Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0484

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds, wat betreft sommige bepalingen betreffende het financiële beheer voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit

    /* COM/2011/0484 definitief - 2011/0212 (COD) */

    52011PC0484




    TOELICHTING

    1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    - Motivering en doel van het voorstel

    De langdurige financiële en economische crisis vergroot de druk op de nationale financiële middelen naarmate de lidstaten meer en meer bezuinigen. In deze situatie is het van bijzonder belang voor de soepele tenuitvoerlegging van cohesieprogramma’s te zorgen als middel om de economie financieel te stimuleren.

    Niettemin is de tenuitvoerlegging van de programma’s vaak moeilijk omdat de begrotingsproblemen leiden tot liquiditeitsproblemen. Dit is met name het geval voor die lidstaten die het meest door de crisis zijn getroffen en financiële bijstand hebben gekregen op grond van het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), wat de eurolanden betreft, of van het betalingsbalansmechanisme, wat de niet-eurolanden betreft. Tot op heden hebben zes landen – waaronder Griekenland, dat vóór de oprichting van het EFSM reeds financiële bijstand heeft gekregen – in het kader van deze mechanismen om financiële bijstand verzocht en hebben zij met de Commissie een macro-economisch aanpassingsprogramma afgesproken. Deze landen zijn Hongarije, Roemenië, Letland, Portugal, Griekenland en Ierland, hierna de “programmalanden” genoemd. Hierbij moet worden opgemerkt dat Hongarije weliswaar in 2008 tot het betalingsbalansmechanisme was toegetreden, maar het in 2010 alweer heeft verlaten.

    Om ervoor te zorgen dat deze lidstaten verder gaan met de concrete uitvoering van de programma’s van het Europees Visserijfonds en middelen uitkeren ten behoeve van projecten, bevat het onderhavige voorstel bepalingen waarmee de Commissie de betalingen aan deze landen kan opvoeren voor de periode waarin zij onder de ondersteuningsmechanismen vallen. Daardoor krijgen de lidstaten extra financiële middelen en wordt de voortzetting van de concrete uitvoering van programma's vergemakkelijkt.

    - Algemene context

    De financiële crisis, die zich in sommige lidstaten sterker doet voelen, heeft ongetwijfeld een grote invloed op de reële economie als gevolg van het schuldbedrag en de moeilijkheden die de regeringen hebben ondervonden om geld te lenen op de markt.

    In 2008 heeft de Raad (op basis van een voorstel van de Commissie) een verordening vastgesteld in reactie op de crisis en de sociaaleconomische gevolgen daarvan. In het kader van dit pakket voorziet de verordening in een aantal wijzigingen van de regelgeving met het oog op de aanvullende voorfinanciering door de betaling van voorschotten voor EVF-programma’s. De aan de lidstaten uitgekeerde aanvullende voorschotten hebben gezorgd voor een onmiddellijke injectie van 293 miljoen euro in contanten binnen het voor elke lidstaat voor de periode 2007-2013 overeengekomen budget. Het totaal aan voorschotten bedraagt 586,4 miljoen euro.

    - Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

    Artikel 76 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 voorziet in twee mogelijkheden om de tussentijdse betalingen te berekenen. In lid 1 van dat artikel is bepaald dat tussentijdse betalingen worden berekend door op de overheidsbijdrage die is aangegeven in de uitgavenstaat welke in het kader van ieder prioritair zwaartepunt en iedere convergentie/non-convergentiedoelstelling door de voor certificering verantwoordelijke autoriteit is gecertificeerd, het medefinancieringspercentage toe te passen dat in het kader van het huidige financieringsplan voor dit prioritaire zwaartepunt en deze doelstelling is vastgesteld. In lid 2 is bepaald dat, in antwoord op een specifiek en behoorlijk gemotiveerd verzoek van de lidstaat, een tussentijdse betaling het bedrag is van de voor het prioritair zwaartepunt of de doelstelling aan de begunstigden betaalde of te betalen EU-bijstand.

