek Moldavië het recht op het grondgebied
van een lidstaat tegen vergoeding passagiers, bagage, vracht en/of post aan
boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt op het grondgebied van die
lidstaat; (b)
de Europese Unie het recht op het grondgebied van
de Republiek Moldavië tegen vergoeding passagiers, bagage, vracht en/of post
aan boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt op het grondgebied van
de Republiek Moldavië. ARTIKEL
3 Vergunning 1.
Wanneer de bevoegde instanties van de ene partij
een aanvraag voor een exploitatievergunning ontvangen van een
luchtvaartmaatschappij van de andere partij, verlenen zij zo spoedig mogelijk
de passende vergunningen, voor zover: (a)
in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de
Republiek Moldavië: –
de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij
zich in de Republiek Moldavië bevindt en de maatschappij houder is van een
geldige exploitatievergunning overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van de
Republiek Moldavië; en –
het regelgevend toezicht op de
luchtvaartmaatschappij effectief wordt uitgeoefend en gehandhaafd door de
Republiek Moldavië; en –
tenzij anders bepaald in artikel 6 (Investeringen)
van deze Overeenkomst, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, hetzij
rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, en de feitelijke
zeggenschap over die maatschappij berusten bij de Republiek Moldavië en/of
onderdanen van de Republiek Moldavië. (b)
in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de
Europese Unie: –
de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij
zich op het grondgebied van een lidstaat onder de EU-Verdragen bevindt en de
luchtvaartmaatschappij houder is van een geldige exploitatievergunning; en –
het regelgevend toezicht op de
luchtvaartmaatschappij effectief wordt uitgeoefend en gehandhaafd door de
lidstaat van de Europese Unie die verantwoordelijk is voor de afgifte van het
Air Operators Certificate, en de bevoegde luchtvaartautoriteit duidelijk is
geïdentificeerd; en –
tenzij anders bepaald in artikel 6 (Investeringen)
van deze Overeenkomst, de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks hetzij
via een meerderheidsparticipatie, in handen is van lidstaten en/of onderdanen
van lidstaten of andere in bijlage IV vermelde staten en/of onderdanen van die
staten; (c)
de luchtvaartmaatschappij beantwoordt aan de
voorwaarden in de wetten en regels die normaal door de bevoegde autoriteit
worden toegepast; en (d)
de voorschriften van artikel 14 (Veiligheid van de
luchtvaart) en artikel 15 (Beveiliging van de luchtvaart) van deze Overeenkomst
worden gehandhaafd en opgelegd. ARTIKEL
4 Wederzijdse
erkenning van regelgevende vaststellingen
met betrekking tot deugdelijkheid, eigendom van en zeggenschap over
luchtvaartmaatschappijen Als de bevoegde autoriteiten van een partij
een aanvraag voor een vergunning ontvangen van een luchtvaartmaatschappij van
de andere partij, erkennen zij de door de bevoegde autoriteiten van de eerste
partij gedane regelgevende vaststellingen met betrekking tot de deugdelijkheid
en/of nationaliteit van die luchtvaartmaatschappij alsof zij die vaststellingen
zelf zouden hebben gedaan, en voeren zij verder geen onderzoek naar deze
kwesties, behalve zoals bepaald onder (a) en (b) hieronder: (a)
Indien, na ontvangst van een aanvraag voor een
vergunning van een luchtvaartmaatschappij of na het verlenen van een dergelijke
vergunning, de bevoegde autoriteiten van de ontvangende partij een specifieke
reden hebben om bezorgd te zijn over het feit dat, ondanks de door de bevoegde
autoriteiten van de andere partij gedane vaststelling, inclusief met betrekking
tot kwesties inzake dubbele nationaliteit, de in artikel 3 (Vergunning) van
deze Overeenkomst vermelde voorwaarden voor het verlenen van passende
vergunningen of toelatingen niet zijn nageleefd, dienen zij deze autoriteiten
daar onmiddellijk van in kennis te stellen en hun bezorgdheid te motiveren. In
dat geval mag elke partij om overleg verzoeken, inclusief met
vertegenwoordigers van de relevante bevoegde autoriteiten, en/of aanvullende
informatie over deze bezorgdheid, en op dergelijke verzoeken moet zo snel als
praktisch uitvoerbaar worden ingegaan. Als geen oplossing wordt gevonden, mag
elke partij de kwestie voorleggen aan het bij artikel 22 van deze Overeenkomst
opgerichte Gemengd Comité. (b)
Dit artikel heeft geen betrekking op de erkenning
van vaststellingen met betrekking tot: –
veiligheidscertificaten
of –licenties; –
beveiligingsregelingen;
of –
verzekeringsdekking. ARTIKEL
5 Weigering,
intrekking, opschorting of beperking van vergunningen 1.
De bevoegde instanties van elke partij kunnen de
exploitatievergunningen weigeren, intrekken, opschorten of beperken of de
activiteiten van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij op een andere
wijze opschorten of beperken als: (a)
in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de
Republiek Moldavië: –
de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij
zich niet in de Republiek Moldavië bevindt en de maatschappij niet houder is
van een geldige exploitatievergunning overeenkomstig de toepasselijke wetgeving
van de Republiek Moldavië; of –
het regelgevend toezicht op de
luchtvaartmaatschappij niet effectief wordt uitgeoefend of gehandhaafd door de
Republiek Moldavië; of –
tenzij anders bepaald in artikel 6 (Investeringen)
van deze Overeenkomst, de luchtvaartmaatschappij niet rechtstreeks of via een
meerderheidsparticipatie in handen is van en onder de feitelijke zeggenschap
staat van de Republiek Moldavië en/of onderdanen van de Republiek Moldavië. (b)
in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de
Europese Unie: –
de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij
zich niet op het grondgebied van een lidstaat onder de EU-Verdragen bevindt en
de luchtvaartmaatschappij niet houder is van een geldige exploitatievergunning;
of –
het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij
niet effectief wordt uitgeoefend en gehandhaafd door de lidstaat van de
Europese Unie die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators
Certificate, of de bevoegde luchtvaartautoriteit niet duidelijk is
geïdentificeerd; of –
tenzij anders bepaald in artikel 6 (Investeringen)
van deze Overeenkomst, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, rechtstreeks
of via een meerderheidsparticipatie, of de feitelijke zeggenschap over de
luchtvaartmaatschappij niet berust bij lidstaten en/of onderdanen van lidstaten
of bij andere in bijlage IV vermelde staten en/of onderdanen van die staten; (c)
de luchtvaartmaatschappij niet voldoet aan de in
artikel 7 (Naleving van wetten en regels) van deze Overeenkomst vermelde wetten
en regels; of (d)
de voorschriften van artikel 14 (Veiligheid van de
luchtvaart) en artikel 15 (Beveiliging van de luchtvaart) van deze Overeenkomst
niet worden gehandhaafd en opgelegd; of (e)
een partij overeenkomstig artikel 8 (Mededinging)
van deze Overeenkomst heeft vastgesteld dat niet voldaan is aan de
mededingingsvoorwaarden. 2.
Tenzij onmiddellijke maatregelen noodzakelijk zijn
om verdere niet-naleving van lid 1, onder (c) of (d), van dit artikel te
voorkomen, worden de in dit artikel vastgestelde rechten pas uitgeoefend na
overleg met de bevoegde instanties van de andere partij. 3.
Geen van de partijen doet een beroep op het bij dit
artikel vastgestelde recht om vergunningen of licenties van
luchtvaartmaatschappijen van een partij te weigeren, in te trekken, op te
schorten of te beperken op grond van het feit dat een of meer ECAA-partijen of
hun onderdanen meerderheidseigenaar van die luchtvaartmaatschappij zijn en/of
er effectief zeggenschap over uitoefenen, voor zover die ECAA-partij of
-partijen dit ook niet doen en voor zover deze partij/partijen de voorwaarden
van de ECAA-Overeenkomst naleeft/naleven. ARTIKEL
6 Investeringen 1.
Onverminderd de artikelen 3 (Vergunning) en 5
(Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen) van deze
Overeenkomst wordt toegestaan dat lidstaten en/of hun onderdanen
meerderheidseigenaar zijn van of effectieve zeggenschap uitoefenen over een
luchtvaartmaatschappij van de Republiek Moldavië. 2.
Onverminderd de artikelen 3 (Vergunning) en 5
(Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen) van deze
Overeenkomst wordt, krachtens een voorafgaande beslissing van het bij artikel
22, lid 2, van deze Overeenkomst opgerichte Gemengd Comité, toegestaan dat de
Republiek Moldavië en/of onderdanen van de Republiek Moldavië
meerderheidseigenaar zijn van of feitelijke zeggenschap uitoefenen over een
luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie. In die beslissing worden de
voorwaarden gespecificeerd voor de exploitatie van de in deze Overeenkomst
overeengekomen diensten en van de diensten tussen derde landen en de partijen.
De bepalingen van artikel 22, lid 8, van deze Overeenkomst zijn niet van
toepassing op dit type beslissingen. ARTIKEL
7 Naleving
van wetten en regels 1.
Als luchtvaartmaatschappijen van de ene partij het
grondgebied van de andere partij binnenkomen of verlaten, moeten zij de op dat
grondgebied toepasselijke wetten en regels inzake het binnenkomen of verlaten
van het grondgebied door luchtvaartuigen die luchtvervoer uitvoeren, of inzake
de exploitatie en navigatie van luchtvaartuigen naleven. 2.
Bij binnenkomst in, verblijf op of vertrek uit het
grondgebied van een partij moeten de wetten en voorschriften die op dat
grondgebied gelden met betrekking tot de toelating tot of het vertrek uit dat
grondgebied van passagiers, bemanning of vracht aan boord van het luchtvaartuig
(met inbegrip van de formaliteiten verbonden aan binnenkomst, inklaring,
immigratie, paspoorten, douane en quarantaine of, in het geval van post,
postvoorschriften) door of namens deze passagiers, bemanningen of vracht van de
luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden nageleefd. ARTIKEL
8 Mededinging 1.
De partijen erkennen dat zij gezamenlijk streven
naar een billijk en concurrerend kader voor de exploitatie van luchtdiensten.
De partijen erkennen dat de waarschijnlijkheid dat luchtvaartmaatschappijen
eerlijke concurrentiepraktijken hanteren, het grootst is wanneer deze
maatschappijen op volledig commerciële basis werken en niet worden
gesubsidieerd. 2.
Binnen de werkingssfeer van deze Overeenkomst en
onverminderd de daarin vervatte bijzondere bepalingen, is elke discriminatie op
grond van nationaliteit verboden. 3.
Overheidssteun die de mededinging verstoort of
dreigt te verstoren door bepaalde ondernemingen of luchtvaartproducten of
–diensten te bevoordelen, is onverenigbaar met de goede werking van deze
Overeenkomst omdat het de handel tussen de partijen in de luchtvaartsector kan
beïnvloeden. 4.
Alle handelswijzen die in strijd zijn met dit
artikel worden beoordeeld aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de
toepassing van de mededingingsregels die van toepassing zijn in de Europese
Unie, met name artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie en de instrumenten die ter interpretatie hiervan door de
instellingen van de Europese Unie zijn vastgesteld. 5.
Als een partij vaststelt dat op het grondgebied van
de andere partij voorwaarden gelden, met name ten gevolge van een subsidie, die
de billijke en gelijke mededingingskansen van haar luchtvaartmaatschappijen
negatief beïnvloeden, mag zij haar opmerkingen overmaken aan de andere partij.
Bovendien mag zij vragen om een vergadering van het Gemengd Comité, zoals
ingesteld bij artikel 22 van deze Overeenkomst. Het overleg start uiterlijk 30
dagen na de ontvangst van een dergelijk verzoek. Indien binnen 30 dagen na de
start van het overleg geen akkoord wordt bereikt, is dit voor de partij die om
het overleg heeft verzocht voldoende reden om de vergunningen van de
desbetreffende luchtvaartmaatschappij(en) van de andere partij te weigeren, in
te houden, in te trekken, op te schorten of aan passende voorwaarden te
onderwerpen, overeenkomstig artikel 5 (Weigering, intrekking, opschorting of
beperking van vergunningen) van deze Overeenkomst. 6.
