Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0512

    Voorstel voor een VERORDENING van de Raad betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen en de bnimiddelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien

    /* COM/2011/0512 definitief - 2011/0185 (CNS) */

    52011PC0512

    Voorstel voor een VERORDENING van de Raad betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen en de bnimiddelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien /* COM/2011/0512 definitief - 2011/0185 (CNS) */


    TOELICHTING

    1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Doel van dit voorstel is bepalingen te formuleren op basis waarvan overeenkomstig artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "VWEU" genoemd), de regels en procedures kunnen worden vastgesteld volgens welke de lidstaten de in artikel 2, lid 1, onder a), respectievelijk d), van Besluit […/…] van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (hierna "EMB 2014" genoemd)[1] bedoelde traditionele eigen middelen (TEM) en bni-middelen ter beschikking van de Commissie stellen. Daarnaast wordt bepaald welke maatregelen moeten worden getroffen om in voorkomend geval te voorzien in de behoefte aan kasmiddelen. Dit voorstel wordt hierna "UV 322(2)" genoemd.

    Deze praktische regelingen dienen ter uitvoering van het systeem dat in het EMB 2014 is vervat voor de vaststelling van de TEM, de bewaring van bewijsstukken, administratieve samenwerking, rekeningen die moeten worden aangehouden voor de eigen middelen, het tijdstip waarop de TEM ter beschikking moeten worden gesteld en waarop aanpassingen moeten worden verricht, en voor het eventuele beheer van kasmiddelen en oninbare bedragen.

    Het voorstel bevat de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad[2], met uitzondering van de bepalingen die niet strikt betrekking hebben op de terbeschikkingstelling van TEM en bni-middelen of op de behoefte aan kasmiddelen. Bepalingen over het afdrachtpercentage van de bni-middelen, de berekening en opneming van het saldo in de begroting, controle en toezicht, waaronder aanvullende rapportagevereisten, en over het raadgevend comité eigen middelen (RCEM), zijn dan ook opgenomen in de Verordening van de Raad die wordt voorgesteld op basis van artikel 311, vierde alinea, VWEU[3] (hierna "UV 311(4)" genoemd).

    Met het oog op de rationele ordening en de duidelijkheid dient Verordening (EG) nr. 1150/2000 derhalve in het kader van het eigenmiddelenpakket te worden herschikt. Dit houdt geen materiële wijzigingen van de bestaande bepalingen in. Een zeer beperkt aantal inhoudelijke wijzigingen is echter noodzakelijk om de recente ervaringen met het beheer van TEM en bni-middelen door de Commissie in de verordening te verwerken. Ook zijn de verwijzingen naar wetgeving waar nodig bijgewerkt en hebben de artikelen een titel gekregen om de leesbaarheid te verbeteren.

    Het EMB 2014 kan pas in werking treden nadat het besluit door alle lidstaten is goedgekeurd overeenkomstig de nationale grondwettelijke voorschriften. Daarom dient IR 322(2), zoals ook wordt voorgesteld voor IR 311(4), (met terugwerkende kracht) van toepassing te zijn vanaf 1 januari 2014.

    Hieronder worden de door de Commissie voorgestelde wijzigingen in het kort beschreven.

    1.1         Hoofdstuk I: "Algemene bepalingen"

    Artikel 3 van het voorstel: "Bewaring van bewijsstukken"

    De bepalingen van artikel 3 van Verordening nr. 1150/2000 zijn overgenomen. De ervaring heeft geleerd dat de beslechting van geschillen over de verplichting om een bepaald bedrag aan eigen middelen ter beschikking te stellen, vaak meer dan drie jaar in beslag neemt. De bewijsstukken betreffende de vaststelling en de terbeschikkingstelling van eigen middelen worden dan ook niet meer door de lidstaten bewaard, waardoor een tijdige financiële follow-up door de Commissie onmogelijk wordt. De ingewikkelde forfaitaire berekeningsmethoden op basis van ramingen die dan moeten worden toegepast, zijn vaak tijdrovend en arbeidsintensief, zowel voor de nationale autoriteiten als voor de Commissie. Daarom wordt nu voorgesteld dat de lidstaten de relevante bewijsstukken bewaren en deze binnen twee maanden nadat het geschil in onderling overleg of bij beslissing van het Hof van Justitie is beslecht, bij de Commissie indienen.

    1.2         Hoofdstuk III: "Terbeschikkingstelling van de eigen middelen"

    Artikel 8 van het voorstel: "Schatkist en boekingsregels "

    De bepalingen van artikel 9 van Verordening nr. 1150/2000 zijn overgenomen en bijgewerkt. Weliswaar vloeit uit het feit dat in artikel 10 van Verordening 1150/2000 sprake is van wisselkoersen voort dat de lidstaten de eigen middelen in nationale valuta ter beschikking moeten stellen, maar met het oog op de transparantie wordt in artikel 8, lid 1, van het voorstel uitdrukkelijk gesteld dat de rekening in nationale valuta moet worden aangehouden.

    Artikel 9 van het voorstel: "Vaststelling van bedragen, tijdstip van terbeschikkingstelling, aanpassingen"

    De bepalingen van de artikelen 10 en 16 van Verordening nr. 1150/2000 zijn overgenomen en bijgewerkt. Voorts is in artikel 9, lid 3, van het voorstel een praktische regeling getroffen om de lidstaten niet in onzekerheid te laten verkeren over de bedragen die moeten worden geboekt als de begroting uiterlijk twee weken vóór de boeking voor januari van het volgende begrotingsjaar nog niet definitief is vastgesteld. Tevens lijkt het noodzakelijk om in artikel 9, lid 7, van het voorstel te verduidelijken dat de financiering van de brutoverminderingen niet zal worden bijgesteld als na afloop van het betrokken begrotingsjaar de bni-gegevens overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003[4] worden gewijzigd.

    Artikel 11 van het voorstel: "Rente bij te late terbeschikkingstelling"

    De bepalingen van artikel 11 van Verordening nr. 1150/2000 zijn overgenomen. Indien de rente minder dan 500 EUR bedraagt, zijn de te verwachten inningskosten (opening van een dossier, rentevordering en betalingsfollow-up) zowel voor de lidstaten als voor Commissie hoger dan het te innen bedrag. In overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer wordt daarom een bepaling opgenomen op grond waarvan de inning van dergelijke kleine bedragen achterwege kan blijven.

    Artikel 12 van het voorstel: "Oninbare bedragen"

    De bepalingen van artikel 17 van Verordening nr. 1150/2000 zijn overgenomen. In artikel 17, lid 2, van die verordening wordt niet omschreven wat precies onder een oninbaar verklaard of geacht bedrag moet worden begrepen. Daardoor hanteren de lidstaten elk hun eigen criteria wanneer zij melding maken van dergelijke gevallen. Deze criteria kunnen per lidstaat verschillen, waardoor de drempel van 50 000 EUR mogelijk op verschillende manieren wordt toegepast. Om ervoor te zorgen dat in de gehele EU op geharmoniseerde wijze melding wordt gemaakt van oninbare bedragen van meer dan 50 000 EUR, moet worden gespecificeerd dat alle rechten die als gevolg van dezelfde omstandigheden zijn vastgesteld en dus deel uitmaken van hetzelfde geval, hieronder begrepen moeten worden, ongeacht het afzonderlijke bedrag.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    è1 105/2009 Art. 1.1(a)

    2011/0185 (CNS)

    Voorstel voor een

    VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 1150/2000 van de Raad

    houdende toepassing van è1 Besluit 2000/597/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen ç Ö betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen en de bni‑middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien Õ

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op Ö Gezien Õ het Verdrag Ö betreffende de werking Õ tot oprichting van de Europese Ö Unie Õ Gemeenschap, en met name op artikel Ö 322, lid 2 Õ 297,

    Gelet op Ö In samenhang met Õ het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 183 Ö 106 bis Õ ,

    Gelet op Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen[5], inzonderheid op artikel 8, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Ö Europese Õ Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement[6],

    Gezien het advies van de Ö Europese Õ Rekenkamer[7],

    Overwegende hetgeen volgt:

    ê 1150/2000 overweging 1 (aangepast)

    (1) Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 1150/2000 van de Raad van 2229 mei 20001989 houdende toepassing van Besluit 2007/436/EG 88/376/EEG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen[8] is herhaaldelijk en Ö verschillende keren Õ ingrijpend gewijzigd[9]. Derhalve dient om redenen van zowel rationele ordening als duidelijkheid van de tekst Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van genoemde Ö deze Õ verordening te worden gecodificeerd Ö overgegaan Õ .

    ê 1150/2000 overweging 2 (aangepast)

    De Gemeenschap moet onder optimale voorwaarden kunnen beschikken over de in artikel 2 van Besluit 94/728/EG, Euratom bedoelde eigen middelen en met het oog daarop dient de wijze te worden vastgesteld waarop de lidstaten de aan de Gemeenschappen toegekende eigen middelen ter beschikking stellen van de Commissie.

    ê 1150/2000 overweging 3 (aangepast)

    De traditionele eigen middelen worden door de lidstaten geïnd overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die, waar nodig, aan de voorschriften van de communautaire reglementering worden aangepast, en de Commissie moet op deze aanpassing toezien en, waar nodig, voorstellen doen.

    ê 1150/2000 overweging 4 (aangepast)

    De Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in de Raad bijeen, hebben de resolutie van 13 november 1991 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen aangenomen[10].

    ò nieuw)

    (2) Sommige bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 zijn opgenomen in Verordening (EU) nr. […/…] van de Raad houdende uitvoeringsbepalingen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[11] en hoeven dus geen deel uit te maken van deze verordening. Het betreft de bepalingen over het afdrachtpercentage van de in artikel 2, lid 1, onder d), van Besluit […/…] van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie[12] bedoelde eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni), de berekening en opneming van het saldo, in de begroting, controle en toezicht op de eigen middelen en aanvullende rapportagevereisten, alsmede die over het raadgevend comité voor de eigen middelen (RCEM).

