EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0862

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen

/* COM/2011/0862 definitief - 2011/0418 (COD) */

52011PC0862

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen /* COM/2011/0862 definitief - 2011/0418 (COD) */


TOELICHTING

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Hoofddoel van dit voorstel is de markt voor sociale ondernemingen te ondersteunen door de doeltreffendheid van de fondsenwerving te verbeteren middels beleggingsfondsen die zich op deze ondernemingen richten.

Sociale ondernemingen[1] zijn een opkomende sector binnen de EU. Sociale ondernemingen zijn ondernemingen met als hoofddoel de realisatie van sociale effecten en niet de creatie van winst voor aandeelhouders of andere belanghebbenden. Bij het realiseren van sociale effecten streven sociale ondernemingen ernaar gebruik te maken van bedrijfstechnieken – inclusief bedrijfsfinanciering. Hoewel de sector nog nieuw is, wordt hij gekenmerkt door een snelle groei. Volgens het rapport van 2009 van de Global Entrepreneurship Monitor was tussen 3 % en 7,5 % van de beroepsbevolking in de geselecteerde lidstaten van de EU tewerkgesteld in diverse vormen van sociale ondernemingen.

Sociale ondernemingen zijn vrijwel uitsluitend kmo’s. De sociale opdracht van sociale ondernemingen hangt nauw samen met een sterke focus op duurzame of inclusieve ontwikkeling en richt zich op het aanpakken van sociale uitdagingen binnen de samenlevingen van de EU: dat betekent dat beleggingen in sociale ondernemingen naar alle waarschijnlijkheid een groter positief sociaal effect zullen hebben dan beleggingen in kmo’s in het algemeen. Volgens sommige ramingen, zoals die uitgevoerd door J.P. Morgan, zouden sociale beleggingen snel kunnen leiden tot de creatie van een markt die goed is voor meer dan 100 miljard EUR, wat het potentieel van deze opkomende sector onderstreept[2].

Daarom zou het feit dat ervoor wordt gezorgd dat deze sector blijft groeien en bloeien een waardevolle bijdrage betekenen voor het bereiken van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.

Sociale ondernemingen halen een aanzienlijk deel van hun financiering uit bijdragen van stichtingen, individuen of de openbare sector. Als ondernemingen hangt hun duurzame groei echter in sterke mate af van een brede waaier aan beleggingen en financieringsbronnen. In dit opzicht is de Europese markt voor beleggingsfondsen een belangrijke rol beginnen spelen. Er is een markt voor beleggingsfondsen ontstaan met beleggingen in sociale ondernemingen als hoofddoelstelling. Om dergelijke specifieke fondsen te onderscheiden van de bredere categorie van sociale beleggingsfondsen, worden deze specifieke fondsen in dit voorstel als sociaalondernemerschapsfondsen aangeduid. De groei van sociaalondernemerschapsfondsen weerspiegelt de toegenomen interesse van tal van beleggers om – vooral als onderdeel van een bredere portefeuille – beleggingen te doen die eerder tot doel hebben positieve sociale effecten te realiseren dan financiële winst na te streven.

Uit vastgestelde regelgevings- en markttekortkomingen blijkt dat twee problemen de groei van sociaalondernemerschapsfondsen beperken.

In de eerste plaats zijn de regelgevingsvereisten op Europees en nationaal niveau niet ontworpen om de kapitaalwerving door dit soort fondsen te vergemakkelijken. Het werven van kapitaal op grensoverschrijdende basis is een dure en complexe zaak vanwege de fragmentatie van de nationale regels voor “onderhandse plaatsingen”[3] in het buitenland. Door het naleven van een verscheidenheid aan nationale regels betreffende de activiteit van “onderhandse plaatsingen” om beleggersgroepen te selecteren, nemen de kapitaalkosten voor deze fondsen toe. Sociaalondernemerschapsfondsen leiden bovendien niet in alle lidstaten een bloeiend bestaan, maar zijn op dit ogenblik geografisch ongelijkmatig verdeeld.

Volgens raadplegingen van lidstaten is het duidelijk dat dergelijke sociaalondernemerschapsfondsen in de meeste gevallen ofwel aan de algemene nationale regels die van toepassing zijn op onderhandse plaatsingen of aan speciale wettelijke bepalingen die ingevoerd worden voor durfkapitaal of private equity onderworpen zijn. Een minderheid van de lidstaten heeft ook speciale regels ingevoerd voor ruimere categorieën van sociale beleggingsfondsen die eveneens toegankelijk zijn voor retailbeleggers. Deze ruimere categorieën van sociale beleggingsfondsen richten zich met hun beleggingen niet noodzakelijkerwijs enkel op sociale ondernemingen. Uit de effectbeoordeling blijkt dat de fragmentatie van de nationale regelgeving met betrekking tot sociaalondernemerschapsfondsen en het niet afstemmen van deze regelgeving op de behoeften van de fondsen geleid hebben tot een hogere kostenlast en tot een minder efficiënte toegang tot de kapitaalmarkten voor dergelijke fondsen. Ondanks de grote interesse van beleggers in socialebeleggingsstrategieën vormen deze regelgevingslasten een hinderpaal voor de creatie van sociaalondernemerschapsfondsen met een efficiënte omvang (de gemiddelde activa onder beheer van sociaalondernemerschapsfondsen overschrijden zelden de 20 miljoen EUR).

In de tweede plaats worden potentiële beleggers in sociaalondernemerschapsfondsen geconfronteerd met een breed socialebeleggingsaanbod, verschillende informatieniveaus met betrekking tot sociale beleggingen, selectie of screening van sociale ondernemingen en benaderingen op het vlak van het meten van hun sociale prestaties. De fondsen zelf en de sociale ondernemingen waarop zij zich richten, kunnen te maken krijgen met kosten die voortvloeien uit het bestaan van overlappende of concurrerende zelfregulerende maatregelen met betrekking tot de hierboven aangehaalde kwesties. Het vertrouwen in de ogen van beleggers wordt ondermijnd.

Deze moeilijkheden belemmeren efficiënte kapitaalstromen naar sociaalondernemerschapsfondsen en daardoor de kapitaalstroom naar sociale ondernemingen zelf, en vormen een hinderpaal voor de ontwikkeling van een aparte beleggingsmarkt in dit domein.

In deze omstandigheden heeft de Commissie middels het wetgevingspakket eengemaakte markt[4] toegezegd verschillende maatregelen in het leven te zullen roepen, waaronder het aanpakken van dergelijke financiële zwakke punten, om ervoor te zorgen dat de sociale ondernemingen binnen de EU kunnen bloeien. Het huidige voorstel voor een Europees kader voor sociaalondernemerschapsfondsen is één initiatief in die zin; het is een onderdeel van het Initiatief voor sociaal ondernemerschap van de Commissie (COM(2011) 682/2), dat tot doel heeft bredere kwesties binnen deze sector aan te pakken.

Het doel van de voorgestelde verordening is om een wetgevingskader uit te werken dat speciaal is afgestemd op de behoeften van sociale ondernemingen, beleggers die op zoek zijn naar een manier om dergelijke ondernemingen te financieren en gespecialiseerde beleggingsfondsen die ernaar streven tussen de twee te bemiddelen. De voorgestelde verordening strekt ertoe een hoge mate van duidelijkheid te bereiken wat betreft de kenmerken die sociaalondernemerschapsfondsen onderscheiden van de bredere categorie van alternatieve beleggingsfondsen. Binnen het voorgestelde Europese kader voor sociaalondernemerschapsfondsen zullen enkel fondsen die aan deze kenmerken beantwoorden in aanmerking komen om geld op te halen.

De voorgestelde verordening behandelt deze problemen. Zij voert uniforme vereisten in voor beheerders van instellingen voor collectieve belegging die werken onder de benaming "Europees sociaalondernemerschapsfonds”. Zij voert vereisten in met betrekking tot de beleggingsportefeuille, de beleggingstechnieken en de in aanmerking komende ondernemingen waarop een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds zich kan richten. Ook worden er uniforme regels ingevoerd over de categorieën van beleggers waarop een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds zich kan richten en over de interne organisatie van de beheerders die dergelijke in aanmerking komende fondsen op de markt aanbieden. Aangezien de beheerders van instellingen voor collectieve belegging die werken onder de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” in de hele EU aan identieke basisbepalingen onderworpen zijn, zullen zij baat hebben bij uniforme vereisten inzake registratie en een "paspoort" dat in de hele EU geldig is, dat zal bijdragen tot creëren van gelijke spelregels voor alle deelnemers op de markt van het financieren van sociale ondernemers.

De voorgestelde verordening inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (ESO’s) is een aanvulling op voorgestelde verordening […] inzake durfkapitaalfondsen. Beide voorstellen streven ernaar verschillende doelstellingen te realiseren en beide voorstellen zullen, wanneer zij worden goedgekeurd, volledig zelfstandig samen bestaan als autonome rechtshandeling.

Durfkapitaalfondsen spitsen zich toe op het verstrekken van aandelenfinanciering voor kmo’s, maar voldoen meestal niet aan de op activa gebaseerde drempel die overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EG (betreffende beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen) geldt voor het paspoort voor grote fondsenbeheerders Hoewel sociale ondernemingen ook kmo’s zijn en de fondsen die zich op sociale ondernemingen richten ook onder de op activa gebaseerde drempel van Richtlijn 2011/61/EG werken, gaat het geheel van in aanmerking komende financieringsinstrumenten dat in de verordening betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen wordt voorgesteld verder dan aandelenfinanciering – het typische instrument voor opstartende ondernemingen binnen de technologiesector. Behalve aandelenfinanciering nemen sociale ondernemingen ook hun toevlucht tot andere financieringsvormen, waarbij zij financiering door de openbare en privésector, schuldinstrumenten of kleinere leningen combineren. Daarom voorzien de voorgestelde regels inzake sociaalondernemerschapsfondsen in een breder gamma van in aanmerking komende beleggingsinstrumenten die beschikbaar worden gesteld voor durfkapitaalfondsen.

Daarenboven staan de transparantiekwesties in verband met beleggingen in sociale ondernemingen los van de algemene verslagleggingsverplichtingen waarin voorzien wordt voor durfkapitaal: beleggingen in sociaal ondernemerschap richten zich op een vorm van “sociaal rendement” of een positief sociaal effect. De voorgestelde regels bevatten speciale afdelingen die zich toespitsen op informatie met betrekking tot sociale effecten, het meten ervan en de strategieën die worden gehanteerd om de verwezenlijking ervan te bevorderen.

Om deze redenen gaat de voorkeur uit naar twee Europese kaders, een voor durfkapitaal, een voor sociaal ondernemerschap, die autonoom naast elkaar werken.

