This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0276
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on mutual recognition of protection measures in civil matters
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken
/* COM/2011/0276 def. */
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken /* COM/2011/0276 def. */
TOELICHTING
1.
ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
Dit voorstel maakt
deel uit van een wetgevingspakket waarmee wordt beoogd de rechtspositie van
slachtoffers in de EU te verbeteren. Tot dit pakket behoren tevens de volgende
andere onderdelen: een mededeling over de verbetering van de rechtspositie van
slachtoffers in de EU en een richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor
de rechten en de bescherming van slachtoffers van misdrijven en voor
slachtofferhulp. Dit voorstel, dat betrekking heeft op beschermingsbevelen die
in burgerlijke zaken zijn gegeven, is een aanvulling op een initiatief dat een
aantal lidstaten in september 2009 hebben genomen voor een richtlijn
betreffende het Europees beschermingsbevel[1],
dat de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in strafzaken moet
verzekeren. De Europese Unie heeft zichzelf ten doel
gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te
ontwikkelen, waarvan het beginsel van wederzijdse erkenning van vonnissen en
andere beslissingen van rechterlijke instanties in de Unie de hoeksteen vormt. In het programma
van Stockholm (2010-2014)[2] en
het actieplan van de Commissie ter uitvoering daarvan wordt erkend dat verdere
stappen moeten worden ondernomen om de behoeften van de slachtoffers van misdrijven
centraal te stellen in onze rechtsstelsels. Slachtoffers worden hoog op de
EU-agenda geplaatst en er wordt uiting gegeven aan het vaste voornemen om te
komen tot een geïntegreerde en gecoördineerde benadering van slachtoffers, in
overeenstemming met de conclusies van de Raad JBZ van oktober 2009[3]. Ten aanzien van de
rechten van slachtoffers in strafprocedures heeft de Europese Unie reeds actie
ondernomen door middel van Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van
15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure.
Hoewel met betrekking tot de rechten van slachtoffers stappen vooruit zijn
gezet, zijn de doelstellingen van het kaderbesluit van de Raad nog niet ten
volle gerealiseerd. Het Europees
Parlement heeft de Raad tevens opgeroepen om een alomvattend rechtskader aan te
nemen dat slachtoffers van misdrijven de breedst mogelijke bescherming biedt[4]. In zijn resolutie van 26 november 2009[5] over de uitbanning van geweld tegen vrouwen
dringt het Europees Parlement er bij de lidstaten op aan hun nationale
wetgeving en beleid ter bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen
aan te scherpen en actie te ondernemen om de oorzaken van geweld tegen vrouwen
aan te pakken, met name door middel van preventiemaatregelen, en verzoekt het de
Unie om het recht op bijstand, bescherming en steun te waarborgen voor alle
geweldslachtoffers. In een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht moeten slachtoffers van (onder meer huiselijk) geweld of
personen van wie de lichamelijke en/of psychische integriteit of vrijheid wordt
bedreigd en die in een lidstaat in aanmerking komen voor een
beschermingsmaatregel, in de andere lidstaten aanspraak kunnen maken op
hetzelfde niveau van bescherming wanneer zij verhuizen of reizen, zonder dat zij
daarvoor dure en tijdrovende procedures moeten doorlopen. Daarmee wordt tevens
tegemoetgekomen aan de oproep die de Commissie in haar verslag over het
EU-burgerschap van 27 oktober 2010[6]
heeft gedaan om de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers verder weg te
nemen. In september 2009 hebben twaalf lidstaten een
voorstel ingediend voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
betreffende het Europees beschermingsbevel[7].
Tijdens de onderhandelingen is gebleken dat het mechanisme dat wordt gehanteerd
in dit instrument, dat gebaseerd is op artikel 82 VWEU betreffende de
wederzijdse erkenning in strafzaken, niet strookt met de ambitieuze norm inzake
wederzijdse erkenning die, op grond van artikel 81 VWEU, reeds is
bereikt op civiel gebied. Met het huidige voorstel wordt dan ook beoogd te
voorzien in een rechtsinstrument voor de wederzijdse erkenning van
beschermingsmaatregelen die zijn genomen in strafzaken, waarbij wordt
gewaarborgd dat alle in een lidstaat genomen beschermingsmaatregelen in aanmerking
komen voor de toepassing van een efficiënt mechanisme waardoor het vrije
verkeer ervan in de gehele Unie wordt verzekerd.
2.
RAADPLEGING EN EFFECTBEOORDELING
Tijdens de
bespreking van het initiatief van de lidstaten voor een Europees
beschermingsbevel, waaraan ook een effectbeoordeling was gekoppeld, kwam aan
het licht dat er behoefte was aan een voorstel als het onderhavige, dat
uitsluitend van toepassing is op beschermingsbevelen die in burgerlijke zaken
zijn gegeven. Om nader te onderzoeken in hoeverre
er behoefte is aan dit voorstel en hoe het moet worden opgezet, is de Commissie
daarenboven te rade gegaan bij lidstaten, andere instellingen en deskundigen
met diverse achtergronden. Eerst belegde de
Commissie op 25 mei 2010 een bijeenkomst met deskundigen, waarbij eens te
meer bleek dat er in vele lidstaten civielrechtelijke beschermingsmaatregelen
bestaan, waarvan de wederzijdse erkenning dient te gebeuren volgens de in
burgerlijke zaken gangbare normen en niet volgens de zwaardere procedures die gebruikelijk
zijn in strafzaken. De Europese
Commissie heeft tevens een externe studie laten uitvoeren die samen met de
effectbeoordeling inzicht moet geven in de behoeften van slachtoffers van
misdrijven, in de maatregelen die kunnen worden genomen om daaraan tegemoet te
komen, en in de effecten van alle mogelijke opties[8]. Als onderdeel van de voorbereiding van de
effectbeoordeling heeft de Commissie tussen 15 juli 2010 en 30 september 2010
een openbare raadpleging gehouden, waaraan zowel het brede publiek als
niet-gouvernementele en gouvernementele organisaties konden deelnemen en waarin
werd gevraagd welke stappen de Commissie moest ondernemen om de situatie van de
slachtoffers van misdrijven te verbeteren, onder meer op het gebied van
beschermingsbevelen. Daarnaast werd
opdracht gegeven voor een studie om na te gaan wat mogelijk was met betrekking
tot het specifieke doel te voorkomen dat de door een beschermingsbevel
verkregen bescherming verloren gaat wanneer een beschermde persoon naar een
andere lidstaat reist of verhuist[9].
3.
JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL
3.1.