    (3) De Unie moet onder optimale voorwaarden kunnen beschikken over de in artikel 2 van Besluit […/…] bedoelde eigen middelen en met het oog daarop dienen regels te worden vastgesteld voor de terbeschikkingstelling van deze eigen middelen door de lidstaten aan de Commissie. In deze verordening zijn de regels voor de terbeschikkingstelling van de in artikel 2, lid 1, onder a), van Besluit […/…] bedoelde traditionele eigen middelen en de in artikel 2, lid 1, onder d), van dat besluit bedoelde middelen (hierna "bni-middelen" genoemd), die eerder in Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 waren vastgelegd, overgenomen. Aangezien de regels en procedures per soort eigen middelen aanzienlijk kunnen verschillen, dient de terbeschikkingstelling of de betaling van de in artikel 2, lid 1, onder b) en c), van Besluit […/…] bedoelde eigen middelen bij afzonderlijke verordeningen te worden geregeld overeenkomstig artikel 322, lid 2, van het Verdrag.

    ê 1150/2000 overweging 5 (aangepast)

    (4) Het is noodzakelijk het begrip „vaststelling” Ö dient nader te worden omschreven, Õ alsmede Ö evenals Õ de voorwaarden waaronder wordt voldaan aan de vaststellingsverplichting met betrekking tot de in artikel 2, lid 1, onder a) en b), van Besluit [.../...]94/728/EG, Euratom genoemde Ö traditionele Õ eigen middelen, nader te omschrijven.

    ê 1150/2000 overweging 6

    (5) Wat betreft de eigen middelen die afkomstig zijn uit de heffingen en bijdragen in de sector suiker, ten aanzien waarvan ervoor moet worden gezorgd dat de inning van deze ontvangsten en het begrotingsjaar enerzijds, en de uitgaven betreffende hetzelfde jaar anderzijds samenvallen, moeten maatregelen worden genomen opdat de lidstaten de uit de heffingen en bijdragen in de sector suiker afkomstige middelen ter beschikking van de Commissie stellen in de loop van het begrotingsjaar waarin zij werden vastgesteld.

    ê 1150/2000 overweging 7 (aangepast)

    Het is van belang de doorzichtigheid van het stelsel van de eigen middelen en de informatie van de Begrotingsautoriteit te verbeteren.

    ê 1150/2000 overweging 8 (aangepast)

    (6) De lidstaten moeten de bescheiden en inlichtingen die nodig zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Commissie ten aanzien van de eigen middelen Ö van de Unie Õ ter beschikking van de Commissie houden en eventueel aan haar doen toekomen.

    ê 1150/2000 overweging 9

    (7) De met de heffing van de eigen middelen belaste nationale overheidsdiensten moeten te allen tijde de bewijsstukken van deze heffing ter beschikking van de Commissie houden.

    ê 1150/2000 overweging 10 (aangepast)

    Het mechanisme voor informatie van de Commissie door de lidstaten moet het toezicht mogelijk maken op het optreden van deze laatste op het gebied van de inning van de eigen middelen en met name die welke door fraude en onregelmatigheden onzeker zijn geworden.

    ê 1150/2000 overweging 11

    (8) Vooral met het oog op de niet geïnde rechten dient in een afzonderlijke boekhouding te worden voorzien. Deze boekhouding en de verstrekking van een kwartaaloverzicht daarvan moeten de Commissie in staat stellen het optreden van de lidstaten in verband met de inning van deze eigen middelen, en in het bijzonder van die welke als gevolg van fraude of onregelmatigheden onzeker zijn geworden, van meer nabij te volgen.

    ê 1150/2000 overweging 12

    (9) Het is belangrijk een verjaringstermijn in de betrekkingen tussen de lidstaten en de Commissie vast te stellen, met dien verstande dat de nieuwe vaststellingen van de lidstaten betreffende hun belastingschuldigen uit hoofde van vorige boekjaren moeten worden beschouwd als vaststellingen van het lopende boekjaar.

    ê 1150/2000 overweging 13 (aangepast)

    ð nieuw

    (10) Wat de in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 94/728/EG, Euratom bedoelde eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde betreft, hierna "BTW-middelen" genoemd ð Om ervoor te zorgen dat de begroting van de Unie onder alle omstandigheden wordt gefinancierd ï , dient ð ten aanzien van de overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen[13] vastgestelde bni-middelen ï te worden bepaald ð volgens welke procedure ï dat de lidstaten de in de begroting geraamde eigen middelen in de vorm van vaste maandelijkse twaalfden ter beschikking van de Gemeenschap Ö Unie Õ stellen, om de aldus ter beschikking gestelde bedragen later te regulariseren aan de hand van de werkelijke grondslag van de BTW-middelen ð relevante wijzigingen van het bni zodra deze bekend zijn.ï

    ò nieuw

    (11) Er dient te worden verduidelijkt welke gevolgen wijzigingen van het bni die na afloop van het begrotingsjaar worden vastgesteld, hebben voor de financiering van de brutoverminderingen.

    ê 1150/2000 overweging 14 (aangepast)

    Deze procedure is eveneens van toepassing op de aanvullende middelen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onder d), van voornoemd besluit, hierna „aanvullende middelen” genoemd, vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de harmonisatie van de opstelling van het bruto nationaal product tegen marktprijzen[14].

    ê 1150/2000 overweging 15 (aangepast)

    (12) De eigen middelen moeten ter beschikking worden gesteld in de vorm van een boeking van de verschuldigde bedragen op het credit van een rekening die daartoe op naam van de Commissie is geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aanwijst. De Gemeenschap, Ö Unie Õ dient, teneinde het geldverkeer te beperken tot hetgeen nodig is voor de uitvoering van de begroting, van de genoemde rekeningen, slechts de sommen op te nemen die nodig zijn ter dekking van de kasbehoeften van de Commissie.

    ê 1150/2000 overweging 16

    (13) De betaling van de steun die voortvloeit uit de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1251/19991765/92 van de Raad van 17 mei 199930 juni 1992 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen[15] geschiedt voornamelijk in de eerste maanden van het begrotingsjaar en de Commissie dient voor deze betalingen over adequate kasmiddelen te beschikken.

    ê 1150/2000 overweging 17

    ð nieuw

    (14) Beschikking 94/729/EG van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende de begrotingsdiscipline[16] voorziet in de opneming in de algemene begroting van de Europese Unie ð In overeenstemming met het beginsel ï van een reserve met betrekking tot leningen en garanties van leningen van de Gemeenschap aan en in derde landen en van een reserve voor noodhulp. Met het oog op de boeking van de met deze reserves overeenstemmende ð goed financieel beheer dient ervoor te worden gezorgd dat de kosten van de inning van de over de te laat ter beschikking gestelde ï eigen middelen ð verschuldigde rente niet hoger zijn dan deze verschuldigde rente zelf ï dienen bepalingen te worden vastgesteld.

    ê 1150/2000 overweging 18 (aangepast)

    Om de financiering van de communautaire begroting in alle omstandigheden te waarborgen, dient te worden bepaald op welke wijze de op het bruto nationaal product gebaseerde bijdragen, hierna „BNP-bijdragen” genoemd, zoals bedoeld in artikel 2, lid 7, van Besluit 88/376/EEG, Euratom, ter beschikking worden gesteld.

    ê 1150/2000 overweging 19 (aangepast)

    Het naar het volgende begrotingsjaar over te dragen saldo van een begrotingsjaar dient te worden bepaald.

    ò nieuw

    (15) De melding van gevallen van oninbaar verklaarde of geachte vastgestelde rechten dient te worden geharmoniseerd.

    ê 1150/2000 overweging 20

    De lidstaten dienen de nodige verificaties en onderzoeken met betrekking tot de vaststelling en de terbeschikkingstelling van de eigen middelen te verrichten. De Commissie dient haar bevoegdheden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening uit te oefenen. De bevoegdheden van de Commissie inzake de controle van de aanvullende middelen moeten worden gepreciseerd.

    ê 1150/2000 overweging 21

    (16) Een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie kan de juiste toepassing van de financiële voorschriften betreffende de eigen middelen in de hand werken.,

    ò nieuw

    (17) Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[17].

    (18) De uitvoeringshandelingen met de regels voor de maandoverzichten van de boekhouding van de traditionele eigen middelen en de kwartaaloverzicht van de specifieke boekhouding, alsmede voor de oninbare bedragen van meer dan 50 000 EUR dienen volgens de raadgevingsprocedure te worden vastgesteld, gezien de technische aard van deze handelingen, die nodig zijn voor de verslaglegging.

    (19) Met het oog op de samenhang, de continuïteit en de rechtszekerheid moeten bepalingen worden vastgesteld voor de overgang van het systeem op basis van Besluit (EG, Euratom) 2007/436 van de Raad[18] naar dat op basis van Besluit […/…]. Daarom dient Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 na de afschaffing van de btw-middelen van toepassing te blijven op de procedures voor de terbeschikkingstelling en de aanpassing van de ontvangsten die voortvloeien uit de toepassing van een afdrachtpercentage op de btw-grondslag, al naargelang het jaar, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden voor de jaren tot 2012.

    ò nieuw

    (20) Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 dient te worden ingetrokken.

    ò nieuw

    (21) Ter wille van de samenhang dient deze verordening op dezelfde dag van toepassing te worden als Besluit […/…].

    ê 1150/2000

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    TITEL hoofdstuk I

    Algemene bepalingen

    ê 105/2009 Art. 1.2 (aangepast)

    Artikel 1

    Ö Onderwerp Õ

    De bij Besluit 2007/436/EG, Euratom[19] vastgestelde eigen middelen van de Gemeenschappen, hierna „eigen middelen” genoemd, worden ter beschikking van de Commissie gesteld en gecontroleerd op de in deze verordening vastgestelde wijze, onverminderd Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89[20], Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003[21] en Richtlijn 89/130/EEG, Euratom[22].

