EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0853

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ DE WERKING VAN RICHTLIJN 98/34/EG IN 2009 EN 2010

/* COM/2011/0853 definitief */

52011PC0853




(...PICT...)

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting 3

DEEL I: NORMALISATIE 4

1. Inleiding 4

2. Informatieprocedure 4

2.1. Werking van de procedure in 2009 en 2010 4

2.2. Conclusie 5

3. Mandaten 5

3.1. Werking van de mandateringsprocedure in 2009 en 2010 5

3.2. Ontwikkelingen met betrekking tot mandaten 7

3.3. Conclusie 7

4. Formele bezwaren 8

4.1. Werking van de procedure in 2009 en 2010 9

4.2. Conclusie 9

DEEL II: TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN 10

1. Ontwikkelingen in 2009 en 2010 10

1.1. Toepassing van de procedure in het kader van "betere regelgeving" 11

1.2. Verbeteringen in het beheer van de 98/34-procedure 11

2. Toepassing van de 98/34-procedure 12

2.1. Effectiviteit: algemeen overzicht 12

2.2. Gebruik van de urgentieprocedure 15

2.3. Maatregelen naar aanleiding van de reacties van de Commissie 15

2.4. Dialoog met de lidstaten 16

2.5. Inbreuken op de richtlijn 17

2.6. Conclusie 17

Samenvatting

Dit verslag bevat een analyse van de toepassing van de in Richtlijn 98/34/EG [1] vastgelegde procedures voor normalisatie en technische voorschriften in de periode 2009-2010. Uit het verslag blijkt dat normalisatie en de kennisgevingsprocedure voor technische voorschriften een belangrijke bijdrage leveren aan de goede werking van de interne markt en aan de tenuitvoerlegging van het beleid inzake betere regelgeving [2].

In het gedeelte over normalisatie wordt ingegaan op de informatieprocedure op het gebied van normen, verzoeken van de Commissie aan de Europese normalisatie-instellingen (ENI's) [3] om normalisatiewerkzaamheden te verrichten ("mandaten") en formele bezwaren tegen normen. Elk van deze activiteiten is belangrijk gebleken voor de goede werking van de interne markt. De informatieprocedure heeft gezorgd voor transparantie ten aanzien van normen op nationaal en dus ook op Europees niveau en heeft de nationale normalisatie-instellingen aangemoedigd initiatieven op Europees niveau te nemen, waarmee Europese harmonisatie wordt bevorderd. Formele bezwaren hebben de lidstaten en de Commissie in staat gesteld te waarborgen dat normen die ter ondersteuning van "nieuwe aanpak"-wetgeving dienden, aan de doelstellingen van de regelgeving beantwoorden. Mandaten vormen een hulpmiddel voor de relatie tussen de diensten van de Commissie en de normalisatie-instellingen; de schakel tussen het beleidsniveau en de technische invulling daarvan.

Wat de technische voorschriften betreft, is de kennisgeving aan de Commissie van nationale technische voorschriften voordat zij worden aangenomen een effectief instrument gebleken voor het voorkomen van belemmeringen voor het handelsverkeer, voor de bevordering van de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten en tussen de lidstaten onderling, alsmede voor het verbeteren van het regelgevend kader. De kennisgevingsprocedure is eveneens een belangrijk instrument voor het begeleiden van nationale regelgevingsactiviteiten in opkomende sectoren en voor het verbeteren van de kwaliteit van nationale technische voorschriften – met het oog op een grotere transparantie, leesbaarheid en effectiviteit – op niet-geharmoniseerde of gedeeltelijk geharmoniseerde gebieden. De grotere helderheid van het rechtskader van elke lidstaat heeft ertoe bijgedragen dat marktdeelnemers minder kosten moeten maken om toegang te krijgen tot voorschriften en deze voorschriften toe te passen.

DEEL I: NORMALISATIE

1. Inleiding

In dit gedeelte wordt ingegaan op de werking van het normalisatiegedeelte van Richtlijn 98/34/EG, dat drie hoofdactiviteiten omvat: de informatieprocedure op het gebied van normen, verzoeken van de Commissie aan de Europese normalisatie- instellingen (ENI's) om normalisatieactiviteiten te verrichten (mandaten [4]) en formele bezwaren tegen normen die de "nieuwe aanpak"-richtlijnen ondersteunen. Er worden statistieken over de periode 2009-2010 gegeven en toegelicht.

2. Informatieprocedure

De informatieprocedure op het gebied van normen is bedoeld om de nieuwe normalisatieactiviteiten van de nationale normalisatie-instellingen (zoals erkend in de richtlijn) te monitoren. Het kennisgevingssysteem heeft voornamelijk ten doel andere instellingen in de gelegenheid te stellen commentaar te leveren, deel te nemen aan de werkzaamheden of een verzoek om een initiatief op Europees niveau in te dienen (zie bijlage 1).

2.1. Werking van de procedure in 2009 en 2010

De procedure heeft ook in 2009 en 2010 succesvol gefunctioneerd. Uit de door het CEN en het CENELEC ieder jaar ingediende verslagen blijkt dat het gemiddelde jaarlijkse aantal aangemelde nationale maatregelen in 2010 aanzienlijk is toegenomen. Deze toename is hoofdzakelijk toe te schrijven aan ELOT [5], dat van gemiddeld 1,25 kennisgevingen per jaar in de periode 2006-2009 naar 464 kennisgevingen in 2010 is gegaan, en aan UNI [6], dat in 2010 dubbel zoveel kennisgevingen deed als gewoonlijk. In bijlage 2 zijn de kennisgevingen per lidstaat uitgesplitst.

