Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012DC0758

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarlijks voortgangsverslag over de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen voor de uitvoering van de gezamenlijke technologie-initiatieven (GO GTI's) in 2011

/* COM/2012/0758 final */

52012DC0758

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarlijks voortgangsverslag over de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen voor de uitvoering van de gezamenlijke technologie-initiatieven (GO GTI's) in 2011 /* COM/2012/0758 final */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Jaarlijks voortgangsverslag over de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen voor de uitvoering van de gezamenlijke technologie-initiatieven (GO GTI's) in 2011

1.           inleiding

De gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI’s) zijn een nieuwe manier om op Europees niveau publiek-private partnerschappen voor industrieel onderzoek op te zetten. De GTI’s werden in 2007-2008 opgezet als proefprojecten in het kader van het zevende kaderprogramma[1] en bestrijken vijf strategische gebieden: luchtvaart en luchtvervoer (het initiatief Clean Sky), volksgezondheid (het initiatief innovatieve geneesmiddelen), brandstofcel- en waterstoftechnologieën (het initiatief voor brandstofcellen en waterstof), ingebedde computersystemen (het initiatief ARTEMIS) en nano-elektronica (het initiatief ENIAC). Het SESAR-programma[2] (Single European Sky Air Traffic Management Research) moet ook worden vermeld aangezien het in het kader van het zevende kaderprogramma wordt gefinancierd. Als middel om de krachten van het bedrijfsleven, de onderzoeksgemeenschap, de regelgevers en de EU te bundelen rond gemeenschappelijke onderzoeksagenda’s en te investeren in grootschalige multinationale onderzoeksactiviteiten bieden de GTI's, met name in een periode van wereldwijde economische recessie, Europa een interessante kans om zijn concurrentiepositie te versterken op basis van de beginselen van wetenschappelijke uitmuntendheid, openheid en innovatie.

Een jaarlijks voortgangsverslag over de gemeenschappelijke ondernemingen voor de uitvoering van de gezamenlijke technologie-initiatieven (“GO GTI’s”) is opgesteld overeenkomstig artikel 11, lid 1, van de verordeningen van de Raad betreffende de oprichting van de GTI’s, dat als volgt luidt: “De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een jaarlijks verslag in over de voortgang die de gemeenschappelijke onderneming [naam van de GTI] heeft gemaakt. Dit verslag bevat nadere gegevens over de uitvoering, waaronder het aantal ingediende voorstellen, het aantal voor financiering geselecteerde voorstellen, het type deelnemers, met inbegrip van het mkb, en landenstatistieken.”

Dit jaarlijks voortgangsverslag van 2011 komt na de eerste tussentijdse evaluaties van de gemeenschappelijke ondernemingen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de verordeningen van de Raad. Het verslag verstrekt informatie aan het Europees Parlement en de Raad en schetst de vooruitgang die de GO GTI’s hebben geboekt sinds hun oprichting.

Het verslag begint met een korte introductie van de GO GTI’s, geeft een opsomming van de voornaamste resultaten in 2011 en schetst de verbeterpunten voor de toekomst. Het gaat vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie waarin een hoofdzakelijk kwantitatieve beschrijving van de onderzoeksactiviteiten van de respectieve GO GTI’s in 2011 is opgenomen. Daarnaast bevat het actuele informatie over de resultaten en de vooruitgang met betrekking tot de gepubliceerde oproepen van de voorbije jaren.

2.           De GO GTI’s

De gezamenlijke technologie-initiatieven zijn opgezet als gemeenschappelijke ondernemingen op grond van artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie waarin bepaald is dat “De Unie […] gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren in het leven [kan] roepen die noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling en demonstratie in de Unie”. Zij zijn opgericht als “communautaire organen” in de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement van de Unie[3]. De GO GTI’s waren een belangrijke nieuwigheid van het zevende kaderprogramma (KP7) en werden in het leven geroepen ter ondersteuning van sleutelgebieden voor onderzoek en technologische ontwikkeling, die een bijdrage kunnen leveren tot het Europese concurrentievermogen en de levenskwaliteit, maar die niet voldoende in aanmerking kwamen voor bestaande KP7-instrumenten[4].

Overeenkomstig het specifiek KP7-programma “Samenwerking” zijn in de periode 2007‑2008 vijf GO GTI’s opgericht voor de periode tot en met 31 december 2017:

(1) de GO Luchtvaart en luchtvervoer (Clean Sky): ter versterking van het concurrentievermogen van de Europese luchtvaartindustrie en ter beperking van emissies en geluidshinder, opgericht bij Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007;

(2) de GO Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI): ter bevordering van de ontwikkeling van betere en veiligere geneesmiddelen voor patiënten, opgericht bij Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007;

(3) de GO Brandstofcellen en waterstof (FCH): ter bespoediging van de ontwikkeling en invoering van brandstofceltechnologieën en waterstofbevoorrading, opgericht bij Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008;

(4) de GO Ingebedde computersystemen (ARTEMIS): om de Europese industrie te helpen zich te consolideren en zijn wereldleiderschap te versterken op het gebied van ingebedde computersystemen, opgericht bij Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007;

(5) de GO Nano-elektronica (ENIAC): gericht op de verregaande miniaturisatie die nodig is voor de volgende generatie nano-elektronische componenten, opgericht bij Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007.

De Europese Commissie was als medeoprichtster verantwoordelijk voor het opstarten van de GO GTI’s. Zodra ze over het vereiste juridische en financiële kader beschikten en toonden dat ze hun eigen begroting konden beheren, werden ARTEMIS, IMI en Clean Sky autonoom in oktober-november 2009, gevolgd door ENIAC in mei en FCH in november 2010. Bijgevolg was 2011 het eerste volledige jaar waarin alle GO GTI’s volledig autonoom hebben gewerkt.

De gemeenschappelijke ondernemingen selecteren projecten via jaarlijkse open en vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen met een indienings- en evaluatieprocedure in één of twee stappen. Zij verstrekken middelen voor collaboratieve projecten en coördinatie- en ondersteuningsacties. De draagwijdte, kortere looptijd en te leveren resultaten bij de oproepen die door de GO Clean Sky worden uitgeschreven, zijn meer specifiek en vergen een hoger niveau van technologische paraatheid. Clean Sky publiceert verschillende oproepen per jaar.

3.           Vooruitgang die in 2011 is geboekt en de belangrijkste uitdagingen

3.1.        Resultaten van de eerste tussentijdse evaluatie

De verordeningen van de Raad tot oprichting van de GO’s vereisen dat er twee tussentijdse evaluaties van de GO’s worden uitgevoerd. De eerste tussentijdse evaluatie werd tijdig uitgevoerd en ging over de kwaliteit en doeltreffendheid van de ondernemingen en over de voortgang bij de verwezenlijking van hun doelstellingen. De conclusie van alle verslagen was positief; er was een akkoord dat de gemeenschappelijke ondernemingen ook na 2013 moeten verdergaan en er was eensgezindheid over de volgende punten. De evaluatiepanels steunden in de eerste plaats de aanbevelingen van de Sherpa Group[5], met name dat “het huidige rechtskader moet worden gestroomlijnd zodat nieuwe GTI’s kunnen worden opgezet en uitgevoerd”. Hiertoe moet de huidige status van de GTI’s als “communautair orgaan” worden herzien. Er werd aanbevolen om procedures en de besluitvorming te versterken en te stroomlijnen. Er moet ook werk worden gemaakt van een meer gestructureerde coördinatie en van complementariteit met KP7 en nationale programma’s en fondsen, van een betere communicatie om de zichtbaarheid van GTI-acties die voor het algemene publiek zijn bestemd, te verbeteren op internationaal niveau, en van systematische gegevensverzameling en een monitoringsysteem voor de essentiële prestatie-indicatoren.

De evaluatiepanels stelden specifieke problemen en uitdagingen vast en deden een aantal aanbevelingen voor maatregelen door de verschillende belanghebbenden (GO’s, Europese Commissie, industrie, lidstaten, raden van bestuur enz.). Meer informatie over de evaluaties is opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie.

De reactie van de Commissie op de evaluaties van Clean Sky, IMI en FCH werd bekendgemaakt in een werkdocument van haar diensten bij de mededeling Partnerschappen in onderzoek en innovatie (COM(2011) 572) van september 2011. Haar mededeling Eerste tussentijdse evaluatie van de gezamenlijke technologie-initiatieven Artemis en ENIAC (COM(2010) 752) werd in december 2010 gepubliceerd en bevat eveneens een werkdocument van haar diensten met daarin haar reactie.

Voor de GO’s Clean Sky, IMI en FCH, raadden de panels aan snel maatregelen in te voeren om de communicatie met de burgers te verbeteren, om essentiële prestatie-indicatoren vast te stellen en om de uitvoerend bestuurders, in plaats van de raden van bestuur, verantwoordelijk te maken voor het dagelijkse beheer. Voor ENIAC en ARTEMIS hadden de panels 18 aanbevelingen voor de lidstaten, industrie, Commissie en de GO’s. Ze verzochten met aandrang de lidstaten om financiële toezeggingen voor meerdere jaren te doen en de industrie en de GO’s om zich meer in te zetten voor de tenuitvoerlegging van de Europese strategie. De Commissie kreeg het advies gegevens te verzamelen voor de toekomstige evaluatie van de GO GTI’s.

3.2.        Strategische onderzoeksagenda

De strategische onderzoeksagenda’s werden herzien en nieuwe prioriteiten werden gesteld voor de GO’s zodat ze hun activiteiten kunnen richten op de uitdagingen van vandaag en ze daarbij rekening kunnen houden met de vooruitgang die de industrie de laatste jaren heeft geboekt. De meeste GO’s werkten hieraan van 2010 tot en met 2011.

In de luchtvaart werden de doelstellingen voor de GO Clean Sky opnieuw beoordeeld, werd het ontwikkelingsplan bijgewerkt en werd de voorspelling van de tegen het einde van het programma te verwachten milieuvoordelen bijgesteld. In de geneesmiddelensector werd de strategische onderzoeksagenda van het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen herzien en afgestemd op de wetenschappelijke vooruitgang en veranderingen in de industrie. De nieuwe agenda, die acht nieuwe prioriteiten stelde, was klaar in 2011 en legde de nadruk op grootschalige projecten die voor fundamentele wijzigingen zorgen.

De strategische onderzoeks- en de demonstratieprioriteiten van de GO Brandstofcellen en waterstof werden ook in 2011 herzien. Er werden nieuwe doelstellingen vastgesteld in het meerjarige uitvoeringsplan voor de vier FCH-toepassingsgebieden op basis van de technische en wetenschappelijke vooruitgang die sinds het eerste uitvoeringsplan is geboekt. Bijgevolg zullen bepaalde onderwerpen niet meer aan bod komen in toekomstige oproepen en zullen zes nieuwe worden ingevoerd. De periode van de herziene doelstellingen werd ook verlengd tot 2020, naar analogie met het volgende kaderprogramma, Horizon 2020.

Voor ingebedde computersystemen zijn sinds 2006, toen het Europese technologieplatform ARTEMIS zijn eerste strategische onderzoeksagenda uitbracht, nieuwe technische opties en uitdagingen ontstaan. Bijgevolg werd ook de strategische onderzoeksagenda van ARTEMIS bijgewerkt en werden de onderzoeksprioriteiten voor de ontwikkeling en introductie van cruciale technologieën voor verschillende toepassingsgebieden ook herzien. De herziene strategische onderzoeksagenda geeft een duidelijk beeld van wat het komende decennium in Europa nodig is op het gebied van onderzoek en innovatie om het ontstaan van nieuwe marken en maatschappelijk belangrijke toepassingen te bevorderen.

