This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011DC0933
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Youth Opportunities Initiative
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Initiatief "Kansen voor jongeren"
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Initiatief "Kansen voor jongeren"
/* COM/2011/0933 definitief */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Initiatief "Kansen voor jongeren" /* COM/2011/0933 definitief */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Initiatief "Kansen voor jongeren"
1.
Het risico van een verloren generatie?
Meer dan 5 miljoen jongeren in de EU zijn vandaag
werkloos. Tussen 2008 en 2010 is dit aantal met een miljoen gestegen. Figuur 1: Ontwikkeling
van de jeugdwerkloosheid (jongeren van 15-24 jaar) sinds 2005 Bron: Eurostat maandelijkse werkloosheid; voor
seizoensinvloeden gecorrigeerde gegevens, behalve voor Japan Dat betekent dat een op de vijf jongeren op de
arbeidsmarkt geen baan kan vindt. Het jeugdwerkloosheidspercentage (meer
dan 20%) is twee keer zo hoog als voor de gehele beroepsbevolking en bijna drie
keer zo hoog als het percentage voor de volwassen actieve bevolking. In sommige
landen bedraagt het percentage zelfs 40%. Binnen dezelfde landen kunnen de
situaties tussen de regio's aanzienlijk verschillen. Bovendien staan bepaalde
groepen van de jonge bevolking (waaronder vrouwen, jongeren met een handicap,
jongeren met een migrantenachtergrond) bijzonder bloot aan de risico's van
werkloosheid, langdurige werkloosheid, voortijdig schoolverlaten of
inactiviteit[1]. Figuur 2: Jeugdwerkloosheidspercentages (jongeren van
15-24 jaar) (oktober 2011) Bron: Eurostat maandelijkse werkloosheid; voor
seizoensinvloeden gecorrigeerde gegevens Geconfronteerd met stijgende
werkloosheidscijfers ondervinden jongeren steeds meer moeilijkheden om een baan
te vinden en velen besluiten om verder te studeren of opnieuw te gaan studeren.
Dit zou een investering voor de toekomst kunnen zijn, als de juiste
vaardigheden werden verworven. Wat wij echter zien is dat een groot aantal
jongeren werkt noch studeert. In totaal hebben 7,5 miljoen mensen in de
leeftijdsgroep van 15-24 jaar geen werk en volgen zij evenmin onderwijs of een
opleiding. Dit aandeel is gestegen van 10,8% in 2008 tot 12,8% in 2010 voor de
gehele EU. In Bulgarije, Estland, Griekenland, Ierland, Italië, Letland,
Roemenië, Slowakije en Spanje studeert meer dan 14% van de jonge generatie niet
(meer) en heeft (nog) geen baan. Figuur 3: Aandeel van de jongeren die geen werk hebben
en geen onderwijs of opleiding volgen, als percentage van de leeftijdsgroep van
15-24 jaar in 2008 en 2010 Bron: Eurostat, arbeidskrachtenenquête van de
EU[2]
Dat betekent dat deze jongeren het formeel onderwijs hebben verlaten en
werkloos – op zoek naar een baan – zijn of niet aan de arbeidsmarkt deelnemen,
bijvoorbeeld passieve werkzoekenden, personen die ontmoedigd zijn geraakt om aan
het arbeidsproces deel te nemen of deelname aan de arbeidsmarkt opzettelijk
vermijden en andere gezins- of privétaken hebben opgenomen. Het aanhoudende effect van de crisis
verscherpt een reeds voor velen moeilijke situatie. De langdurige jeugdwerkloosheid neemt toe: gemiddeld 28% van de
jonge werklozen onder 25 jaar is meer dan 12 maanden zonder werk.
Bovendien zoekt een toenemend aantal jongeren niet actief naar werk. De
Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden
(Eurofound) schat dat in 2008 de kosten van de langdurige werkloosheid of
inactiviteit onder jongeren in de 21 lidstaten waarvoor gegevens beschikbaar
zijn, voor de maatschappij ten minste 2 miljard euro per week bedroegen, in
totaal overeenkomend met 1,1% van het bbp[3].
De reïntegratie van 10% van deze personen op de arbeidsmarkt zou goed zijn voor
een besparing van meer dan 10 miljard euro per jaar. Tegelijkertijd heeft de daling van het aantal
vaste banen tijdens de crisis jongeren met een baan onevenredig hard getroffen:
zij zijn vaak oververtegenwoordigd in banen met tijdelijke contracten. Hoewel
tijdelijke contracten een springplank kunnen vormen naar meer stabiele
arbeidsvormen, is het in de lidstaten waarin het aandeel van de tijdelijke
contracten hoger is, ook moeilijker om over te stappen van tijdelijke naar
vaste contracten. Dit kan leiden tot gesegmenteerde arbeidsmarkten waar
jongeren in het lagere segment van de arbeidsmarkt vastzitten met minder
opleiding op de arbeidsplaats, lagere lonen en slechtere arbeids- en
loopbaanvooruitzichten op de lange termijn[4].