De in lid 5 van dit artikel vermelde maatregelen
moeten passend en proportioneel zijn en het toepassingsgebied en de duur ervan
moeten beperkt blijven tot hetgeen strikt noodzakelijk is. Deze maatregelen
mogen uitsluitend gericht zijn tegen luchtvaartmaatschappijen die voordeel
halen uit een subsidie of uit de in dit artikel bedoelde voorwaarden, en laten
het recht van beide partijen om actie te ondernemen uit hoofde van artikel 24
(Vrijwaringsmaatregelen) van deze Overeenkomst onverlet. 7.
Elke partij mag, na kennisgeving aan de andere
partij, verantwoordelijke overheidsinstanties op het grondgebied van de andere
partij benaderen, inclusief instanties op federaal, provinciaal of lokaal
niveau, om de onder dit artikel vallende kwesties te bespreken. 8.
De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing
onverminderd de wetten en regels betreffende openbaredienstverplichtingen op
het grondgebied van de partijen. ARTIKEL
9 Commerciële
opportuniteiten Zaken doen 1.
De partijen zijn het erover eens dat de voordelen
van deze Overeenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt wanneer commerciële
exploitanten worden gehinderd bij het zaken doen. De partijen komen dan ook
overeen om dergelijke hinderpalen voor de luchtvaartmaatschappijen van beide
partijen, die commerciële activiteiten belemmeren, concurrentieverstoringen
veroorzaken of de totstandbrenging van een gelijk speelveld verhinderen,
effectief en wederzijds uit de weg te ruimen. 2.
Het bij artikel 22 opgerichte Gemengd Comité
ontwikkelt een proces van samenwerking met betrekking tot zaken doen en
commerciële opportuniteiten, ziet toe op de vooruitgang die wordt geboekt bij
het effectief uit de weg ruimen van hinderpalen voor zaken doen en beoordeelt
regelmatig de ontwikkelingen, waaronder - indien nodig - ontwikkelingen in de
richting van wetgevende en regelgevende wijzigingen. Overeenkomstig artikel 22
mag een partij vragen om een vergadering van het Gemengd Comité teneinde
problemen met de toepassing van dit artikel te bespreken. Vertegenwoordigers van
luchtvaartmaatschappijen 3.
De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen
hebben het recht op het grondgebied van de andere partij kantoren te openen
voor de promotie en verkoop van luchtvervoer en aanverwante activiteiten en
hebben het recht zowel hun eigen tickets en/of luchtvrachtbrieven als die van
alle andere luchtvaartmaatschappijen te verkopen. 4.
De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen
hebben het recht om leidinggevend, verkoops-, technisch, operationeel en ander
gespecialiseerd personeel dat nodig is om de luchtvervoersactiviteiten te
ondersteunen, op het grondgebied van de andere partij binnen te brengen en er
te handhaven, overeenkomstig de wetten en regels van de andere partij met
betrekking tot toegang, verblijf en werk. De luchtvaartmaatschappijen mogen
ervoor kiezen deze personeelsbehoeften in te vullen met eigen personeel of door
gebruik te maken van de diensten van een andere organisatie, onderneming of
luchtvaartmaatschappij die actief is op het grondgebied van de andere partij en
die gemachtigd is om dergelijke diensten te verlenen op het grondgebied van die
partij. Beide partijen zorgen voor de gemakkelijke en snelle verlening van
werkvergunningen voor het personeel dat in dienst is bij de in dit artikel
bedoelde kantoren, inclusief het personeel dat tijdelijke taken uitvoert
gedurende hoogstens negentig (90) dagen, onverminderd de relevante geldende
wetten en regels. Grondafhandeling 5.
(a) Onverminderd punt (b) hieronder heeft elke
luchtvaartmaatschappij met betrekking tot grondafhandeling op het grondgebied
van de andere partij: (i) het recht haar eigen
grondafhandeling te verzorgen ("zelfafhandeling") of, indien zij dit
verkiest, (ii) het recht een selectie te maken
tussen concurrerende leveranciers van volledige of gedeeltelijke
grondafhandelingsdiensten, voor zover deze leveranciers op basis van de wetten
en regels van elke partij toegang hebben tot de markt en voor zover dergelijke
leveranciers aanwezig zijn op de markt. (b) Voor bepaalde categorieën
grondafhandelingsdiensten, namelijk bagageafhandeling, platformafhandeling,
brandstof- en olieafhandeling, vracht- en postafhandeling, wat de fysieke
afhandeling van vracht en post tussen de luchthaventerminal en het
luchtvaartuig betreft, mogen beperkingen worden opgelegd aan de in punt (a),
onder (i) en (ii), vermelde rechten volgens de wetten en regels die van
toepassing zijn op het grondgebied van de andere partij. Indien dit tot gevolg
heeft dat zelfafhandeling onmogelijk is en indien er geen daadwerkelijke
mededinging tussen leveranciers van grondafhandelingsdiensten bestaat, moeten
al deze diensten op gelijke en niet-discriminerende basis ter beschikking
worden gesteld van alle luchtvaartmaatschappijen. Grondafhandeling voor derde partijen 6.
Elk grondafhandelingsbedrijf, ongeacht of het een
luchtvaartmaatschappij betreft of niet, heeft met betrekking tot
grondafhandeling op het grondgebied van de andere partij het recht om
grondafhandelingsdiensten te verlenen aan luchtvaartmaatschappijen die actief
zijn op dezelfde luchthaven, voor zover dit toegestaan is door en in
overeenstemming is met de toepasselijke wetten en regels. Verkoop, plaatselijke uitgaven en
overmaking van fondsen 7.
Elke luchtvaartmaatschappij van elke partij mag
luchtvervoer en bijbehorende diensten verkopen op het grondgebied van de andere
partij, hetzij rechtstreeks, hetzij, naar keuze van de luchtvaartmaatschappij,
via verkoopagenten of andere tussenpersonen die door de luchtvaartmaatschappij
zijn aangesteld, via een andere luchtvaartmaatschappij of op het internet. Elke
luchtvaartmaatschappij heeft het recht dergelijk vervoer te verkopen en het
staat iedereen vrij dergelijk vervoer te kopen, in de munteenheid van dat
grondgebied of in vrij converteerbare valuta, overeenkomstig de lokale
valutawetgeving. 8.
Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht om, op
verzoek, lokale inkomsten om te wisselen in vrij converteerbare valuta en van
het grondgebied van de andere partij over te maken naar zijn eigen grondgebied
en, voor zover dit niet in strijd is met de algemeen toepasselijke wet- en
regelgeving, naar het land of de landen van haar keuze. De convertering en
overmaking dient onverwijld en zonder beperkingen of belastingen daarop te
worden toegestaan tegen de wisselkoers die geldt voor lopende transacties en
overmakingen op de datum dat de luchtvaartmaatschappij de eerste aanvraag tot
overmaking indient. 9.
De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen
mogen de lokale uitgaven op het grondgebied van de andere partij, inclusief de
aankoop van brandstof, in lokale munt betalen. Het staat de
luchtvaartmaatschappijen ook vrij dergelijke uitgaven op het grondgebied van de
andere partij te betalen in vrij converteerbare valuta, overeenkomstig de
lokale valutawetgeving. Samenwerkingsregelingen 10.
Bij het exploiteren of aanbieden van diensten in
het kader van deze Overeenkomst mag een luchtvaartmaatschappij van een partij
op het gebied van marketing (bijv. overeenkomsten inzake voorbehouden
capaciteit, codesharingafspraken) samenwerken met: (a) alle luchtvaartmaatschappijen van
de partijen; en (b) alle luchtvaartmaatschappijen van
een derde land; en (c) alle aanbieders van
oppervlaktevervoer (vervoer over land of maritiem vervoer), op voorwaarde dat (i) de exploiterende luchtvaartmaatschappij
houder is van de passende verkeersrechten en (ii) de luchtvaartmaatschappij
waarmee de marketingovereenkomst wordt gesloten houder is van de passende bevoegdheid
met betrekking tot de onderliggende route en (iii) de overeenkomst voldoet aan
de eisen inzake veiligheid en mededinging die gewoonlijk van toepassing zijn op
dergelijke overeenkomsten. Wanneer passagiersvervoer met codesharing wordt
verkocht, moet op het verkooppunt of in elk geval alvorens aan boord te gaan
aan de koper worden meegedeeld door welke vervoerders de respectievelijke delen
van de dienst zullen worden uitgevoerd. 11.
(a) Wanneer luchtvaartmaatschappijen in eigen naam
oppervlaktevervoer van passagiers aanbieden, zijn deze diensten niet
onderworpen aan de wetten en regels inzake luchtvervoer. De aanbieders van
oppervlaktevervoer mogen zelf beslissen of ze toetreden tot
samenwerkingsregelingen. Bij het overwegen van samenwerkingsregelingen kunnen
aanbieders van oppervlaktevervoer onder meer rekening houden met de
consumentenbelangen en met technische, economische, ruimtelijke en
capaciteitsbeperkingen. (b) Onverminderd de overige bepalingen van deze
Overeenkomst mogen luchtvaartmaatschappijen en indirecte aanbieders van
vrachtvervoer van de partijen in het kader van luchtvervoer bovendien zonder
beperking gebruik maken van oppervlaktevrachtvervoer van en naar alle punten op
het grondgebied van de Republiek Moldavië, de Europese Unie of derde landen,
inclusief vervoer van en naar alle luchthavens met douanefaciliteiten en, voor
zover van toepassing, vracht onder contract vervoeren overeenkomstig de
toepasselijke wetten en regels. Deze vracht heeft, ongeacht of het oppervlakte-
dan wel luchtvervoer betreft, toegang tot de douaneprocedures en -faciliteiten
op de luchthaven. Luchtvaartmaatschappijen kunnen verkiezen hun
oppervlaktevervoer zelf te verzorgen of hiervoor regelingen te treffen met
andere aanbieders van oppervlaktevervoer; ze mogen bijvoorbeeld een beroep doen
op andere luchtvaartmaatschappijen die oppervlaktevervoer aanbieden en op
indirecte aanbieders van luchtvrachtvervoer. Dergelijke intermodale
vrachtvervoersdiensten kunnen worden aangeboden tegen een prijs waarin zowel
het luchtvervoer als het oppervlaktevervoer is inbegrepen, voor zover de
expediteurs juiste feitelijke informatie krijgen met betrekking tot dergelijk
vervoer. Leasing 12.
De luchtvaartmaatschappijen van elke partij zijn
gerechtigd de overeengekomen diensten te verlenen met luchtvaartuigen en
bemanningen die van om het even welke andere luchtvaartmaatschappij zijn
geleast, inclusief luchtvaartmaatschappijen uit derde landen, voor zover alle
deelnemers aan dergelijke regelingen voldoen aan de voorwaarden van de wetten
en regels die normaal door de partijen worden toegepast bij dergelijke
regelingen. (a)
Geen van beide partijen mag van de
luchtvaartmaatschappijen die hun apparatuur leasen, eisen dat zij in het bezit
zijn van verkeersrechten onder deze Overeenkomst. (b)
Alleen in uitzonderlijke gevallen of om te voldoen
aan tijdelijke behoeften is het toegestaan dat een luchtvaartmaatschappij van
de Republiek Moldavië een luchtvaartuig met bemanning least
("wet-leasing") van een luchtvaartmaatschappij van een derde land, of
dat een luchtvaartmaatschappij van de Europese Unie een luchtvaartuig met
bemanning least van een luchtvaartmaatschappij van een derde land dat niet in
bijlage IV bij deze Overeenkomst is vermeld, teneinde het mogelijk te maken de
uit hoofde van deze Overeenkomst toegekende rechten te exploiteren. Dergelijke
"wet-leasing" moet vooraf worden goedgekeurd door de autoriteit die
de vergunning heeft afgegeven aan de leasende luchtvaartmaatschappij en door de
bevoegde autoriteit van de andere partij. Franchising/branding 13.
De luchtvaartmaatschappijen van elke partij hebben
het recht franchising- of brandingovereenkomsten te sluiten met ondernemingen,
met inbegrip van luchtvaartmaatschappijen, van beide partijen of van derde
landen, mits de luchtvaartmaatschappijen het vereiste gezag hebben en voldoen
aan de voorwaarden die worden gesteld volgens de wetten en regels die
gewoonlijk door de partijen op dergelijke overeenkomsten worden toegepast, met
name die welke de vrijgave vereisen van de identiteit van de
luchtvaartmaatschappij die de dienst exploiteert. ARTIKEL
10 Douanerechten
en belastingen 1.