Rechtsgrondslag
Dit voorstel is
gebaseerd op artikel 81, lid 2, onder a), e) en f), van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Luidens
artikel 81 ontwikkelt de Unie een justitiële samenwerking in burgerlijke
zaken met grensoverschrijdende gevolgen, die berust op het beginsel van
wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in
buitengerechtelijke zaken. Deze samenwerking kan maatregelen ter aanpassing van
de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten omvatten. Met het oog daarop
stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone
wetgevingsprocedure, met name wanneer dat nodig is voor de goede werking van de
interne markt, maatregelen vast die onder meer de wederzijdse erkenning tussen
de lidstaten van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in
buitengerechtelijke zaken en de tenuitvoerlegging daarvan omvatten.
3.2.
Samenvatting van de voorgestelde actie
Om de slachtoffers van geweld, in het
bijzonder huiselijk geweld, stalking en geweld tegen kinderen, te beschermen,
voorzien de nationale wettelijke regels van de lidstaten in de mogelijkheid
tijdelijke en preventieve maatregelen ter bescherming van een persoon te nemen
wanneer er een ernstig risico bestaat dat de lichamelijke en/of psychische
integriteit of de vrijheid van de betrokkene in het gedrang komt. De
beschermingsmaatregelen worden door een rechtsprekende of andere autoriteit
gelast op verzoek van de persoon die in gevaar is. Vaak worden zij bevolen
zonder dat de persoon van wie de dreiging uitgaat wordt gedagvaard, met name in
spoedeisende gevallen ("ex parte" procedures). De
beschermingsmaatregelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een verbod om dichter
dan een bepaalde afstand bij de beschermde persoon in de buurt te komen of om
op bepaalde plaatsen te komen waar de beschermde persoon woont of geregeld
komt. Een kenmerk van veel beschermingsmaatregelen is dat de overheid niet
actief optreedt om de naleving ervan af te dwingen: door een overtreding van
het verbod stelt de persoon van wie het gevaar uitgaat zich rechtstreeks bloot
aan een sanctie, vaak zelfs een strafsanctie. Ten gevolge van de uitbreiding van het vrije
verkeer verhuizen of reizen steeds meer mensen naar het buitenland. Bijgevolg
is het van het grootste belang ervoor te zorgen dat de tijdelijke bescherming
die in een lidstaat wordt geboden, ook gehandhaafd blijft wanneer de betrokkene
naar een andere lidstaat reist of verhuist, zonder dat deze daarvoor een
tijdrovende procedure moet doorlopen. De civielrechtelijke samenwerking is
ontwikkeld in het kader van de totstandbrenging van een interne markt in Europa
en is gebaseerd op het beginsel van de wederzijdse erkenning van gerechtelijke
en buitengerechtelijke beslissingen. Deze wederzijdse erkenning is geleidelijk
verbeterd door de controlemaatregelen voor in den vreemde gegeven beslissingen
in de Unie te versoepelen. Dit voorstel voert een snel en efficiënt mechanisme
in om ervoor te zorgen dat de lidstaat waarheen de persoon die in gevaar is
verhuist, zonder verdere formaliteiten de beschermingsmaatregel erkent die door
de eerste lidstaat is gelast. Wat de instrumenten voor wederzijdse erkenning in
burgerlijke zaken betreft, voert dit voorstel een gestandaardiseerd certificaat
in dat alle informatie bevat die voor de erkenning en, in voorkomend geval, de
tenuitvoerlegging van belang is. Er zal derhalve door de bevoegde autoriteit
van de eerste lidstaat, ambtshalve dan wel op verzoek van de beschermde persoon,
een certificaat worden afgegeven, dat de betrokkene vervolgens aan de bevoegde
autoriteiten van de tweede lidstaat kan overhandigen. De bevoegde autoriteiten
van de tweede lidstaat stellen de persoon van wie de dreiging uitgaat in kennis
van de geografische uitbreiding van de buitenlandse beschermingsmaatregel en
van de op overtreding ervan toepasselijke sancties, en zien in voorkomend geval
toe op de tenuitvoerlegging ervan. Om te komen tot een snel, goedkoop en
efficiënt mechanisme voor het verkeer van beschermingsmaatregelen in de
Europese Unie, is gekozen voor de benadering die ook ten grondslag ligt aan
Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003
betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen
in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot
intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 ("Brussel II‑bis")[10], met name de artikelen 41 en 42 daarvan. Er
is ook inspiratie gehaald uit het voorstel van de Commissie voor een
herschikking van Verordening (EG) nr. 44/2001 ("Brussel I")[11]. Het voorstel voorziet in de afschaffing
van alle intermediaire procedures en er worden geen weigeringsgronden
voorgesteld, behalve indien er een niet-verenigbare beslissing bestaat in de
lidstaat van erkenning. Automatische
erkenning is eveneens van toepassing wanneer de lidstaat van erkenning en/of
tenuitvoerlegging zelf geen beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken kent.
Dit is immers een basisprincipe van de wederzijdse erkenning in burgerlijke
zaken: het feit dat de lidstaat waar de erkenning en/of tenuitvoerlegging wordt
gevraagd in zijn interne recht niet in een dergelijke maatregel voorziet, mag
geen afbreuk doen aan het feit dat hij verplicht is de door een andere lidstaat
genomen maatregel te erkennen en in voorkomend geval ten uitvoer te leggen. De
aard van de autoriteit die de beschermingsmaatregelen heeft uitgevaardigd
(burgerlijke rechter, burgemeester, strafrechter) is in dit opzicht niet
relevant. Aan de afschaffing
van de intermediaire procedures worden waarborgen op het gebied van de
grondrechten verbonden: –
de autoriteit van de eerste lidstaat die wordt
verzocht het certificaat af te geven, moet nagaan of het recht op een eerlijk
proces, inzonderheid het recht op verdediging, van de persoon van wie de
dreiging uitgaat in acht is genomen. Indien die rechten niet gewaarborgd waren,
kan geen certificaat worden afgegeven; –
in geval van opschorting of intrekking van de
beschermingsmaatregel door de eerste lidstaat moet de bevoegde autoriteit van
de tweede lidstaat op verzoek van de persoon van wie de dreiging uitgaat de
erkenning en, in voorkomend geval, de tenuitvoerlegging opschorten dan wel
intrekken; –
de bevoegde autoriteiten van beide lidstaten moeten
de persoon van wie de dreiging uitgaat en de beschermde persoon in kennis
stellen van alle informatie betreffende de afgifte, erkenning, eventuele
tenuitvoerlegging en sancties, opschorting of intrekking van de
beschermingsmaatregel. Al die waarborgen
moeten de zekerheid bieden dat de grondrechten en beginselen die met name zijn
erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie geëerbiedigd
worden, terwijl toch de tijd en kosten van een exequaturprocedure worden
uitgespaard. Dit voorstel laat
de strafsancties die lidstaten eventueel op inbreuken op een
beschermingsmaatregel hebben gesteld, onverlet. Dat blijft een zaak van het
nationale recht van elke lidstaat.