Als we het atypische aantal kennisgevingen door ELOT in 2010 buiten beschouwing laten en de statistieken van 2009-2010 vergelijken met die van de vorige periode, is het aantal kennisgevingen door de EU 15-landen stabiel gebleven, op ongeveer 1 500 kennisgevingen per jaar, en is het aantal kennisgevingen door de EU 12-landen gedaald van 400 naar 230 (zie bijlage 3).

Het uitzonderlijk hoge aantal kennisgevingen van ELOT is het gevolg van een beslissing van het Griekse ministerie voor Openbare werken om ongeveer 460 (openbare en particuliere) technische specificaties de status van nationale technische specificaties te geven. ELOT heeft een groot project opgezet om de bestaande teksten te herformuleren in de voor een nationale technische specificatie gepaste vorm en alle verwijzingen naar Europese normen na te kijken en bij te werken. ELOT heeft dit project aangekondigd volgens de procedures van Richtlijn 98/34/EG.

De toename van de kennisgevingen van UNI in 2010 heeft voornamelijk te maken met de verbetering van de processen voor het uitwerken en publiceren van UNI-normen. Deze stijgende trend heeft UNI in staat gesteld om de herziening van de bestaande nationale normen, die eveneens aan de kennisgeving onderworpen zijn, beter te beheren. In 2010 bestond meer dan 60% van de UNI-kennisgevingen uit herzieningen van bestaande Italiaanse normen.

Een opsplitsing per sector (bijlage 4) laat zien dat de bouwsector, in de ruimste zin, het grootste aantal nationale kennisgevingen vertegenwoordigt, waarbij structuren en brandbeveiliging bovenaan de lijst staan. Levensmiddelen zijn een ander belangrijk terrein.

De inlichtingen die in het kader van de procedure verschaft worden, blijven aanleiding geven tot verzoeken van de diensten van de Commissie om aanvullende informatie en tot vragen over de status-quoregeling (artikel 7) naar aanleiding van kennisgevingen dan wel andere factoren.

Afgezien van de uitzonderlijke situatie in 2010 is het aantal kennisgevingen sinds 2006 telkens afgenomen. Het aantal kennisgevingen van de EU12-landen is afgenomen tijdens de periode 2009-2010, wat geïnterpreteerd kan worden als een teken dat zij goed in het systeem geïntegreerd zijn, aangezien er meer Europese dan nationale normen ontwikkeld worden. De procedure wordt in het algemeen goed toegepast en werkt correct. De trendbreuk die zich in 2010 heeft voorgedaan, zal naar alle waarschijnlijkheid niet voortduren in 2011, aangezien hij verband houdt met specifieke gebeurtenissen.

2.2. Conclusie

De informatieprocedure speelt nog steeds een belangrijke rol bij het aanmoedigen van de nationale normalisatie-instellingen om hun initiatieven op Europees niveau te brengen en zo de interne markt en Europese harmonisatie te bevorderen. Het aantal kennisgevingen van nieuwe lidstaten is stabiel, wat beschouwd kan worden als een goed teken voor hun integratie in het systeem.

3. Mandaten

Normalisatiemandaten zijn een beproefd instrument van de Commissie om technische specificaties tot stand te brengen die Europese wetgeving en/of Europees beleid ondersteunen. Deze mandaten zijn verzoeken aan de Europese normalisatie-instellingen tot het verrichten van normalisatiewerkzaamheden en ze vormen daarvoor tevens een referentiekader (zie bijlage 1). Ze zijn onontbeerlijk in die gevallen waarin normen een ondersteuning vormen voor wetgeving, bijvoorbeeld in de context van de "nieuwe aanpak"-richtlijnen.

3.1. Werking van de mandateringsprocedure in 2009 en 2010

In de verslagperiode werden in totaal 41 mandaten aan de ENI's verleend, waarvan 4 wijzigingsmandaten. Het percentage wijzigingsmandaten is vergelijkbaar met dat van vorige jaren (zie bijlage 5). Het aantal mandaten met betrekking tot "nieuwe aanpak"-richtlijnen (9, plus de 4 wijzigingen) is gedaald ten opzichte van de voorafgaande periode.

De mandateringsprocedure functioneert goed. Dankzij de informele raadpleging voordat de documenten naar de leden van het comité worden gestuurd, bestaat er meestal al een consensus over een mandaat voordat de formele raadpleging begint.

De bij normalisatie op Europees niveau betrokken partijen – ANEC (de Europese vereniging voor de coördinatie van de consumentenvertegenwoordiging bij normalisatie), ECOS (Europese burgerorganisatie voor normalisatie op milieugebied), NORMAPME (het Europees normalisatiebureau voor ambacht, handel en het mkb) en ETUI-REHS (het Europees vakbondsinstituut – onderzoek, onderwijs, gezondheid en veiligheid) waren goed geïntegreerd in de procedure. Daardoor is de informele raadpleging transparanter geworden.

Databank van mandaten

Om de transparantie verder te vergroten, heeft het DG Ondernemingen en industrie van de Commissie een databank van mandaten ontwikkeld. Die bevat de mandaten met de nummeringsreeks M/xxx. De databank werd in 2005 via internet voor het publiek toegankelijk gemaakt op:

http://ec.europa.eu/enterprise/standards_policy/mandates/index.htm

De praktijk om na alle raadplegingen in verband met het verstrekken van mandaten een bijgewerkte lijst naar het comité te sturen, is in deze periode voortgezet.