    ò nieuw

    Deze verordening bevat regels voor de terbeschikkingstelling van de in artikel 2, lid 1, onder a) en d), van Besluit […/…] bedoelde eigen middelen van de Unie aan de Commissie.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    è1 105/2009 Art. 1.3

    Artikel 2

    Ö Tijdstip van de vaststelling van de traditionele eigen middelen Õ

    1. Voor de toepassing van deze verordening geldt een recht van de Ö Unie Õ Gemeenschappen op de in è1 artikel 2, lid 1, onder a), van Besluit 2007/436/EG, Euratom ç [.../...] genoemde Ö traditionele Õ eigen middelen als vastgesteld, zodra is voldaan aan de voorwaarden van de douanevoorschriften voor wat betreft de boeking van het bedrag van het recht en de kennisgeving daarvan aan de belastingschuldige.

    2. Het voor de in lid 1 bedoelde vaststelling in aanmerking te nemen tijdstip is het tijdstip van de boeking, bedoeld in de douanevoorschriften.

    Met betrekking tot de in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker bepaalde heffingen, bijdragen en andere rechten is het voor de in lid 1 bedoelde vaststelling in aanmerking te nemen tijdstip het tijdstip van de in de regeling voor de sector suiker voorgeschreven mededeling.

    Wanneer deze mededeling niet uitdrukkelijk is voorzien, geldt het tijdstip van de vaststelling door de lidstaten van de door de belastingschuldigen verschuldigde bedragen, in voorkomend geval, als voorschot of vereffening.

    3. In geval van een geschil worden de bevoegde overheidsorganen geacht het bedrag van het verschuldigde recht uiterlijk wanneer de eerste administratieve beslissing wordt genomen waarbij de schuld aan de belastingschuldige wordt meegedeeld, of wanneer het geschil bij de rechter aanhangig wordt gemaakt, indien zulks eerder plaatsvindt, met het oog op de in lid 1 bedoelde vaststelling te kunnen berekenen.

    Het voor de in lid 1 bedoelde vaststelling in aanmerking te nemen tijdstip is het tijdstip van de beslissing of dat van de berekening die moet worden gemaakt nadat het geschil overeenkomstig de eerste alinea aanhangig is gemaakt.

    4. Lid 1 is van toepassing wanneer de kennisgeving moet worden gecorrigeerd.

    Artikel 3

    Ö Bewaring van bewijsstukken Õ

    De lidstaten nemen alle dienstige maatregelen teneinde te verzekeren dat de bewijsstukken betreffende de vaststelling en de terbeschikkingstelling van de eigen middelen gedurende ten minste drie kalenderjaren, te rekenen vanaf het einde van het jaar waarop zij betrekking hebben, worden bewaard.

    ê 105/2009 Art. 1.4

    De bewijsstukken die betrekking hebben op de in artikel 3 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 bedoelde methoden en statistische grondslagen, moeten door de lidstaten worden bewaard tot en met 30 september van het vierde jaar volgende op het betrokken begrotingsjaar. De bewijsstukken die betrekking hebben op de grondslag van de btw-middelen moeten gedurende dezelfde periode worden bewaard.

    ê 1150/2000

    Indien bij een overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van deze artikel 5 van Vverordening (EU) nr. […/…] of artikel 11 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 verricht onderzoek van de in de eerste en tweede alinea bedoelde bewijsstukken een rectificatie noodzakelijk mocht blijken, worden deze bewijsstukken zolang na het verstrijken van de in de eerste alinea genoemde termijn bewaard als nodig is voor het aanbrengen van de rectificatie en voor de controle daarop.

    ò nieuw

    Indien een geschil tussen een lidstaat en de Commissie over de verplichting om een bepaald bedrag aan eigen middelen ter beschikking te stellen in onderling overleg of door een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt beslecht, dient de lidstaat de bewijsstukken die nodig zijn voor de financiële follow-up binnen twee maanden nadat het geschil is beslecht, in bij de Commissie.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    Artikel 4

    Ö Administratieve samenwerking Õ

    1. Elke lidstaat doet de Commissie mededeling van Ö het volgende Õ :

                  a) de naam van de diensten of instellingen die verantwoordelijk zijn voor de vaststelling, de inning, de terbeschikkingstelling en de controle van de eigen middelen, alsmede de belangrijkste bepalingen met betrekking tot de rol en het functioneren van deze diensten en instellingen;

                  b) de wettelijke, bestuursrechtelijke en comptabiliteitsbepalingen van algemene aard betreffende de vaststelling, de inning, de terbeschikkingstelling en de controle van de eigen middelen;

                  c) de exacte benaming van alle administratieve en boekhoudkundige staten waarin de vastgestelde rechten zoals nader omschreven in artikel 2 worden geregistreerd, met name de staten die worden gebruikt bij de boekingen als bedoeld in artikel 56.

    Elke wijziging van deze namen of bepalingen wordt onverwijld aan de Commissie meegedeeld.

    2. De commissie deelt Ö op verzoek van een lidstaat Õ de in lid 1 bedoelde gegevens op hun verzoek Ö mee Õ aan de Ö alle Õ andere lidstaten mede.

    ê 105/2009 Art. 1.5 (aangepast)

    Artikel 5

    Het in artikel 2, lid 1, onder c), van Besluit 2007/436/EG, Euratom, bedoelde percentage dat in het kader van de begrotingsprocedure wordt vastgesteld, wordt op basis van de som van het geraamde bruto nationale inkomen (hierna „bni” genoemd) van de lidstaten zodanig berekend, dat het gedeelte van de begroting dat niet wordt gefinancierd met de in artikel 2, lid 1, onder a) en b), van Besluit 2007/436/EG, Euratom, bedoelde ontvangsten, met financiële bijdragen ten behoeve van de aanvullende programma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling, en met overige ontvangsten, er volledig door wordt gedekt.

    Dit percentage wordt in de begroting uitgedrukt door een getal dat zoveel decimalen bevat als nodig is om de middelen op bni-basis integraal over de lidstaten te kunnen verdelen.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    TITEL Hoofdstuk II

    Boekhouding van de eigen middelen

    Artikel 56

    Ö Boeking en verslaglegging Õ

    1. Bij de schatkist van iedere lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aanwijst, wordt een boekhouding van de eigen middelen gevoerd, gespecificeerd naar de aard van de middelen.

    2. Ten behoeve van de boekhouding van de eigen middelen eindigt de boekmaand niet eerder dan om 13.00 uur op de laatste werkdag van de maand van de vaststelling.

    3. a) De overeenkomstig artikel 2 vastgestelde rechten worden, onder voorbehoud van het bepaalde inonder b) de tweede alinea van dit lid, uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e negentiende dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de vaststelling heeft plaatsgehad, in de boekhouding opgenomen.

                  b) Vastgestelde rechten die niet in de in de eerste alinea onder a) bedoelde boekhouding zijn opgenomen omdat zij nog niet zijn geïnd en geen zekerheid is gesteld, worden binnen de in de eerste alinea onder a) vastgestelde termijn in een specifieke boekhouding opgenomen. De lidstaten kunnen de vastgestelde rechten waarvoor een zekerheid is gesteld, echter eveneens in een specifieke boekhouding opnemen indien deze rechten worden betwist, waardoor de waarde ervan wijzigingen kan ondergaan als de uitslag van de geschillen bekend is.

    ê 105/2009 Art. 1.6 (aangepast)

    ð nieuw

                  c) De btw-middelen en de aanvullende ð bni- ï middelen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden en de aan Nederland en Zweden ð Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk ï toegestane brutovermindering, worden evenwel in de in de eerste alinea onder a) genoemde boekhouding opgenomen:

    (a) op de eerste werkdag van elke maand, ten belope van één twaalfde zoals in artikel 910, lid 3, aangegeven;

    (b) jaarlijks, voor wat betreft de in artikel 9, lid10, leden 4 en 6, bedoelde saldi en de in artikel 9, lid10, leden 5 en 7, bedoelde aanpassingen, met uitzondering van de in artikel 10, lid 5, eerste streepje, bedoelde bijzondere aanpassingen, die op de eerste werkdag van de maand na die waarin tussen de betrokken lidstaat en de Commissie overeenstemming is bereikt in de boekhouding worden opgenomen.

    ê 1150/2000 (aangepast)

                  d) De vastgestelde rechten betreffende de in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker bepaalde heffingen, bijdragen en andere rechten worden in de in de eerste alinea onder a) bedoelde boekhouding opgenomen. Indien deze rechten vervolgens niet binnen de gestelde termijnen zijn geïnd, kunnen de lidstaten de opneming corrigeren en bij wijze van uitzondering de rechten opnemen in de specifieke boekhouding.

    4. Elke lidstaat zendt de Commissie binnen de in lid 3 gestelde termijn Ö het volgende Õ toe:

                a) een maandoverzicht van zijn boekhouding betreffende de in de eerste alinea van lid 3, onder a), bedoelde rechten;.

                  De betrokken lidstaten doen de betrokken maandoverzichten vergezeld gaan van de gegevens of overzichten betreffende de op grond van bepalingen betreffende de grondgebieden met een bijzondere status op de eigen middelen in mindering gebrachte bedragen;

                  b) een kwartaaloverzicht van de in de tweede alinea van lid 3, onder b), bedoelde specifieke boekhouding.

                  De betrokken lidstaten doen de betrokken maandoverzichten vergezeld gaan van de gegevens of overzichten betreffende de op grond van bepalingen betreffende de grondgebieden met een bijzondere status op de eigen middelen in mindering gebrachte bedragen.

