This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0733
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL in accordance with Article 395 of Council Directive 2006/112/EC
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad
/* COM/2012/0733 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad /* COM/2012/0733 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn
2006/112/EG van de Raad
1.
ACHTERGROND
Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn
2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke
stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna "de
btw-richtlijn" genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met
eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen
van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de
belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of
-ontwijking te voorkomen. De Raad dient zijn goedkeuring te geven voordat een
lidstaat zijn nationale wetgeving mag wijzigen. Aangezien deze procedure
voorziet in de mogelijkheid om af te wijken van de algemene beginselen van de
btw, dienen dergelijke derogaties – overeenkomstig de vaste rechtspraak van het
Europese Hof van Justitie – een beperkt en proportioneel karakter te hebben. Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 24 februari
2012, heeft de Franse Republiek verzocht om maatregelen te mogen invoeren die
afwijken van artikel 193 van de btw-richtlijn. Overeenkomstig artikel 395, lid
2, van die richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 9
november 2012 van het verzoek van Frankrijk in kennis gesteld. Bij brief van 12
november 2012 heeft de Commissie Frankrijk meegedeeld dat zij over alle
gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 11
juni 2012, heeft de Bondsrepubliek Duitsland verzocht om maatregelen te mogen
invoeren die afwijken van artikel 193 van de btw-richtlijn. Overeenkomstig
artikel 395, lid 2, van die richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten
bij brief van 9 november 2012 van het verzoek van Duitsland in kennis gesteld.
Bij brief van 12 november 2012 heeft de Commissie Duitsland meegedeeld dat zij
over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het
verzoek. Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 25
juli 2012, heeft de Republiek Oostenrijk verzocht om maatregelen te mogen
invoeren die afwijken van artikel 193 van de btw-richtlijn. Overeenkomstig
artikel 395, lid 2, van die richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten
bij brief van 9 november 2012 van het verzoek van Oostenrijk in kennis gesteld.
Bij brief van 12 november 2012 heeft de Commissie Oostenrijk meegedeeld dat zij
over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het
verzoek.
2.
SAMENVATTING VAN DE VERZOEKEN
Frankrijk vraagt een derogatie om voor
binnenlandse leveringen van gas en elektriciteit tussen belastingplichtigen en
voor telecommunicatiediensten de verleggingsregeling te mogen invoeren als
maatregel ter bestrijding van btw-fraude, in het bijzonder om het risico van
btw-carrouselfraude aan te pakken. Duitsland en Oostenrijk vragen een derogatie
om voor binnenlandse leveringen van gas en elektriciteit tussen
belastingplichtigen de verleggingsregeling te mogen invoeren als maatregel ter
bestrijding van btw-fraude, in het bijzonder om het risico van
btw-carrouselfraude aan te pakken.
3.
DEROGATIE IN DE VORM VAN VERLEGGING
Overeenkomstig artikel 193 van de
btw-richtlijn is de btw verschuldigd door de belastingplichtige die de goederen
levert of diensten verricht. De verleggingsregeling strekt ertoe de
verschuldigdheid van de btw bij de belastingplichtige afnemer van de goederen
of diensten te leggen. Er is sprake van ploffraude wanneer
ondernemers goederen of diensten verkopen maar vervolgens geen btw over hun prestaties
voldoen. Hun afnemers hebben evenwel recht op aftrek van de voorbelasting omdat
zij in het bezit zijn van een geldige factuur. Bij de meest agressieve variant
van deze belastingontduiking worden dezelfde goederen of diensten via een
carrouselconstructie (waarbij de goederen of diensten tussen verschillende
lidstaten heen en weer reizen) verschillende keren geleverd zonder dat er btw
wordt voldaan. Door in dergelijke gevallen de afnemer van de goederen of
diensten aan te wijzen als degene die tot voldoening van de btw is gehouden,
heeft de verleggingsregeling een einde gemaakt aan die mogelijkheid van
belastingontduiking. In september 2009 heeft de Commissie
voorgesteld om de btw-richtlijn te wijzigen wat betreft een facultatieve en
tijdelijke toepassing van de verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde
fraudegevoelige goederen en diensten (COM(2009) 511 – PB C 26 van
28.1.2011, blz. 11). Wat goederen betreft, zou deze regeling met name gelden
voor mobiele telefoons, geïntegreerde schakelingen, parfums en edele metalen,
en wat diensten betreft, voor broeikasgasemissierechten. Deze lijst was
gebaseerd op informatie die de Commissie had verzameld in verband met sectoren
waar carrouselfraude toen een hoge vlucht had genomen. Het voorstel strekte ertoe
alle lidstaten dezelfde keuzemogelijkheid te bieden en tegelijkertijd te
voorzien in een doeltreffend evaluatiemechanisme om de grensoverschrijdende
gevolgen ervan te kunnen beoordelen. De Raad heeft evenwel geen overeenstemming
kunnen bereiken over het voorstel in zijn geheel; in plaats daarvan heeft hij –
bij Richtlijn 2010/23/EU van 16 maart 2010 – alleen zijn goedkeuring gegeven
aan het deel over broeikasgasemissierechten en zich ertoe verbonden de
resterende punten van het voorstel later opnieuw aan de orde te stellen. In een
verklaring voor de Raadsnotulen heeft de Raad toegezegd de andere punten van
het voorstel verder te bespreken. De Commissie is van mening dat nu de tijd is
gekomen om deze onderhandelingen te hervatten. In combinatie met het voorstel betreffende het
snellereactiemechanisme (COM(2012) 428) zou de btw-ploffraude dan op de
korte en de lange termijn worden aangepakt.