3.3.
Analyse van de belangrijkste artikelen
Dit voorstel is
een instrument voor wederzijdse erkenning in burgerlijke zaken en volgt dan ook
de logica van de bestaande EU-instrumenten op het gebied van justitiële
samenwerking in burgerlijke en handelszaken, waarop het in grote trekken
geïnspireerd is. Vele artikelen zijn identiek aan of lijken op de
overeenkomstige artikelen in die wetgeving. Artikel 1 -
Toepassingsgebied Sommige
beschermingsmaatregelen vallen reeds onder de toepassing van de verordeningen
Brussel I[12] en
Brussel II bis, en het is bijgevolg belangrijk de verhouding tussen
dit voorstel en die verordeningen duidelijk te maken. Deze verordening
stelt bijzondere regels vast voor beschermingsmaatregelen. Overeenkomstig een
algemeen rechtsbeginsel heeft ze derhalve voorrang op de algemene regels die in
Brussel I zijn vastgelegd. De zaken liggen
anders bij Verordening Brussel II-bis, die ten doel heeft alle procedures
met betrekking tot een bepaalde echtscheiding of scheiding van tafel en bed te
centraliseren. Dit voorstel mag de regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en
de erkenning van beslissingen die in die verordening zijn neergelegd niet op
losse schroeven zetten door de mogelijkheid te bieden zich tot een rechter in
een andere lidstaat te wenden met betrekking tot de beschermingsmaatregelen die
in het kader van de lopende procedure zijn genomen. Om die reden blijft Verordening
Brussel II-bis gelden voor alle beschermingsmaatregelen die binnen haar
toepassingsgebied vallen. Beschermingsmaatregelen die niet onder de toepassing
van Brussel II-bis vallen, bv. beschermingsmaatregelen ten aanzien van een
niet-gehuwd paar, partners van hetzelfde geslacht of buren, vallen daarentegen
onder dit voorstel. Artikel 2 – Definities Beschermingsmaatregelen – In de definitie van het begrip "beschermingsmaatregel"
ligt de nadruk op het preventieve en tijdelijke karakter van dergelijke maatregelen,
die in een lidstaat worden genomen om een persoon te beschermen wanneer er
gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de fysieke en/of psychische
integriteit of vrijheid van de betrokkene wordt bedreigd. Een
"beschermingsmaatregel" kan worden genomen in het kader van een
"ex parte"-procedure (waarbij de persoon van wie
de dreiging uitgaat niet wordt gedaagd) of een procedure op tegenspraak. Autoriteit – De term "autoriteit" wordt ruim gedefinieerd om elke
instantie te omvatten waaraan een lidstaat een bevoegdheid heeft toegekend voor
zaken die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Het begrip
omvat derhalve niet alleen rechterlijke instanties maar ook administratieve en
andere autoriteiten die op grond van het nationale recht van een lidstaat
bevoegd zijn voor zaken die onder het toepassingsgebied van deze verordening
vallen. Artikel 3 - Rechtsmacht De regels inzake rechtsmacht moeten in hoge
mate voorspelbaar zijn. Daarom zijn zij gebaseerd op het beginsel dat de
bevoegdheid berust bij de autoriteiten van de lidstaat waar de fysieke en/of
psychische integriteit van een persoon wordt bedreigd en waar een persoon
bescherming nodig heeft. Hoewel dit over het algemeen samenvalt met de gewone
verblijfplaats van de persoon die behoefte heeft aan bescherming, is dit niet
noodzakelijk het geval, met name wanneer de betrokkene voor een bepaalde,
relatief korte periode naar het buitenland verhuist, bv. om studieredenen. Artikel 4 - Erkenning Dit artikel is geïnspireerd op andere instrumenten
voor wederzijdse erkenning in burgerlijke zaken, met name op het voorstel voor
een herschikking van Brussel I en Brussel II bis, meer bepaald
de bepalingen betreffende het omgangsrecht en de terugkeer van een kind. Intermediaire
procedures zijn niet nodig: de erkenning gebeurt automatisch. Artikel 5 – Certificaat De bedreigde
persoon heeft het certificaat nodig om zich in een andere lidstaat op de
beschermingsmaatregel te beroepen. Hierbij is de logica achter de artikelen 41
en 42 van Brussel II-bis gevolgd, die betrekking hebben op beslissingen
over het omgangsrecht of de terugkeer van een kind. Het certificaat
wordt, ambtshalve dan wel op verzoek van de beschermde persoon, afgegeven door
de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst met behulp van het
standaardformulier dat in de bijlage bij deze verordening is opgenomen.