Voor de GO ENIAC en nano-elektronische componenten waren er in 2011 oproepen voor alle technologiegebieden en voor 9 van de 16 toepassingsgebieden. De volgende oproepen in 2012 zullen alle toepassings- en technologiegebieden bestrijken.

3.3.        Communicatie en administratie

Een van de doelstellingen waarnaar de gemeenschappelijke ondernemingen in 2011 dienden te streven en die in de tussentijdse evaluaties werden gecontroleerd, was de meer proactieve en doelgerichte aanpak voor hun communicatieactiviteiten, met name om het mkb en de onderzoeksgemeenschap aan te sporen meer aan hun onderzoeksprojecten deel te nemen. De gemeenschappelijke ondernemingen kregen als aanbeveling duidelijke communicatie- en verspreidingsplannen op te stellen, een eigen identiteit te ontwikkelen en te streven naar synergieën met nationale programma's en naar internationale samenwerking met niet-EU-stakeholders.

In 2011 werd daadwerkelijk meer aandacht besteed aan communicatie, in het bijzonder aan de bevordering van de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen bij de Europese burgers en de verspreiding van de eerste resultaten. Zowel Clean Sky als FCH vernieuwden hun website. Informatiebladen werden bijgewerkt, een nieuwsbrief (van IMI en Clean Sky) en een tijdschrift (ARTEMIS) werden regelmatig uitgebracht en er werd ook een aantal persberichten over belangrijke resultaten gepubliceerd. De vertegenwoordigers van de gemeenschappelijke ondernemingen woonden ook internationale conferenties bij en specifieke evenementen werden georganiseerd om oproepen onder de aandacht te brengen. De tabellen in de bijlage en in het werkdocument van de diensten van de Commissie bevatten de belangrijkste communicatieactiviteiten van elke GO.

Voor het eerst organiseerden de vijf GO GTI’s in oktober 2011 een gezamenlijk één week durend evenement, getiteld “Innovation in action”, in de gebouwen van het Europees Parlement in Brussel. Het evenement werd voorgezeten door Maria de Graça Carvalho, lid van het Europees Parlement. Tijdens het evenement was er een gezamenlijke tentoonstelling en elk gezamenlijk technologie-initiatief organiseerde zijn eigen conferentie en sessies over specifieke onderwerpen. De pers was aanwezig op een gezamenlijke persconferentie en bracht het evenement in de media. De uitvoerend bestuurders van de vijf GO’s stelden de belangrijkste verwezenlijkingen van hun organisaties voor en de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal van de Commissie namen deel aan de discussies.

De onderzoeksactiviteiten van de GTI waren in volle ontwikkeling en in 2011 werden de eerste successen opgetekend. Sommige projecten wonnen prijzen omdat ze bijzonder innovatief waren en andere werden erkend als uitmuntend omwille van hun onderzoeksresultaten (zie “succesverhalen” in de tabellen in de bijlage).

Op het administratieve gebied verhuisden de vijf GO’s in januari 2011 van een gebouw van de Commissie naar eigen kantoren in hartje Brussel. Tegen eind 2011 was ook hun personeelsbestand toegenomen: zowel FCH als ENIAC hadden hun maximale capaciteit bereikt; IMI, Clean Sky en ARTEMIS hadden bijna hun maximale capaciteit bereikt, maar IMI had drie vacante tijdelijke posten en één contractuele boven het toegelaten maximum. Binnen de GO Clean Sky besliste de raad van bestuur over aanwervingen, maar er was een baan voor een arbeidscontractant vacant en een dringende behoefte aan aanvullend personeel voor de werkbelasting die het bestaande team niet meer aankon, dus werd extra, tijdelijk personeel aangenomen. ARTEMIS had twee vacante posten voor arbeidscontractanten.

De GO’s voldeden aan hun planning- en rapportagevereisten, zowel hun bestuurs- als adviesorganen kwamen regelmatig samen en hun raden van bestuur keurden strategische documenten goed zoals de definitieve rekeningen van 2010 en de ontwerpbegrotingen. Er werden in 2011 nieuwe voorzitters gekozen voor de raden van bestuur van Clean Sky en FCH.

3.4.        Operationele vooruitgang

De GO’s streven ernaar de middelen en financieringen van de industrie en de overheidsorganen te coördineren om tot synergieën te komen en bij te dragen aan de toekomstige groei, concurrentiepositie en duurzame ontwikkeling van Europa. In 2011 publiceerden de vijf GO’s nieuwe oproepen tot het indienen van voorstellen overeenkomstig hun strategische onderzoeksagenda’s en bleven ze subsidies in het kader van vorige oproepen beoordelen en bespreken. Aangezien het aantal oproepen, de onderwerpen, de beoordelingsfasen, de sector en het bestuur verschillen tussen de GO’s, wordt de operationele vooruitgang die in 2011 is geboekt op het gebied van de tenuitvoerlegging van oproepen hieronder per onderneming besproken.

4.           Vooruitgang geboekt door de go Clean Sky

Clean Sky kreeg voor de periode 2008-2013 een totale begroting toegekend van 1,6 miljard euro: een maximale bijdrage van 800 miljoen euro van de Europese Commissie (in contant geld), aangevuld met een overeenstemmend bedrag van de industrie (in natura) ten bedrage van minstens 800 miljoen euro. De volgende drie hoofddoelstellingen werden voor Clean Sky vastgesteld: i) milieugebonden verbeteringen in het luchtvervoersysteem versnellen door geavanceerde technologieën te integreren en full-scale demonstratiemodellen te produceren, ii) het verminderen van de algemene milieubelasting van het luchtvervoersysteem (geluidshinder, uitstoot en brandstofverbruik verminderen), en iii) de Europese luchtvaartindustrie consolideren rond een project van gemeenschappelijk belang.

De prestaties van Clean Sky moeten worden beoordeeld in het licht van haar specifieke eigenschappen. Het is met name zo dat bij deze GO de industrie op alle niveaus aanzienlijk is betrokken, van strategisch beheer tot de vaststelling en omschrijving van onderwerpen voor een oproep en rechtstreekse deelname aan de evaluatie van projecten. In tegenstelling tot de andere GO’s werkt Clean Sky hoofdzakelijk via subsidies aan genoemde begunstigden in plaats van via oproepen tot het indienen van voorstellen. De belangrijkste resultaten komen voort uit de werkzaamheden van haar leden, die zijn georganiseerd in zes verschillende technische gebieden, de zogenaamde ITD’s (Integrated Technology Demonstrators - demonstratiemodellen van geïntegreerde technologie), gesteund door een Technology Evaluator die de resultaten voortdurend controleert en beoordeelt. Er is een doeltreffende, georganiseerde coördinatie met andere organisaties, met name de GO SESAR (Single European Sky Air Traffic Management Research – onderzoek naar luchtverkeersleiding voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim).

Het leeuwendeel van de totale begroting (600 miljoen euro of 75 %) gaat naar deze leden of “genoemde begunstigden”. Het resterende deel van 200 miljoen euro is bestemd voor oproepen tot het indienen van voorstellen. Deze oproepen worden gepubliceerd op een regelmatige basis, maar zijn telkens eenmalig en betreffen specifieke onderzoeksactiviteiten die nodig zijn in het kader van de activiteiten van een ITD-lid. Bijgevolg zijn de oproepen tot het indienen van voorstellen van Clean Sky gerichte oproepen, bestrijken ze verschillende onderwerpen (23 tot 58 in 2011) en hebben ze een korte looptijd (ongeveer zes maanden tot een jaar).

In 2011 rondde Clean Sky de evaluatie af van oproep 7 en publiceerde ze drie oproepen tot het indienen van voorstellen, namelijk oproepen 8, 9 en 10. Na deze oproep 10 zal ze in totaal 159 onderwerpen hebben beheerd met in totaal 325 partners uit 22 landen. In de onderstaande tabel staat een overzicht van de oproepen die Clean Sky in 2011 heeft gepubliceerd en geëvalueerd en van de ingediende en geëvalueerde voorstellen.

|| || Voorstellen || Resultaten van de evaluatie || Succespercen­tage (%) || Indicatieve begroting  [max. financie­ring] (€m) || Resul­taat van de oproep (€m)

Referentie oproep || || || Subsidia­bel || || Boven de drempel || Geselecteerd voor financiering

Aan­tal on­der­wer­pen || Ingediend || % subsidia­bel

7 || SPI-JTI-CS-2010-05 || 38 || 71 || 67 || 94,37 % || 45 || 29 || 64 % || 23,0 || 14,6

8 || SPI-JTI-CS-2011-01 || 58 || 127 || 119 || 93,70 % || 84 || 49 || 58 % || 31,9 || 22,5

9 || SPI-JTI-CS-2011-02 || 23 || 62 || 59 || 95,16 % || 32 || 16 || 50 % || 12,7 || 6,1

10 || SPI-JTI-CS-2011-03 || 40 || 62 || 60 || 96,77 % || 35 || 24 || 68 % || 19,5 || 9,4

TOTAAL || 159 || 322 || 305 || 95 % || 196 || 118 || 60 % || 87,1 || 52,6

In vergelijking met de andere GO’s, is de algemene deelname aan de oproepen hoog, en dit geldt ook voor het aantal projecten dat voor financiering is geselecteerd. De deelnemers komen gelijkmatig uit onderzoeksorganisaties, de industrie, universiteiten en het mkb. Clean Sky leek in 2011 echter minder aantrekkelijk voor overheidsorganen en regelgevende agentschappen. Een zeer hoog aantal deelnemers aan de gefinancierde projecten kwam uit het mkb (37 %); in de periode van 2008–2011 ging 38 % van de EU-financiering voor Clean Sky naar het mkb[6].

Op basis van de beschikbare gegevens voor gefinancierde projecten, trokken oproepen 7 tot en met 10 deelnemers uit 23 verschillende landen aan. De best vertegenwoordigde landen waren het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Spanje, Italië en Frankrijk, die een industriële traditie in de luchtvaart hebben. Clean Sky trok de meeste deelnemers uit de EU-12-landen aan van alle GO’s. Van de “geassocieerde” landen, leidde Zwitserland met zes coördinatoren, terwijl China en Rusland de belangrijkste internationale partners waren. De VS nam niet deel.

De Technology Evaluator had betrekking op vier grote onderzoekswerkpakketten waarvoor in 2011 een aantal activiteiten moesten worden uitgevoerd en resultaten worden behaald. In het algemeen was het uitvoeren van het plan voor 2011 een aanzienlijke uitdaging. Ondanks een aantal moeilijkheden slaagde de Technology Evaluator erin sterkere planning- en controlemechanismen in te stellen voor 2012. De eerste uitgevoerde beoordeling diende ook om het volledige proces te ‘demonstreren’ en bleek beloftevol. De kwaliteit en de tijdigheid van de resultaten zouden in 2012 aanzienlijk moeten verbeteren en het is een topprioriteit van de GO om dit van nabij op te volgen.

Voor meer informatie, met inbegrip van succesverhalen, zie “Gemeenschappelijke onderneming Clean Sky: de belangrijkste resultaten van 2011 in een oogopslag” in de bijlage.