Opstellen van Europese normen

Het toepassingsgebied van Richtlijn 98/34/EG en dit verslag betreffen alleen de mandaten en niet het normalisatieproces zelf. Er moet echter wel gewezen worden op het feit dat het hele systeem berust op de capaciteit van de ENI's om tijdig normen van hoge kwaliteit op te stellen waarover een brede consensus bestaat.

De Europese Commissie heeft onlangs het normalisatiepakket [7] goedgekeurd, dat bestaat uit een wetgevingsvoorstel, een strategische mededeling en een effectbeoordeling. Een van de doelstellingen van dat pakket is om het Europese normalisatiesysteem te moderniseren opdat het sneller, doeltreffender, inclusief en open wordt. Ondanks het feit dat de ENI's de afgelopen jaren al heel wat vooruitgang hebben geboekt, heeft de Commissie een doelstelling vastgelegd om de ontwikkelingstijd tegen 2020 met 50% in te korten. In 2005 bedroeg de gemiddelde tijd voor het opstellen van een norm bijvoorbeeld 6,20 jaar voor CEN, 3,45 jaar voor CENELEC en slechts 1,08 jaar voor ETSI. In 2009 was dat 2,42 jaar voor CEN, 2,34 jaar voor CENELEC en 1,79 jaar voor ETSI.

Om sneller te kunnen beschikken over de normen waarvoor een mandaat wordt verleend, past de Commissie haar interne procedures aan, teneinde de mandateringsprocedure sneller en transparanter te maken, zodat de ENI's zich samen met de andere belanghebbende partijen beter kunnen voorbereiden op toekomstige normalisatiewerkzaamheden. Om de ENI's aan te moedigen hun inspanningen ten behoeve van procesverbetering voort te zetten, onderhandelt de Commissie met hen over prestatie-indicatoren zoals "tijdige ontwikkeling", "inclusiviteit" en "kwaliteit" die gekoppeld zullen worden aan de financiële steun die de Commissie in de toekomst zal verlenen. Uiterlijk in 2013 zal de Commissie ook een onafhankelijke evaluatie van het normalisatiesysteem uitvoeren om te beoordelen in hoeverre de strategische doelstellingen zijn verwezenlijkt en of het huidige bestuur van het Europese normalisatiesysteem goed functioneert.

3.2. Ontwikkelingen met betrekking tot mandaten

Mandaten hebben betrekking op steeds meer onderwerpen. Het aandeel van de mandaten met betrekking tot de "nieuwe aanpak"-richtlijnen is 31%, een daling in vergelijking met de vorige verslagperiode. Mandaten op andere beleidsterreinen, met name consumentenbescherming, milieu en energie, blijven talrijk.

Normen ter ondersteuning van wetgeving

Tijdens de verslagperiode zijn er mandaten verleend ter ondersteuning van een breed spectrum van wetgeving. Enkele voorbeelden: wetgeving inzake bouwproducten, ecologisch ontwerp, algemene productveiligheid en laagspanning. De verscheidenheid aan wetgevingsgebieden toont aan dat aan het model veel belang wordt gehecht.

Het aantal mandaten ter ondersteuning van Europese beleidsmaatregelen is licht gedaald in vergelijking met de vorige verslagperiode. De mandaten voor laders voor mobiele telefoons of opladers voor elektrische voertuigen zijn goede voorbeelden van beleidsmandaten die de interoperabiliteit bevorderen.

Het aantal mandaten ter ondersteuning van wetgeving die buiten de nieuwe aanpak valt (zie bijlage 5) is aanzienlijk toegenomen als we het gemiddelde per jaar vergelijken met de vorige periode (van 35% naar 54%); hieruit blijkt dat vele verschillende diensten van de Commissie voor dit coreguleringsmodel blijven kiezen. Mandaten ter ondersteuning van de Richtlijn inzake ecologisch ontwerp hebben het meeste bijgedragen tot deze toename.

In de periode 2009-2010 werden er wel negen mandaten [8] verleend ter ondersteuning van de Richtlijn inzake ecologisch ontwerp. Deze mandaten zijn gericht op producten als vaatwasmachines, huishoudelijke koelapparaten, circulatoren en elektrische motoren.

Er werd in deze verslagperiode geen mandaat verleend voor normalisatie in de dienstensector.

Deze ontwikkeling om mandaten te gebruiken op nieuwe beleidsterreinen en ter ondersteuning van wetgeving die niet onder de nieuwe aanpak valt, geeft aan dat Europese normalisatie steeds vaker wordt gebruikt om het beleid inzake betere regelgeving te ondersteunen. Dit werd erkend en aangemoedigd in de Mededeling van de Commissie uit 2004 over de rol van de Europese normalisatie in het kader van beleid en wetgeving van de Gemeenschap [9].

3.3. Conclusie

Het verlenen van mandaten is inmiddels een gangbaar proces, maar het is zaak ervoor te zorgen dat dit proces soepel blijft verlopen. Daarom is het van essentieel belang dat er voorafgaand aan de raadpleging van het comité een informele raadpleging van de ENI's en alle betrokken partijen blijft plaatsvinden, in het bijzonder van die Europese belanghebbenden die de gebruikers van toekomstige normen vertegenwoordigen.

Om het functioneren van het comité transparanter te maken, nodigen de diensten van de Commissie sinds 2006 de belanghebbende partijen die bij Europese normalisatie betrokken zijn, ANEC, ECOS, ETUI en NORMAPME, uit voor de uitgebreide vergadering van het comité.