Vervolgens dient de partij die zich in een andere lidstaat op de maatregel wil
beroepen het certificaat aan de bevoegde autoriteiten van die lidstaat te
bezorgen. Het certificaat bevat alle informatie die van belang is voor de
erkenning en/of tenuitvoerlegging van de buitenlandse beschermingsmaatregel,
met name een beschrijving van de beschermingsmaatregel die op zodanige wijze is
geformuleerd dat de bevoegde autoriteiten van de tweede lidstaat die kunnen
erkennen en, in voorkomend geval, volgens hun nationale recht ten uitvoer
kunnen leggen. Een concrete verwijzing naar het nationale recht (d.w.z. naar
artikel X van wet Y) in plaats van een beschrijving van de maatregel,
of naar welomschreven plaatsen (d.w.z. een concreet adres) in plaats van een
algemene verwijzing naar de woonplaats of werkplek, hoeft derhalve niet in het
certificaat te worden opgenomen. De bevoegde
autoriteiten van de tweede lidstaat kunnen verzoeken om een transliteratie of
vertaling van de inhoud van het certificaat, d.w.z. van de beschrijving van de
maatregel. Artikel 8 – Aanpassing Dit artikel
betreft het geval dat een buitenlandse beschermingsmaatregel niet bekend is in
het nationale recht van de tweede lidstaat. De bevoegde autoriteit in die
lidstaat zal bijgevolg, voor zover mogelijk, de beschermingsmaatregel moeten
omzetten in een tot de eigen rechtsorde behorende maatregel waaraan
soortgelijke gevolgen verbonden zijn en die soortgelijke doeleinden en belangen
nastreeft. Een dergelijke aanpassing is een gangbare praktijk bij instrumenten
voor wederzijdse erkenning in burgerlijke zaken. Artikel 9 – Tenuitvoerlegging van
bepaalde beschermingsmaatregelen Volgens
het nationale recht moeten de bevoegde autoriteiten zeer zelden actief optreden
om beschermingsmaatregelen ten uitvoer te leggen. In die gevallen
zal de bevoegde autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging de regels
moeten toepassen die volgens haar eigen nationale recht gelden voor soortgelijke
beschermingsmaatregelen, zonder dat een bijzondere procedure moet worden
gevolgd. Artikel 10 –
Waarborgen inzake de grondrechten De bescherming van de grondrechten van het
individu is met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon nog een grotere
prioriteit geworden voor de EU: het EU-Handvest is in rechte bindend geworden
voor de Unie en de EU zal weldra toetreden tot het Europees Verdrag voor de
rechten van de mens (EVRM). In verband met slachtoffers is een hele reeks
grondrechten relevant: menselijke waardigheid, recht op leven, recht op
integriteit van de persoon, recht op vrijheid en veiligheid, eerbied voor het
privéleven en voor het familie- en gezinsleven, bescherming van
persoonsgegevens, recht op eigendom, vrij verkeer en vrije keuze van
verblijfplaats, gelijkheid voor de wet, rechten van het kind, rechten van
ouderen, integratie van personen met een handicap, recht op een doeltreffende
voorziening in rechte en ten slotte het vermoeden van onschuld en het recht op
verdediging. Zoals in de aan
dit voorstel gehechte effectbeoordeling is aangegeven en conform de strategie
van de Unie voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie[13],
zijn alle elementen van de verordening in overeenstemming met de in het
Handvest vastgestelde rechten, en met name het recht op een doeltreffende
voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, zoals gewaarborgd in
artikel 47. De afschaffing van
alle intermediaire formaliteiten voor de erkenning en, in voorkomend geval, de
tenuitvoerlegging in de tweede lidstaat van een in de eerste lidstaat genomen
beschermingsmaatregel moet vergezeld gaan van waarborgen met betrekking tot de
grondrechten. Dit artikel vormt een stevige waarborg, aangezien het certificaat
niet kan worden afgegeven wanneer het recht op een eerlijk proces van de
persoon van wie de dreiging uitgaat, niet is gewaarborgd. Artikel 12
– Weigering, opschorting en intrekking van erkenning of tenuitvoerlegging De erkenning en in voorkomend geval de tenuitvoerlegging
van in een lidstaat genomen beschermingsmaatregelen dienen gebaseerd te zijn op
het beginsel van wederzijds vertrouwen, en de gronden tot weigering van de
erkenning dienen tot het noodzakelijke minimum beperkt te blijven. In
overeenstemming met dit beginsel wordt slechts één grond tot weigering
voorgesteld. In het belang van een harmonieuze rechtsbedeling moet de
mogelijkheid van onverenigbare beslissingen tot een minimum worden beperkt.
Daarom kan de bevoegde autoriteit in de lidstaat van erkenning op verzoek van
de persoon van wie de dreiging uitgaat, de erkenning van de door het gerecht
van herkomst genomen beschermingsmaatregel weigeren indien die onverenigbaar is
met een beslissing die in de lidstaat van erkenning is gegeven. Het is belangrijk
te garanderen dat, wanneer een beschermingsmaatregel in de lidstaat van
herkomst wordt opgeschort of ingetrokken, de bevoegde autoriteit van de
lidstaat van erkenning eveneens de erkenning en, in voorkomend geval, de
tenuitvoerlegging van de beschermingsmaatregel opschort c.q. intrekt. De
persoon van wie de dreiging uitgaat, moet de aanvraag daartoe indienen. Een
standaardaanvraagformulier daarvoor is opgenomen in de bijlage bij het
voorstel. Artikel 13
- Kennisgeving Zoals bij andere instrumenten voor wederzijdse
erkenning in burgerlijke zaken voorziet dit artikel in een basisharmonisatie
van de minimumnormen ten aanzien van de noodzaak om de persoon van wie de
dreiging uitgaat alsook de beschermde persoon in kennis te stellen van alle
mogelijke informatie in verband met de uitvaardiging, de erkenning, de
eventuele tenuitvoerlegging en bestraffing, de opschorting of intrekking van de
beschermingsmaatregel in de eerste lidstaat. In lid 2 wordt dezelfde
verplichting ook ingevoerd voor de tweede lidstaat. Dit vormt een garantie voor
de inachtneming van de grondrechten zoals neergelegd in het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie.
4.
Subsidiariteit en evenredigheid
Wegens het
transnationale karakter van het onderwerp kan het doel van het voorstel niet
voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt. Het is belangrijk
ervoor te zorgen dat iemand de bescherming die hij heeft gekregen niet verliest
wanneer hij naar het buitenland verhuist of op reis gaat. Het mechanisme van
deze verordening, dat erin bestaat alle intermediaire procedures af te schaffen
door het gebruik van een gestandaardiseerd en meertalig certificaat, kan niet
door de lidstaten alleen tot stand worden gebracht. Alleen wetgeving op
Europees niveau kan gelijke voorwaarden scheppen.
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Het voorstel is
eveneens in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is beperkt tot
het minimum dat vereist is om de doelstelling op Europees niveau te verwezenlijken,
en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is. 2011/0130 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende de wederzijdse erkenning van
beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 2, onder a), e) en
f), Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[14], Gezien het advies van het Comité van de
Regio's[15], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld
een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en ontwikkelen en de
toegang tot de rechter te vergemakkelijken, met name door het beginsel van
wederzijdse erkenning van gerechtelijke en buitengerechtelijke beslissingen in
burgerlijke zaken. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een
dergelijke ruimte dient de Unie onder meer maatregelen op het gebied van de
justitiële samenwerking in burgerlijke zaken vast te stellen, met name wanneer
die voor de goede werking van de interne markt nodig zijn. (2)
Deze aangelegenheden behoren tot het gebied van de
justitiële samenwerking in burgerlijke zaken in de zin van artikel 81 van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. (3)
Verschillen tussen de nationale regels inzake
beschermingsmaatregelen belemmeren het goed functioneren van de interne markt.