Er dienen nog inspanningen te worden geleverd om ervoor te zorgen dat de rechten die door deze verordening worden verleend aan beheerders van ESO’s en de ESO’s die zij beheren, niet ondermijnd worden door fiscale hinderpalen. Passende fiscale maatregelen vormen – echter los van deze verordening – daar een belangrijke aanvulling op en dragen bij tot het ontwikkelen van een volledig functionele markt voor ESO’s binnen de EU. Zij zouden kunnen zorgen voor efficiënte kapitaalstromen naar de ESO’s en uiteindelijk ook naar de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen waarin de fondsen beleggen.

2. RESULTATEN VAN RAADPLEGINGEN MET BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN 2.1. Raadpleging van belanghebbende partijen

Op 13 juli 2011 hebben de diensten van de Commissie een openbare raadpleging gestart over de mogelijke maatregelen om de toegang van sociale ondernemingen tot financiering te verbeteren door middel van beleggingsfondsen, die is afgesloten op 14 september 2011[5]. Er werden in totaal 67 bijdragen ontvangen, die kunnen worden geraadpleegd op de volgende website:

http://ec.europa.eu/internal_market/consultations/2011/social_investment_funds_en.htm.

Daarnaast werden regelgevers en toezichthouders ook geraadpleegd via het Europees Comité voor het effectenbedrijf (ESC), inclusief middels een vragenlijst waarin naar details werd gevraagd over bestaande nationale stelsels voor sociale beleggingsfondsen in het algemeen, inclusief sociaalondernemerschapsfondsen.

Dit valt binnen de bredere context van de werkzaamheden en de consultatie van de Commissie met betrekking tot het wetgevingspakket eengemaakte markt, waarbij ook de rol van sociale ondernemingen en hun financiering werd vastgesteld en onderzocht samen met belanghebbenden en deelnemers aan die consultatie. Naar aanleiding hiervan nam de Commissie een autonoom initiatief voor sociaal ondernemerschap dat meer kansen voor discussies met belanghebbenden bood, onder andere middels een workshop die plaatsvond in mei 2011.

2.2. Effectbeoordeling

Overeenkomstig haar beleid inzake “betere regelgeving” voerde de Commissie een effectbeoordeling uit van de diverse beleidsalternatieven.

Bij deze analyse werden twee kernproblemen vastgesteld: enerzijds is de beschikbare informatie voor beleggers met betrekking tot sociale ondernemingen, beleggingsbeleidsregels en screeningprocedures die door sociaalondernemerschapsfondsen gevolgd worden en het meten van sociale effecten ofwel ontoereikend of wordt zij niet op een vergelijkbare manier voorgesteld. Anderzijds worden de regelgevende benaderingen van de fondsenwerving van organisaties die gespecialiseerd zijn in beleggingen in sociale ondernemingen onvoldoende afgestemd op de specifieke behoeften van sociaalondernemerschapsfondsen.

Allereerst hebben de marktdeelnemers een gebrek aan vertrouwen in de beschikbare informatie, zijn zij er niet mee bekend welke fondsen zich op sociale ondernemingen richten en hebben zij geen vertrouwen in de sociale effecten die zij kunnen realiseren door te beleggen in dergelijke fondsen. Het tweede probleem houdt verband met de tekortkomingen op het gebied van regelgeving: de nationale systemen die de fondsenwerving regelen buiten de open markten (onderhandse plaatsingen) divergeren en zijn niet specifiek afgestemd op de behoeften van sociaalondernemerschapsfondsen en hun beheerders. Dit betekent dat grensoverschrijdende fondsenwerving complex is en gekenmerkt wordt door regelgevingsverschillen. Zonder uniforme regels op EU-niveau zal de fondsenwerving door sociaalondernemerschapsfondsen vermoedelijk een nationale aangelegenheid blijven.

Bij de analyse worden drie sleuteldoelstellingen vastgesteld: het verbeteren van de duidelijkheid en de vergelijkbaarheid van beleggingsfondsen die richten zich op sociale ondernemingen, het verbeteren van de instrumenten om de sociale gevolgen te beoordelen en te analyseren en het beter weerspiegelen van de behoeften van sociaalondernemerschapsfondsen in de regels die in de hele Unie op dergelijke fondsen van toepassing zijn.

In het licht van deze doelstellingen zijn tal van opties onderzocht.

Wat betreft het verhogen van de duidelijkheid en de vergelijkbaarheid van sociaalondernemerschapsfondsen, worden in de effectbeoordeling verschillende opties onderzocht om de transparantie te bevorderen middels zelfregulering (gedragscodes) en het instellen van een EU-keurmerk met geharmoniseerde en bindende maatregelen om de naleving ervan te handhaven. Er zijn verschillende opties onderzocht ter verbetering van de instrumenten voor de beoordeling en analyse van sociale effecten, gaande van het organiseren van discussiefora voor belanghebbenden tot het verder bestuderen van de wijze waarop dergelijke beoordelingsinstrumenten kunnen worden geharmoniseerd op EU-niveau. Met betrekking tot het verbeteren van grensoverschrijdende fondsenwerving door dergelijke fondsen en de regelgevingsomgeving voor onderhandse plaatsingen in het buitenland, liepen de opties uiteen van het bevorderen van de wederzijdse erkenning van nationale regels inzake onderhandse plaatsingen, het gebruik van de regels inzake durfkapitaal om ook de fondsenwerving door sociaalondernemerschapsfondsen te bevorderen, de creatie van een op maat gemaakt fondsenwervingssysteem voor dergelijke fondsen en de creatie van een op zichzelf staand Europees fondsenkader voor dergelijke fondsen.

De conclusie van de effectbeoordeling was dat het de voorkeur verdiende een autonoom kader in te stellen voor het bepalen van de fondsen en de regels die op hen van toepassing zijn om nationale en grensoverschrijdende fondsenwerving te vergemakkelijken en een Europees “merk” van sociaalondernemerschapsfondsen te ontwikkelen dat wordt ondersteund door krachtige maatregelen op het vlak van transparantie.

De impact van de opties, inclusief de kosten en baten voor de fondsenindustrie, beleggers, sociale ondernemingen, de maatschappij, toezichthouders en andere belanghebbenden is beoordeeld. De voorkeuroptie is geselecteerd omdat zij het sterkste potentieel biedt om de vastgestelde problemen aan te pakken en evenredig is met de nalevingskosten die gemaakt worden door hen die onder het nieuwe kader willen vallen.

In het effectbeoordelingsverslag is rekening gehouden met de opmerkingen die door de Raad voor effectbeoordelingen zijn geformuleerd in zijn oordeel van 18 november 2011. De bredere context voor dit initiatief is verder verduidelijkt door te tonen hoe de verschillende initiatieven van de Commissie op het vlak van sociale ondernemingen samen een coherente strategie vormen. De analyse van de problemen is verder versterkt en er is nader toegelicht waarom het initiatief inzake durfkapitaalfondsen niet in staat zal zijn de problemen voor sociale ondernemerschapsfondsen aan te pakken. De interventielogica en de analyse van de verschillende opties, vooral met betrekking tot de mogelijke categorieën van beleggers, zijn verder verduidelijkt. De inhoud van de maatregelen die nu worden beoogd en van die welke in een latere fase noodzakelijk zouden kunnen zijn, wordt duidelijker uiteengezet. De beoordeling van de gevolgen is verbeterd en omvat een beoordeling van de onderlinge afhankelijkheid van maatregelen wat betreft hun vermoedelijke doeltreffendheid. Tot slot zijn kwesties op het gebied van monitoring en naleving verder verduidelijkt.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 3.1. Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het VWEU, dat in dit verband de meest passende rechtsgrond is. Het voorstel streeft er vooral naar de betrouwbaarheid en de rechtszekerheid te verbeteren van de aanbiedingsactiviteiten die worden ondernomen door ondernemers die de naam "Europees sociaalondernemerschapsfonds" gebruiken. Om dit doel na te streven, introduceert het voorstel uniforme normen omtrent portefeuillesamenstelling, in aanmerking komende beleggingsinstrumenten en in aanmerking komende beleggingsdoelstellingen die van toepassing zijn op de instellingen voor collectieve belegging welke onder die benaming opereren. Het voorstel introduceert eveneens regels betreffende de categorieën van beleggers die in aanmerking komen om in dergelijke beleggingsfondsen te beleggen.

Een verordening wordt beschouwd als het meest geschikte juridische instrument om uniforme vereisten in te voeren die zich richten tot alle deelnemers aan de markt voor fondsenwerving voor sociale ondernemingen – beleggers, sociaalondernemerschapsfondsen en de doelondernemingen voor het financieren van sociaal ondernemerschap. Een verordening wordt eveneens beschouwd als het meest geschikte instrument om uniforme regels te creëren over wie een belegger in een sociaalondernemerschapsfonds kan zijn, over wie de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” mag gebruiken en over de soorten ondernemingen die financiering van dergelijke in aanmerking komende fondsen mogen ontvangen. Tot slot wordt een verordening beschouwd als het meest geschikte instrument om ervoor te zorgen dat alle deelnemers onderworpen zijn aan uniforme vereisten betreffende de inschrijving op “Europese sociaalondernemerschapsfondsen” en de beleggingsstrategieën die gevolgd worden en de beleggingsinstrumenten die gebruikt worden door dergelijke fondsen.

Bovendien hebben de doelstellingen van deze verordening betrekking op de uniforme vereisten inzake transparantie met betrekking tot de sociale effecten, inclusief verslaglegging en metingen van de sociale prestaties. Ten behoeve hiervan zijn uniforme vereisten – bijvoorbeeld nadere regels over hoe de informatie over sociale prestaties wordt voorgesteld – noodzakelijk. Mocht de keuze van nadere maatregelen voor de standaardisering van deze vereisten aan de nationale wetgever van de lidstaten worden overgelaten, dan zou dit het risico inhouden dat deze vereisten van lidstaat tot lidstaat zouden uiteenlopen. Dat zou zorgen voor ongelijke normen in een domein dat van essentieel belang is voor de verdere ontwikkeling van de markt van beleggingsfondsen die zich richten op sociale ondernemingen. Dergelijke ongelijke normen zouden nadelig zijn voor het bereiken van de doelstelling dat dit een markt wordt die beleggers kunnen vertrouwen. Om het vertrouwen van beleggers een impuls te geven, is het daarom noodzakelijk ervoor te zorgen dat fondsenbeheerders dezelfde regels op dit sleutelgebied volgen.

