This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0838
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the Instrument for Pre-accession Assistance (IPA II)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II)
/* COM/2011/0838 definitief - 2011/0404 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) /* COM/2011/0838 definitief - 2011/0404 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Dit voorstel moet worden bekeken in de context
van alle voorgestelde financiële instrumenten voor de financiële vooruitzichten
2014-2020 zoals beschreven in de Mededeling "Een begroting voor Europa 2020"[1]. De mededeling schetst het
begrotingskader voor de instrumenten van de EU op het gebied van extern
optreden in rubriek 4 (Europa in de wereld), inclusief het
pretoetredingsinstrument (IPA). Op basis daarvan stelt de Commissie een
ontwerpverordening voor tot vaststelling van het wetgevingskader voor het
nieuwe IPA, samen met een beoordeling van de effecten van alternatieven voor
het instrument. Artikel 49 van het Verdrag betreffende de
Europese Unie bepaalt dat elke Europese staat die de in artikel 2 van het Verdrag
bedoelde beginselen eerbiedigt en zich ertoe verbindt deze uit te dragen, kan
verzoeken lid te worden van de Unie. De voorbije vijftig jaar heeft de EU tegelijk
gestreefd naar integratie en uitbreiding. Het aantal lidstaten is gestegen van 6
naar de huidige 27, en de bevolking is gegroeid van minder dan 200 miljoen naar
ruim 500 miljoen mensen. Uit een evaluatie[2],
vijf jaar na de vijfde uitbreiding van de EU in 2004, bleek het volgende: de
recente uitbreidingen hebben grotere economische welvaart gebracht voor alle
EU-burgers en hebben van Europa een sterkere speler in de wereldeconomie
gemaakt; het institutionele en juridische kader en de gemeenschappelijke
beleidsinstrumenten van de EU hebben een belangrijke rol gespeeld in dit
succes; ondernemers en burgers in de hele uitgebreide EU hebben duidelijk
voordeel gehad bij de uitbreiding en de uitgebreide EU kan de huidige en
toekomstige problemen beter het hoofd bieden. In de conclusies van de Raad van 14 december 2010
werd nog eens herhaald waarom de uitbreiding van de EU werd voortgezet. "De
uitbreiding versterkt vrede, democratie en stabiliteit in Europa, dient de
strategische belangen van de EU en helpt de EU haar beleidsdoelstellingen beter
te verwezenlijken op belangrijke gebieden die essentieel zijn voor economisch
herstel en duurzame groei." De conclusies van de Raad bevestigden dat
de EU dankzij de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon tegelijkertijd
aan verdere uitbreiding en aan betere integratie kan werken. Op dit ogenblik voert de EU besprekingen met
vijf kandidaat-lidstaten[3]
en vier potentiële kandidaat-lidstaten[4].
In 2014 zal enkel Kroatië een lidstaat zijn geworden. Uit sociaaleconomische
indicatoren blijkt dat - behalve IJsland - de uitbreidingslanden nog flink
onder het EU-gemiddelde en zelfs onder het niveau van de zwakste lidstaten
zitten. Er zijn aanzienlijke investeringen nodig om deze landen, met hun lage
sociaaleconomische ontwikkeling, dichter bij de EU-normen te brengen en hen te
helpen te voldoen aan de verplichtingen van het lidmaatschap en niet te
bezwijken onder de concurrentiedruk van de interne markt. Deze landen moeten
ook voorbereid zijn op wereldwijde problemen als de klimaatverandering en
moeten zich aansluiten bij de inspanningen waarmee de EU deze complexe problemen
aanpakt. De vijf hoofddoelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme,
duurzame en inclusieve groei omvatten een aanpak van de klimaatverandering en
doelstellingen inzake hernieuwbare energie. De EU heeft vertrouwen in het model
voor koolstofarme groei; dat model moet dan ook worden uitgedragen, ook in het
uitbreidingsproces. Daarnaast zijn de landen in de Westelijke
Balkan nog vrij jonge staten, die tot stand zijn gekomen na het uiteenvallen
van het voormalige Joegoslavië. De politieke stabiliteit en de beginselen van
democratie, respect voor de mensenrechten en goed bestuur zijn allemaal
grondwaarden van de EU waaraan nog moet worden gewerkt. Zonder hulp kunnen de landen die inspanningen
niet leveren en de kosten van de toetredingsvereisten niet dragen. De meeste
landen beschikken niet over de nodige middelen om de institutionele
hervormingen en overheidsinvesteringen te bekostigen die nodig zijn om hun
samenleving en economie te stabiliseren en de weg naar duurzame ontwikkeling in
te slaan. Momenteel krijgen de uitbreidingslanden
technische en financiële bijstand via het instrument voor pretoetredingssteun
(IPA)[5].
Eind 2013 loopt het instrument af. In het licht van toekomstige toetredingen
moet de EU kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten technische en
financiële bijstand blijven bieden om hun moeilijke situatie te boven te komen
en zich duurzaam te ontwikkelen. Het nieuwe pretoetredingsinstrument moet gericht
blijven op de verwezenlijking van het uitbreidingsbeleid, dat een van de
hoofdprioriteiten van het externe optreden van de EU is, waarmee wordt
gestreefd naar stabiliteit, veiligheid en welvaart in Europa. Het nieuwe
instrument moet kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten dan ook
blijven ondersteunen bij hun voorbereidingen op EU-lidmaatschap en bij de
geleidelijke aanpassing van hun instellingen en economie aan de normen en het
beleid van de Europese Unie op basis van hun specifieke behoeften en aangepast
aan hun eigen uitbreidingsagenda. Op die manier kan de financiële steun beter
worden afgestemd op de algemene vooruitgang die met de tenuitvoerlegging van de
pretoetredingsstrategie is geboekt. Daarnaast moet de toekomstige
pretoetredingssteun nog strategischer, efficiënter en doelgerichter worden dan
hij al was, en moet worden gestreefd naar meer duurzame resultaten bij het
klaarstomen van deze landen voor het lidmaatschap. Het nieuwe instrument moet
soepeler kunnen werken en moet zorgen voor meer middelen van andere donoren of
de particuliere sector door innovatieve financieringsinstrumenten te gebruiken
en tegelijk de administratieve belasting die samenhangt met het beheer van de
financiële bijstand, te verminderen en te vereenvoudigen. Samenhang met andere beleidsterreinen Met het uitbreidingsproces wordt het interne
beleid van de EU uitgebreid naar de begunstigde landen. Het draagt onder meer
bij tot de expansie van de interne markt, de Europese ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht, de trans-Europese energie- en vervoersnetwerken, de
uitbreiding van de werkgelegenheid, de ontwikkeling van vaardigheden, onderwijs
en sociale inclusie, armoedebestrijding, milieubescherming en vermindering van
grensoverschrijdende lucht- en watervervuiling, de afstemming op het
gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid, de
inspanningen om energiebronnen te diversifiëren[6]
en hulpbronnen efficiënt te beheren, de rampenparaatheid en risicopreventie en
-beheer te verbeteren, en te komen tot een meer geïntegreerde en strategische
aanpak van maritiem beleid, wetenschappelijke kwaliteit en de digitale agenda.
Bovendien hebben de begunstigde landen aanzienlijke voordelen opleveren bij
convergentie met het klimaatbeleid en de wetgeving van de EU, via koolstofarme
ontwikkeling en groenere banen in een regio die erg kwetsbaar is voor de
gevolgen van de klimaatverandering. Via stabilisatie- en associatieovereenkomsten
en andere overeenkomsten met kandidaat-lidstaten en potentiële
kandidaat-lidstaten spoort de EU de uitbreidingslanden ertoe aan mededingingsregels
op te stellen. De pretoetredingssteun zal in de toekomst ook gericht zijn op
versterking van de onderzoeks- en innovatiecapaciteit en op informatie- en
communicatietechnologie. Dat moet ertoe leiden dat de Innovatie-Unie
makkelijker wordt gerealiseerd en de andere doelstellingen van de Europa 2020-strategie
worden ondersteund. De landen moeten ook steun krijgen om te voldoen aan de
technische vereisten en normen van de EU op heel wat andere beleidsterreinen
(volksgezondheid, voedselzekerheid, klimaat en milieu, met inbegrip van
biodiversiteit en ecosystemen, enz.). Meer veiligheid in Europa staat hoog op de
agenda van de EU zoals die is vastgesteld in het programma van Stockholm. Als
de financiële pretoetredingssteun beter en strategischer wordt gebruikt, helpt
dat de uitbreidingslanden georganiseerde misdaad en corruptie te voorkomen en
aan te pakken en hun capaciteit op het vlak van wetshandhaving, grensbeheer en
migratiebeheersing te vergroten. Dankzij de uitbreiding krijgt de EU meer
gewicht en heeft zij meer invloed op internationale fora. Met het Verdrag van
Lissabon heeft de EU nu de mogelijkheid om wereldwijd meer gewicht in de schaal
te leggen. De rol die de EU heeft gespeeld bij de goedkeuring van de resolutie
van de algemene vergadering van de Verenigde Naties inzake Kosovo is daar een
goed voorbeeld van. De vijfde uitbreidingsronde gaf een nieuwe impuls aan de
betrekkingen van de EU met de buurlanden in het oosten en zuiden en leidde tot
de verkenning van nieuwe initiatieven in de regio's rond de Oostzee en de
Zwarte Zee. Met het toetredingsproces van de landen op de Westelijke Balkan en
Turkije krijgt de EU nog meer belang en invloed in de gebieden rond de
Middellandse Zee en de Zwarte Zee en langs de Donau. Als de rol van Turkije in
de eigen regio zich parallel aan het toetredingsproces en in overleg met de EU
ontwikkelt, kunnen beide partijen een grote rol spelen in mondiale
vraagstukken, vooral in het Midden-Oosten en de zuidelijke Kaukasus. Door samen
te werken kunnen de EU en Turkije de continuïteit van de energievoorziening
veiligstellen, regionale conflicten aanpakken en etnische en religieuze
geschillen voorkomen, en beter samenwerken in maritieme zaken, in het bijzonder
wat de Zwarte Zee betreft. IJsland en de EU kunnen samen een belangrijke rol
spelen bij de aanpak van maritieme vraagstukken en vraagstukken op het gebied
van energie, klimaatverandering, milieu en veiligheid in het noordpoolgebied. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN DE
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING Raadpleging van belanghebbenden over
toekomstige pretoetredingssteun Het voorstel voor het nieuwe instrument voor
pretoetredingssteun is gebaseerd op een uitgebreide raadpleging van
belanghebbenden die van start ging met een conferentie over de duurzame resultaten
en effecten van het IPA, door de Commissie op 6 en 7 december 2010 in
Brussel georganiseerd. In de loop van het eerste semester van 2011 werden een
aantal belanghebbenden geraadpleegd die een bijdrage leverden voor een
voorafgaande evaluatie als voorbereiding voor het toekomstige instrument voor
pretoetredingssteun. Deze raadplegingen hielden het volgende in: ·
een online-enquête, waarop 338 antwoorden
kwamen van vertegenwoordigers van de lidstaten, overheidsinstellingen en
niet-publieke belanghebbenden uit de kandidaat-lidstaten en de potentiële
kandidaat-lidstaten die IPA-steun krijgen, diensten van de Commissie, regionale
en internationale financiële instellingen, andere internationale organisaties,
niet-gouvernementele organisaties (ngo's), onderzoekers, deskundigen en
belangengroepen; ·
een reeks focusgroepen, namelijk één
werkgroep op hoog niveau, vier gemengde groepen met ambtenaren van de Commissie
en externe belanghebbenden, drie bijzondere focusgroepen in verband met
IPA-steun voor grensoverschrijdende samenwerking, regionale ontwikkeling,
ontwikkeling van menselijke hulpbronnen en plattelandsontwikkeling, twee
vergaderingen met vertegenwoordigers van de lidstaten in het technisch comité
dat de Commissie helpt bij de tenuitvoerlegging van de pretoetredingssteun en
een vergadering met de autoriteiten van de Westelijke Balkan waarin de nadruk
lag op mogelijkheden voor toekomstige grensoverschrijdende samenwerking binnen
de Westelijke Balkan; ·
raadplegingen met
individuele ambtenaren van de Commissie in Brussel en in de EU-delegaties in de
begunstigde landen, structuren die de begunstigde landen technische bijstand of
beleidsondersteuning bieden, kantoren van de nationale IPA-coördinatoren van de
begunstigde landen, multilaterale en bilaterale donoren, internationale en
regionale organisaties (agentschappen van de Verenigde Naties, regionale
samenwerkingsraad, OVSE, enz.) en ngo's op EU-niveau (European Stability
Initiative, International Crisis Group, Open Society Foundation, enz.); ·
een werkvergadering georganiseerd door de
Commissie in samenwerking met het Hongaarse voorzitterschap van de EU in Zagreb
op 10 en 11 mei, waar de voorlopige resultaten van de raadpleging werden
voorgesteld aan en besproken met alle belanghebbenden bij het IPA. Uit de analyse van de standpunten die uit de
raadpleging van belanghebbenden naar voren kwamen, blijkt dat er steun bestaat
voor: –
de voorzetting van het instrument met
ongeveer evenveel financieringsmiddelen die worden besteed aan zowel
institutionele als sociaaleconomische ontwikkeling; –
bijstand op maat
volgens de behoeften en specifieke eigenschappen van ieder land; –
meer nadruk op de sectorale aanpak, met een coherentere langetermijnplanning die leidt tot een
strategisch instrument voor donorcoördinatie en voor het sturen van
investeringen uit de particuliere sector; –
de invoering van een meerjarenplanning voor
de duur van het volgende meerjarig financieel kader, die halverwege wordt
geëvalueerd, en de verdere ontwikkeling van de meerjarenprogrammering,
ook voor steun bij omschakeling en institutionele opbouw, in combinatie met een
betere betrokkenheid bij programmering op basis van vrijwilligheid,
onder leiding van sterkere nationale overheden die belast zijn met de
coördinatie van het IPA; –
het belonen van goede resultaten op basis van het absorptieniveau en de mate waarin strategische
doelstellingen zijn bereikt; een strenger en systematischer gebruik van
voorwaarden op het niveau van het land, de sector, de strategie en het
project; –
toegang tot de verschillende soorten steun die niet langer afhangt van de status van kandidaat-lidstaat of
potentiële kandidaat-lidstaat, maar van de mate waarin een land in staat is tot
de tenuitvoerlegging, in combinatie met een gefaseerde aanpak van de
decentralisatie van het beheer van de steun; –
het herbekijken van de huidige
componentenstructuur, inclusief een betere coördinatie tussen de
beleidsdomeinen; –
het voortzetten van de samenwerking met
internationale financiële instellingen en zorgen voor een hefboom voor
de middelen van de internationale financiële instellingen en andere donoren; –
een drieledige benadering van monitoring en
evaluatie, met de beoordeling van de vooruitgang op het vlak van i) de weg
naar toetreding, ii) nationale strategieën en iii) het boeken van resultaten met
betrekking tot programma's, sectoren en maatregelen. Interne raadpleging over toekomstige
pretoetredingssteun Binnen de Commissie is over de voorbereiding
van het nieuwe IPA na 2013 uitgebreid overleg gepleegd binnen en tussen de vier
diensten die bij het beheer van de bijstand zijn betrokken, dus het
directoraat-generaal Uitbreiding, het directoraat-generaal Regionaal beleid,
het directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie en het
directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling. Daarnaast werd ook
overlegd met de EU-delegaties en verbindingsbureaus in IJsland, de Westelijke
Balkan en Turkije. Publieke raadpleging over alle instrumenten
voor extern optreden Tussen 26 november 2010 en 31 januari 2011
hield de Commissie ook een bredere openbare raadpleging over de toekomst van de
pretoetredingssteun, en met name over de toekomstige financiering van het
externe optreden van de EU. De raadpleging omvatte een online vragenlijst en
een bijhorend achtergronddocument over de financiering van het externe optreden
van de EU na 2013, opgesteld door de Commissie en de betrokken EDEO-diensten.
De 220 antwoorden die werden ontvangen, waren een afspiegeling van de ruime en
uiteenlopende structuren en standpunten van degenen die bij het externe
optreden betrokken zijn. Van de antwoorden die specifiek betrekking
hadden op ontwikkelingshulp, hadden bepaalde aspecten ook betrekking op
pretoetredingssteun: ·
de meeste respondenten bevestigden dat de steun van
de EU een aanzienlijke meerwaarde vertegenwoordigt op de belangrijkste
beleidsterreinen waarvoor de EU financiering verstrekt in het kader van de
instrumenten voor het externe optreden[7].
Veel respondenten meenden dat de meerwaarde van de EU-steun het belangrijkste
criterium voor de toekomst moet zijn: de EU is wereldwijd aanwezig, beschikt
over brede deskundigheid, heeft een supranationaal karakter, faciliteert de
coördinatie en kan schaalvoordelen bewerkstelligen; deze comparatieve voordelen
moet de EU optimaal inzetten; ·
bijna alle respondenten waren voorstander van een meer
gedifferentieerde aanpak, die wordt aangepast aan de specifieke situatie
van de begunstigde landen en waarbij zorgvuldige criteria worden gehanteerd om
de impact van de financiële instrumenten van de EU te vergroten; ·
de meningen waren verdeeld over een herziening en
eventuele vermindering in aantal van de thematische programma's, om met een
dergelijke vereenvoudiging het evenwicht tussen de geografische en thematische
instrumenten te bewaren. De meeste respondenten waren voorstander van een grotere
geografische flexibiliteit voor de instrumenten om interregionale problemen
te kunnen oplossen. Benutten van
deskundigheid DG Uitbreiding gaf
opdracht tot de uitvoering van twee deskundigenstudies om de interventielogica
te beoordelen en lessen te trekken uit het huidige IPA-programma (de IPA
meta-evaluatie) en om een voorafgaande evaluatie te maken van de
pretoetredingssteun na 2013. Op de website van DG Uitbreiding kunnen beide
studies worden geraadpleegd: http://ec.europa.eu/enlargement/how‑does‑it‑work/financial‑assistance/phare/evaluation/interim_en.htm.