Bepalingen die borg staan voor een snelle en eenvoudige erkenning en, in
voorkomend geval, tenuitvoerlegging van beschermingsmaatregelen die uitgaan van
lidstaten die door deze verordening gebonden zijn, zorgen ervoor dat de geboden
bescherming wordt gehandhaafd wanneer iemand naar een andere lidstaat verhuist
of reist. (4)
Met het oog op het vrije verkeer van
beschermingsmaatregelen is het nodig en passend de regels inzake de
rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en – in voorkomend geval – de
tenuitvoerlegging van beschermingsmaatregelen in een verbindend en rechtstreeks
toepasselijk besluit van de Unie neer te leggen. (5)
Deze verordening is van toepassing op
beschermingsmaatregelen in civiele procedures, ongeacht de aard van de
autoriteit die ze uitvaardigt – een rechterlijke, een administratieve of andere
instantie. (6)
Deze verordening is van toepassing op alle
beschermingsmaatregelen, volgens de definitie die daarvan in de verordening
zelf wordt gegeven. Zij is evenwel niet van toepassing op
beschermingsmaatregelen die vallen onder Verordening (EG) nr. 2201/2003
van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en
tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke
verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG)
nr. 1347/2000. Ten aanzien van maatregelen die binnen haar
toepassingsgebied vallen, heeft deze verordening wel voorrang boven Verordening
(EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de
rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen
in burgerlijke en handelszaken. (7)
De bevoegdheidsregels moeten in hoge mate
voorspelbaar zijn en uitgaan van het beginsel dat de bevoegde lidstaat die is
waar de fysieke en/of psychische integriteit of vrijheid van de betrokkene
wordt bedreigd. Daaraan moet de bevoegdheid altijd kunnen worden ontleend. (8)
Met het oog op een harmonische rechtspleging moet
worden voorkomen dat in twee lidstaten beslissingen worden gegeven die onderling
onverenigbaar zijn. Daarom voorziet deze verordening in een grond tot weigering
– op aanvraag van de persoon van wie de dreiging uitgaat – van erkenning en/of
tenuitvoerlegging in geval van onverenigbare beslissingen. (9)
De invoering van procedures voor de erkenning en/of
tenuitvoerlegging van beschermingsmaatregelen zonder intermediaire
formaliteiten is gebaseerd op wederzijds vertrouwen in de rechtsbedeling binnen
de Unie en op de wil om het verkeer van beschermingsmaatregelen in de Europese
Unie vlotter te laten verlopen en goedkoper te maken. Bijgevolg moet een
beschermingsmaatregel die in een andere lidstaat is genomen, wat de erkenning
en in voorkomend geval de tenuitvoerlegging betreft, op dezelfde manier worden
behandeld als een beschermingsmaatregel die is genomen in de lidstaat waar de
erkenning en/of tenuitvoerlegging wordt gevraagd. (10)
Wanneer volgens het recht van de lidstaat van
erkenning een optreden van de bevoegde autoriteiten van die lidstaat vereist is
om de beschermingsmaatregel uitwerking te geven, dient de procedure voor de
tenuitvoerlegging van de beschermingsmaatregel te worden geregeld door het
recht van die lidstaat. (11)
Deze verordening heeft geen betrekking op
strafsancties die lidstaten op inbreuken op een beschermingsmaatregel hebben
gesteld; die blijven onder het nationale recht vallen. (12)
Om het vrije verkeer van beschermingsmaatregelen in
de Europese Unie te vergemakkelijken, dient deze verordening te voorzien in een
uniform model voor een certificaat en de autoriteit aan te wijzen die bevoegd
is om dit af te geven. Om in overeenstemming te zijn met het
subsidiariteitsbeginsel, mag dit certificaat de interne procedure in de
lidstaten niet vervangen. (13)
Tegen het certificaat behoort geen beroep te kunnen
worden ingesteld. Indien de beschermingsmaatregel evenwel in de lidstaat van
herkomst wordt opgeschort of ingetrokken, dient de bevoegde autoriteit van de
lidstaat van erkenning, op verzoek van de persoon van wie de dreiging uitgaat,
de erkenning en/of tenuitvoerlegging van de beschermingsmaatregel op te
schorten c.q. in te trekken. (14)
Met het oog op een vlotte en efficiënte werking van
deze verordening dient de bevoegdheid om handelingen in de zin van
artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
vast te stellen aan de Commissie te worden gedelegeerd wat betreft alle
wijzigingen van de formulieren die in de bijlagen zijn opgenomen. Het is van
bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden het
nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau. Bij het voorbereiden en
opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat
de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het
Europees Parlement en de Raad worden ingediend. (15)
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en
neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten
van de Europese Unie zijn vastgelegd. In het bijzonder wordt ernaar gestreefd
het recht op verdediging en het recht op een eerlijk proces, die zijn neergelegd
in artikel 47 van het Handvest, te waarborgen. Deze verordening moet
worden toegepast met inachtneming van deze rechten en beginselen. (16)
Aangezien de doelstelling van deze verordening niet
voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en beter door de Unie kan
worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het
Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel,
maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde
evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om
deze doelstelling te verwezenlijken. (17)
[Het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben,
overeenkomstig de artikelen 1, 2, 3 en 4 van het Protocol betreffende de
positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van
vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese
Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kennis gegeven
van hun wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening]
/ [Onverminderd artikel 4 van het Protocol betreffende de positie van het
Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, nemen het Verenigd
Koninkrijk en Ierland niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze is
bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing in deze landen]. (18)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt
Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze is bijgevolg
niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I Toepassingsgebied,
definities en rechtsmacht Artikel 1 – Toepassingsgebied Deze verordening is van toepassing op
