This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0662
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL AND THE EUROPEAN PARLIAMENT Contribution of the Marine Strategy Framework Directive (2008/56/EC) to the implementation of existing obligations, commitments and initiatives of the Member States or the EU at EU or international level in the sphere of environmental protection in marine waters
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Bijdrage van de Kaderrichtlijn mariene strategie (2008/56/EG) aan de uitvoering van de bestaande EU- of internationale verplichtingen, toezeggingen en afspraken en van initiatieven van de lidstaten of de EU op het gebied van de bescherming van het milieu in de mariene wateren
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Bijdrage van de Kaderrichtlijn mariene strategie (2008/56/EG) aan de uitvoering van de bestaande EU- of internationale verplichtingen, toezeggingen en afspraken en van initiatieven van de lidstaten of de EU op het gebied van de bescherming van het milieu in de mariene wateren
/* COM/2012/0662 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT Bijdrage van de Kaderrichtlijn mariene strategie (2008/56/EG) aan de uitvoering van de bestaande EU- of internationale verplichtingen, toezeggingen en afspraken en van initiatieven van de lidstaten of de EU op het gebied van de bescherming van het milieu in de mariene wateren /* COM/2012/0662 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN
HET EUROPEES PARLEMENT Bijdrage van de Kaderrichtlijn mariene
strategie (2008/56/EG) aan de uitvoering van de bestaande EU- of internationale
verplichtingen, toezeggingen en afspraken en van initiatieven van de lidstaten
of de EU op het gebied van de bescherming van het milieu in de mariene wateren 1. inleiding De Kaderrichtlijn mariene strategie (hierna
richtlijn mariene strategie of KRMS genoemd)[1] heeft tot doel omstreeks 2020 een goede
milieutoestand van de mariene wateren van de EU te bereiken en de rijkdommen te
beschermen waarvan de economische en sociale activiteiten die met de zee
verband houden, afhankelijk zijn. De milieutoestand wordt beoordeeld op basis
van elf kwalitatief beschrijvende elementen[2], waarbij wordt gekeken naar de stand van
zaken van het milieu en voor de mariene ecosystemen belastende en beïnvloedende
factoren. Een goede milieutoestand wordt verkregen via de ontwikkeling en
uitvoering van een strategie voor mariene wateren in elke lidstaat, waarbij
alle factoren die het mariene milieu belasten of beïnvloeden, worden aangepakt.
Versterkte samenwerking over de grenzen binnen mariene regio's en subregio's
behoort ook tot de kern van de KRMS. Met dit verslag wordt beoogd te voldoen aan de
voorschriften van artikel 20, lid 2, van de KRMS: beoordeling van de bijdrage
van de richtlijn aan de uitvoering van de bestaande verplichtingen, toezeggingen
en afspraken en initiatieven van de lidstaten of de EU op het gebied van de
bescherming van het milieu in de mariene wateren. In dit verslag zullen de
verschillende beleidselementen en –onderdelen met de term 'toezeggingen en/of
afspraken' worden aangeduid, al zij het duidelijk dat sommige van de uit
internationale overeenkomsten voortvloeiende elementen verplichtingen zijn. De richtlijn mariene strategie zorgt ervoor
dat een zeer groot aantal op internationaal en EU‑niveau gedane toezeggingen
en/of afspraken met betrekking tot de bescherming van het mariene milieu worden
omgezet naar de rechtsorde van de Unie. Zij speelt tevens een belangrijke rol
in het versterken van de samenhang van de maatregelen van de EU en de lidstaten
in het kader van internationale overeenkomsten. Deze toezeggingen en/of afspraken zijn in hun
volle breedte grondig geanalyseerd in de "Study on the contribution of the
Marine Strategy Framework Directive to existing international obligations"[3]. Dit
verslag belicht met name de bijdrage van de KRMS aan internationaal
vastgestelde basisbeginselen, aan belangrijke internationale toezeggingen en/of
afspraken, waaronder de regionale zeeverdragen, en aan fundamenteel EU‑beleid. 2. Algemene beginselen op het gebied van
milieu en marien beleid Sommige internationaal vastgestelde algemene
beginselen, waaronder uit een aantal uit de Rio-verklaring[4], worden
voor zover van toepassing weerspiegeld in de KRMS. Deze beginselen werden nog
eens bekrachtigd in het Rio+20-slotdocument "The Future we want".[5] 2.1. De ecosysteemgerichte aanpak
vormt de kern van de Kaderrichtlijn mariene strategie De ecosysteemgerichte aanpak van het beheer