Effectbeoordeling Bij het opstellen van het voorstel voor het
nieuwe instrument voor pretoetredingssteun, heeft de Commissie tijdens een
effectbeoordeling de volgende opties overwogen: Optie 1 –
Niets wijzigen. Optie 2 - De bestaande verordening wijzigen, met de volgende keuzemogelijkheden: –
Suboptie 2.1 – De reikwijdte beperken en de
uitvoeringsregelingen behouden, de aandacht toespitsen
op de nodige wettelijke en institutionele veranderingen om te voldoen aan de
toetredingsvoorwaarden, zonder veel middelen ter beschikking te stellen voor de
cofinanciering van overheidsinvesteringen in sociaaleconomische ontwikkeling. –
Suboptie 2.2 - De
componentenstructuur behouden en meer nadruk leggen op investeringen om de
sociaaleconomische effecten voor de begunstigde landen te vergroten en hun
voorbereiding op het beheer van structuur-, cohesie- en
plattelandsontwikkelingsfondsen te versnellen. –
Suboptie 2.3 - De
reikwijdte behouden en de uitvoeringsregelingen aanpassen, om ervoor te
zorgen dat wordt voldaan aan de toetredingcriteria en dat de sociaaleconomische
ontwikkeling wordt ondersteund. Daarnaast ook bepaalde aspecten van de huidige
opbouw van het IPA en uitvoeringsregelingen aanpassen. Optie 3 - Een
nieuw instrument ontwikkelen. Deze optie is niet in detail onderzocht. De economische effecten van de
verschillende opties werden beoordeeld op grond van de waarschijnlijkheid dat
de opties i) de uitbreiding en dus de positieve economische gevolgen van de
uitbreiding van de interne markt vertragen of versnellen; ii) de kosten
verhogen of op hetzelfde peil houden voor de EU en de lidstaten op het vlak van
veiligheidsmaatregelen of ‑risico's, grenscontroles en illegale migratie;
iii) de mogelijkheden voor een betere economische integratie beperken of
vergroten, bijvoorbeeld door een betere integratie met de trans-Europese netwerken;
iv) het vertrouwen van de donoren en investeerders in de begunstigde landen
positief of negatief beïnvloeden. De sociale effecten van de
verschillende opties werden beoordeeld op grond van hun gevolgen voor armoede
en uitsluiting in de uitbreidingslanden die verband houden met vorderingen in
de richting van toetreding en op grond van de mate waarin zij de voorwaarden
scheppen voor betere economische prestaties en beleidsmaatregelen om deze
problemen aan te pakken. Er werd ook rekening gehouden met de mogelijkheid dat
vertragingen schade berokkenen aan de rechten op het vlak van justitie of de
rechtsstaat in de begunstigde landen en met de risico's voor de toetreding. De milieueffecten van de verschillende
opties werden beoordeeld op grond van de kans dat milieukosten zouden oplopen
als de uitbreiding werd uitgesteld of op de helling kwam te staan door het
hanteren van minder strenge milieunormen in de uitbreidingslanden omwille van
het concurrentievoordeel en/of door vertraging bij de tenuitvoerlegging van
grote investeringen om de milieuwetgeving op het EU-acquis af te stemmen. Het oordeel over optie 2.1 was dat deze
op alle vlakken negatieve gevolgen zou hebben. Van opties 2.2 en 2.3
werden positievere gevolgen verwacht dan van optie 1, met verschillende
scores voor afzonderlijke elementen. Er werd geoordeeld dat de verbeterde
regels voor het bieden van steun in optie 2.3, door een verbetering van
de focus, efficiëntie, doeltreffendheid, hefboomwerking en effecten, in het
algemeen meer positieve gevolgen zouden hebben dan de grotere investeringen in
sociaaleconomische ontwikkeling van optie 2.2. 3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL Het uitbreidingsbeleid is gebaseerd op artikel
21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat bepaalt dat het
"internationaal optreden van de Unie berust en is gericht op de
wereldwijde verspreiding van de beginselen die aan de oprichting, de
ontwikkeling en de uitbreiding van de Unie ten grondslag liggen: de democratie,
de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en
de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de
beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van
het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht." De rechtsgrondslag voor de financiële
pretoetredingssteun is artikel 212, lid 2, van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie. Het voorstel voor het nieuwe instrument voor
pretoetredingssteun voldoet aan de in artikel 5 van het Verdrag betreffende de
Europese Unie bedoelde beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Optreden op EU-niveau biedt een wezenlijke
meerwaarde op de volgende punten. –
De opeenvolgende uitbreidingen van de EU zijn een gemeenschappelijke
taak die niet anders dan op EU-niveau kan worden verricht. Alleen de
lidstaten samen kunnen beslissen over de toetredingsverzoeken van nieuwe
kandidaat-lidstaten. De pretoetredingssteun die wordt verstrekt via de
EU-begroting is bedoeld om kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten
te helpen zich voor te bereiden op een toekomstig lidmaatschap. Het instrument
voor pretoetredingssteun (IPA - Instrument for Pre-accession Assistance) is
opgezet om landen voorafgaand aan hun toetreding te laten
"proefdraaien" met de verplichtingen van het lidmaatschap
(bijvoorbeeld het oprichten van instellingen voor het beheren van structuur- en
cohesiebeleid of het aannemen van het acquis). Er is geen ander multilateraal
of bilateraal instrument dat zulk een uitgebreide set middelen kan aanbieden,
en in ieder geval kan alleen de EU bepalen welk soort steun nodig is om de
aanname van het acquis voor te bereiden. –
Met 27 lidstaten die handelen volgens
gemeenschappelijke beleidslijnen en strategieën heeft alleen de EU voldoende
gewicht om mondiale problemen aan te pakken. Acties van individuele lidstaten
zijn vaak beperkt en versnipperd doordat hun projecten vaak te klein zijn om
een wezenlijk verschil te maken. Stroomlijning van het werk van de lidstaten
via de EU leidt tot meer coördinatie en doeltreffendheid van het Europese
optreden. –
De afgelopen jaren hebben de EU-lidstaten hun
bilaterale steun aan kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten
verlaagd, omdat zij inzien dat gecoördineerde actie op EU-niveau doeltreffender
is. In 2009 was ongeveer de helft van de totale financiële steun van de EU aan
de toetredingslanden afkomstig uit de EU-begroting. Multilaterale
donororganisaties hebben hun steun grotendeels beëindigd en organisaties die
dat nog niet hebben gedaan, hebben hun programma's afgestemd op de prioriteiten
van de EU. Op EU-niveau kan ook goedkoper worden gewerkt doordat de
administratieve kosten lager zijn dan de gemiddelde administratieve kosten van
de belangrijkste bilaterale donoren. –
Pretoetredingssteun is een investering in de
toekomst van de EU, ondersteunt de stabiliteit en de welvaart van de buurlanden
van de EU en waarborgt dat kandidaat-lidstaten bij hun toetreding daadwerkelijk
in staat zullen zijn het acquis ten uitvoer te leggen, inclusief het beheer van
de fondsen en het beleid van de Unie op het vlak van structuur, cohesie,
landbouw en plattelandsontwikkeling, zee en visserij. Door technische en
financiële bijstand wordt het voorbereidingsproces versneld en worden prikkels
gegeven voor de vereiste transformatie van de samenleving, het juridische
systeem en de economie. Deze bijstand draagt bij aan de verwezenlijking van het
interne beleid van de EU, schept kansen voor EU-bedrijven en levert een
tastbaar rendement. Zonder de intensieve betrokkenheid en nauwere samenwerking
waarin de pretoetredingssteun voorziet, zou de EU zonder twijfel te maken
krijgen met hogere kosten voor de bestrijding van illegale migratie, de
bescherming van de buitengrenzen van de EU, het waarborgen van de
leveringszekerheid van energie en veilige en hygiënische invoer van voedsel
voor haar burgers, en de bestrijding van vervuiling en de gevolgen van
klimaatverandering. Overeenkomstig
het evenredigheidsbeginsel gaat de voorgestelde verordening niet verder dan wat
nodig is om haar doelstellingen te verwezenlijken. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING In haar Mededeling van juni 2011 "Een
begroting voor Europa 2020" stelde de Europese Commissie voor in de
begroting EUR 14 110 100 000 (in lopende prijzen) op te nemen voor het nieuwe
instrument voor pretoetredingssteun voor de periode 2014-2020. Een gedetailleerde raming van de financiële
impact van het voorstel is opgenomen in het financieel memorandum bij dit
voorstel. Onderstaande tabel bevat de indicatieve jaarlijkse vastleggingen*. Instrument voor pretoetredingssteun || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || 2014-2020 1898,0 || 1935,9 || 1974,6 || 2014,1 || 2054,4 || 2095,5 || 2137,4 || 14110,1 *Lopende prijzen
in miljoen € Overeenkomstig de doelstellingen van het
externe optreden van de EU wordt, met het oog op de voorspelbaarheid, de
financiering voor activiteiten op het gebied van hoger onderwijs in derde
landen in het kader van "Erasmus voor iedereen" beschikbaar gesteld
in slechts twee meerjarentoewijzingen voor respectievelijk de eerste vier jaar
en de laatste drie jaar. Deze financiering wordt uitgewerkt in de meerjarige
indicatieve strategiedocumenten voor het IPA, overeenkomstig de behoeften en
prioriteit van de betrokken landen. De toewijzingen kunnen worden herzien in
geval van ingrijpende onvoorziene omstandigheden of belangrijke politieke
ontwikkelingen, overeenkomstig de externe prioriteiten van de EU. Op deze
middelen is Verordening (EU) nr. […] van het Europees Parlement en de Raad
inzake Erasmus voor iedereen[8]
van toepassing. De financiële
steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap zal nog worden verstrekt totdat de
aanpassing bedoeld in artikel 11, lid 2, van de Verordening van de Raad tot
bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 is
doorgevoerd. Op die financiële steun zal Verordening (EG) nr. 389/2006 van 27
februari 2006 tot instelling van een instrument voor financiële steun ter
bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische
gemeenschap, nog steeds van toepassing zijn. De financiële middelen die nodig
zijn om de Turks-Cypriotische gemeenschap te steunen, zullen uit de algemene
enveloppe van het instrument voor pretoetredingssteun komen. 5. FACULTATIEVE ELEMENTEN Vereenvoudiging De Commissie geeft in deze nieuwe verordening,
net als in andere programma's van het meerjarig financieel kader, voorrang aan
een eenvoudiger regelgevend kader en aan het vergemakkelijken voor de Unie om
steun te bieden aan begunstigde landen en regio's, maatschappelijke
organisaties, het midden- en kleinbedrijf, enz. Dit voorstel streeft voornamelijk naar die
vereenvoudiging door de componentenstructuur te stroomlijnen volgens de
belangrijkste beleidsterreinen. Daarvoor wordt het regelgevingskader van
het instrument en van de komende uitvoeringsregels vereenvoudigd, met gestroomlijnde
bepalingen. In verband met het stroomlijnen van de componentenstructuur houdt niet‑gedifferentieerde
toegang tot steun in ieder beleidsterrein in dat de begunstigde landen niet
langer apart moet worden geïdentificeerd in de rechtsgrondslag van het
instrument. Het zal dan ook niet meer nodig zijn een omslachtige procedure te
doorlopen om de veranderde status van een begunstigde te melden, zodat de kloof
tussen de beleidsbeslissingen over financiële steun en de praktische
tenuitvoerlegging wordt verkleind. Mocht een nieuw land een potentiële
kandidaat worden om toe te treden tot de EU, dan zouden ook de
procedurevereisten om dat land op te nemen in de lijst van begunstigden van de
steun aanzienlijk worden versoepeld. Binnen de Commissie zullen verschillende
diensten bevoegd blijven voor het beheer en de tenuitvoerlegging van de steun
op de verschillende beleidsterreinen. Er zal echter worden gezorgd voor een
betere coördinatie, communicatie en tenuitvoerlegging op het terrein dankzij de
vereenvoudiging van een aantal elementen zoals nauwer gemeenschappelijk
toezicht op de vooruitgang van de tenuitvoerlegging in de begunstigde
landen en minder procedures voor erkenning en toekenning van
beheersbevoegdheden. Meer samenhang in de acties van de Commissie zou meteen
ook moeten leiden tot een aanzienlijke vermindering van de kosten en lasten die
de begunstigde landen moeten dragen doordat de Commissie verschillende
communicatiekanalen en procedures gebruikt. In deze tekst wordt ook voorgesteld dat
strategische beslissingen over de toewijzing van steun worden genomen door
vaststelling van uitgebreide strategiedocumenten voor één of meerdere landen
voor de volledige periode van het nieuwe financiële kader (2014-2020), die
tussentijds één keer worden herzien. In het huidige systeem zijn er nog
indicatieve meerjarenplannen voor periodes van drie jaar, die ieder jaar worden
herzien. Op die manier zal voor alle belanghebbenden de administratieve
belasting doordat ieder document jaarlijks moet worden herzien en eventueel
aangepast, verminderen. Ook de invoering van de meerjarenprogrammering voor de
steun bij omschakeling en capaciteitsopbouw zal minder administratieve lasten
voor alle partijen veroorzaken en de uitkering van de steun versnellen. De invoering van een sectorale aanpak voor de
toewijzing van steun aan sectoren die aan bepaalde voorwaarden voldoen, moet
ook tot meer vereenvoudiging leiden. Deze aanpak moet niet alleen de steun
doeltreffender maken, maar kan ook leiden tot minder projecten/contracten waardoor
de administratieve belasting door het project‑/contractbeheer afneemt.
Als de omstandigheden dat toelaten, kan de sectorale aanpak ook leiden tot het
gebruik van begrotingssteun, waardoor de administratieve belasting opnieuw
vermindert in vergelijking met die van projectsteun. De afzonderlijke uitvoeringsbepalingen bevatte
nadere details over gemeenschappelijk toezicht en erkenningsprocedures. Met die
uitvoeringsbepalingen zal worden gestreefd naar verdere vereenvoudiging van de
grensoverschrijdende samenwerking tussen kandidaat-lidstaten en potentiële
kandidaat-lidstaten door de programmering en uitvoering nog meer af te stemmen
op de aanpak van de structuurfondsen. De
vereenvoudiging en de soepele procedures bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe
verordening zullen een snellere goedkeuring mogelijk maken van de
uitvoeringsbepalingen en de verlening van EU-bijstand. De herziening van het
Financieel Reglement, in het bijzonder de uitvoerige bepalingen inzake het
extern optreden, zal het voor het maatschappelijk middenveld en kleine
bedrijven makkelijker maken om deel te nemen aan financieringsprogramma's,
bijvoorbeeld door eenvoudigere regels, lagere deelnamekosten en snellere
toekenningsprocedures. Bij de uitvoering van deze verordening zal de Commissie de
vereenvoudigde procedures van het nieuwe Financieel Reglement gebruiken. Toelichting
bij specifieke bepalingen van het voorstel In het huidige voorstel en de toekomstige
uitvoeringsvoorschriften worden de volgende veranderingen voorgesteld ten
aanzien van de opzet van het instrument en uitvoeringsbepalingen ervan (naast
de eerder genoemde vereenvoudiging). 1.
Er wordt voor gezorgd dat de verlening van bijstand
meer coherent, strategisch en resultaatgericht verloopt door: ·
voor beleidsterreinen uitgebreide meerjarige
strategiedocumenten op te stellen per land (en voor meerdere begunstigden)
waarin de beleidsprioriteiten van de uitbreidingsstrategie tot uiting komen en
die voor ieder beleidsterrein alle nodige acties bevatten voor institutionele
opbouw, naleving van het acquis en investeringen. Het toepassingsgebied zal
worden gebaseerd op een beoordeling van de behoeften en zal worden aangepast
aan de context van het land; ·
de (mede)financiering te versterken voor
overeengekomen sectorstrategieën die bijdragen aan de
beleidsdoelstellingen, in plaats van voor individuele projecten, zodat niet
langer wordt uitgegaan van volledig gesubsidieerde projecten en het aandeel van
bijstand via sectorale steun toeneemt (inclusief sectorale begrotingssteun voor
bepaalde beleidsgebieden op basis van doelgerichte voorwaarden). Steun om de naleving van het acquis te
vergemakkelijken zal hoe dan ook beschikbaar blijven dankzij
projectondersteuning of andere uitvoeringsbepalingen zoals de specifieke
faciliteiten, als er geen overkoepelende sectorstrategieën zijn; ·
een meer systematische meerjarenprogrammering,
ook voor beleidsdoelstellingen inzake steun voor omschakeling en institutionele
opbouw (hervorming van het openbaar bestuur, hervorming van het rechtsstelsel,
enz.), ondersteuning bij de tenuitvoerlegging van de sectorstrategieën en
uiteindelijk het bereiken van de doelstellingen op dat vlak; ·
financiële steun rechtstreeks afhankelijk te maken
van de voorwaarde dat het beheer wordt versterkt en de participatie van
de begunstigde landen toeneemt. Er wordt voorzien in de nodige
soepelheid om tegemoet te komen aan dringende behoeften en om stimulansen te
geven om de prestaties te verbeteren. 2.