5.           Vooruitgang geboekt door de GO INITIATIEF INZAKE INNOVATIEVE GENEESMIDDELEN

Het Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI) kreeg voor de periode 2008–2013 een totale begroting toegekend van 2 miljard euro. De Europese Commissie kent het een maximumbedrag toe van 1 miljard euro uit haar begroting van het zevende kaderprogramma, wat moet worden aangevuld met gelijkwaardige bijdragen in natura (hoofdzakelijk onderzoeksactiviteiten) met een waarde van minstens nog eens 1 miljard euro van de leden van de Europese Federatie van Verenigingen van farmaceutische bedrijven (European Federation of Pharmaceutical Industries and Associations, EFPIA). Hierdoor is IMI het grootste publiek-privaat partnerschap van Europa in het algemeen, alsook het grootste publiek-privaat partnerschap met betrekking tot geneesmiddelen.

De hoofddoelstellingen van IMI zijn: i) werken aan een meer collaboratieve omgeving voor farmaceutische O&O in Europa; ii) de ontwikkeling bevorderen van meer doeltreffende en veilige geneesmiddelen voor patiënten en iii) het vergroten van het mededingingsvermogen van de geneesmiddelensector in de EU. De voornaamste uitdagingen zijn: i) industrieel: ontoereikende investeringen in O&O; ii) wetenschappelijk: technologische complexiteit, en iii) Europees: onderzoek is versnipperd in Europa.

De industriële partners zijn in grote mate betrokken bij IMI, met name de EFPIA-bedrijven, die veel meer deelnemen aan IMI-projecten dan aan KP7-gezondheidsprojecten. Een ander kenmerk van IMI is de procedure in twee stappen voor oproepen tot het indienen van voorstellen: in een eerste stap sturen inschrijvers blijken van belangstelling, en in een tweede stap wordt de twee best gerangschikte deelnemers en het EFPIA-consortium verzocht een consortium te vormen voor het volledige project en een volledig projectvoorstel in te dienen.

In 2011 rondde IMI de beoordeling af van oproep 3 en publiceerde het een vierde oproep tot het indienen van voorstellen. In de onderstaande tabel staat een algemeen overzicht van de oproepen die IMI in 2011 heeft gepubliceerd en geëvalueerd, met inbegrip van gegevens over ingediende dossiers van blijken van belangstelling en geëvalueerde volledige projectvoorstellen.

Referentie oproep || || || || || Dossiers van blijken van belangstelling boven de drempel || Voor financiering geselecteerde volledige project­voorstellen || Succespercen­tage (geselec­teerde volledige projectvoorstel­len/aan­­­tal dossiers van blijken van belangstelling)

Aantal onder­werpen || Ingediende dossiers van blijken van belangstelling || Subsidiabele dossiers van blijken van belangstelling || % overge­hou­den

2010-03 || 7 || 32 || 30 || 93,75 % || 16 || 7 || 21,88 %

2011-04 || 7 || 86 || 80 || 93,02 % || 30 || 7 || 8,14 %

TOTAAL || 14 || 118 || 110 || 93,4 % || 46 || 14 || 11,86 %

Oproepen 3 en 4[7] konden rekenen op veel belangstelling en trokken heel wat inschrijvers aan: 1377. Gezien echter het beperkte aantal onderwerpen, werd slechts 20 % (266) van de inschrijvers in de eerste fase uiteindelijk opgenomen in de projecten die werden geselecteerd voor financiering samen met industriële deelnemers (ongeveer 50 teams van EFPIA-bedrijven traden toe tot de consortia). Het aantal deelnemers aan de oproepen in 2011 bedraagt in totaal 316, wat leidt tot een gemiddeld succespercentage van 23 %.

De typologie van de deelnemers aan IMI-projecten is zeer specifiek. De industrie is goed vertegenwoordigd (door EFPIA-bedrijven en het mkb) en de deelnemingsgraad van universiteiten is ook zeer hoog. Wat de eerste stap betreft, werd een groot aantal van de dossiers van blijken van belangstelling ingediend door het mkb, gevolgd door andere deelnemers en patiëntenorganisaties. De academici vormden uiteindelijk echter de groep met het grootste aantal deelnemers aan gefinancierde projecten (208), gevolgd door EFPIA (53) en het mkb (47), dat goed was voor 17,7 % van de totale deelname. Het mkb ontving 13,56 % van de EU-financiering voor de periode van 2008 tot en met 2011.

Wat de geografische verdeling van de inschrijvers betreft, blijkt uit de gegevens over oproep 3 dat de deelnemers aan de geselecteerde projecten (123, zonder de EFPIA-bedrijven) afkomstig waren uit 19 landen, voornamelijk uit het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Nederland, Frankrijk en Zweden. Tsjechië en Hongarije waren de enige EU-12-landen (recente EU-lidstaten) die vertegenwoordigd waren, met één deelnemer per land. Zwitserland was het beste “geassocieerde land” met zes deelnemers, gevolgd door Israël en IJsland. Wat de internationale deelname betreft, kwamen drie deelnemers uit de VS (dit is evenveel als Spanje). Voor oproep 4 registreerde IMI 143 deelnames aan de voor financiering geselecteerde voorstellen, maar de geografische verdeling is nog niet bekend.

Voor meer informatie, met inbegrip van succesverhalen, zie “Gemeenschappelijke onderneming IMI: de belangrijkste resultaten van 2011 in een oogopslag” in de bijlage.

6.           Vooruitgang geboekt door de go Brandstofcellen en waterstof

De GO Brandstofcellen en waterstof (FCH) kreeg voor de periode 2008–2013 door de Commissie een begroting toegekend van 470 miljoen euro. Dit bedrag zou moeten worden aangevuld met gelijkwaardige bijdragen in contant geld voor de werkingskosten en door bijdragen in natura voor de operationele kosten van de rechtspersonen die deelnemen aan de activiteiten van FCH. De totale begroting van FCH zou dus 940 miljoen euro bedragen.

De hoofddoelstellingen van FCH zijn: i) het versnellen van de ontwikkeling en de toepassing van brandstofcel- en waterstoftechnologieën; ii) het creëren van een technologiebasis om deze tussen 2015 en 2020 in de handel te brengen en om de “doorlooptijd” te beperken; iii) van Europa een wereldleider maken op het gebied van deze technologieën.

FCH gebruikt twee soorten financieringsregelingen ter ondersteuning van een breed scala aan OTO-activiteiten: collaboratieve projecten (voor basisonderzoek en demonstratie) en coördinatie- en ondersteuningsactiviteiten (voor netwerkingsactiviteiten en normvoorbereidend onderzoek). Een ander kenmerk van FCH is de horizontale aard van zijn activiteiten: ter aanvulling van de vier wetenschappelijke toepassingsgebieden beoogt ze eveneens bewustmaking, voorlichting van het publiek en ondersteuning van de markt. FCH past een indienings- en evaluatieprocedure in één stap toe.

FCH publiceerde in 2011 één oproep (FCH-JU-2011-1 — zie onderstaande tabel). In de onderstaande tabel staan gegevens over ingediende en geëvalueerde voorstellen voor deze oproep.

Referentie oproep || || || || || Boven de drempel || Geselec­teerd voor financiering || Succesper­centage

Aantal onderwer­pen || Ingediende voorstellen || Subsidia­bele voorstellen || % overgehou­den

2011-01 || 36 || 82 || 81 || 98,78 % || 53 || 30 || 36,59 %

FCH trok een grote verscheidenheid aan deelnemers aan, waaronder overheidsinstanties (bijv. nationale/regionale organen, energieagentschappen) en ngo’s. Zij zouden immers mogelijk een bijzonder belang hebben bij de coördinatie- en ondersteuningsactiviteiten. De deelnemers kwamen ook gelijkmatig uit onderzoeksorganisaties en de industrie. Er waren 667 inschrijvers in het kader van de oproep en 225 van hen kregen een financiering voor hun project. Er waren 73 midden- en kleinbedrijven betrokken bij de voor financiering geselecteerde projecten, wat goed is voor 25,6 % van de totale deelname. Het mkb ontving in de periode 2008–2011 22,15 % van de EU-financiering voor FCH.

In totaal waren 26 landen vertegenwoordigd in de oproep, met op de eerste plaats Duitsland, gevolgd door het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Italië en België. EU-12-landen waren goed vertegenwoordigd met 10 deelnames. Zwitserland en Noorwegen leidden de lijst met “geassocieerde” landen (met elk zeven coördinatoren), gevolgd door IJsland en Turkije met elk één deelnemer. Onder de internationale partners waren er deelnemers uit de VS, de Republiek Korea, China, Canada en Servië.

Wat administratieve vooruitgang betreft, vielen bij de vaststelling van Verordening (EU) nr. 1183/2011 van de Raad van 14 november 2011 voor FCH enkele beperkingen met betrekking tot de bijdragen in natura weg. Het lidmaatschap van de Onderzoeksgroepering N.ERGHY werd in deze wijziging erkend, waardoor de bijdragen in natura van deelnemers die niet uit de industrie komen, zoals de Onderzoeksgroepering N.ERGHY, meetellen als matchingfinanciering. Deze wijziging was ook bedoeld om de financieringsniveaus te verbeteren.

Voor meer informatie, met inbegrip van succesverhalen, zie “Gemeenschappelijke onderneming FCH: de belangrijkste resultaten van 2011 in een oogopslag” in de bijlage.

7.           Vooruitgang geboekt in 2011 door de GO ARTEMIS

In de periode 2008–2013 heeft de Commissie een maximumbegroting toegekend van 420 miljoen euro aan de GO Ingebedde computersystemen (ARTEMIS). Deze begroting werd verhoogd met financieringen van de ARTEMIS-lidstaten die minstens 1,8 maal de EU-bijdrage bedroegen (756 miljoen euro). Een minstens gelijkwaardige bijdrage in natura als die van de overheden zou van de industrie moeten komen.

Op 5 juli 2011 ondertekende ARTEMIS een aanvullende administratieve overeenkomst met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van België. Een administratieve overeenkomst met Polen werd ondertekend in december 2011, waardoor Polen de 23e ARTEMIS-lidstaat werd. Polen beloofde hierbij financiële middelen vrij te maken voor de oproep van 2012.

De hoofddoelstellingen van ARTEMIS zijn het aanpakken van de problemen op het gebied van onderzoek en structuur waarmee de industrie van ingebedde systemen te maken heeft, en om de Europese industrie te helpen zich te consolideren en zijn wereldleiderschap te versterken op het gebied van ingebedde computersystemen. De deelname van lidstaten, naast de EU en de industrie, aan de financiering en het bestuur is een belangrijk kenmerk van de gemeenschappelijke onderneming. Het indienen en het evalueren van voorstellen is in twee stappen: de inschrijvers sturen eerst een projectplan en vervolgens een volledig projectvoorstel.

In 2011 werden 10 subsidieovereenkomsten in het kader van oproep 3 van 2010 ondertekend en werd oproep 4 gepubliceerd. In de onderstaande tabel staat een overzicht van de projectplannen en de volledige projectvoorstellen die als antwoord op oproep 4 werden ingediend, samen met de resultaten van de evaluatie.