van het mariene milieu is een wezenlijk kenmerk van de KRMS. Er bestaat geen eenduidige
internationaal overeengekomen definitie van deze aanpak, maar het hoofddoel
ervan is ervoor te zorgen dat de collectieve belasting door menselijke
activiteiten niet dusdanig hoog wordt dat de ecosystemen niet meer in staat
zijn om de gevolgen daarvan op te vangen. In de besluiten van de Conferentie der
partijen bij het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (CBD) (COP-besluiten
V/6 en VII/5) en het uitvoeringsplan van Johannesburg, bijvoorbeeld, wordt een
ecosysteemgerichte aanpak van het beheer van menselijke activiteiten met een
nadelige invloed op het mariene milieu uitdrukkelijk voorgeschreven, en dit
standpunt is tijdens de Rio+20-conferentie bevestigd. De richtlijn mariene strategie verwijst niet
alleen uitdrukkelijk naar de ecosysteemgerichte aanpak van het beheer van het
mariene milieu als leidraad (overwegingen 8 en 44), maar vereist ook de
toepassing ervan in mariene strategieën (artikelen 1 en 3). Krachtens de KRMS
wordt de ecosysteemgerichte aanpak dus een juridisch bindend beginsel voor het
beheer van het mariene milieu. 2.2. Integratie van de
milieudimensie in andere beleidsterreinen en geïntegreerd sectoroverstijgend
beheer van mariene wateren In internationale instrumenten wordt vaak
benadrukt dat doelstellingen op het gebied van milieubescherming in
sociaaleconomische activiteiten en andere beleidssectoren moeten worden geïntegreerd
en tevens dat het mariene milieu en kustgebieden op geïntegreerde wijze dienen
te worden beheerd. Deze behoeften aan integratie zijn vooral te vinden in de toezeggingen
en/of afspraken van Agenda 21[6]
en in CBD-besluiten, en zijn bevestigd in het slotdocument van Rio+20. Dit
soort integratie is een basisbeginsel van het milieubeleid van de EU en wordt
met nadruk in het VWEU[7]
genoemd. In de KRMS wordt deze benadering uitdrukkelijk tot een van zijn
doelstellingen gerekend (artikel 1, lid 4). In internationaal verband zijn specifieke
instrumenten voor geïntegreerd sectoroverstijgend beheer van mariene wateren naar
voren geschoven. Het geïntegreerd beheer van kustgebieden (ICZM) is ontwikkeld
als een beheersinstrument voor kustgebieden. De eis om ICZM over te nemen en
uit te voeren, is expliciet opgenomen in Agenda 21 en in het ICZM-Protocol bij
het Verdrag van Barcelona. Mariene ruimtelijke ordening (MSP) is een ander
aanvullend instrument voor de aanpak van onderling concurrerend gebruik van de zee.
Het is vrij recent op internationaal niveau ontwikkeld en gepromoot (in
COP-besluit X/29 van het CBD) en wordt verder uitgewerkt in het kader van het
geïntegreerd maritiem beleid van de EU. De richtlijn mariene strategie draagt bij aan
de uitvoering van een geïntegreerd beheer van de mariene wateren door naar
totale cumulatieve effecten te kijken, en de verschillende soorten gebruik niet
afzonderlijk te reguleren. De richtlijn verplicht de lidstaten ertoe in hun
actieprogramma's maatregelen op te nemen om de verdeling van activiteiten in
ruimte en tijd te regelen (bijlage VI), zoals ICZM en MSP. 2.3. Het voorzorgsbeginsel en het
beginsel dat de vervuiler betaalt, in het mariene milieu Het voorzorgsbeginsel en het beginsel dat de
vervuiler betaalt, zijn twee elementaire beginselen van het beleid inzake milieubescherming.
Beide hebben hun grondslag in het VWEU[8],
beide komen voor in een reeks internationale instrumenten waarmee
milieuvraagstukken worden aangepakt, en beide worden sinds Agenda 21 (hoofdstuk
17.22) en het CBD (COP-besluiten IV/5 en VIII/24) specifiek genoemd in verband
met de bescherming van het mariene milieu. In overeenstemming hiermee zijn beide
beginselen in de richtlijn mariene strategie opgenomen als een leidraad voor de
uitvoering ervan, in overwegingen 27 en 44. Zij vormen met name een fundament
voor de programma's van maatregelen die de lidstaten moeten opstellen om ervoor
te zorgen dat hun mariene wateren de status van goede milieutoestand bereiken. 2.4. Op kennis gebaseerd
aanpassingsgericht beheer en informatie aan en deelname van het publiek De noodzaak van op kennis gebaseerd
aanpassingsgericht beheer is eveneens een essentieel beginsel dat in veel
internationale verplichtingen[9]
zijn neerslag vindt. Op het gebied van de bescherming van het mariene milieu,
dat nog altijd door veel onzekerheden wordt gekenmerkt, is deze noodzaak
bijzonder urgent. De KRMS bevat de verplichting van een initiële
beoordeling (artikel 8) en monitoringprogramma's (artikel 11) en draagt
daarmee bij aan de algehele evaluatie van de toestand van het mariene milieu.