Met het oog op meer transparantie en dankzij de technologische voordelen die in het CIRCA [10]-systeem zullen worden opgenomen, zullen de diensten van de Commissie nagaan of het mogelijk is een schriftelijke procedure te organiseren, geïnspireerd op internetforums. Er wordt naar gestreefd dat alle leden van het comité de opmerkingen van alle andere leden kunnen lezen, zodat op vergelijkbare wijze overleg gevoerd kan worden als op vergaderingen van het comité.

De mandateringsprocedure heeft ertoe bijgedragen dat normalisatie een grotere rol is gaan spelen op nieuwe wetgevings- en beleidsgebieden van de EU. Het feit dat in een aantal nieuwe EU-wetgevingsbesluiten verwezen wordt naar de richtlijn, getuigt hier eveneens van.

Om een breder en doeltreffender gebruik van mandaten als beleidsinstrument mogelijk te maken, zou de mandateringsprocedure sneller moeten verlopen – de ENI's zouden sneller moeten antwoorden als de aangevraagde Europese normen relevant zijn voor de markt en aangeven of, en onder welke voorwaarden, zij een mandaat aanvaarden. Toekomstige wijzigingen van de mandateringsprocedure zouden er dus voor moeten zorgen dat er duidelijke termijnen worden gesteld aan de antwoorden van de ENI's, opdat de diensten van de Commissie voldoende tijd hebben om alternatieve oplossingen uit te werken als de ENI's geen Europese normen kunnen of willen opstellen.

Vademecum betreffende Europese normalisatie

In het Vademecum betreffende Europese normalisatie en in een aantal andere relevante documenten wordt ingegaan op de procedure voor het afhandelen van mandaten, formele bezwaren tegen geharmoniseerde normen en de publicatie van de referenties van geharmoniseerde normen.

De Commissie heeft voorafgaand aan de publicatie van het vademecum het comité en andere belanghebbende partijen geraadpleegd.

Het vademecum is gepubliceerd op de Europa-website:

http://ec.europa.eu/enterprise/standards_policy/vademecum/index.htm

4. Formele bezwaren

De "nieuwe aanpak"-richtlijnen bevatten waarborgen voor gevallen waarin een geharmoniseerde norm ontoereikend is om producten te laten voldoen aan de essentiële eisen van de desbetreffende richtlijnen. Wanneer zich een dergelijk geval voordoet, kunnen de lidstaten of de Commissie formeel bezwaar tegen de norm maken, waarna het comité wordt geraadpleegd (zie bijlage 1 voor de details van de procedure).

4.1. Werking van de procedure in 2009 en 2010

Het aantal bezwaren dat tijdens de verslagperiode tot een besluit van de Commissie geleid heeft, was gemiddeld per jaar vergelijkbaar met de vorige periode, met een totaal van 7 bezwaren. Het vermoeden van conformiteit werd in drie gevallen gehandhaafd en in vier gevallen beperkt of ingetrokken (zie bijlage 6).

4.2. Conclusie

Hoewel de procedure vanaf de ontvangst van het bezwaar tot het publiceren van het besluit tamelijk tijdrovend is, functioneert zij over het geheel genomen naar behoren.

Op een vergelijkbare manier als bij de mandaten zal de Commissie, omwille van de transparantie, besluiten aangaande formele bezwaren op geconsolideerde wijze bekendmaken en het comité bij iedere vergadering een actueel overzicht doen toekomen van de maatregelen die in verband met de formele bezwaren worden getroffen.

DEEL II: TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

1. Ontwikkelingen in 2009 en 2010

De kennisgevingsprocedure voor nationale technische voorschriften ("de procedure") stelt de Commissie en de lidstaten van de EU in staat een preventieve beoordeling uit te voeren van de technische voorschriften die lidstaten willen invoeren voor producten (industriële, landbouw- en visserijproducten) en voor diensten van de informatiemaatschappij (zie bijlage 7). De procedure geldt, in vereenvoudigde vorm, voor de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie die partij zijn bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte en voor Zwitserland en Turkije (zie bijlage 10).

Belangrijkste voordelen van de procedure

· Nieuwe belemmeringen voor de interne markt kunnen worden opgespoord zelfs nog voordat zij enig negatief effect sorteren, waardoor lange en dure inbreukprocedures worden vermeden.

· Protectionistische maatregelen, die de lidstaten onder buitengewone omstandigheden, zoals een economische en financiële crisis, zouden kunnen proberen te nemen, kunnen vroegtijdig worden ontdekt.

· De lidstaten kunnen nagaan in hoeverre aangemelde ontwerpen verenigbaar zijn met de EU-wetgeving.

· De procedure maakt een effectieve dialoog tussen de lidstaten en de Commissie bij het beoordelen van aangemelde ontwerpen mogelijk.

· De procedure is een instrument voor benchmarking dat de lidstaten in staat stelt uit de ideeën van hun partners te putten om gemeenschappelijke problemen op het vlak van technische voorschriften op te lossen.

· Marktdeelnemers kunnen hun stem laten horen en kunnen hun activiteiten ruim op tijd aanpassen aan toekomstige technische voorschriften. Dit recht van informatie wordt uitvoerig benut door marktdeelnemers, wat de Commissie en de nationale autoriteiten helpt om belemmeringen voor de handel op te sporen.

· De procedure draagt bij tot de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel.

· De procedure is een regelgevingsinstrument dat aangewend kan worden om na te gaan op welke gebieden er harmonisatie nodig is.

· De procedure is een instrument voor het industriebeleid.

1.1. Toepassing van de procedure in het kader van "betere regelgeving"

In haar mededeling "Betere regelgeving met het oog op economische groei en meer banen in de Europese Unie" [11] heeft de Commissie erop gewezen dat het preventieve controlemechanisme dat in Richtlijn 98/34/EG is vastgelegd van essentieel belang is voor het verbeteren van de nationale voorschriften voor producten en voor diensten van de informatiemaatschappij.