De moeilijkheden op de arbeidsmarkt hebben ook een negatief effect op jongeren
van 25-29 jaar die hoger onderwijs hebben gevolgd en moeilijker toegang krijgen
tot banen die aan hun kwalificaties beantwoorden. In 2010 en 2011 namen ondanks de hoge
werkloosheidscijfers de moeilijkheden bij het vervullen van vacatures toe[5]. Deze trends wijzen op een
toenemend gebrek aan afstemming tussen vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt wegens inadequate vaardigheden, beperkte geografische mobiliteit
of onaangepaste loonvoorwaarden, in alle sectoren en regio's van de EU. Er
wordt geschat dat er tussen nu en 2020 73 miljoen banen zullen vrijkomen als
gevolg van de pensionering van werknemers. Deze banen moeten worden opgevuld
met goed gekwalificererd nieuw personeel, wat ook nieuwe arbeidskansen voor
jongeren schept. In een reeds krimpende leeftijdscohort is een
groot deel van de jonge generatie momenteel echter niet toegerust met de
vaardigheden om op duurzame basis toe te treden tot en te slagen op de
arbeidsmarkt[6].
Het aandeel van de voortijdige schoolverlaters[7] ligt nog boven 14%, wat
overeenkomt met een op de zes jongeren. Dit ligt ruim boven het streefcijfer
van 10% dat in het kader van de Europa 2020-strategie is overeengekomen. De
OESO schat dat circa 30‑40% van de voortijdige schoolverlaters het risico
loopt permanent te worden geconfronteerd met moeilijkheden bij het vinden van
een stabiele baan[8],
waarbij ook het gevaar bestaat dat zij na verloop van tijd worden
gemarginaliseerd. Om deze
uitdagingen aan te pakken, moet Europa in zijn jongeren investeren en
onmiddellijke en doeltreffende acties voorstellen om de hoge jeugdwerkloosheid
te voorkomen en te bestrijden. Groeibevorderende maatregelen zijn nodig om nieuwe
banen te scheppen, maar kunnen op zich niet toereikend zijn om het probleem van
de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Daarom stelt de Commissie het initiatief
"Kansen voor jongeren"(zie kader in sectie 4) voor, dat is
gericht op jongeren die niet werken en geen onderwijs of een opleiding volgen,
om de concrete acties van de lidstaten en de EU te combineren met de
prioriteiten die zijn aangegeven in de Europa 2020-strategie, de conclusies van
de Raad van juni 2011 over de werkgelegenheid voor jongeren[9] en de aanbeveling van de Raad
inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten[10]. Het initiatief steunt op een
sterk partnerschap tussen de lidstaten en de Commissie en moedigt
gecoördineerde actie tussen de autoriteiten van de lidstaten, bedrijven,
sociale partners en de EU aan.
2.
De hoofdrol van de lidstaten
De omvang van de uitdagingen en de oorzaken
van de jeugdwerkloosheid variëren van lidstaat tot
lidstaat, maar de volgende factoren kunnen in de meeste landen worden
onderkend: ·
Voortijdig schoolverlaten zonder kwalificaties. ·
Gebrek aan relevante vaardigheden en gebrek aan
werkervaring. ·
Onzekere arbeid, gevolgd door perioden van
werkloosheid. ·
Beperkte opleidingsmogelijkheden. ·
Ontoereikende/onaangepaste actieve
arbeidsmarktprogramma's.