Bijstand verlenen zal soepeler verlopen en beter kunnen worden aangepast
aan de behoeften door: ·
te zorgen voor niet-gedifferentieerde toegang
tot steun (die niet afhankelijk is van de status van kandidaat-lidstaat of
potentiële kandidaat-lidstaat), weliswaar met een verschillende reikwijdte of
intensiteit, op grond van de behoeften en de technische en administratieve
capaciteit. De behoeften van de begunstigde landen zullen het uitgangspunt
vormen om te bepalen in welke sectoren of beleidsdomeinen steun wordt verleend;
·
te overwegen het beheer van de financiële steun
meer progressief en gefaseerd aan te pakken, waarbij de Commissie of het
begunstigde land voor dat beheer zorgt, met of zonder voorafgaande controles
door de Commissie, afhankelijk van de status van of het vooruitzicht op de
toetreding, de sector of het beleidsterrein van de steun, en de
administratieve, technische en beheerscapaciteit. Bij de voorbereiding van de
toetreding in de betrokken sectoren moet de doelstelling blijven de structuren
en procedures op te zetten die na de toetreding moeten bestaan; ·
de vooruitgang in verschillende beheersfasen te
koppelen aan de beleidsprioriteiten, wat tot uiting
komt in de vooruitgangsrapporten, bij het bereiken van ijkpunten bij de
onderhandelingen of in de resultaten die worden geboekt bij het uitvoeren van
de associatieovereenkomsten; ·
te zorgen voor meer flexibele prioriteiten in een
streven naar meer resultaatgerichte steunverlening, zodat tussen
beleidsterreinen kan worden geschoven met toewijzingen, en middelen van het ene
naar het andere jaar kunnen worden overgedragen, voor zover het nieuwe
Financieel Reglement dit toelaat. 3.
De steun zal efficiënter en doeltreffender
worden gebruikt door: ·
te blijven streven naar het ontdekken en gebruiken
van innovatieve financiële instrumenten die meer middelen uit de
particuliere sector kunnen genereren, en de mogelijkheden te verkennen om
synergieën aan te gaan met vernieuwende financiële instrumenten die voor intern
beleid zijn ontwikkeld, op basis van een gecoördineerde aanpak en met
gecoördineerde regels voor het gebruik van EU-middelen voor dergelijke
instrumenten; ·
als onderdeel van de overgang naar meer steun op
sectorniveau, op strategisch vlak meer samen te werken met andere donoren en
internationale en andere financiële instellingen, met akkoorden over
beleidsprioriteiten en een duidelijker taakverdeling; ·
steun te blijven verlenen aan regionale
programma's/projecten die een toegevoegde waarde
hebben omdat zij een stimulans vormen voor het delen van kennis en ervaring,
het op elkaar afstemmen van beleid, het vastleggen van gezamenlijke prioriteiten
en het opbouwen van wederzijds vertrouwen. Regionale programma's kunnen het
beleid ook efficiënter maken, bijvoorbeeld op het vlak van transport, energie,
milieu, klimaatverandering, statistieken, strijd tegen georganiseerde misdaad
en migratie. ·
de regels voor het verlenen van twinningbijstand
te stroomlijnen, mechanismen in te voeren om de geschiktheid van de
deskundigen te waarborgen en de mogelijkheid in te voeren dat middelen uit een
specifieke faciliteit kunnen worden gebruikt als dat nodig is. Gedelegeerde handelingen Discretionaire
beleidsbeslissingen over de status van kandidaat-lidstaten moeten op een ander
niveau worden genomen. Daarom wordt voorgesteld dat wijzigingen van de lijst
van begunstigde landen in de bijlage bij de verordening die deze beslissingen
weergeven, worden goedgekeurd met een gedelegeerde handeling als bepaald in
artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Dergelijke wijzigingen hebben immers geen gevolgen voor de essentie van de
verordening. Er wordt ook
voorgesteld de bevoegdheid om gedetailleerde regels met betrekking tot uniforme
maatregelen voor de uitvoering van deze verordening vast te stellen, in het
bijzonder op het vlak van structuren en procedures voor het beheer, te
delegeren aan de Commissie. Deze regels zijn nodig als aanvulling op de
gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de uitvoering van de
instrumenten voor het externe optreden van de Unie, zoals die zijn vastgesteld
in de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening. Zij moeten rekening houden met
de lessen die zijn getrokken uit het beheer en de uitvoering van
pretoetredingssteun in het verleden, en moeten worden aangepast aan de evolutie
in de situatie van de begunstigde landen. 2011/0404 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende het instrument voor
pretoetredingssteun (IPA II) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 212, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[9],
Gezien het advies van het Comité van de
Regio′s[10],
Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
In de Mededeling van de Commissie aan het
Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het
Comité van de Regio's "Een begroting voor Europa 2020"[11] zet de Commissie het
begrotingskader uiteen voor de instrumenten voor extern optreden van de Unie,
inclusief het instrument voor pretoetredingssteun (IPA). (2)
Aangezien Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de
Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun
(IPA)[12]
afloopt op 31 december 2013, en het externe optreden van de Unie doeltreffender
moet worden gemaakt, moet voor de periode 2014-2020 een kader voor de planning
en de uitvoering van de externe bijstand behouden blijven. Het uitbreidingsbeleid
van de Unie moet nog steeds worden ondersteund door een specifiek financieel
instrument. Het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) moet dan ook worden
hernieuwd. (3)
Artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese
Unie bepaalt dat elke Europese staat die de beginselen van menselijke
waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging
van de rechten van de mens in acht neemt, kan verzoeken lid te worden van de
Unie. (4)
Een Europese staat die het lidmaatschap van de Unie
heeft aangevraagd, kan alleen lid worden als vaststaat dat hij voldoet aan de
lidmaatschapscriteria die de Europese Raad van Kopenhagen in juni 1993 heeft
vastgesteld en op voorwaarde dat de toetreding geen wissel trekt op de
capaciteit van de Unie om het nieuwe lid te integreren. Deze criteria hebben
betrekking op stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de
mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen,
op de economie die voldoende ontwikkeld moet zijn om niet te bezwijken onder de
concurrentiedruk van de interne markt en op het vermogen om niet alleen de
rechten maar ook de plichten die uit de verdragen voortvloeien, over te nemen. (5)
Het toetredingsproces is gebaseerd op objectieve
criteria en de toepassing van het beginsel dat alle kandidaat-lidstaten gelijk
worden behandeld. Vooruitgang in de richting van toetreding hangt af van het
vermogen van de kandidaat-lidstaat om de hervormingen door te voeren die nodig
zijn om zijn systemen op het vlak van beleid, instellingen, wetten,
administratie en economie af te stemmen op de regels, de normen, het beleid en
de praktijken van de Unie. (6)
De Europese Raad heeft de status van
kandidaat-lidstaat toegekend aan IJsland, Montenegro, de voormalige
Joegoslavische republiek Macedonië en Turkije. Hij heeft ook het Europese
perspectief bevestigd van Albanië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Kosovo[13], die worden beschouwd als
potentiële kandidaat-lidstaten. (7)
De financiële steun uit hoofde van deze verordening
moet worden toegekend aan zowel kandidaat-lidstaten als potentiële
kandidaat-lidstaten (de "begunstigde landen") die zijn opgenomen in
de bijlage bij deze verordening, ongeacht hun status. (8)
De steun uit hoofde van deze verordening moet
worden verleend overeenkomstig het kader voor het uitbreidingsbeleid dat de
Unie voor ieder begunstigd land heeft vastgesteld en dat tot uiting komt in het
jaarlijkse uitbreidingspakket van de Commissie, dat ook de voortgangsverslagen
en de uitbreidingsstrategie bevat, in de stabilisatie- en associatieovereenkomsten
en in de Europese partnerschappen en de toetredingspartnerschappen. Steun moet
voornamelijk toegespitst zijn op een beperkt aantal beleidsterreinen waarmee
begunstigde landen hun democratische instellingen en rechtsstaat kunnen versterken,
justitie en het openbaar bestuur kunnen hervormen, de grondrechten kunnen
naleven en gendergelijkheid en niet-discriminatie kunnen ondersteunen. Ook hun
economische en sociale ontwikkeling moet worden gestimuleerd, waarbij moet
worden gestreefd naar een agenda voor slimme, duurzame en inclusieve groei, in
overeenstemming met de Europa 2020-strategie, om steeds beter aan de criteria
van Kopenhagen te voldoen. De financiële steun moet beter worden afgestemd op
de algemene vooruitgang die met de tenuitvoerlegging van de
pretoetredingsstrategie is geboekt. (9)
Kandidaat-lidstaten en potentiële
kandidaat-lidstaten moeten beter voorbereid zijn op wereldwijde uitdagingen als
duurzame ontwikkeling en klimaatverandering, en moeten zich aansluiten bij de
inspanningen van de Unie om deze problemen aan te pakken. Bijstand van de Unie
uit hoofde van deze verordening moet er ook toe bijdragen dat het deel van de
EU-begroting dat betrekking heeft op het klimaat, wordt verhoogd tot minstens 20%.
(10)
De Commissie en de lidstaten moeten zorgen voor de
coördinatie, de samenhang en de complementariteit van hun steun, met name door
regelmatig overleg te plegen en frequent informatie uit te wisselen in de
verschillende fasen van de steuncyclus. (11)
Om de samenhang te waarborgen tussen het
toetredingsproces en de financiële en technische bijstand die uit hoofde van
deze verordening wordt verleend, en om de doelstellingen van de
toetredingsagenda te bereiken, moet de Commissie een gemeenschappelijk
strategisch kader voor het gebruik van het instrument voor pretoetredingssteun
opstellen. Dat kader moet onder meer een lijst met kernacties bevatten die uit
hoofde van deze verordening kunnen worden gesteund, en de criteria voor de
toewijzing van middelen. Het gemeenschappelijke strategische kader moet het
referentiekader vormen voor de strategiedocumenten voor één of meerdere landen. (12)
De Commissie moet doelstellingen van de steun
vastleggen in indicatieve strategiedocumenten voor één of meerdere landen, voor
de duur van het meerjarig financieel kader van de Unie, in partnerschap met de
begunstigde landen en op basis van hun specifieke behoeften en hun
uitbreidingsagenda. In de strategiedocumenten moet staan welke beleidsterreinen
steun moeten krijgen en, onverminderd de prerogatieven van de Begrotingsautoriteit,
hoe de middelen worden toegewezen per beleidsterrein, uitgesplitst naar jaar,
inclusief een schatting van de klimaatgerelateerde uitgaven. Er moet de nodige
soepelheid zijn om tegemoet te komen aan dringende behoeften en om stimulansen
te geven om de prestaties te verbeteren. De strategiedocumenten moeten de
samenhang en consistentie waarborgen met de inspanningen van de begunstigde
landen die deel uitmaken van hun nationale begrotingen en moeten rekening
houden met de steun die andere donoren bieden. Om in de meerjarige indicatieve
strategiedocumenten rekening te kunnen houden met interne en externe
ontwikkelingen, moeten de documenten indien nodig worden herzien. (13)
De Unie heeft er belang bij de begunstigde landen
bij te staan in hun inspanningen om hun systemen te hervormen en af te stemmen
op die van de Unie. Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet
voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter op
het niveau van de Unie kunnen worden gerealiseerd, kan de Unie maatregelen
nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese
Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde
artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder
dan nodig is om deze doelstellingen te bereiken. (14)
Om ervoor te zorgen dat de resultaten van politieke
besluiten van de Raad snel in deze verordening worden verwerkt, moet de
bevoegdheid om wetgevingshandelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, worden overgedragen aan de
Commissie wat betreft de bijwerking van de lijst van begunstigde landen in de
bijlage bij de verordening. (15)
In Verordening (EU) nr. .../... van het Europees
Parlement en de Raad van …[14],
hierna "de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening" genoemd, zijn
gemeenschappelijke regels en procedures vastgesteld voor de tenuitvoerlegging
van de instrumenten voor het externe optreden van de Unie, maar aan de
Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om gedetailleerde regels voor
uniforme maatregelen voor de uitvoering van deze verordening vast te stellen, in
het bijzonder op het vlak van structuren en procedures voor het beheer. Deze
regels moeten rekening houden met de lessen die zijn getrokken uit het beheer
en de uitvoering van pretoetredingssteun in het verleden, en moeten worden
aangepast aan de evolutie in de situatie van de begunstigde landen. (16)
In verband met deze gedelegeerde handelingen is het
van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden
het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij
de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen blijven voor
zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op passende wijze
gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. (17)
De steun moet gebruik blijven maken van de
structuren en instrumenten die in het pretoetredingsproces hun waarde al
bewezen hebben. De overgang van rechtstreeks beheer van de pretoetredingsfondsen
door de Commissie naar gedecentraliseerd beheer door de begunstigde landen moet
geleidelijk verlopen en overeenstemmen met het vermogen van ieder begunstigd
land. (18)
De uitvoeringsbevoegdheden in verband met het
gemeenschappelijk strategisch kader van het IPA en de strategiedocumenten
moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011
van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren[15].
Gezien de aard van deze uitvoeringshandelingen, met name het beleidssturende
karakter en de financiële gevolgen, moet in beginsel de onderzoeksprocedure
worden gevolgd voor de goedkeuring ervan, met uitzondering van technische
uitvoeringsmaatregelen van beperkte financiële omvang. (19)
De comités die bij deze verordening worden
opgericht, moeten ook bevoegd zijn voor handelingen met betrekking tot de
uitvoering van het vorige instrument voor pretoetredingssteun en voor de
uitvoering van de financiële steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap. (20)
Wanneer een begunstigd land de beginselen waarop de
Europese Unie gegrondvest is, schendt, of in gebreke blijft bij de naleving van
de desbetreffende verbintenissen met de Europese Unie, of wanneer de
vooruitgang bij het vervullen van de criteria voor toetreding onvoldoende is,
kan de Raad, op voorstel van de Commissie, de noodzakelijke maatregelen nemen
om deze situatie recht te trekken. (21)
Gelet op de doelstellingen en de reikwijdte van de
steun die uit hoofde van deze verordening wordt verleend, moeten het Europees
Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's worden geraadpleegd
voordat de verordening definitief wordt goedgekeurd, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: TITEL
I
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1
Algemene doelstelling Het instrument voor pretoetredingssteun (IPA)
is bedoeld om de in de bijlage vermelde kandidaat-lidstaten en potentiële
kandidaat-lidstaten (begunstigde landen) te ondersteunen bij de
tenuitvoerlegging van de hervormingen op het vlak van beleid, instellingen,
wetten, administratie en economie die nodig zijn om de landen dichter bij de
waarden van de Unie te brengen, en hen te helpen om zich geleidelijk aan te
passen aan de regels, de normen, het beleid en de praktijken van de Unie met
het oog op lidmaatschap van de Unie. Artikel 2
Specifieke doelstellingen 1.
De steun uit hoofde van deze verordening is gericht
op de volgende specifieke doelstellingen, afhankelijk van de behoeften en de
uitbreidingsagenda van ieder begunstigd land: (a)
steun voor politieke hervormingen, onder meer: i) versterking van de democratische
instellingen en de rechtsstaat, met inbegrip van de tenuitvoerlegging ervan, ii) bevordering en bescherming van de
mensenrechten en de fundamentele vrijheden, verbetering van de eerbiediging van
de rechten van minderheden, bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen,
non-discriminatie en persvrijheid, en stimuleren van goede betrekkingen met de
buurlanden; iii) bestrijding van corruptie en
georganiseerde misdaad; iv) hervorming van overheidsdiensten en goed
bestuur; v) ontwikkeling van het maatschappelijk
middenveld en de sociale dialoog; vi) verzoening, vredesopbouw en maatregelen
om het vertrouwen te vergroten. (b)
steun voor economische, sociale en territoriale
ontwikkeling, met het oog op slimme, duurzame en inclusieve groei, onder meer
door: i) te voldoen aan de EU-normen op het vlak
van economie en economisch bestuur; ii) de nodige economische hervormingen door
te voeren om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd
te kunnen bieden en tegelijk economische, sociale en milieudoelstellingen na te
streven; iii) de werkgelegenheid te stimuleren en het
menselijk kapitaal te ontwikkelen; iv) sociale en economische inclusie, in het
bijzonder van minderheden en kwetsbare groepen; v) het fysieke kapitaal te ontwikkelen en
de verbindingen met regionale netwerken of netwerken van de Unie te verbeteren. (c)
versterking van het vermogen van de begunstigde
landen om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit het
lidmaatschap door steun te verlenen aan de geleidelijke aanpassing aan en
goedkeuring, tenuitvoerlegging en handhaving van het acquis en de fondsen en
het beleid van de Unie op het vlak van structuur, cohesie, landbouw en
plattelandsontwikkeling. (d)
regionale integratie en territoriale samenwerking
met de begunstigde landen, lidstaten en eventueel derde landen binnen het
toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. […] tot invoering van een Europees
nabuurschapsinstrument[16]. 2.
De vorderingen met het verwezenlijken van de in lid
bedoelde specifieke doelstellingen worden beoordeeld op basis van indicatoren
over onder meer: –
vorderingen op het vlak van democratie, de
rechtsstaat, respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden, het
rechtsstelsel en bestuurlijke capaciteit; –
vorderingen met de economische hervormingen; de
degelijkheid en doeltreffendheid van de strategieën voor sociale en economische
ontwikkeling, de vorderingen in de richting van slimme, duurzame en inclusieve
groei, onder meer door overheidsinvesteringen met IPA-steun; –
het wetgevingsinstrumentarium dat is afgestemd op
het acquis; vorderingen met institutionele hervormingen die verband houden met
de Unie, inclusief de overgang naar het gedecentraliseerde beheer van de steun
die uit hoofde van deze verordening wordt verleend; –
de relevantie van initiatieven voor regionale en
territoriale samenwerking en de evolutie van handelsstromen. De indicatoren
worden op passende wijze gebruikt voor het toezicht op en de evaluatie en de
toetsing van prestaties. Artikel 3
Beleidsterreinen 1.