    ê 2028/2004 Art. 1.2(b)

                  De lidstaten doen het laatste kwartaaloverzicht van elk begrotingsjaar vergezeld gaan van een raming van het totaalbedrag van de rechten die op 31 december van het betrokken begrotingsjaar in de specifieke boekhouding zijn opgenomen en waarvan de inning onzeker is.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    ð nieuw

    De ð Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met nadere ï voorschriften betreffende de in dit lid bedoelde maand- en kwartaaloverzichten., alsmede de naar behoren gemotiveerde wijzigingen ervan, ð Deze uitvoeringshandelingen ï worden door de Commissie vastgesteld ð volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure ï na raadpleging van het in artikel 20 bedoelde comité. In voorkomend geval worden passende termijnen voor de toepassing ervan vastgesteld.

    5. Elke lidstaat zendt de Commissie in de periode van twee maanden die volgt op het einde van elk kwartaal een beschrijving toe van reeds ontdekte fraudegevallen en onregelmatigheden waarmee rechten ten bedragen van meer dan 10000 EUR zijn gemoeid.

    Daarbij verstrekt elke lidstaat voorzover mogelijk de volgende gegevens:

    – de aard van de fraude en/of onregelmatigheid (omschrijving, betrokken douaneregeling);

    – het bedrag of de veronderstelde orde van grootte van de gederfde eigen middelen;

    – de betrokken goederen (tariefpost, oorsprong, herkomst);

    – de beknopte beschrijving van het fraudemechanisme;

    – de aard van de controle waardoor de fraude of onregelmatigheid werd ontdekt;

    – de nationale diensten of organen die de fraude of onregelmatigheid hebben geconstateerd;

    – het stadium van de procedure, inclusief het inningsstadium, onder vermelding van de vaststelling indien deze reeds heeft plaatsgevonden;

    – de vermelding van de eventuele kennisgeving van het geval uit hoofde van Verordening (EG) nr. 515/97[23];

    – in voorkomend geval, de betrokken lidstaten;

    – de ter voorkoming van een herhaling van het reeds ontdekte fraudegeval of de ontdekte onregelmatigheid getroffen of in overweging genomen maatregelen.

    Elke lidstaat voegt bij het in de eerste alinea bedoelde kwartaaloverzicht de stand van zaken met betrekking tot de reeds aan de Commissie medegedeelde fraudegevallen en onregelmatigheden waarvoor niet eerder is aangegeven dat de betrokken rechten zijn geïnd, vervallen of niet zijn geïnd.

    Met het oog daarop verstrekt elke lidstaat voor elk van de in de eerste alinea bedoelde gevallen de volgende gegevens:

    – de verwijzing naar de oorspronkelijke mededeling,

    – het saldo dat in het vorige kwartaal nog moest worden geïnd,

    – het tijdstip van de vaststelling,

    – het tijdstip van opneming in de in lid 3, onder b), bedoelde specifieke boekhouding,

    – de tijdens het betrokken kwartaal geïnde bedragen,

    – rectificaties van de grondslag (rectificaties/annuleringen) tijdens het betrokken kwartaal,

    – de geschrapte bedragen,

    – het stadium van de administratieve of gerechtelijke procedure,

    – het aan het eind van het betrokken kwartaal nog te innen saldo.

    De nadere voorschriften betreffende de bovenbedoelde overzichten, alsmede de naar behoren gemotiveerde wijzigingen ervan, worden door de Commissie vastgesteld na raadpleging van het in artikel 20 bedoelde comité. In voorkomend geval worden passende termijnen voor de toepassing ervan vastgesteld.

    ê 2028/2004 Art. 1.3 (aangepast)

    Artikel 67

    Ö Boekhoudkundige correcties Õ

    Na 31 december van het derde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar wordt het totaalbedrag dat is opgenomen in de in artikel 56, lid 4, eerste alinea onder a), bedoelde maandoverzichten met betrekking tot dit begrotingsjaar niet meer gecorrigeerd, behoudens op punten waarvan vóór het verstrijken van deze termijn door de Commissie of de betrokken lidstaat kennis werd gegeven.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    Artikel 78

    Ö Correctie van vastgestelde rechten Õ

    Het totaalbedrag van de vastgestelde rechten, wordt krachtens de in artikel 2, lid 4, bedoelde correcties verhoogd of verlaagd. Deze correcties worden naar gelang van de datum waarop zij zijn aangebracht in de in artikel 6, lid 3, onder a) en b), genoemde Ö artikel 5, lid 3, eerste en tweede alinea, bedoelde Õ boekhoudingen, alsmede in de in artikel 56, lid 4, genoemde Ö bedoelde Õ overzichten opgenomen.

    Zij vormen het voorwerp van een bijzondere vermelding wanneer zij betrekking hebben op fraudes en onregelmatigheden waarvan de Commissie reeds in kennis is gesteld.

    TITEL Hoofdstuk III

    Terbeschikkingstelling van de eigen middelen

    Artikel 89

    Ö Schatkist en boekingsregels Õ

    1. Op de in artikel 910 aangegeven wijze boekt iedere lidstaat de eigen middelen op het credit van de rekening welke daartoe op naam van de Commissie bij zijn schatkist of bij het orgaan dat de lidstaat aanwijst, is geopend.

    Deze rekening wordt Ö in nationale valuta en Õ zonder kosten bijgehouden.

    ê 105/2009 Art. 1.7

    1 bis.2. De lidstaten of de door hen aangewezen organen verstrekken de Commissie, langs elektronische weg:

                  a) op de werkdag waarop de eigen middelen op de rekening van de Commissie worden geboekt, een rekeningafschrift of een creditbericht waaruit blijkt dat de eigen middelen zijn geboekt;

                  b) onverminderd punt a), uiterlijk op de tweede werkdag na de creditering van de rekening, een rekeningafschrift waaruit blijkt dat de eigen middelen zijn geboekt.

    ê 2028/2004 Art. 1.4(b) (aangepast)

    2.3. De geboekte bedragen worden overeenkomstig het Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad[24] (hierna "Financieel Reglement" genoemd),[25] van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en de uitvoeringsvoorschriften ervan, Ö en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie[26] Õ in euro in de boekhouding opgenomen.

    ê 105/2009 Art. 1.8 (aangepast)

    ð nieuw

    Artikel 910

    Ö Vaststelling van bedragen, tijdstip van terbeschikkingstelling, aanpassingen Õ

    1. Na aftrek van de inningskosten krachtens artikel 2, lid 3, en artikel 10, lid 3, van Besluit [.../...]2007/436/EG, Euratom, geschiedt de boeking van de Ö traditionele Õ eigen middelen, bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a), van dat besluit, uiterlijk op de eerste werkdag na de negentiende19e dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht overeenkomstig artikel 2 van deze verordening is vastgesteld.

    Voor de volgens artikel 56, lid 3, tweede alineaonder b), van deze verordening in een specifieke boekhouding opgenomen rechten moet de boeking echter uiterlijk geschieden op de eerste werkdag na de negentiende19e dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de rechten zijn geïnd.

    2. Zo nodig kan de Commissie de lidstaten verzoeken de boeking van andere middelen dan de btw ð bni ï -middelen en de aanvullende middelen met een maand te vervroegen op basis van de gegevens waarover zij op de 15e van die maand beschikken.

    Elke vervroegde boeking wordt in de maand volgende op de in lid 1 genoemde boeking geregulariseerd. Dit geschiedt in de vorm van een negatieve boeking voor eenzelfde bedrag als dat van de vervroegde boeking.

    3. De btw ð bni ï -middelen en de aanvullende middelen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden en de aan Nederland en Zweden ð Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk ï toegestane brutovermindering, worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt voor één twaalfde van de uit dien hoofde uit de begroting voortvloeiende bedragen, omgerekend in nationale valuta’s tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C.

    Voor de specifieke behoeften van de betaling van de uitgaven van het ELGF, Ö Europees Landbouwgarantiefonds Õ kunnen de lidstaten, uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers 73/2009 [27]en afhankelijk van de kassituatie van de Gemeenschap Ö Unie Õ , kunnen de lidstaten door de Commissie worden verzocht de boeking van één twaalfde of van een deel van één twaalfde van de in de begroting uit hoofde van de btw ð bni ï -middelen en/of de aanvullende middelen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden en de aan Nederland en Zweden ð Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk ï toegestane brutovermindering, opgenomen bedragen, in de loop van het eerste kwartaal van een begrotingsjaar met één of twee maanden te vervroegen.

    Na het eerste kwartaal mag de gevraagde maandelijkse boeking niet meer zijn dan één twaalfde van de bni-middelen btw- en intimideren, steeds binnen de grenzen van de uit dien hoofde in de begroting opgenomen bedragen.

    De Commissie stelt de lidstaten vooraf, uiterlijk twee weken vóór de gevraagde boeking, hiervan in kennis.

    Het in de achtste alinea bepaalde betreffende de boeking in de maand januari van elk begrotingsjaar en de bepalingen van de negende alinea die van toepassing zijn wanneer de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn van toepassing op de vervroegde boekingen.

    Iedere wijziging van het uniforme percentage voor de btw ð bni- ï middelen, van het percentage voor de aanvullende middelen, van de in de artikelen 4 en 5 van Besluit 2007/436/EG, Euratom, bedoelde aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden en de financiering daarvan, en van de financiering van de aan Nederland en Zweden ð Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk ï toegestane brutovermindering wordt gerechtvaardigd door de definitieve vaststelling van een gewijzigde begroting; de sedert het begin van het begrotingsjaar geboekte twaalfden worden dienovereenkomstig aangepast.

    Deze aanpassingen geschieden bij de eerste boeking na de definitieve vaststelling van de gewijzigde of aanvullende begroting, indien deze vaststelling vóór de 16e van de maand plaatsvindt, en anders bij de tweede boeking na de voornoemde definitieve vaststelling. In afwijking van artikel 8 van het Financieel Reglement worden deze aanpassingen in de rekening van het begrotingsjaar van de hier bedoelde gewijzigde begroting verantwoord.