Bij aankomst op het grondgebied van de ene partij
worden luchtvaartuigen die door luchtvaartmaatschappijen van de andere partij
worden ingezet voor internationaal luchtvervoer, hun gebruikelijke apparatuur,
brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksgoederen, grondapparatuur,
reserveonderdelen (inclusief motoren), boordproviand (inclusief, maar niet
beperkt tot, voedsel, drank en alcoholhoudende dranken, tabak en andere
producten die bestemd zijn om tijdens de vlucht in beperkte hoeveelheden aan
passagiers te worden verkocht of door passagiers te worden verbruikt) en andere
voorwerpen die bestemd zijn voor of uitsluitend worden gebruikt in verband met
de exploitatie of het onderhoud van voor internationaal luchtvervoer ingezette
luchtvaartuigen, krachtens de relevante toepasselijke wetgeving en op basis van
wederkerigheid vrijgesteld van alle invoerbeperkingen, eigendomstaksen en
heffingen op activa, douanerechten, accijnzen en soortgelijke vergoedingen en
rechten die (a) worden opgelegd door de nationale of lokale overheden of de
Europese Unie en (b) niet gebaseerd zijn op de kostprijs van de verleende
diensten, voor zover die apparatuur en goederen aan boord van het luchtvaartuig
blijven. 2.
Worden eveneens vrijgesteld, krachtens de relevante
toepasselijke wetgeving en op basis van wederkerigheid, van de belastingen,
heffingen, rechten, kosten en lasten als bedoeld in lid 1 van dit artikel, met
uitzondering van de lasten die gebaseerd zijn op de kosten van de
dienstverlening: (a)
boordvoorraden die worden ingevoerd in of geleverd
op het grondgebied van een partij en in redelijke hoeveelheden aan boord worden
genomen voor gebruik op voor internationaal luchtvervoer gebruikte uitgaande
luchtvaartuigen van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, zelfs
wanneer deze voorraden zullen worden gebruikt gedurende het deel van de reis
over het genoemde grondgebied; (b)
grondapparatuur en reserveonderdelen (inclusief
motoren) die op het grondgebied van een partij worden binnengebracht met het
oog op onderhoud of herstelling van een voor internationaal luchtvervoer
ingezet luchtvaartuig van de andere partij; (c)
motorbrandstof, smeermiddelen en verbruikbare
technische voorraden die worden ingevoerd of geleverd op het grondgebied van
een partij voor gebruik door of in een voor internationaal luchtvervoer
gebruikt luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij,
zelfs wanneer deze voorraden zullen worden gebruikt gedurende het deel van de
reis over het genoemde grondgebied; (d)
gedrukt materiaal, zoals gedefinieerd in de
douanewetgeving van elke partij, dat op het grondgebied van een partij wordt
binnengebracht of wordt geleverd en aan boord genomen voor gebruik op een voor
internationaal luchtvervoer ingezet vertrekkend luchtvaartuig van een
luchtvaartmaatschappij van de andere partij, zelfs als dit materiaal wordt
gebruikt tijdens het gedeelte van de reis dat plaatsvindt boven het genoemde
grondgebied; en (e)
veiligheids- en beveiligingsapparatuur voor gebruik
in luchthavens of goederenterminals. 3.
Onverminderd eventuele andersluidende bepalingen
verhindert niets in deze Overeenkomst een partij om belastingen, heffingen,
taksen of vergoedingen in rekening te brengen voor brandstof die op haar
grondgebied op niet-discriminerende basis wordt geleverd voor gebruik in een
luchtvaartuig of door een luchtvaartmaatschappij die vluchten exploiteert
tussen twee punten op haar grondgebied. 4.
Het is mogelijk dat van de in de leden 1 en 2 van
dit artikel vermelde apparatuur en goederen wordt vereist dat ze onder toezicht
of zeggenschap van de bevoegde autoriteiten blijven en dat ze niet mogen worden
overgedragen zonder betaling van de relevante douaneheffingen en taksen. 5.
De in dit artikel vermelde vrijstellingen gelden eveneens
wanneer de luchtvaartmaatschappijen van de ene partij met een andere
luchtvaartmaatschappij, die ook dergelijke vrijstellingen geniet van de andere
partij, is overeengekomen de in de leden 1 en 2 van dit artikel gespecificeerde
artikelen te lenen of over te dragen naar het grondgebied van de andere partij. 6.
Niets in deze Overeenkomst belet een partij om
belastingen, heffingen, accijnzen, kosten of lasten in rekening te brengen bij
de verkoop van artikelen voor andere doeleinden dan voor verbruik aan boord
gedurende een deel van een luchtdienst tussen twee zich op haar grondgebied
bevindende punten waar in- of uitstappen is toegestaan. 7.
Bagage en vracht in directe transit op het
grondgebied van een partij worden vrijgesteld van taksen, douaneheffingen, vergoedingen
en andere heffingen die niet op de kostprijs van de verleende dienst zijn
gebaseerd. 8.
De normale boordapparatuur van een luchtvaartuig en
het materiaal en de voorraden die normaal worden meegenomen aan boord van een
luchtvaartuig dat wordt gebruikt door een luchtvaartmaatschappij van een
partij, mogen alleen met toestemming van de douaneautoriteiten van de andere
partij op het grondgebied van die andere partij worden uitgeladen. In dat geval
kunnen ze onder toezicht van de genoemde autoriteiten worden geplaatst tot ze
opnieuw worden uitgevoerd of tot ze op een andere wijze, in overeenstemming met
de douaneregels, worden verwijderd. 9.
De bepalingen van deze Overeenkomst hebben geen
gevolgen voor de belastingen over de toegevoegde waarde (btw), behalve wat de
omzetbelasting op invoer betreft. De bepalingen van de tussen een lidstaat en
de Republiek Moldavië gesloten verdragen inzake het vermijden van dubbele
belasting op inkomsten en kapitaal, die op het relevante ogenblik van
toepassing zijn, worden niet gewijzigd bij de onderhavige Overeenkomst. ARTIKEL
11 Gebruikersheffingen
op luchthavens, luchthavenvoorzieningen en -diensten 1.
Elke partij ziet erop toe dat gebruikersheffingen
die door haar bevoegde heffingsautoriteiten of -organen aan de luchtvaartmaatschappijen
van de andere partij worden opgelegd voor het gebruik van luchtvaartnavigatie-
en luchtverkeersleidingsdiensten, luchthavens, luchtvaartbeveiliging en
bijbehorende voorzieningen en diensten correct, redelijk, niet ten onrechte
discriminerend en billijk gespreid zijn over de categorieën gebruikers.
Onverminderd artikel 16, lid 1 (Luchtverkeersbeheer), mogen deze heffingen in
verhouding staan tot de volledige kosten die de bevoegde heffingsautoriteiten
of -organen maken voor het verlenen van de passende luchthavenvoorzieningen en
diensten in die luchthavens of in dat systeem van luchthavens, maar mogen ze
deze niet overschrijden. Deze heffingen mogen een redelijke winst na
afschrijving omvatten. De voorzieningen en diensten waarover gebruikersheffingen
worden geheven, moeten op efficiënte en economische wijze worden verleend. In
ieder geval moeten deze heffingen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere
partij worden opgelegd volgens voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan de
gunstigste voorwaarden die iedere andere luchtvaartmaatschappij kan verkrijgen
op het tijdstip dat de heffingen worden opgelegd. 2.
Iedere partij vereist dat overleg plaatsvindt
tussen de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen op haar grondgebied en de
luchtvaartmaatschappijen en/of hun representatieve organen die de diensten en
voorzieningen gebruiken, en ziet erop toe dat de bevoegde heffingsautoriteiten
of -organen en de luchtvaartmaatschappijen of hun representatieve organen alle
informatie uitwisselen die nodig is om een nauwkeurige beoordeling van de
redelijkheid van de heffingen volgens de beginselen van de leden 1 en 2 van dit
artikel mogelijk te maken. Elke partij ziet erop toe dat de bevoegde
heffingsautoriteiten of –organen de gebruikers binnen een redelijke termijn in
kennis stellen van ieder voorstel tot wijziging van de gebruikersheffingen,
teneinde die autoriteiten in staat te stellen rekening te houden met de
meningen van de gebruikers alvorens wijzigingen worden doorgevoerd. 3.
Tijdens arbitrageprocedures overeenkomstig artikel
23 (Geschillenbeslechting en arbitrage) wordt geen enkele partij geacht een
bepaling van dit artikel te hebben overtreden, tenzij: (a)
die partij nalaat binnen een redelijke termijn een
evaluatie uit te voeren van de heffing of praktijk waartegen de andere partij
klacht heeft ingediend; of (b)
na deze evaluatie nalaat alle in haar macht
liggende stappen te ondernemen om een praktijk die niet in overeenstemming is
met dit artikel te corrigeren. ARTIKEL
12 Prijsstelling 1.
De partijen staan toe dat de
luchtvaartmaatschappijen hun prijzen vrij vaststellen op basis van vrije en
eerlijke mededinging. 2.
De partijen eisen niet dat de prijzen worden
aangemeld. 3.
De luchtvaartautoriteiten kunnen onderling overleg
plegen over kwesties zoals, maar niet beperkt tot niet-correcte, onredelijke,
discriminerende of gesubsidieerde prijzen. ARTIKEL
13 Statistieken 1.
Elke partij verstrekt de andere partij de
statistieken die krachtens de nationale wetten en regels van die partij vereist
zijn en, op verzoek, andere beschikbare statistische informatie die
redelijkerwijze vereist kan zijn voor het evalueren van de exploitatie van de
luchtdiensten. 2.
De partijen werken in het kader van het bij artikel
22 van deze Overeenkomst ingestelde Gemengd Comité samen teneinde de onderlinge
uitwisseling van statistische informatie, die nodig is om toezicht te kunnen
houden op de ontwikkeling van de luchtdiensten, te vergemakkelijken. TITEL
II Samenwerking op regelgevingsgebied ARTIKEL
14 Veiligheid
van de luchtvaart 1.
Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II
bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de bepalingen van de
in bijlage III, deel C, gespecificeerde wetgeving inzake luchtvaartveiligheid,
volgens de hierna uiteengezette voorwaarden. 2.
De partijen werken samen om te garanderen dat de
Republiek Moldavië de in lid 1 van dit artikel bedoelde wetgeving toepast.
Daartoe wordt de Republiek Moldavië vanaf de datum van inwerkingtreding van
deze Overeenkomst als waarnemer betrokken bij de werkzaamheden van het Europees
Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart. (a)
De geleidelijke toepassing van de volledige, in
bijlage III, deel C, van deze Overeenkomst vermelde wetgeving door de Republiek
Moldavië zal worden beoordeeld De beoordelingen worden uitgevoerd door de
Europese Unie, in samenwerking met de Republiek Moldavië. Als de Republiek
Moldavië van oordeel is dat de in bijlage III, deel C, van deze Overeenkomst
vermelde wetgeving volledig wordt toegepast, deelt zij de Europese Unie mee dat
een beoordeling moet worden uitgevoerd. (b)
Als de Republiek Moldavië de in bijlage III, deel
C, van deze Overeenkomst vermelde wetgeving volledig ten uitvoer heeft gelegd,
bepaalt het bij artikel 22 van deze Overeenkomst opgerichte Gemengd Comité de
precieze voorwaarden waaraan de Republiek Moldavië moet voldoen om met een
hogere status dan die van waarnemer te mogen deelnemen aan de werkzaamheden van
het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart. 3.
De partijen zien erop toe dat in de ene partij
geregistreerde luchtvaartuigen die worden verdacht van niet-naleving van de bij
het Verdrag vastgestelde internationale veiligheidsnormen bij landing op
luchthavens op het grondgebied van de andere partij die openstaan voor
internationaal luchtverkeer, door de bevoegde autoriteiten van die andere
partij worden onderworpen aan platforminspecties, zowel aan boord als rond het
luchtvaartuig, teneinde de geldigheid van de documenten van het luchtvaartuig
en van de bemanning en de kennelijke staat van het luchtvaartuig en de
apparatuur te controleren. 4.
De bevoegde autoriteiten van een partij kunnen op
elk ogenblik om overleg vragen over de door de andere partij gehanteerde
veiligheidsnormen. 5.