Referentie oproep || Ingediende projectplan­nen || Ingediende voorstellen || || || Boven de drempel || Geselecteerd voor financiering || Succesper­centage

Subsidiabele voorstellen || % overgehou­den

2011-1 || 41 || 27 || 27 || 100 % || 16 || 9 || 22 %

Er waren 540 inschrijvers die een volledig projectvoorstel mochten indienen voor de oproep tot het indienen van voorstellen van 2011 en 206 van hen waren betrokken bij de gefinancierde voorstellen (een gemiddelde van 23 deelnemers per project). ARTEMIS tracht de samenwerking tussen alle belanghebbenden, – de industrie, waaronder het mkb, de nationale en/of regionale overheden en de academische en onderzoekscentra – te bevorderen door alle onderzoeksinspanningen te bundelen en te focussen. Er was een goed evenwicht in de typologie van de deelnemers in 2011, met 71 deelnemers uit onderzoeksorganisaties en universiteiten, 73 industriële partners en 62 midden- en kleinbedrijven. De wetenschappelijke en onderzoeksgemeenschap is goed vertegenwoordigd en gecoördineerd. Het mkb was goed voor 37,9 % van de totale deelname in 2011, en kreeg 19,18 % van de EU-financiering voor ARTEMIS in de periode van 2008 tot en met 2011.

Er waren bij de gefinancierde projecten 17 landen betrokken, met als de best vertegenwoordigde landen Spanje, Italië, Duitsland, Finland, Frankrijk en Oostenrijk. Ook de EU-12-landen waren vertegenwoordigd, met name door Tsjechië, Letland en Estland. Er was slechts één “geassocieerd” land betrokken bij de voor financiering geselecteerde projecten, namelijk Noorwegen, maar met een groot aantal deelnemers (6). De VS was met één deelnemer de enige internationale partner.

Voor meer informatie zie: “Gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS: de belangrijkste resultaten van 2011 in een oogopslag” in de bijlage.

8.           Vooruitgang geboekt in 2011 door de GO ENIAC

In de periode 2008–2013 heeft de Commissie een maximumbegroting toegekend van 450 miljoen euro aan de GO Nano-elektronica (ENIAC). Deze begroting werd verhoogd met financieringen van de ENIAC-lidstaten die minstens 1,8 maal de EU-bijdrage bedroegen (810 miljoen euro). Een minstens gelijkwaardige bijdrage in natura als die van de overheden zou van de industrie moeten komen.

De hoofddoelstellingen van ENIAC zijn: i) werk maken van onderzoek en innovatie in nano-elektronicatechnologieën en hun integratie in slimme systemen; ii) de Europese industrie helpen zich te consolideren en zijn wereldleiderschap te versterken op het gebied van nano-elektronicatechnologieën en -systemen en iii) bijdragen aan de verdere integratie en miniaturisatie van componenten en de uitbreiding van hun functionaliteiten en daarbij zorgen voor nieuwe materialen, apparatuur en procedés. De deelname van lidstaten, naast de EU en de industrie, aan de financiering en het bestuur is, zoals bij ARTEMIS, een belangrijk kenmerk van ENIAC. Het indienen en het evalueren van voorstellen is eveneens in twee stappen (projectplan, dan volledig projectvoorstel).

In 2011 werd de daling van de toezeggingen van de ENIAC-lidstaten gekeerd en men verwacht voor 2012 dat deze stijgende tendens zich zal voortzetten. Men merkte echter wel op dat de verhouding van 1,8 tussen de subsidies van de GO ENIAC en die van de lidstaten voor de projecten tegen het einde van de looptijd van de GO wellicht niet zal worden behaald. Bijgevolg besliste de raad van openbare instanties om de deelname van de GO ENIAC terug te brengen van 16,7 % naar 15 % van de totale subsidiabele kosten en maximaal 52% van de bijdragen van de ENIAC-lidstaten aan de oproepen tot het indienen van voorstellen. Dit zou de verhouding dichter bij 1,8 moeten brengen, op voorwaarde dat i) de GO ENIAC gebruikmaakt van de maximale EU-bijdrage waarin de verordening van de Raad voorziet, en ii) de ENIAC-lidstaten hun deelnemers in dezelfde mate financieren als in het verleden.

In 2011 publiceerde ENIAC twee oproepen tot het indienen van voorstellen, met name oproep 4 en oproep 5 (de laatste met een procedure in één stap vanwege de strikte deadline). In de onderstaande tabel staat een overzicht van de twee oproepen die in 2011 werden gepubliceerd en geëvalueerd.

Referentie oproep || Ingediende projectplan­nen || Ingediende voorstellen (volledige projectvoor­stellen) || Subsidiabele voorstellen || % overgehou­den || Boven de drempel || Geselecteerd voor financiering || Succesper­centage (niveau van volledige projectvoor­stellen) ||

2011-1 || 20 || 9 || 9 || 100 % || 7 || 6 || 66,7 % ||

2011-2 || NA || 8 || 7 || 87,50 % || 6 || 6 || 75,0 % ||

TOTAAL || 20 || 17 || 16 || 93,75 % || 13 || 12 || 70,85 % ||

Van de 286 inschrijvers die een volledig projectvoorstel hadden gestuurd voor de ENIAC-oproepen in 2011, werden er 195 geselecteerd voor financiering, wat een hoog succespercentage oplevert. De verdeling tussen de partners is zeer kenmerkend voor de sector: onderzoeksorganisaties (50), industrie (71) en het mkb (74) zijn redelijk gelijkmatig vertegenwoordigd, terwijl overheidsinstanties en universiteiten afwezig zijn. Het mkb was goed voor 37,9 % van de totale deelname van 2008 tot en met 2011, wat overeenkomt met 13,30 % van de EU-financiering.

De deelnemers aan de oproepen kwamen uit 19 landen, met op de eerste plaats Nederland, gevolgd door Italië, Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk. EU-12-landen namen ook deel en werden hoofdzakelijk vertegenwoordigd door Tsjechië, Polen en Slowakije. Er was een goede deelname door de “geassocieerde” landen, met op kop Israël met vijf deelnemers, gevolgd door Noorwegen (3) en Zwitserland (1). Er waren echter geen international partners.

Naar het eind van 2011 toe publiceerde de GO ENIAC een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor proefopstellingen. Met deze oproep wil de GO zich voorbereiden om als voorkeursinstrument te dienen voor de tenuitvoerlegging van het beleid inzake cruciale enabling technology (KET’s) om de positie van Europa te verbeteren op het gebied van 6 KET’s, waaronder nano-elektronica. De proefopstellingen zullen innovatie mogelijk maken op een hoger niveau van technologische paraatheid (niveaus 4 tot en met 8) en daardoor een brug vormen naar Horizon 2020.

Voor meer informatie, met inbegrip van succesverhalen, zie “Gemeenschappelijke onderneming ENIAC: de belangrijkste resultaten van 2011 in een oogopslag” in de bijlage.

9.           Algemene, in 2011 geboekte vooruitgang

9.1.        Deelname van belanghebbenden

Dankzij de ervaring die is opgedaan met het oprichten van de GO’s, kunnen nu gegevens worden verstrekt over de vooruitgang op het gebied van deelname.

|| Deelname aan ingediende voorstellen (2011) || Deelname aan voor financiering geselecteerde projecten (2011)

Clean Sky || 600 || 238

IMI || 1377 || 319

FCH || 667 || 285

Artemis || 540 || 206

Eniac || 286 || 195

Totaal || 3470 || 1243

In 2011 registreerden de GO’s 3470 deelnames aan ingediende voorstellen, terwijl de deelnames aan gefinancierde projecten 1243 bedroeg. Het algemene succespercentage van 35,8 % is veelbelovend en kan als positief worden beschouwd aangezien de GO’s zeer specifiek, door de industrie aangestuurd onderzoek uitvoeren.

De GO’s hebben hun best gedaan om de deelname te verbreden, bijvoorbeeld door de communicatie te verbeteren met mogelijke inschrijvers voor de open oproepen tot het indienen van voorstellen. Er werden specifieke infodagen georganiseerd en de GO’s namen vaker deel aan seminars, evenementen en grote technologiebeurzen en -tentoonstellingen. Ook de zichtbaarheid voor het publiek van de GTI’s werd verbeterd. Bijna alle websites van de GTI’s werden in een nieuw kleedje gestoken om de informatie op een betere en gebruiksvriendelijkere manier voor te stellen.

Hierdoor werden de initiatieven van de GO GTI’s toegankelijker voor de onderzoeks- en wetenschappelijke gemeenschappen. IMI kreeg hierdoor bijvoorbeeld dubbel zo veel dossiers met blijken van belangstelling voor zijn tweede oproep als voor zijn eerste.

Het type belanghebbenden dat bij de onderzoeksprojecten was betrokken, is afhankelijk van de GO:

· De deelname aan gefinancierde FCH-projecten is verscheiden en alle belanghebbenden zijn vertegenwoordigd: 77 onderzoeksorganisaties, 49 universiteiten, 76 grote industrieën, 73 midden- en kleinbedrijven, 7 andere en 3 overheidsorganen op een totaal van 285 deelnemers.

· IMI heeft ongeveer 50 deelnemers aangetrokken van EFPIA-ondernemingen (grote industrie), 208 universiteiten, 47 midden- en kleinbedrijven, 6 patiëntenorganisaties en 5 andere.

· Clean Sky, ENIAC en ARTEMIS hebben onder hun deelnemers aan gefinancierde projecten geen overheidsorganen of de categorie “andere”.

· De industrie is goed voor 73 en 71 deelnames aan respectievelijk ARTEMIS en ENIAC en 53 aan Clean Sky.

· Universiteiten vertegenwoordigen 54 deelnames aan Clean Sky, en maken wat ARTEMIS betreft deel uit van de onderzoeksorganisaties.

· Onderzoeksorganisaties vertegenwoordigen 43 deelnames aan Clean Sky en 71 en 50 in respectievelijk ARTEMIS en ENIAC.

Na twee jaar van volledige activiteiten lijkt de deelname van belanghebbenden in het algemeen evenwichtig verdeeld, maar er is nog ruimte voor verbetering in de minder goed vertegenwoordigde categorieën.

Op basis van de deelname- en representativiteitscijfers kan worden besloten dat de beoogde resultaten in elke technologische sector naar verwachting zullen worden behaald.

9.2.        Innovatie en de betrokkenheid van het mkb

De vijf huidige GO’s zijn reeds als een innovatief model voor het uitvoeren van onderzoek te beschouwen. Het partnerschap tussen de publieke en private sectoren is een aanzienlijke stap vooruit in het overbrengen van onderzoeksresultaten naar de markt. De GO GTI’s stellen hun eigen onderzoekagenda’s vast in nauwe samenwerking met de industrie zodat onderzoeksresultaten zo snel mogelijk kunnen worden toegepast. Dit snellere gebruik van onderzoeksresultaten zal nog worden bevorderd onder Horizon 2020, met name onder de doelstelling “industrieel leiderschap”.

Dit gezegd zijnde kunnen we reeds de aandacht vestigen op elementen op basis waarvan we een eerste beoordeling kunnen maken van de innovatie die de vijf GO’s in 2011 hebben bereikt, ook al beoogt dit verslag geen gedetailleerde analyse van dit aspect.

· Het concept “niveau van technologische paraatheid” werd ingevoerd in de GO Clean Sky en projecten die worden ingediend als antwoord op de open oproepen worden ook geëvalueerd op basis van het niveau van de maturiteit van de technologie. Het niveau van technologische paraatheid wordt toegepast om de verschillende ontwikkelingsfasen van een bepaalde technologie te evalueren en te vergelijken. Het maximumniveau 6 verwijst naar onderzoeksprojecten die in de fase net voor de productontwikkeling zitten.

· Bij ARTEMIS worden een maturiteitsindex en een index voor mkb-betrokkenheid gebruikt in de voorstellen om de evaluatie te vergemakkelijken van projecten die het best kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van innovatie op basis van onderzoek.