De steun uit hoofde van deze verordening is
voornamelijk gericht op de volgende beleidsterreinen: (a)
de overgang naar het lidmaatschap van de Unie en
capaciteitsopbouw; (b)
regionale ontwikkeling; (c)
werkgelegenheid, sociaal beleid en ontwikkeling van
het menselijk potentieel; (d)
landbouw en plattelandsontwikkeling; (e)
regionale en territoriale samenwerking. 2.
De steun op de in lid 1 bedoelde beleidsterreinen
moet de begunstigde landen helpen bij hun streven naar de algemene en
specifieke doelstellingen die in de artikelen 1 en 2 zijn genoemd. 3.
De steun op de in lid 1, onder b) tot en met d),
genoemde beleidsterreinen kan onder meer betrekking hebben op de financiering
van acties uit hoofde van Verordening (EU) XXXX/201X van het Europees Parlement
en de Raad van DD/MM/JJJJ betreffende specifieke bepalingen met betrekking tot
het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de doelstelling "Investeren
in groei en werkgelegenheid"[17],
Verordening (EU) XXXX/201X van het Europees Parlement en de Raad van
DD/MM/JJJJ inzake het Cohesiefonds[18],
Verordening (EU) XXXX/201X van het Europees Parlement en de Raad van
DD/MM/JJJJ inzake het Europees Sociaal fonds[19],
Verordening (EU) XXXX/201X van het Europees Parlement en de Raad van DD/MM/JJJJ
betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor
regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese
territoriale samenwerking[20],
en Verordening (EU) XXXX/201X van het Europees Parlement en de Raad van
DD/MM/JJJJ inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees
Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)[21]; 4.
De steun op het onder e) van lid 1 genoemde
beleidsterrein kan in het bijzonder betrekking hebben op de financiering van
acties in meerdere landen of horizontale acties, maar ook op
grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerkingsacties. Artikel 4
Coördinatie, samenhang en complementariteit 1.
De financiële steun uit hoofde van deze verordening
sluit aan bij het beleid van de Unie. De steun is in overeenstemming met de
overeenkomsten die de Gemeenschap met de begunstigde landen heeft gesloten en
eerbiedigt de verplichtingen uit hoofde van de multilaterale overeenkomsten
waarbij de Unie partij is. 2.
De Commissie, de lidstaten en de Europese
Investeringsbank waarborgen de samenhang tussen de steun uit hoofde van deze
verordening en andere steun van de Unie, de lidstaten en de Europese
Investeringsbank. 3.
De Commissie en de lidstaten zorgen voor
coördinatie van hun onderscheidenlijke bijstandsprogramma's, teneinde de
doeltreffendheid van de geleverde steun te vergroten en dubbele financiering te
voorkomen, overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd voor de versterking
van de operationele coördinatie op het gebied van externe bijstand en voor de
harmonisering van hun beleid en procedures. Deze coördinatie omvat onder meer
regelmatig overleg en de frequente uitwisseling van informatie in de diverse fasen
van de bijstandscyclus, met name op het terrein, en vormt een essentieel
onderdeel van de programmeerprocedures van de lidstaten en de Unie. 4.
Teneinde de doeltreffendheid van de geleverde steun
te vergroten en dubbele financiering te voorkomen, doet de Commissie, in
overleg met de lidstaten, het nodige voor een goede coördinatie en
complementariteit met multilaterale en regionale organisaties en entiteiten
zoals internationale financiële instellingen, de agentschappen, fondsen en
programma's van de Verenigde Naties, evenals niet-EU-donoren. 5.
Bij de voorbereiding en tenuitvoerlegging van en de
controle op de steun die uit hoofde van deze verordening wordt verleend,
handelt de Commissie in principe in partnerschap met de begunstigde landen. Het
partnerschap omvat, in voorkomend geval, de bevoegde nationale, regionale en
plaatselijke autoriteiten, economische en sociale partners, het maatschappelijk
middenveld en andere niet-overheidsactoren. TITEL
II
STRATEGISCHE PLANNING Artikel 5
Gemeenschappelijk strategisch kader voor het IPA 1.
De Commissie stelt voor het instrument voor
pretoetredingssteun een gemeenschappelijk strategisch kader op. Het
gemeenschappelijk strategisch kader voor het IPA zet de beleidsprioriteiten van
het uitbreidingsbeleid om in kernacties die uit hoofde van deze verordening
steun kunnen krijgen. 2.
Het gemeenschappelijk strategisch kader voor het
IPA omvat onder meer: (a)
de criteria voor de toewijzing van middelen aan de
begunstigde landen, alsook voor acties die meerdere landen bestrijken en territoriale
samenwerking; (b)
het type acties dat het IPA kan financieren; (c)
de gemeenschappelijke richtsnoeren voor het beheer
en de tenuitvoerlegging van het IPA. 3.
De Commissie keurt het gemeenschappelijk
strategisch kader voor het IPA en eventuele herzieningen daarvan goed volgens
de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 15, lid 3, van de
gemeenschappelijke uitvoeringsverordening. Artikel 6
Strategiedocumenten 1.
De steun uit hoofde van deze verordening wordt
verstrekt op basis van indicatieve strategiedocumenten voor één of meerdere
landen (hierna "strategiedocumenten" genoemd), die voor de duur van
het meerjarige financiële kader van de Unie zijn opgesteld door de Commissie,
in partnerschap met de betrokken begunstigde landen. 2.
De strategiedocumenten geven de in artikel 3
genoemde vereiste verschillende beleidsterreinen weer waarvoor uit hoofde van
deze verordening steun wordt verleend, op grond van de behoeften en
prioriteiten die in overeenstemming zijn met de in artikel 2 genoemde
doelstellingen, het in artikel 5 genoemde gemeenschappelijk strategisch kader
voor het IPA en de nationale strategieën, naar gelang van het geval. 3.
De strategiedocumenten bevatten de indicatieve
toewijzing van middelen van de Unie per beleidsterrein, zoals zij van
toepassing zijn, uitgesplitst naar jaar, in overeenstemming met de criteria die
worden bepaald in het in artikel 5 bedoelde gemeenschappelijk strategisch kader
voor het IPA. Bij de indicatieve toewijzing van middelen wordt rekening
gehouden met de behoeften, het absorptievermogen en de administratieve
capaciteit van de begunstigde landen. Er moet ook ruimte zijn om te reageren op
nieuwe behoeften en er moeten ook stimulansen zijn om de prestaties van de
begunstigde landen te verbeteren met betrekking tot de doelstellingen die zijn
bepaald in de strategiedocumenten. 4.
De strategiedocumenten worden halverwege de
looptijd geëvalueerd en indien nodig herzien. Zij kunnen ook te allen tijde op
initiatief van de Commissie worden herzien. 5.
De Commissie keurt de strategiedocumenten en eventuele
herzieningen daarvan goed volgens de in artikel 15, lid 3, van de
gemeenschappelijke uitvoeringsverordening bedoelde onderzoeksprocedure. TITEL
III
UITVOERING Artikel 7
Algemeen kader De steun van de Unie uit hoofde van deze
verordening wordt ten uitvoer gelegd via programma's en maatregelen als bedoeld
in de artikelen 2 en 3 van de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening en in
overeenstemming met de specifieke regels met betrekking tot uniforme
maatregelen voor de uitvoering van deze verordening, in het bijzonder op het
vlak van structuren en procedures voor het beheer, die de Commissie goedkeurt
in overeenstemming met de artikelen 10 en 11 van deze verordening. De
tenuitvoerlegging vindt in de regel plaats via jaarprogramma's of
meerjarenprogramma's voor een of meerdere landen, die overeenkomstig de in
artikel 6 bedoelde strategiedocumenten worden opgesteld door de begunstigde
landen en/of de Commissie, naar gelang van het geval. Artikel 8
Kader en aanvullende overeenkomsten 1.
De Commissie en de begunstigde landen sluiten
kaderovereenkomsten voor de tenuitvoerlegging van de pretoetredingssteun. 2.
Voor zover nodig worden aanvullende overeenkomsten
betreffende de tenuitvoerlegging van de steun gesloten tussen de Commissie en
het begunstigde land of de tenuitvoerleggende autoriteiten. Artikel 9
Bepalingen inzake kruiselingse toepassing van instrumenten 1.
In naar behoren gemotiveerde gevallen en teneinde
de coherentie en de doeltreffendheid van de financiering van de Unie te
waarborgen en de regionale samenwerking te bevorderen, kan de Commissie
besluiten dat landen, gebieden en regio's die op grond van artikel 1 niet in
aanmerking komen voor financiering, toch in aanmerking komen voor jaarlijkse
actieprogramma's en maatregelen als bedoeld in artikel 7, als het uit te
voeren project of programma een regionaal of grensoverschrijdend karakter
heeft. 2.
Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
draagt bij aan de programma's voor grensoverschrijdende samenwerking die uit
hoofde van de bepalingen van deze verordening voor grensoverschrijdende
samenwerking tussen begunstigde landen worden vastgesteld. Het totaalbedrag van
de bijdrage uit hoofde van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling wordt
bepaald overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. […] van het
Europees Parlement en de Raad van […] betreffende specifieke bepalingen voor
steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking
van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking". Op deze
bijdrage zijn de bepalingen van deze verordening van toepassing. 3.
Indien nodig draagt het IPA bij aan interregionale
en transnationale programma's of maatregelen die zijn vastgesteld en ten
uitvoer worden gelegd uit hoofde van Verordening (EU) nr. […] betreffende
specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale
ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese
territoriale samenwerking" en waaraan de door het IPA begunstigde
landen deelnemen. 4.
Indien nodig draagt het IPA bij aan grensoverschrijdende
programma's of maatregelen die zijn vastgesteld en ten uitvoer worden gelegd
uit hoofde van Verordening (EU) nr. […] tot invoering van een Europees
nabuurschapsinstrument en waaraan de door het IPA begunstigde landen deelnemen.
TITEL
IV
SLOTBEPALINGEN Artikel 10
Overdracht van bevoegdheden aan de Commissie De Commissie wordt gemachtigd om
overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
wijziging van de bijlage bij deze verordening en tot aanvulling van de
gemeenschappelijke uitvoeringsverordening met gedetailleerde voorschriften met
betrekking tot uniforme maatregelen voor de uitvoering van deze verordening. Artikel 11
Uitoefening van de aan de Commissie gedelegeerde bevoegdheden 1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te
stellen, wordt volgens de voorwaarden van dit artikel aan de Commissie
toegekend. 2.
De delegatie van bevoegdheden wordt aan de
Commissie verleend voor de geldigheidsduur van deze verordening. 3.
Het Europees Parlement of de Raad kan de
bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking
beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit
treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt
bepaald. Het laat de geldigheid van de al van kracht zijnde gedelegeerde
handelingen onverlet. 4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling
vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daar op hetzelfde moment
van in kennis. 5.
Een gedelegeerde handeling treedt uitsluitend in
werking als geen bezwaar is geuit door het Europees Parlement of de Raad binnen
een periode van 2 maanden na de mededeling van die handeling aan het Europees
Parlement en de Raad of wanneer het Europees Parlement en de Raad de Commissie,
vóór het verstrijken van die periode, ervan in kennis hebben gesteld dat zij
geen bezwaar zullen uiten. Die termijn kan op initiatief van het
Europees Parlement of de Raad met twee maanden worden verlengd. Artikel 12
Comité 1.
De Commissie wordt bijgestaan door het IPA-comité. Dat
comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2.
Voor programma's op het vlak van de
beleidsterreinen waarnaar wordt verwezen in artikel 3, onder b) en c), en die
onrechtstreeks ten uitvoer worden gelegd door de begunstigde landen, wordt de
Commissie bijgestaan door het Coördinatiecomité voor de fondsen als bedoeld in
artikel 143 van Verordening (EU) nr. … van het Europees Parlement en de Raad
van … tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees
Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het
Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het
Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die onder het
gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en tot vaststelling van algemene
bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees
Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr.
1083/2006[22].
Voor programma's op het vlak van de beleidsterreinen waarnaar wordt verwezen in
artikel 3, onder d), en die onrechtstreeks ten uitvoer worden gelegd door de
begunstigde landen, wordt de Commissie bijgestaan door het Comité voor
plattelandsontwikkeling als bedoeld in artikel 91 van Verordening (EU) nr. …van
het Europees Parlement en de Raad van … inzake steun voor
plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO)[23].
In dergelijke gevallen wordt het IPA-comité onverwijld ingelicht over het
advies dat de andere comités hebben uitgebracht. 3.
De comités bedoeld in de leden 1 en 2 zijn bevoegd
voor rechtshandelingen en vastleggingen onder Verordening (EG) nr. 1085/2006
van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun[24]. Het IPA-comité is eveneens
bevoegd voor de tenuitvoerlegging van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 389/2006
van de Raad van 27 februari 2006 tot instelling van een instrument voor
financiële steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van de
Turks-Cypriotische gemeenschap en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2667/2000
van de Raad van 5 december 2006 betreffende het Europees Bureau voor
wederopbouw[25].
Artikel 13
Opschorting van EU-steun Onverminderd de
bepalingen inzake opschorting van de hulp die zijn opgenomen in de met de
partnerlanden en -regio's gesloten partnerschaps- en
samenwerkingsovereenkomsten, nodigt de Commissie een land dat de beginselen met
betrekking tot de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten
en fundamentele vrijheden niet eerbiedigt of in gebreke blijft bij de naleving
van de desbetreffende verbintenissen met de Europese Unie, of onvoldoende
vooruitgang boekt bij het vervullen van de criteria voor toetreding, uit tot
overleg om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden, behalve in
bijzonder dringende gevallen. Als dit overleg met het begunstigde land niet tot
een voor beide partijen aanvaardbare oplossing leidt, als overleg wordt
geweigerd of in bijzonder dringende gevallen, kan de Raad passende maatregelen
treffen overeenkomstig artikel 215, lid 1, van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie; dit kan gehele of gedeeltelijke opschorting van
de steun omvatten. Het Europees Parlement wordt onverwijld en volledig op de
hoogte gebracht van elk besluit in dit verband. Artikel 14
Financieel referentiebedrag 1. Het financiële
referentiebedrag voor de uitvoering van deze verordening voor de periode 2014-2020
bedraagt 14 110 100 000 euro (in lopende prijzen). Ten hoogste 3% van het
financiële referentiebedrag wordt toegewezen aan grensoverschrijdende
samenwerkingsprogramma's tussen de begunstigde landen en de EU-lidstaten. 2. De jaarlijkse kredieten
worden door de begrotingsautoriteit toegewezen binnen de grenzen van het
meerjarige financiële kader van de Unie. 3. Om de internationale dimensie
van het hoger onderwijs te bevorderen, zoals beschreven in artikel 13, lid 2,
van de verordening inzake "Erasmus voor iedereen", wordt een
indicatief bedrag van 1 812 100 000 EUR uit de
verschillende instrumenten voor het externe beleid (het instrument voor
ontwikkelingssamenwerking, het Europees nabuurschapsinstrument, het instrument
voor pretoetredingssteun, het partnerschapsinstrument en het Europees
Ontwikkelingsfonds) toegewezen voor mobiliteitsacties naar of vanuit
niet-EU-landen en voor samenwerking en beleidsdialoog met autoriteiten,
instellingen en organisaties uit deze landen. Op deze middelen zijn de
bepalingen van de verordening inzake "Erasmus voor iedereen" van toepassing. De financiering wordt verstrekt door middel van
twee meerjarentoewijzingen voor respectievelijk de eerste vier jaar en de
laatste drie jaar. Deze financiering wordt uitgewerkt in de meerjarige
indicatieve programmering voor deze instrumenten, overeenkomstig de behoeften
en prioriteiten van de betrokken landen. De toewijzingen kunnen worden herzien
in geval van ingrijpende onvoorziene omstandigheden of belangrijke politieke
ontwikkelingen, overeenkomstig de externe prioriteiten van de EU. Artikel 15
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de derde
dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari
2014. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE –
Albanië –
Bosnië en Herzegovina –
IJsland –
Kosovo* –
Montenegro –
Servië –
Turkije –
de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië
*Overeenkomstig Resolutie 1244/1999 van de
VN-Veiligheidsraad. FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR
VOORSTELLEN 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en)
1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Voorgenomen
beheersvorm(en) 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de
geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.2. Geraamde gevolgen
voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde gevolgen
voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid met
het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdrage van derden
aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten FINANCIEEL
MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
Instrument
voor pretoetredingssteun (IPA)
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en) in de
ABM/ABB-structuur[26]
Uitbreiding
1.3.
Aard van het voorstel/initiatief
x Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe
actie ¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe
actie na een proefproject/een voorbereidende actie[27] ¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging
van een bestaande actie ¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie
die wordt omgebogen naar een nieuwe actie
1.4.
Doelstellingen
1.4.1.