In het kader van het actieplan van de Commissie om de regelgeving te vereenvoudigen en te verbeteren [12] is de lidstaten verzocht om, wanneer er interne effectbeoordelingen zijn uitgevoerd, deze (of de conclusies ervan) samen met de aangemelde ontwerpen in te dienen. De analyse van deze effectbeoordelingen stimuleert de lidstaten van tevoren te overwegen welk instrument het geschiktst is en het stelt de Commissie in staat te controleren of de voorgestelde maatregelen noodzakelijk en evenredig zijn.

De samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten in de context van de kennisgevingsprocedure van Richtlijn 98/34/EG vergroot de duidelijkheid en consistentie van de aangemelde ontwerpen voor nationale regelgeving. Deze samenwerking moet worden geïntensiveerd om een duidelijk en leesbaar regelgevingskader voor marktdeelnemers te verzekeren en tegelijkertijd een hoge mate van bescherming van de volksgezondheid, de consumenten en het milieu te garanderen.

De nationale autoriteiten werd verzocht in het bijzonder de volgende aspecten in aanmerking te nemen:

· de formulering van de ontwerpen: helderheid, consistentie, transparantie en rechtszekerheid bij de toepassing van de teksten;

· de toegankelijkheid van alle regelgeving in een bepaalde sector door publicatie, zowel op papier als online, van geconsolideerde versies van de teksten;

· het identificeren en voorkomen van onnodig ingewikkelde procedures die zware administratieve lasten met zich meebrengen voor marktdeelnemers, vooral wanneer deze een product op de markt brengen.

1.2. Verbeteringen in het beheer van de 98/34-procedure

In de periode 2009-2010 heeft de Commissie opnieuw verschillende campagnes gevoerd om de transparantie en de dialoog met de nationale autoriteiten te verbeteren. De werking van de TRIS-databank (“Technical Regulations Information System”) is voortdurend verbeterd en in 2010 werd de nieuwe versie TRIS v2.0 gelanceerd, met als doel de kennisgevingen en berichten sneller te verwerken en een rechtstreekse verbinding tussen TRIS en nationale databanken in de lidstaten mogelijk te maken.

Via de website http://ec.europa.eu/enterprise/tris verschaft de Commissie publieke toegang tot de aangemelde ontwerpen, in de 23 officiële talen van de EU, en tot de essentiële informatie over het verloop van de procedure. Er is een constante stijging waargenomen in het aantal malen dat de website geraadpleegd werd: in 2009 en 2010 steeg het aantal raadplegingen met 23,4% tot ongeveer 192 000 zoekopdrachten in 2010 (zie bijlage 11).

2. Toepassing van de 98/34-procedure

2.1. Effectiviteit: algemeen overzicht

► Aantal kennisgevingen en betrokken sectoren

In 2009 en 2010 vond een toename van het aantal aangemelde ontwerpen plaats ten opzichte van de voorgaande periode (1 525 kennisgevingen voor 2009 en 2010 tegenover 1 979 voor 2006, 2007 en 2008).

De bouwsector was opnieuw de sector met het hoogste aantal kennisgevingen in deze verslagperiode. Vele daarvan betroffen maatregelen in verband met de energie-efficiëntie van gebouwen en de vermelding van de vluchtige verontreinigende emissies op etiketten van bouw- en decoratieproducten. Daarna kwamen landbouwproducten en levensmiddelen. De maatregelen in deze sector hadden betrekking op voedselhygiëne, op genetisch gemodificeerde organismen en op de samenstelling en etikettering van voedingsmiddelen en dranken. Het aantal kennisgevingen nam aanzienlijk toe in de vervoersector, waar veel kennisgevingen betrekking hadden op verkeerslichten, voertuigveiligheid, trekkers en toestellen voor motorvoertuigen. Er werden ook verschillende kennisgevingen ontvangen in de telecommunicatiesector, in het bijzonder met betrekking tot etherinterfaces, en in de milieusector (milieuheffing op kunststof zakken, beheer van afgedankte batterijen en accu's en etikettering van herbruikbare drankverpakkingen) (zie bijlage 9.3).

► Onderzochte vraagstukken

Op de niet-geharmoniseerde gebieden, waarop de artikelen 34 tot en met 36 (vrij verkeer van goederen) en 49 en 56 (recht van vestiging en vrijheid van dienstverlening) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, wilde de Commissie met haar reacties lidstaten te waarschuwen voor mogelijke handelsbelemmeringen die zouden kunnen ontstaan als gevolg van onnodige maatregelen die niet in verhouding stonden tot de beoogde doelen. Zo verzekerde zij de naleving van die beginselen en is zij de lidstaten blijven aansporen om in ieder ontwerp van technische voorschriften dat buiten het geharmoniseerde gebied valt, clausules betreffende wederzijdse erkenning op te nemen.

Op de geharmoniseerde gebieden hadden de reacties van de Commissie tot doel te waarborgen dat nationale maatregelen noodzakelijk, gerechtvaardigd en verenigbaar met afgeleide EU-wetgeving waren.