· Een aantal prototyping- en demonstratieactiviteiten werden opgenomen in de jaarlijkse uitvoeringsplannen voor de GTI’s. Voor Clean Sky stonden in 2011 15 onderzoeksthema’s open voor demonstratiemodellen en voor 1 prototyping. Voor FCH waren er 7 thema’s voor demonstratiemodellen en één voor een “proof of concept” met betrekking tot brandstofcelsystemen.

· In 2011 introduceerde ENIAC de “ENIAC-Innovatieprijs” ter erkenning van innovatieve projecten die bijna zijn afgerond of recentelijk werden afgerond en die de meeste impact hebben. Het “E3Car”-project met 28 demonstratiemodellen en een totale begroting van 180 miljoen euro was de eerste winnaar.

· Er waren twee GO’s die ook innovatieprijzen wonnen:

– Clean Sky kreeg een prijs op het “Inter Airport Europe”-evenement in München voor het “TaxiBot”-project, d.i. een innovatieve, milieuvriendelijkere oplossing voor het taxiën van vliegtuigen in en uit de luchthaven zonder een sleepstang.

– Een van de kleinere bedrijven die actief zijn in FCH ontving een EU-prijs voor vrouwelijke innovatoren op de Innovatieconventie in 2011. Een Italiaans bedrijf met 40 werknemers was de eerste die een zelfoplaadbaar waterstofcelsysteem voor back-upstroom, een schoonmaaktoestel, een hernieuwbaar alternatief voor loodzuurbatterijen en dieselmotoren ontwikkelde.

De GO’s boekten in 2011 op die manier vooruitgang op het gebied van kennis en wetenschappelijke kwaliteit, met projecten die een mogelijke impact hebben op de industrie en de onderzoeksgemeenschap.

In de luchtvaart werd een nieuw systeem ontworpen om de productie- en onderhoudskosten te verminderen, met name de “Breakthrough Laminar Aircraft Demonstrator in Europe” (BLADE), en analyses van de rendabiliteit van luchtvaartmaatschappijen, met inbegrip van de vereisten voor nieuwe milieuwetgeving, zijn lopende in het kader van het project “Contribution of Airlines for the Reduction of Industry Nuisances and Gases” (CARING).

Om de ontwikkeling te bevorderen van betere en veiligere geneesmiddelen voor patiënten is een gegevensbank opgericht, de zogeheten NEWMEDS. Dit is het grootste register ter wereld met gegevens van klinische proeven met antipsychotica en bevat gegevens over 23 401 patiënten van de vijf toonaangevende farmaceutische bedrijven op dit gebied. Het is belangrijk te benadrukken dat voor het eerst concurrerende bedrijven de resultaten van hun klinische proeven willen bekendmaken en delen. Dit kan helpen zorgen voor een meer doelgerichte, gepersonaliseerde gezondheidszorg.

In de vervoersector brengt het project “Clean Hydrogen In European Cities” milieuvriendelijke stadsbussen naar Europese steden om het milieueffect van bussen te verminderen en promoot het deze bussen om de “doorlooptijd” te verkorten. Het “E3Car”-project, dat gefinancierd wordt om de aandrijving te beheren van elektrische voertuigen, verbeterde de energieconversie en -distributie en de energie-efficiëntie met respectievelijk 10 % en 35 %, met als gevolg een concurrentiesituatie met 28 demonstratiemodellen.

De GO’s moedigden het mkb aan deel te nemen en dit leidde tot goede resultaten in 2011: ongeveer 28 % van de succesvolle deelnemers kwamen uit het mkb. Van de vijf GO’s bleek ENIAC de meest aantrekkelijke voor het mkb met 37,9 % van de totale deelname aan de GO, gevolgd door Clean Sky (37 %)[8], ARTEMIS (31 %), FCH (25,6 %) en IMI (17,7 %)[9]. Het gemiddelde percentage van de EU-financiering dat in de periode 2008–2011 naar het mkb ging voor alle GO GTI’s bedroeg ruim 21 %, wat de algemene KP7-doelstelling van 15 % overschrijdt. In de onderstaande tabel staat een overzicht van de EU-12-deelname van het mkb aan de vijf GO’s, zowel aan de ingediende voorstellen als aan de voor financiering geselecteerde projecten (2011).

|| Deelname aan ingediende voorstellen || Deelname aan voor financiering geselecteerde projecten

Clean Sky || 239 || 88

IMI || 263 || 47

FCH || 174 || 73

ARTEMIS || 182 || 62

ENIAC || 109 || 74

Totaal || 967 || 344

Het aantal deelnemende midden- en kleinbedrijven duidt er sterk op dat er een goed evenwicht is van onderzoeksactiviteiten die op het mkb zijn toegespitst en waarbij de bijdragen van het mkb essentieel zijn om meer algemene onderzoeks- en innovatiedoelstellingen te behalen.

Als de GO GTI’s hun vooruitgang van 2011 kunnen verderzetten, zullen ze hun innovatiepotentieel kunnen realiseren en echt bijdragen aan het voldoen aan de toekomstige uitdagingen die in het Horizon 2020-programma zijn vastgesteld.

9.3.        Deelname in termen van geografische locatie

Bij de tenuitvoerlegging van de strategische onderzoeksagenda’s van de vijf GO’s zijn gemiddeld 20 lidstaten betrokken. FCH, die meerdere internationale partners heeft, is de meest diverse gemeenschappelijke onderneming. De meest vertegenwoordigde landen zijn de lidstaten die een geavanceerde industriële omgeving hebben, gesteund door dynamische systemen van het mkb, onderzoekscentra en universiteiten.

|| Aantal landen die deelnemen aan voor financiering geselecteerde projecten || Meest vertegenwoordigde landen[10]

Clean Sky || 23 || UK, DE, ES, IT FR

IMI || 15 || UK, DE, NL, FR, SE

FCH || 26 || DE, UK, FR, IT, BE

ARTEMIS || 17 || ES, IT, DE, FI, FR & AT

ENIAC || 19 || NL, IT, FR, DE, BE

We merken eveneens op dat, op één na, alle EU-12-landen hebben deelgenomen.

· In totaal is de EU-12 goed voor ongeveer 15 % van de totale deelname aan gefinancierde projecten. Clean Sky leidt met ongeveer 10 %, terwijl de EU-12-deelname aan IMI-projecten verwaarloosbaar is. De onderstaande grafiek toont de deelname van de EU-12 per gemeenschappelijke onderneming in 2011 (uitsluitend gefinancierde projecten).

· De best vertegenwoordigde lidstaat van de EU-12 is Polen met 18 deelnames aan gefinancierde projecten (6 aan FCH en ENIAC samen, 12 aan Clean Sky), en met 5 projecten die door Poolse organisaties werden gecoördineerd. Tsjechië volgt met 16 deelnames aan gefinancierde projecten en posities in alle GTI’s, met op de eerste plaats ARTEMIS met 7 Tsjechische deelnames. Voor Roemenië worden 6 deelnames opgetekend en voor Hongarije 3. Litouwen is daarentegen in geen enkel geselecteerd project vertegenwoordigd.

· Clean Sky organiseerde in 2011 een rondetafel over luchtvaartonderzoek in Centraal- en Oost-Europa om de minst actieve regio’s te stimuleren deel te nemen. Dit is een goede praktijk die de Commissie ook bij de andere GTI’s in de toekomst wil toegepast zien. In 2012 zal de Commissie met de GO’s verder bespreken hoe de deelname van de EU-12 aanzienlijk kan worden verhoogd.

De onderzoeksactiviteiten in het kader van de GTI’s bleken ook aantrekkelijk te zijn voor bij KP7-geassocieerde landen. Deze landen maken ongeveer 15 % van de totale deelname uit. Het meest actieve geassocieerde land in 2011 was Zwitserland, gevolgd door Noorwegen en Israël. FCH trok het meeste aantal deelnemers van geassocieerde landen aan, gevolgd door Clean Sky en IMI. Bij de beoordeling van de betrokkenheid van geassocieerde landen bij ARTEMIS en ENIAC moet ook worden rekening gehouden met hun tripartiet financieringsmodel.

Land || IMI || FCH || CS || ARTEMIS || ENIAC || Totaal

Zwitserland || 6 || 7 || 6 || || 1 || 20

Noorwegen || || 7 || 1 || 6 || 3 || 17

IJsland || 2 || 1 || || || || 3

Israël || 2 || || 2 || || 5 || 9

Turkije || || 1 || 1 || || || 2

Servië || || 1 || || || || 1

Totaal || 10 || 17 || 10 || 6 || 9 || 52

9.4.        De internationale dimensie

Meerdere internationale partners waren betrokken bij activiteiten in het kader van de GTI’s. Deze internationale partners vertegenwoordigden ongeveer 3 % van de totale deelname aan gefinancierde projecten in 2011. De ervaringen met de internationale partners zijn sterk afhankelijk van de technologische sector. Ook de strategieën en de synergieën die de GTI’s toepassen voor onderzoek, innovatie en regelgeving zijn hierbij bepalend.

Uit onderstaande tabel blijkt dat de Verenigde Staten in bijna alle GTI’s interesse toonde en in het algemeen de grootste deelname aan gefinancierde projecten kende.

Land || IMI || FCH || CS || ARTEMIS || ENIAC || Totaal

VS || 3 || 1 || 1 || 1 || || 6

Rusland || || || 1 || || || 1

China || || 1 || || || || 1

Korea || || 1 || || || || 1

Canada || || 1 || || || || 1

Totaal || 3 || 4 || 2 || 1 || 0 || 10

Om op wereldniveau te kunnen meedingen, moet de industrie niet alleen samenwerking in Europa versterken en versnippering in Europa bestrijden, maar ook elders synergieën aangaan, met name met belangrijke internationale spelers. De internationale dimensie van de GTI’s is dus een element dat verder moet worden ontwikkeld. De Commissie bespreekt op dit moment met de GO’s hoe met internationale partners kan worden aangeknoopt om aan de specifieke behoeften van de betreffende sectoren te kunnen voldoen.

FCH heeft reeds zijn meerjarig uitvoeringsplan herzien om het meer ambitieus en concurrerend te maken in vergelijking met de wereldwijde inspanningen op technologisch gebied. De bijgewerkte strategische onderzoeksagenda van ARTEMIS maakt nu duidelijk wat het komende decennium in Europa nodig is op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie om een leider in ingebedde systemen te worden.

9.5.        Subsidieportfolio’s

Het portfolio met subsidieovereenkomsten is in elke GO verschillend en is afhankelijk van het soort projecten, de omvang van de consortia en de toegekende begroting. GO’s kunnen naast het ontwikkelen van collaboratief onderzoek ook netwerkingsactiviteiten ondersteunen (zoals het geval is bij FCH) door coördinatie- en ondersteuningsactiviteiten uit te voeren, aangezien de omvang van het consortium van nature kleiner is en de samenstelling verschillend.

|| Subsidies in onderhandeling in 2011 || Ondertekende subsidies in 2011 || Subsidies waarvoor de activiteiten zijn afgelopen

Clean Sky || 24 || 80 || 7

IMI || 2 || 13 || 0

FCH || 0 || 26 || 5

ARTEMIS || 9 || 10 || 3

ENIAC || 0 || 22 || 0

Totaal || 35 || 151 || 15

Tijdens de eerste drie werkingsjaren verschilden de portfolio’s van subsidieovereenkomsten die de GO’s ondertekenden, in omvang, aantal partners en toegekende begroting.