    De twaalfden betreffende de boeking van de maand januari van elk begrotingsjaar worden berekend op basis van de in de ontwerp-begroting, zoals bedoeld in artikel 314, lid 2272, lid 3, van het EG-Verdrag en artikel 177, lid 3, van het EGAVerdrag, opgenomen bedragen, en in nationale valuta’s omgerekend tegen de wisselkoersen van de eerste noteringsdag na 15 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar; deze bedragen worden bij de boeking van de volgende maand geregulariseerd.

    Wanneer de begroting ð uiterlijk twee weken ï vóór het begin Ö de boeking voor januari Õ van het Ö volgende Õ begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, boeken de lidstaten op de eerste werkdag van elke maand, met inbegrip van de maand januari, één twaalfde van de in de laatste definitief vastgestelde begroting opgenomen btw ð bni ï -middelen en de aanvullende middelen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden en van de aan Nederland en Zweden ð Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk ï toegestane brutovermindering; de regularisatie geschiedt dan op de eerste vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting, indien deze vóór de 16e van de maand plaatsvindt, en anders op de tweede vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting.

    4. Aan de hand van het in artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 bedoelde jaaroverzicht betreffende de grondslag van de btw-middelen wordt iedere lidstaat gedebiteerd voor het bedrag dat uit de in dit overzicht opgenomen gegevens voortvloeit bij toepassing van het voor het voorafgaande begrotingsjaar bepaalde uniforme percentage, en gecrediteerd voor de twaalf boekingen die in de loop van dat begrotingsjaar zijn verricht. De grondslag van de btw-middelen van een lidstaat waarop het voornoemde percentage wordt toegepast, mag echter niet meer bedragen dan het bij artikel 2, lid 1, onder b), van Besluit 2007/436/EG, Euratom, vastgestelde percentage van het bni van die lidstaat zoals bedoeld in lid 7, eerste zin, van dat artikel. De Commissie bepaalt het saldo en deelt het tijdig aan de lidstaten mede, zodat deze het op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, genoemde rekening kunnen boeken.

    5. Eventuele rectificaties van de grondslag van de btw-middelen in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 geven, voor iedere betrokken lidstaat waarvan de grondslag, rekening gehouden met die rectificaties, niet meer dan de percentages bepaald in artikel 2, lid 1, onder b), en artikel 10, lid 2, van Besluit 2007/436/EG, Euratom, bedraagt, aanleiding tot een aanpassing van het overeenkomstig lid 4 van het onderhavige artikel bepaalde saldo zoals hierna aangegeven:

    – tot en met 31 juli aangebrachte rectificaties in de zin van artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 geven aanleiding tot een globale aanpassing, welke op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, van de onderhavige verordening genoemde rekening dient te worden geboekt. In overeenstemming tussen de betrokken lidstaat en de Commissie kan evenwel vóór voornoemde datum een bijzondere aanpassing worden geboekt;

    – wanneer door de Commissie voor het rectificeren van de grondslag getroffen maatregelen in de zin van artikel 9, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 tot een aanpassing van de boekingen op de in artikel 9, lid 1, van de onderhavige verordening genoemde rekening leiden, vindt deze aanpassing plaats op de vervaldag welke de Commissie in het kader van de toepassing van die maatregelen heeft vastgesteld.

    Wijzigingen van het bni zoals bedoeld in lid 7 van dit artikel geven ook aanleiding tot een aanpassing van het saldo van iedere lidstaat waarvan de grondslag, rekening gehouden met rectificaties, op de percentages bepaald in artikel 2, lid 1, onder b), en artikel 10, lid 2, van Besluit 2007/436/EG, Euratom, wordt afgetopt.

    De Commissie deelt de aanpassingen tijdig aan de lidstaten mee, zodat zij deze op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 9, lid 1, van deze verordening genoemde rekening kunnen boeken.

    In overeenstemming tussen de betrokken lidstaten en de Commissie kan evenwel op elk gewenst moment een bijzondere aanpassing worden geboekt.

    6. 4. Aan de hand van de op grond van artikel 2, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 door de lidstaten verstrekte cijfers betreffende de bni/mp-grootheid en de elementen daarvan voor het voorgaande begrotingsjaar, wordt iedere lidstaat gedebiteerd voor het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van het voor het voorafgaande begrotingsjaar bepaalde percentage op het bni, en gecrediteerd voor de boekingen die in de loop van dat begrotingsjaar zijn verricht. De Commissie bepaalt het saldo en deelt het tijdig aan de lidstaten mede, zodat deze het op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 89, lid 1, genoemde rekening kunnen boeken.

    7.5. Eventuele wijzigingen die krachtens artikel 2, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 en behoudens artikel 5 van die verordening in het bni van de voorafgaande begrotingsjaren worden aangebracht, geven voor iedere betrokken lidstaat aanleiding tot een aanpassing van het overeenkomstig lid 46 van dit artikel bepaalde saldo. Deze aanpassing komt tot stand onder de voorwaarden als bedoeld in lid 5, eerste alinea, van dit artikel. De Commissie deelt de aanpassingen van de saldi aan de lidstaten mee, zodat zij deze op de eerste werkdag van de maand december van hetzelfde jaar op de in artikel 89, lid 1, genoemde rekening kunnen boeken. Na 30 september van het vierde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden eventuele wijzigingen van het bni niet meer in aanmerking genomen, behalve op vóór het verstrijken van deze termijn hetzij door de Commissie, hetzij door de lidstaat ter kennis gebrachte punten.

    8.6. De in de leden 4 tot en 5met 7 genoemde verrichtingen vormen wijzigingen van de ontvangsten van het begrotingsjaar waarin zij plaatsvinden.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    Het bedrag van de ontvangsten dat in de begroting van het lopende jaar is vermeld, kan bij een gewijzigde begroting worden verhoogd of verlaagd met de bedragen die uit deze verrichtingen voortvloeien Ö , overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. […/…] Õ .

    ê 105/2009 Art. 1.8 (aangepast)

    ð nieuw

    7. 9. De aan Nederland en Zweden toegestane brutovermindering wordt door alle lidstaten gefinancierd. De financiering van deze ð aan Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk toegestane ï brutovermindering wordt ð na afloop van het begrotingsjaar ï later niet ð meer ï bijgesteld, ook al zouden het aangehouden de bni Ö -gegevens overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 Õ later worden gewijzigd.

    10. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van Besluit 2007/436/EG, Euratom, wordt voor de toepassing van dit besluit onder „bni” verstaan: bni voor het betrokken jaar tegen marktprijzen, zoals gedefinieerd in Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003, behalve voor de jaren voorafgaand aan 2002; voor die jaren blijft het bnp tegen marktprijzen als gedefinieerd in Richtlijn 89/130/EEG, Euratom, de basis voor de berekening van de bijkomende middelen.

    ê 2028/2004 Art. 1.6 (aangepast)

    è1 105/2009 Art. 1.9

    Artikel 10 bis

    Ö Opt-out-aanpassing Õ

    1. Wanneer een lidstaat overeenkomstig het Verdrag van Amsterdam en de daaraan gehechte Protocollen 214 en 225 niet deelneemt aan de financiering van een specifieke actie of een beleidsmaatregel van de Unie, heeft hij recht op een volgens lid 2 Ö van dit artikel Õ berekende aanpassing van de door hem afgedragen eigen middelen voor elk jaar van niet-deelname. Deze aanpassing heeft een eenmalig en definitief karakter, ongeacht eventuele latere wijzigingen van het aangehouden BNI .

    2. De Commissie berekent de aanpassing tijdens het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar op het moment waarop zij de in artikel 910 van deze verordening bedoelde è1 bni ç -saldi vaststelt.

    De berekening vindt plaats op basis van de volgende gegevens van het betrokken begrotingsjaar:

    (c) de è1 bni ç -grootheid tegen marktprijzen en de elementen daarvan;

    (d) de uitvoering van de begroting voor wat betreft de beleidsuitgaven voor de betrokken actie of beleidsmaatregel.

    Voor de berekening van de aanpassing wordt het totaalbedrag van de betrokken uitgaven, exclusief die welke door de deelnemende derde landen worden gefinancierd, vermenigvuldigd met het aandeel van het è1 bni ç van de lidstaat die recht heeft op de aanpassing in het è1 bni ç van alle lidstaten. De aanpassing wordt gefinancierd door de deelnemende lidstaten. Om het aandeel van elke lidstaat in de financiering te bepalen, wordt het è1 bni ç van de betrokken lidstaat gedeeld door het è1 bni ç van alle deelnemende lidstaten. Voor de berekening van de aanpassing geschiedt de omrekening tussen nationale valuta en euro tegen de wisselkoers van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar.

    Deze aanpassing zal later niet worden bijgesteld, ook al zou het aangehouden BNI later worden gewijzigd. Ö De Õ aanpassing heeft Ö voor elk jaar Õ een eenmalig en definitief karakter, ongeacht eventuele latere wijzigingen van het aangehouden bniBNI.

    3. De Commissie deelt het bedrag van de aanpassing tijdig aan de lidstaten mede, zodat deze het op de eerste werkdag van de maand december op de in artikel 89, lid 1, bedoelde rekening kunnen boeken.

    ê 2028/2004 Art. 1.7 (aangepast)

    è1 2028/2004 Art. 1.7 gewijzigd bij rectificatie, PB L 105, 13.4.2006, p. 64

    ð nieuw

    Artikel 11

    Ö Achterstandsrente Õ

    1. Elke te late boeking op de in artikellid 89, lid 1, bedoelde rekening verplicht de betrokken lidstaat tot het betalen van achterstandsrente.

    ð Indien het rentebedrag lager is dan 500 EUR wordt echter niet tot inning overgegaan. ï

    2. Voor de lidstaten van de Economische en Monetaire Unie is de rentevoet gelijk aan de è1 door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet ç van de eerste dag van de maand van de vervaldag, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C, vermeerderd met twee punten.