3.2. Subsidiariteit en evenredigheid

Het voorstel streeft er vooral naar een geloofwaardige, veilige en wettelijk stabiele omgeving te creëren voor het op de markt aanbieden van “Europese sociaalondernemerschapsfondsen”. Het bepalen van de essentiële kenmerken van een dergelijk fonds in termen van portefeuillesamenstelling, beleggingsinstrumenten, beleggingsdoelstellingen en in aanmerking komende beleggersgroepen, kan niet aan de lidstaten worden overgelaten aangezien dit aanleiding zou geven tot een uiteenlopende en inconsistente toepassing van deze vereisten in heel de EU. Daarom moeten uniforme definities en operationele vereisten een centrale rol vervullen bij het bepalen van een pakket gemeenschappelijke regels voor de Europese markt voor deze fondsen en hun beheerders. Daarnaast moeten alle beheerders van collectieve beleggingsfondsen die in deze markt actief zijn en de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” gebruiken aan dezelfde vereisten op het gebied van organisatie, bedrijfsvoering en transparantie voldoen.

Wat betreft de registratie van en het toezicht op de beheerders van "Europese sociaalondernemerschapsfondsen", streeft het voorstel een evenwicht na tussen de noodzaak van efficiënt toezicht, het belang van de bevoegde nationale autoriteiten waar dergelijke fondsen ofwel gevestigd zijn ofwel worden aangeboden aan de in aanmerking komende categorieën van beleggers en de coördinerende rol van de ESMA. Om te komen tot een naadloos proces op het gebied van toezicht zal de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de beheerder van het in aanmerking komende “Europese sociaalondernemerschapsfonds” is gevestigd, de registratiedocumenten nazien die worden ingediend door de aanvragende beheerder en zal zij, na te hebben beoordeeld of de aanvrager voldoende garantie kan verschaffen van zijn vermogen om de vereisten van de verordening na te leven, de aanvrager registreren. Bij het toezicht op de geregistreerde beheerder zal de bevoegde autoriteit die de beheerder heeft geregistreerd, samenwerken met de bevoegde autoriteiten in die lidstaten waar het in aanmerking komende fonds op de markt wordt aangeboden. De ESMA zal een centrale database bijhouden waarin alle geregistreerde beheerders, die in aanmerking komen om de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” te gebruiken, worden opgenomen.

Wat de evenredigheid betreft, streeft het voorstel naar het juiste evenwicht tussen het openbare belang van het bevorderen van de ontwikkeling van meer efficiënte markten voor “Europese sociaalondernemerschapsfondsen” en de kostenefficiëntie van de voorgestelde maatregelen. Bij het uitwerken van een eenvoudig registratiesysteem heeft het voorstel ten volle rekening gehouden met de noodzaak om veiligheid en betrouwbaarheid, die geassocieerd worden met het gebruik van de benaming "Europees sociaalondernemerschapsfonds" in evenwicht te brengen met de doeltreffende werking van de markt en de kosten voor de verschillende belanghebbenden.

3.3. Naleving van de artikels 290 en 291 van het VWEU

Op 23 september 2009 heeft de Commissie voorstellen goedgekeurd voor de verordeningen tot oprichting van de EBA, EIOPA en ESMA. In dit verband wenst de Commissie de volgende verklaringen te memoreren die zij bij de goedkeuring van de verordeningen tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot de artikelen 290 en 291 van het VWEU heeft afgelegd: “Met betrekking tot de procedure voor de aanneming van regelgevende normen wijst de Commissie op het unieke karakter van de financiële dienstensector, dat het gevolg is van de Lamfalussy-structuur en dat expliciet erkend wordt in Verklaring 39 bij het VWEU. De Commissie betwijfelt echter ten zeerste of de beperkingen van haar rol met betrekking tot de vaststelling van gedelegeerde handelingen en de uitvoeringsmaatregelen in overeenstemming zijn met artikels 290 en 291 van het VWEU.”

3.4. Presentatie van het voorstel

Artikel 1 - Reikwijdte

Artikel 1 omlijnt de reikwijdte van de beoogde verordening. In het artikel wordt duidelijk gemaakt dat de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” (ESO) voorbehouden is aan die fondsbeheerders welke beantwoorden aan een pakket uniforme kwaliteitscriteria die van toepassing zijn op het op de markt aanbieden van hun fondsen in de hele Unie. In dit licht onderstreept artikel 1 de doelstelling om een uniform concept uit te werken rond wat een ESO inhoudt. Dit concept wordt uitgewerkt om de vlotte aanbieding op de markt van dergelijke fondsen in de hele Unie te verzekeren.

Artikel 2 - Toepassingsgebied

Artikel 2 specificeert dat deze verordening van toepassing is op beheerders van instellingen voor collectieve belegging, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder b), van deze verordening, die gevestigd zijn in de Unie en onderworpen zijn aan registratie bij de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van herkomst, in overeenstemming met artikel 3, lid 3, onder a), van Richtlijn 2011/61/EG, mits zij portefeuilles van ESO’s beheren waarvan de activa onder beheer in totaal niet meer bedragen dan een plafond van 500 miljoen EUR.

Artikel 3 - Definities

Artikel 3 bevat essentiële definities die het toepassingsgebied voor de voorgestelde verordening omlijnen. Sleutelconcepten, zoals het ESO zelf, de ESO-beheerder, de in aanmerking komende beleggingsinstrumenten en de in aanmerking komende beleggingsdoelstellingen worden erin gedefinieerd. Deze definities hebben in hoofdzaak tot doel een duidelijke scheidingslijn te trekken tussen een ESO en andere fondsen die gelijkaardige beleggingsstrategieën kunnen hanteren, maar die zich niet richten op sociale ondernemingen.

Overeenkomstig de doelstelling om de fondsen krachtens deze verordening duidelijk te omschrijven, bepaalt artikel 3, lid 1 onder a) dat een ESO een fonds is dat ten minste 70 procent van zijn totale kapitaalinbrengen en niet-gestort toegezegd kapitaal besteedt aan beleggingen die in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen zijn. Dit houdt bijvoorbeeld in dat operationele uitgaven die moeten worden aangerekend aan het ESO zoals met de beleggers kan worden overeengekomen betaald moeten worden uit de resterende 30 procent van de toegezegde kapitaalinbrengen.

Deze verordening houdt ook rekening met de speciale kenmerken van sociale ondernemingen. Sociale ondernemingen hebben als belangrijkste doelstelling een positief sociaal effect te bereiken. Daarom vereist deze verordening dat een in aanmerking komende portefeuillemaatschappij een meetbare en positief sociaal effect heeft, haar winsten gebruikt om haar hoofddoelstelling te realiseren en dat zij beheerd wordt op een verantwoorde en transparante wijze. Artikel 3 specificeert eveneens regels en procedures die moeten worden ingesteld om in de omstandigheden te voorzien waarin een in aanmerking komende portefeuillemaatschappij bepaalde van haar winsten wenst uit te keren aan haar eigenaars en aandeelhouders. Zoals uitgelegd in de overweging, zouden dergelijke uitkeringen de effectieve verwezenlijking van de hoofddoelstelling van de instelling niet mogen ondermijnen.

Rekening houdend met de financieringsbehoeften van dergelijke ondernemingen, worden ook de in aanmerking komende beleggingsinstrumenten gedefinieerd. Deze omvatten aandeleninstrumenten, schuldinstrumenten, beleggingen in andere ESO’s en leningen op lange en middellange termijn.

Artikel 4 – Het gebruik van de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds”

Artikel 4 bevat het kernbeginsel dat enkel fondsen die beantwoorden aan de uniforme criteria die in deze verordening worden vastgesteld in aanmerking komen om de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” te gebruiken om ESO’s in de hele Unie aan te bieden.

Artikel 5 - Portefeuillesamenstelling

Artikel 5 bevat een nadere bepaling betreffende de portefeuillesamenstelling die een ESO kenmerkt. In dit kader bevat artikel 5 uniforme regels over de beleggingsdoelstellingen voor ESO’s, in aanmerking komende beleggingsinstrumenten, regels over de limieten op basis waarvan een ESO-beheerder zijn uitzetting kan verhogen. Om ESO’s in staat te stellen een zekere mate van flexibiliteit in hun beleggings- en liquiditeitenbeheer toe te laten, zijn andere beleggingen binnen een maximumplafond van niet meer dan 30 procent van de totale kapitaalinbrengen en niet-gestorte kapitaalbeleggingen, die niet noodzakelijk in aanmerking komende beleggingen vormen, toegelaten.

Artikel 6 – In aanmerking komende beleggers

Artikel 6 bevat nadere bepalingen betreffende de beleggers die in aanmerking komen om te beleggen in ESO’s: overeenkomstig dit artikel, mogen de ESO’s enkel worden aangeboden aan beleggers die in Richtlijn 2004/39/EG erkend worden als professionele beleggers. Het op de markt aanbieden van ESO’s aan andere beleggers, zoals vermogende individuen, is enkel toegestaan wanneer zij een “minimumticket” van 100 000 EUR toezeggen aan het fonds en wanneer bepaalde procedures worden gevolgd door de fondsbeheerder zodat de fondsbeheerder de redelijke zekerheid heeft dat deze andere beleggers in staat zijn hun eigen beleggingsbeslissingen te nemen en de risico’s die eraan verbonden zijn begrijpen.

Artikel 7 - Gedragsregels

Artikel 7 bevat algemene beginselen die het gedrag van een ESO-beheerder regelen, met name inzake het uitoefenen van zijn activiteiten en zijn relatie met beleggers.

Artikel 8 - Belangenconflicten

Artikel 8 bevat regels voor het behandelen van belangenconflicten door de ESO-beheerder. Deze regels verplichten de beheerder er ook toe de noodzakelijke organisatorische en administratieve regelingen te treffen om ervoor te zorgen dat belangenconflicten op behoorlijke wijze worden behandeld.

Artikel 9 – Meting van positieve sociale effecten

Artikel 9 verplicht ESO-beheerders de noodzakelijke procedures in te stellen om de positieve sociale effecten te meten en te monitoren die de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen toegezegd hebben te zullen realiseren.

Artikel 10 – Organisatorische vereisten

Artikel 10 verplicht een ESO-beheerder ertoe toereikende menselijke en technische middelen alsook voldoende eigen vermogen aan te houden die noodzakelijk zijn voor het behoorlijke beheer van ESO’s.

Artikel 11 - Waardering

Artikel 11 handelt over de waardering van de activa van een ESO. De regels hierover dienen in de statutaire documenten van elke ESO te worden vastgesteld.

Artikel 12 - Jaarverslagen

Artikel 12 bevat de regels betreffende de jaarverslagen die ESO-beheerders dienen op te stellen met betrekking tot de ESO’s die zij beheren. In het verslag wordt een beschrijving gegeven van de samenstelling van de portefeuille van het fonds en van de activiteiten van het afgelopen jaar. Het dient ook informatie te bevatten met betrekking tot het sociale effect dat door het beleggingsbeleid van het fonds wordt gerealiseerd.