Daarnaast zorgt de richtlijn ervoor dat de aldus gecreëerde kennisbank het
uitgangspunt vormt voor de daaropvolgende beheersmaatregelen, door voor te
schrijven dat de milieudoelen (artikel 10) en de programma's van maatregelen
(artikel 13) op de initiële beoordeling worden gebaseerd. Dit leidt tot
het concept aanpassingsgericht beheer, dat uitdrukkelijk in de KRMS (artikel 3,
lid 5) wordt genoemd en op grond waarvan mariene strategieën in een cyclus van
zes jaar moeten worden geactualiseerd. Deze benadering strookt volledig met de
afspraak op VN-niveau om de toestand van het mariene milieu regelmatig te
beoordelen en daarover te rapporteren, wat zo'n op kennis gebaseerd
aanpassingsgericht beheer ondersteunt. Toegang tot informatie, raadpleging en educatie
van het publiek zijn eveneens algemene beginselen die op internationaal niveau
in milieuafspraken worden bevorderd. Met name het Verdrag van Aarhus[10] is een
specifieke internationale overeenkomst die dit beginsel van Rio handen en
voeten geeft. De richtlijn mariene strategie bevat specifieke en expliciete
voorschriften (artikel 19 en bijlage VI, punt 8) die helpen deze toezeggingen
en/of afspraken na te komen. 3. Belangrijke internationale verdragen en
multilaterale milieuovereenkomsten Behalve deze algemene milieubeginselen behelst
de richtlijn mariene strategie talrijke andere specifieke toezeggingen en/of
afspraken die gestoeld zijn op multilaterale milieuovereenkomsten en andere
internationale overeenkomsten die deel uitmaken van de rechtsorde van de EU
voor mariene wateren. 3.1. UNCLOS en IMO In het Verdrag van de Verenigde Naties inzake
het recht van de zee (UNCLOS) staan de verantwoordelijkheden en rechten van
landen met betrekking tot zeeën en oceanen vermeld. Verder bevat het een aantal
verplichtingen in verband met de bescherming en het behoud van het mariene
milieu. Deze behelzen bijvoorbeeld bepalingen over de monitoring en beoordeling
van de toestand van het mariene milieu, het voorkomen van verontreiniging op
zee en voorschriften voor wereldwijde en regionale samenwerking. De richtlijn
mariene strategie erkent de verplichtingen op grond van het UNCLOS en houdt
daar ten volle rekening mee[11].
De richtlijn zorgt er daarnaast voor dat de UNCLOS-eis dat de risico's of
effecten van de verontreiniging van het mariene milieu moeten worden
geobserveerd en gemeten, binnen de eigen geografische werkingssfeer[12] wordt
omgezet. De richtlijn geeft tevens handen en voeten aan diverse andere
verplichtingen op grond waarvan de lidstaten maatregelen moeten treffen om
verontreiniging van het mariene milieu vanaf het land te voorkomen, te beperken
en te bestrijden, en op zee de verontreiniging van de zeebodem en de ondergrond
en de introductie van niet-inheemse soorten te verhinderen. De KRMS integreert
ook de UNCLOS-bepalingen betreffende duurzame visserij en aquacultuur,
innovatie en investeringen in onderzoek. Als laatste, maar daarom niet minder
belangrijk, incorporeert de richtlijn de verplichting die de lidstaten op grond
van UNCLOS hebben om gezamenlijk het mariene milieu te beschermen, door de
noodzaak van regionale samenwerking te benadrukken[13]. Sommige UNCLOS-bepalingen, vooral die
betrekking hebben op de vermindering van de verontreiniging aan de bron en op
de ontwikkeling van milieueffectbeoordelingen vinden tevens hun neerslag in
wetgeving buiten de KRMS, zoals de IPPC-richtlijn[14] en de
MEB- en SMB-richtlijn[15]. In grote lijnen kan hetzelfde worden gezegd
over IMO-regels, zoals die op grond van MARPOL[16] als gewijzigd bij het protocol van 1987, of
het OPRC-Verdrag en het bijbehorende OPRC-HNS-protocol[17], maar
ook over de overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van
verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (hoewel
deze losstaat van de IMO)[18].