De met het voorstel/initiatief beoogde strategische
meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
De algemene
doelstelling van het uitbreidingsbeleid is de uitvoering van artikel 49 van het
Verdrag betreffende de Europese Unie, dat alle Europese landen die de
grondwaarden van de EU respecteren en deze waarden willen uitdragen, een
Europees perspectief geeft. Het
uitbreidingsbeleid stimuleert stabiliteit, veiligheid en welvaart in Europa en
vergroot het belang van de EU op het internationale toneel. Het
uitbreidingsbeleid helpt de democratie en de rechtsstaat in Europa
consolideren. Het vergroot de economische mogelijkheden en de invloed van de EU
bij het aanpakken van wereldwijde problemen als klimaatverandering,
concurrentie en de reglementering van en het toezicht op de financiële markten,
en stimuleert de gezamenlijke inspanningen om de doelstellingen van Europa 2020
te bereiken. Het toetredingsproces vormt een sterke aanmoediging voor politieke
en economische hervormingen. Dankzij
nauwere integratie via het uitbreidingsproces kan de EU haar doelstellingen verwezenlijken
op een aantal terreinen die cruciaal zijn voor sociale en economische
hervormingen in de richting van slimme, duurzame en inclusieve groei, zoals
energie, vervoer, milieubescherming, herstelvermogen na rampen en de aanpak van
de klimaatverandering. Uit nieuwe aanvragen voor lidmaatschap blijkt dat de EU
haar aantrekkingskracht en haar rol in het bevorderen van stabiliteit,
veiligheid en welvaart behoudt. Het
uitbreidingsbeleid van de EU is geconcipieerd als een zorgvuldig gestuurd
proces volgens welk kandidaten en potentiële kandidaten nader tot de EU komen
naar gelang van het tempo van hun politieke en economische hervormingen en hun
vermogen om de verplichtingen van het lidmaatschap volgens de criteria van
Kopenhagen na te komen. Op de Westelijke Balkan blijft regionale samenwerking
essentieel en is deze een centraal element van het stabilisatie- en
associatieproces. Zodra de Raad
besluit de toetredingsonderhandelingen met een verzoekende lidstaat te openen,
wordt de vooruitgang van die verzoekende lidstaat bij het voldoen aan de
Europese normen weergegeven aan de hand van de opening en afsluiting van de
hoofdstukken van het acquis. De voorbije
vijf jaar heeft de uitgebreide EU aangetoond dat zij in staat is samen te
werken om de belangrijke uitdagingen waarvoor zij staat, aan te gaan. In deze
periode heeft de vooruitgang met de hervormingen in de uitbreidingslanden het
mogelijk gemaakt diverse stappen van het toetredingsproces te doorlopen. Het tempo van
het uitbreidingsproces van de EU hangt vooral af van het vermogen van de
kandidaat-lidstaten om te voldoen aan de verplichtingen van lidmaatschap.
Hiervoor zijn duurzame hervormingen vereist, alsook geloofwaardige en
overtuigende aanpassingen van de wetgeving en de instellingen. Aangezien de betrokken
landen aan de gestelde normen voldoen, met name de normen in verband met de
democratie, de rechtsstaat en de grondrechten en fundamentele vrijheden,
verbindt de EU zich ertoe met hen samen te werken met het oog op de volgende
stappen in het proces. Er wordt één
geïntegreerd pretoetredingsinstrument voorgesteld als financiële pijler van de
uitbreidingsstrategie, omvattende alle dimensies van intern beleid en
thematische kwesties. Het is de
bedoeling te verzekeren dat de kandidaat-lidstaten en de potentiële
kandidaat-lidstaten goed zijn voorbereid op hun geleidelijke toetreding. De
nadruk zal liggen op goed bestuur, bestuurlijke capaciteit, sociaaleconomische
ontwikkeling, regionale samenwerking, aanneming en uitvoering van het acquis en
op de voorbereiding op het beheer van het interne beleid na toetreding. Het
instrument zal in overleg met de begunstigden ten uitvoer worden gelegd via
nationale programma's en programma's met meerdere begunstigden en worden
afgestemd op het Structuurfonds, het Cohesiefonds en het Europees Landbouwfonds
voor Plattelandsontwikkeling, inclusief de specifieke gerichtheid op de
verstrekking van openbare voorzieningen. Daarnaast
zullen de politieke en financiële crisisgerelateerde instrumenten
(macrofinanciële bijstand, stabiliteitsinstrument) beschikbaar blijven voor
gebruik in de uitbreidingslanden, indien nodig.
1.4.2.
Specifieke doelstelling(en) en betrokken
ABM/ABB-activiteiten
Specifieke doelstelling nr. (a)
Steun voor politieke hervormingen (b)
Steun voor economische, sociale en territoriale
ontwikkeling en hervormingen in een streven naar duurzame, slimme en inclusieve
groei (c)
Versterking van het vermogen van de begunstigde
landen om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit het
lidmaatschap door steun te verlenen aan de geleidelijke aanpassing aan en
goedkeuring, tenuitvoerlegging en handhaving van het acquis en de fondsen en
het beleid van de Unie op het vlak van structuur, cohesie, landbouw en
plattelandsontwikkeling (d)
Regionale integratie en territoriale samenwerking
bevorderen. Betrokken
ABM/ABB-activiteit(en) 04.06
Instrument voor pretoetredingssteun (IPA) — Ontwikkeling menselijk potentieel 05.05
Pretoetredingsmaatregelen op het vlak van landbouw en plattelandsontwikkeling 13.05
Pretoetredingsacties met betrekking tot het structuurbeleid 22.02
Uitbreidingsproces en -strategie 22.04.02
Informatie- en communicatieprogramma's voor niet-lidstaten
1.4.3.
Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief
zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen. Het nieuwe
pretoetredingsinstrument blijft gericht op het verwezenlijken van het
uitbreidingsbeleid, dat een van de hoofdprioriteiten van het externe
optreden van de EU is en dat bijdraagt tot stabiliteit, veiligheid en welvaart
in Europa. Het nieuwe instrument blijft er dan ook naar streven de
kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten te ondersteunen bij hun
voorbereidingen op het EU-lidmaatschap en bij de geleidelijke aanpassing van
hun nationale systemen en economie aan de normen en het beleid van de Europese
Unie op basis van hun specifieke behoeften en aangepast aan hun eigen
uitbreidingsagenda. Op het vlak
van te bereiken resultaten en effecten moet het nieuwe instrument een
aanpak bieden voor i) de ontwikkelingskloof/problemen in de begunstigde landen,
ii) het beperkte vermogen om deze problemen met eigen middelen aan te pakken en
de zwakke overheidsinstellingen en/of administratieve capaciteit in de
begunstigde landen, en iii) het verminderen van de verschillen tussen de
begunstigde landen, door te zorgen voor: i) beter
werkende democratische instellingen, met name met betrekking tot de
eerbiediging van de rechtsstaat en van de mensenrechten, en tot de integratie
van minderheden; bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad; hervormd
en gemoderniseerd openbaar bestuur; ii) EU-normen
op het vlak van economie en economisch bestuur; verbetering van de capaciteit
om te concurreren met de marktkrachten binnen de Unie; betere
arbeidsparticipatiegraad, almaar beter gekwalificeerde mensen en minder sociale
ongelijkheid; meer capaciteit voor onderzoek en innovatie; iii) geleidelijke
aanpassing van de wetten aan het acquis en de goedkeuring en handhaving ervan;
beter vermogen tot tenuitvoerlegging en handhaving van de EU-fondsen op het vlak
van structuur, cohesie, landbouw en plattelandsontwikkeling; meer deelname aan
specifieke EU-programma's en ‑agentschappen; iv) meer
economische integratie in de regio, ook via grensoverschrijdende
infrastructuren op het gebied van energie en vervoer, nauwer en beter
nabuurschap tussen de begunstigde landen onderling en tussen die landen en de
EU; Vooruitgang
inzake deze specifieke beleidsdoelstellingen zal ook bijdragen aan de
tenuitvoerlegging van bredere EU-beleidskaders als de Europa 2020-strategie, het
klimaat- en energiepakket van de EU en de Innovatie-Unie.
1.4.4.
Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de
indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het
voorstel/initiatief is uitgevoerd. De vooruitgang
in de richting van de specifieke doelstellingen van het nieuwe instrument kan
worden afgemeten aan drie belangrijke macro-indicatoren: ·
vooruitgang bij het voldoen aan de
toetredingsijkpunten (hoofdstukken geopend/gesloten) of positieve resultaten
van de tenuitvoerlegging van de associatieovereenkomsten, die onder meer
blijken uit positieve voortgangsverslagen, op onderzoek gebaseerde indexen die
door gerenommeerde internationale organisaties zijn uitgevoerd op gebieden als
overheidsefficiëntie, politieke stabiliteit en uitblijven van geweld, en
rechtsstaat; ·
sociaaleconomische ontwikkeling, zoals die gemeten wordt met effectindicatoren als de Index van de
menselijke ontwikkeling van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties
voor het meten van algemene welvaart, werkloosheidscijfers, instroom van
directe buitenlandse investeringen, handelsbalansen; ·
regionale samenwerking en integratie, zoals die gemeten wordt met op onderzoek gebaseerde indexen van de
veiligheids- en stabilisatieperceptie en de ontwikkeling daarvan; politieke,
economische en culturele interactie. Relevante
doelstellingen en mijlpalen inzake deze macro-indicatoren kunnen onder meer de
volgende zijn: de ontvangst van het verzoek om toetreding tot de EU, de
goedkeuring door de Commissie van een positief advies over het toetredingsverzoek
of de aanbeveling om de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen,
aanbevelingen om de toetredingsonderhandelingen te openen, het openen of
voorlopig sluiten van onderhandelingshoofdstukken, de mate waarin aan de
criteria van Kopenhagen wordt voldaan, de inwerkingtreden van de
visumversoepelings- en overnameovereenkomst, de overdacht van het beheer van de
IPA-steun, de inwerkingtreding van de handels- en de douaneovereenkomst en het
wegwerken van hindernissen of technische handelsbelemmeringen, de deelname aan
regionale initiatieven, het oplossen van bilaterale problemen, vooruitgang bij
de integratie van trans-Europese netwerken. Op
operationeel vlak kan vooruitgang worden gemeten op grond van operationele
doelstellingen die met de voor het toekomstige pretoetredingsinstrument
bepaalde specifieke doelstellingen i) tot en met iv) overeenstemmen. De
operationele doelstellingen zijn: (a)
zorgen dat de perceptie van democratie, het
rechtsstelsel, de mensenrechten en het niet-discriminatiebeginsel verbetert; de
gerechtelijke achterstand en het aantal schendingen van grondrechten
verkleinen; de capaciteit voor wetshandhaving, en de bestuurlijke capaciteit in
het algemeen, vergroten, het personeelsverloop beperken; (b)
goede en efficiënte strategieën ontwikkelen voor
sociale en economische ontwikkeling; vaardigheden en kwalificaties verbeteren
en de arbeidsmarktdiensten versterken; overheidsinvesteringen ondersteunen; bij
de toetreding beheersstructuren oprichten voor de structuur-, cohesie- en
plattelandsontwikkelingsfondsen van de EU, waarmee erkenning en
bevoegdheidsoverdracht kan plaatsvinden; (c)
het wetgevingskader verbeteren; wetgeving afstemmen
op het acquis, instellingen en toepassingsstructuren oprichten en versterken;
deelname aan EU-programma's vergroten; (d)
verregaander samenwerking stimuleren. De
operationele doelstellingen moeten worden aangepast aan de situatie in ieder
begunstigd land en moeten op grond van de vastgestelde problemen worden
opgenomen in de programmeringsdocumenten. Uit de voorafgaande
evaluatie is eveneens gebleken dat moet worden gezorgd voor gedetailleerd
advies en capaciteitsopbouw in de begunstigde landen, voor de systematische
verzameling van gegevens die nodig zijn om de vooruitgang op operationeel vlak
te beoordelen. Eerdere uitbreidingen hebben ertoe geleid dat meer voorrang werd
gegeven aan toezicht en beoordeling op programmaniveau en aan wetenschappelijk
gefundeerde beleidsvorming in de nieuwe lidstaten. Verschuivingen in de
richting van een toewijzing van middelen op grond van prestaties en het voldoen
aan voorwaarden, en op grond van behoeften, moeten eenzelfde tendens stimuleren
bij de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten. Op het vlak
van de integratie van klimaatdoelstellingen zal een opsporingssysteem worden
opgezet om aan te geven op welke punten programma's klimaatactie of
energie-efficiëntie bevorderen, zodat de EU in staat is om duidelijk aan te
geven hoeveel van haar uitgaven daarop betrekking hebben. Er zullen duidelijke
criteria en toezichts- en rapportageregels worden opgesteld. De controle van
uitgaven inzake klimaat zal worden verricht op grond van de gebruikelijke
OESO-methode (de Rio-markers). Overeenkomstig het bredere engagement van de
Commissie voor mainstreaming, zal de OESO/DAC-indicator ook worden gebruikt
voor het toezicht op biodiversiteit en woestijnvorming. Bij toezicht
en beoordelingen in de toekomst moet er rekening mee worden gehouden dat
resultaten en effecten van land tot land variëren aangezien de begunstigde
landen op weg naar de toetreding van elkaar verschillen en ook andere behoeften
en standpunten hebben. Het instrument zal blijven werken naast het politieke
onderhandelingsproces en naast andere activiteiten die invloed hebben op de
toetreding. Het zal dan ook moeilijk zijn precies te bepalen welke vooruitgang
uitsluitend aan het instrument te danken is, behalve dan op het niveau van
specifieke activiteiten. Veel "resultaten" van het toekomstige
programma – zowel de vooruitgang inzake het voldoen aan de politieke toetredingscriteria
– zullen vanwege hun aard moeilijk meetbaar zijn: tot op zekere hoogte
kunnen de doelstellingen van het instrument net zo goed bereikt worden dankzij
de status die het begunstigde land krijgt als dankzij de resultaten van de
financiële EU-steun.
1.5.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.
Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet
worden voorzien
De
begunstigden van de steun zijn de kandidaat-lidstaten en potentiële
kandidaat-lidstaten van de EU in de Westelijke Balkan, IJsland en Turkije. In 1999 heeft
de Commissie een visie ontworpen voor de betrekkingen tussen de EU en de
Westelijke Balkan, met een evolutie van de voorgaande regionale aanpak in de
richting van een nieuw instrument, het stabilisatie- en associatieproces. Het
stabilisatie- en associatieproces streeft niet alleen naar politieke en
economische stabiliteit en naar regionale samenwerking maar heeft gaandeweg ook
de uitbreidingsinstrumenten geïntegreerd om de landen uit de regio dichter bij
de normen en waarden van de EU te brengen. De Europese
Raad van Feira van juni 2000 heeft erkend dat de landen van de Westelijke
Balkan die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces, potentiële
kandidaten zijn voor het EU-lidmaatschap. Het Europese perspectief van deze
landen is later bekrachtigd door de Europese Raad van Thessaloniki van juni 2003,
die de "Agenda van Thessaloniki voor de Westelijke Balkan" heeft
goedgekeurd. Deze agenda vormt de hoeksteen van het Europese beleid met
betrekking tot de regio. Tijdens de ministeriële ontmoeting tussen de EU en de
Westelijke Balkan in Sarajevo op 2 juni 2010 bevestigde de EU opnieuw haar
engagement voor het Europese perspectief van de Westelijke Balkan en wees zij
er met klem op dat de toekomst van deze landen binnen de EU ligt. Van de landen
die oorspronkelijk onder het stabilisatie- en associatieproces vielen, zijn
Kroatië, de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië en onlangs nog
Montenegro kandidaat-lidstaten geworden, terwijl Albanië, Bosnië en
Herzegovina, Kosovo[28]
en Servië potentiële kandidaat-lidstaten zijn. Ook andere landen kregen het
perspectief op EU-toetreding, zoals Turkije, dat in 1987 zijn verzoek indiende
en in 1999 de status van verzoekend land kreeg en IJsland, dat in 2009 verzocht
lid te worden en in 2010 de status van kandidaat-lidstaat kreeg. De drie grote
toetredingsvoorwaarden worden uiteengezet in de conclusies van de Europese Raad
in Kopenhagen van 1993 (de zogenoemde “criteria van Kopenhagen”. Dat zijn: i) de
stabiliteit van de instellingen die de democratie, de rechtsorde, de
mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen; ii) het
bestaan van een functionerende markteconomie alsook het vermogen om de
concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden; en iii) het feit
dat de kandidaat-lidstaat in staat is om de verplichtingen van het lidmaatschap
op zich te nemen, wat mede inhoudt dat hij de doelstellingen van een politieke,
economische en monetaire Unie onderschrijft. In december 1995
wees de Europese Raad van Madrid op de noodzaak "om de voorwaarden te
scheppen voor een geleidelijke en harmonische integratie van de
[kandidaat-]lidstaten, met name door de ontwikkeling van de markteconomie, de
aanpassing van hun bestuurlijke structuren en het scheppen van een stabiel
economisch en monetair klimaat." Landen die lid
willen worden moeten voldoen aan de criteria van Kopenhagen voordat
lidmaatschapsonderhandelingen van start kunnen gaan. Om te voldoen aan de
toetredingscriteria moeten de begunstigden grote inspanningen leveren op het
vlak van overheidsinvesteringen en toegang tot grondige kennis en
deskundigheid. De EU-steun is bedoeld als ondersteuning voor de kandidaten bij
het voldoen aan deze criteria.
1.5.2.
Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de EU
Het uitbreidingsbeleid
is een onderdeel van het externe optreden en draagt bij aan de
gemeenschappelijke doelstellingen op het vlak van wereldwijde uitdagingen,
respons en leiderschap. De
opeenvolgende uitbreidingen van de EU zijn een gemeenschappelijke taak
die niet anders dan op EU-niveau kan worden verricht. Alleen de lidstaten samen
kunnen beslissen over de toetredingsverzoeken van nieuwe kandidaat-lidstaten.
De pretoetredingssteun die wordt verstrekt via de EU-begroting is bedoeld om
kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten te helpen zich voor te
bereiden op een toekomstig lidmaatschap: Het IPA is opgezet om landen
voorafgaand aan hun toetreding te laten "proefdraaien" met de
verplichtingen van het lidmaatschap (bijvoorbeeld het oprichten van instellingen
voor het beheren van structuur- en cohesiebeleid of het aannemen van het
acquis). Er is geen ander multilateraal of bilateraal instrument dat zulk een
uitgebreide set middelen kan aanbieden, en in ieder geval kan alleen de EU
bepalen welk soort steun nodig is om de aanname van het acquis voor te
bereiden. Pretoetredingssteun
is een investering in de toekomst van de EU, om de stabiliteit en de welvaart
in de buurlanden te ondersteunen en te waarborgen dat de kandidaat-lidstaten
bij hun toetreding werkelijk in staat zijn het acquis ten uitvoer te leggen.