beschermingsmaatregelen die in burgerlijke zaken worden vastgesteld, ongeacht
de aard van de autoriteit die erover beslist. Zij is niet van toepassing op
beschermingsmaatregelen die onder Verordening (EG) nr. 2201/2003 vallen. Artikel 2 – Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: a) "beschermingsmaatregel":
elke beslissing, onder welke benaming ook, van preventieve en tijdelijke aard,
die door een autoriteit in een lidstaat overeenkomstig het nationale recht van
die lidstaat wordt gegeven ter bescherming van een persoon wanneer er ernstige
aanwijzingen zijn om aan te nemen dat de fysieke en/of psychische integriteit
of vrijheid van die persoon wordt bedreigd. Daaronder zijn begrepen maatregelen
die worden bevolen zonder dat de persoon van wie de dreiging uitgaat is
gedagvaard. Zijn met name beschermingsmaatregelen: i) een verbod om bepaalde locaties,
plaatsen of omschreven gebieden waar de beschermde persoon verblijft, werkt of
die door hem worden bezocht, te betreden; of ii) een verbod om, op welke wijze ook, in
contact te treden met de beschermde persoon, bijvoorbeeld per telefoon, e-mail,
gewone post, fax of met andere middelen; of iii) een verbod om dichter dan een bepaalde
afstand bij de beschermde persoon in de buurt te komen; of iv) een beslissing waarbij het exclusieve
gebruik van een gemeenschappelijke woning van twee personen aan de beschermde
persoon wordt toegewezen; b) "autoriteit": elke instantie
die door een lidstaat is aangewezen als zijnde bevoegd voor zaken die onder het
toepassingsgebied van deze verordening vallen; c) "lidstaat van herkomst": de
lidstaat waar de beschermingsmaatregel is genomen; d) "lidstaat van erkenning": de
lidstaat waar de erkenning en, in voorkomend geval, de tenuitvoerlegging van de
beschermingsmaatregel wordt gevraagd. Artikel 3 - Rechtsmacht De autoriteiten van de lidstaat waar de
fysieke en/of psychische integriteit of vrijheid van de betrokken persoon wordt
bedreigd, zijn bevoegd. HOOFDSTUK II Erkenning en tenuitvoerlegging van
beschermingsmaatregelen Artikel 4 – Erkenning Een in een lidstaat genomen
beschermingsmaatregel wordt in de andere lidstaten erkend zonder dat enige
bijzondere procedure moet worden gevolgd en zonder dat tegen de erkenning kan
worden opgekomen indien de beslissing overeenkomstig artikel 5 in de
lidstaat van herkomst is gecertificeerd. Artikel 5 – Certificaat 1. Een partij die zich in een
andere lidstaat op een overeenkomstig dit artikel erkend beschermingsbevel wil
beroepen, moet aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van erkenning een
overeenkomstig dit artikel afgegeven certificaat overleggen. 2. De bevoegde autoriteiten van
de lidstaat van herkomst geven het certificaat af, waarbij zij gebruik maken
van het in de bijlage opgenomen standaardformulier, dat onder meer een
beschrijving van de maatregel bevat die op zodanige wijze wordt geformuleerd
dat de erkenning en, in voorkomend geval, de tenuitvoerlegging in de lidstaat
van erkenning erdoor wordt vergemakkelijkt. 3. De verklaring wordt
afgegeven: i) ambtshalve, indien er zich op het
ogenblik waarop de beschermingsmaatregel wordt vastgesteld grensoverschrijdende
omstandigheden voordoen; voor de toepassing van deze verordening heeft een zaak
grensoverschrijdende gevolgen tenzij de dreiging voor de fysieke en/of
psychische integriteit of vrijheid van de betrokkene zich uitsluitend voordoet
in de lidstaat van herkomst; ii) in alle andere gevallen, op verzoek van
de beschermde persoon; bij het vaststellen van een beschermingsmaatregel stelt
de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de beschermde persoon in
kennis van de mogelijkheid een certificaat als bedoeld in deze verordening aan
te vragen. 4. De bevoegde autoriteiten van
de lidstaat van erkenning kunnen in voorkomend geval verzoeken om een
transliteratie of vertaling van de inhoud van het certificaat, overeenkomstig
artikel 15. Artikel 6 – Rechtsgevolgen van het
certificaat Het certificaat heeft slechts uitwerking
binnen de grenzen van de uitvoerbaarheid van de beslissing. Artikel 7 – Verbetering van het certificaat 1. Het recht van de lidstaat van
herkomst is van toepassing op een eventuele verbetering van het certificaat. 2. Tegen de afgifte van een
certificaat staat geen beroep open. Artikel 8 – Aanpassing van de buitenlandse
beschermingsmaatregel Indien een beschermingsmaatregel in de lidstaat
van erkenning niet bekend is, brengt de bevoegde autoriteit van die lidstaat de
beschermingsmaatregel zo veel mogelijk in overeenstemming met een maatregel die
wel bekend is in het eigen rechtsstelsel en die gelijkwaardige gevolgen heeft
en dezelfde doeleinden en belangen nastreeft. Artikel 9 – Tenuitvoerlegging van
bepaalde beschermingsmaatregelen 1.
Indien volgens het recht van een lidstaat een
optreden van de bevoegde autoriteiten van die lidstaat vereist is om uitwerking
te geven aan een beschermingsmaatregel die in een andere lidstaat is genomen,
wordt die maatregel in de eerstgenoemde lidstaat ten uitvoer gelegd zonder dat
een uitvoerbaarverklaring vereist is. 2.
De procedure voor de tenuitvoerlegging van
beschermingsmaatregelen in een andere lidstaat, met inbegrip van het beroep
tegen de aanpassing van de beschermingsmaatregel overeenkomstig artikel 8,
wordt beheerst door het recht van de lidstaat van erkenning. Artikel 10 – Waarborgen inzake de
grondrechten 1. De autoriteiten van de
lidstaat van herkomst geven het in artikel 5 bedoelde certificaat slechts
af indien de in dat artikel genoemde waarborgen inzake de grondrechten in acht
zijn genomen. 2. Indien de persoon van wie de
dreiging uitgaat in de lidstaat van herkomst niet is verschenen, heeft deze het
recht om de bevoegde autoriteiten van die lidstaat te verzoeken de
beschermingsmaatregel te heroverwegen, indien: (a)
het stuk dat de procedure inleidt of een
gelijkwaardig stuk niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn
verdediging nodig was, aan hem is betekend of meegedeeld; of b) hij de beschermingsmaatregel door
overmacht of buitengewone omstandigheden buiten zijn wil niet heeft kunnen
betwisten, tenzij hij tegen de beschermingsmaatregel geen
rechtsmiddel heeft aangewend toen hij daartoe in de gelegenheid was. 3. Wanneer de
beschermingsmaatregel is gelast zonder dat de persoon van wie de dreiging
uitgaat is opgeroepen om te verschijnen en de maatregel normaal gesproken wordt
erkend en/of ten uitvoer gelegd zonder voorafgaande betekening of kennisgeving
aan die persoon, heeft die persoon het recht om de maatregel aan te vechten