    In artikel 77 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 is bepaald dat de saldobetaling beperkt blijft tot het laagste van beide volgende bedragen: a) het bedrag berekend door op de overheidsbijdrage die is aangegeven in de definitieve uitgavenstaat welke in het kader van ieder prioritair zwaartepunt en iedere convergentie/non-convergentiedoelstelling door de voor certificering verantwoordelijke autoriteit is gecertificeerd, het percentage van medefinanciering door de Unie toe te passen dat in het kader van het huidige financieringsplan voor dit prioritair zwaartepunt en deze doelstelling is vastgesteld of b) het bedrag van de voor ieder prioritair zwaartepunt of iedere doelstelling aan de begunstigden betaalde of te betalen EU-bijstand. Dat bedrag moet door de lidstaat worden aangegeven in de laatste uitgavenstaat die in het kader van ieder prioritair zwaartepunt en iedere doelstelling door de voor certificering verantwoordelijke autoriteit is gecertificeerd.

    - Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

    Het voorstel vertoont samenhang met andere voorstellen en initiatieven die door de Europese Commissie zijn vastgesteld in antwoord op de financiële crisis.

    2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

    - Raadpleging van belanghebbende partijen

    Externe belanghebbenden zijn niet geraadpleegd

    - Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

    Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

    - Effectbeoordeling

    Op grond van de voorgestelde wijziging zou de Commissie de betalingen aan de betrokken landen kunnen opvoeren voor de periode waarin zij onder de ondersteuningsmechanismen vallen. De verhoging is een bedrag dat overeenkomt met tien procentpunten bovenop de medefinancieringspercentages voor het prioritaire zwaartepunt van de programma's en voor de nieuwe gecertificeerde uitgaven die in de betrokken periode zijn ingediend. Wanneer het extra percentage wordt toegepast, mag het medefinancieringspercentage van het programma niet meer dan 10 procentpunten hoger uitkomen dan de maxima van artikel 53, lid 3, van de EVF-verordening. De bijdrage van de EU aan de operationele programma’s en de betrokken prioritaire zwaartepunten mag in ieder geval niet meer bedragen dat het in het besluit van de Commissie genoemde bedrag.

    Hiermee worden geen aanvullende financiële eisen gesteld aan de gehele begroting, aangezien de totale financiële toewijzing uit het EVF voor de betrokken periode voor de betrokken landen en programma’s niet zal veranderen.

    3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    - Samenvatting van de voorgestelde maatregelen

    Voorgesteld wordt de artikelen 76 en 77 van de EVF-verordening te wijzigen zodat de Commissie de voor het eerst aangegeven uitgaven voor de betrokken periode en de betrokken landen kan vergoeden door middel van een verhoogd bedrag, berekend door een aanvulling van 10 procentpunten toe te passen op de toepasselijke medefinancieringspercentages voor de prioritaire zwaartepunten.

    Wanneer het extra percentage wordt toegepast, mag het medefinancieringspercentage van het programma niet meer dan 10 procentpunten hoger uitkomen dan de maxima van artikel 53, lid 3, van de EVF-verordening. De bijdrage van het fonds aan de betrokken prioritaire zwaartepunten mag in ieder geval niet meer bedragen dat het in het besluit van de Commissie genoemde bedrag.

    Na de goedkeuring van een besluit van de Raad waarbij steun wordt verleend aan een lidstaat in het kader van de ondersteuningsmechanismen, zal de Commissie de bovenstaande berekening toepassen op alle voor het eerst aangegeven uitgaven op grond van een operationeel programma voor de betrokken lidstaat.

    Het betreft een tijdelijke maatregel die wordt beëindigd zodra de lidstaat het ondersteuningsmechanisme verlaat.

    - Rechtsgrondslag

    Bij Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds is het kader vastgesteld voor de steun door de Unie voor de duurzame ontwikkeling van de visserijsector, de visserijgebieden en de binnenvisserij. Op grond van het beginsel van het gedeelde beheer tussen de Commissie en de lidstaten omvat deze verordening bepalingen voor het programmeringsproces, alsmede regelingen voor het programmabeheer, inclusief het financiële beheer, de monitoring, de financiële controle en de evaluatie van de projecten.

    - Subsidiariteitsbeginsel

    Het voorstel voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel, voor zover er met het voorstel naar wordt gestreefd via het Europees Visserijfonds extra steun te verlenen aan bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden [of dreigen te ondervinden], en die met name problemen hebben met hun economische groei, hun financiële stabiliteit en met de verslechtering van de situatie ten aanzien van hun begrotingstekort en schuldpositie, mede als gevolg van het internationale economische en financiële klimaat. In dit verband moet op het niveau van de Europese Unie een tijdelijk mechanisme worden ingesteld waarmee de Europese Commissie de vergoeding voor de gecertificeerde uitgaven in het kader van het Europees Visserijfonds kan verhogen.

    - Evenredigheidsbeginsel

    Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

    Het onderhavige voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel aangezien het meer ondersteuning uit het Europees Visserijfonds verleent aan lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden als gevolg van buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaten niet kunnen beheersen en die vallen onder de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad (houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme), of die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun betalingsbalans en die vallen onder de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad, alsmede aan Griekenland, tot welk land Besluit 2010/320/EU van de Raad is gericht met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen.

    - Keuze van instrumenten

    Voorgesteld instrument: verordening.

    Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn:

    De Commissie heeft de manoeuvreerruimte onderzocht die het wettelijk kader biedt, en acht het in het licht van de tot op heden opgedane ervaring nodig om wijzigingen van de algemene verordening voor te stellen. Het doel van deze herziening is de medefinanciering van projecten te vergemakkelijken, zodat die sneller uitgevoerd kunnen worden en het effect van de investeringen op de reële economie ook sneller intreedt.

    4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Er is geen effect op de vastleggingskredieten, aangezien geen wijziging wordt voorgesteld van de maximumbedragen voor financiering uit het Europees Visserijfonds, als vastgesteld in de operationele programma's voor de programmeringsperiode 2007-2013.

    Het voorstel toont de bereidheid van de Commissie om steun te verlenen aan de inspanningen van de lidstaten om de financiële crisis te boven te komen. De wijziging voorziet de betrokken lidstaten van de middelen die nodig zijn om projecten en het herstel van de economie te ondersteunen.

    Voor betalingskredieten in 2012 kan het voorstel tot gevolg hebben dat de betrokken lidstaten een hogere vergoeding krijgen. De aanvullende betalingskredieten voor dit voorstel houden in dat de betalingskredieten zullen toenemen (in 2012 met ongeveer 20 miljoen euro), en dat deze aan het einde van de programmeringsperiode zullen worden gecompenseerd. Het totaal van de betalingskredieten voor de hele programmeringsperiode blijft derhalve ongewijzigd.

    De Commissie zal, op basis van het verzoek van de lidstaten om van de actie te mogen profiteren en rekening houdend met de ontwikkeling van de aanvragen voor tussentijdse betalingen, de behoefte aan aanvullende betalingskredieten in 2012 opnieuw onderzoeken en zal de begrotingsautoriteit eventueel voorstellen betreffende passende acties voorleggen.

    2011/0212 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds, wat betreft sommige bepalingen betreffende het financiële beheer voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[1],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[2],

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1. De ongekende wereldwijde financiële crisis en de daarmee samenhangende economische neergang hebben de economische groei en de financiële stabiliteit ernstig geschaad en een sterke verslechtering van de financiële en economische omstandigheden in verscheidene lidstaten tot gevolg gehad. Met name ondervinden bepaalde lidstaten ernstige moeilijkheden of dreigen zij die te ondervinden, vooral door problemen met hun economische groei en hun financiële stabiliteit, en ondervinden zij een verslechtering van de situatie ten aanzien van hun begrotingstekort en hun schuldpositie, mede als gevolg van het internationale economische en financiële klimaat.

    2. Hoewel reeds belangrijke maatregelen zijn genomen om de negatieve effecten van de crisis op te vangen, waaronder wijzigingen van het wetgevende kader, doen de gevolgen van de financiële crisis op de reële economie, de arbeidsmarkt en de burgers zich op grote schaal voelen. De druk op de nationale financiële middelen neemt toe en er moeten verdere stappen worden genomen om die druk te verlichten door maximaal en optimaal gebruik te maken van de financiering uit het Europees Visserijfonds.

    3. Op grond van artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de mogelijkheid biedt om financiële bijstand van de Unie te verstrekken aan een lidstaat die ernstige moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden, veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen, is bij Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme[3] een mechanisme ingesteld met het oog op het behoud van de financiële stabiliteit van de Unie.

    4. Bij Uitvoeringsbesluit 2011/77/EU van de Raad van 7 december 2010[4] en Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU van de Raad van 30 mei 2010[5] is aan respectievelijk Ierland en Portugal dergelijke financiële bijstand verleend.

    5. Griekenland heeft reeds vóór de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 407/2010 ernstige moeilijkheden ondervonden ten aanzien van zijn financiële stabiliteit. Daarom kon de financiële bijstand aan Griekenland niet op die verordening worden gebaseerd.

    6. Het akkoord tussen de kredietverstrekkers en de leningsovereenkomst die op 8 mei 2011 voor Griekenland zijn gesloten, zijn op 11 mei 2010 in werking getreden. Daarin is bepaald dat het akkoord tussen de kredietverstrekkers onverminderd van kracht blijft gedurende een programmaperiode van drie jaar en zolang er bedragen uitstaan in het kader van de leningsovereenkomst.

    7. Bij Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten[6] is een instrument ingesteld dat bepaalt dat de Raad wederzijdse bijstand zal verlenen wanneer een lidstaat die niet deelneemt aan de euro ernstige moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden ten aanzien van de betalingsbalans.

    8. Bij Beschikking 2009/102/EG van de Raad van 4 november 2009[7], Beschikking 2009/290/EG van de Raad van 20 januari 2009[8] en Beschikking 2009/459/EG van de Raad van 26 juni 2009[9] is dergelijke financiële bijstand verleend aan Hongarije, Letland en Roemenië.

    9. De periode waarin de bijstand op grond van de Verordeningen (EG) nr. 407/2010 en (EG) nr. 332/2002 beschikbaar is, is vastgesteld in de respectieve uitvoeringsbesluiten van de Raad. De beschikking van de Raad waarbij bijstand is verleend aan Hongarije, is op 4 november 2010 verstreken.

    10. Op 11 juli 2011 hebben de ministers van Financiën van de 17 lidstaten van de eurozone het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) ondertekend. Daarin is bepaald dat het ESM tegen 2013 de taken op zich zal nemen die momenteel worden uitgevoerd door de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM).

    11. Om het beheer van de financiering van de Unie te vergemakkelijken, om bij te dragen tot snellere investeringen in de lidstaten en in de regio’s en om de beschikbaarheid van financiering voor de economie te verbeteren, moet worden toegestaan dat tussentijdse betalingen van het Europese Visserijfonds worden verhoogd met een bedrag dat overeenkomt met tien procentpunten bovenop het bestaande medefinancieringspercentage voor elk prioritair zwaartepunt voor lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden wat hun financiële stabiliteit betreft.

    12. De regels inzake de berekening van de tussentijdse betalingen en de saldobetaling voor de operationele programma’s gedurende de periode waarin de lidstaten financiële bijstand krijgen voor het aanpakken van de ernstige moeilijkheden ten aanzien van hun financiële stabiliteit, moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    13. Na het einde van de periode waarin financiële bijstand beschikbaar is gesteld, kan de uitkomst van overeenkomstig artikel 18, lid 2, uitgevoerde evaluaties zijn dat onder meer moet worden beoordeeld of de vermindering van de nationale medefinanciering niet tot een aanzienlijke afwijking van de aanvankelijk vastgestelde doelstellingen leidt. Een dergelijke evaluatie zou tot de herziening van het operationele programma kunnen leiden.

    14. Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds[10] moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    15. Aangezien de ongekende crisis die de internationale financiële markten treft en de economische neergang die daarvan het gevolg is, de financiële stabiliteit van verscheidene lidstaten hebben geschaad en dus een snelle reactie nodig maken om de effecten op de economie als geheel tegen te gaan, moet deze verordening zo snel mogelijk in werking treden en met terugwerkende kracht van toepassing worden verklaard voor de periodes waarin de lidstaten financiële bijstand hebben gekregen van de Unie of van andere lidstaten uit de eurozone om ernstige moeilijkheden ten aanzien van hun financiële stabiliteit aan te pakken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. De artikelen 76 en 77 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 worden vervangen door:

    “Artikel 76

    Bepalingen inzake de berekening van de tussentijdse betalingen

    1. Tussentijdse betalingen worden berekend door op de overheidsbijdrage die is aangegeven in de uitgavenstaat welke in het kader van ieder prioritair zwaartepunt en iedere convergentie/non-convergentiedoelstelling door de voor certificering verantwoordelijke autoriteit is gecertificeerd, het medefinancieringspercentage toe te passen dat in het kader van het huidige financieringsplan voor dit prioritair zwaartepunt en deze doelstelling is vastgesteld.

    2. In afwijking van lid 1 is, in antwoord op een specifiek en behoorlijk gemotiveerd verzoek van de lidstaat, een tussentijdse betaling het bedrag van de voor het prioritair zwaartepunt of de doelstelling aan de begunstigden betaalde of te betalen bijstand van de Unie. Dit bedrag moet door de lidstaat in de uitgavenstaat worden gespecificeerd.

    3. In afwijking van artikel 53, lid 3, kunnen op verzoek van een lidstaat de tussentijdse betalingen worden verhoogd met een bedrag dat overeenkomt met tien procentpunten bovenop het medefinancieringspercentage voor elk prioritair zwaartepunt, toe te passen op het bedrag van de voor steun in aanmerking komende overheidsuitgaven die voor het eerst zijn aangegeven in elke gecertificeerde uitgavenstaat die wordt ingediend in de periode waarin die lidstaat aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

    16. aan dat land wordt financiële bijstand beschikbaar gesteld op grond van Verordening (EG) nr. 407/2010 van de Raad houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme* of is vóór de inwerkingtreding van die verordening financiële bijstand beschikbaar gesteld door andere lidstaten uit de eurozone;

    17. aan dat land wordt financiële bijstand voor de middellange termijn beschikbaar gesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad**;

    18. aan dat land wordt financiële bijstand beschikbaar gesteld overeenkomstig het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme, dat op 11 juli 2011 is ondertekend.

    4. Voor de berekening van de tussentijdse betalingen die worden ingediend wanneer de lidstaat niet langer profiteert van de in lid 3 bedoelde financiële bijstand, houdt de Commissie geen rekening met de overeenkomstig dat lid betaalde verhoogde bedragen.

    Niettemin moet met deze bedragen rekening worden gehouden voor de doeleinden van artikel 79, lid 1.

    * PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.

    ** PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1.

    Artikel 77

    Bepalingen inzake de berekening van saldobetalingen

    1. De saldobetaling is beperkt tot het laagste van de hieronder bedoelde bedragen:

    19. het bedrag berekend door op de overheidsbijdrage die is aangegeven in de definitieve uitgavenstaat welke in het kader van ieder prioritair zwaartepunt en iedere convergentie/non-convergentiedoelstelling door de voor certificering verantwoordelijke autoriteit is gecertificeerd, het medefinancieringspercentage toe te passen dat in het kader van het huidige financieringsplan voor dit prioritair zwaartepunt en deze doelstelling is vastgesteld;

    20. het bedrag van de voor het prioritair zwaartepunt of voor de doelstelling aan de begunstigden betaalde of te betalen EU-bijstand. Dat bedrag moet door de lidstaat worden aangegeven in de laatste uitgavenstaat die in het kader van ieder prioritair zwaartepunt en iedere doelstelling door de voor certificering verantwoordelijke autoriteit is gecertificeerd.

    2. In afwijking van artikel 53, lid 3, kunnen op verzoek van een lidstaat de saldobetalingen worden verhoogd met een bedrag dat overeenkomt met tien procentpunten bovenop het medefinancieringspercentage voor elk prioritair zwaartepunt, toe te passen op het bedrag van de voor steun in aanmerking komende overheidsuitgaven die voor het eerst zijn aangegeven in elke gecertificeerde uitgavenstaat die wordt ingediend in de periode waarin die lidstaat aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

    21. aan dat land wordt financiële bijstand beschikbaar gesteld op grond van Verordening (EG) nr. 407/2010 van de Raad houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme* of is vóór de inwerkingtreding van die verordening financiële bijstand beschikbaar gesteld door andere lidstaten uit de eurozone;

    22. aan dat land wordt financiële bijstand voor de middellange termijn beschikbaar gesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad**;

    23. aan dat land wordt financiële bijstand beschikbaar gesteld overeenkomstig het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme, dat op 11 juli 2011 is ondertekend.

    3. Voor de berekening van de saldobetalingen die worden ingediend wanneer de lidstaat niet langer profiteert van de in artikel 76, lid 3, bedoelde financiële bijstand van de Unie, houdt de Commissie geen rekening met de overeenkomstig dat lid betaalde verhoogde bedragen.”

    2. Het volgende artikel 77 bis wordt ingevoegd.

    "Artikel 77 bis

    Maximale bijdrage van de Unie door middel van tussentijdse betalingen en saldobetalingen

    Onverminderd artikel 76, lid 3, en artikel 77, lid 2, is de bijdrage van de Unie in de vorm van tussentijdse betalingen en saldobetalingen niet hoger dan de overheidsbijdrage en het maximale bedrag aan bijstand uit de fondsen voor elk prioritair zwaartepunt en elke doelstelling zoals vastgesteld in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het operationele programma.”

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Voor de volgende lidstaten zal zij echter met terugwerkende kracht gelden vanaf het moment dat aan deze lidstaten financiële bijstand ter beschikking was gesteld:

    a) voor Ierland vanaf 10 december 2010;

    b) voor Griekenland vanaf 11 mei 2010;

    c) voor Letland vanaf 23 januari 2009;

    d) voor Hongarije vanaf 5 november 2008;

    e) voor Portugal vanaf 24 mei 2011;

    f) voor Roemenië vanaf 11 mei 2009.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De voorzitter De voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1. BENAMING VAN HET VOORSTEL:

    Voorstel voor een VERORDENING (EU) Nr. …/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds, wat betreft sommige bepalingen betreffende het financiële beheer voor bepaalde lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit

    2. ABM/ABB-KADER

    Betrokken beleidsterrein(en) en bijbehorende activiteit(en):

    Europees Visserijfonds; ABB-activiteit 11.06

    3. BEGROTINGSONDERDELEN

    3.1. Begrotingsonderdelen (operationele uitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)):

    De voorgestelde nieuwe actie zal worden uitgevoerd op basis van de volgende begrotingsonderdelen:

    - 11.0612 Convergentie (EVF)

    - 11.0613 non-Convergentie (EVF)

    3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen:

    3.3. Begrotingskenmerken:

    Begrotingsonderdeel | Soort uitgaven | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruitzich-ten |

    11.0612 | Niet-verplichte uitgaven | Gespl. | NEE | NEE | NEE | Nr. 2 |

    11.0613 | Niet-verplichte uitgaven | Gespl. | NEE | NEE | NEE | Nr. 2 |

    4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

    4.1. Financiële middelen

    4.1.1. Overzicht van vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

    De volgende tabellen laten het verwachte effect van de voorgestelde maatregelen in 2011 tot 2013 zien. Aangezien geen nieuwe financiële middelen worden voorgesteld, zijn in de tabellen geen cijfers ingevuld, maar “n.v.t.” (niet van toepassing).

    Voor betalingskredieten in 2012 kan het voorstel tot gevolg hebben dat de betrokken lidstaten een hogere vergoeding krijgen. De aanvullende betalingskredieten voor dit voorstel houden in dat de betalingskredieten zullen toenemen (in 2012 met ongeveer 20 miljoen euro), en dat deze aan het einde van de programmeringsperiode zullen worden gecompenseerd. Het totaal van de betalingskredieten voor de hele programmeringsperiode blijft derhalve ongewijzigd.

    Op basis van het verzoek van de lidstaten om van de actie te profiteren en rekening houdend met de ontwikkeling van de aanvragen voor tussentijdse betalingen zal de Commissie in 2012 de behoefte aan aanvullende betalingskredieten opnieuw onderzoeken, en zal zij de begrotingsautoriteit eventueel voorstellen betreffende passende acties voorleggen.

    in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

    Soort uitgaven | Punt nr. | Jaar n | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | n + 5 en later | Totaal |

    Operationele uitgaven[11] |

    Vastleggingskredieten (VK) | 8.1 | a | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Betalingskredieten (BK) | b | n.v.t. | 20 | n.v.t. | n.v.t. | -20 | n.v.t. | n.v.t. |

    Administratieve uitgaven die in het referentiebedrag zijn begrepen[12] |

    Technische en administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4 | c | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    TOTAAL REFERENTIEBEDRAG |

    Vastleggingskredieten | a+c | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Betalingskredieten | b+c | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 0,000 |

    Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen[13] |

    Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) | 8.2.5 | d | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6 | e | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Totale indicatieve kosten van de maatregel

    TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | a+c+d+e | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | b+c+d+e | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Medefinanciering

    in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

    Medefinancieringsbron | Jaar n | n + 1 | n + 2 | n + 3 | n + 4 | n + 5 en later | Totaal |

    …………………… | f | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    TOTAAL VK inclusief medefinanciering | a+c+d+e+f | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

    ( Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

    ( Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

    ( Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord[14] (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten).

    4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

    ( Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

    ( Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten:

    in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

    Vóór de actie [Jaar n-1] | Situatie na de actie |

    Totale personele middelen | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

    5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

    De langdurige financiële en economische crisis vergroot de druk op de nationale financiële middelen naarmate de lidstaten meer en meer bezuinigen. In deze situatie stelt dit voorstel de betrokken lidstaten in staat de uitvoering van de programma’s voort te zetten, door hun toe te staan hogere medefinancieringspercentages uit het Europees Visserijfonds toe te staan en lagere uit de nationale middelen.

    5.2. Meerwaarde van het EU-optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

    Het voorstel maakt de voortzetting van de uitvoering van de programma’s mogelijk, terwijl geld in de economie wordt gepompt en tegelijkertijd een bijdrage wordt geleverd aan de vermindering van de overheidsuitgaven.

    5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

    Het doel is die lidstaten te helpen die het sterkst van de financiële crisis te lijden hebben gehad, om de concrete uitvoering van de programma’s te kunnen voortzetten, waardoor geld in de economie wordt gepompt.

    5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

    Voor de uitvoering van de actie gekozen methode(n).

    - met lidstaten

    6. TOEZICHT EN EVALUATIE

    6.1. Monitoringsysteem

    Niet nodig, aangezien het onder de normale monitoring van het Europees Visserijfonds valt.

    6.2. Evaluatie

    6.2.1. Evaluatie vooraf

    Dit voorstel is voorbereid op verzoek van het kabinet van de voorzitter van de Commissie.

    6.2.2. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie of evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan)

    Niet van toepassing

    6.2.3. Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties

    Niet van toepassing

    7. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

    NIET VAN TOEPASSING

    8. MIDDELEN

    8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel

    Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

    Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 |

    Ambtenaren of tijdelijk personeel (11 01 01) | A*/AD | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    B*, C*/AST | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Uit artikel 11 01 02 gefinancierd personeel | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Uit artikel 11 01 04/05 gefinancierd ander personeel | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    TOTAAL | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    8.2.2. Taken die uit de actie voortvloeien

    Niet van toepassing

    8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

    (Wanneer meer dan een bron wordt vermeld, geef dan het aantal posten per bron)

    ( Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

    ( Posten die al zijn toegewezen in het kader van de JBS/VOB-procedure voor jaar n

    ( Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure zal worden gevraagd

    ( Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling)

    ( Posten die voor jaar n nodig zijn maar die in het kader van de JBS/VOB-procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen

    8.2.4. Andere administratieve uitgaven die in het referentiebedrag zijn begrepen (11 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer)

    in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

    Begrotingsonderdeel (nummer en rubriek) | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 en later | TOTAAL |

    Andere technische en administratieve bijstand | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    - intern | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    - extern | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Totaal technische en administratieve bijstand | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

    in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

    Soort personeelsleden | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 en later |

    Ambtenaren en tijdelijk personeel (11 01 01) | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Uit artikel 11 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis enz.) (vermeld begrotingsonderdeel) | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen) | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Berekening – Ambtenaren en tijdelijke functionarissen

    Verwijs zo nodig naar punt 8.2.1

    n.v.t.

    Berekening – Uit artikel 11 01 02 gefinancierd personeel

    Verwijs zo nodig naar punt 8.2.1

    n.v.t.

    8.2.6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

    in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen) |

    Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 en later | TOTAAL |

    11 01 02 11 01 – Dienstreizen | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    11 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    11 01 02 11 03 – Comités | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    11 01 02 11 04 – Studies en adviezen | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    11 01 02 11 05 - Informatiesystemen | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    2 Totaal Andere beheersuitgaven (11 01 02 11) | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    3 Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel) | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Totaal Andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |

    Berekening - Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

    n.v.t.

    [1] PB L , , blz.

    [2] PB L , , blz.

    [3] PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.

    [4] PB L 30 van 4.2.2011, blz. 34.

    [5] PB L 159 van 17.6.2011, blz. 88.

    [6] PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1.

    [7] PB L 37 van 6.2.2009, blz. 5.

    [8] PB L 79 van 25.3.2009, blz. 39.

    [9] PB L 150 van 13.6.2009, blz. 8.

    [10] PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

    [11] Uitgaven die niet onder hoofdstuk 11 01 van de betrokken titel 11 vallen.

    [12] Uitgaven in het kader van artikel 11 01 04 van titel 11.

    [13] Uitgaven in het kader van hoofdstuk 11 01, met uitzondering van de artikelen 11 01 04 en 11 01 05.

    [14] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

    [15] Voeg zo nodig extra kolommen toe (wanneer de duur van de actie langer is dan 6 jaar).

    Top