    Deze rente wordt met 0,25 procentpunt per maand vertraging verhoogd. De verhoogde rente en geldt voor de gehele periode van de vertraging.

    3. Voor de lidstaten die niet aan de Economische en Monetaire Unie deelnemen, is de rentevoet gelijk aan de rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand door de respectieve centrale banken op hun basisherfinancieringstransacties wordt toegepast, vermeerderd met twee procentpunten, of, voor de lidstaten waarvoor de rentevoet van de Centrale Bank niet beschikbaar is, de meest equivalente rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand op de geldmarkt van de lidstaat wordt toegepast, vermeerderd met twee procentpunten. Deze rente wordt met 0,25 procentpunt per maand vertraging verhoogd. De verhoogde rente en geldt voor de gehele periode van de vertraging.

    ê 105/2009 Art. 1.10 (aangepast)

    4. Met betrekking tot de in lid 1 bedoelde betaling van achterstandsrente is artikel 89, leden 21 bis en 32, van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 12

    Ö Oninbare bedragen Õ

    ê 1150/2000

    1.         De lidstaten zijn verplicht alle nodige maatregelen te treffen opdat de bedragen van de overeenkomstig artikel 2 vastgestelde rechten ter beschikking van de Commissie worden gesteld op de in deze verordening vastgestelde wijze.

    ê 2028/2004 Art. 1.13(a) (aangepast)

    2.         De lidstaten behoeven de bedragen van de Ö overeenkomstig artikel 2 Õ vastgestelde rechten niet ter beschikking van de Commissie te stellen als zij Ö om een van de onderstaande redenen Õ niet kunnen worden geïnd:

    a)         hetzij door overmacht, of

    b)         hetzij om andere redenen die niet aan hen te wijten zijn.

    De bedragen van de vastgestelde rechten worden oninbaar verklaard bij een besluit van de bevoegde administratieve autoriteit.

    De bedragen van de vastgestelde rechten worden geacht oninbaar te zijn uiterlijk na een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum waarop het bedrag overeenkomstig artikel 2 is vastgesteld of, in geval van een administratief of gerechtelijk beroep, de vaststelling, kennisgeving of bekendmaking van het definitieve besluit heeft plaatsgevonden.

    In geval van betaling in termijnen gaat de periode van ten hoogste vijf jaar in na de laatste betaling die is verricht, voorzover de schuld hiermee niet is voldaan.

    De oninbaar verklaarde of geachte bedragen worden definitief afgeboekt uit de in artikel 56, lid 3, tweede alinea onder b), bedoelde specifieke boekhouding. Zij worden opgenomen in een bijlage bij het in artikel 5, lid 4, tweede alinea onder b), van hetzelfde artikel bedoelde kwartaaloverzicht en, eventueel, in het in lid 5 van dit artikel Ö 4 van Verordening (EU) nr. […/…] Õ bedoelde kwartaaloverzicht.

    ê 2028/2004 Art. 1.13 (b) (aangepast)

    3.         Binnen drie maanden na het in lid 2 Ö van dit artikel Õ genoemde administratieve besluit of de in hetzelfde lid bedoelde vervaldag Ö dienen Õ delen de lidstaten Ö bij Õ de Commissie Ö een verslag in met Õ de gegevens mede betreffende de gevallen van toepassing van het genoemde lid 2, voorzover het bedrag van de vastgestelde rechten meer bedraagt dan 50 000 EUR.

    Die termijn kan door de lidstaten met maximaal drie jaar worden verlengd voor vastgestelde rechten die vóór 1 juli 2006 oninbaar zijn verklaard of geacht.

    Ö Dit verslag Õ Deze mededeling, gedaan op een model dat door de Commissie wordt vastgesteld na raadpleging van het in artikel 20 bedoelde comité, moet de Commissie in staat stellen de in lid 2, onder a) en b), Ö van dit artikel Õ bedoelde redenen te beoordelen waarom de betrokken lidstaat het betrokken bedrag niet ter beschikking heeft kunnen stellen, alsmede de maatregelen die hij heeft genomen om de invordering te bewerkstelligen.

    ò nieuw

    Dit verslag heeft betrekking op alle rechten die als gevolg van dezelfde omstandigheden zijn vastgesteld en dus deel uitmaken van hetzelfde geval, ongeacht het afzonderlijke bedrag, wanneer het totale bedrag van deze oninbaar verklaarde of geachte rechten meer bedraagt dan 50 000 EUR.

    Het verslag wordt opgesteld volgens een door de Commissie vastgesteld model. De Commissie stelt hiertoe uitvoeringshandelingen vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    ê 2028/2004 Art. 1.13 (b) (aangepast)

    4.         De Commissie zendt binnen zes maanden na de ontvangst van de Ö het Õ in lid 3 bedoelde mededeling Ö verslag Õ haar opmerkingen aan de betrokken lidstaat toe.

    Indien de Commissie om aanvullende inlichtingen heeft verzocht, gaat de termijn van zes maanden in zodra de gevraagde aanvullende inlichtingen zijn ontvangen.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    TITEL Hoofdstuk IV

    Beheer van de kasmiddelen

    Artikel 1312

    Ö Voorschriften voor het beheer van de kasmiddelen Õ

    1. De Commissie beschikt over de op het credit van de in artikel 89, lid 1, bedoelde rekeningen geboekte bedragen, voorzover dat nodig is ter dekking van haar behoeften aan kasmiddelen ingevolge de uitvoering van de begroting.

    2. Indien de behoeften aan kasmiddelen groter zijn dan de activa van de rekeningen, kan de Commissie hogere bedragen opnemen dan het totaal van deze activa, voorzover kredieten op de begroting beschikbaar zijn en binnen de grenzen van de in de begroting geraamde eigen middelen. In dat geval stelt zij de lidstaten vooraf in kennis van de te verwachten overschrijdingen.

    3. Uitsluitend in geval van wanbetaling met betrekking tot een lening aangegaan of gegarandeerd overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad, en wanneer de Commissie niet tijdig andere maatregelen, waarin wordt voorzien door de op deze leningen toepasselijke financiële regelingen, kan treffen om te zorgen voor de nakoming van de juridische verplichtingen van de Ö Unie Õ Gemeenschap jegens de leninggevers, kan het bepaalde in de leden 2 en 4 voorlopig, onafhankelijk van de in lid 2 gestelde voorwaarden, toepassing vinden voor rentebetaling en aflossing van schulden van de Ö Unie Õ Gemeenschap.

    4. Het verschil tussen de totale activa en de behoeften aan kasmiddelen wordt over de lidstaten omgeslagen, zoveel mogelijk naar verhouding tot de op grond van de begroting geraamde ontvangsten van elk hunner.

    Artikel 1412

    Ö Uitvoering van betalingsopdrachten Õ

    ê 2028/2004 Art. 1.8

    è1 105/2009 Art. 1.11(a)

    1. 5. è1 De lidstaten of de door hen aangewezen organen voeren de betalingsopdrachten van de Commissie uiterlijk drie werkdagen na ontvangst ervan uit volgens de instructies van de Commissie. ç Voor verrichtingen die op het middelenverkeer betrekking hebben, zijn de lidstaten echter verplicht de opdrachten binnen de door de Commissie gestelde termijnen uit te voeren.

    ê 105/2009 Art. 1.11(b)

    2. De lidstaten of de door hen aangewezen organen sturen de Commissie uiterlijk op de tweede werkdag na afhandeling van de transactie elektronisch een rekeningafschrift waaruit blijkt dat de transactie heeft plaatsgevonden.

    ê 1150/2000

    TITEL VI

    ê 2028/2004 Art. 1.10 (aangepast)

    Voorschriften voor de toepassing van artikel 7 van Besluit 2007/436/EG, Euratom

    ê 2028/2004 Art. 1.11

    Artikel 15

    Voor de toepassing van artikel 7 van Besluit 2007/436/EG, Euratom wordt het saldo van een begrotingsjaar gevormd door het verschil tussen:

    – de totale ontvangsten die uit hoofde van dat begrotingsjaar zijn geïnd,

                  alsmede

    – het bedrag van de uit de kredieten van dat begrotingsjaar verrichte betalingen, vermeerderd met het bedrag van de volgens artikel 9 van het Financieel Reglement overgedragen kredieten van hetzelfde begrotingsjaar. Dit verschil wordt verhoogd of verlaagd met, enerzijds, het nettobedrag voortvloeiende uit het vervallen van van vroegere begrotingsjaren overgedragen kredieten en, anderzijds, en in afwijking van artikel 5, lid 1, van het Financieel Reglement:

    – de overschrijdingen, als gevolg van veranderingen van de eurokoersen, bij het verrichten van betalingen uit de volgens artikel 9, leden 1 en 4, van het Financieel Reglement van het voorafgaande begrotingsjaar overgedragen niet-gesplitste kredieten,

             alsmede

    – het saldo van de tijdens het begrotingsjaar behaalde koerswinsten en geleden koersverliezen.

    ê 1150/2000

    Artikel 16

    Vóór het einde van de maand oktober van elk begrotingsjaar stelt de Commissie, aan de hand van de gegevens waarover zij op dat tijdstip beschikt, een raming op van de ontvangsten aan eigen middelen van het gehele jaar.

    ê 2028/2004 Art. 1.12

    Indien daarbij belangrijke verschillen ten opzichte van de oorspronkelijke ramingen naar voren komen, kunnen deze het voorwerp zijn van een nota van wijzigingen bij de ontwerp-begroting voor het volgende jaar of van een gewijzigde begroting voor het lopende jaar.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    Bij de in artikel 10, leden 4 tot en met 7 , bedoelde verrichtingen kan het bedrag van de ontvangsten dat in de begroting van het lopende jaar is vermeld, bij een gewijzigde begroting worden verhoogd of verlaagd met de bedragen die uit deze verrichtingen voortvloeien.