Artikel 13 – Openbaarmaking aan beleggers

Artikel 13 bevat essentiële openbaarmakingsverplichtingen die opgelegd worden aan een ESO-beheerder met betrekking tot zijn beleggers. Deze vereisten omvatten precontractuele algemene openbaarmakingsverplichtingen die betrekking hebben op beleggingsstrategie en –doelstellingen van het ESO, informatie over kosten en aanverwante lasten, en het risico/opbrengstprofiel van de beleggingen die door het ESO worden aangeboden. Deze eisen hebben tevens betrekking op informatie over de wijze waarop de beloning van de ESO-beheerder wordt berekend. Tezelfdertijd hebben deze vereisten tot doel te zorgen voor transparantie met betrekking tot de specifieke aard van ESO’s, vooral wat betreft het positieve sociale resultaat dat door het beleggingsbeleid wordt gerealiseerd.

Artikel 14 – Toezicht

Artikel 14 – om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in staat is erop toe te zien dat de ESO-beheerder de uniforme vereisten naleeft die in de verordening zijn vastgesteld, stelt de ESO-beheerder de bevoegde autoriteit in kennis van zijn voornemen om ESO’s onder de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” aan te bieden. De beheerder verstrekt ook de noodzakelijke informatie, inclusief informatie over de regelingen die zijn getroffen om aan deze verordening te voldoen en over de fondsen die hij van plan is aan te bieden. Zodra de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de vereiste informatie volledig is en dat de regelingen geschikt zijn om te voldoen aan de vereisten die in deze verordening zijn vastgesteld, registreert zij de ESO-beheerder. Deze registratie is geldig in de hele Unie en stelt de ESO-beheerder in staat ESO’s aan te bieden onder de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds”.

Artikel 15 – Actualisering van informatie

Artikel 15 bevat regels over omstandigheden waarin de informatie die wordt aangeleverd aan de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst, geactualiseerd moet worden.

Artikel 16 – Grensoverschrijdende kennisgevingen

Artikel 16 beschrijft het proces inzake grensoverschrijdende kennisgevingen tussen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten dat in gang gezet wordt door de registratie van de ESO-beheerder.

Artikel 17 – ESMA-databank

Artikel 17 bedeelt de ESMA de taak toe om een centrale databank aan te houden waarin alle ESO’S die geregistreerd worden in de hele Unie worden opgenomen.

Artikel 18 – Toezicht door bevoegde autoriteit

Artikel 18 bepaalt dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst er toezicht op houdt dat de verplichtingen van deze verordening worden nageleefd.

Artikel 19 – Toezichthoudende bevoegdheden

Artikel 19 specificeert een lijst van toezichtbevoegdheden waarover de bevoegde autoriteiten zullen kunnen beschikken om ervoor te zorgen dat de uniforme criteria in de verordening worden nageleefd.

Artikel 20 – Sancties

Artikel 20 bevat bepalingen betreffende sancties om ervoor te zorgen dat de vereisten van deze verordening naar behoren worden gehandhaafd.

Artikel 21 – Schending van sleutelbepalingen

Artikel 21 specificeert dat het schenden van sleutelbepalingen van deze verordening, zoals betreffende portefeuillesamenstelling, in aanmerking komende beleggers en gebruik van de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” bestraft dient te worden door het verbod om de benaming te gebruiken en door het schrappen van de ESO-beheerder uit het register.

Artikel 22 – Toezichthoudende samenwerking

Artikel 22 bevat regels over de uitwisseling van toezichthoudende informatie tussen de bevoegde autoriteiten in de lidstaten van herkomst en de lidstaten van ontvangst en de ESMA.

Artikel 23 - Beroepsgeheim

Artikel 23 bevat bepalingen betreffende het vereiste niveau inzake beroepsgeheim dat dient te gelden voor alle relevante nationale autoriteiten en op de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA).

Artikel 24 – Voorwaarden voor machtiging

Artikel 24 bepaalt de voorwaarden op basis waarvan de Commissie bevoegd is gedelegeerde handelingen vast te stellen.

Artikel 25 - Toetsing

Artikel 25 bevat clausules betreffende de toetsing van de voorgestelde verordening en eventuele voorstellen van de Commissie om deze te wijzigen.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen gevolgen voor de begroting.

2011/0418 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114 ervan,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na voorlegging van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank[6],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[7],

Handelend in overeenstemming met de gewone wetgevende procedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Aangezien beleggers ook sociale doelstellingen nastreven en niet enkel op zoek zijn naar financieel rendement, ontstaat er in de Unie steeds meer een sociale beleggingsmarkt, die deels bestaat uit beleggingsfondsen die zich richten op sociale ondernemingen. Dergelijke beleggingsfondsen verschaffen financiering aan sociale ondernemingen die fungeren als motor van sociale veranderingen door innovatieve oplossingen te bieden voor sociale problemen en een waardevolle bijdrage te leveren om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te realiseren.

(2) Het is noodzakelijk om een gemeenschappelijk kader van regels vast te stellen met betrekking tot het gebruik van de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds”, in het bijzonder de samenstelling van de portefeuille van fondsen die onder deze benaming werken, hun in aanmerking komende beleggingsdoelstellingen, de beleggingsinstrumenten die zij kunnen aanwenden en de categorieën van beleggers die in aanmerking komen om in dergelijke fondsen te beleggen door middel van uniforme regels in de Unie. Bij gebreke van een dergelijk gemeenschappelijk kader bestaat het risico dat lidstaten divergerende maatregelen nemen op nationaal niveau die een rechtstreekse negatieve impact hebben op en hinderpalen creëren voor de goede werking van de interne markt, aangezien fondsen die in de hele Unie zouden willen werken, onderworpen zouden zijn aan verschillende regels in verschillende lidstaten. Bovendien zouden divergerende kwaliteitsvereisten inzake portefeuillesamenstelling, beleggingsdoelstellingen en in aanmerking komende beleggers tot verschillende niveaus van beleggersbescherming kunnen leiden en verwarring kunnen creëren wat betreft het beleggingsaanbod waarop een Europees sociaalondernemerschapsfonds (ESO) betrekking heeft. Daarnaast zouden beleggers in staat moeten zijn om het beleggingsaanbod van verschillende ESO’s te vergelijken. Het is noodzakelijk om significante hinderpalen inzake grensoverschrijdende fondsenwerving door ESO’s op te heffen, concurrentieverstoringen ten aanzien van deze fondsen te vermijden en om te voorkomen dat in de toekomst andere eventuele hinderpalen voor de handel en significante concurrentieverstoringen ontstaan. Bijgevolg is de passende rechtsgrondslag artikel 114 VWEU, zoals geïnterpreteerd in overeenstemming met de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(3) Het is noodzakelijk om een verordening vast te stellen tot instelling van uniforme regels die van toepassing zijn op ESO’s en overeenkomstige verplichtingen op te leggen aan de beheerders ervan in alle lidstaten die kapitaal in de hele Unie wensen op te halen onder gebruikmaking van de benaming "Europees sociaalondernemerschapsfonds". Deze vereisten zouden moeten zorgen voor vertrouwen bij de beleggers die in dergelijke fondsen wensen te beleggen.

(4) Door de kwaliteitsvereisten voor het gebruik van de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds" in een verordening neer te leggen, moet ervoor gezorgd worden dat die vereisten rechtstreeks van toepassing zijn op de beheerders van instellingen voor collectieve belegging die fondsen werven door gebruik te maken van deze benaming. Hierdoor zou worden gezorgd voor uniforme voorwaarden inzake het gebruik van deze benaming door divergerende nationale vereisten als gevolg van de omzetting van een richtlijn te vermijden. Deze verordening zou inhouden dat beheerders van instellingen voor collectieve belegging die deze benaming gebruiken dezelfde regels in de hele Unie zouden moeten volgen, waardoor ook het vertrouwen zou toenemen van beleggers die in fondsen wensen te beleggen welke zich op sociale ondernemingen richten. Een verordening zou, vooral voor die beheerders die kapitaal wensen op te halen op een grensoverschrijdende basis, ook leiden tot minder complexe regelgeving en tot lagere kosten voor beheerders met betrekking tot het naleven van vaak uiteenlopende nationale regels voor dergelijke fondsen. Een verordening moet ook bijdragen aan het elimineren van concurrentieverstoringen.

(5) Om de relatie tussen deze verordening en de algemeen toepasselijke uniale regels inzake instellingen voor collectieve belegging en de beheerders ervan te verduidelijken, is het noodzakelijk te bepalen dat deze verordening enkel van toepassing dient te zijn op beheerders van andere instellingen voor collectieve belegging dan icbe’s overeenkomstig artikel 1 van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)[8] die gevestigd zijn in de Unie en geregistreerd zijn bij de bevoegde autoriteit in hun lidstaat van herkomst, overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010[9]. Bovendien dient deze verordening enkel van toepassing te zijn op beheerders die portefeuilles beheren van ESO’s waarvan de activa onder beheer in totaal niet meer bedragen dan een plafond van 500 miljoen EUR. Teneinde de berekening van dit plafond operationeel te maken, dient de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot het specificeren van de berekening van dit plafond aan de Commissie te worden gedelegeerd. Wanneer deze bevoegdheidsdelegatie wordt uitgeoefend, dient de Commissie, om de consistentie van de regels betreffende instellingen voor collectieve belegging te verzekeren, rekening te houden met maatregelen die door de Commissie zijn vastgesteld overeenkomstig punt a) van artikel 3, lid 6, van Richtlijn 2011/61/EG.

(6) Wanneer beheerders van instellingen voor collectieve belegging de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” niet wensen te gebruiken, is deze verordening niet van toepassing. In die gevallen dienen de bestaande nationale regels en de algemene regels van de Unie verder van toepassing te zijn.

(7) Deze verordening moet uniforme regels bepalen inzake de aard van ESO’s, meer bepaald betreffende de portefeuillemaatschappijen waarin ESO’s mogen beleggen en de beleggingsinstrumenten die dienen te worden gebruikt. Om te zorgen voor de noodzakelijke duidelijkheid en zekerheid, moeten in deze verordening ook uniforme criteria worden vastgesteld voor de inaanmerkingneming van sociale ondernemingen als portefeuillemaatschappij. Sociale ondernemingen hebben als belangrijkste doelstelling een positief sociaal effect te bereiken en niet het maximaliseren van hun winst. Daarom moet deze verordening vereisen dat een in aanmerking komende portefeuillemaatschappij het bereiken van een meetbaar en positief sociaal effect als belangrijkste doelstelling dient te hebben, dat zij haar winsten gebruikt om deze hoofddoelstelling te realiseren en dat zij op een verantwoorde en transparante wijze wordt beheerd. Voor de, over het algemeen, uitzonderlijke gevallen, waarbij een in aanmerking komende portefeuillemaatschappij winst wenst uit te keren aan aandeelhouders en eigenaars, dient de in aanmerking komende portefeuillemaatschappij over vooraf bepaalde procedures en regels te beschikken over de wijze waarop de winst wordt uitgekeerd aan aandeelhouders en eigenaars. In deze regels dient te worden gespecificeerd dat de uitkering van winst de sociale hoofddoelstelling niet ondermijnt.