· De subsidieovereenkomsten van Clean Sky waren het meest bijzonder. Het aantal gefinancierde projecten en ondertekende subsidieovereenkomsten was groter, maar met telkens minder partners en relatief kleine begrotingen. De oproepen van Clean Sky kunnen betrekking hebben op projecten met maar één partner, met name wanneer het onderzoeksgebied zo specifiek is dat slechts één organisatie (of een paar concurrerende organisaties in de selectie- en evaluatieprocedure) voldoet aan de vereisten in de oproep. Gemiddeld zijn er twee partners in de subsidieovereenkomsten van Clean Sky en de gemiddelde toegekende begroting bedraagt 515 000 euro. Bijgevolg is een goed beheer voor het aantal te ondertekenen subsidieovereenkomsten belangrijk, maar is er minder coördinatie nodig in de consortia.

· IMI en FCH trekken gelijksoortige consortia aan: er zijn minder projecten (en ondertekende subsidieovereenkomsten), maar ze hebben een grotere begroting en een groter aantal partners. Het gemiddelde aantal partners in een IMI-project is 26, EFPIA- en niet-EFPIA-organisaties samen, en de gemiddelde begroting van ondertekende subsidieovereenkomsten is ongeveer 10 miljoen euro (uitsluitend bijdragen van de GO IMI). Voor FCH is er een gemiddelde van 9 partners per project en een begroting van 3,8 miljoen euro.

· Het gemiddelde aantal partnerorganisaties in een consortium is voor ARTEMIS en ENIAC respectievelijk 23 en 22 en de gemiddelde begroting respectievelijk 15,8 miljoen en 23 miljoen euro[11].

10.         Uitdagingen en vooruitzichten

De eerste tussentijdse evaluaties van de gemeenschappelijke ondernemingen werden uitgevoerd als gepland en de verslagen werden in april 2011 voltooid. De algemene beoordeling van de gemeenschappelijke ondernemingen was goed. De aanbevelingen van externe deskundigen hadden onder andere betrekking op een betere communicatie met de burgers, het vaststellen van essentiële prestatie-indicatoren en het meer delegeren van verantwoordelijkheden van de raden van bestuur voor het dagelijkse beheer naar de uitvoerend bestuurders van de GO’s. Deze aanbevelingen moeten volledig zijn uitgevoerd vóór de tweede tussentijdse evaluatie in 2013.

In 2011 verbeterden de GO’s hun communicatieactiviteiten bestemd voor het algemene publiek aanzienlijk. De zichtbaarheid van de projecten nam toe en de normen van hun belangrijkste communicatiemiddelen (bijv. hun websites) werden verhoogd.

Ze stelden ook essentiële prestatie-indicatoren vast:

· IMI stelde essentiële prestatie-indicatoren en resultatenindicatoren vast voor twee belangrijke prioriteiten: de tenuitvoerlegging van de strategische onderzoeksagenda en de prestaties van het programmabureau. De gemiddelde termijn voor subsidietoekenning is ingekort met meer dan 90 dagen.

· Clean Sky voerde de meeste aanbevelingen van de deskundigen uit. De prestaties van de ITD’s kwamen aan bod in de jaarlijkse herziening door onafhankelijke deskundigen.

· FCH voerde “operationele indicatoren” in om de vooruitgang in OTO-activiteiten op te volgen. Deze indicatoren worden vergeleken met resultatenindicatoren die zijn gebaseerd op de doelstellingen en de laatst bekende resultaten.

· ENIAC voerde een essentiële prestatie-indicator in voor de termijn die verstrijkt tussen de financieringsbeslissing van de raad van openbare instanties en de eerste betaling aan elke begunstigde.

Verdere vooruitgang zal worden beoordeeld in de tweede tussentijdse evaluatie en het jaarlijkse voortgangsverslag van 2012.

Aangezien de gemeenschappelijke ondernemingen nu volledig autonoom zijn, kunnen we een eerste beoordeling maken van hun voordelen. De stabiele toekenning van financieringen wijst op het engagement van de industrie. Het mkb toonde interesse in de onderzoeksgebieden van de GTI GO's, voornamelijk vanwege de stabiliteit en de continuïteit van de onderzoeks- en innovatieomgevingen en de financieringsmogelijkheden. Tegen eind 2011 had het mkb in totaal 21 % van de EU-financiering ontvangen. Zoals vermeld onder punt 9.2 zijn de GTI’s een echt aantrekkelijke manier geworden voor het mkb om onderzoek uit te voeren. Het mkb kan profiteren van specifieke werkomgevingen, van onderzoeksgebieden die duidelijk op de markt zijn afgestemd en van GO’s als een instrument dat beter inspeelt op zijn behoeften.

Meer algemeen kan worden gesteld dat de deelname van belanghebbenden in het algemeen evenwichtig is en dat alle partijen betrokken waren bij de onderzoeksactiviteiten in het kader van de GTI’s. Uit de toekenning van begrotingen blijkt dat onderzoeksorganisaties en universiteiten gemiddeld 45 % van de EU-financiering hebben ontvangen en de industrie 34 %. Andere organisaties, zoals ngo’s, overkoepelende organisaties en stichtingen, waren goed voor 2 % van de EU-financiering en het mkb voor ongeveer 21 %.

In 2011 gaven de belangrijkste onderzoeksdoelstellingen de laatste vooruitgang weer op de respectieve technologiegebieden. De strategische onderzoeks- en innovatieagenda’s van de GTI GO’s werden aangevuld met ambitieuze doelstellingen over een langere termijn.

· In de luchtvaartsector werkte Clean Sky haar onderzoeksdoelstellingen bij naar aanleiding van de richtsnoeren in het verslag Flightpath 2050, Europe’s vision for Aviation van ACARE in 2011.

· Door de herziening van haar strategische onderzoeksagenda zal IMI een ander soort projecten financieren: oproepen zullen voortaan de nadruk leggen op grootschalige projecten die voor fundamentele wijzigingen zorgen.

· FCH herzag haar meerjarig uitvoeringsplan en de doelstellingen voor de toepassingsgebieden werden verlengd tot 2020 (vanaf 2015).

· ARTEMIS herzag haar strategische onderzoeksagenda om beter rekening te houden met de intrinsieke aard van ingebedde systemen als het “neurale systeem” van de maatschappij dat alomtegenwoordig is in alle moderne producten, infrastructuur en diensten.

· De strategische onderzoeksagenda van ENIAC is nog altijd relevant om de grote maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, waarbij een betere functionaliteit van het geïntegreerde net en een lager energieverbruik sterk bepalend zijn.

In het algemeen, en in vergelijking met vorige versies, hebben de GO’s bij het bijwerken van hun strategische onderzoeks- en innovatieagenda’s in grote mate rekening gehouden met de strategie voor onderzoek en innovatie die de Europese Commissie heeft voorgesteld in het kader van “Horizon 2020”. Door dit verband te leggen ontstaat er een zekere mate van consistentie en zal het gemakkelijker zijn om EU-maatregelen af te stemmen op de algemene doelstellingen, met name een betere concurrentiepositie in de industrie, een grotere wetenschappelijke uitmuntendheid en meer groei en werkgelegenheid.

De administratieve consolidatie van de gemeenschappelijke ondernemingen werd verdergezet, met name door de ontwikkeling van hun interne controlekaders en de aanzienlijke verbetering van hun controlemechanismen. De raad van bestuur keurde ex-postauditstrategieën goed en beraadslaagde over nieuwe procedures om hun interne controlesystemen te voltooien en versterken. Alle gemeenschappelijke ondernemingen verbeterden hun IT- en logistieke functies.

De resultaten die de vijf GO’s al hebben behaald, bevestigen dat ze ambitieuze Europese initiatieven zijn met het potentieel te worden erkend als modellen van publiek-privaat partnerschap.

De Commissie is nu bijdragen aan het bijeenbrengen van de industriële partners om de GO’s in het volgende meerjarig financieel kader uit te breiden. De open raadplegingen zijn lopende om zo veel mogelijk reacties te krijgen zodat de toekomst van de GO’s voor de volgende financieringsperiode kan worden uitgetekend.

Er zijn nog enkele uitdagingen die in de toekomst moeten worden aangepakt:

· Administratieve lasten

De GO’s zijn relatief klein, waardoor de werkingskosten relatief hoog zijn. Een gezamenlijke administratieve structuur voor de GO’s zou de doeltreffendheid kunnen verhogen. De relatief kleine omvang van de GO’s werd beschouwd als een “risico-element” door de deskundigen die betrokken waren bij de eerste tussentijdse evaluatie van ARTEMIS en ENIAC. De onafhankelijke deskundigen stelden, als mogelijke scenario's voor de ontwikkeling van de GO’s, voor de twee samen te voegen en een gemeenschappelijke structuur op te zetten voor uitsluitend administratieve taken.

· Complementariteit en coördinatie met andere EU- en nationale programma’s en engagement van de industrie en de lidstaten in ARTEMIS en ENIAC

Er moet werk worden gemaakt van een betere afstemming van de onderzoeksagenda’s van ARTEMIS en ENIAC op nationale programma’s. De Commissie bespreekt op dit moment en in het licht van de huidige economische situatie mogelijke organisatorische gevolgen met belanghebbenden. In die zin werden in 2010 gemeenschappelijke visiedocumenten opgesteld met de Eureka-clusters CATRENE en ITEA2. Deze aanpak kan nuttig zijn en discussies worden gevoerd om te komen tot een gemeenschappelijk kader voor de GTI’s, met respect voor de specifieke benaderingen, met name top-down voor de GTI’s en bottom-up voor de Eureka-clusters, en met een door de industrie aangestuurde strategie voor beide instrumenten. Een nauwere samenwerking met lidstaten om de synergieën te versterken kan nuttig zijn voor alle GTI’s en kan ten goede komen aan met name mogelijke nieuwe deelnemers en het mkb.

ARTEMIS- en ENIAC-projecten worden gefinancierd volgens een uniek tripartiet model. Partners verkrijgen een groot deel van hun financiering via subsidieovereenkomsten met hun eigen overheden of regionale agentschappen. De GO’s geven ook rechtstreeks financiële middelen aan de partners tot ongeveer 16,7 % van hun subsidiabele kosten. Dit financieringsmodel functioneerde goed in de eerste jaren van ARTEMIS, maar met bepaalde beperkingen, hoofdzakelijk door de aanzienlijk lagere toezeggingen door de lidstaten als gevolg van de economische en financiële crisis. In 2011 werd voor het eerst een positieve tendens opgetekend en men verwacht dat deze zich in 2012 zal verderzetten.

Hieronder is een samenvatting opgenomen van de ervaringen van alle gemeenschappelijke ondernemingen in hun eerste autonome jaar, waarin de eerste succesvolle resultaten werden behaald[12]:

(1) De gemeenschappelijke ondernemingen zijn een innovatief model voor het uitvoeren van onderzoek in partnerschap op het gebied van technologieën die voor Europa strategisch zijn. Het is belangrijk dat alle partners zich blijven inzetten om de verwachte resultaten te behalen en op die manier daadwerkelijk bij te dragen aan het mededingingsvermogen van Europa. Ongeacht de financieringsmechanismen die de verschillende GO’s hanteren, is het de laatste twee jaar gebleken dat het niet altijd gemakkelijk is gelijkwaardige financieringen te krijgen van de industrie en de lidstaten.

(2) Het is onbetwistbaar dat de GO’s snelheid en zichtbaarheid hebben verworven en dat ze stilaan worden gezien als relevante wereldspelers op hun technologiegebieden.