Als aanvulling op de KRMS zijn er enkele EU-wetten die praktische oplossingen
en mechanismen aandragen om de KRMS-doelen te verwezenlijken, zoals de
richtlijn betreffende havenstaatcontrole[19], de richtlijn betreffende
havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval[20] of de beschikking van de Raad tot
vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming[21]. 3.2. De KRMS, een wezenlijke
bijdrage aan de uitvoering van internationale toezeggingen en/of afspraken over
mariene biodiversiteit De richtlijn mariene strategie is het eerste
wetgevinginstrument van de EU dat uitdrukkelijk betrekking heeft op alle
facetten van de bescherming van de mariene biodiversiteit. De richtlijn bevat
de specifieke regelgevingsdoelstelling dat "de biodiversiteit tegen 2020
behouden wordt", als de hoeksteen voor het bereiken van een goede
milieutoestand van oceanen en zeeën. Samen met de Habitat- en Vogelrichtlijnen[22] biedt zij
derhalve een krachtig beleids- en rechtskader om de internationale toezeggingen
en/of afspraken over de bescherming van de mariene biodiversiteit na te komen,
zoals de toezeggingen en/of afspraken op grond van het CBD (zie overweging 18
van de KRMS) of de Overeenkomst inzake handel in bedreigde soorten. Behalve op bepalingen over de toepassing van
de ecosysteemgerichte benadering van het CBD en het beginsel van
aanpassingsgericht beheer gaat de KRMS ook in op enkele meer specifieke
voorschriften van het CBD, zoals de totstandbrenging van beschermde mariene
gebieden, die de lidstaten in hun mariene strategieën moeten opnemen, als onderdeel
van een algehele aanpak om het mariene milieu te beschermen. Daarnaast brengt
de richtlijn deze diverse krachtens andere EU- of internationale verplichtingen
als beschermd aangemerkte mariene gebieden samen in één kader: een samenhangend
en representatief netwerk van beschermde mariene gebieden (zie onder 5). 3.3. De koppeling met
internationale toezeggingen en/of afspraken op het gebied van
klimaatverandering In de richtlijn mariene strategie wordt
aandacht besteed aan de effecten van de klimaatverandering op oceanen en als
zodanig draagt zij indirect bij aan het VN-Raamverdrag inzake
klimaatverandering (UNFCC) en andere instrumenten die zich met dit vraagstuk
bezighouden. De KRMS zorgt ervoor dat de kennis van
klimaateffecten op het mariene milieu toeneemt. Zij verplicht de lidstaten ertoe
diverse klimaatgerelateerde factoren zoals veranderingen in de zeetemperatuur,
ijsbedekking en verzuring van de oceanen in hun initiële beoordelingen mee te
nemen. In de mariene strategieën van de lidstaten die
op basis van de KRMS worden ontwikkeld, kan ook de aanpassing aan de
klimaatverandering handen en voeten worden gegeven. De belastende en
beïnvloedende factoren zullen variëren naar gelang van de ontwikkeling van
verschillende patronen van menselijke activiteiten en onder invloed van de
klimaatverandering, en daarom dient de bepaling van een goede milieutoestand in
de loop van de tijd wellicht te worden aangepast[23]. Ten slotte spelen gezonde oceanen een belangrijke
rol in het temperen van de klimaatverandering, als koolstofputten. Het mariene
gebied kan worden gebruikt voor de opwekking van hernieuwbare energie en voor het
afvangen en opslaan van CO2. Het gaat hier om menselijke
activiteiten waarvan de belastende en beïnvloedende factoren in het kader van
de richtlijn moeten worden beheerst. 4. De sleutelrol van regionale zeeverdragen Vier regionale zeeverdragen bestrijken de
mariene wateren die onder de KRMS vallen: het Verdrag inzake de bescherming van
het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan
(OSPAR), het Verdrag ter bescherming van het mariene milieu in het
Oostzeegebied (HELCOM), het Verdrag inzake de bescherming van het mariene
milieu en het kustgebied van de Middellandse Zee (Verdrag van Barcelona) en het
Verdrag inzake de bescherming van de Zwarte Zee tegen verontreiniging (Verdrag
van Boekarest)[24].
Tussen deze verdragen bestaan enkele significante verschillen, vooral als het
gaat om de rol van niet‑EU-landen (zo zijn 9 van de 10 partijen bij het
HELCOM-verdrag (Oostzee) lidstaten van de EU, terwijl dat er bij het Verdrag
van Barcelona (Middellandse Zee) slechts 7 van de 22 zijn). De regionale zeeverdragen hebben tot doel het
regionale beheer van de mariene regio's te verbeteren en de bescherming van het
mariene milieu te versterken. De richtlijn mariene strategie bevat talrijke
bepalingen die tot doel hebben dat de uitvoering ervan niet alleen bijdraagt
aan, maar ook voortbouwt op de activiteiten van de verdragen over mariene
regio's of subregio's in de EU. Artikel 6, lid 1, stelt duidelijk dat de