(8) Sociale ondernemingen omvatten een uitgebreid gamma van ondernemingen met uiteenlopende juridische vormen, die sociale diensten of goederen leveren aan kwetsbare of gemarginaliseerde personen. Dergelijke diensten hebben betrekking op toegang tot huisvesting, gezondheidszorg, hulp voor oudere of gehandicapte personen, kinderverzorging, toegang tot werkgelegenheid en opleiding alsook verslavingszorg. Sociale ondernemingen omvatten eveneens ondernemingen die een productiemethode voor goederen of diensten hanteren met een sociale doelstelling, maar waarvan de activiteiten buiten het toepassingsgebied van het leveren van sociale goederen of diensten kunnen liggen. Daartoe kan sociale en professionele integratie behoren door middel van toegang tot werkgelegenheid voor personen die in het bijzonder benadeeld worden wegens onvoldoende kwalificaties of sociale of professionele problemen die leiden tot uitsluiting en marginalisering.

(9) Rekening houdend met de specifieke financieringsbehoeften van sociale ondernemingen, is het noodzakelijk om duidelijkheid te verkrijgen met betrekking tot de soorten instrumenten die een ESO moet aanwenden voor deze financiering. Daarom moeten in deze verordening uniforme regels worden vastgesteld met betrekking tot in aanmerking komende instrumenten die door een ESO dienen te worden gebruikt wanneer beleggingen worden gedaan, waaronder aandeleninstrumenten, schuldinstrumenten, beleggingen in andere ESO's en leningen op korte en middellange termijn.

(10) Om de noodzakelijke flexibiliteit in hun beleggingsportefeuille te handhaven, mogen ESO's ook beleggen in andere activa dan in aanmerking komende instrumenten, in zoverre deze beleggingen de limieten niet overschrijden die in deze verordening voor niet in aanmerking komende beleggingen zijn vastgesteld. Met het op korte termijn aanhouden van cash en cashequivalenten dient geen rekening te worden gehouden bij het berekenen van de limieten die in deze verordening voor niet in aanmerking komende beleggingen zijn vastgesteld.

(11) Om ervoor te zorgen dat de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” betrouwbaar en gemakkelijk herkenbaar is voor beleggers in de hele Unie, dient deze verordening te bepalen dat enkel ESO-beheerders die beantwoorden aan de uniforme kwaliteitscriteria, zoals deze zijn vastgesteld in deze verordening, in aanmerking moeten komen om deze benaming te gebruiken bij het op de markt aanbieden van ESO’s in de hele Unie.

(12) Om ervoor te zorgen dat ESO’s een duidelijk en herkenbaar profiel hebben dat geschikt is voor het doel waarvoor zij bedoeld zijn, dienen er uniforme regels te bestaan inzake de samenstelling van de portefeuille en inzake de beleggingstechnieken die toegestaan zijn voor dergelijke fondsen.

(13) Om ervoor te zorgen dat ESO’s niet bijdragen aan de ontwikkeling van systemische risico’s en om ervoor te zorgen dat dergelijke fondsen zich in hun beleggingsactiviteiten toeleggen op het ondersteunen van in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen, mag kredietopneming of hefboomwerking op het niveau van het fonds niet worden toegestaan. Om het fonds evenwel in staat te stellen buitengewone liquiditeitsbehoeften te dekken die in zijn rekeningen zouden kunnen ontstaan tussen de opvraging van toegezegd kapitaal bij beleggers en de daadwerkelijke ontvangst van het kapitaal, dienen kredietnemingen op korte termijn te worden toegestaan.

(14) Om ervoor te zorgen dat ESO’s aangeboden worden aan beleggers die over kennis, ervaring en vermogen beschikken nodig om de risico’s te nemen die deze fondsen inhouden, en om het vertrouwen van beleggers in ESO’s in stand te houden, dienen bepaalde specifieke beveiligingsmaatregelen te worden getroffen. Daarom mogen ESO’s over het algemeen enkel worden aangeboden aan beleggers die professionele klanten zijn of die als professionele klanten kunnen worden behandeld overeenkomstig Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad[10]. Om over een voldoende ruimte beleggersbasis voor beleggingen in ESO’s te beschikken, is het evenwel eveneens wenselijk dat bepaalde andere beleggers, inclusief vermogende individuen, toegang hebben tot deze fondsen. Voor die andere beleggers dienen er evenwel specifieke beveiligingsmaatregelen te worden getroffen om ervoor te zorgen dat ESO’s enkel worden aangeboden aan beleggers die over het passende profiel beschikken om dergelijke beleggingen te doen. Deze beveiligingsmaatregelen sluiten aanbieding op de markt met behulp van periodieke spaarplannen uit.

(15) Om ervoor te zorgen dat enkel beheerders van ESO’s die aan de uniforme kwaliteitscriteria betreffende hun gedrag op de markt beantwoorden, de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” gebruiken, dient deze verordening regels te bepalen betreffende de bedrijfsvoering en betreffende de relatie van de beheerder van het ESO met zijn beleggers. Om dezelfde reden moet deze verordening eveneens uniforme voorwaarden bepalen betreffende het behandelen van belangenconflicten door die beheerders. Deze regels moeten de beheerder er ook toe verplichten de noodzakelijke organisatorische en administratieve regelingen te treffen om ervoor te zorgen dat belangenconflicten op passende wijze worden behandeld.

(16) Het creëren van positieve sociale effecten boven op het genereren van financiële winst voor beleggers is een sleutelkenmerk van beleggingsfondsen die zich richten op sociale ondernemingen, waardoor deze zich onderscheiden van andere soorten van beleggingsfondsen. Daarom moet deze verordening vereisen dat de ESO-beheerder procedures invoert voor het monitoren en meten van de positieve sociale effecten die door de belegging in in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen dienen te worden gerealiseerd.

(17) Om de integriteit van de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” in stand te houden, dient deze verordening eveneens kwaliteitscriteria te bevatten betreffende de organisatie van een ESO-beheerder. Daarom dient deze verordening uniforme, evenredige vereisten vast te stellen betreffende de noodzaak om toereikende technische en menselijke middelen alsook voldoende eigen vermogen aan te houden voor het behoorlijke beheer van ESO’s.

(18) Met het oog op beleggersbescherming is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat de activa van de ESO’s behoorlijk worden geëvalueerd. Daarom dienen het statutaire document van het ESO regels te bevatten inzake de waardering van activa. Dit zou voor integriteit en transparantie van de waardering moeten zorgen.

(19) Om ervoor te zorgen dat ESO-beheerders die gebruikmaken van de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” voldoende rekenschap afleggen van hun activiteiten, dienen uniforme regels inzake jaarverslagen te worden bepaald.

(20) Om de integriteit van de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” in de ogen van beleggers in stand te houden, is het noodzakelijk dat deze benaming enkel wordt gebruikt door fondsbeheerders die volledig transparant zijn wat betreft hun beleggingsbeleid en hun beleggingsdoelstellingen. Daarom dient deze verordening uniforme regels te bepalen betreffende de openbaarmakingsvereisten die voor een ESO-beheerder ten aanzien van zijn beleggers gelden. Deze vereisten omvatten die elementen welke specifiek zijn voor beleggingen in sociale ondernemingen, zodat een grotere consistentie en vergelijkbaarheid van dergelijke informatie kan worden verkregen. Daartoe behoort informatie over de criteria en de procedures die worden gebruikt om welbepaalde in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen te selecteren als beleggingsdoel. Daartoe behoort ook informatie over het positieve sociale effect dat gerealiseerd dient te worden met het beleggingsbeleid en de wijze waarop dit moet worden gemonitord en beoordeeld. Om te zorgen voor het noodzakelijke vertrouwen van beleggers in dergelijke beleggingen, behoort daartoe ook informatie over de activa van ESO’s die niet belegd worden in in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen en de wijze waarop deze worden geselecteerd.

(21) Om ervoor te zorgen dat efficiënt toezicht wordt uitgeoefend met betrekking tot de uniforme vereisten die in deze verordening vervat zijn, dient de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst erop toe te zien dat de ESO-beheerder de uniforme vereisten die zijn vastgesteld in deze verordening naleeft. Te dien einde dient de ESO-beheerder die zijn fondsen wenst aan te bieden onder de benaming "Europees sociaalondernemerschapsfonds" de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst van dit voornemen in kennis te stellen. De bevoegde autoriteit dient de fondsbeheerder te registreren indien alle noodzakelijke informatie is verstrekt en indien geschikte regelingen zijn getroffen om te voldoen aan de vereisten van deze verordening. Deze registratie dient geldig te zijn in heel Unie.

(22) Om te zorgen voor effectief toezicht op het naleven van de uniforme criteria die zijn vastgesteld, dient deze verordening regels te bevatten betreffende de omstandigheden waarbij de informatie die aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst verstrekt wordt, geactualiseerd moet worden.

(23) Met het oog op effectief toezicht op de naleving van de vereisten van deze verordening, dient in deze verordening eveneens een proces te worden vastgesteld voor grensoverschrijdende kennisgevingen tussen de bevoegde toezichthoudende autoriteiten, dat in gang gezet wordt door de registratie van de ESO-beheerder in zijn lidstaat van herkomst.

(24) Om transparante voorwaarden inzake het op de markt aanbieden van ESO’s in de hele Unie in stand te houden, dient aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) het aanhouden van een centrale databank te worden toevertrouwd, waarin alle ESO’s worden opgenomen die geregistreerd zijn in overeenstemming met deze verordening.

(25) Om ervoor te zorgen dat effectief toezicht wordt uitgeoefend met betrekking tot de vastgestelde uniforme vereisten, dient de verordening een lijst van toezichtbevoegdheden te bevatten waarover de bevoegde autoriteiten moeten beschikken.

(26) Om een behoorlijke handhaving te verzekeren, dient deze verordening sancties wegens schending van sleutelbepalingen van deze verordening te bevatten, namelijk de regels betreffende de portefeuillesamenstelling, betreffende beveiligingsmaatregelen die betrekking hebben op de identiteit van in aanmerking komende beleggers en betreffende het gebruik van de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” (enkel door geregistreerde ESO-beheerders). Er dient te worden bepaald dat een schending van deze sleutelbepalingen aanleiding geeft tot het verbod op het gebruik van de benaming en tot de schrapping van de fondsbeheerder uit het register.