De bevoegde autoriteiten van een partij nemen
onmiddellijk alle passende maatregelen als zij vaststellen dat een
luchtvaartuig, product of activiteit: (a)
niet voldoet aan de minimumnormen die zijn
vastgesteld overeenkomstig het Verdrag of, indien van toepassing, de in bijlage
III, deel C, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving; (b)
na een in lid 3 van dit artikel bedoelde inspectie
aanleiding geeft tot ernstige vermoedens dat een luchtvaartuig of de
exploitatie ervan niet voldoet aan de overeenkomstig het Verdrag of de in
bijlage III, deel C, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving
vastgestelde minimumnormen, of (c)
aanleiding geeft tot ernstige vermoedens dat de
overeenkomstig het Verdrag of de in bijlage III, deel C, van deze Overeenkomst
gespecificeerde wetgeving vastgestelde minimumnormen niet daadwerkelijk worden
toegepast en gehandhaafd. 6.
Wanneer de bevoegde autoriteiten van de ene partij
maatregelen nemen overeenkomstig lid 5 stellen zij de bevoegde autoriteiten van
de andere partij daar onmiddellijk van in kennis, met opgave van de redenen
voor die maatregelen. 7.
Wanneer uit hoofde van lid 5 van dit artikel
genomen maatregelen niet worden stopgezet, ook al zijn er geen redenen meer om
dergelijke maatregelen te handhaven, kan elke partij de zaak doorverwijzen naar
het Gemengd Comité. Artikel 15 Beveiliging
van de luchtvaart 1.
Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II
bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III,
deel D, van deze Overeenkomst gespecificeerde bepalingen van de EU-wetgeving
inzake luchtvaartbeveiliging, volgens de hierna uiteengezette voorwaarden. 2.
De Republiek Moldavië kan worden onderworpen aan
een inspectie van de Europese Commissie overeenkomstig de relevante
EU-beveiligingswetgeving, zoals vermeld in bijlage III bij deze Overeenkomst.
De partijen stellen het mechanisme vast dat nodig is voor de uitwisseling van
informatie over de resultaten van dergelijke beveiligingsinspecties. 3.
Aangezien de veiligheid van burgerluchtvaartuigen,
hun passagiers en hun bemanning een fundamentele voorwaarde is voor het
exploiteren van internationale luchtdiensten, bevestigen beide partijen dat hun
verplichtingen tegenover elkaar ook de beveiliging van de burgerluchtvaart
tegen wederrechtelijke daden omvatten, met name hun verplichtingen uit hoofde
van het Verdrag, het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen
begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend in Tokio op 14 september
1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen
van luchtvaartuigen, ondertekend in Den Haag op 16 december 1970, het Verdrag
ter bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid
van de burgerluchtvaart, ondertekend in Montreal op 23 september 1971, het
Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens
voor de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 24 februari
1988, en het Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van
de opsporing ervan, ondertekend te Montreal op 1 maart 1991, voor zover beide
partijen ook partij zijn bij deze verdragen, en alle andere verdragen en
protocollen inzake de beveiliging van de burgerluchtvaart waartoe beide
partijen zijn toegetreden. 4.
Op verzoek verlenen de partijen elkaar alle nodige
bijstand om het wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen
en andere wederrechtelijke daden tegen de veiligheid van dergelijke
luchtvaartuigen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en
luchtvaartnavigatiefaciliteiten, en alle andere bedreigingen van de veiligheid
van de burgerluchtvaart te voorkomen. 5.
In hun onderlinge betrekkingen handelen de partijen
overeenkomstig de normen voor luchtvaartbeveiliging en, voor zover ze die
toepassen, de door de internationale burgerluchtvaartorganisatie (ICAO)
opgestelde aanbevolen werkwijzen, die als bijlage bij het Verdrag zijn gevoegd,
in de mate dat dergelijke beveiligingsvoorschriften van toepassing zijn op de
partijen. Beide partijen eisen dat exploitanten van luchtvaartuigen die in hun
register zijn opgenomen, exploitanten die hun hoofdkantoor of permanente
verblijfplaats op hun grondgebied hebben gevestigd en exploitanten van
luchthavens op hun grondgebied handelen overeenkomstig deze normen voor de
beveiliging van de luchtvaart. 6.
Elke partij ziet erop toe dat op haar grondgebied
effectieve maatregelen worden genomen om de burgerluchtvaart te beschermen
tegen wederrechtelijke daden, inclusief, maar niet beperkt tot, het screenen
van passagiers en hun handbagage, het screenen van ruimbagage,
beveiligingscontroles van vracht en post alvorens deze aan boord van een
luchtvaartuig te laden, beveiligingscontroles van vlucht- en
luchthavenbenodigdheden en controles van de toegang tot de luchtzijde en tot om
beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones. Deze maatregelen worden aangepast aan een eventuele
toename van de dreiging. Elke partij stemt ermee in dat haar
luchtvaartmaatschappijen door de andere partij kunnen worden verplicht de in
lid 5 van dit artikel vermelde voorschriften inzake beveiliging van de
luchtvaart in acht te nemen voor de toegang tot, het vertrek uit of het
verblijf op het grondgebied van die andere partij. 7.
Iedere partij neemt ook elk verzoek van de andere
partij om in verband met een bepaalde dreiging bijzondere doch redelijke
veiligheidsmaatregelen te nemen, welwillend in overweging. Elke partij stelt de
andere partij van tevoren in kennis van de bijzondere beveiligingsmaatregelen
die zij wenst in te voeren en die aanzienlijke financiële of operationele
gevolgen kunnen hebben voor de luchtvervoersdiensten die uit hoofde van deze
Overeenkomst worden verleend, tenzij dit in noodgevallen redelijkerwijs niet
mogelijk is. Bovendien mag elke partij vragen om een vergadering van het
Gemengd Comité, zoals ingesteld bij artikel 22 van deze Overeenkomst, om
dergelijke beveiligingsmaatregelen te bespreken. 8.
Wanneer een geval van wederrechtelijk in zijn macht
brengen van burgerluchtvaartuigen of een andere wederrechtelijke daad tegen de
veiligheid van dergelijke luchtvaartuigen, hun passagiers en bemanning,
luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten zich voordoet of dreigt voor te
doen, staan de partijen elkaar bij door de communicatie te vergemakkelijken en
andere passende maatregelen te nemen om snel en veilig een eind te maken aan
het incident of de dreiging. 9.
Elke partij neemt alle maatregelen die zij
praktisch haalbaar acht om te garanderen dat een luchtvaartuig dat zich op haar
grondgebied op de grond bevindt en waartegen een daad van wederrechtelijk in
zijn macht brengen of een andere wederrechtelijke daad is gesteld, aan de grond
wordt gehouden, tenzij het vertrek van het luchtvaartuig noodzakelijk is om
mensenlevens te beschermen. Dergelijke maatregelen worden zoveel mogelijk op
basis van wederzijds overleg genomen. 10.
Wanneer een partij aannemelijke redenen heeft om te
geloven dat de andere partij afwijkt van de in dit artikel vastgestelde
voorschriften inzake luchtvaartbeveiliging, kan de partij onmiddellijk om
overleg met de andere partij verzoeken. 11.
Onverminderd artikel 5 (Weigering, intrekking,
opschorting of beperking van vergunningen) van deze Overeenkomst wordt de
exploitatievergunning van een of meer luchtvaartmaatschappijen van de andere
partij ingehouden, ingetrokken, beperkt of afhankelijk gesteld van voorwaarden
wanneer niet binnen vijftien (15) dagen na dit verzoek een bevredigende
oplossing wordt bereikt. 12.
Wanneer een onmiddellijke en buitengewone dreiging
dit vereist, mag een partij voorlopige maatregelen treffen vóór het verstrijken
van de vijftien (15) dagen. 13.
Alle overeenkomstig lid 11 van dit artikel genomen
maatregelen worden stopgezet zodra de andere partij de bepalingen van dit
artikel volledig naleeft. ARTIKEL
16 Luchtverkeersbeheer 1.
Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II
bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de bepalingen van de
in bijlage III, deel B, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving,
volgens de hierna uiteengezette voorwaarden. 2.
De partijen werken samen op het gebied van het
luchtverkeersbeheer met het doel het gemeenschappelijk Europees luchtruim uit
te breiden tot de Republiek Moldavië, teneinde de huidige veiligheidsnormen en
de algehele efficiëntie van de algemene luchtverkeersactiviteiten in Europa te
verhogen, de luchtverkeersleidingscapaciteit te optimaliseren, vertragingen tot
een minimum te beperken en de milieuefficiëntie te verhogen. Om dit doel te
verwezenlijken, wordt de Republiek Moldavië vanaf de datum van inwerkingtreding
van de Overeenkomst als waarnemer betrokken bij het Comité voor het
gemeenschappelijk luchtruim. Het Gemengd Comité wordt verantwoordelijk voor het
toezicht op en de facilitering van de samenwerking op het gebied van
luchtverkeersbeheer. 3.
Teneinde de toepassing van de wetgeving inzake het
gemeenschappelijk Europees luchtruim op hun respectievelijke grondgebied te
vergemakkelijken: (a)
neemt de Republiek Moldavië de nodige maatregelen
om zijn institutionele structuren voor luchtverkeersbeheer aan te passen aan
het gemeenschappelijk Europees luchtruim, met name door ervoor te zorgen dat de
relevante nationale toezichtsorganen minstens functioneel onafhankelijk zijn
van de dienstverleners op het gebied van luchtvaartnavigatie; en (b)
betrekt de Europese Unie de Republiek Moldavië bij
relevante en uit het gemeenschappelijk Europees luchtruim voortvloeiende
operationele initiatieven op het gebied van luchtvaartnavigatiediensten,
luchtruim en interoperabiliteit, met name door de Republiek Moldavië in een
vroeg stadium te betrekken bij de inspanningen om functionele luchtruimblokken
vast te stellen of via passende coördinatie inzake SESAR. ARTIKEL
17 Milieu 1.
De partijen erkennen het belang van milieubescherming
bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van luchtvaartbeleid. De partijen
erkennen dat er behoefte is aan effectieve mondiale, regionale, nationale en/of
lokale actie om het effect van de burgerluchtvaart op het milieu tot een
minimum te beperken. 2.
Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II
bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III,
deel E, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving inzake luchtvervoer. 3.
De partijen erkennen dat het belangrijk is samen te
werken en, in het kader van multilaterale besprekingen, na te gaan wat het
effect is van de luchtvaart op het milieu, en te garanderen dat eventuele
verzachtende maatregelen volledig in overeenstemming zijn met de doelstellingen
van deze Overeenkomst. 4.
Deze Overeenkomst beperkt op geen enkele wijze de
bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten van een partij om alle passende
maatregelen te nemen om het effect van het luchtvervoer op het milieu te
beperken, voor zover dergelijke maatregelen volledig in overeenstemming zijn
met de rechten en plichten van de bevoegde autoriteiten krachtens
internationale wetgeving, en zonder onderscheid naar nationaliteit worden
toegepast. ARTIKEL
18 Consumentenbescherming Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage
II bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III,
deel G, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving inzake luchtvervoer. ARTIKEL
19 Geautomatiseerde
boekingssystemen Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage
II bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III,
deel H, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving inzake luchtvervoer. ARTIKEL
20 Sociale
aspecten Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage
II bij deze Overeenkomst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III,
deel F, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving inzake luchtvervoer. TITEL
III Institutionele bepalingen ARTIKEL
21 Interpretatie
en handhaving 1.
De partijen treffen alle passende algemene of
specifieke maatregelen om de naleving van de uit deze Overeenkomst
voortvloeiende verplichtingen te garanderen en onthouden zich van maatregelen
die de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst in gevaar
kunnen brengen. 2.
Elke partij is op haar eigen grondgebied
verantwoordelijk voor de handhaving van deze Overeenkomst en met name van de in
bijlage III bij deze Overeenkomst vermelde verordeningen en richtlijnen inzake
luchtvervoer. 3.
Elke partij verstrekt de andere partij alle nodige
informatie en bijstand in het geval van onderzoeken naar mogelijke inbreuken op
bepalingen van deze Overeenkomst die door de andere partij worden begaan in het
kader van haar in deze Overeenkomst vastgestelde bevoegdheden. 4.
Als de partijen, overeenkomstig de bevoegdheden die
hen krachtens deze Overeenkomst zijn verleend, actie ondernemen met betrekking
tot kwesties die van wezenlijk belang zijn voor de andere partij en de
autoriteiten of ondernemingen van de andere partij, worden de bevoegde
autoriteiten van de andere partij daarvan volledig in kennis gesteld en krijgen
zij de gelegenheid opmerkingen te maken alvorens een definitieve beslissing
wordt genomen. 5.