lidstaten met het oog op coördinatie gebruik moeten maken van bestaande
regionale institutionele samenwerkingsstructuren, waaronder de uit hoofde van
de regionale zeeverdragen opgerichte structuren. In meerdere van deze verdragen
wordt de bevordering van de regionale uitvoering van de KRMS uitdrukkelijk ter
hand genomen. Volgens artikel 6, lid 2, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat
zij de acties die zij in de verschillende mariene regio's of subregio's ondernemen
via de betrokken internationale fora, waaronder de mechanismen en structuren
van de regionale zeeverdragen, coördineren met derde landen om mariene
strategieën op te stellen en ten uitvoer te brengen, en waar nodig, de
coördinatie en de samenwerking uit te breiden tot alle lidstaten, met inbegrip
van tot de niet aan zee grenzende landen. De KRMS zorgt ervoor dat de regionale
zeeverdragen en andere internationale overeenkomsten in alle fasen van de
ontwikkeling van mariene strategieën in aanmerking worden genomen, waarbij
wordt gegarandeerd dat in alle mariene regio's of subregio's de gebruikte
methoden consistent zijn en dat rekening wordt gehouden met
grensoverschrijdende invloeden. Tevens draagt de richtlijn mariene strategie
bij tot de naleving van de verplichtingen en belangrijke toezeggingen en/of
afspraken van de EU en de lidstaten op grond van deze regionale zeeverdragen. Dit omvat bijvoorbeeld verplichtingen om alle
mogelijke stappen te nemen om verontreiniging vanaf de zeebodem en het land te
voorkomen en te verwijderen, inclusief de effecten van puntbronlozingen in het
maritieme milieu. In de regionale zeeverdragen zijn ook expliciete toezeggingen
en/of afspraken opgenomen om een ecosysteemgerichte aanpak van het beheer van
de mariene wateren vast te stellen of te volgen en om mariene hulpbronnen te
behouden, waaronder verplichtingen om maatregelen te treffen om ecosystemen en
de biologische diversiteit te beschermen en te behouden, zoals voorschriften om
de introductie van invasieve soorten te reguleren. Al deze elementen maken deel
uit van de richtlijn mariene strategie, als essentiële kenmerken voor het
bereiken van een goede milieutoestand. De regionale zeeverdragen bevatten ook
bepalingen over de toegang tot informatie over de situatie van het mariene
milieu, over de verplichting van staten om monitoring- en onderzoeksprogramma's
uit te voeren en over de daaropvolgende rapportageverplichtingen, die in de
richtlijn mariene strategie zijn geïntegreerd (zie 2.4). 5. KRMS en ander relevant EU-beleid Veel EU-beleid heeft invloed op het mariene
milieu, vooral beleid betreffende visserij, vervoer, industrie, landbouw,
regionale ontwikkeling, onderzoek, energie, buitenlandse betrekkingen, en
belangrijke aspecten van het milieubeleid zoals water. Maar dit beleid is niet
specifiek bedoeld om het mariene milieu op gecoördineerde wijze te beschermen.
Daarom worden de menselijke activiteiten die het mariene milieu beïnvloeden,
per sector gereguleerd. De KRMS beoogt de samenhang, consistentie en
integratie van maatregelen te waarborgen, die krachtens verscheidene andere
rechtsinstrumenten van de EU genomen zijn om haar hoofddoelstelling te
verwezenlijken. Wanneer wordt gekeken naar de bijdrage van de KRMS aan
internationale verplichtingen, toezeggingen en afspraken, is het daarom volgens
artikel 20 nodig dat er rekening wordt gehouden met verplichtingen en
maatregelen die uit andere EU‑wetgeving op communautair niveau voortvloeien. De Kaderrichtlijn water[25] (WKR) is
nauw met de richtlijn mariene strategie verbonden. Het doel van deze richtlijn
is tegen 2015 een goede toestand te bereiken voor alle grond- en
oppervlaktewater, inclusief de kustwateren, in de EU, en vormt daarmee een
aanvulling op het doel van de richtlijn mariene strategie om een goede
milieutoestand te bereiken. Op basis van de WKR wordt actie ondernomen om de
verontreiniging van de zee en de inbreng van nutriënten vanaf het land te
beperken en ecosystemen in kust- en overgangswateren, die essentiële
paaigronden voor veel mariene vissoorten vormen, te beschermen. De vereiste om een milieueffectbeoordeling
(MEB) voor projecten en activiteiten in de EU, op het land en op zee, uit te
voeren, staat vermeld in Richtlijn 2011/92/EU; soortgelijke verplichtingen
bestaan voor de opstelling van plannen en programma's op grond van Richtlijn
2001/42/EG, ook wel bekend als de Richtlijn strategische
milieueffectbeoordeling (SMB). De KRMS bevat geen uitdrukkelijk voorschrift om
een SMB uit te voeren voor plannen en programma's die het mariene milieu
beïnvloeden. De SMB is echter autonoom van toepassing, zoals het Hof van
Justitie[26]
heeft bevestigd, mits aan de voorwaarden ervan wordt voldaan; het is vooral van