· Sinds 2009 hebben de lidstaten een groot aantal ontwerpen van technische voorschriften voor de bouwsector aangemeld. Deze ontwerpen hadden betrekking op alle soorten bouwproducten (gevaarlijke stoffen, houtmaterialen, brandbestrijdingsapparatuur, ondersteunende structuren van beton, gewapend beton, warmtegeneratoren enz.), hun eigenschappen (mechanische weerstand en stabiliteit, brandwerendheid, isolerende eigenschappen enz.) en hun etikettering (in het bijzonder etikettering met betrekking tot vluchtige verontreinigende emissies). Zij werden hoofdzakelijk geanalyseerd in het licht van Richtlijn 89/106/EEG [13] betreffende voor de bouw bestemde producten en in de context van die richtlijn goedgekeurde geharmoniseerde normen, en van Richtlijn 2002/91/EG [14] betreffende de energieprestatie van gebouwen, ingetrokken door Richtlijn 2010/31/EU [15].

De Commissie heeft in het bijzonder uitvoerig gemotiveerde adviezen en opmerkingen uitgebracht over ontwerpen van technische voorschriften voor de vermelding van vluchtige verontreinigende emissies op het etiket van bouw- en decoratieproducten. De aangemelde ontwerpen werden geanalyseerd in het licht van Richtlijn 1999/45/EG [16] inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten en Verordening (EG) nr. 1272/2008 [17] betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.

Verschillende lidstaten hebben op deze ontwerpen gereageerd met een uitvoerig gedetailleerd advies waarin de verenigbaarheid van de aangemelde maatregelen met de beginselen van het vrij verkeer van goederen op de interne markt ter discussie werd gesteld.

· Verschillende lidstaten hebben kennisgeving gedaan van diverse ontwerpvoorschriften voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo's). De kennisgevingen betroffen in het bijzonder het recht om ggo's op de markt te brengen, het verbod op of de beperking van de teelt van ggo's en de verspreiding ervan in het milieu. Ze werden geanalyseerd in het licht van Richtlijn 2001/18/EG [18] inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu, Verordening (EG) nr. 1829/2003 [19] inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, Verordening (EG) nr. 1830/2003 [20] betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG en de aanbeveling van de Commissie inzake coëxistentiemaatregelen (2010/C 200/01) [21].

· In 2009 en 2010 hebben de lidstaten ontwerpen aangemeld over voedingssupplementen, materialen die bestemd zijn om met levensmiddelen in aanraking te komen (recipiënten, verpakking en keukengerei vervaardigd uit roestvrij staal, etikettering van vergulde, verzilverde en gerelateerde producten), mineraal-, bron- en drinkwater, uitrusting voor waterzuivering voor menselijk gebruik en hygiëne met betrekking tot levensmiddelen. Enkele lidstaten hebben ontwerpvoorschriften aangemeld betreffende een beperking van of een verbod op het gebruik van bisfenol A in zuigflessen en in materialen en voorwerpen die bestemd zijn om met levensmiddelen in aanraking te komen. In dit verband zij erop gewezen dat in januari 2011 Richtlijn 2002/8/EU [22] tot wijziging van Richtlijn 2002/72/EG [23] wat de beperking op het gebruik van bisfenol A in zuigflessen van kunststof voor zuigelingen betreft is aangenomen, waardoor zuigflessen van kunststof voor zuigelingen vanaf 1 maart 2011 niet meer mogen worden geproduceerd en vanaf 1 juni 2011 niet meer in de handel gebracht en ingevoerd mogen worden in de Europese Unie.

· In de sector diensten van de informatiemaatschappij zijn talrijke kennisgevingen ontvangen over etherinterfaces; andere kennisgevingen hadden betrekking op onder meer kansspelen via internet, de prijzen van digitale boeken, elektronische belastingregisters, EPoS-systemen (elektronische verkooppunten) en toestellen voor het elektronisch ondertekenen van documenten, de interoperabiliteit van informatiesystemen.

· In de sector milieu heeft de Commissie in het bijzonder ontwerpvoorschriften onderzocht betreffende de etikettering van drankverpakkingen, de etikettering van batterijen, de etikettering van kunststof zakken en pvc-verpakking. Deze kennisgevingen werden geanalyseerd in het licht van Richtlijn 94/62/EG [24] betreffende verpakking en verpakkingsafval en Richtlijn 2006/66/EG [25] inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's.

· De procedure heeft ook ingrijpen mogelijk gemaakt in de sectoren waar harmonisatie op EU-niveau gepland was en heeft lidstaten belet afwijkende nationale maatregelen in te voeren, zoals in het geval van de bevordering van de productie van elektriciteit uit vloeibare biomassa, het verplicht vermelden van de oorsprong van levensmiddelen op het etiket, de invoer en doorvoer van zeehondenproducten, de goedkeuringsnormen voor remtestbanken van het rollentype voor voertuigen met een totale massa van meer dan 3,5 ton, de etikettering en aanbiedingsvorm van levensmiddelen, de kwaliteit van tafeldruiven, de recyclage van lege loodaccu's, de productie van gefermenteerde alcoholhoudende dranken behalve bier en wijn en verbrandingsinstallaties en elektriciteitscentrales voor stadsverwarming.

► Reacties

De Commissie heeft uitvoerig gemotiveerde adviezen uitgebracht over 105 kennisgevingen, ofwel 7% van het totale aantal ontwerpen dat in de verslagperiode door de 27 lidstaten werd aangemeld. Dit is een afname ten opzichte van de vorige verslagperiode, wat erop wijst dat de lidstaten bij nieuwe wetgeving in toenemende mate rekening houden met de wetgeving en beginselen van de Europese Unie en met de vereisten voor een doeltreffende werking van de interne markt. De lidstaten van hun kant brachten 130 uitvoerig gemotiveerde adviezen uit. Van de 616 in de verslagperiode gemaakte opmerkingen waren er 262 afkomstig van de Commissie en 354 van de lidstaten (zie bijlagen 9.4 en 9.6).