Door technische en financiële bijstand wordt het voorbereidingsproces versneld
en worden prikkels gegeven voor de vereiste transformatie van de samenleving,
de juridische systemen en de economie. Deze bijstand draagt bij aan de
verwezenlijking van het interne beleid van de EU, schept kansen voor
EU-bedrijven en levert een tastbaar rendement. Zonder de intensieve
betrokkenheid en nauwere samenwerking waarin de pretoetredingssteun voorziet,
zou de EU zonder twijfel worden geconfronteerd met hogere kosten voor de
bestrijding van illegale migratie, de bescherming van de buitengrenzen van de
EU, het waarborgen van de leveringszekerheid van energie en veilige en
hygiënische invoer van voedsel voor haar burgers, de bestrijding van
klimaatverandering en vervuiling, de bestrijding van grensoverschrijdende
gevolgen van rampen en het zorgen voor de solidariteit van de EU met landen die
weinig rampenparaat zijn. In recente
jaren hebben de EU-lidstaten hun bilaterale steun aan (potentiële)
kandidaat-lidstaten verlaagd, omdat zij inzien dat gecoördineerde actie op
EU-niveau doeltreffender is. In 2009 was ongeveer de helft van de totale
financiële steun van de EU aan de toetredingslanden afkomstig uit de
EU-begroting. Multilaterale donororganisaties hebben hun steun grotendeels
beëindigd. Voor zover dat niet is gebeurd, hebben ze hun programma's in
overeenstemming gebracht met de prioriteiten van de EU. Doordat
pretoetredingssteun specifieke ontwikkelingsdoelstellingen en effecten heeft,
wordt die steun ook beschouwd als officiële ontwikkelingshulp van de EU.
1.5.3.
Belangrijkste uit soortgelijke ervaringen in het
verleden getrokken lering
In februari 2011
vond halverwege de looptijd een meta-evaluatie van het IPA
plaats, waarbij voornamelijk aandacht ging naar het strategisch kader van het
IPA (meerjarige indicatieve planningsdocumenten) en de programmering (vooral
technische bijstand en institutionele opbouw). In de evaluatie werden de logica
en de (eigenlijke of verwachte) prestaties van de interventies beoordeeld, in
het bijzonder op het vlak van relevantie, efficiëntie, effect en duurzaamheid. Met betrekking
tot de interventielogica (dus hoe steun wordt gepland en geprogrammeerd) wordt
in de evaluatie geconcludeerd dat de meerjarige indicatieve planningsdocumenten
belangrijke programmeringsdocumenten zijn die essentieel zijn om richting en
focus te geven aan het programmeringsproces en duidelijk beter zijn dan
soortgelijke programmeringsdocumenten van eerdere programma’s voor
pretoetredingssteun. Uit de evaluatie bleek ook dat de kwaliteit van de
doelstellingen en indicatoren in de meerjarige indicatieve planningsdocumenten
en de programmeringsdocumenten allengs was verbeterd. Verdere verbetering werd
wel aanbevolen. Uit de
evaluatie bleek dat het IPA goede en zinvolle resultaten boekte. De
doeltreffendheid bleek het grootst in gebieden die te maken hebben met het
acquis, maar een aantal horizontale gebieden, zoals de hervorming van het
openbaar bestuur, bleken bijzonder moeilijk. De financiële behoeften van de
begunstigde landen, in het bijzonder op het vlak van infrastructuur,
overstijgen duidelijk de beschikbare middelen van het IPA (en van andere
donoren). Een grote uitdaging voor de toekomst is dan ook om alle IPA-middelen
efficiënt te gebruiken en een hefboom te zijn voor andere financieringsbronnen.
Projecten bleken meestal goed afgestemd te zijn op de EU-toetredingsvereisten,
hoewel de efficiëntie en het effect kunnen worden verhoogd als de steun voor
institutionele opbouw wordt toegespitst op een beperkt aantal beleidsterreinen.
De mechanismen voor donorcoördinatie en harmonisering van de steun bleken goed
te werken. Of een duurzaam effect al dan niet bereikt werd, bleek af te hangen
van de mate waarin de begunstigde landen de verantwoordelijkheid nemen voor de
hervormingsagenda en van hun bestuurlijke capaciteit. Op beide vlakken moet nog
vooruitgang worden geboekt. Uit de
evaluatie bleek dat een meerjarenaanpak of een sectorale aanpak[29] voor de planning en programmering
het bepalen van prioriteiten en volgorde van de steun en de coördinatie van
donoren zou vergemakkelijken en de begunstigden meer zou betrekken bij de
steun. Van de eerste
acht IPA-programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking binnen de
Westelijke Balkan werd in mei 2011 een tussentijdse evaluatie in twee
fasen afgerond. Uit deze evaluatie bleek dat de betrokkenen betere
betrekkingen met de buurlanden zien als een gevolg van het programma, dat
noodzakelijk is voor verdere samenwerking, en dat de omstandigheden rijp waren
voor meer samenwerking. In de evaluatie werd ook aanbevolen dat de
sociaaleconomische analyse naast een meer actuele statistische grondslag ook
een duidelijke uitleg van de criteria moet bevatten en moet overeenstemmen met
statistische categorieën. Er werd ook aanbevolen het toepassingspakket
en de evaluatieprocedure te vereenvoudigen en te stroomlijnen. Er werden voorafgaande evaluaties verricht van operationele
programma’s voor regionale ontwikkeling, ontwikkeling van menselijk potentieel
en plattelandsontwikkeling, om het programmeringsproces te ondersteunen
en te stroomlijnen. Voor alle programma’s werd aanbevolen de analyse waarop de
oriëntatie van de programma’s steunt, te versterken en de output, resultaten en
effectindicatoren nog te verbeteren. De tussentijdse evaluaties zijn nog aan de
gang. Uit de voorafgaande
evaluatie van de financiële pretoetredingsinstrumenten na 2013 bleek
dat de motivatie duidelijk bestaat om de financiële steun van de EU voort te
zetten als ondersteuning van het uitbreidingsproces. Er bleek duidelijk dat de continuïteit
met het huidige instrument moet worden verzekerd, aangezien er al structuren en
systemen worden opgezet om de EU-steun te beheren. In het licht van de
verschillen tussen de begunstigde landen (op sociaaleconomisch vlak, inzake de
ontwikkeling van hun instellingen en overheidsadministratie, en met betrekking
tot hun toetredingsperspectief) volgt uit de raadpleging de aanbeveling van een
aanpak op maat, eenvoudiger uitvoeringsregels, meer flexibiliteit en een
betere strategische oriëntering bij de toewijzing van steun, en een meer
systematisch gebruik van meerjarenprogrammering.
1.5.4.
Samenhang en eventuele synergie met andere
relevante instrumenten
In het
voorstel wordt vastgehouden aan één specifiek en geïntegreerd
pretoetredingsinstrument als financiële pijler van de uitbreidingsstrategie,
dat alle dimensies van intern beleid en thematische kwesties omvat. Het
uitbreidingsbeleid is er in de eerste plaats op gericht partners te helpen het
acquis geleidelijk aan over te nemen en de betrekkingen van de EU met
kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten gaan over nagenoeg alle
thema's (welvaart, veiligheid, handel, mensenrechten, enz.). In een streven
naar samenhang, doeltreffendheid en efficiëntie moeten het interne beleid en de
thema's dan ook worden gestroomlijnd in samenhangende landenstrategieën.
Daarvoor zijn programma's per land of voor meerdere begunstigden of
grensoverschrijdende programma's nodig, waarover met de begunstigde landen een
akkoord bestaat. In overeenstemming met de agenda voor EU-beleidscoherentie
voor ontwikkeling kan dankzij het feit dat het IPA betrekking heeft op al het
interne beleid, meer rekening worden gehouden met de externe invloed op het
interne beleid van pretoetredingslanden met betrekking tot de
EU-ontwikkelingsdoelstellingen. Dat is met name van belang op gebieden als
handel, klimaatverandering, migratie of energie. Als de aard
van de actie daarom vraagt (technische, algemene relevantie in plaats van in de
eerste plaats op toetreding gericht), als een begunstigd land de Europese
grondwaarden (zoals respect voor de mensenrechten) niet naleeft, of als een
intern beleidsinstrument een grote externe dimensie heeft, kunnen in de regio
andere instrumenten worden ingezet (bijvoorbeeld het Europees instrument voor
democratie en mensenrechten, het instrument voor samenwerking op het gebied van
nucleaire veiligheid, het instrument voor stabiliteit en macrofinanciële
bijstand, de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, enz.).
1.6.
Duur en financiële gevolgen
x Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur x Voorstel/initiatief van kracht vanaf 1/1/2014 x Financiële gevolgen van 1/1/2014 tot 31/12/2020 ¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en
met JJJJ, –
gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.
Beoogde beheersvorm(en)[30]
ý Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie ý Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan: –
ý uitvoerende agentschappen –
¨ door de Unie opgerichte organen[31] –
ý nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het
kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd
en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49
van het Financieel Reglement ý Gedeeld beheer met
lidstaten: grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma's tussen EU-lidstaten en
IPA-begunstigden worden onder gedeeld beheer ten uitgevoerd door de
beheersautoriteiten van EU-lidstaten ý Gedecentraliseerd beheer met derde landen ý Gezamenlijk beheer
met internationale organisaties: bij het gezamenlijk beheer zijn de voornaamste
betrokkenen de internationale financiële instellingen (zoals de EIB, de EBWO,
de Wereldbank, de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa) en indien nodig
gespecialiseerde VN-agentschappen. Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is
aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen". Opmerkingen De
uiteindelijke bedoeling van de verordening is ervoor te zorgen dat de steun
volledig onder de verantwoordelijkheid van de begunstigde landen wordt beheerd,
onder gedecentraliseerd beheer. Die doelstelling kan echter slechts geleidelijk
aan worden bereikt als de bestuurlijke capaciteit van de begunstigde landen
wordt ontwikkeld en wordt voldaan aan de voorwaarden om het beheer over te
dragen. In de beginfase zal de Commissie de controle over het beheer nog
behouden en/of de tenuitvoerlegging toevertrouwen aan gespecialiseerde organen,
onder onrechtstreeks of onder gezamenlijk beheer. Gecentraliseerd beheer zal
ook voor de meerlandenprogramma's de belangrijkste methode zijn. Gezamenlijk
beheer zal worden gebruikt voor acties met internationale en Europese
financiële instellingen, met de bedoeling voor bijkomende middelen te zorgen,
in het bijzonder voor investeringen in de nodige sociale en economische
infrastructuur. Gedeeld beheer
ten slotte zal worden gebruikt voor de doelstellingen op het vlak van
territoriale samenwerking waar EU-lidstaten bij betrokken zijn.
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1.
Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden. De regelingen
voor toezicht en evaluatie zullen in vergelijking met de huidige situatie
strenger worden en meer resultaatgericht zijn. Er zullen specifieke, meetbare
en haalbare doelstellingen worden opgesteld, evenals geschikte indicatoren. De systemen
van de Europese Commissie voor toezicht en evaluatie zijn al meer resultaatgericht
dan voordien. Zij hebben betrekking op zowel interne personeelsleden als
externe deskundigen. De projectmanagers in de delegaties en bij de centrale
diensten houden voortdurend op verschillende manieren toezicht op de uitvoering
van projecten en programma's, waar mogelijk ook via bezoeken ter plaatse.
Toezicht verschaft waardevolle informatie over vorderingen en helpt managers
bij het vaststellen van (mogelijke) knelpunten en bij het tijdig corrigerend
optreden waar nodig. Daarnaast zijn
er externe, onafhankelijke deskundigen in dienst om de prestaties van het
externe optreden van de EU via verschillende elkaar aanvullende systemen te
evalueren. Deze evaluaties dragen bij aan de verantwoordingsplicht en de
verbetering van bestaande acties. Er worden ook lessen getrokken uit eerdere
ervaringen, die nuttig kunnen zijn voor toekomstig beleid en acties. De
gebruikte instrumenten stemmen overeen met internationaal erkende
OESO/DAC-evaluatiecriteria, inclusief de (mogelijke) impact. De Commissie
steunt de begunstigde landen ook bij het opbouwen van hun eigen capaciteit om
uitgaven te controleren en te evalueren. In het nieuwe instrument krijgen de
begunstigde landen nog meer verantwoordelijkheid over toezicht en evaluatie.
Als de Commissie de steun namens het begunstigde land beheert, is zij de
voornaamste verantwoordelijke voor toezicht en evaluatie. Als de begunstigde
landen zelf verantwoordelijk zijn voor het beheer van de steun
(gedecentraliseerd beheer), heeft de Commissie voornamelijk een toezichthoudende
rol (los van de evaluaties vooraf en nadien) en is het begunstigde land de
voornaamste verantwoordelijke. Met het toezicht
op projectniveau wordt verslag uitgebracht van de vooruitgang in het licht
van de plannen, met name op het vlak van subsidies en gunningen en op het vlak
van de levering van outputs. Task managers krijgen ook ondersteuning van het
resultaatgerichte toezichtsysteem (ROM) dat een helder beeld geeft van de
kwaliteit van een aantal ingrepen. Met een uiterst gestructureerde en gestandaardiseerde
methodologie geven onafhankelijke ROM-deskundigen beoordelingen waarin de
sterktes en zwaktes van het project tot uiting komen en doen zij aanbevelingen
over hoe de efficiëntie kan worden verhoogd. Naast het
toezicht kunnen ook evaluaties op projectniveau worden verricht onder
het beheer van de EU-delegatie of de operationele diensten die het project
leiden. Evaluaties op projectniveau zijn bedoeld als aanvulling op de bestaande
toezichtsystemen en moeten een grondige en meer gedetailleerde analyse maken.
Zij moeten projectmanagers ook helpen bij het verbeteren van lopende acties of
bij het bestendigen van de resultaten en duurzaamheid. Op sector-
en programmaniveau bieden toezichtcomités die worden voorgezeten door de
begunstigde landen samen met de Commissie, de structuur om de vooruitgang te
meten in het licht van de plannen. Deze comités worden ondersteund door de
bevindingen van de toezichtverslagen en evaluaties. In het nieuwe instrument
krijgen de toezichtcomités een grote rol, zowel bij de kandidaat-lidstaten als
bij de potentiële kandidaat-lidstaten, om ervoor te zorgen dat de
tenuitvoerlegging van de financiële steun precies past in de beleidsdialoog en
dat de conclusies en aanbevelingen van comités systematisch worden toegepast. Evaluaties
die op een hoger niveau dan het projectniveau worden gemaakt (op het niveau van sectoren, programma's, strategieën, thema's, enz.)
worden meestal door de diensten van de Commissie beheerd. Sommige evaluaties,
in het bijzonder tussentijdse evaluaties als ondersteuning van de
besluitvorming, worden geleidelijk aan overgedragen aan de begunstigde landen,
zodat zij hun eigen verantwoordelijkheid kunnen ontwikkelen en capaciteit
kunnen opbouwen. De resultaten
van de evaluatie of de bevindingen worden geregeld meegedeeld aan het
IPA-comité, de Raad en het Europees Parlement, als onderdeel van het
IPA-jaarverslag, en worden op de website van de Commissie bekendgemaakt.
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.2.1.
Mogelijke risico's
De
gebruiksomgeving van het IPA wordt gekenmerkt door de volgende risico's voor
het bereiken van de doelstellingen van het instrument: –
het IPA is oorspronkelijk ontworpen om te werken
onder gedecentraliseerd beheer, als volwaardig onderdeel van de voorbereidingen
op het EU-lidmaatschap. Dat houdt dus een hoger inherent risico in, aangezien
de uiteindelijke beheerder (de Commissie) geen rechtstreeks gezag heeft over de
tenuitvoerleggingsstructuur van de gedecentraliseerde beheerder; –
het toetredingsproces gaat onvermijdelijk gepaard
met veel veranderingen in de context van de tenuitvoerlegging, bijvoorbeeld van
gecentraliseerd naar gedecentraliseerd beheer en vervolgens het verdwijnen van
de voorafgaande controles. Dat vergt erg veel moeite inzake coördinatie en
organisatie, maar ook op het vlak van het aanpassingsvermogen, de opleiding en
het beoordelingsvermogen van het personeel, dat op zijn beurt vraagt om
veranderingen in de interne controle en de organisatie vanuit de Commissie; –
de betrokkenheid van allerlei verschillende
begunstigden met elk hun eigen structuren voor interne controle en met verschil
in capaciteit kan leiden tot versnippering en daardoor vermindering van de bij
de Commissie beschikbare middelen voor de ondersteuning van en het toezicht op
de uitvoering; –
tekortkomingen in de institutionele en bestuurlijke
capaciteit in de begunstigde landen kan ertoe leiden dat de decentralisering te
lang duurt, waardoor toegewezen middelen niet tijdig worden gebruikt en/of er
problemen en vertragingen ontstaan bij het ontwerp en de uitvoering van
individuele interventies; –
onvoldoende kwaliteit en kwantiteit van de
beschikbare gegevens over de resultaten en de impact van pretoetredingssteun in
begunstigde landen kan een belemmering vormen voor de Commissie om adequaat
verslag uit te brengen en verantwoording af te leggen over de resultaten; –
economische en beleidsproblemen kunnen leiden tot
problemen en vertragingen bij het ontwerp en de uitvoering van interventies,
met name in begunstigde landen met nog erg prille en kwetsbare instellingen; –
onopgeloste constitutionele, institutionele en
grensgerelateerde problemen in of tussen de begunstigde landen kunnen de
uitvoering van belangrijke steunprojecten hinderen en aanzienlijke verliezen
van middelen tot gevolg hebben; –
een gebrek aan toereikende administratieve
kredieten kan leiden tot een tekort aan middelen voor het beheer van het
instrument.
2.2.2.