(27) De toezichtinformatie dient te worden uitgewisseld tussen de bevoegde autoriteiten in de lidstaten van herkomst en de lidstaten van ontvangst en de ESMA.

(28) De effectieve regelgevende samenwerking tussen de entiteiten die als taak hebben toezicht uit te oefenen op het naleven van de uniforme criteria welke in deze verordening zijn vastgesteld, vereist dat een hoog niveau van beroepsgeheim dient te gelden voor alle relevante nationale overheden en voor de ESMA.

(29) Technische normen voor financiële diensten dienen te zorgen voor een consistente harmonisering en een hoog niveau van toezicht in de gehele Unie. Het zou efficiënt en passend zijn de ESMA, als autoriteit met een sterk gespecialiseerde expertise, met de opstelling van een aan de Commissie voor te leggen ontwerp van technische uitvoeringsnormen te belasten, in zoverre daarin geen beleidskeuzes gedaan worden.

(30) De Commissie dient gemachtigd te worden om technische uitvoeringsnormen vast te stellen door middel van uitvoeringshandelingen krachtens artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en in overeenstemming met artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie[11]. Aan de ESMA dient het ontwerpen van technische uitvoeringsnormen inzake de vorm en de methode van de kennisgevingsprocedure van artikel 16 te worden toevertrouwd.

(31) Om de in deze verordening vastgestelde vereisten te specificeren, dient de bevoegdheid om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie te worden gedelegeerd ten aanzien van het specificeren van de methoden die dienen te worden gebruikt voor het berekenen en het monitoren van de plafonds als bedoeld in deze verordening, het specificeren van de nadere regels voor de vaststelling van in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen, de soorten belangenconflicten die ESO-beheerders dienen te vermijden en de maatregelen die in het licht hiervan dienen te worden getroffen, de nadere procedures om de sociale effecten te meten die door de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen dienen te worden bereikt en de nadere regels voor de vaststelling van de transparantievereisten. Het is bijzonder belangrijk dat de Commissie, ook op deskundigenniveau, passende raadplegingen houdt tijdens haar voorbereidende werkzaamheden. Daarbij dient tevens rekening te worden gehouden met zelfreguleringsinitiatieven en gedragscodes.

(32) Bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen moet de Commissie zorgen voor een simultane, tijdige en passende overzending van relevante documenten aan het Europees Parlement en de Raad.

(33) Uiterlijk vier jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, dient een toetsing van deze verordening te worden uitgevoerd om rekening te houden met de ontwikkelingen op de markt van ESO’s. Op basis van de toetsing moet de Commissie een verslag, in voorkomend geval vergezeld van wetgevende wijzigingen, voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad.

(34) Deze verordening respecteert de grondrechten en leeft de beginselen na die in het bijzonder erkend worden in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven en de vrijheid van ondernemerschap.

(35) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[12] regelt de verwerking van persoonsgegevens die wordt uitgevoerd in de lidstaten in het kader van deze verordening en onder toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, in het bijzonder de publieke onafhankelijke autoriteiten die door de lidstaten worden aangewezen. Verordening (EU) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de uniale instellingen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[13] regelt de verwerking van persoonsgegevens die wordt uitgevoerd door de ESMA binnen het kader van deze verordening en onder toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

(36) De doelstelling van deze verordening, namelijk om een interne markt voor ESO’s te ontwikkelen door het bepalen van een kader voor de registratie van ESO-beheerders waardoor het op de markt aanbieden van ESO's in de hele EU wordt vereenvoudigt, kan enkel worden gerealiseerd op het niveau van de Unie. Daarom mag de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, zoals bepaald in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om dat doel te bereiken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Deze verordening bepaalt uniforme vereisten voor die beheerders van instellingen voor collectieve belegging welke gebruik wensen te maken van de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” (ESO) en voorwaarden voor het op de markt aanbieden van instellingen voor collectieve belegging onder deze benaming in de Unie en draagt aldus bij tot de vlotte werking van de interne markt.

De verordening stelt tevens uniforme regels vast betreffende het op de markt aanbieden van ESO’s aan in aanmerking komende beleggers in de gehele Unie, betreffende de portefeuillesamenstelling van ESO’s, betreffende de in aanmerking komende beleggingsinstrumenten en –technieken alsook betreffende de organisatie, de transparantie en het gedrag van ESO-beheerders die ESO’s op de markt aanbieden in de hele Unie.

Artikel 2

1. Deze verordening is van toepassing op beheerders van instellingen voor collectieve belegging, zoals gedefinieerd in punt b) van artikel 3, lid 1, die gevestigd zijn in de Unie en onderworpen zijn aan registratie bij de bevoegde autoriteiten in hun lidstaat van herkomst, in overeenstemming met punt a) van artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2011/61/EG, mits die beheerders portefeuilles van ESO’s beheren waarvan de activa onder beheer in totaal het plafond van 500 miljoen EUR of, in de lidstaten waar de euro niet de officiële munteenheid is, de overeenkomstige waarde in de nationale munteenheid op de datum van inwerkingtreding van deze verordening, niet overschrijden.

2. Beheerders van instellingen voor collectieve belegging die andere fondsen beheren dan ESO’s mogen activa die beheerd worden in die andere fondsen niet bij de berekening van het plafond als bedoeld in lid 1 betrekken.

3. De Commissie is bevoegd om in overeenstemming met artikel 24 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot specificatie van de methoden voor het berekenen van het plafond als bedoeld in lid 1 van dit artikel en voor het voortdurend monitoren van de naleving van dit plafond.

Artikel 3

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(a) “Europees sociaalondernemerschapsfonds” (ESO): een instelling voor collectieve belegging die ten minste 70 procent van haar totale kapitaalinbrengen en niet-gestort toegezegd kapitaal belegt in activa die in aanmerking komende beleggingen zijn;

(b) “instelling voor collectieve belegging”: een instelling die bij een aantal beleggers kapitaal aantrekt met de bedoeling dit in overeenstemming met een vastgelegd beleggingsbeleid ten behoeve van die beleggers te beleggen en die geen overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2009/65/EG verleende vergunning nodig heeft;

(c) “in aanmerking komende beleggingen”: elk van de onderstaande instrumenten:

(i)      een aandeleninstrument dat:

– uitgegeven wordt door een in aanmerking komende portefeuillemaatschappij en dat rechtstreeks door het in aanmerking komend ESO bij de in aanmerking komende portefeuillemaatschappij worden verworven; of

– uitgegeven wordt door een in aanmerking komende portefeuillemaatschappij in ruil voor gewone aandelen die door de in aanmerking komende portefeuillemaatschappij worden uitgegeven; of

– uitgegeven wordt door een onderneming waarvan de in aanmerking komende portefeuillemaatschappij een dochteronderneming is waarin de betrokken onderneming een meerderheidsbelang heeft, en die door het in aanmerking komende ESO is verworven in ruil voor een aandeleninstrument dat door de in aanmerking komende portefeuillemaatschappij is uitgegeven;

(ii)      gesecuritiseerde en niet-gesecuritiseerde schuldinstrumenten, uitgegeven door een in aanmerking komende portefeuillemaatschappij;

(iii)     deelnemingsrechten of aandelen van een of meerdere andere ESO’s;

(iv)     leningen op middellange of lange termijn die door het ESO verstrekt zijn aan in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen;

(v)     elk ander type van participatie in een in aanmerking komende portefeuillemaatschappij.

(d) “in aanmerking komende portefeuillemaatschappij”: een onderneming die op het ogenblik dat het ESO daarin belegt, niet genoteerd is op een gereglementeerde markt, zoals gedefinieerd in punt 14) van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG, waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt, die zelf geen instelling voor collectieve belegging is en die:

(i)      als hoofddoel heeft het realiseren van meetbare positieve sociale effecten overeenkomstig haar statuten of elk ander statutair document waarbij de onderneming wordt opgericht, voor zover:

– de maatschappij diensten of goederen levert ten behoeve van kwetsbare of gemarginaliseerde personen; of

– de maatschappij een productiemethode voor haar goederen of diensten gebruikt die haar sociale doelstelling belichaamt;

(ii)      haar winst gebruikt om haar hoofddoel te realiseren in plaats van winst uit te keren en vooraf bepaalde procedures en regels heeft ingesteld voor alle omstandigheden waarin winst worden uitgekeerd aan aandeelhouders en eigenaars;

(iii)     op verantwoorde en transparante wijze wordt beheerd, in het bijzonder door participatie van de werknemers, klanten en belanghebbenden die invloed ondervinden van haar bedrijfsactiviteiten.

(e) "aandeel": eigendomsbelang in een onderneming dat wordt vertegenwoordigd door een aandeel of een ander instrument van deelneming in het kapitaal van de in aanmerking komende portefeuillemaatschappij dat aan de beleggers wordt uitgegeven;

(f) "aanbieding (op de markt)": een directe of indirecte aanbieding of plaatsing op initiatief van de ESO-beheerder of in naam van de ESO-beheerder van deelnemingsrechten of aandelen van een door hem beheerd ESO aan, respectievelijk bij beleggers die hun woonplaats of statutaire zetel in de Unie hebben;

(g) "toegezegd kapitaal": elke verbintenis waardoor een persoon verplicht is een belang in het ESO te verwerven of kapitaal in het ESO in te brengen;

(h) “ESO-beheerder”: een rechtspersoon waarvan de normale werkzaamheden bestaan in het beheer van ten minste één in aanmerking komend ESO;

(i) "lidstaat van herkomst": lidstaat waar de ESO-beheerder is gevestigd of zijn statutaire zetel heeft;

(j) "lidstaat van ontvangst": lidstaat, die niet de lidstaat van herkomst is, waar de ESO-beheerder in aanmerking komende ESO’s overeenkomstig deze verordening op de markt aanbiedt;

(k) "bevoegde autoriteit": de nationale autoriteit die krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen door de lidstaat van herkomst wordt aangewezen om de registratie van de in artikel 2, lid 1, bedoelde beheerders van instellingen voor collectieve belegging te verzorgen.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 24 gedelegeerde handelingen tot specificatie van de soorten diensten of goederen alsook de productiemethoden van diensten of goederen die een sociale doelstelling belichamen als bedoeld in lid 1, onder d), punt i), van dit artikel vast te stellen rekening houdend met de verschillende soorten in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen en de omstandigheden waarin winstuitkeringen aan eigenaars en beleggers kunnen plaatsvinden.