Voor zover de bepalingen van deze Overeenkomst en
de bepalingen van de in bijlage III bij deze Overeenkomst genoemde besluiten
inhoudelijk identiek zijn aan de overeenkomstige regels van de EU-Verdragen en
krachtens de EU-Verdragen genomen besluiten, worden deze bepalingen, wat hun
uitvoering en toepassing betreft, geïnterpreteerd overeenkomstig de
toepasselijke uitspraken en besluiten van het Hof van Justitie en de Europese
Commissie. ARTIKEL
22 Gemengd
Comité 1.
Hierbij wordt een Gemengd Comité van
vertegenwoordigers van de partijen (hierna het Gemengd Comité genoemd)
opgericht, dat verantwoordelijk is voor het beheer van deze Overeenkomst en
toeziet op de correcte uitvoering ervan. Om dit doel te verwezenlijken, doet
het aanbevelingen en neemt het beslissingen in de gevallen waarin deze
Overeenkomst uitdrukkelijk voorziet. 2.
De beslissingen van het gemengd Comité worden met
eenparigheid van stemmen genomen en zijn bindend voor de partijen. Deze
beslissingen worden door de partijen overeenkomstig hun eigen regels ten
uitvoer gelegd. 3.
Het Gemengd Comité stelt bij besluit zijn reglement
van orde vast. 4.
Het Gemengd Comité komt bijeen wanneer dat nodig
is. Elke partij kan een verzoek indienen om een vergadering te beleggen. 5.
Een partij kan ook om een vergadering van het
Gemengd Comité verzoeken om een probleem met betrekking tot de interpretatie of
toepassing van deze Overeenkomst op te lossen. Een dergelijke vergadering wordt
zo snel mogelijk belegd, uiterlijk twee maanden na de datum waarop het verzoek
is ontvangen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. 6.
Met het oog op de juiste toepassing van deze
Overeenkomst wisselen de partijen informatie uit en plegen zij op verzoek van
een hunner overleg in het Gemengd Comité. 7.
Als een van de partijen van mening is dat een
beslissing van het Gemengd Comité niet goed is uitgevoerd door de andere
partij, mag de eerste partij vragen dat de kwestie in het Gemengd Comité wordt
besproken. Als het Gemengd Comité de kwestie niet binnen twee maanden na de
doorverwijzing kan oplossen, mag de vragende partij passende
vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 24 van deze Overeenkomst
(Vrijwaringsmaatregelen) nemen. 8.
Onverminderd lid 2 kunnen de partijen passende en
tijdelijke vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 24 van deze
Overeenkomst (Vrijwaringsmaatregelen) nemen als het Gemengd Comité binnen zes
maanden na doorverwijzing van een kwestie nog geen beslissing over die kwestie
heeft genomen. 9.
Overeenkomstig artikel 6 (Investeringen) onderzoekt
het Gemengd Comité vragen met betrekking tot bilaterale investeringen,
meerderheidsbelangen of wijzigingen in het feitelijke zeggenschap over
luchtvaartmaatschappijen van de partijen. 10.
Overeenkomstig artikel 14 (Veiligheid van de
luchtvaart) van deze Overeenkomst houdt het Gemengd Comité toezicht op het
proces waarbij luchtvaartuigen die op de datum van ondertekening van deze
Overeenkomst in de Republiek Moldavië zijn geregistreerd, maar niet voldoen aan
de internationale veiligheidsnormen die krachtens het Verdrag zijn vastgesteld,
uit het register worden geschrapt. Het proces van uitfasering, tijdens de in
bijlage II bij deze Overeenkomst beschreven overgangsfase, van luchtvaartuigen
die op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst zijn geregistreerd in
de Republiek Moldavië, worden gebruikt door exploitanten die onder regelgevend
toezicht van de Republiek Moldavië staan en niet beschikken over een typecertificaat
dat is afgegeven overeenkomstig de relevante in bijlage III, deel C, bij deze
Overeenkomst gespecificeerde EU-wetgeving, staat eveneens onder toezicht van
het Gemengd Comité, teneinde overeenstemming te bereiken over een geleidelijke
beperking van het aantal luchtvaartuigen waarnaar wordt verwezen in bijlage II,
punt 7, van deze Overeenkomst. 11.
Het Gemengd Comité ontwikkelt de samenwerking
tevens door: (a)
marktvoorwaarden voor de onder deze Overeenkomst
vallende luchtdiensten te beoordelen; (b)
problemen met "zaken doen" die, onder
meer, de markttoegang en de vlotte werking van de onder deze Overeenkomst
vallende diensten belemmeren, aan te pakken en, voor zover mogelijk, effectief
op te lossen, teneinde een gelijk speelveld tot stand te brengen, voor convergentie
van de regelgeving te zorgen en de regelgevingslast voor commerciële
exploitanten tot een minimum te beperken; (c)
op deskundigenniveau de uitwisseling van nieuwe
wet- of regelgevende initiatieven en ontwikkelingen aan te moedigen, onder meer
op het vlak van beveiliging, veiligheid, milieu, luchtvaartinfrastructuur
(inclusief slots), mededingingsvoorwaarden en consumentenbescherming; (d)
regelmatig de sociale gevolgen van de toepassing
van deze Overeenkomst te bestuderen, met name wat de werkgelegenheid betreft,
en door passende antwoorden op legitieme vragen te formuleren; (e)
mogelijke gebieden voor verdere uitbreiding van
deze Overeenkomst in overweging te nemen, met inbegrip van aanbevelingen voor
wijzigingen van de Overeenkomst; (f)
met eenparigheid van stemmen overeenstemming te
bereiken over voorstellen, benaderingen of documenten van procedurele aard die
rechtstreeks betrekking hebben op de werking van deze Overeenkomst; (g)
technische bijstand op de onder deze Overeenkomst
vallende gebieden te overwegen en te ontwikkelen; en (h)
samenwerking op relevante internationale fora aan
te moedigen. ARTIKEL
23 Geschillenbeslechting
en arbitrage 1.
Wanneer tussen de partijen een geschil ontstaat
over de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst moeten ze dit in de
eerste plaats trachten op te lossen via formeel overleg in het Gemengd Comité,
overeenkomstig artikel 22, lid 5, van deze Overeenkomst (Gemengd Comité). 2.
Elk van beide partijen mag een geschil over de
toepassing of interpretatie van deze Overeenkomst, dat niet overeenkomstig lid
1 van dit artikel kon worden opgelost, doorverwijzen naar een scheidsgerecht
van drie scheidsrechters, overeenkomstig de hierna vastgestelde procedure: (a)
uiterlijk zestig (60) dagen nadat het
scheidsgerecht het via diplomatieke kanalen verzonden verzoek om arbitrage
heeft ontvangen, stelt elke partij een scheidsrechter aan; de derde
scheidsrechter wordt binnen een aanvullende termijn van zestig (60) dagen door
de twee andere scheidsrechters aangesteld. Als een van de partijen niet binnen
de overeengekomen termijn een scheidsrechter heeft aangesteld, of als de derde
scheidsrechter niet binnen de overeengekomen termijn is aangesteld, kan elke
partij de voorzitter van de raad van de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie verzoeken een scheidsrechter of scheidsrechters aan
te stellen; (b)
de derde scheidsrechter, die overeenkomstig de
voorschriften onder (a) wordt aangesteld, is een onderdaan van een derde land
en vervult de functie van voorzitter van het scheidsgerecht; (c)
het scheidsgerecht stelt zijn reglement van orde
vast; en (d)
afhankelijk van de definitieve beslissing van het
scheidsgerecht worden de oorspronkelijke arbitrage-uitgaven evenredig gedeeld
door de partijen. 3.
Op verzoek van een partij kan het scheidsgerecht de
andere partij verplichten om, in afwachting van de einduitspraak, voorlopige
verzachtende maatregelen te nemen. 4.
De voorlopige of definitieve beslissing van het
scheidsgerecht is bindend voor de partijen. 5.
Als een van de partijen niet binnen de dertig (30)
dagen na de bekendmaking van de beslissing van het scheidsgerecht aan deze
beslissing voldoet, kan de andere partij de rechten of privileges die
overeenkomstig deze Overeenkomst zijn toegekend aan de in gebreke blijvende
partij beperken, opschorten of intrekken tot de partij de beslissing naleeft. ARTIKEL
24 Vrijwaringsmaatregelen 1.
De partijen treffen alle algemene en bijzondere
maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de
Overeenkomst te voldoen. Zij zorgen ervoor dat de in de Overeenkomst
vastgelegde doelstellingen worden bereikt. 2.
Indien een van de partijen van mening is dat de
andere partij een uit deze Overeenkomst voortvloeiende verplichting niet is
nagekomen, kan zij passende vrijwaringsmaatregelen nemen. De werkingssfeer en
de duur van de vrijwaringsmaatregelen worden beperkt tot hetgeen strikt
noodzakelijk is om het probleem te verhelpen of om het evenwicht in het kader
van deze Overeenkomst te bewaren. Voorrang wordt gegeven aan maatregelen die de
werking van deze Overeenkomst zo weinig mogelijk verstoren. 3.
Als een partij overweegt om vrijwaringsmaatregelen
te nemen, stelt zij de andere partijen daar onmiddellijk van in kennis via het
Gemengd Comité en verstrekt zij alle relevante informatie. 4.
De partijen plegen onmiddellijk overleg in het
Gemengd Comité teneinde een voor elke partij aanvaardbare oplossing te vinden. 5.
Onverminderd artikel 3, onder (d) (Vergunning),
artikel 5, onder (d) (Weigering, intrekking, opschorting of beperking van
vergunningen), en de artikelen 14 (Veiligheid van de luchtvaart) en 15 (Beveiliging
van de luchtvaart) van deze Overeenkomst, mag de betrokken partij geen
vrijwaringsmaatregelen nemen binnen één maand na de datum van kennisgeving
overeenkomstig lid 3 van dit artikel, tenzij de in lid 4 voorgeschreven
overlegprocedure vóór het verstrijken van de gestelde termijn is beëindigd. 6.
De betrokken partij stelt het Gemengd Comité
onverwijld in kennis van de getroffen maatregelen en verstrekt alle relevante
inlichtingen. 7.
De overeenkomstig dit artikel genomen maatregelen
worden opgeschort zodra de in gebreke blijvende partij voldoet aan de
bepalingen van deze Overeenkomst. ARTIKEL
25 Relatie
met andere overeenkomsten 1.
De bepalingen van deze Overeenkomst hebben voorrang
op de relevante bepalingen van de bestaande bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten
tussen de Republiek Moldavië en de lidstaten. Het is echter toegestaan
bestaande verkeersrechten die voortvloeien uit deze bilaterale overeenkomsten
en die niet onder de onderhavige Overeenkomst vallen, verder te blijven
uitoefenen voor zover dit geen aanleiding geeft tot discriminatie tussen de
lidstaten en hun onderdanen. 2.
Op verzoek van een van de partijen plegen de
partijen overleg in het Gemengd Comité teneinde aan te bevelen of de Republiek
Moldavië moet toetreden tot de ECAA-Overeenkomst. 3.
Indien de partijen toetreden tot een multilaterale
overeenkomst of overgaan tot de bekrachtiging van een besluit van de ICAO of
een andere internationale organisatie dat betrekking heeft op onder deze
Overeenkomst vallende aangelegenheden, plegen zij overleg in het Gemengd Comité
om te bepalen of deze Overeenkomst naar aanleiding hiervan moet worden herzien. ARTIKEL
26 Wijzigingen 1.
Als een van de partijen de bepalingen van deze
Overeenkomst wenst te wijzigen, moet ze het Gemengd Comité daarvan in kennis
stellen. 2.
Het Gemengd Comité kan, op voorstel van een partij
en overeenkomstig dit artikel, bij consensus beslissen de bijlagen bij deze
Overeenkomst te wijzigen. 3.
Wijzigingen van deze Overeenkomst worden van kracht
na voltooiing van de respectievelijke interne procedures van elke partij. 4.
Deze Overeenkomst laat het recht van de partijen
onverlet om unilateraal nieuwe wetgeving op het vlak van luchtvervoer of een
aanverwant in bijlage III bij deze Overeenkomst vermeld gebied aan te nemen of
bestaande wetgeving te wijzigen, voor zover zij het niet-discriminatiebeginsel
en de bepalingen van deze Overeenkomst in acht nemen. 5.