(3) Er moet worden gezorgd voor meer flexibiliteit in de uitvoeringsorganisaties (de gemeenschappelijke ondernemingen) zodat ze meer aandacht kunnen besteden aan hun onderzoeksactiviteiten dan aan administratieve taken. Indien nodig, en om hun doeltreffendheid te verbeteren, zouden ze anders kunnen worden georganiseerd om het gebruik van hun middelen te optimaliseren.

(4) De resultaten van de GO’s moeten worden opgevolgd en geëvalueerd aan de hand van een aantal essentiële prestatie-indicatoren, die zo moeten worden geformuleerd dat de diversiteit van de GO’s wordt weergegeven, maar dat de GO’s ook nog kunnen worden vergeleken.

(5) De GO’s moeten hun eenvoud, openheid en toegankelijkheid voor alle mogelijke begunstigden handhaven en zelfs verbeteren. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan nieuwe deelnemers uit minder goed vertegenwoordigde landen en aan het mkb.

(6) Er moeten passende internationale strategieën worden vastgesteld voor elke GTI GO, rekening houdend met zijn specifieke onderzoeksgebieden, de mogelijke samenwerkingsvoordelen op het gebied van onderzoek, innovatie en regelgeving en, niet te vergeten, de bijhorende risico’s.

Op basis van de ervaring en van de verwachtingen zijn de GO’s goed op weg hun potentieel te consolideren om te kunnen worden erkend als een model voor publiek-privaat partnerschap voor EU-onderzoeksactiviteiten. Ze hebben naar aanleiding van de eerste tussentijdse evaluatie in 2011 al verbeteringen aangebracht overeenkomstig de aanbevelingen en nieuwe verbeteringen worden verwacht.

Uit de eerste successen in 2011, zoals het beperken van productie- en onderhoudskosten in de luchtvaart, het analyseren van de toekomstige rendabiliteit van luchtvaartmaatschappijen, en het openstellen van concurrerende bedrijven voor hun industriële partners (bijv. via een centrale gegevensbank met resultaten), blijkt dat de GTI GO’s niet alleen in staat zijn technische problemen op te lossen, maar ook de industriële en onderzoeksomgeving te bevorderen. Een belangrijke stap in het verzamelen van projectresultaten wordt verwacht in 2012.

Bovendien wordt momenteel een eerste analyse uitgevoerd van de voordelen van publiek-private partnerschappen en de resultaten zullen in 2012 worden bekendgemaakt. Bij de analyse zal ook worden beoordeeld in welke mate de GTI GO's een invloed hebben op de tenuitvoerlegging van onderzoeks- en innovatieactiviteiten op EU-niveau. Bijgevolg zal worden verwezen naar de criteria in het “Horizon 2020”-programma dat met de lidstaten is afgesproken. In die zin zal de ervaring van de GO’s ook worden beoordeeld aan de hand van de criteria die zijn vastgesteld om toekomstige publiek-private partnerschappen op te richten.

11.         BIJLAGE — Vooruitgang die in 2011 is geboekt door de GTI GO’s in een oogopslag

11.1.      Gemeenschappelijke onderneming Clean Sky (CS): de belangrijkste resultaten van 2011 in een oogopslag

GEBIED || VOORUITGANG — RESULTATEN

Strategische onderzoeksagenda || De doelstellingen in de strategische agenda, de werkelijke vooruitgang en de validiteit van CS werden opnieuw beoordeeld. De resultaten waren: een bijgewerkt ontwikkelingsplan en bijgestelde voorspellingen van de haalbare milieuvoordelen tegen het einde van het programma. De eerste interne beoordeling werd in 2012 gepubliceerd.

Tenuitvoerlegging van de oproepen || Aantal oproepen in 2011: 3 gepubliceerde oproepen (2011-1; 2011-2; 2011-3). De laatste oproep die in 2010 werd gepubliceerd (2010-5) werd ook ten uitvoer gelegd. Aantal ingediende voorstellen: 322 Aantal subsidiabele voorstellen: 305 Aantal gefinancierde voorstellen: 118 Algemeen projectportfolio: 298 (met inbegrip van 247 ondertekende subsidieovereenkomsten)

Succesverhalen: - BLADE (Breakthrough Laminar Aircraft Demonstrator in Europe), geselecteerd om te worden tentoongesteld op de eerste Innovatieconventie, (Brussel, 5 en 6 december 2011), ontwikkelde een controlesysteem dat schade en defecten in real time opspoort in pas ontworpen vleugels met natuurlijke laminaire stroming, waardoor de productie- en onderhoudskosten kunnen worden verminderd. - Het project TaxiBot Dispatch Towing Vehicle (DTV) won de Innovatieprijs van 2011 op het “Inter Airport Europe”-evenement in München. Het is een tractor voor het slepen van vliegtuigen met één enkel gangpad (bijv. A320 en B737) zonder sleepstang, waardoor het vliegtuig tijdens het taxiën zijn motoren kan uitschakelen. - CARING (Contribution of Airlines for the Reduction of Industry Nuisance and Gases) is het enige Clean Sky-project waarbij luchtvaartmaatschappijen zijn betrokken. Dit project loopt van begin 2010 tot eind december 2012 en heeft tot doel het analyseren van hoe de huidige en toekomstige milieuregelgeving de rendabiliteit van luchtvaartmaatschappijen kan beïnvloeden en hoe de luchtvaartmaatschappijen zich het best aan wijzigingen in de regelgeving kunnen aanpassen.

Deelname, ook door het mkb || In 2011: Totaal aantal deelnemers: 600 Totaal aantal deelnemers aan gefinancierde projecten: 238 Totaal aantal midden- en kleinbedrijven in gefinancierde projecten: 88 – 37 % van de totale deelname Deelnemers aan gefinancierde projecten per categorie: Grote industrie: 53; Hoger en secundair onderwijs: 54; Onderzoeksorganisaties:43 Van 2009 tot en met 2011: Wereldwijde geografische dekking van de deelnames (oproepen 1 tot en met 10), opgesplitst per land, aan gefinancierde projecten: 23 betrokken landen. Best vertegen­woordigde landen  Coördina­toren  Deelnemers         Totale deelname                                                                                             UK                          52                         45                         97 DE                          52                         34                         86 ES                           31                         31                         62 IT                            28                         33                         61 FR                           39                         45                         84 Deelnemers uit geassocieerde landen (Zwitserland, Israël, Noorwegen, Turkije) coördineerden 10 geselecteerde projecten. Eén Chinese en één Russische deelnemer werden ook geselecteerd in oproepen van 2010 en 2011 en vervulden de rol van coördinator.

Communicatie || CS nam deel aan twee grote Europese technische bijeenkomsten (Aerodays in Madrid en Air Show in Parijs). Infodagen voor mogelijke inschrijvers vonden plaats in Ankara, Dublin, Lissabon, Toulouse, Wenen en Warschau. CS nam deel aan de eerste Innovatieconventie in Brussel op 5 en 6 december. CS organiseerde in Brussel een gezamenlijk evenement met de andere gemeenschappelijke ondernemingen in de gebouwen van het Europees Parlement op 4, 5 en 6 oktober. De website werd in een nieuw kleedje gestoken in april en de driemaandelijkse nieuwsbrief werd naar 3 000 ontvangers verstuurd. Er werden drie persberichten over belangrijke evenementen gepubliceerd en CS werd in 14 Europese artikels en publicaties genoemd. CS organiseerde in juni 2011 een rondetafel over luchtvaartonderzoek in Centraal- en Oost-Europa om de minst actieve regio’s in Europa te stimuleren deel te nemen. Er werd een publicatie uitgegeven over de ervaringen van het mkb met CS (2 interviews).

Bestuur || De raad van bestuur kwam in 2011 viermaal samen. Tijdens de bijeenkomst van december werden de voorzitter (Charles Champion) en de vicevoorzitter (Catalin Nae) gekozen.

11.2.      Gemeenschappelijke onderneming IMI: de belangrijkste resultaten van 2011 in een oogopslag

GEBIED || VOORUITGANG — RESULTATEN

Strategische onderzoeksagenda || Herziening van strategische onderzoeksagenda voltooid, verschuiving van de aandacht naar grootschalige projecten die voor fundamentele wijzigingen zorgen.

Tenuitvoerlegging van de oproepen || Aantal gepubliceerde oproepen in 2011: 1. De laatste oproep die in 2010 werd gepubliceerd (oproep 3-2010) werd ook ten uitvoer gelegd. Voor beide oproepen werd een indienings- en evaluatieprocedure in twee stappen gebruikt. Aantal ingediende voorstellen (blijken van belangstelling, voorstel in de eerste stap): 118 Aantal subsidiabele voorstellen: 110 Aantal gefinancierde voorstellen: 14 Algemeen projectportfolio: 30

Succesverhalen: NEWMEDS, een IMI-project over depressie en schizofrenie, legde nieuwe gegevensbanken aan voor het verzamelen en opslaan van grote gegevensreeksen, wat leidde tot het grootste bekende register met gegevens van klinische proeven met antipsychotica, bestaande uit gegevens over 23 401 patiënten van de vijf toonaangevende farmaceutische bedrijven op dit gebied. Voor meer informatie zie: http://www.newmeds-europe.com/

Deelname, ook door het mkb || Totaal aantal deelnemers: 1 377 voor oproep 3 (438) en oproep 4 (939) samen. Deelnemers aan gefinancierde projecten: 266 voor oproep 3 (123) en oproep 4 (143) samen. 53 EFPIA-bedrijven moeten worden toegevoegd voor oproep 3. Voor oproep 4 is het aantal EFPIA-bedrijven nog niet bekend. Totaal aantal midden- en kleinbedrijven in gefinancierde projecten: 47 – 17,7 % van de totale deelname aan oproepen 3 en 4. Deelnemers aan gefinancierde projecten per categorie, uitgezonderd de industrie: Patiëntenorganisaties: 6; Hoger en secundair onderwijs: 208; Andere: 5 Deelname aan gefinancierde projecten in oproep 2010-3, opgesplitst per land (gegevens nog niet beschikbaar voor 2011-4): 19 betrokken landen. Best vertegen­woordigde landen  Totale deelname                                  UK                          28 DE                           21 NL                           13 FR                           11 SE                            9 Daarnaast waren drie partners uit de VS betrokken bij drie geselecteerde consortia. Israël en IJsland hadden elk 2 deelnames en Zwitserland 6.

Communicatie || IMI organiseerde 6 evenementen in 4 landen met elk 60 tot 250 deelnemers. IMI nam in Brussel deel aan een gezamenlijk evenement met de andere gemeenschappelijke ondernemingen in de gebouwen van het Europees Parlement op 4, 5 en 6 oktober. Er werden zes persberichten gepubliceerd en doorgestuurd naar een doelgroep van meer dan 150 journalisten. Er werden ongeveer 30 artikels gepubliceerd in de media en in kranten, 6 daarvan voor een gespecialiseerd wetenschappelijk publiek. De nieuwsbrief van IMI werd verstuurd naar 1 500 abonnees en de website heeft tot 9 000 bezoekers per maand.

Bestuur || De raad van bestuur kwam in 2011 driemaal samen. De raad van bestuur nam beslissingen over de werking van de GTI GO en duidde ook de leden aan van het wetenschappelijk comité.

11.3.      Gemeenschappelijke onderneming FCH: de belangrijkste resultaten van 2011 in een oogopslag

GEBIED || VOORUITGANG — RESULTATEN

Strategische onderzoeksagenda || Herziening van het meerjarig uitvoeringsplan voltooid. Herziene doelstellingen voor de toepassingsgebieden verlengd tot 2020 (vanaf 2015) in overeenstemming met Horizon 2020.