HOOFDSTUK II VOORWAARDEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE BENAMING “EUROPEES SOCIAALONDERNEMERSCHAPSFONDS”

Artikel 4

ESO-beheerders die de vereisten naleven die bepaald zijn in dit hoofdstuk, hebben het recht om de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” te gebruiken bij het op de markt aanbieden van ESO’s in geheel de Unie.

Artikel 5

1. ESO-beheerders zorgen ervoor dat, wanneer zij andere activa dan in aanmerking komende beleggingen verwerven, niet meer dan 30 procent van de totale kapitaalinbrengen en het niet-gestort toegezegd kapitaal gebruikt wordt voor het verwerven van andere activa dan in aanmerking komende beleggingen; met het op korte termijn aanhouden van cash en cashequivalenten wordt geen rekening gehouden bij het berekenen van deze limiet.

2. ESO-beheerders mogen geen krediet nemen, geen schuldverplichtingen uitgeven, geen waarborgen verstrekken op het niveau van het ESO, en op het niveau van het ESO geen methoden aanwenden waardoor de uitzetting van het fonds middels het opnemen van cash of effecten, het aangaan van derivatenposities of op welke andere wijze ook toeneemt.

3. Het verbod van lid 2 is niet van toepassing op kredietneming gedurende een niet-verlengbare termijn van niet meer dan 120 kalenderdagen om liquiditeit te verstrekken tussen een opvraging en de ontvangst van toegezegd kapitaal van beleggers.

Artikel 6

ESO-beheerders bieden de deelnemingsrechten en aandelen van ESO’s onder beheer uitsluitend aan aan beleggers die beschouwd worden als professionele cliënten overeenkomstig afdeling I van bijlage II van Richtlijn 2004/39/EG of die op verzoek als professionele cliënten behandeld mogen worden overeenkomstig afdeling II van bijlage II van Richtlijn 2004/39/EG of aan andere beleggers waarbij:

(a) die andere beleggers zich ertoe verbinden een minimum van 100 000 EUR te beleggen;

(b) die andere beleggers schriftelijk verklaren, in een ander document dan het contract dat wordt gesloten voor de verbintenis om te beleggen, dat zij zich bewust zijn van de risico's die verbonden zijn aan de beoogde verbintenis;

(c) de ESO-beheerder een beoordeling uitvoert van de expertise, ervaring en kennis van de belegger, zonder ervan uit te gaan dat de belegger over de marktkennis en ervaring beschikt van diegenen die zijn opgenomen in de lijst van afdeling I van bijlage II van Richtlijn 2004/39/EG;

(d) de ESO-beheerder er redelijkerwijs van verzekerd is dat, in het licht van de aard van de beoogde verbintenis, de belegger in staat is zijn eigen beleggingsbeslissingen te nemen en de risico's die eraan verbonden zijn te begrijpen en dat een verbintenis van die aard geschikt is voor een dergelijke belegger;

(e) de ESO-beheerder schriftelijk bevestigt dat hij de beoordeling als bedoeld in punt c) heeft uitgevoerd en dat aan de voorwaarden van punt d) is voldaan.

Artikel 7

ESO-beheerders moeten met betrekking tot de ESO’s die zij beheren:

(a) met de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en toewijding hun activiteiten uitoefenen;

(b) passende beleidsregels en procedures toepassen om wanpraktijken te voorkomen waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat deze een invloed hebben op de belangen van beleggers en de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen;

(c) hun zakelijke activiteiten uitoefenen om de belangen van de ESO’s die zij beheren en van de beleggers in die ESO’s en de integriteit van de markt te bevorderen;

(d) een hoog niveau van toewijding aan de dag leggen bij het selecteren en aanhoudend monitoren van de beleggingen in in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen;

(e) beschikken over toereikende kennis van en inzicht in de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen waarin zij beleggen.

Artikel 8

1. ESO-beheerders zijn ermee belast belangenconflicten vast te stellen en te vermijden en, ingeval deze niet kunnen worden vermeden, ze te beheren en te monitoren en, overeenkomstig lid 4, die belangenconflicten openbaar te maken om te voorkomen dat zij een negatieve invloed hebben op de belangen van de ESO’s en hun beleggers en om ervoor te zorgen dat de ESO’s die zij beheren op eerlijke wijze worden behandeld.

2. ESO-beheerders stellen in het bijzonder die belangenconflicten vast welke kunnen ontstaan tussen:

(a) ESO-beheerders, die personen welke daadwerkelijk de activiteiten van de ESO-beheerder uitoefenen, werknemers of elke persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks de ESO-beheerder controleert of door hem gecontroleerd wordt, en het ESO dat beheerd wordt door de ESO-beheerder of de beleggers in die ESO’s;

(b) een ESO of de beleggers in dat ESO, en een ander ESO dat beheerd wordt door die ESO-beheerder, of de beleggers in dat andere ESO.

3. ESO-beheerders houden doeltreffende organisatorische en administratieve regelingen aan en beheren deze om te voldoen aan de vereisten die zijn vastgesteld in lid 1 en lid 2.

4. De belangenconflicten als bedoeld in lid 1 worden openbaar gemaakt wanneer de organisatorische regelingen die door de ESO-beheerder worden getroffen om belangenconflicten vast te stellen, te voorkomen, te beheren en te monitoren, niet voldoende zijn om er met redelijke zekerheid voor te zorgen dat de risico’s op het berokkenen van schade aan de belangen van de beleggers worden vermeden. ESO-beheerders maken de algemene aard of de bronnen van de belangenconflicten duidelijk kenbaar aan de beleggers alvorens zij activiteiten in hun naam uitoefenen.

5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 24 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot specificatie van:

(a) de soorten belangenconflicten als bedoeld in lid 2 van dit artikel;

(b) de stappen die men van ESO-beheerders verwacht op het vlak van structuren en organisatorische en administratieve procedures om belangenconflicten vast te stellen, te voorkomen, te beheren, te monitoren en openbaar te maken.

Artikel 9

1. ESO-beheerders gebruiken voor elk ESO dat zij beheren procedures om te meten en te monitoren in hoeverre de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen waarin het ESO belegt het positieve sociale effect bereiken waartoe zij zich verbinden.

2. De Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 24 waarin de nadere regels zijn gespecificeerd voor de procedures als bedoeld in lid 1 van dit artikel met betrekking tot verschillende in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen.

Artikel 10

ESO-beheerders dienen te allen tijde voldoende eigen vermogen te hebben en toereikende en passende menselijke en technische middelen aan te wenden die noodzakelijk zijn voor het behoorlijke beheer van ESO’s.

Artikel 11

De regels betreffende de waardering van de activa worden vastgesteld in de statutaire documenten van het ESO.

Artikel 12

1. ESO-beheerders stellen niet later dan 6 maanden volgend op het einde van het boekjaar voor elk ESO onder beheer een jaarverslag beschikbaar voor de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst. In dit verslag wordt een beschrijving gegeven van de samenstelling van de portefeuille van het ESO en van de activiteiten van het afgelopen jaar. Het bevat de gecontroleerde financiële rekeningen van het ESO. Het wordt opgemaakt overeenkomstig de bestaande standaarden voor verslaglegging en overeenkomstig de voorwaarden die zijn overeengekomen tussen de ESO-beheerder en de beleggers. ESO-beheerders verstrekken het verslag op verzoek aan beleggers. ESO-beheerders en beleggers kunnen onderling bijkomende openbaarmakingen overeenkomen.

2. Het jaarverslag moet ten minste de volgende elementen bevatten:

(a) in voorkomend geval details over de algehele sociale resultaten die door het beleggingsbeleid zijn gerealiseerd en de methode die is gebruikt om deze resultaten te meten;

(b) een verklaring van alle overdrachten met betrekking tot in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen die hebben plaatsgevonden;

(c) een beschrijving van het feit of er overdrachten met betrekking tot de andere activa van het ESO die niet zijn belegd in in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen hebben plaatsgevonden op basis van de criteria als bedoeld onder punt e) van artikel 13, lid 1;

(d) een overzicht van de activiteiten die de ESO-beheerder heeft ondernomen met betrekking tot de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen als bedoeld onder punt k) van artikel 13, lid 1.

3. Ingeval de ESO-beheerder verplicht is met betrekking tot het ESO een financieel jaarverslag openbaar te maken overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad[14], mag de informatie als bedoeld in lid 1 en lid 2 van dit artikel afzonderlijk of als een bijkomend onderdeel van het financieel jaarverslag worden verstrekt.

Artikel 13

1. ESO-beheerders stellen voorafgaand aan hun beleggingsbeslissing hun beleggers in kennis van ten minste de volgende elementen:

(a) de identiteit van de ESO-beheerder en van alle andere dienstverleners waarmee de ESO-beheerder een contract afsluit met betrekking tot hun beheer en een beschrijving van hun taken;

(b) een beschrijving van de beleggingsstrategie en –doelstellingen van het ESO, inclusief een beschrijving van de soorten in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen en het proces en de criteria die worden gebruikt om deze vast te stellen, de beleggingstechnieken die het kan aanwenden en alle toepasselijke beleggingsbeperkingen;

(c) het positieve sociale effect dat wordt nagestreefd met het beleggingsbeleid van het ESO, in voorkomend geval inclusief voorspellingen van die resultaten in zoverre deze redelijk zijn, en informatie over prestaties in het verleden op dit vlak;

(d) de methodes die zullen worden gebruikt om sociale effecten te meten;

(e) een beschrijving van de andere activa dan in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen en het proces en de criteria die worden gebruikt om deze activa te selecteren, tenzij het om cash of cashequivalenten gaat;

(f) een beschrijving van het risicoprofiel van het ESO en alle risico’s die verbonden zijn aan de activa waarin het fonds kan beleggen of de beleggingstechnieken die kunnen worden aangewend;

(g) een beschrijving van de waarderingsprocedure van het ESO en van de prijsberekeningsmethode voor de waardering van de activa, inclusief de methodes die gebruikt worden voor de waardering van de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen;

(h) een beschrijving van alle vergoedingen, lasten en kosten en van de maximumbedragen ervan die rechtstreeks of onrechtstreeks ten laste worden genomen door beleggers;

(i) een beschrijving van de wijze waarop de beloning van de ESO-beheerder wordt berekend;

(j) wanneer beschikbaar, de historische financiële prestaties van het ESO;

(k) de bedrijfsondersteunende diensten en de andere ondersteunende activiteiten die de ESO-beheerder verleent of verzorgt via derden om de ontwikkeling, de groei of anderszins de lopende operaties van de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen waarin het ESO belegt te bevorderen, of, wanneer deze diensten of activiteiten niet worden verstrekt, een verklaring van dit feit;

(l) een beschrijving van de procedures op basis waarvan het ESO zijn beleggingsstrategie of beleggingsbeleid, of beide, kan wijzigen.