Wanneer een van de partijen nieuwe wetgeving of een
wijziging van bestaande wetgeving op het gebied van luchtvervoer of een
aanverwant in bijlage III bij deze Overeenkomst vermeld gebied overweegt, stelt
zij de andere partij daar ‑ voor zover mogelijk en passend ‑
van in kennis. Op verzoek van een van de partijen kan overleg plaatsvinden in
het Gemengd Comité. 6.
Elke partij stelt de andere partij regelmatig en zo
snel mogelijk in kennis van goedgekeurde nieuwe wetgeving of wijzigingen van
bestaande wetgeving op het gebied van luchtvervoer of een aanverwant in bijlage
III bij deze Overeenkomst vermeld gebied. Op verzoek van een partij organiseert
het Gemengd Comité binnen zestig (60) dagen na deze kennisgeving een
gedachtenwisseling over de gevolgen die de nieuwe wetgeving of de wijziging van
bestaande wetgeving heeft voor de goede werking van deze Overeenkomst. 7.
Naar aanleiding van de in lid 6 van dit artikel
vermelde gedachtenwisseling zal het Gemengd Comité: (a)
een beslissing nemen tot herziening van bijlage III
bij deze Overeenkomst, teneinde daarin, zo nodig op basis van wederkerigheid,
de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie op te nemen; (b)
een beslissing nemen waarbij wordt vastgesteld dat
de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie wordt beschouwd als zijnde in
overeenstemming met deze Overeenkomst; of (c)
andere maatregelen aanbevelen, die binnen een
redelijke termijn moeten worden vastgesteld, teneinde de goede werking van deze
Overeenkomst te waarborgen. ARTIKEL
27 Beëindiging Een partij kan te allen tijde de andere partij
langs diplomatieke kanalen schriftelijk meedelen dat zij besloten heeft deze
Overeenkomst te beëindigen. Deze kennisgeving dient tegelijkertijd naar de ICAO
te worden verstuurd. Deze Overeenkomst houdt op te bestaan om middernacht GMT
aan het einde van het verkeersseizoen van de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie dat een jaar na de datum van de schriftelijke
kennisgeving van de beëindiging lopende is, tenzij de mededeling in onderlinge
overeenstemming tussen de partijen wordt ingetrokken voordat deze termijn is
verstreken. ARTIKEL
28 Registratie
bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie
en het secretariaat van de Verenigde Naties Deze Overeenkomst en alle wijzigingen daarvan
worden, zodra ze in werking zijn getreden, geregistreerd bij de ICAO en bij het
secretariaat van de Verenigde Naties, overeenkomstig artikel 102 van het
Handvest van de Verenigde Naties. ARTIKEL
29 Voorlopige
toepassing en inwerkingtreding 1.
Deze Overeenkomst treedt in werking één maand na de
datum van de laatste nota in een uitwisseling van diplomatieke nota's tussen de
partijen waarin wordt bevestigd dat alle voor de inwerkingtreding van deze
Overeenkomst noodzakelijke procedures zijn voltooid. Met het oog op deze
uitwisseling bezorgt de Republiek Moldavië zijn tot de Europese Unie en haar
lidstaten gerichte diplomatieke nota aan het Secretariaat-generaal van de Raad
van de Europese Unie, en bezorgt het Secretariaat-generaal van de Raad van de
Europese Unie de diplomatieke nota van de Europese Unie en haar lidstaten aan
de Republiek Moldavië. De diplomatieke nota van de Europese Unie en haar
lidstaten bevat mededelingen van elke lidstaat waarin wordt bevestigd dat de
voor inwerkingtreding van deze Overeenkomst vereiste procedures zijn voltooid. 2.
Onverminderd lid 1 van dit artikel komen de
partijen overeen om deze Overeenkomst voorlopig toe te passen vanaf de datum
van ondertekening, overeenkomstig hun toepasselijke interne procedures en/of
binnenlandse wetgeving. TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe
naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend. Gedaan te …. op ….., in twee exemplaren, in
elk van de officiële talen van de partijen, waarbij al deze teksten gelijkelijk
authentiek zijn. BIJLAGE
I OVEREENGEKOMEN
DIENSTEN EN GESPECIFICEERDE ROUTES 1.
Elke partij verleent de luchtvaartmaatschappijen
van de andere partij het recht luchtvervoersdiensten te exploiteren op de
hierna gespecificeerde routes: (a)
in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit de
Europese Unie: elk punt in de Europese Unie – tussenliggende punten op het
grondgebied van landen die deelnemen aan het Europees nabuurschapsbeleid[2],
ECAA-landen[3] of in bijlage IV vermelde
landen – elk punt in de Republiek Moldavië – verder gelegen punten. (b)
in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit de
Republiek Moldavië: elk punt in de Republiek Moldavië – tussenliggende punten
op het grondgebied van landen die deelnemen aan het Europees nabuurschapsbeleid,
ECAA-landen of in bijlage IV vermelde landen – elk punt in de Europese Unie. 2.
De diensten die overeenkomstig punt 1 van deze
bijlage worden geëxploiteerd, beginnen of eindigen op het grondgebied van de
Republiek Macedonië voor luchtvaartmaatschappijen uit de Republiek Macedonië en
op het grondgebied van de Europese Unie voor luchtvaartmaatschappijen uit de
Europese Unie. 3.
De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen
mogen bij een vlucht of alle vluchten en naar keuze: (a)
vluchten in één van beide of beide richtingen
exploiteren; (b)
verschillende vluchtnummers combineren bij de
exploitatie van één luchtvaartuig; (c)
tussenliggende en verder gelegen punten, zoals
gespecificeerd in punt 2 van deze bijlage, en punten op het grondgebied van de
partijen bedienen in elke combinatie en in volgorde; (d)
landingen op een punt of punten overslaan; (e)
op ieder willekeurig punt verkeer overbrengen van
een van haar luchtvaartuigen naar een ander; (f)
een tussenlanding maken op ieder punt binnen of
buiten het grondgebied van een partij; (g)
doorvoervluchten verrichten via het grondgebied van
de andere partij; en (h)
verkeer op hetzelfde luchtvaartuig combineren,
ongeacht de herkomst van dit verkeer. 4.
Elke partij verleent elke luchtvaartmaatschappij
het recht om de frequentie en capaciteit van het door haar aangeboden
internationale luchtvervoer te baseren op commerciële marktgerelateerde
overwegingen. Overeenkomstig dit recht mag geen van beide partijen unilateraal
beperkingen opleggen met betrekking tot het verkeersvolume, de frequentie of de
regelmaat van de vluchten of de door de luchtvaartmaatschappijen van de andere
partij gebruikte types luchtvaartuigen, behalve om douane-, technische,
operationele, milieu- of gezondheidsredenen of overeenkomstig artikel 8
(Mededingingsvoorwaarden) van deze Overeenkomst. 5.
De luchtvaartmaatschappijen van elke partij mogen,
binnen het kader van codesharingovereenkomsten, elk punt in een derde land
bedienen dat niet is opgenomen in de gespecificeerde routes, voor zover ze geen
rechten van de vijfde vrijheid uitoefenen. 6.
De overgangsbepalingen van bijlage II, punt 2, bij
deze Overeenkomst en de daarbij voorziene uitbreiding van rechten zijn van
toepassing op deze bijlage. _______________ BIJLAGE
II OVERGANGSBEPALINGEN 1.
De tenuitvoerlegging en toepassing door de
Republiek Moldavië van alle bepalingen van de in bijlage III bij deze
Overeenkomst vermelde luchtvervoerswetgeving van de Europese Unie, met
uitzondering van de in bijlage III, deel D, van deze Overeenkomst vermelde
wetgeving inzake beveiliging, wordt geëvalueerd onder de verantwoordelijkheid
van de Europese Unie; deze evaluatie wordt gevalideerd door een beslissing van
het Gemengd Comité. Deze evaluatie wordt uiterlijk twee jaar na de
inwerkingtreding van de Overeenkomst uitgevoerd. 2.
Onverminderd de bepalingen van bijlage I bij deze
Overeenkomst omvatten de in deze Overeenkomst overeengekomen diensten en
gespecificeerde routes, tot het ogenblik waarop de in bijlage II, punt 1, van
deze Overeenkomst vermelde beslissing wordt vastgesteld, voor de luchtvaartmaatschappijen
van beide partijen niet het recht om rechten van de vijfde vrijheid uit te
oefenen, behalve de rechten die al waren toegestaan uit hoofde van bilaterale
overeenkomsten tussen de Republiek Moldavië en de lidstaten van de Europese
Unie, ook niet voor luchtvaartmaatschappijen uit de Republiek Moldavië tussen
punten op het grondgebied van de Europese Unie. Na de vaststelling van de in punt 1 van bijlage II
vermelde beslissing hebben de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen het
recht om rechten van de vijfde vrijheid uit te oefenen, inclusief voor
luchtvaartmaatschappijen uit de Republiek Moldavië tussen punten op het
grondgebied van de Europese Unie. 3.
De tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake
luchtvaartbeveiliging door de Republiek Moldavië wordt geëvalueerd onder de
verantwoordelijkheid van de Europese Unie; deze evaluatie wordt gevalideerd
door een beslissing van het Gemengd Comité. Deze evaluatie wordt uiterlijk drie
jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst uitgevoerd. Ondertussen past
de Republiek Moldavië EDAC Doc 30 toe. 4.
Aan het einde van de overgangsperiode wordt het
vertrouwelijke deel van de beveiligingswetgeving, zoals vermeld in bijlage III,
deel D, bij deze Overeenkomst, ter beschikking gesteld van de bevoegde
autoriteit van de Republiek Moldavië, voor zover een overeenkomst wordt
gesloten over de uitwisseling van gevoelige beveiligingsinformatie, inclusief
EU-gerubriceerde informatie. 5.
De geleidelijke overgang van de Republiek Moldavië
naar de volledige toepassing van de in bijlage III bij deze Overeenkomst
vermelde EU-wetgeving inzake luchtvervoer kan regelmatig worden beoordeeld. De
beoordelingen worden uitgevoerd door de Europese Commissie, in samenwerking met
de Republiek Moldavië. 6.
Vanaf de in punt 1 van deze bijlage vermelde datum
van de beslissing, past de Republiek Moldavië regels voor de afgifte van
exploitatievergunningen toe die in wezen gelijkwaardig zijn aan die van
hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en
de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de
exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap. De bepalingen van artikel 4
van deze Overeenkomst, welke betrekking hebben op de wederzijdse erkenning van
de deugdelijkheids- en/of nationaliteitvaststellingen door de bevoegde
autoriteiten van de Republiek Moldavië, worden door de bevoegde autoriteiten
van de Europese Unie toegepast nadat het Gemengd Comité heeft bevestigd dat de
Republiek Moldavië dergelijke regels met betrekking tot de afgifte van exploitatievergunningen
volledig toepast. 7.