belang dat het plan in kwestie een kader biedt voor toekomstige ontwikkeling
van projecten. Afhankelijk van de inhoud ervan kunnen mariene strategieën aan
een SMB worden onderworpen. De kans is groot dat programma's van maatregelen
een SMB moeten ondergaan, aangezien in bijlage VI van de KRMS staat dat zij een
kader kunnen bieden voor toekomstige projecten en activiteiten. Bovendien vereist de Habitatrichtlijn[27] (artikel
6) een passende beoordeling van plannen of projecten die significante gevolgen
kunnen hebben voor de speciale beschermingszones die op grond van deze
richtlijn en de Vogelrichtlijn zijn vastgesteld. Omdat deze speciale
beschermingszones een bijdrage leveren aan de beschermde mariene gebieden die
op grond van de KRMS zijn vastgesteld, is gewoonlijk een beoordeling krachtens
artikel 6 van de Habitatrichtlijn vereist voor mariene strategieën en
programma's van maatregelen die op zulke activiteiten betrekking hebben. Deze
beoordelingen kunnen in SMB-procedures worden geïntegreerd. De EU heeft op hoog politiek niveau enkele toezeggingen
gedaan en/of afspraken gemaakt over de bescherming van de biodiversiteit. De
hoofddoelstelling is om tegen 2020 het verlies van biodiversiteit en de
verslechtering van de ecosysteemdiensten in de EU een halt te hebben
toegeroepen en deze voor zover mogelijk te herstellen. Deze politieke
doelstellingen zijn vervat in de biodiversiteitsstrategie EU 2020[28] en
worden uitgewerkt in specifieke doelen en acties die verband houden met het
bereiken van de doelstelling van de richtlijn mariene strategie en andere
onderdelen van de EU-wetgeving die zich bezighouden met de bescherming van
bedreigde soorten en de duurzame exploitatie van visbestanden. Op basis van de Habitat- en Vogelrichtlijn
moeten de lidstaten een gunstige staat van instandhouding verzekeren van een
serie mariene habitats en soorten en een positieve populatiestatus van alle in
de natuur voorkomende mariene soorten, inclusief trekvogelsoorten. Op grond van
deze richtlijnen zijn reeds veel van de kust- en mariene gebieden van de EU als
Natura 2000-gebieden aangewezen of zullen zij in de toekomst die status krijgen.
De KRMS erkent dat de vaststelling van beschermde mariene gebieden, waaronder
Natura 2000-gebieden die op grond van de Habitat- en Vogelrichtlijn zijn of
moeten worden aangewezen, een belangrijke bijdrage leveren aan het bereiken van
een goede milieutoestand, en vereist dat netwerken van beschermde mariene
gebieden in programma's van maatregelen van de mariene strategieën worden
opgenomen (artikel 13, lid 4). Daarnaast moeten volgens artikel 13, lid 4, van
de KRMS de netwerken van beschermde mariene gebieden samenhangend en representatief
zijn waarbij de diversiteit van de samenstellende ecosystemen adequaat is
gedekt. De richtlijn gaat uitdrukkelijk verder dan Natura 2000 en breidt zulke
netwerken uit tot beschermde mariene gebieden die krachtens de regionale
zeeverdragen zijn vastgesteld. Verder wordt in artikel 13, lid 5, een
expliciete koppeling gemaakt tussen de vaststelling van de beschermde mariene
gebieden en mogelijke maatregelen uit hoofde van het gemeenschappelijk
visserijbeleid (GVB). In dit geval fungeert de KRMS dus specifiek als een kader
waarbinnen bestaande maatregelen met nieuwe initiatieven kunnen worden
geïntegreerd en aangevuld. Wat de regulering van visserij- en
aquacultuuractiviteiten betreft, zet het GVB bij het beheer van de gedeelde
visgronden van de EU in op samenwerking. Op grond van de beoogde hervorming van
het GVB in 2012[29]
moeten alle bestanden boven een niveau worden gebracht dat de maximale duurzame
opbrengst kan opleveren en wordt er rekening gehouden met de milieueffecten van
de visserij. Integratie van de doelstellingen van de KRMS wordt uitdrukkelijk
genoemd. Op die manier vult de richtlijn mariene strategie het GVB aan en
brengt zij de koppeling tot stand tussen visserijbeleid en andere wezenlijke
aspecten van milieubescherming (zoals behoud van de biodiversiteit, en de
bescherming van habitats en bijbehorende soorten). Verscheidene rechtsinstrumenten van de EU
hebben over de hele linie gevolgen voor de mate van verontreiniging van het
mariene milieu, zoals de Nitraatrichtlijn[30], de Richtlijn prioritaire stoffen[31] en de
Kaderrichtlijn afval[32].
De KRMS vormt een aanvulling op deze specifieke onderdelen van de EU-wetgeving.
Er zijn ook nauwe banden tussen de richtlijn
mariene strategie en het civiele-beschermingsbeleid van de EU, dat een kader
biedt voor samenwerking op EU-niveau als het gaat om het beheer van alle typen
rampen in alle fasen van de rampenbeheercyclus, waaronder preventie,
paraatheid, reactie en herstel[33].