overeenkomstig het recht van de lidstaat van herkomst. Artikel 11 – Verbod van inhoudelijke
toetsing In geen geval mag in de lidstaat waar
erkenning en/of tenuitvoerlegging wordt gevraagd, een in een andere lidstaat
genomen beschermingsmaatregel inhoudelijk worden getoetst. Artikel 12 – Weigering, opschorting en
intrekking van erkenning of tenuitvoerlegging 1. De bevoegde autoriteit in de
lidstaat van erkenning kan op verzoek van de persoon van wie de dreiging
uitgaat, de erkenning van de door het gerecht van herkomst genomen
beschermingsmaatregel weigeren indien die onverenigbaar is met een beslissing
die in de lidstaat van erkenning is gegeven. 2. Indien de beschermingsmaatregel
in de lidstaat van herkomst wordt opgeschort of ingetrokken, schort de bevoegde
autoriteit van de lidstaat van erkenning, op verzoek van de persoon van wie de
dreiging uitgaat, de erkenning en/of tenuitvoerlegging van de beschermingsmaatregel
op c.q. trekt zij deze in. Het verzoek moet worden ingediend met behulp van het
formulier in bijlage II. 4. De erkenning van een
beschermingsmaatregel mag niet worden geweigerd omdat het recht van de lidstaat
van erkenning voor dezelfde feiten niet in eenzelfde maatregel voorziet. Artikel 13 - Kennisgeving 1. De bevoegde autoriteiten van
de lidstaat van herkomst brengen onverwijld en volgens de wettelijke regels van
die lidstaat de volgende elementen ter kennis van de beschermde persoon en de
persoon van wie de dreiging uitgaat: i) de vaststelling van een
beschermingsmaatregel; ii) indien toepasselijk, de daarmee gepaard
gaande uitvoeringsmaatregelen; iii) indien toepasselijk, de sancties bij
inbreuk op de beschermingsmaatregel; iv) de eventuele opschorting of intrekking
van de beschermingsmaatregel. 2. Nadat de beschermde persoon
hen het in artikel 5 bedoelde certificaat heeft bezorgd, brengen de
bevoegde autoriteiten van de lidstaat van erkenning onverwijld en in voorkomend
geval met inachtneming van de voorschriften van Verordening (EG)
nr. 1393/2007[16] de
volgende elementen ter kennis van de beschermde persoon en de persoon van wie
de dreiging uitgaat: i) de erkenning van de
beschermingsmaatregel; ii) indien toepasselijk, de daarmee gepaard
gaande uitvoeringsmaatregelen; iii) indien toepasselijk, de sancties bij
inbreuk op de beschermingsmaatregel; iv) de eventuele opschorting of intrekking
van de beschermingsmaatregel. HOOFDSTUK III Overige bepalingen Artikel 14 – Legalisatie en andere
soortgelijke formaliteiten Geen legalisatie of soortgelijke formaliteit
mag in het kader van deze verordening worden geëist. Artikel 15 – Transliteratie of
vertaling Transliteratie of vertaling kan op grond van
deze verordening uitsluitend worden verlangd met het oog op transliteratie of
vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat
van erkenning of in een andere taal waarover de lidstaat van erkenning heeft
verklaard dat hij ze aanvaardt. Elke vertaling in de zin van deze verordening
moet worden gemaakt door een persoon die in een van de lidstaten daartoe
gemachtigd is. Artikel 16 – Recht op rechtsbijstand Een verzoeker die in de lidstaat van herkomst
in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of
vrijstelling van gerechtskosten, komt in een procedure tot
uitvoerbaarverklaring van de beschermingsmaatregel in aanmerking voor de meest
gunstige rechtsbijstandsregeling of voor de meest ruime vrijstelling van
gerechtskosten waarin het recht van de lidstaat van erkenning voorziet. HOOFDSTUK IV Algemene bepalingen en slotbepalingen Artikel 17 - Overgangsbepalingen Deze verordening is van toepassing op
beschermingsmaatregelen die worden vastgesteld vanaf de dag waarop deze
verordening van toepassing wordt, ook indien het verzoek tot het nemen van deze
maatregelen vóór die datum was ingediend. Artikel 18 – Wijziging van de
formulieren De Commissie krijgt overeenkomstig
artikel 19 de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen
betreffende alle wijzigingen van de in de bijlagen opgenomen formulieren. Artikel 19 – Uitoefening van de delegatie 1. De bevoegdheid tot
vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder
de in dit artikel gestelde voorwaarden. 2. De bevoegdheid tot
vaststelling van de in artikel 18 bedoelde gedelegeerde handelingen wordt
met ingang van [inwerkingtredingsdatum van deze verordening] verleend
voor onbepaalde tijd. 3. De in artikel 18
bedoelde delegatie van bevoegdheid kan te allen tijde door het Europees
Parlement of door de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt
een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden
vermeld. Het besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking van het
besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere
datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de
reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een
gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad
daarvan gelijktijdig in kennis. 5. Een krachtens artikel 18
vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als het Europees
Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van
kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of indien
zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van
deze termijn heeft meegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken. Op
initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met [twee
maanden] worden verlengd. Artikel 20 – Herzieningsclausule Uiterlijk [vijf jaar na de in
artikel 23 vastgestelde datum waarop deze verordening van toepassing wordt]
dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees
Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze
verordening. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot
aanpassing. Artikel 21 - Informatie die ter
beschikking van het publiek wordt gesteld In het kader van het bij Beschikking
2001/470/EG[17]
van de Raad ingestelde Europees justitieel netwerk in burgerlijke en
handelszaken verstrekken de lidstaten een beschrijving van de nationale
voorschriften en procedures betreffende beschermingsmaatregelen, met inbegrip
van de autoriteiten die bevoegd zijn voor de erkenning en/of tenuitvoerlegging,
met het oog op de openbaarmaking daarvan. Die informatie wordt door de lidstaten
voortdurend bijgewerkt. Artikel 22 - Mededeling van gegevens
door de lidstaten Tegen [1 jaar vóór de datum waarop de
verordening van toepassing wordt] delen de lidstaten de Commissie mee: a) welke autoriteiten bevoegd zijn voor
zaken die onder de toepassing van deze verordening vallen; b) welke talen conform artikel 15