Onverminderd een beslissing van het Gemengd Comité
of een beslissing in het kader van artikel 24 (Vrijwaringsmaatregelen), kunnen
luchtvaartuigen die op de datum van ondertekening in het register van de
Republiek Moldavië zijn opgenomen en worden gebruikt door exploitanten die
onder de regelgevende controle van de Republiek Moldavië staan, maar waarvoor
geen typecertificaat is afgegeven overeenkomstig de relevante EU-wetgeving van
deel C van bijlage III bij deze Overeenkomst, worden beheerd onder de
verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten van de Republiek Moldavië
overeenkomstig de toepasselijke nationale voorschriften van de Republiek
Moldavië tot: (a)
1 januari 2017 voor bepaalde vliegtuigen die alleen
voor vrachtvervoer worden gebruikt; (b)
31 december 2022 voor bepaalde helikopters die
worden ingezet voor zoek- en reddingsopdrachten, luchtwerk, opleiding,
noodopdrachten, landbouw- en humanitaire vluchten overeenkomstig de
exploitatiecertificaten van de respectieve maatschappijen, voor zover de luchtvaartuigen voldoen aan de
internationale luchtvaartveiligheidsnormen die krachtens de Overeenkomst zijn
vastgesteld. Dergelijke luchtvaartuigen genieten geen rechten uit hoofde van
deze Overeenkomst en worden niet ingezet op routes naar, van of in de Europese
Unie. Tijdens de overgangsfase mag het aantal
luchtvaartuigen in het register van de Republiek Moldavië dat niet beschikt
over een typecertificaat dat is afgegeven overeenkomstig de relevante
EU-wetgeving, niet meer dan 53 bedragen tot 1 januari 2017; daarna mag dit
aantal niet meer dan 36 bedragen en uiterlijk op 31 december 2022 moeten deze
luchtvaartuigen volledig zijn uitgefaseerd. ____________________ BIJLAGE
III (Wordt
regelmatig geactualiseerd) REGELS
DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE BURGERLUCHTVAART De "toepasselijke bepalingen" van de
volgende besluiten zijn van toepassing overeenkomstig deze Overeenkomst, tenzij
anders gespecificeerd in deze bijlage of in bijlage II bij deze Overeenkomst
(Overgangsbepalingen). Specifieke aanpassingen van elk afzonderlijk besluit,
voor zover nodig, worden hieronder vermeld: A. Markttoegang en bijbehorende kwesties Nr. 95/93 Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18
januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van
"slots" op communautaire luchthavens als gewijzigd bij: · Verordening (EG) nr. 894/2002 van het Europees Parlement en de Raad van
27 mei 2002 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad · Verordening (EG) nr. 1554/2003 van het Europees Parlement en de Raad
van 22 juli 2003 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad · Verordening (EG) nr. 793/2004 van het Europees Parlement en de Raad van
21 april 2004 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad · Verordening (EG) nr. 545/2009 van het Europees Parlement en de Raad van
18 juni 2009 Toepasselijke bepalingen: Artikelen 1 tot en
met 12, artikel 14 en artikel 14 bis, lid 2 Wat de toepassing van artikel 12, lid 2,
betreft, wordt de term "de Commissie" gelezen als "het Gemengd
Comité". Nr. 96/67 Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober
1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van
de Gemeenschap Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 25 en bijlage Wat de toepassing van artikel 10 betreft,
wordt de term "lidstaten" gelezen als "lidstaten van de Europese
Unie". Wat de toepassing van artikel 20, lid 2,
betreft, wordt de term "de Commissie" gelezen als "het Gemengd
Comité". Nr. 785/2004 Verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor
luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 8, en artikel 10, lid 2 Nr. 2009/12 Richtlijn 2009/12/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden Toepasselijke bepalingen: Artikelen 1 tot en
met 12 B. Luchtverkeersbeheer Nr. 549/2004 Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de
totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim ("de
kaderverordening") Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 4, artikel 6 en artikelen 9
tot en met 14. Nr. 550/2004 Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van
luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim
("de luchtvaartnavigatiedienstenverordening") Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 19, bijlagen I en II Nr. 551/2004 Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het
gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de
luchtruimverordening") Toepasselijke bepalingen: Artikelen 1 tot en met 11 Nr. 552/2004 Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van
het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging ("de
interoperabiliteitsverordening") Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 12, bijlagen I tot en met V Nr. 2096/2005 Verordening (EG) nr. 2096/2005 van de
Commissie van 20 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen
voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten als gewijzigd bij: · Verordening (EG) nr. 1315/2007 van de Commissie van 8 november 2007
betreffende het veiligheidstoezicht in het luchtverkeersbeheer en tot wijziging
van Verordening (EG) nr. 2096/2005 · Verordening (EG) nr. 482/2008 van de Commissie van 30 mei 2008
betreffende de invoering van een systeem ter verzekering van de softwareveiligheid
door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van bijlage II
bij Verordening (EG) nr. 2096/2005 · Verordening (EG) nr. 668/2008 van de Commissie van 15 juli 2008
houdende wijziging van bijlagen II tot en met V van Verordening (EG) nr.
2096/2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor de verlening van
luchtvaartnavigatiediensten, met betrekking tot werkmethoden en operationele
procedures Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 9, bijlagen I tot en met V Nr. 2150/2005 Verordening (EG) nr. 2150/2005 van de
Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels
voor een flexibel gebruik van het luchtruim Nr. 730/2006 Verordening (EG) nr. 730/2006 van de Commissie
van 11 mei 2006 betreffende de luchtruimclassificatie en de toegang van
vluchten volgens zichtvliegvoorschriften boven vliegniveau 195 Nr. 1794/2006 Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de
Commissie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk
heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten Nr. 1033/2006 Verordening (EG)
nr. 1033/2006 van de Commissie van 4 juli 2006 tot vaststelling van de
vereisten inzake de procedures voor vliegplannen in de aan de vlucht
voorafgaande fase in het gemeenschappelijke Europese luchtruim Nr. 1032/2006 Verordening (EG)
nr. 1032/2006 van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen
voor automatische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog
op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen
luchtverkeersleidingseenheden Nr. 219/2007 Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van
27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke
onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie
luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) Toepasselijke bepalingen: artikel 1, leden 1,
2 en 5 tot en met 7, artikelen 2 en 3, artikel 4, lid 1, bijlage Nr. 633/2007 Verordening (EG) nr. 633/2007 van de Commissie
van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepassing van een
protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding,
coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 7, artikel 8, tweede en derde zin, bijlagen I tot en met IV Nr. 1265/2007 Verordening (EG) nr. 1265/2007 van de
Commissie van 26 oktober 2007 tot vaststelling van de eisen inzake de
kanaalafstand bij mondelinge lucht-grondcommunicatie in het gemeenschappelijke
Europese luchtruim Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 9, bijlagen I tot en met IV Nr. 1315/2007 Verordening (EG) nr. 1315/2007 van de
Commissie van 8 november 2007 betreffende het veiligheidstoezicht in het
luchtverkeersbeheer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005 Toepasselijke bepalingen: Artikelen 1 tot en
met 15 Nr. 482/2008 Verordening (EG) nr. 482/2008 van de Commissie
van 30 mei 2008 betreffende de invoering van een systeem ter verzekering van de
softwareveiligheid door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en tot
wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2096/2005 Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 5, bijlagen I tot en met II Nr. 668/2008 Verordening (EG)
nr. 668/2008 van de Commissie van 15 juli 2008 houdende wijziging van bijlagen
II tot en met V van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van
gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, met
betrekking tot werkmethoden en operationele procedures Toepasselijke
bepalingen: Artikelen 1 tot en met 2 Nr. 1361/2008 Verordening (EG)
nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008 tot wijziging van Verordening
(EG) nr. 219/2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke
onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie
luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR). Toepasselijke
bepalingen: artikelen 1 tot en met 5 (met uitzondering van artikel 1, lid 6),
bijlage (met uitzondering van punten 11 en 12). Nr. 29/2009 Verordening (EG)
nr. 29/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen
inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim Toepasselijke
bepalingen: artikelen 1 tot en met 15, bijlagen I tot en met VII Nr. 30/2009 Verordening (EG)
nr. 30/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot wijziging van Verordening
(EG) nr. 1032/2006 met betrekking tot automatische systemen voor de
uitwisseling van vluchtgegevens ter ondersteuning van datalinkdiensten Toepasselijke
bepalingen: artikelen 1 en 2, bijlage Nr. 262/2009 Verordening (EG)
nr. 262/2009 van de Commissie van 30 maart 2009 tot vaststelling van de eisen
inzake de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes
in het gemeenschappelijke Europese luchtruim Toepasselijke
bepalingen: artikelen 1 tot en met 13, bijlagen I tot en met III Nr. 1070/2009 Verordening (EG)
nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot
wijziging van Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 550/2004, (EG) nr.
551/2004 en (EG) nr. 552/2004 teneinde de prestaties en de duurzaamheid van het
Europese luchtvaartsysteem te verbeteren Toepasselijke
bepalingen: artikelen 1 tot en met 5, met uitzondering van artikel 1, lid 4 Nr. 1108/2009 Verordening (EG) nr. 1108/2009 van het
Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Verordening
(EG) nr. 216/2008 op het gebied van luchtvaartterreinen, luchtverkeersbeheer en
luchtvaartnavigatiediensten en tot intrekking van Richtlijn 2006/23/EG Nr. 73/2010 Verordening (EU) nr. 73/2010 van de Commissie
van 26 januari 2010 tot vaststelling van de kwaliteitseisen voor
luchtvaartgegevens en -informatie voor het gemeenschappelijke Europese
luchtruim Nr. 255/2010 Verordening (EU) nr. 255/2010 van de Commissie
van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de
regeling van luchtverkeersstromen Nr. 691/2010 Verordening (EU) nr. 691/2010 van de Commissie
van 29 juli 2010 tot vaststelling van een prestatieregeling voor
luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening
(EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de
verlening van luchtvaartnavigatiediensten Nr. 929/2010 Verordening (EU) nr. 929/2010 van de
Commissie van 18 oktober 2010 houdende wijziging van Verordening (EG)
nr. 1033/2006 voor wat de in artikel 3, lid 1, vermelde ICAO-bepalingen
betreft Nr. 1191/2010 Verordening (EU) nr. 1191/2010 van de
Commissie van 16 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG)
nr. 1794/2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel
voor luchtvaartnavigatiediensten Besluit van de Commissie van 21 februari
2011 inzake de vaststelling van EU-wijde prestatiedoelen en
waarschuwingsdrempels voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten voor de
periode 2012-2014 (2011/121/EU) Nr. 176/2011 Verordening (EU) nr. 176/2011 van de
Commissie van 24 februari 2011 inzake de informatie die moet worden
verstrekt vóór de vaststelling en wijziging van een functioneel luchtruimblok Nr. 283/2011 Verordening (EU) nr. 283/2011 van de
Commissie van 22 maart 2011 tot wijziging van Verordening (EG)
nr. 633/2007 wat de in artikel 7 vermelde overgangsbepalingen betreft Besluit van de Commissie van 20.5.2011 inzake
vrijstellingen uit hoofde van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 29/2009 van
de Commissie tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het
gemeenschappelijke Europese luchtruim Nr. 677/2011 Verordening (EU) nr. 677/2011 van de Commissie
van 7 juli 2011 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van de
netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en tot wijziging van Verordening (EU)
nr. 691/2010 Besluit C(2011) 4130 definitief van de
Commissie van 7 juli 2011 inzake de aanstelling van de netwerkbeheerder voor de
functie luchtverkeersbeheer (ATM) van het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Nr. 805/2011 Verordening (EU) nr. 805/2011 van de
Commissie van 10 augustus 2011 tot vaststelling van gedetailleerde regels
voor vergunningen en bepaalde certificaten van luchtverkeersleiders,
overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en
de Raad C. Veiligheid van de luchtvaart Nr. 3922/91 Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van
16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en
administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart als gewijzigd bij: · Verordening (EG) nr. 2176/96 van de Commissie van 13 november 1996 tot
aanpassing van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad aan de
wetenschappelijke en technische vooruitgang · Verordening (EG) nr. 1069/1999 van de Commissie van 25 mei 1999 tot
aanpassing van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad aan de
wetenschappelijke en technische vooruitgang · Verordening (EG) nr. 2871/2000 van de Commissie van 28 december 2000
houdende aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van
Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad inzake de harmonisatie van technische
voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de
burgerluchtvaart · Verordening (EG) nr. 1899/2006 van 12 december 2006 inzake de
harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het
gebied van de burgerluchtvaart · Verordening (EG) nr. 1900/2006 van het
Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot wijziging van
Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad inzake de harmonisatie van technische
voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de
burgerluchtvaart · Verordening (EG) nr. 8/2008 van de Commissie van 11 december 2007 tot
wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad ten aanzien van
gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures van
toepassing op commercieel vervoer per vliegtuig · Verordening (EG) nr. 859/2008 van de Commissie van 20 augustus 2008 tot
wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad ten aanzien van
gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures van
toepassing op commercieel vervoer per vliegtuig Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 10, 12 en 13, met uitzondering van artikel 4, lid 1, en artikel 8, lid 2
(tweede zin), bijlagen I, II en III Met betrekking tot de toepassing van artikel
12 wordt "lidstaten" gelezen als "lidstaten van de Europese
Unie". Nr. 216/2008 Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees
Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke
regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees
Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van
Richtlijn 91/670/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn
2004/36/EG Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 68, met uitzondering van artikel 65, artikel 69, lid 1, tweede alinea,
artikel 69, lid 4, bijlagen I tot en met VI als gewijzigd bij: Verordening (EG) nr. 690/2009 van de Commissie
van 30 juli 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het
Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op
het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap
voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn
91/670/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG Verordening (EG) nr. 1108/2009 van het
Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Verordening
(EG) nr. 216/2008 op het gebied van luchtvaartterreinen, luchtverkeersbeheer en
luchtvaartnavigatiediensten en tot intrekking van Richtlijn 2006/23/EG Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 3, met uitzondering van de bij artikel 1, lid 7, van Verordening (EG) nr.