De richtlijn mariene strategie is ook de
milieupijler van het geïntegreerd maritiem beleid. De functie ervan wordt
verhelderd in een reeks ontwikkelingen op basis van dit beleid, waaronder
mariene ruimtelijke ordening, mariene kennis en regionale strategieën. Als zodanig geeft de richtlijn mariene
strategie richting en levert een bijdrage aan de naleving van diverse
verplichtingen, toezeggingen en initiatieven op EU-niveau, ziet zij toe op de
duurzaamheid ervan en helpt zij de doelstelling van bredere samenhang als
vermeld in artikel 1, lid 4, te realiseren. 6. Kijken naar de toekomst: De KRMS en de
uitvoering van het rio+20‑slotdocument Het Rio+20-slotdocument, "The Future We
Want", weerspiegelt enkele concepten die in de richtlijn mariene strategie
vermeld staan. Het bevat de afspraak om de gezondheid, productiviteit en
veerkracht van oceanen te beschermen en te herstellen en de biodiversiteit
ervan in stand te houden, zodat ze voor de huidige en toekomstige generaties
behouden blijven en door hen op duurzame wijze gebruikt kunnen worden.
Beklemtoond wordt de noodzaak om daadwerkelijk een ecosysteemgerichte aanpak en
het voorzorgsbeginsel te hanteren bij het beheer van activiteiten die het
mariene milieu beïnvloeden. Het document bevat tevens specifieke toezeggingen
en/of afspraken, waaronder de noodzaak van gecoördineerde strategieën om verontreiniging
te bestrijden en actie te ondernemen om de hoeveelheid zwerfvuil op zee tegen
2025 aanzienlijk te hebben teruggedrongen of de introductie van invasieve
soorten tegen te gaan. De KRMS is een van de belangrijkste beleidsvormen
waarmee de mariene toezeggingen en/of afspraken van Rio+20 in de EU zullen
worden uitgevoerd. Een ander belangrijk besluit dat in Rio werd
genomen, was dat er snel werk zou worden gemaakt van het behoud en het duurzaam
gebruik van mariene biologische diversiteit in gebieden buiten het nationale
rechtsgebied, onder meer door een beslissing te nemen over de ontwikkeling van
een internationaal instrument op grond van het UNCLOS. Om dit doel te bereiken,
moet de noodzaak om de mariene biodiversiteit in stand te houden, zoals overeengekomen
in Rio en bepaald in de KRMS, in aanmerking worden genomen, evenals sectorale
maatregelen die in Rio zijn afgesproken, vooral met betrekking tot de visserij.
Daartoe moeten we ons dringend nog meer inspannen om het doel van 2015 te
bereiken om de bestanden op een niveau te houden of terug te brengen dat de
maximale duurzame opbrengst kan opleveren[34], en nog meer maatregelen treffen om
bijvangsten, teruggooi en andere nadelige effecten op ecosystemen van de
visserij te beheersen, onder andere door destructieve vangstpraktijken te
elimineren. Daarnaast combineert de KRMS, net als het CBD,
bescherming en duurzaam gebruik; de richtlijn is onontbeerlijk voor het
bewerkstelligen van een groene economie. Op basis van het Rio+20-slotdocument
blijft de EU een "blauwe economie" steunen waarin de beginselen van
de groene economie onder meer worden uitgebreid tot het behoud en het duurzaam
gebruik van mariene hulpbronnen. 7. Conclusie De KRMS is een kaderrichtlijn die menselijke
activiteiten met een nadelige invloed op het milieu op geïntegreerde wijze en
vanuit het perspectief van aanpassingsgericht beheer benadert. Door het
karakter ervan is de richtlijn een flexibel beleidsinstrument waarmee
internationale toezeggingen en/of afspraken kunnen worden omgezet in EU-beleid
voor EU‑wateren. In de toekomst zal de richtlijn zich door deze flexibiliteit,
waaronder de reguliere cyclus van zes jaar voor de actualisering van mariene
strategieën, kunnen aanpassen aan nieuwe toezeggingen en/of afspraken, zoals
die uit Rio+20 en het vervolg daarop voortvloeien. Gezien de geografische reikwijdte van de
richtlijn mariene strategie, die geen betrekking heeft op de gebieden op volle
zee, vallen niet alle internationale toezeggingen en/of afspraken over het
mariene milieu binnen de werkingssfeer van de richtlijn. In enkele gevallen
zijn andere rechtsinstrumenten van de EU beter uitgerust om internationale toezeggingen
en/of afspraken in specifieke sectoren ten uitvoer te leggen. Eén positieve
bevinding luidt dat deze instrumenten steeds vaker in synergie samenwerken met
de mechanismen van de KRMS en bijdragen aan de doelstellingen ervan. De richtlijn mariene strategie gaat nu een
cruciale fase van uitvoering in met de voorbereiding van initiële
beoordelingen, het definiëren van een goede milieutoestand en het vaststellen
van milieudoelen door de lidstaten die door de Europese Commissie op
adequaatheid en samenhang zullen worden onderzocht. De mate waarin de talrijke
internationale toezeggingen en/of afspraken die in de KRMS aan bod komen in de
lidstaten zullen worden uitgevoerd, is derhalve nauw verbonden met de wijze
waarop een goede milieutoestand wordt gedefinieerd en met de daaropvolgende
volledige tenuitvoerlegging van de richtlijn op nationaal niveau. In dit kader blijven de regionale zeeverdragen