worden aanvaard voor de vertaling van het certificaat. De Commissie maakt de informatie met alle
passende middelen openbaar, met name via het Europees justitieel netwerk in
burgerlijke en handelszaken, dat is opgericht bij Beschikking 2001/470/EG. Artikel 23 – Inwerkingtreding en toepassing Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van [12
maanden na de inwerkingtreding]. Deze verordening is verbindend in al haar
onderdelen en is overeenkomstig de Verdragen rechtstreeks toepasselijk in de
lidstaten. Gedaan te […], […] BIJLAGE I CERTIFICAAT
ALS BEDOELD IN ARTIKEL 5 1. LIDSTAAT VAN OORSPRONG AT □ BE □ BG
□ CY □ CZ □ DE □ EE □ EL □ ES □ FI
□ FR □ HU □ IE □ IT □ LT □ LU □ LV
□ MT □ NL □ PL □ PT □ RO □ SE □ SI □
SK □ UK □ 2. BEVOEGDE AUTORITEIT DIE HET CERTIFICAAT
AFGEEFT 2.1 Naam: 2.2 Adres: 2.3 Telefoon/fax/e-mail: 3. BESCHERMDE PERSOON 3.1 Volledige naam (achternaam,
voornaam) 3.2 Adres dat moet worden
gebruikt voor de in artikel 13 bedoelde kennisgevingen 3.3 Geboortedatum en -plaats
(indien deze gegevens beschikbaar zijn) 4. PERSOON VAN WIE DE DREIGING UITGAAT 4.1 Volledige naam (achternaam,
voornaam) 4.2 Adres dat moet worden
gebruikt voor de in artikel 13 bedoelde kennisgevingen 4.3 Geboortedatum en -plaats
(indien deze gegevens beschikbaar zijn) 5. BESCHERMINGSMAATREGELEN 5.1 Datum en referentienummer: 6. BESCHRIJVING VAN DE
VOORGENOMEN MAATREGEL[18] Ondergetekende verklaart
hierbij dat de beschermingsmaatregel in de lidstaat van herkomst is genomen
tegen de in punt 4 vermelde persoon van wie de dreiging uitgaat, en dat
daarbij de in artikel 10 genoemde grondrechten in acht zijn genomen. Gelieve het aantal
bladzijden te vermelden indien extra bladen zijn toegevoegd: … Gedaan te: … Handtekening
en/of stempel van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst: BIJLAGE II VERZOEK
OM OPSCHORTING OF INTREKKING VAN DE ERKENNING OF TENUITVOERLEGGING
OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 12 1. VERZOEKER (PERSOON VAN WIE DE DREIGING
UITGAAT) 1.1 Volledige naam (achternaam,
voornaam) 1.2 Adres dat moet worden
gebruikt voor de in artikel 13 bedoelde kennisgevingen 1.3 Geboortedatum en -plaats
(indien deze gegevens beschikbaar zijn) 2. BEVOEGDE AUTORITEIT IN DE LIDSTAAT VAN
HERKOMST 2.1 Naam 2.2 Adres 2.3 Lidstaat AT □ BE □ BG
□CY □ CZ □ DE □ EE □ EL □ ES □ FI
□ FR □ HU □ IE □ IT □ LT □ LU □ LV
□ MT □ NL □ PL □ PT □ RO □SE □ SI □
SK □ UK □ 2.4 Telefoon/fax/e-mail 3. BESLISSING TOT OPSCHORTING OF INTREKKING
VAN EEN BESCHERMINGSMAATREGEL 3.1 Datum en referentienummer 3.2 Samenvatting van de
beslissing tot opschorting of intrekking van een beschermingsmaatregel 4. BESCHERMDE PERSOON 4.1 Volledige naam (achternaam,
voornaam) 4.2 Adres dat moet worden
gebruikt voor de in artikel 13 bedoelde kennisgevingen 4.3 Geboortedatum en -plaats
(indien deze gegevens beschikbaar zijn) Gelieve het aantal
bladzijden te vermelden indien extra bladen zijn toegevoegd: … Gedaan te: … Handtekening: [1] PB C 69 van 18.3.2010, blz. 5, Raadsdocument
13577/09 COPEN 176 van 23 september 2009. [2] Meerjarenprogramma waarin de prioriteiten van de
Europese Unie betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en
rechtvaardigheid worden vastgesteld voor de periode 2010-2014: "Het
programma van Stockholm – Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht ten dienste
van de burger" (PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1). [3] 2969e zitting van de Raad JBZ van 23.10.2009, [14936/09
(Presse 306)]. [4] Resolutie van het Europees Parlement van 7 mei 2009
betreffende de ontwikkeling van een EU-ruimte voor strafrechtspleging [P6_TA(2009)0386]. [5] Resolutie van het Europees Parlement van
26 november 2009 over de uitbanning van geweld tegen vrouwen
[P7_TA(2009)0098]. [6] Verslag over het EU-burgerschap 2010, "Het wegnemen
van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers" - COM(2010) 603. [7] 13577/09 COPEN 176 van 23 september 2009. [8] Matrix Insight/Andersson Elfers Felix, "A Study
for an Impact Assessment on Ways of Improving the Support, Protection and
Rights of Victims across Europe", eindrapport van 3 november
2010. [9] Burkhard Hess: "Feasibility Study: The European
Protection Order and the European Law of Civil Procedure", weldra te
vinden op het volgende adres: http://ec.europa.eu/justice/index_en.htm. [10] Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november
2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van
beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en
tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338 van
23.12.2003, blz. 1). [11] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement
en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
(Herschikking) - COM(2010) 478 van 14.12.2010. [12] Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december
2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
(PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1). [13] Mededeling van de Commissie "Strategie voor een
doeltreffende tenuitvoerlegging van het Handvest van de grondrechten door de
Europese Unie" - COM(2010) 573 van 19.10.2010. [14] PB C […] van […], blz.. […]. [15] PB C […] van […], blz.. […]. [16] PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79. [17] PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25. [18] De beschrijving van de beschermingsmaatregel moet op
zodanige wijze worden geformuleerd dat de bevoegde autoriteiten van de tweede
lidstaat in staat zijn de maatregel te erkennen en, in voorkomend geval, ten
uitvoer te leggen overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat. Een concrete
verwijzing naar het nationale recht (d.w.z. naar artikel X van wet Y)
in plaats van een beschrijving van de maatregel, of naar welomschreven plaatsen
(d.w.z. een concreet adres) in plaats van een algemene verwijzing naar de
woonplaats of werkplek, hoeven derhalve niet in het certificaat te worden
opgenomen. Er moet m.a.w. een algemene beschrijving van de maatregel worden
gegeven, bv. een "verbod om de plaats te betreden waar de beschermde
persoon werkt", in plaats van een "verbod om in straat X te
komen" of een "beschermingsmaatregel vastgesteld op grond van artikel
X van wet Y". Indien de
beschermingsmaatregel in de tweede lidstaat niet bekend is of iets anders is
geregeld, zet de autoriteit van die lidstaat, voor zover mogelijk, de
beschermingsmaatregel om in een tot de eigen rechtsorde behorende maatregel
waaraan soortgelijke gevolgen verbonden zijn en die soortgelijke doeleinden
nastreeft.