    TITEL VII

    Bepalingen betreffende de controle

    Artikel 17

    1. De lidstaten zijn verplicht alle nodige maatregelen te treffen opdat de bedragen van de overeenkomstig artikel 2 vastgestelde rechten ter beschikking van de Commissie worden gesteld op de in deze verordening vastgestelde wijze.

    ê 2028/2004 Art. 1.13(a)

    2. De lidstaten behoeven de bedragen van de vastgestelde rechten niet ter beschikking van de Commissie te stellen als zij niet kunnen worden geïnd:

                  a) hetzij door overmacht, of

                  b) hetzij om andere redenen die niet aan hen te wijten zijn.

    De bedragen van de vastgestelde rechten worden oninbaar verklaard bij een besluit van de bevoegde administratieve autoriteit.

    De bedragen van de vastgestelde rechten worden geacht oninbaar te zijn uiterlijk na een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum waarop het bedrag overeenkomstig artikel 2 is vastgesteld of, in geval van een administratief of gerechtelijk beroep, de vaststelling, kennisgeving of bekendmaking van het definitieve besluit heeft plaatsgevonden.

    In geval van betaling in termijnen gaat de periode van ten hoogste vijf jaar in na de laatste betaling die is verricht, voorzover de schuld hiermee niet is voldaan.

    De oninbaar verklaarde of geachte bedragen worden definitief afgeboekt uit de in artikel 6, lid 3, onder b), bedoelde specifieke boekhouding. Zij worden opgenomen in een bijlage bij het in lid 4, onder b), van hetzelfde artikel bedoelde kwartaaloverzicht en, eventueel, in het in lid 5 van dit artikel bedoelde kwartaaloverzicht.

    ê 2028/2004 Art. 1.13(b)

    3. Binnen drie maanden na het in lid 2 genoemde administratieve besluit of de in hetzelfde lid bedoelde vervaldag delen de lidstaten de Commissie de gegevens mede betreffende de gevallen van toepassing van het genoemde lid 2, voorzover het bedrag van de vastgestelde rechten meer bedraagt dan 50000 EUR.

    Die termijn kan door de lidstaten met maximaal drie jaar worden verlengd voor vastgestelde rechten die vóór 1 juli 2006 oninbaar zijn verklaard of geacht.

    Deze mededeling, gedaan op een model dat door de Commissie wordt vastgesteld na raadpleging van het in artikel 20 bedoelde comité, moet de Commissie in staat stellen de in lid 2, onder a) en b), bedoelde redenen te beoordelen waarom de betrokken lidstaat het betrokken bedrag niet ter beschikking heeft kunnen stellen, alsmede de maatregelen die hij heeft genomen om de invordering te bewerkstelligen.

    4. De Commissie zendt binnen zes maanden na de ontvangst van de in lid 3 bedoelde mededeling haar opmerkingen aan de betrokken lidstaat toe.

    Indien de Commissie om aanvullende inlichtingen heeft verzocht, gaat de termijn van zes maanden in zodra de gevraagde aanvullende inlichtingen zijn ontvangen.

    ê 2028/2004 Art. 1.13(c)

    5. De lidstaten stellen door middel van een jaarverslag de Commissie in kennis van de resultaten van hun controles, alsmede van de algemene en principiële aspecten van de belangrijkste bij de toepassing van deze verordening gerezen problemen, vooral die welke aanleiding hebben gegeven tot geschillen. Dit verslag wordt vóór 1 maart van het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar aan de Commissie toegezonden. Het overzicht van de mededelingen van de lidstaten in het kader van dit artikel wordt opgenomen in het door de Commissie opgestelde en in artikel 280, lid 5, van het Verdrag bedoelde verslag. Het model van dit verslag, alsmede de naar behoren gemotiveerde wijzigingen ervan, worden door de Commissie opgesteld na raadpleging van het in artikel 20 bedoelde comité. In voorkomend geval worden passende termijnen voor de toepassing ervan vastgesteld.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    Artikel 18

    1. De lidstaten verrichten de verificaties en onderzoeken betreffende de vaststelling en de terbeschikkingstelling van de eigen middelen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a), van Besluit 2007/436/EG, Euratom. De Commissie oefent haar bevoegdheden uit overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.

    2. In het kader van lid 1:

                  a) zijn de lidstaten verplicht op verzoek van de Commissie aanvullende controles te verrichten; in haar verzoek moet de Commissie aangeven waarom een aanvullende controle gerechtvaardigd is;

                  b) betrekken de lidstaten de Commissie, op haar verzoek, bij de door hen verrichte controles.

    De lidstaten nemen alle maatregelen waardoor deze controles kunnen worden vergemakkelijkt. Wanneer de Commissie bij deze controles wordt betrokken, houden de lidstaten de in artikel 3 bedoelde bewijsstukken te harer beschikking.

    Teneinde de aanvullende controles zoveel mogelijk te beperken:

                  a) kan de Commissie, in specifieke gevallen, om de toezending van bepaalde stukken verzoeken;

                  b) dienen in het in artikel 6, lid 4, genoemde maandoverzicht van de boekhouding de bedragen welke zijn geboekt in verband met tijdens de hiervoor bedoelde controles aan het licht gekomen onregelmatigheden of vertragingen bij de vaststelling, boeking en terbeschikkingstelling van eigen middelen door middel van passende aantekeningen te worden geïdentificeerd.

    3. Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 2, kan de Commissie zelf verificaties ter plaatse verrichten. De door de Commissie hiertoe gemachtigde functionarissen hebben, voorzover dit voor de correcte toepassing van deze verordening vereist is, toegang tot de in artikel 3 bedoelde bewijsstukken, en tot alle andere documenten die op deze bewijsstukken betrekking hebben. De Commissie stelt in een naar behoren gemotiveerde mededeling de lidstaten waar de verificatie zal plaatsvinden, daarvan tijdig in kennis. Functionarissen van de betrokken lidstaat kunnen aan deze verificaties deelnemen.

    4. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde controles laten onverlet:

                  a) de controles die door de lidstaten worden uitgevoerd overeenkomstig hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen;

                  b) de maatregelen genoemd in de artikelen 246, 247, 248 en 276 van het EG-Verdrag en de artikelen 160 A, 160 B, 160 C en 180 ter van het EGA-Verdrag;

    ê 105/2009 Art. 1.15(b)

                  c) de controles welke worden georganiseerd op grond van artikel 279, onder b), van het EG-Verdrag en artikel 183, lid 1, onder b), van het EGA-Verdrag.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    5. De Commissie brengt om de drie jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van het controlestelsel.

    Artikel 19

    Samen met de betrokken lidstaat controleert de Commissie ieder jaar, met name in de in het kader van het BNI -beheerscomité gesignaleerde gevallen, of de toegezonden grootheden geen fouten vertonen. Indien het haar onmogelijk is op een andere wijze tot een realistische en billijke beoordeling te komen, kan zij in bijzondere gevallen ook inzake nemen in berekeningen en statistische grondslagen, met uitzondering van gegevens over specifieke natuurlijke of rechtspersonen. De Commissie dient de nationale bepalingen inzake geheimhouding van statistieken in acht te nemen.

    TITEL VIII

    Bepalingen betreffende het Raadgevende Comité voor de eigen middelen

    Artikel 20

    1. Er wordt een Raadgevend Comité voor de eigen middelen ingesteld, hierna „comité” genoemd.

    2. Het comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie. Iedere lidstaat is in het comité met ten hoogste vijf ambtenaren vertegenwoordigd.

    Het comité wordt door een vertegenwoordiger van de Commissie voorgezeten. De diensten van de Commissie dragen zorg voor het secretariaat van het comité.

    3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 21

    1. Het comité onderzoekt de aangelegenheden die door zijn voorzitter, uit eigen beweging of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat, aan de orde worden gesteld en betrekking hebben op de toepassing van deze verordening, met name op:

                  a) de gegevens en mededelingen als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), de artikelen 6 en 7 en artikel 17, lid 3;

                  b) de in artikel 17, lid 2, bedoelde gevallen van overmacht;

    ê 2028/2004 Art. 1.15 (aangepast)

                  c) de controles en verificaties bedoeld in artikel 18, leden 2 en 3.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    Voorts onderzoekt het comité de ramingen van de eigen middelen.

    2. Op verzoek van zijn voorzitter brengt het comité binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit, zo nodig door middel van een stemming. Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

    ê 2028/2004 Art. 1.16 (aangepast)

    TITEL IX

    Overgangsbepalingen:

    Hoofdstuk V

    Ö Slotbepalingen Õ

    ò nieuw

    Artikel 15

    Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EU) nr. […/…] opgerichte Raadgevend Comité voor de eigen middelen. Het betreft een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    ê 2028/2004 Art. 1.16 gewijzigd bij rectificatie, PB L 105, 13.4.2006, p. 64 (aangepast)

    Artikel 1621 bis

    Ö Overgangsbepaling betreffende de rentevoet Õ

    De rentevoet bedoeld in artikel 11 van deze Vverordening Ö (EG, Euratom) nr. 1150/2000 Õ in de versie van vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG, Euratom) nr. 2028/2004 van de Raad van 16 november 2004 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen[28], blijft van toepassing voor de berekening van de achterstandsrente in de gevallen waarin de vervaldag valt vóór Ö 1 december 2004 Õ het einde van de maand waarin vorenbedoelde Verordening (EG, Euratom) nr. 2028/2004 in werking treedt.

    ê 1150/2000

    TITEL X

    ê 1150/2000 (aangepast)

    ð nieuw

    Artikel 1722

    Ö Intrekking Õ

    3. ð Onverminderd lid 2 ï Ö wordt Õ Verordening (EEG, Euratom) nr. 1150/2000 No 1552/89 van de Raad wordt ingetrokken.