Tenuitvoerlegging van de oproepen || Aantal oproepen in 2011: 1 Aantal ingediende voorstellen: 82 Aantal subsidiabele voorstellen: 80 Aantal gefinancierde voorstellen: 30 Algemeen projectportfolio: 98 (met inbegrip van 76 ondertekende subsidieovereenkomsten)

Succesverhalen: Een aantal Europese steden zijn momenteel als eerste stadsbussen die worden aangedreven door milieuvriendelijke waterstofcellen aan het ontwikkelen en inzetten. Het project “Clean Hydrogen In European Cities” (CHIC) begon in november 2010 de ontwikkeling van bussen voor openbaar vervoer op basis van waterstofcellen te bevorderen en effende het pad voor het wijdverspreide gebruik van deze technologie en de nodige infrastructuur vanaf 2015. Het project is een noodzakelijke stap naar het volledig commercieel gebruik van bussen op basis van waterstofcellen. CHIC beoogt een kortere doorlooptijd voor de technologie en een snellere introductie op de markt. Voor meer informatie zie: http://chic-project.eu/

Deelname, ook door het mkb || Totaal aantal deelnemers: 667 Deelnemers aan gefinancierde projecten: 285 Totaal aantal midden- en kleinbedrijven in gefinancierde projecten: 73 – 25,6 % van de totale deelname Deelnemers aan gefinancierde projecten per categorie: Grote industrie: 76; Onderzoeksorganisaties: 77; Hoger en secundair onderwijs: 49; Overheid: 3; Andere: 7 Deelname aan gefinancierde projecten, opgesplitst per land: 26 be­trok­­­ken landen. Best vertegen­woordigde landen  Totale deelname                                 DE                          67 UK                          36 FR                           31 IT                            30 BE                          26 Vijf internationale partners (de VS, Korea, China, Canada en Servië) namen deel aan FCH-onderzoeksactiviteiten, met telkens één deelnemer aan gefinancierde projecten.

Communicatie || In 2011 ontwikkelde FCH een nieuwe website, die tussen maart en het einde van het jaar meer dan 40 000 maal werd bezocht. Drie belangrijke EU-evenementen werden georganiseerd, en het programmabureau en de uitvoerend bestuurder woonden 25 externe evenementen en conferenties bij, waarvan enkele buiten Europa (in de VS, Japan, Korea, China en Canada). FCH nam deel aan een gezamenlijk evenement met de andere gemeenschappelijke ondernemingen in de gebouwen van het Europees Parlement op 4, 5 en 6 oktober.

Bestuur || De raad van bestuur kwam in 2011 driemaal samen. De raad van bestuur nam beslissingen over de werking van de GTI GO en koos in juni unaniem zijn nieuwe voorzitter, Pierre Etienne Franc (van Air Liquide).

11.4.      Gemeenschappelijke onderneming Artemis: de belangrijkste resultaten van 2011 in een oogopslag

GEBIED || VOORUITGANG — RESULTATEN

Strategische onderzoeksagenda || De ARTEMIS Industry Association legde haar herziene strategische onderzoeksagenda voor in mei. De GO stelde dan haar onderzoeksdoelstellingen bij.

Tenuitvoerlegging van de oproepen || Aantal oproepen in 2011: 1 (indiening en evaluatie in twee stappen) Aantal ingediende voorstellen (volledige projectvoorstellen): 27 Aantal subsidiabele voorstellen: 27 Aantal gefinancierde voorstellen: 8 Algemeen projectportfolio: 44

Deelname, ook door het mkb || Totaal aantal deelnemers (volledige projectvoorstellen): 540 Deelnemers aan gefinancierde projecten: 206 Totaal aantal aan gefinancierde projecten deelnemende midden- en kleinbedrijven: 62 – 31 % van de totale deelname Deelnemers aan gefinancierde projecten per categorie: Grote industrie: 73; Onderzoeksorganisaties en Hoger en secundair onderwijs samen: 71. Deelname aan gefinancierde projecten, opgesplitst per land: 17 betrokken landen. Best vertegenwoordigde landen  Totale deelname                                         ES                           31 IT                                    28 DE                                   23 FI                                    19 FR                                   15 AT                                   15 De VS nam deel aan de oproep van 2011 en had 1 gefinancierd project.

Communicatie || ARTEMIS nam deel aan 6 evenementen die samen met nationale partners werden georganiseerd om oproepen tot het indienen van voorstellen en projectresultaten te promoten bij belanghebbenden en mogelijke begunstigden. Het ARTEMIS Industry Association SummerCamp vond plaats in juni en werd gevolgd door vier andere grote evenementen. ARTEMIS hielp bij de organisatie van een gezamenlijk evenement met de andere gemeenschappelijke ondernemingen in de gebouwen van het Europees Parlement op 4, 5 en 6 oktober. Het Artemis-tijdschrift werd driemaal uitgegeven en nieuwe informatiebrochures werden gepubliceerd. Daarnaast werden negen artikels gepubliceerd in verschillende EU-landen. De visuele identiteit van het gemeenschappelijke technologie-initiatief werd verbeterd.

Bestuur || De raad van bestuur kwam driemaal bijeen en de raad van openbare instanties tweemaal. De raad van bestuur nam beslissingen over de werking van de GTI GO en ging ermee akkoord de optie van het aanwerven van gedetacheerde nationale deskundigen op te nemen in het meerjarig personeelsbeleidsplan.

11.5.      Gemeenschappelijke onderneming ENIAC: de belangrijkste resultaten van 2011 in een oogopslag

GEBIED || VOORUITGANG — RESULTATEN

Tenuitvoerlegging van de oproepen || Aantal oproepen in 2011: 2 (oproep 1 met een indienings- en evaluatieprocedure in 2 stappen; oproep 2 met een procedure in 1 stap). Aantal ingediende voorstellen (volledige projectvoorstellen): 17 Aantal subsidiabele voorstellen: 16 Aantal gefinancierde voorstellen: 12 Algemeen projectportfolio: 40

Succesverhalen: Het E3Car-project ving aan in februari 2008 met de bedoeling de belangrijkste uitdagingen op het gebied van het beheer van de aandrijving van elektrische voertuigen aan te pakken en het energieverlies in de tussenfasen van de aandrijving te beperken. E3Car won een innovatieprijs in november 2011 voor zijn belangrijkste resultaten in talrijke ontwikkelingen op meerdere belangrijke gebieden, met name: - verbetering van energieconversie en -distributie met 10 %; - algemene toename van energie-efficiëntie met 35 %. In het kader van het project werden 28 demonstratiemodellen gerealiseerd; het project genereerde een bouwtekening van het elektrische voertuig en 7 andere collaboratieve projecten met betrekking tot elektrische mobiliteit, waardoor meer dan 100 partners en een totale begroting van 180 miljoen euro werden gemobiliseerd. Voor meer informatie zie: http://www.e3car.eu/

Deelname, ook door het mkb || Totaal aantal deelnemers (volledige projectvoorstellen): 286 Deelnemers aan gefinancierde projecten: 195 Totaal aantal midden- en kleinbedrijven in gefinancierde projecten: 74 – 37,9 % van de totale deelname Deelnemers aan gefinancierde projecten per categorie: Grote industrie: 71; Onderzoeksorganisaties: 50 Deelname aan gefinancierde projecten, opgesplitst per land: 19 betrokken landen. Best vertegenwoordigde landen       Totale deelname                                                      NL                                                49 DE                                                29 IT                                                 26 FR                                                21 AT                                                12 Vijf deelnemers uit Israël namen deel aan oproep 2 en sloten zich aan bij geselecteerde consortia.

Communicatie || ENIAC organiseerde 10 persoonlijke ontmoetingen met lidstaten/overheden. De gemeenschappelijke onderneming hielp bij de organisatie van het EU-forum voor nano-elektronica en introduceerde op het evenement de nieuwe ENIAC-Innovatieprijs. ENIAC hielp bij de organisatie van een gezamenlijk evenement met de andere gemeenschappelijke ondernemingen in de gebouwen van het Europees Parlement op 4, 5 en 6 oktober. ENIAC nam ook deel aan een aantal internationale evenementen.

Bestuur || De raad van bestuur kwam driemaal bijeen en de raad van openbare instanties vijfmaal in 2011. De raad van bestuur nam beslissingen over de werking van de GTI GO en besliste een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling te publiceren voor proefopstellingen met betrekking tot cruciale enabling technology (KET's).

[1]               Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013), PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

[2]               De GO SESAR komt in dit verslag niet aan bod. Hoewel de GO SESAR dezelfde rechtsgrond heeft als de andere GO’s, wordt het, gedurende een verschillende periode, gefinancierd met middelen uit het zevende kaderprogramma en de trans-Europese vervoersnetwerken en heeft het een ander bestuur en andere meldingsmechanismen dan de andere GO’s.

[3]               Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[4]               Werkdocument van de diensten van de Commissie “Joint Technology Initiatives: Background, State-of-Play and Main Features”, SEC(2007) 692, Brussel, 15.5.2007.

[5]               De Sherpa Group werd in juli 2009 door de Commissie verzocht om een inventaris te maken van de eerste ervaringen bij het opzetten van GTI’s krachtens KP7. De leden van de Sherpa Group waren industriepartners van de GTI’s en betrokkenen bij het herstelplan publiek-private partnerschappen. De vergaderingen werden voorgezeten door de directeur-generaal van DG RTD en werden bijgewoond door meerdere personeelsleden van de Commissie. Voor de conclusies en aanbevelingen van deze groep, raadpleeg het verslag “Designing together the ‘ideal house’ for public-private partnerships in European research” (Samen het 'ideale huis' voor publiek-private partnerschappen in het Europese onderzoek ontwerpen), januari 2010, beschikbaar op het volgende adres: ftp://ftp.cordis.europa.eu/pub/fp7/docs/jti/jti-sherpas-report-2010_en.pdf.

[6]               Het percentage van 38 % voor de deelname van het mkb betreft uitsluitend de deelname aan oproepen tot het indienen van voorstellen. Slechts 200 miljoen euro van de EU-financiering voor Clean Sky is bestemd voor oproepen tot het indienen van voorstellen, terwijl 600 miljoen euro wordt toegekend aan “genoemde begunstigden”.

[7]               EFPIA-bedrijven zijn niet opgenomen in de eerste stap van de procedure (d.i. indienen van blijken van belangstelling); zij komen pas aan de beurt bij volledige projectvoorstellen en voor financiering geselecteerde voorstellen.

[8]               Het percentage van 37% voor de deelname van het mkb betreft uitsluitend de deelname aan oproepen tot het indienen van voorstellen. Slechts 200 miljoen euro van de EU-financiering voor Clean Sky is bestemd voor oproepen tot het indienen van voorstellen, terwijl 600 miljoen euro wordt toegekend aan “genoemde begunstigden”.

[9]               De respectieve percentages van de deelname van het mkb aan elke GO betreffen het jaar 2011.

[10]             De best presterende landen op basis van het aantal deelnames aan gefinancierde projecten.

[11]             Merk op dat de gegevens van ENIAC betrekking hebben op de oproepen van de laatste 3 jaar, terwijl de gegevens van ARTEMIS over de gemiddelde omvang van consortia uitsluitend betrekking hebben op de oproep van 2011.

[12]             Zie het hoofdstuk in de bijlage over de tenuitvoerlegging van oproepen voor de relevante GO’s.

Top