4.
DE VERZOEKEN
Overeenkomstig artikel 395 van de
btw-richtlijn vraagt Frankrijk dat de Raad het land, op voorstel van de
Commissie, zou machtigen om bijzondere maatregelen te nemen die, in afwijking
van artikel 193, voorzien in een verleggingsregeling voor binnenlandse
leveringen van gas en elektriciteit tussen belastingplichtigen en voor
telecommunicatiediensten. Volgens Frankrijk is een dergelijke
verleggingsregeling noodzakelijk om een dam op te werpen tegen inkomstenverlies
als gevolg van carrouselfraude in Frankrijk. Als reden voor zijn verzoek heeft Frankrijk
aangevoerd dat de bestaande fraudepreventiemaatregelen niet doeltreffend
zullen zijn en dat er op de Franse gas- en elektriciteitsmarkt, ofschoon er in
deze sectoren momenteel nog geen fraude is vastgesteld, een groot aantal
verdachte bedrijven of personen actief is geworden, waartegen een onderzoek
loopt. Frankrijk vreest dan ook dat de fraude zal verschuiven van
broeikasgasemissierechten naar andere verhandelbare goederen en diensten zoals
gas en elektriciteit, en telecommunicatiediensten. Frankrijk heeft zijn
wetgeving met ingang van 1 april 2012 aangepast om op deze prestaties een
verleggingsregeling toe te passen. Overeenkomstig artikel 395 van de
btw-richtlijn vragen Duitsland en Oostenrijk dat de Raad hen, op voorstel van
de Commissie, zou machtigen om bijzondere maatregelen te nemen die, in
afwijking van artikel 193, voorzien in een verleggingsregeling voor
binnenlandse leveringen van gas en elektriciteit tussen belastingplichtigen.
Volgens hen is een dergelijke verleggingsregeling noodzakelijk om een dam op te
werpen tegen inkomstenverlies als gevolg van carrouselfraude in Duitsland en
Oostenrijk. Als reden voor hun verzoek hebben Duitsland en
Oostenrijk aangevoerd dat de bestaande fraudepreventiemaatregelen geen soelaas
meer kunnen bieden en dat zij op de middellange tot lange termijn niet
doeltreffend zullen zijn. Geen van beide landen heeft informatie verstrekt over
actuele, bewezen gevallen van fraude, maar zij wijzen erop dat er op de Duitse
en Oostenrijkse gas- en elektriciteitsmarkt een groot aantal verdachte
bedrijven of personen actief is geworden, waartegen een onderzoek loopt. De
vrees bestaat dat de fraude zal verschuiven van broeikasgasemissierechten naar
andere verhandelbare goederen en diensten zoals gas en elektriciteit.
5.