1108/2009 ingevoegde artikelen 8 bis, lid 5, 8 ter, lid 6, en 8 quater, lid 10,
bijlage Nr. 996/2010 Verordening (EU)
nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake
onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en
houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG. Nr. 2003/42 Richtlijn 2003/42/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 13 juni 2003 inzake de melding van voorvallen in de
burgerluchtvaart Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 11, bijlagen I en II Nr. 1321/2007 Verordening (EG) nr. 1321/2007 van de
Commissie van 12 november 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen om
overeenkomstig Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad
uitgewisselde informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart op te nemen in
een centraal register Toepasselijke bepalingen: Artikelen 1 tot en
met 4 Nr. 1330/2007 Verordening (EG) nr. 1330/2007 van de
Commissie van 24 september 2007 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de
verspreiding onder belanghebbenden van informatie over voorvallen in de
burgerluchtvaart als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2003/42/EG van
het Europees Parlement en de Raad Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 10, bijlagen I tot en met II Nr. 1702/2003 Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de
Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften
inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en
aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering
van ontwerp- en productieorganisaties als gewijzigd bij: · Verordening (EG) nr. 381/2005 van de Commissie van 7 maart 2005 tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 · Verordening (EG) nr. 706/2006 van de Commissie van 8 mei 2006 tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 voor wat betreft de periode
gedurende welke lidstaten goedkeuringen voor een bepaalde duur mogen afgeven · Verordening (EG) nr. 335/2007 van de Commissie van 28 maart 2007 tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van
uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van
luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken · Verordening (EG) nr. 375/2007 van de Commissie van 30 maart 2007 tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van
uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van
luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken,
alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties · Verordening (EG) nr. 287/2008 van de Commissie van 28 maart 2008 inzake
de verlenging van de in artikel 2 quater, lid 3, van Verordening (EG) nr.
1702/2003 vermelde geldigheidsduur · Verordening (EG) nr. 1057/2008 van de Commissie van 27 oktober 2008 tot
wijziging van aanhangsel II van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1702/2003
betreffende het certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid
(EASA-formulier 15a) · Verordening (EG) nr. 1194/2009 van de Commissie van 30 november 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van
uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van
luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken,
alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties Opmerking: gecorrigeerd
bij rectificatie van Verordening (EG) nr. 1194/2009 van de Commissie van 30
november 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling
van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering
van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken,
alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 321
van 8.12.2009) Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 4, bijlage. De in deze verordening bedoelde overgangstermijnen worden
vastgesteld door het Gemengd Comité. Nr. 2042/2003 Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de
Commissie van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van
luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en ‑uitrustingsstukken,
en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties
en personen als gewijzigd bij: · Verordening (EG) nr. 707/2006 van de Commissie van 8 mei 2006 tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 met betrekking tot goedkeuringen
voor bepaalde duur en de bijlagen I en III · Verordening (EG) nr. 376/2007 van de Commissie van 30 maart 2007 tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente
luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en
-uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken
betrokken organisaties en personen · Verordening (EG) nr. 1056/2008 van de Commissie van 27 oktober 2008 tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente
luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en
-uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken
betrokken organisaties en personen · Verordening (EG) nr. 127/2010 van de Commissie van 5 februari 2010 tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente
luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en
-uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken
betrokken organisaties en personen Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 6, bijlagen I tot en met IV Nr. 104/2004 Verordening (EG) nr. 104/2004 van de Commissie
van 22 januari 2004 tot vaststelling van regels voor de organisatie en de
samenstelling van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor de
veiligheid van de luchtvaart Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 7 en bijlage Nr. 593/2007 Verordening (EG) nr. 593/2007 van de Commissie
van 31 mei 2007 betreffende de door het Europees Agentschap voor de veiligheid
van de luchtvaart geheven vergoedingen en rechten als gewijzigd bij: Verordening (EG)
nr. 1356/2008 van de Commissie van 23 december 2008 houdende wijziging van
Verordening (EG) nr. 593/2007 betreffende de door het Europees Agentschap voor
de veiligheid van de luchtvaart geheven vergoedingen en rechten Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 12, artikel 14, lid 2, bijlage Nr. 736/2006 Verordening (EG) nr. 736/2006 van de Commissie
van 16 mei 2006 inzake de werkmethodes van het Europees Agentschap voor de
veiligheid van de luchtvaart bij het uitvoeren van normalisatie-inspecties Toepasselijke bepalingen: Artikelen 1 tot en
met 18 Nr. 768/2006 Verordening (EG) nr. 768/2006 van de Commissie
van 19 mei 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/36/EG van het Europees
Parlement en de Raad met betrekking tot de verzameling en uitwisseling van
informatie over de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik
maken van luchthavens in de Gemeenschap en het beheer van het informatiesysteem
Toepasselijke bepalingen: Artikelen 1 tot en
met 5 Nr. 2111/2005 Verordening (EG)
nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005
betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van
luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is
opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de
exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van
Richtlijn 2004/36/EG Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 13, bijlage Verordening (EG)
nr. 473/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van
uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005
van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van
luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de
Gemeenschap Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 6 en bijlagen A tot en
met C Verordening (EG)
nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot opstelling van de in
hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en
de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een
exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap, zoals vervolgens gewijzigd. Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 3 en bijlagen A en B D. Beveiliging van de luchtvaart Kaderverordening Nr. 300/2008 Verordening (EG)
nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake
gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de
burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 Toepasselijke
bepalingen: artikelen 1 tot en met 18, artikel 21, bijlage Aanvullende
verordening Nr. 272/2009 Verordening (EG)
nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de
bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad
vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de
burgerluchtvaart als gewijzigd bij: ·
Verordening (EU) nr. 720/2011 van de Commissie
van 22 juli 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 272/2009 van
de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de gemeenschappelijke
basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, wat de geleidelijke
invoering van de screening van vloeistoffen, spuitbussen en gels in
EU-luchthavens betreft Nr. 1254/2009 Verordening (EU)
nr. 1254/2009 van de Commissie van 18 december 2009 tot vaststelling van
criteria waaraan lidstaten moeten voldoen om te mogen afwijken van de
gemeenschappelijke basisnormen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart en om
alternatieve beveiligingsmaatregelen te mogen vaststellen Nr. 18/2010 Verordening (EU)
nr. 18/2010 van de Commissie van 8 januari 2010 tot wijziging van Verordening
(EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat specificaties voor
nationale kwaliteitscontroleprogramma's op het gebied van beveiliging van de
burgerluchtvaart betreft Uitvoeringsverordening Nr. 72/2010 Verordening (EU) nr. 72/2010 van de Commissie
van 26 januari 2010 tot vaststelling van procedures voor inspecties door de
Commissie op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart Nr. 185/2010 Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie
van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de
toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de
beveiliging van de luchtvaart als gewijzigd bij: ·
Verordening (EU) nr. 357/2010 van de Commissie van
23 april 2010 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie
van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor
de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake
luchtvaartbeveiliging ·
Verordening (EU) nr. 358/2010 van de Commissie van
23 april 2010 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie
van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor
de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake
luchtvaartbeveiliging ·
Verordening (EU) nr. 573/2010 van de Commissie van
30 juni 2010 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie
van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor
de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging ·
Verordening (EU) nr. 983/2010 van de Commissie van
3 november 2010 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 van de
Commissie houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de
toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de
beveiliging van de luchtvaart ·
Verordening (EU) nr. 334/2011 van de Commissie van
7 april 2011 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie
van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor
de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake
luchtvaartbeveiliging Besluit 2010/774/EU van de Commissie van 13
april 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de
tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke normen voor de beveiliging van de
luchtvaart die de informatie bevatten welke vermeld is in artikel 18, onder a),
van Verordening (EG) nr. 300/2008 (luchtvaartbeveiligingsmaatregelen op
"need to know"-basis) als gewijzigd bij: ·
Besluit 2010/2604/EU van de Commissie van 23 april
2010 houdende wijziging van Besluit 2010/774/EU van de Commissie van 13 april
2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de
tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake
luchtvaartbeveiliging die de in artikel 18, onder a), van Verordening (EG) nr.
300/2008 vermelde informatie bevatten (bescherming van leveringen van LAG's
en speciale verzegelde tassen) ·
Besluit 2010/3572/EU van de Commissie van 30 juni
2010 houdende wijziging van Besluit 2010/774/EU van de Commissie van 13 april
2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de
tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake
luchtvaartbeveiliging die de in artikel 18, onder a), van Verordening (EG) nr.
300/2008 vermelde informatie bevatten (explosievenspeurhonden) ·
Besluit 2010/9139/EU van de Commissie van 20
december 2010 houdende wijziging van Besluit 2010/774/EU van de Commissie van
13 april 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de
tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake
luchtvaartbeveiliging die de in artikel 18, onder a), van Verordening (EG) nr.
300/2008 vermelde informatie bevatten (metaaldetectie voor vracht) E. Milieu Nr. 2006/93 Richtlijn 2006/93/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 12 december 2006 betreffende de regulering van de exploitatie
van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale
burgerluchtvaart, boekdeel I, deel II, hoofdstuk 3, tweede uitgave Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 6 en bijlagen I en II Nr. 2002/30 Richtlijn 2002/30/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 26 maart 2002 betreffende de vaststelling van regels
en procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde
exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Gemeenschap Zoals gewijzigd of aangepast bij de
toetredingsakte van 2003 en de toetredingsakte van 2005 Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 15, bijlagen I en II Nr. 2002/49 Richtlijn 2002/49/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van
omgevingslawaai Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 16, bijlagen I tot en met VI F. Sociale aspecten Nr. 2000/79 Richtlijn 2000/79/EG van de Raad van 27
november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese Overeenkomst
betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de
burgerluchtvaart gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de
European Transport Workers'Association (ETF), de European Cockpit Association
(ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air
Carrier Association (IACA) Toepasselijke bepalingen: artikelen 2 en 3,
bijlage Nr. 2003/88 Richtlijn 2003/88/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de
organisatie van de arbeidstijd Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 19, 21 tot en met 24 en 26 tot en met 29 G. Consumentenbescherming Nr. 90/314 Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni
1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en
rondreispakketten Toepasselijke bepalingen: Artikelen 1 tot en
met 10 Nr. 95/46 Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het
vrije verkeer van die gegevens Toepasselijke bepalingen: Artikelen 1 tot en
met 34 Nr. 2027/97 Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9
oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij
ongevallen, als gewijzigd bij: · Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van
13 mei 2002 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad Toepasselijke bepalingen: Artikelen 1 tot en
met 8 Nr. 261/2004 Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van
gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan
luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging
van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 Toepasselijke bepalingen: Artikelen 1 tot en
met 17 Nr. 1107/2006 Verordening (EG)
nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006
inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per
luchtvervoer reizen. Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en
met 17, bijlagen I en II H. Overige wetgeving Nr. 80/2009 Verordening (EG)
nr. 80/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 inzake
een gedragscode voor geautomatiseerde boekingssystemen en tot intrekking van
Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad Toepasselijke
bepalingen: artikelen 1 tot en met 18 en bijlagen I en II BIJLAGE
IV Lijst
van andere landen waarnaar wordt verwezen in de artikelen 3 en 4 en in bijlage
I 1.
De Republiek IJsland (krachtens de Overeenkomst
inzake de Europese Economische Ruimte); 2.
Het Vorstendom Liechtenstein (krachtens de
Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte); 3.
Het Koninkrijk Noorwegen (krachtens de Overeenkomst
inzake de Europese Economische Ruimte); 4.
De Zwitserse Bondsstaat (in het kader van de
overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat). ___________________ [1] Overeenkomstig
Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999. [2] Onder
"landen die deelnemen aan het Europees Nabuurschapsbeleid" wordt hier
verstaan: Algerije, Armenië,
Azerbeidzjan, Belarus, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, de bezette Palestijnse gebieden, Syrië, Tunesië en Oekraïne, en dus niet
de Republiek Moldavië. [3] "ECAA-landen"
zijn de landen die partij zijn bij de multilaterale overeenkomst tot oprichting
van een gemeenschappelijke Europese luchtvaartruimte, namelijk (op de datum van
de ondertekening van de overeenkomst): de lidstaten van de Europese Unie, de
Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Kroatië, de voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië, de Republiek IJsland, de Republiek
Montenegro, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië en Kosovo onder
resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad).