EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0310

VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko

/* COM/2011/0310 def. - NLE 2011/0134 */

52011PC0310

/* COM/2011/0310 def. - NLE 2011/0134 */ VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko


TOELICHTING

Op basis van het mandaat van de Raad[1] heeft de Europese Commissie met het Koninkrijk Marokko onderhandeld met het oog op de éénjarige verlenging van het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko van 22 mei 2006. Ter afronding van deze onderhandelingen is op 25 februari 2011 een protocol ter verlenging van het vorige protocol geparafeerd. Het nieuwe protocol dekt de periode van 28 februari 2011 tot en met 27 februari 2012, aangezien het geldende protocol op 27 februari 2011 is verstreken.

Voor dit protocol wordt een looptijd van één jaar voorgesteld om de EU de tijd te geven de perspectieven van een toekomstig protocol van langere duur te evalueren.

Het nieuwe protocol bij de partnerschapsovereenkomst is aan de Raad meegedeeld met het oog op de goedkeuring van de ondertekening en van de voorlopige toepassing ervan. Het protocol is met het oog op het sluiten ervan aan de Raad en het Parlement meegedeeld.

Het protocol voorziet in vangstmogelijkheden in de volgende zes visserijtakken:

- kleinschalige pelagische visserij in het noorden: 20 zegenvisserijvaartuigen,

- kleinschalige visserij in het noorden: 30 vaartuigen voor de visserij met de grondbeug,

- kleinschalige visserij in het zuiden: 20 vaartuigen,

- demersale visserij: 22 vaartuigen,

- tonijnvisserij: 27 vaartuigen,

- industriële pelagische visserij: 60 000 ton aan vangsten.

De Commissie stelt de Raad voor deze verordening vast te stellen.

2011/0134 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

1. Op 22 mei 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 764/2006 betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko[2] vastgesteld.

2. Op 25 februari 2011 is een nieuw protocol[3] bij de partnerschapsovereenkomst geparafeerd. Krachtens dit protocol worden aan EU-vaartuigen vangstmogelijkheden toegewezen in de wateren waarover Marokko de soevereiniteit of jurisdictie voor visserijaangelegenheden heeft.

3. Op […] heeft de Raad Besluit XXX/2010/EU[4] betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het nieuwe protocol vastgesteld.

4. Bepaald moet worden hoe de vangstmogelijkheden voor de looptijd van het protocol over de lidstaten moeten worden verdeeld.

5. Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren[5] brengt de Commissie de betrokken lidstaten op de hoogte wanneer blijkt dat de krachtens het protocol aan de EU toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig worden benut. Als niet wordt geantwoord binnen een door de Raad vast te stellen termijn, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. Deze termijn dient te worden vastgesteld.

6. Aangezien het vorige protocol op 27 februari 2011 is verstreken, dient de onderhavige verordening met ingang van 28 februari 2011 van toepassing te zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

7. De vangstmogelijkheden die krachtens het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko (hierna "het protocol" genoemd) zijn vastgesteld, worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

Visserijtak | Vaartuigtype | Lidstaat | Machtigingen of quota |

Kleinschalige pelagische visserij in het noorden | Zegenvisserijvaartuigen | Spanje | 20 |

Kleinschalige visserij in het noorden | Vaartuigen voor de visserij met de grondbeug, < 40 BT | Spanje | 20 |

Portugal | 7 |

Vaartuigen voor de visserij met de grondbeug, > 40 GT < 150 GT | Portugal | 3 |

Kleinschalige visserij in het zuiden | Spanje | 20 |

Demersale visserij | Vaartuigen voor de visserij met de grondbeug | Spanje | 7 |

Portugal | 4 |

Trawlers | Spanje | 10 |

Italië | 1 |

Tonijnvisserij | Vaartuigen voor de visserij met de hengel | Spanje | 23 |

Frankrijk | 4 |

Industriële pelagische visserij | Duitsland | 4 850 t |

Litouwen | 15 520 t |

Letland | 8 730 t |

Nederland | 19 400 t |

Ierland | 2 500 t |

Polen | 2 500 t |

Verenigd Koninkrijk | 2 500 t |

Spanje | 400 t |

Portugal | 1 333 t |

Frankrijk | 2 267 t |

8. Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing onverminderd de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko.

9. Als met de in lid 1 bedoelde aangevraagde vismachtigingen van de daar vermelde lidstaten niet alle krachtens het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging. De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn waarbinnen de lidstaten moeten bevestigen dat zij de krachtens de overeenkomst toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig benutten, is tien werkdagen na de datum waarop de Commissie aan de lidstaten heeft gemeld dat de vangstmogelijkheden niet volledig zijn benut.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie . Zij is van toepassing met ingang van 28 februari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

[1] Doc. 6486/1/11 REV. 1 van 18 februari 2011.

[2] Verordening (EG) nr. 764/2006 van de Raad van 22 mei 2006, PB L 141 van 29.5.2006, blz. 1.

[3] PB L van , blz.

[4] PB C van , blz.

[5] PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33.

Top