In 11 gevallen verzocht de Commissie de betrokken lidstaten de aanneming van de aangemelde voorschriften één jaar uit te stellen, gerekend vanaf de datum waarop de kennisgevingen waren ontvangen, om de lopende harmoniseringswerkzaamheden van de Europese Unie op het betreffende gebied niet in gevaar te brengen (zie bijlage 9.5).

Daarnaast heeft de Commissie de aandacht van de lidstaten gevestigd op de noodzaak de verenigbaarheid met de regels van de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen te waarborgen wanneer de betrokken maatregelen ook bij de Wereldhandelsorganisatie werden aangemeld.

2.2. Gebruik van de urgentieprocedure

Voor 52 van de in totaal 1 525 kennisgevingen werd door de lidstaten verzocht om toepassing van de urgentieprocedure. De Commissie hield vast aan haar strikte interpretatie van de vereiste uitzonderlijke omstandigheden, namelijk dat er sprake moet zijn van een ernstige en onvoorziene situatie die verband houdt met, in het bijzonder, de bescherming van de gezondheid en de veiligheid. Als gevolg hiervan werd de urgentieprocedure niet toegestaan wanneer als argumentatie daarvoor louter economische redenen werden aangevoerd of wanneer het verzoek om toepassing van de urgentieprocedure voortvloeide uit de wens van een lidstaat een administratieve achterstand te compenseren. De urgentieprocedure werd in 29 gevallen gerechtvaardigd geacht, die hoofdzakelijk betrekking hadden op psychotrope stoffen, de controle op verdovende middelen, verontreinigende stoffen, kansspelen, manipulatieaantonende tassen en de private beveiligingssector (vervoer van gevaarlijke stoffen, wapens, kluizen, alarmen, geld en waardevolle goederen) (zie bijlage 9.7).

2.3. Maatregelen naar aanleiding van de reacties van de Commissie

De verhouding tussen het aantal antwoorden van de lidstaten en het aantal uitvoerig gemotiveerde adviezen van de Commissie was in de periode 2009-2010 bevredigend (over de gehele periode genomen een gemiddelde van 89,5%). Dit percentage vormt de belangrijkste indicator voor het beoordelen van de vraag in hoeverre de lidstaten hun verplichtingen ingevolge de procedure nakomen. De Commissie stelt vast dat het aantal bevredigende antwoorden niet erg hoog lag (over de gehele periode genomen een gemiddelde van 32,5%) (zie bijlage 9.8).

2.4. Dialoog met de lidstaten

Tijdens de regelmatige vergaderingen van het Comité voor normen en technische voorschriften kwamen zaken van algemeen belang en specifieke aspecten van de procedure aan de orde.

De discussies hadden met name betrekking op de ontwikkeling van de nieuwe TRIS-databank, de kwaliteit van de vertaling van de aangemelde teksten, de fiscale maatregelen om de economische en financiële crisis aan te pakken die aangemeld moeten worden in het kader van Richtlijn 98/34/EG, de vertrouwelijkheid van bepaalde aangemelde ontwerpen en het verband tussen Verordening (EG) nr. 764/2008 [26] van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en Richtlijn 98/34/EG.

De Commissie heeft richtsnoeren gepresenteerd voor het uitstel overeenkomstig artikel 9, leden 3 en 4, en voor de urgentieprocedure overeenkomstig artikel 9, lid 7, van Richtlijn 98/34/EG.

De Commissie heeft bovendien een presentatie gehouden over de nieuwe TRIS v2.0-databank, over de "one-stop-shop" (centraal toezendingspunt voor kennisgevingen van de EU-lidstaten – met inbegrip van documenten die verplicht moeten worden aangemeld krachtens andere EU-handelingen) en over de gids voor de toepassing van de bepalingen van het Verdrag inzake het vrij verkeer van goederen.

In verschillende lidstaten zijn ook seminars gehouden, die de gelegenheid boden voor een rechtstreekse dialoog tussen de Commissie en de bij de procedure betrokken nationale autoriteiten, en waar de laatstgenoemden zich vertrouwd konden maken met de zeer technische elementen van de procedure.

Tijdens een seminar dat in november 2008 gehouden werd ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van Richtlijn 98/34/EG, konden de lidstaten en marktdeelnemers voorstellen en suggesties doen voor de werking van de kennisgevingsprocedure. Op basis van de resultaten van dat seminar werd op initiatief van de Commissie besloten een werkgroep voor de werking van Richtlijn 98/34/EG in het leven te roepen.

Deze werkgroep gaat na hoe de kennisgevingsprocedure tot nu toe gewerkt heeft en hoe de werking ervan kan worden verbeterd door administratieve aanpassingen aan te brengen of zo nodig de richtlijn te wijzigen.

De groep bestaat uit vertegenwoordigers van twaalf lidstaten (de 98/34-contactpunten voor Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk) en wordt voorgezeten door de dienst van de Commissie die verantwoordelijk is voor het beheer van de 98/34-kennisgevingsprocedure.

Tijdens de eerste vergadering van de werkgroep, die op 12 april 2010 werd gehouden, werden problemen besproken met betrekking tot de status-quoperiode van drie maanden van aangemelde ontwerpvoorschriften en de mogelijke inperking daarvan, en de gevolgen van de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie "CIA Security en Unilever" (onafdwingbaarheid van niet-aangemelde voorschriften) voor nationale teksten die inhoudelijk weliswaar aan het EU-recht voldoen, maar zonder kennisgeving volgens de 98/34/EG-procedure of tijdens de status-quoperiode zijn aangenomen, dan wel waarvan de inhoud ingrijpend gewijzigd is tijdens de status-quoperiode.