Beoogde controlemiddel(en)
Het interne
controle- en beheersproces van de DG's is zodanig opgezet dat redelijke
garantie bestaat omtrent de verwezenlijking van de doelstellingen en de
doeltreffendheid, doelmatigheid en zuinigheid van de steunmaatregelen, de
betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging en de eerbiediging van het
wetgeving en het procedurele kader. Om de
doeltreffendheid, doelmatigheid en zuinigheid van de steun te waarborgen (en de
grote risico's in de context van de pretoetredingssteun te beperken) zal DG
ELARG (andere DG's die bij het IPA betrokken zijn, gebruiken soortgelijke of
lichtjes gewijzigde controlemechanismen die geoptimaliseerd zijn voor de
overgang naar het toezichtskader voor de structuur- en landbouwfondsen van de
EU), naast alle elementen van het Commissiebrede strategische beleids- en
planningsproces, de interne audits en andere eisen in verband met de normen
voor interne controle van de Commissie, een beheerskader op maat blijven
hanteren voor alle instrumenten, dat vervat is in een regelmatig bijgewerkt
strategiedocument voor interne controle. Dit omvat: –
gedecentraliseerd beheer door nationale
uitvoeringsagentschappen die van de Commissie beheersbevoegdheden hebben
gekregen, na een zorgvuldige procedure waarbij strikte beheersnormen werden
bepaald en waarbij zij onder meer via uitgebreide systeemaudits werden
beoordeeld; –
voorafgaande controles door EU-delegaties ter
plaatse op alle steundossiers die door de nationale uitvoeringssystemen werden
goedgekeurd, totdat wordt geoordeeld dat deze systemen goed genoeg werken om
deze voorafgaande controles achterwege te kunnen laten. Deze beoordeling van de
prestaties van de nationale systemen heeft onder meer betrekking op de
tendensen inzake het aantal afgewezen dossiers. –
heldere circuits voor de financiële en de
resultaatsgebonden verantwoordingsplicht van de nationale uitvoeringssystemen
bij de ordonnateur van de Commissie (directeur) via een subdelegatie van de
delegeerd ordonnateur, inclusief de melding van onregelmatigheden, een
jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring door de nationale ordonnateur en
auditoordelen van de nationale controleautoriteiten; –
een programma van audits op subsystemen, verricht
door auditeurs van de Commissie om na te gaan of de beheersnormen na de
overdracht van het beheer nog worden nageleefd; –
vastgelegde procedures voor de goedkeuring van
rekeningen, inclusief aanvullende verificaties en een gestructureerd beleid
voor financiële correcties van fouten bij transacties en in de systemen die de
nationale auditeurs en de auditeurs van de Commissie hebben vastgesteld; –
gedecentraliseerd beheer van het grootste deel van
de pretoetredingssteun door de EU-delegaties ter plaatse, totdat de
beheersbevoegdheid kan worden overgedragen aan de nationale
uitvoeringsagentschappen; –
heldere circuits voor de financiële
verantwoordingsplicht inzake het beheer dat aan de EU-delegaties is
overgedragen, via een subdelegatie van de gesubdelegeerd ordonnateur
(directeur) bij de centrale diensten naar het hoofd van de delegatie; –
opstellen en jaarlijks bijwerken van de strategieën
ter verkrijging van zekerheid door EU-delegaties aan hun gesubdelegeerd
ordonnateurs (directeuren), inclusief gedetailleerde, naar risico beoordeelde
controle- en auditplannen; –
periodieke verslagen van de EU-delegaties aan de
centrale diensten (verslagen van de gesubdelegeerde ordonnateur/het beheer)
over de tenuitvoerlegging van de steun en de strategieën ter verkrijging van
zekerheid, inclusief een jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring van de
gesubdelegeerd ordonnateur/het hoofd van de delegatie; –
periodieke interne audits van de delegaties, zowel
de delegaties die toezicht houden op de gecentraliseerde tenuitvoerlegging als
de gedecentraliseerde delegaties; –
controles achteraf van de beëindigde programma's om
na te gaan of alle niveaus van de beheers- en controlesystemen beantwoorden aan
de vereiste normen; –
een degelijk opleidingsprogramma voor het
personeel, zowel bij de centrale diensten als de delegaties; –
aanzienlijke steun en begeleiding vanuit de
centrale diensten en de delegaties (ook via internet); –
een beheerscylus voor projecten en programma's die
de volgende elementen omvat: –
instrumenten voor kwaliteitsondersteuning bij het
opzetten van de steunmaatregel, de uitvoeringsmethode, het
financieringsmechanisme, het beheerssysteem, de beoordeling en selectie van
uitvoeringspartners, enz. –
instrumenten voor programma- en projectbeheer,
toezicht en verslaglegging voor effectieve uitvoering, inclusief periodiek
extern toezicht ter plaatse; –
uitgebreide evaluatie- en auditcomponenten. DG ELARG
blijft de strengste normen hanteren op het gebied van boekhouding en financiële
verslaglegging op basis van het boekhoudsysteem op transactiebasis (ABAC) van
de Commissie, alsmede specifieke instrumenten voor externe hulp, zoals het
gemeenschappelijk Relex-informatiesysteem (CRIS), zodat de externe auditeurs
(de Europese Rekenkamer) een verklaring zonder beperking kunnen blijven geven. In punt 1.3
(Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden) wordt beschreven
hoe wordt gecontroleerd of is voldaan aan het wetgevings- en procedurekader.
2.2.3.
Kosten en baten van de beoogde controlemiddelen
2.2.3.1.
Kosten van controles
De controlestructuur
die voor het nieuwe IPA wordt voorgesteld, is niet wezenlijk anders dan die
onder het oude instrument. De kostenstructuur zal dan ook sterk op de oude
gelijken. Doordat het instrument opnieuw wordt ontworpen, zou de kans op
nalevingsfouten echter toch aanzienlijk kleiner moeten worden. Ook een soepeler
programmering waarmee een betere selectie van projecten kan worden gemaakt, en
een ruimer gebruik van nieuwe financieringsinstrumenten (b.v. internationale
financiële instellingen en andere donoren als hefboom) moeten daar toe
bijdragen. De verwachte
kosten van controles als hieronder uiteengezet, zijn gebaseerd op lopende
prijzen en op de volgende veronderstellingen: –
huidige personeelssterkte in de DG's die bij het
IPA betrokken zijn, blijft stabiel in deze periode –
gemiddelde kostprijs van een ambtenaar = € 127 000
(verdubbeld voor de EU-delegaties) –
gemiddelde kostprijs van een arbeidscontractant = €
64 000 Kosten die
worden gedragen door nationale systemen in de landen die het IPA uitvoeren
onder gedecentraliseerd beheer, zijn niet inbegrepen. Een aanzienlijk deel van
de investerings- en opleidingskosten voor het opzetten van deze systemen is
gefinancierd door de IPA-beleidsuitgaven. Algemene kosten per jaar voor beheer en controle van het IPA (personeel: toegewezen aan programma- of begrotingsbeheer en fraudebestrijding) Vaste kosten (huidig en gepland niveau van beleidsuitgaven) Ambtenaren in DG ELARG, centrale diensten Arbeidscontractanten in DG ELARG, centrale diensten Ambtenaren in de EU-delegaties Arbeidscontractanten in de EU-delegaties Kosten voor plaatselijke functionarissen, kosten ter plaatse voor arbeidscontractanten en andere kosten voor de werking van de delegaties Ambtenaren en arbeidscontractanten in andere IPA-DG's Extern personeel van andere IPA-DG's in EU-delegaties Variabele kosten (schatting van totale jaarlijkse kosten) Contractueel vastgelegde kosten voor audit en controle achteraf Contractueel vastgelegde kosten voor evaluatie Contractueel vastgelegde kosten voor toezicht (ROM) Auditcertificaten (overeengekomen door de begunstigden) Controles ter plaatse en andere contractueel vastgelegde bijkomende controles als onderdeel van controles van het financiële circuit Totale kosten voor controle (IPA) per jaar || miljoen euro 11,2 7,3 9,4 6,5 28,5 2,0 6,0 1,0 3,0 2,0 2,0 0,8 79,7 De kosten in
deze tabel zijn beheers- en controlekosten en bedragen ongeveer 80 miljoen
euro, dat is ongeveer 4% van de geplande jaarlijkse uitgaven voor de periode 2014-2020.
Zij bevatten de hele beheersstructuur voor het instrument, van planning en
programmering tot tenuitvoerlegging. Met een engere definitie van controle,
waarbij enkel de kosten voor controles die rechtstreekse gevolgen hebben voor
de regelmatigheid van de verrichtingen zijn inbegrepen, kunnen de totale kosten
met ongeveer 30 miljoen euro worden verlaagd tot ongeveer 50 miljoen euro
(ongeveer 2,5% van de geplande jaarlijkse uitgaven voor de periode 2014-2020). De laatste
vijf rijen zijn variabele kosten. De jaarlijkse waarde ervan hangt af van de
intensiteit van de controles waartoe de gesubdelegeerde ordonnateurs in hun
strategieën ter verkrijging van zekerheid zullen beslissen. Die intensiteit
hangt af van een grondige risicobeoordeling van alle lopende contracten en
houdt rekening met de beschikbare begrotingsmiddelen. De jaarlijkse bedragen in
de tabel zijn gebaseerd op de huidige praktijk. Voor variabele
kosten gelden de volgende geschatte gemiddelde kosten per eenheid van
afzonderlijke contractueel vastgelegde acties: Auditcertificaten: Geschatte
gemiddelde auditkosten per subsidie: 0,2% van de totale waarde van de opdracht Geschatte
gemiddelde auditkosten per opdracht: 0,1% van de totale waarde van de opdracht Controles
achteraf: Gemiddelde
kosten van een controle achteraf over gemiddelde 22 miljoen euro onderliggende
verrichtingen (17 miljoen euro door de EU gefinancierd): € 50 000 (= € 2 300 /
€3 000 per gecontroleerd miljoen) Controles ter
plaatse: Gemiddelde
kosten voor een contract voor de controle over 175 miljoen euro onderliggende
verrichtingen: € 75 000 (€ 430 per gecontroleerd miljoen).
2.2.3.2.
Voordelen van controles
Het controlesysteem
dat werd gebruikt bij pre-IPA- en IPA-programma's heeft steeds
foutenpercentages van minder dan 2% van de uitgaven aangetoond. Tegen eind 2010
was van beëindigde programma's onder gedecentraliseerd beheer 29 miljoen euro
teruggevorderd op een gecontroleerd totaalbedrag van 3 500 miljoen euro (0,82%).
Om te schatten
welk voordeel het gebruikte controlesysteem heeft in het geval van
gedecentraliseerd beheer, kunnen de waarden en tendensen van de indicator over
het aantal afgewezen dossiers worden gebruikt. Naarmate nationale systemen
beter werken en de voorafgaande controles van aanbestedingsdossiers overbodig
maken, zou het percentage dossiers dat de EU-delegatie bij die voorafgaande
controles afwijst, moeten dalen tot een heel laag niveau. In een land
dat nu erg dicht bij de toetreding staat (Kroatië) is het aandeel afgewezen
dossiers in 2010 gedaald en bedraagt het nu nog 14% tot 20% (afhankelijk van
het soort dossier). In een land dat nog vorderingen moet maken alvorens de
voorafgaande controles overbodig kunnen worden (Turkije) bedraagt dat aandeel
tussen 19% en 60%. Dossiers
kunnen om een aantal redenen worden afgewezen, en vaak – maar niet altijd –
gaat het dan om problemen met de wettigheid en de regelmatigheid. Uitgaande van
de hypothese dat de helft wordt afgewezen op grond van problemen met de
regelmatigheid, kan uit de praktijk worden afgeleid dat met een voorafgaande
controle op het systeem van aanbestedingen de foutenmarge kan verlagen van 10%
à 30% naar minder dan 2%. Hierbij wordt geen rekening gehouden met verschillen
die kunnen opduiken als de analyse wordt gemaakt op basis van de bedragen in de
dossiers in plaats van op dossiernummers. Er mag echter wel van worden
uitgegaan dat het huidige controlesysteem voor gedecentraliseerd beheer vrij
evenwichtig werkt, zodat het foutenpercentage binnen de interne
controledoelstelling blijft die de Commissie zichzelf oplegt, namelijk ten
hoogste 2%. Hoewel het de
bedoeling is zo snel mogelijk naar gedecentraliseerd beheer van het IPA te evolueren,
kan een aanzienlijk deel van de totale uitgaven van het IPA centraal worden
beheerd als de overdracht van het beheer in een aantal landen tegelijk wordt
uitgesteld. Dat was het geval in 2010/11 en dat zal wellicht tot in 2013 zo
blijven. In 2010 werden
er 350 correcties (inhoudingen of terugvorderingen) doorgevoerd op betalingen
in gecentraliseerd en gezamenlijk beheer bij DG ELARG, voor een bedrag van
ongeveer 6 miljoen euro. Dat is ongeveer 1% van het totaal aan gecentraliseerde
betalingen in 2010, en kan een ruwe indicatie geven van het voordeel dat is
geboekt door bijkomende controles in het kader van en bovenop de gewone
controles. Net als bij
het gedecentraliseerd beheer stemt dit overeen met de idee dat het
controlesysteem voor het IPA vrij evenwichtig werkt binnen de doelstelling voor
interne controle.
2.2.3.3.
Inschatting van het risico dat de toepasselijke
regels niet worden nageleefd
Tot 2006
oordeelde de Rekenkamer geregeld dat de pretoetredingstransacties vrij waren
van materiële fouten (foutenpercentage van minder dan 2%), wat overeenstemde
met het standpunt van de beheerders dat het gebruikte controlesysteem efficiënt
was. Vanaf 2007
controleerde de Rekenkamer niet langer een aparte en volstrekt representatieve
steekproef van de pretoetredingstransacties. De Rekenkamer controleert
sindsdien de pretoetredingssteun samen met de andere instrumenten voor externe
steun. Sindsdien kunnen er dus geen aparte cijfers meer worden gegeven voor het
pretoetredingsbeleid en het controlesysteem. De Rekenkamer heeft
in het algemeen sinds 2007 tussen 2% en 5% fouten gevonden in de instrumenten
voor externe hulp. Rekening
houdend met wat in 2.2.3.3 is aangehaald, kan dus redelijkerwijze worden
verwacht dat het controlesysteem dat voor het pretoetredingsinstrument wordt
gebruikt, het goede evenwicht vindt tussen kosten en baten van de controles en
ervoor moet zorgen dat in de toekomst steeds kan worden voldaan aan de
doelstelling voor interne controle van minder dan 2% fouten bij het geheel van
de uitgaven. De vereenvoudiging
en grotere soepelheid die voor het nieuwe instrument worden voorgesteld, zouden
dit nog moeten versterken omdat zij de kans op fouten bij het naleven van de
regels moeten verkleinen. Als de komende
jaren nieuwe landen met relatief zwakker bestuurlijke capaciteit in aanmerking
komen voor de overdracht van het beheer, zal dat tot nieuwe risico's leiden. Het is
weliswaar moeilijk te meten wat het gezamenlijke effect van de verbeteringen
aan het ontwerp en de bijkomende risico's van het instrument is, maar wellicht
kan voor de doelstelling van interne controle worden uitgegaan van ongeveer
hetzelfde als in het huidige instrument. Het
controlesysteem lijkt dus evenwichtig. Met goed afgestelde controleprogramma's,
uitgedrukt in de jaarlijkse op risico's gebaseerde strategieën van de
beheerders voor het verkrijgen van zekerheid, zijn stijgingen of dalingen in de
variabele kosten mogelijk. In een omgeving waarin de risico's veranderen, is
een standvastig evenwicht tussen kosten en baten ook nodig. Het controlesysteem
zal wellicht erg gevoelig zijn voor negatieve wijzigingen in de vaste
controlekosten, zeker omdat niet wordt voorgesteld deze samen met de totale
uitgaven te laten stijgen.
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en
onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en
beschermingsmaatregelen Gezien het
risicovolle klimaat waarin DG ELARG opereert, moet het systeem anticiperen op
potentiële nalevingsfouten in de transacties en controles inbouwen om deze zo
vroeg mogelijk in het aanbestedings- en betalingsproces te voorkomen, op te
sporen en te corrigeren. Dit betekent in de praktijk dat DG ELARG vooral waarde
hecht aan uitgebreide controles vooraf op aanbestedingstransacties door
medewerkers van de Commissie ter plaatse en op systematische systeemaudits van
gedecentraliseerde betalingssystemen (terwijl sommige audits en controles
achteraf ook behouden blijven), die veel verder gaan dan de financiële
waarborgen die verplicht zijn volgens het Financieel Reglement. Het kader van
DG ELARG omdat onder andere: - Preventieve
maatregelen -
verplichte basistraining over fraudekwesties voor personeel dat hulp beheert; -
begeleiding (ook via internet), waaronder de praktische leidraad voor
contracten en de beheersinstructies die in het strategisch kader voor toezicht
van DG ELARG worden verstrekt; -
beoordeling vooraf om er zeker van te zijn dat passende
fraudebestrijdingsmaatregelen voor het voorkómen en opsporen van fraude bij het
beheer van EU-middelen aanwezig zijn binnen de autoriteiten die de fondsen
beheren; -
toetsing vooraf van de fraudebestrijdingsmechanismen van het begunstigde land
in het kader van de beoordeling of het systeem voor het beheer van de
overheidsfinanciën in aanmerking komt voor begrotingssteun (dat wil zeggen
actieve inzet om fraude en corruptie te bestrijden, passende inspectiediensten,
voldoende justitiële capaciteit en efficiënte respons- en sanctiemechanismen). -
voorafgaande controles van alle contracten waarvoor er een nationale openbare
aanbesteding is, die worden opgeheven als de nationale systemen voldoen aan
strikte beheers- en controle-ijkpunten; - Maatregelen
voor opsporing en correctie -
voorafgaande transactiecontrole door medewerkers van de Commissie; -
interne en externe audits en controles, ook door de Europese Rekenkamer; -
controles achteraf en terugvordering; Bij het
vermoeden dat de onregelmatigheid met opzet is gepleegd (fraude) beschikt DG
ELARG nog over andere maatregelen, waaronder: -
stopzetting van de termijnen voor betaling en kennisgeving aan de entiteit; -
specifieke audits (ad hoc of gerechtelijke audit); -
systeem voor vroegtijdige waarschuwing en verscherpt toezicht op de contracten; -
opschorting of beëindiging van het contract; -
uitsluitingprocedure; -
opschorting van de verzoeken om middelen van de nationale fondsen; -
opschorting of intrekking van de overdracht van het beheer. DG ELARG zal
zijn fraudebestrijdingsstrategie verder aanpassen aan de nieuwe
fraudebestrijdingsstrategie (CAFS) die de Commissie op 24 juni 2011 heeft vastgesteld.