2. Alle informatie als bedoeld in lid 1 is eerlijk, duidelijk en niet misleidend. Zij wordt regelmatig bijgewerkt en getoetst.

3. Ingeval de ESO-beheerder verplicht is met betrekking tot het ESO een prospectus te publiceren overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement of de Raad[15] of overeenkomstig de nationale wetgeving, mag de informatie als bedoeld in lid 1 afzonderlijk of als een onderdeel van het prospectus worden verstrekt.

4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 24 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot specificatie van:

(a) de inhoud van de informatie als bedoeld in punten b) tot en met e) en punt k) van lid 1 van dit artikel;

(b) de wijze waarop de informatie, als bedoeld in punten b) tot en met e) en punt k) van lid 1 van dit artikel uniform kan worden voorgesteld om voor de hoogst mogelijke mate van vergelijkbaarheid te zorgen.

HOOFDSTUK III TOEZICHT EN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 14

1. ESO-beheerders die van plan zijn de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” te gebruiken voor het op de markt aanbieden van hun ESO stellen de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst in kennis van dit voornemen en verstrekken de volgende informatie:

(a) de identiteit van de personen die de ESO’s daadwerkelijk beheren;

(b) de identiteit van de ESO’s waarvan de deelnemingsrechten of aandelen op de markt worden aangeboden en hun beleggingsstrategieën;

(c) informatie over de regelingen die zijn getroffen om te voldoen aan de vereisten van hoofdstuk II;

(d) een lijst van lidstaten waar de ESO-beheerder van plan is elk ESO op de markt aan te bieden.

2. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst registreert de ESO-beheerder enkel indien voor haar vaststaat dat voldaan is aan de volgende voorwaarden:

(a) de vereiste informatie als bedoeld in lid 1 is volledig;

(b) de regelingen die kenbaar zijn gemaakt overeenkomstig punt c) van lid 1 zijn geschikt om te voldoen aan de vereisten van hoofdstuk II.

3. De registratie is geldig voor het gehele grondgebied van de Unie en stelt ESO-beheerders in staat ESO’s in de hele Unie op de markt aan te bieden onder de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds”.

Artikel 15

De ESO-beheerder actualiseert de informatie die wordt verstrekt aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst wanneer de ESO-beheerder het voornemen heeft:

(a) een nieuw ESO op de markt aan te bieden;

(b) een bestaand ESO op de markt aan te bieden in een lidstaat die niet vermeld staat in de lijst als bedoeld in punt d) van artikel 14, lid 1.

Artikel 16

1. Onmiddellijk na de registratie van een ESO-beheerder meldt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst het feit dat de ESO-beheerder is geregistreerd aan de lidstaten die opgegeven zijn overeenkomstig punt d) van artikel 14, lid 1, van deze verordening en aan de ESMA.

2. De lidstaten van herkomst die opgegeven zijn overeenkomstig punt d) van artikel 14, lid 1, van deze verordening leggen aan de ESO-beheerder die geregistreerd is overeenkomstig artikel 14 geen verplichtingen of administratieve procedures op met betrekking tot het op de markt aanbieden van zijn ESO’s en vereisen geen vergunning voor het op de markt aanbieden voorafgaand aan de aanvang ervan.

3. Om te zorgen voor een uniforme toepassing van dit artikel werkt de ESMA een ontwerp van technische uitvoeringsnormen uit met het oog op het bepalen van de vorm van de kennisgeving.

4. De ESMA dient dit ontwerp van technische uitvoeringsnormen bij de Commissie in uiterlijk [datum invoegen].

5. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de technische uitvoeringsnormen vast te stellen als bedoeld in lid 3 overeenkomstig de procedure die is vastgesteld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010[16].

Artikel 17

De ESMA houdt op het internet een publiek toegankelijke, centrale databank aan waarin alle ESO-beheerders zijn opgenomen die in de Unie overeenkomstig deze verordening geregistreerd zijn.

Artikel 18

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst oefent toezicht uit op het naleven van de vereisten die zijn vastgesteld in deze verordening.

Artikel 19

De bevoegde autoriteiten beschikken krachtens de nationale wetgeving over alle toezichts- en onderzoeksbevoegdheden die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun functies. In het bijzonder hebben zij de bevoegdheid om:

(a) om toegang te verzoeken tot elk document in elke vorm en om een kopie ervan te ontvangen of te nemen;

(b) van de ESO-beheerder te vereisen onverwijld informatie te verstrekken;

(c) van elke persoon die betrokken is bij de activiteiten van de ESO-beheerder of het ESO informatie te vereisen;

(d) ter plaatse inspecties uit te voeren, al dan niet met voorafgaande aankondiging;

(e) passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat een ESO-beheerder de vereisten van deze verordening blijft naleven;

(f) een bevel uit te vaardigen om ervoor te zorgen dat een ESO-beheerder de vereisten van deze verordening naleeft en er verder van afziet in strijd met deze verordening te handelen

Artikel 20

1. De lidstaten bepalen de regels betreffende administratieve maatregelen en sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd. De vastgestelde maatregelen en sancties zijn effectief, evenredig en ontmoedigend.

2. De lidstaten maken uiterlijk [24 maanden na het van kracht worden van deze verordening] de regels als bedoeld in lid 1 kenbaar aan de Commissie en de ESMA. Zij stellen de Commissie en de ESMA onverwijld in kennis van alle verdere wijzigingen ervan.

Artikel 21

1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst neemt de passende maatregelen als bedoeld in lid 2 wanneer ESO-beheerders:

(a) nalaten de vereisten na te leven die van toepassing zijn op de portefeuillesamenstelling, overeenkomstig artikel 5;

(b) nalaten het ESO op de markt aan te bieden aan in aanmerking komende beleggers overeenkomstig artikel 6;

(c) de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” gebruiken zonder geregistreerd te zijn bij de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst overeenkomstig artikel 14.

2. In de gevallen als bedoeld onder lid 1 neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst voor zover nodig de volgende maatregelen:

(a) verbod van het gebruik van de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” voor het op de markt aanbieden van een of meerdere ESO’s van de ESO-beheerder;

(b) schrapping van de ESO-beheerder uit het register.

3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst die zijn opgegeven overeenkomstig punt d) van artikel 14, lid 1, in kennis van het feit dat de ESO-beheerder is geschrapt uit het register als bedoeld in punt b) van lid 1 van dit artikel.

4. Het recht om een of meer ESO’s in de Unie op de markt aan te bieden onder de benaming "Europees sociaalondernemerschapsfonds” vervalt met onmiddellijke ingang vanaf de datum van de beslissing van de bevoegde autoriteit als bedoeld in de punten a) of b) van lid 2.

Artikel 22

1. De bevoegde autoriteiten en de ESMA werken wanneer nodig met elkaar samen voor het uitvoeren van hun taken krachtens deze verordening.

2. Zij wisselen alle informatie en documentatie uit die noodzakelijk is om inbreuken op deze verordening vast te stellen en te verhelpen.

Artikel 23

1. Alle personen die werken of hebben gewerkt voor de bevoegde autoriteiten of de ESMA, alsook de auditors en deskundigen die door de bevoegde autoriteiten en de ESMA geïnstrueerd zijn, zijn gebonden door het beroepsgeheim. Er mag geen vertrouwelijke informatie die deze personen ontvangen bij het uitoefenen van hun taken worden onthuld aan welke persoon of autoriteit ook, behalve in summiere of geaggregeerde vorm zodat ESO-beheerders en ESO’s niet individueel kunnen worden onderkend, onverminderd gevallen die onder het strafrecht en de strafrechtelijke vervolging krachtens deze verordening vallen.

2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de ESMA worden niet verhinderd informatie uit te wisselen overeenkomstig deze verordening of uniaal recht van toepassing op ESO-beheerders en ESO’s.

3. Wanneer bevoegde autoriteiten of de ESMA vertrouwelijke informatie ontvangen overeenkomstig lid 1, mogen zij deze enkel gebruiken in het kader van hun taken en administratieve en gerechtelijke procedures.

HOOFDSTUK IV OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.

2. De in artikel 2, lid 3, artikel 3, lid 2, artikel 8, lid 5, artikel 9, lid 2 en artikel 13, lid 4 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vier jaar met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikel 2, lid 3, artikel 3, lid 2, artikel 8, lid 5, artikel 9, lid 2 en artikel 13, lid 4 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 25

1. Uiterlijk vier jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, toetst de Commissie deze verordening. De toetsing omvat een algemeen onderzoek van de werking van de regels in deze verordening en de ervaring die is opgedaan bij het toepassen ervan, inclusief:

(a) de mate waarin de benaming “Europees sociaalondernemerschapsfonds” door ESO-beheerders in verschillende lidstaten zowel binnenlands als grensoverschrijdend is gebruikt.

(b) het gebruik van de verschillende in aanmerking komende beleggingen door ESO’s en de wijze waarop dit een impact kan hebben op de ontwikkeling van sociale ondernemingen in de hele Unie;

(c) de praktische toepassing van de criteria voor het aanwijzen van in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen en de impact hiervan op de ontwikkeling van sociale ondernemingen in de hele Unie;

(d) het toepassingsgebied van deze verordening, inclusief het plafond van 500 miljoen EUR.

2. Na de ESMA te hebben geraadpleegd, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 26

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing vanaf 22 juli 2013, behalve voor artikel 2, lid 3, artikel 3, lid 2, artikel 8, lid 5, artikel 9, lid 2 en artikel 13, lid 4, die van toepassing zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

[1]               In de Engelse versie van dit voorstel worden de equivalenten « social undertakings » en « social enterprises » in de meeste contexten zonder betekenisverschil door elkaar gebruikt.

[2]               Zie J.P. Morgan, Impact Investments: An Emerging Asset Class, 2011.

[3]               Onderhandse plaatsingen kunnen worden omschreven als de verkoop van effecten aan een relatief klein aantal zorgvuldig uitgekozen beleggers als middel om kapitaal op te halen. Beleggers die betrokken zijn bij onderhandse plaatsingen, zijn meestal grote banken, collectieve beleggingsfondsen, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen. Een onderhandse plaatsing is het tegenovergestelde van een publieke emissie, waarbij effecten op de open markt voor verkoop beschikbaar worden gesteld.

[4]               http://ec.europa.eu/internal_market/smact/docs/20110413-communication_en.pdf

[5]               Zie http://ec.europa.eu/internal_market/investment/social_investment_funds_en.htm

[6]               PB C . , blz.

[7]               PB C . , blz.

[8]               PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32.

[9]               PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1.

[10]             PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

[11]             PB L 331 van 15.12.10, blz. 84.

[12]             PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[13]             PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[14]             PB L 390 van 31.12.4, blz. 38.

[15]             PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64.

[16]             PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

Top