Tijdens de tweede vergadering, die op 29 juni 2010 gehouden werd, heeft de werkgroep gekeken naar de uitbreiding van de oorspronkelijke status-quoperiode met nog eens drie maanden (een maand voor diensten van de informatiemaatschappij), wanneer alleen de Commissie (en niet de andere lidstaten) een uitvoerig gemotiveerd advies uitbrengt. Er werd ook gesproken over de mogelijkheid om te voorzien in een minimale status-quoperiode voor fiscale, financiële en dringende maatregelen, om te garanderen dat dergelijke maatregelen grondig bestudeerd kunnen worden.

De derde vergadering van de werkgroep vond plaats op 27 oktober 2010 en was toegespitst op de openbare toegang tot documenten die uitgewisseld worden in het kader van de 98/34/EG-procedure en de ontwikkeling van de "one-stop-shop"-werking van Richtlijn 98/34/EG.

2.5. Inbreuken op de richtlijn

Het aantal inbreukprocedures (artikel 258 van het VWEU) dat tegen lidstaten aanhangig is gemaakt wegens niet-nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de richtlijn bleef laag in de betreffende periode: drie in 2009 en zeven in 2010.

2.6. Conclusie

In de periode 2009-2010 is de procedure opnieuw nuttig gebleken voor de effectiviteit, transparantie en administratieve samenwerking.

De netwerkvorming en preventieve aanpak van de 98/34-procedure hebben ervoor gezorgd dat nationale regelgevingsactiviteiten geen technische handelsbelemmeringen veroorzaakten en dat harmonisatie op het niveau van de Europese Unie uitsluitend plaatsvond waar dat werkelijk nodig was, met strikte inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Het feit dat het aantal inbreukprocedures laag bleef tijdens de verslagperiode, toont aan dat Richtlijn 98/34/EG een belangrijk instrument is voor het garanderen van de correcte toepassing van de wetgeving van de Europese Unie.

Bij de toepassing van Richtlijn 98/34/EG zal de Commissie blijven letten op het beginsel van betere regelgeving en de noodzaak een gunstig klimaat in stand te houden voor het concurrentievermogen van de Europese economie. Aangemelde ontwerpen blijven dan ook in elektronische vorm, gratis en in alle officiële talen van de EU beschikbaar, zodat de marktdeelnemers de gelegenheid krijgen om er opmerkingen over te maken.

Bovendien zullen de inspanningen worden voortgezet om de marktdeelnemers een duidelijk wettelijk kader te bieden dat bijdraagt tot de verbetering van het concurrentievermogen van Europese ondernemingen binnen de EU en daarbuiten, en waarbij rekening gehouden zal worden met het verband tussen deze procedure en die uit hoofde van de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen in de context van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

[1] Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998), gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998).

[2] Actieplan “Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving”, COM(2002) 278 definitief. Zie ook Betere regelgeving met het oog op economische groei en meer banen in de Europese Unie, COM(2005) 97 definitief; Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap: een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving, COM(2005) 535 definitief; Betere regelgeving in de Europese Unie: een strategische evaluatie, COM(2006) 689; Tweede strategische evaluatie van betere regelgeving in de Europese Unie, COM(2008) 32, en Derde strategische evaluatie van betere regelgeving in de Europese Unie, COM(2009) 15.

[3] CEN (Europees Comité voor Normalisatie), CENELEC (Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie) en ETSI (Europees Instituut voor telecommunicatienormen).

[4] Mandaten zijn opdrachten in de vorm van een uitnodiging aan Europese normalisatie-instellingen die onder bepaalde voorwaarden kunnen worden aangenomen.

[5] ELOT - Griekse normalisatie-instelling.

[6] UNI - Ente Nazionale Italiano di Unificazione.

[7] COM(2011) 311 definitief van 1.6.2011, COM(2011) 315 definitief van 1.6.2011, SEC(2011) 671 definitief van 1.6.2011.

[8] De mandaten M450 M451, M458, M459, M462, M469, M470, M476 en M477 verwijzen naar Richtlijn 2005/32/EG.

[9] COM(2004) 674 definitief van 18.10.2004.

[10] CIRCA is een samenwerkingsplatform met partners van de Europese instellingen. Meer informatie is te vinden op de volgende URL: http://circa.europa.eu/

[11] Zie voetnoot 2.

[12] Zie voetnoot 2.

[13] Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12-26).

[14] Richtlijn 2002/91/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 65-71).

[15] Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13-35).

[16] Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1).

[17] Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1-1355).

[18] Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1-39).

[19] Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1-23).

[20] Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24-28).

[21] Aanbeveling van de Commissie van 13 juli 2010 inzake richtsnoeren voor de ontwikkeling van nationale coëxistentiemaatregelen om de onbedoelde aanwezigheid van ggo’s in conventionele en biologische gewassen te vermijden (PB C 200 van 22.7.2010, blz. 1).

[22] Richtlijn 2011/8/EU van de Commissie van 28 januari 2011 tot wijziging van Richtlijn 2002/72/EG wat de beperking op het gebruik van bisfenol A in zuigflessen van kunststof voor zuigelingen betreft (PB L 26 van 29.1.2011, blz. 11-14).

[23] Richtlijn 2002/72/EG van de Commissie van 6 augustus 2002 inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (PB L 220 van 15.8.2002, blz. 18-58).

[24] Richtlijn 94/61/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10-23).

[25] Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1-14).

[26] Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 21-29).

--------------------------------------------------

Top