HET STANDPUNT VAN DE COMMISSIE
Wanneer de Commissie een verzoek overeenkomstig
artikel 395 ontvangt, gaat zij eerst na of dit verzoek voldoet aan de
basisvoorwaarden om een dergelijk verzoek in te willigen, dat wil zeggen of de
voorgestelde bijzondere maatregel de belastingheffing voor belastingplichtigen
en/of de belastingdienst vereenvoudigt dan wel of het voorstel bepaalde vormen
van belastingfraude of –ontwijking voorkomt. Hierbij is de Commissie altijd
restrictief en omzichtig te werk gegaan om te vermijden dat derogaties de
werking van het algemene btw-stelsel zouden ondermijnen en om te garanderen dat
zij een beperkt toepassingsgebied hebben alsook noodzakelijk en proportioneel
zijn. De Commissie is van mening dat de verzoeken
van Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk niet voldoen aan de basisvoorwaarden van
artikel 395, dat wil zeggen dat zij de belastingheffing voor de
belastingplichtigen en/of de belastingdienst niet vereenvoudigen en ook niet
bepaalde vormen van belastingfraude of –ontwijking voorkomen. Frankrijk en
Oostenrijk leveren immers geen bewijs dat op hun grondgebied belasting zou
worden ontdoken met betrekking tot leveringen van gas en elektriciteit, alsook
met betrekking tot telecommunicatiediensten wat Frankrijk betreft, en in het
Franse verzoek is weliswaar sprake van een in Duitsland vastgesteld fraudegeval,
maar daarvan wordt geen melding gemaakt in het Duitse verzoek. Belangrijker is volgens de Commissie evenwel
dat de toepassing van de verleggingsregeling voor leveringen van gas en
elektriciteit en voor telecommunicatiediensten een aanzienlijk negatief effect
zou sorteren op andere lidstaten en op de interne markt als geheel. Fraude met
dit soort goederen en diensten kan immers snel verschuiven van de ene naar een
andere lidstaat, gelet op de pan-Europese integratie van dit soort markten en
ook omdat een groot aantal transacties kan worden verricht in een korte
tijdspanne vanop afstand, zonder dat er werkelijk contact tussen de
marktdeelnemers hoeft te zijn. In het geval van gas en elektriciteit is het,
zoals ook met broeikasgasemissierechten het geval was, gebruikelijk dat kopers
en verkopers in een andere lidstaat gevestigd zijn dan die van de markt waar de
levering wordt geregistreerd. Dit betekent dat markten in lidstaten die een
derogatie hebben, nog altijd zouden kunnen worden gebruikt om btw-fraude te
plegen in andere lidstaten die geen derogatie hebben en die - wat belangrijk is
– ook niet de mogelijkheid hebben om snel te reageren door hun wetgeving te
wijzigen. De enige passende en doeltreffende aanpak van
deze vorm van fraude bestaat er derhalve in de btw-richtlijn te wijzigen op een
manier zoals dat ook is gebeurd voor broeikasgasemissierechten bij Richtlijn
2010/23/EU van de Raad, waardoor alle lidstaten een beroep kunnen doen op
dezelfde fraudebestrijdingsmaatregelen en zij snel kunnen reageren wanneer dit
soort fraude zich over de grenzen heen verplaatst. Dit standpunt wordt gedeeld door de Raad,
zoals bevestigd in de verklaring voor de notulen bij Richtlijn 2010/23/EU van
de Raad, waarin hij zich niet alleen ertoe verbond de toepassing van de verleggingsregeling
om specifieke vormen van fraude aan te pakken, verder te bespreken, maar ook
het uitzonderlijke karakter erkende van een derogatie op grond waarvan een
dergelijke maatregel kan worden ingevoerd om in spoedeisende gevallen op te
treden tegen fraude die in een lidstaat tot aanzienlijke inkomstenderving heeft
geleid.
6.
CONCLUSIE
Op grond van het bovenstaande concludeert de
Commissie dat de verzoeken van Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk niet voldoen
aan de in artikel 395 van de btw-richtlijn vastgestelde voorwaarden en dat zij
een aanzienlijk negatief effect zouden sorteren op andere lidstaten en op de
interne markt als geheel. Zij wijst de derogatieverzoeken derhalve af. De Commissie herinnert de Raad ook aan haar
voorstel van september 2009 betreffende een facultatieve regeling waarvan alle
lidstaten gebruik zouden kunnen maken en die het passende antwoord zou bieden
op de door Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk geuite zorgen. De Commissie is er
voorstander van om gas en elektriciteit alsook telecommunicatiediensten op te
nemen in de lijst van goederen en diensten waarover momenteel wordt
onderhandeld. Zij is van mening dat andere goederen en diensten ten aanzien
waarvan lidstaten thans een verleggingsregeling mogen toepassen en een
verschuiving van de fraude een negatief effect op de interne markt zou
sorteren, een consistente behandeling dienen te krijgen ten opzichte van
leveringen van gas en elektriciteit en ook telecommunicatiediensten.