3.
GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
–
Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven In volgorde van de
rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Aantal [Beschrijving] || GK/NGK ([32]) || van EVA-landen[33] || van kandidaat-lidstaten[34] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement Rubriek 4 || 04 01 04 13 Instrument voor pretoetredingssteun (IPA) — Onderdeel personele middelen — Uitgaven voor administratief beheer || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 04 06 01 Instrument voor pretoetredingssteun (IPA) – Ontwikkeling van het menselijk potentieel || GK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 05 01 04 03 Pretoetredingssteun op het vlak van landbouw en plattelandsontwikkeling (IPARD) || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 05 05 02 Instrument voor pretoetredingssteun voor plattelandsontwikkeling (IPARD) || GK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 13 01 04 02 Instrument voor pretoetredingssteun (IPA) — Regionale ontwikkeling — Uitgaven voor administratief beheer || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 13 05 02 Instrument voor pretoetredingssteun (IPA) — Regionale ontwikkeling || GK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 13 05 03 01 Grensoverschrijdende samenwerking – Bijdrage uit subrubiek 1-b || GK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 13 05 03 02 Grensoverschrijdende samenwerking en deelname van kandidaat en potentiële kandidaat-lidstaten aan de transnationale en interregionale samenwerkingsprogramma’s van de structuurfondsen — Bijdrage uit rubriek 4 || GK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 22 01 04 01 Pretoetredingssteun — Uitgaven voor administratief beheer || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 22 01 04 04 Faciliteit voor pretoetreding van het Bureau voor de uitwisseling van informatie inzake technische bijstand (TAIEX) — Uitgaven voor administratief beheer || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 22 01 04 30 Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur — Bijdrage van programma’s van rubriek 4 van het beleidsterrein „Uitbreiding” || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 22 02 01 Bijstand voor het overgangsproces en institutionele opbouw aan kandidaat-lidstaten || NGK || NEE || NEE || NEE || JA Rubriek 4 || 22 02 02 Bijstand voor het overgangsproces en institutionele opbouw aan potentiële kandidaat-lidstaten || NGK || NEE || NEE || NEE || JA Rubriek 4 || 22 02 03 Tijdelijk burgerlijk bestuur in de westelijke Balkan || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 22 02 04 01 Grensoverschrijdende samenwerking tussen IPA-landen en deelname aan transnationale/interregionale EFRO-programma’s en ENPI-zeebekkenprogramma’s || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 22 02 04 02 Grensoverschrijdende samenwerking met lidstaten || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 22 02 06 Faciliteit voor pretoetreding van het Bureau voor de uitwisseling van informatie inzake technische bijstand (TAIEX) || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 22 02 07 01 Regionale en horizontale programma’s || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 22 02 07 02 Evaluatie van de resultaten van de uniale hulp, follow-up en audit || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 22 02 10 02 Informatie en communicatie voor derde landen || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 22 02 07 03 Financiële steun ten behoeve van de bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE Rubriek 4 || 32 04 11 Energiegemeenschap || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE –
Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van de
rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen. De begroting voor IPA II wordt opgesteld in
overeenstemming met artikel 41 van het Financieel Reglement. De totale
toewijzing voor dit rechtsinstrument is bedoeld voor het uitbreidingsbeleid en
het beheer van de relevante activiteiten wordt gedeeld door DG ELARG, DG REGIO,
DG EMPL en DG AGRI. Iedere dienst is verantwoordelijk voor zijn eigen
beleidsterrein(en), terwijl DG ELARG alles coördineert. De totale toewijzing voor IPA II wordt dan ook
verdeeld tussen de beleidsterreinen, zodat een goede beleidsmix gewaarborgd
wordt, in overeenstemming met de behoeften van de begunstigde landen en in
onderling akkoord tussen de vier DG's. Waar dat nodig is om de efficiënte
tenuitvoerlegging van de strategiedocumenten en de begroting te waarborgen,
zijn transfers tussen beleidsterreinen mogelijk, als daarover een akkoord is
met de bij het beleidsterrein betrokken dienst(en). Voor een doeltreffende en doelmatige
voltooiing van de steun onder IPA wordt een naadloze overgang van IPA naar IPA
II gewaarborgd. In de ontwerpbegroting 2014 zullen details
over de structuur van de begroting worden voorgesteld, om de samenhang te
waarborgen met de beginselen van de opstelling van de begroting naar activiteit
(activity-based budgeting) en van activiteitsgestuurd beheer (activity-based
management).
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven
in
miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader || 4 || Europa als wereldspeler DG: AGRI/ELARG/EMPL/REGIO || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || 22 02 Financiële bijstand aan kandidaat-lidstaten/potentiële kandidaat-lidstaten 04 06 01 Menselijk potentieel 05 05 02 Plattelandsontwikkeling 13 05 02 Regionale ontwikkeling 13 05 03 Grensoverschrijdende samenwerking 32 04 11 Energiegemeenschap || Vastleggingen || (1) || 1842,5 || 1879,4 || 1917,0 || 1955,3 || 1994,4 || 2034,3 || 2075,6 || 13698,6 Betalingen[35] || (2) || 368,5 || 1112,9 || 1872,2 || 1909,6 || 1947,8 || 1986,8 || 2026,6 || 11224,4 22 02 07 03 Financiële steun ten behoeve van de bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap[36] || Vastleggingen || (1a) || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || Betalingen || (2a) || pm || pm || pm || pm || pm || pm || pm || Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[37] || || || || || || || || 22 01 04 01/04/30 04 01 04 13 05 01 04 03 13 01 04 02 || || (3) || 55,4 || 56,5 || 57,7 || 58,8 || 60,0 || 61,2 || 61,8 || 411,4 TOTAAL kredieten voor DG AGRI/ELARG/EMPL/REGIO || Vastleggingen || =1+1a +3 || 1898,0 || 1935,9 || 1974,6 || 2014,1 || 2054,4 || 2095,5 || 2137,4 || 14110,1 Betalingen || =2+2a +3 || 423,9 || 1169,4 || 1929,8 || 1968,4 || 2007,8 || 2048,0 || 2088,5 || 11635,8 TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 1842,5 || 1879,4 || 1917,0 || 1955,3 || 1994,4 || 2034,3 || 2075,6 || 13698,6 Betalingen || (5) || 368,5 || 1112,9 || 1872,2 || 1909,6 || 1947,8 || 1986,8 || 2026,6 || 11224,4 TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || 55,4 || 56,5 || 57,7 || 58,8 || 60,0 || 61,2 || 61,8 || 411,4 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 4 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 1898,0 || 1935,9 || 1974,6 || 2014,1 || 2054,4 || 2095,5 || 2137,4 || 14110,1 Betalingen || =5+ 6 || 423,9 || 1169,4 || 1929,8 || 1968,4 || 2007,8 || 2048,0 || 2088,5 || 11635,8 Rubriek van het meerjarige financiële kader: || 5 || Administratieve uitgaven in
miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen) || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL DG: ELARG/AGRI/REGIO/EMPL || Personeel || 27,0 || 26,1 || 25,7 || 25,7 || 25,7 || 25,7 || 25,7 || 181,5 Andere administratieve uitgaven || 0,8 || 0,8 || 0,8 || 0,8 || 0,8 || 0,8 || 0,8 || 5,3 TOTAAL DG ELARG/ AGRI/REGIO/EMPL || || 27,7 || 26,8 || 26,5 || 26,4 || 26,4 || 26,4 || 26,4 || 186,8 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 27,7 || 26,8 || 26,5 || 26,4 || 26,4 || 26,4 || 26,4 || 186,8 in
miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen) || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 1925,7 || 1962,7 || 2001,1 || 2040,6 || 2080,9 || 2122,0 || 2163,9 || 14296,8 Betalingen || 451,7 || 1196,2 || 1956,3 || 1994,9 || 2034,2 || 2074,4 || 2114,9 || 11822,6
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
In dit stadium staan de kosten niet vast, de
resultaten van de volgende fase van de programmering vallen immers niet te
voorspellen. Een raming van de eenheidskosten kan in dit stadium dus niet
worden gegeven. Output kan niet uitsluitend in getallen worden uitgedrukt,
aangezien vooruitgang wordt afgemeten aan de vooruitgang van de landen op hun
weg naar toetreding tot de EU. Ramingen van kosten en eenheidskosten zullen
worden gegeven op basis van een beoordeling van de behoeften zodra de strategiedocumenten
voor één of meerdere landen zijn opgesteld en goedgekeurd. ¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig. ý Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1.
Samenvatting
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig. x Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten
nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Opmerking: Cijfers voor rubriek 5 bevatten
gegevens over DG ELARG, EU-delegaties en DG AGRI/REGIO/EMPL. Cijfers voor
rubriek 4 bevatten gegevens over DG ELARG/EMPL/AGRI/REGIO. in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personeel || 27,0 || 26,1 || 25,7 || 25,7 || 25,7 || 25,7 || 25,7 || 181,5 Andere administratieve uitgaven || 0,8 || 0,8 || 0,8 || 0,8 || 0,8 || 0,8 || 0,8 || 5,3 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 27,7 || 26,8 || 26,5 || 26,4 || 26,4 || 26,4 || 26,4 || 186,8 Buiten RUBRIEK 5[38] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personeel || 49,9 || 50,9 || 52,0 || 53,0 || 54,1 || 55,1 || 55,7 || 370,6 Andere administratieve uitgaven || 5,5 || 5,6 || 5,7 || 5,8 || 5,9 || 6,1 || 6,2 || 40,8 Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 55,4 || 56,5 || 57,7 || 58,8 || 60,0 || 61,2 || 61,8 || 411,4 TOTAAL || 83,2 || 83,3 || 84,1 || 85,3 || 86,4 || 87,6 || 88,3 || 598,2
3.2.3.2.
Geraamde personeelsbehoeften
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig ý Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Opmerking: Cijfers over personeel in rubriek 5
bevatten gegevens over DG ELARG, EU-delegaties en DG AGRI/REGIO/EMPL in de
centrale diensten en houden ook rekening met de verlaging van aantal posten
doordat de delegaties in Kroatië geleidelijk worden stopgezet. ]. Cijfers over personeel in rubriek 4 bevatten
gegevens over DG ELARG/EMPL/AGRI/REGIO. Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || 22 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 108,0 || 107,0 || 105,0 || 105,0 || 105,0 || 105,0 || 105,0 04 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 10,9 || 10,9 || 10,5 || 10,5 || 10,5 || 10,5 || 10,5 05 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 9 || 9 || 9 || 9 || 9 || 9 || 9 13 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 13 || 13 || 13 || 13 || 13 || 13 || 13 22 01 01 02 (delegaties)[39] || 46,0 || 40,0 || 40,0 || 40,0 || 40,0 || 40,0 || 40,0 22 01 05 01 (onderzoek door derden) || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[40] || 22 01 02 01 (AC, INT, SNE van de "totale financiële middelen") || 18,6 || 18,5 || 18,3 || 18,1 || 18,1 || 18,1 || 18,1 04 01 02 01 (AC, INT, SNE van de "totale financiële middelen") || - || - || - || - || - || - || - 05 01 02 01 (AC, INT, SNE van de "totale financiële middelen") || 2,9 || 2,9 || 2,9 || 2,9 || 2,9 || 2,9 || 2,9 13 01 02 01 (AC, INT, SNE van de "totale financiële middelen") || 3.5 || 3.5 || 3.5 || 3.5 || 3.5 || 3.5 || 3.5 22 01 02 02 (AC, LA, SNE, INT en JED in de delegaties) || 17,7 || 17,5 || 17,3 || 17,2 || 17,2 || 17,2 || 17,2 22 01 04 01/04 [41] || - centrale diensten[42] || 102,3 || 100,1 || 98 || 96 || 93,9 || 91,9 || 90 - delegaties || 399,5 || 400,6 || 401,7 || 402,8 || 403,9 || 404,9 || 405,9 04 01 04 13 delegaties || 13,2 || 13,3 || 13,3 || 13,3 || 13,4 || 13,4 || 13,4 05 01 04 03 delegaties || 5 || 5 || 5 || 5 || 5 || 5 || 5 13 01 04 02 delegaties || 39,7 || 39,8 || 39,9 || 40,0 || 40,1 || 40,2 || 40,3 22 01 05 02 (AC, INT, SNE - indirect onderzoek) || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt 10 01 05 02 (AC, INT, SNE – eigen onderzoek) || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt TOTAAL || 789,3 || 781 || 777,3 || 776,2 || 775,3 || 774,5 || 773,7 De benodigde personele middelen zullen worden
gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn
toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met
middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met
inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden
toegewezen. Beschrijving van de uit te voeren taken: Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Planning, programmering, beheer en controle van financiële steun Extern personeel || Planning, programmering, beheer en controle van financiële steun
3.2.4.
Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader
2014-2020
ý Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het meerjarig
financieel kader voor 2014 -2020. ¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarig financieel kader. Zet
uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken
begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. ¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader[43]. Zet
uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en
begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
3.2.5.
Bijdrage van derden aan de financiering
ý Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door
derden ¨ Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals
hieronder wordt geraamd: Kredieten
in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal Vermeld de medefinancieringsbron || || || || || || || || TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || ||
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
ý Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de
ontvangsten ¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: ¨ voor de eigen middelen ¨ voor de diverse ontvangsten in miljoenen
euro’s (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten || Voor het lopende jaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[44] Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel […] || || || || || || || || Voor de diverse ontvangsten die worden
"toegewezen", vermeld het (de)
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen
voor de ontvangsten. [1] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement,
de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's
"Een begroting voor Europa 2020", COM(2011) 500 definitief
van 29.6.2011. [2] "De EU vijf jaar na de uitbreiding - Economische
prestaties en uitdagingen" - Mededeling van de Commissie aan de Raad, het
Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van
de Regio's en de ECB, 20 februari 2009. [3] Kroatië, de voormalige Joegoslavische republiek
Macedonië, IJsland, Montenegro en Turkije. [4] Albanië, Bosnië en Herzegovina, Servië en Kosovo
(overeenkomstig Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad). [5] Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006. [6] Mededeling van de Commissie over de continuïteit van de
energievoorziening en internationale samenwerking "Het energiebeleid van
de EU: verbintenissen met partners buiten onze grenzen", COM(2011) 539 van
7 september 2011. [7] Het betreft vrede en veiligheid, armoedebestrijding,
humanitaire hulp, investeren in stabiliteit en groei in uitbreidings- en
nabuurschapslanden, aanpak van mondiale problemen, bevordering van Europese en
internationale normen en waarden en ondersteuning van groei en
concurrentievermogen buiten de EU. [8] PB L … [9] PB C […], blz. […]. [10] PB C […], blz. […]. [11] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement,
de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's
"Een begroting voor Europa 2020", COM(2011) 500 definitief
van 29.6.2011. [12] PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82. [13] Overeenkomstig Resolutie 1244/1999 van de
VN-Veiligheidsraad. [14] PB L … [15] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [16] PB L … [17] PB L … [18] PB L … [19] PB L … [20] PB L … [21] PB L … [22] PB L […] [23] PB L […] [24] PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82-93. [25] PB L 65 van 7.3.2006, blz. 5. [26] ABM: Activity-Based Management – ABB: Activity-Based
Budgeting. [27] In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het
Financieel Reglement. [28] Overeenkomstig Resolutie 1244/1999 van de
VN-Veiligheidsraad. [29] Een sectorale aanpak van planning en programmering van
steun is gebaseerd op de sectorstrategieën van de landen, combineert middelen
van verschillende donoren en streeft naar het bereiken van ruimere
beleidsdoelstellingen. [30] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html. [31] In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement. [32] GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten. [33] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [34] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële
kandidaat-lidstaten uit de Westelijke Balkan. [35] Uitsluitend betalingen die betrekking hebben op het nieuwe
IPA. [36] Totdat de aanpassing die is bepaald in artikel 11, lid 2,
van de Verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader
voor de jaren 2014-2020 is uitgevoerd, zullen de financiële middelen die nodig
zijn om de Turks-Cypriotische gemeenschap te steunen, uit de algemene enveloppe
van het instrument voor pretoetredingssteun komen [37] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [38] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [39] Inclusief 5 VTE voor de voltooiing van en het toezicht op
IPA-steun in Kroatië in 2014. [40] AC= arbeidscontractant; INT = uitzendkracht; JED = jonge
deskundige in delegaties; LA = lokaal agent; SNE = gedetacheerde nationale
deskundige. [41] Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten
(vroegere "BA"-onderdelen).
Dit begrotingsonderdeel bevat ook 22 VTE voor uitvoering, toezicht en
stopzetting van de steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap. Dit zal worden
stopgezet en naar het juiste hoofdstuk van de begroting overgedragen als de
aanpassing bedoeld in artikel 11, lid 2, van de verordening van de Raad tot
bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 is
doorgevoerd. [42] Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF). [43] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel
Akkoord. [44] Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en
suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25%
aan inningskosten.