een erg belangrijke rol spelen en zij zullen nauw worden betrokken bij de
vervolgstappen na het bereiken van de eerste mijlpalen van de uitvoering van de
KRMS, waardoor er een betere samenhang tussen de nationale benaderingen binnen hun
regio ontstaat. [1] Richtlijn
2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot
vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het
beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie),
PB L 164 van 25.6.2008. [2] De elf
kwalitatief beschrijvende elementen zijn: 1. De biologische diversiteit
wordt behouden; 2. Niet‑inheemse soorten komen voor op een niveau waarbij
het ecosysteem niet verandert; 3. De populaties van commercieel
geëxploiteerde vissoorten zijn gezond; 4. Elementen van voedselketens
komen voor op niveaus die de dichtheid van de soorten op lange termijn en de
voortplanting garanderen; 5. Eutrofiëring is tot een minimum beperkt; 6. De
integriteit van de zeebodem is zodanig dat de functies van het ecosysteem
gewaarborgd zijn; 7. Permanente
wijziging van de hydrografische eigenschappen berokkent het ecosysteem geen
schade; 8. Concentraties van vervuilende stoffen zijn zodanig dat geen
nadelige effecten optreden; 9. Vervuilende stoffen in visserijproducten
bevinden zich binnen veilige marges; 10. Zwerfvuil op zee veroorzaakt geen
schade; 11. De toevoer van energie (waaronder onderwatergeluid) berokkent
het mariene milieu geen schade. [3] http://ec.europa.eu/environment/marine/ [4] De
verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling, die werd aangenomen tijdens
de VN-Conferentie over milieu en ontwikkeling (UNCED) van 1992, behelsde 27
basisbeginselen bedoeld als richtsnoer voor toekomstige besluiten en beleid
gezien de gevolgen van sociaaleconomische ontwikkeling voor het milieu. [5] A/CONF.216/L.1. [6] Agenda 21 is een
niet-bindende blauwdruk en mondiaal actieplan voor duurzame ontwikkeling,
vastgesteld tijdens de UNCED van 1992. http://www.un.org/esa/dsd/agenda21/ [7] Artikel 11
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). [8] Artikel 191
VWEU. [9] Agenda 21,
het CBD en het regelmatige rapportage- en beoordelingsproces van de VN
bevorderen aanpassingsgericht beheer. De meeste regionale zeeverdragen hebben
deze benadering in hun instrumenten meegenomen. [10] Verdrag
betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot
de rechter inzake milieuaangelegenheden, van de Economische Commissie voor
Europa van de Verenigde Naties, aangenomen in 1998. [11] Zie KRMS,
overweging 17. [12] Zie KRMS,
artikel 11 en bijlage V. [13] Zie KRMS,
artikel 6. [14] Richtlijn 2008/1/EG
inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, PB L 24 van 29.1.2008,
blz. 8-29. [15] Richtlijnen
2011/92/EU en 2001/42/EG. [16] Internationaal
Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (MARPOL). [17] Internationaal
Verdrag inzake de voorbereiding op, de bestrijding van en de samenwerking bij
olieverontreiniging en Protocol inzake de voorbereiding op, de bestrijding van
en de samenwerking bij voorvallen van verontreiniging door gevaarlijke en
schadelijke stoffen. [18] Overeenkomst
inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door
olie en andere schadelijke stoffen. [19] Richtlijn 2009/16/EG,
PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57-100. [20] Richtlijn 2000/59/EG, PB L 332
van 28.12.2000, blz. 81–90, laatstelijk gewijzigd bij Verordening
(EG) nr. 1137/2008. [21] Beschikking
2007/779/EG, Euratom van de Raad (herschikking). [22] Richtlijn 92/43/EEG
inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna
en de gecodificeerde Vogelrichtlijn 2009/147/EG, PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7-25. [23] Overweging
34. [24] Zie KRMS,
overweging 19. [25] Richtlijn 2000/60/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van
een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, PB L 327
van 22.12.2000. [26] Zie zaken
C-105/09 en C-295/10. [27] Richtlijn 92/43/EEG
van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke
habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7). [28] COM(2011) 244
definitief. Onze levensverzekering, ons natuurlijk kapitaal: een
EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020. [29] COM(2011) 425
definitief. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid. [30] Richtlijn 91/676/EEG,
PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1-8, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG)
nr. 1137/2008 (PB L 311 van 21.11.2008, blz. 1–54 ). [31] Richtlijn 2008/105/EG,
PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84-97. [32] Richtlijn 2008/98/EG, PB L 312
van 22.11.2008, blz. 3-30. [33] Beschikking
2007/779/EG, Euratom van de Raad tot vaststelling van een communautair
mechanisme voor civiele bescherming (herschikking). [34] Een doel
dat voor het eerst werd vastgesteld tijdens de Wereldtop over duurzame
ontwikkeling in Johannesburg in 2002.