    ò nieuw

    4. Artikel 3, artikel 6, lid 3, onder c), en artikel 10 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 blijven van toepassing op de bewaring van documenten, de boeking van bedragen en de verslaglegging, het tijdstip van de terbeschikkingstelling en de aanpassing van de ontvangsten die voortvloeien uit de toepassing van een percentage op de btw-grondslag die op uniforme wijze is vastgesteld en beperkt is tot 50 % en 55 % van het bnp of bni van elke lidstaat, al naargelang het jaar, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan het Verenigd Koninkrijk toegestane correctie voor begrotingsonevenwichtigheden voor de jaren tot 2012.

    ê 1150/2000 (aangepast)

    ð nieuw

    5. Verwijzingen naar voornoemde Ö de bepalingen van Õ Vverordening Ö (EG, Euratom) nr. 1150/2000 die in de in Bijlage II bij deze verordening opgenomen concordantietabel worden genoemd, Õ gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de in de bijlage, deel A, opgenomen Ö die Õ concordantietabel.

    Artikel 1823

    Ö Inwerkingtreding Õ

    Deze verordening treedt in werking op de ð twintigste ï dag ð volgende op die ï van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Ö Unie Õ Gemeenschappen.

    ð Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2014. ï

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

                                                                           Voor de Raad

                                                                           De voorzitter

    BIJLAGE

    DEEL A

    Concordantietabel

    Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 || Onderhavige verordening

    Artikel 1 || Artikel 1

    Artikel 2, lid 1 || Artikel 2, lid 1

    Artikel 2, lid 1bis || Artikel 2, lid 2

    Artikel 2, lid 1 ter || Artikel 2, lid 3

    Artikel 2, lid 2 || Artikel 2, lid 4

    Artikel 3 || Artikel 3

    Artikel 4 || Artikel 4

    Artikel 5 || Artikel 5

    Artikel 6, lid 1 || Artikel 6, lid 1

    Artikel 6, lid 1bis || Artikel 6, lid 2

    Artikel 6, lid 2, onder a) || Artikel 6, lid 3, onder a)

    Artikel 6, lid 2, onder b) || Artikel 6, lid 3, onder b)

    Artikel 6, lid 2, onder c) || Artikel 6, lid 3, onder c)

    Artikel 6, lid 2, onder d) || Artikel 6, lid 3, onder d)

    Artikel 6, lid 3, onder a) || Artikel 6, lid 4, eerste alinea, onder a)

    Artikel 6, lid 3, onder b), eerste alinea || Artikel 6, lid 4, eerste alinea, onder b)

    Artikel 6, lid 3, onder b), tweede alinea || Artikel 6, lid 4, tweede alinea

    Artikel 6, lid 4 || Artikel 6, lid 5

    Artikel 7 || Artikel 7

    Artikel 8 || Artikel 8

    Artikel 9 || Artikel 9

    Artikel 10 || Artikel 10

    Artikel 11 || Artikel 11

    Artikel 12 || Artikel 12

    Artikel 13 || Artikel 13

    Artikel 14 || Artikel 14

    Artikel 15 || Artikel 15

    Artikel 16 || Artikel 16

    Artikel 17 || Artikel 17

    Artikel 18, lid 1 || Artikel 18, lid 1

    Artikel 18, lid 2, eerste alinea, eerste streepje || Artikel 18, lid 2, eerste alinea, onder a)

    Artikel 18, lid 2, eerste alinea, tweede streepje || Artikel 18, lid 2, eerste alinea, onder b)

    Artikel 18, lid 2, tweede alinea || Artikel 18, lid 2, tweede alinea

    Artikel 18, lid 2, derde alinea || Artikel 18, lid 2, derde alinea

    Artikel 18, lid 3 || Artikel 18, lid 3

    Artikel 18, lid 4 || Artikel 18, lid 4

    Artikel 18, lid 5 || Artikel 18, lid 5

    Artikel 19 || Artikel 19

    Artikel 20 || Artikel 20

    Artikel 21 || Artikel 21

    Artikel 22 || —

    Artikel 23 || —

    — || Artikel 22

    — || Artikel 23

    — || Bijlage

    DEEL B

    Verordeningen welke Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 wijzigen

    Verordening (Euratom, EG) nr. 3464/93 van de Raad (PB L 317 van 18.12.1993, blz. 1)

    Verordening (EG, Euratom) nr. 2729/94 van de Raad (PB L 293 van 12.11.1994, blz. 5)

    Verordening (Euratom, EG) nr. 1355/96 van de Raad (PB L 175 van 13.7.1996, blz. 3)

    é

    BIJLAGE I

    Ingetrokken verordening en lijst van achtereenvolgende wijzigingen

    Verordening (EG, Euratom) nr. [1150/2000] van de Raad || (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1)

    Verordening (EG, Euratom) nr. [2028/2004] van de Raad || (PB L 352 van 27.11.2004, blz. 1)

    Verordening (EG, Euratom) nr. [105/2009] van de Raad || (PB L 36 van 5.2.2009, blz. 1)

    BIJLAGE II

    Concordantietabel

    Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 || Deze verordening

    Artikel 1 || -

    - || Artikel 1

    Artikel 2 || Artikel 2

    Artikel 3, leden 1, 2 en 3 || Artikel 3, leden 1, 2 en 3

    - || Artikel 3, lid 4

    Artikel 4 || Artikel 4

    Artikel 5 || -

    Artikel 6, lid 1 || Artikel 5, lid 1

    Artikel 6, lid 2 || Artikel 5, lid 2

    Artikel 6, lid 3, onder a) || Artikel 5, lid 3, eerste alinea

    Artikel 6, lid 3, onder b) || Artikel 5, lid 3, tweede alinea

    Artikel 6, lid 3, onder c) || Artikel 5, lid 3, derde alinea

    Artikel 6, lid 3, onder d) || Artikel 5, lid 3, vierde alinea

    Artikel 6, lid 4, eerste alinea, onder a) || Artikel 5, lid 4, eerste alinea, onder a)

    Artikel 6, lid 4, eerste alinea, onder b) || Artikel 5, lid 4, eerste alinea, onder b)

    Artikel 6, lid 4, tweede alinea || Artikel 5, lid 4, derde alinea

    Artikel 7 || Artikel 6

    Artikel 8, eerste alinea || Artikel 7

    Artikel 9, lid 1 || Artikel 8, lid 1

    Artikel 9, lid 1bis || Artikel 8, lid 2

    Artikel 9, lid 2 || Artikel 8, lid 3

    Artikel 10, leden 1, 2 en 3 || Artikel 9, leden 1, 2 en 3

    Artikel 10, lid 6 || Artikel 9, lid 4

    Artikel 10, lid 7 || Artikel 9, lid 5

    Artikel 10, lid 8 || Artikel 9, lid 6, eerste alinea

    - || Artikel 9, lid 7

    Artikel 10bis || Artikel 10

    Artikel 11, lid 1 || Artikel 11, lid 1, eerste alinea

    - || Artikel 11, lid 1, tweede alinea

    Artikel 11, leden 2, 3 en 4 || Artikel 11, leden 2, 3 en 4

    Artikel 12, leden 1, 2, 3 en 4 || Artikel 13, leden 1, 2, 3 en 4

    Artikel 12, lid 5, eerste alinea || Artikel 14, lid 1

    Artikel 12, lid 5, tweede alinea || Artikel 14, lid 2

    Artikel 16, derde alinea || Artikel 9, lid 6, tweede alinea

    Artikel 17, lid 1 en 2 || Artikel 12, leden 1 en 2

    Artikel 17, lid 3, eerste alinea || Artikel 12, lid 3, eerste alinea

    Artikel 17, lid 3, derde alinea || Artikel 12, lid 3, tweede alinea

    - || Artikel 12, lid 3, derde en vierde alinea

    Artikel 17, lid 4 || Artikel 12, lid 4

    Artikel 17, lid 5 || -

    Artikel 18 || -

    Artikel 19 || -

    Artikel 20 || -

    Artikel 21 || -

    Artikel 21bis || Artikel 16

    Artikel 22, eerste alinea || Artikel 17, lid 1

    Artikel 22, tweede alinea || Artikel 17, lid 3

    Artikel 23, eerste alinea || Artikel 18, eerste alinea

    Artikel 23, tweede alinea || Artikel 18, derde alinea

    Bijlage || -

    - || Bijlage I

    - || Bijlage II

    [1]               PB L […] van […], blz. […].

    [2]               PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1.

    [3]               PB L […] van […], blz. […].

    [4]               PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1.

    [5]               PB L 293 van 12.11.1994, blz. 9.Besluit dat Besluit 88/376/EEG, Euratom (PB L 185 van 15.7.1988, blz. 24) heeft vervangen.

    [6]               PB C […] van […], blz. […]. Advies uitgebracht op 18 januari 2000 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    [7]               PB C […] van […], blz. […] 145, 9.5.1998, p. 1.

    [8]               PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1 155 van 7.6.1989 blz.1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (Euratom, EG) nr. 1355/96 (PB L 175 van 13.7.1996, blz. 3).

    [9]               Zie Bijlage I, Deel B.

    [10]             PB C 328 van 17.12.1991, blz. 1.

    [11]             PB L […] van […], blz. […].

    [12]             PB L […] van […], blz. […].

    [13]             PB L 181 van 19 7.2003, blz.1.

    [14]             PB L 49 van 21-2-1989, blz. 26.

    [15]             PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1 181 van 1.7.1992, blz. 12. Verordening vervangen door Verordening (EC) Nr 1251/1999 (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1).

    [16]             OJ L 293, 12.11.1994, p. 14.

    [17]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

    [18]             PB L 163 van 23.6.2007, blz. 17.

    [19]             PB L 163 van 23.6.2007, blz. 17.

    [20]             Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).

    [21]             Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1).

    [22]             PB L 49 van 21-2-1989, blz. 26.

    [23]             Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).

    [24]             PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    [25]             Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).

    [26]             PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

    [27]             PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16. 270 van 21.10.2003, blz. 1.;

    [28]             PB L 352 van 27.11.2004, blz. 1.

    Top