Terwijl de situatie in verscheidene landen bijzonder moeilijk is, zijn er ook
landen die betere prestaties hebben behaald en waarvan de andere landen kunnen
leren. In de meeste lidstaten (18 van 27) bedraagt de jeugdwerkloosheid meer
dan 20% (Eurostat-gegevens van oktober 2011). Zes
lidstaten hebben een percentage tussen 10 en 20%, in dertien lidstaten varieert
het percentage van 20 tot 30% en in vijf lidstaten bedraagt het meer dan 30%
(EL, ES, IRL, PT, SK). In slechts drie lidstaten ligt de jeugdwerkloosheid
onder 10% (AT, DE, NL). De hoofdverantwoordelijkheid voor de aanpak
van de jeugdwerkloosheid ligt bij de lidstaten, ook op regionaal en lokaal
niveau. Hun autoriteiten financieren onderwijs- en
sociale programma's en beschikken over de beleidshefbomen en begrotingsmiddelen
om werkgelegenheidsprojecten voor jongeren te ondersteunen. De nationale of
sectorale sociale partners spelen ook een sleutelrol, met name op gebieden
zoals leerlingplaatsen, opleiding en werkpraktijken. Het EU-niveau kan
op twee wijzen een ondersteunende rol spelen om de lidstaten te helpen
bij het verbeteren van de werkgelegenheids- en onderwijssituatie van jongeren: ·
Door het bekijken van de nationale
beleidsmaatregelen en prestaties, het belichten van
prioriteiten uit een EU-perspectief en het opperen van op goede praktijken
gebaseerde actielijnen: dit geschiedt via kruisonderzoek en coördinatie van het
economisch, werkgelegenheids-, onderwijs- en sociaal beleid in de context van
de Europa 2020-strategie, ontwikkeld op jaarbasis via het Europees semester
voor economische governance. ·
Door het verlenen van financiële steun aan
nationale en grensoverschrijdende acties in lijn met
de overeengekomen prioriteiten: dit geschiedt met behulp van diverse
programma's, met name het Europees Sociaal Fonds en andere EU-programma's zoals
het programma voor een leven lang leren, het programma Jeugd in actie en
Progress; dit laatste programma verleent met name steun aan een nieuwe
beleidsaanpak via sociale beleidsexperimenten. Andere EU-fondsen zoals het
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling, het Europees Visserijfonds of het Europees fonds voor
de integratie van onderdanen van derde landen ondersteunen ook maatregelen om
de jeugdwerkloosheid te helpen aanpakken. Na het eerste Europese semester voor
economische governance in 2011 heeft de Commissie in de jaarlijkse groeianalyse
voor 2012 de aandacht gevestigd op de eerste aanwijzingen dat de lidstaten niet
effectief genoeg reageren op de gedane aanbevelingen. Gezien de ernst van de
hierboven beschreven situatie is de Commissie van mening dat de lidstaten, met
name die met de hoogste jeugdwerkloosheidscijfers, zonder te wachten op de
landenspecifieke aanbevelingen voor 2012 beslissende maatregelen moeten nemen
op de volgende vier voornaamste gebieden: - Preventie van voortijdig schoolverlaten De eerste stap om jongeren betere
vooruitzichten voor de toekomst te bieden is hen toe te rusten met adequate
vaardigheden wanneer zij naar school gaan, en vroegtijdige schooluitval en
uitstap uit leerlingprojecten te voorkomen[11].
De Raad heeft in juni 2011 een aanbeveling over de bestrijding van voortijdig
schoolverlaten goedgekeurd. Zij is een sleutelinstrument voor de
verwezenlijking van het streefcijfer van de Europa 2020-strategie om het
voortijdig schoolverlaten te verminderen van 14% tot minder dan 10%.
Oplossingen bestaan uit een beleidsmix van preventie-, steun- en
compensatiemaatregelen. Onmiddellijke actie via reïntegratie in een opleiding
is van essentieel belang om de instroom van voortijdige schoolverlaters in de
werkloosheid te beperken. - Ontwikkeling van vaardigheden die
relevant zijn voor de arbeidsmarkt De ontwikkeling van vaardigheden moet een
blijvend aspect van de loopbaanontwikkeling van jongeren zijn. De lidstaten
moeten ervoor zorgen dat hun onderwijs- en opleidingsstelsels in staat zijn om
de jongeren op efficiënte wijze toe te rusten met relevante vaardigheden. In de
huidige context waarbij de overheidsbegrotingen onder sterke druk staan, heeft de
Commissie de lidstaten aangemoedigd om prioriteit toe te kennen aan efficiënte
uitgaven voor onderwijs en beroepsopleiding[12],
waardoor zij ook bijdragen aan de verwezenlijking van het vastgestelde
streefcijfer, namelijk ervoor zorgen dat 40% van de generatie van 30-34-jarigen
een diploma hoger onderwijs of soortgelijk onderwijs bezit[13]. Het vlaggenschipinitiatief van Europa 2020,
getiteld een "Agenda voor nieuwe vaardigheden en banen", bevat een
voorstel betreffende de ontwikkeling van een gedeelde interface, de
"European Skills, Competences and Occupations classification", om de
wereld van de arbeid en die van onderwijs en opleiding dichter bij elkaar te
brengen. Dit is bijzonder belangrijk in sectoren die geconfronteerd worden met
een tekort aan arbeidskrachten en die het potentieel voor het scheppen van
verdere banen hebben, zoals de gezondheidssector. De Commissie roept verder op
tot hervormingen met het oog op de erkenning van beroepskwalificaties[14], en stelt voor een European
Skills Passport te ontwikkelen om de burgers te helpen hun vaardigheden op
transparante en vergelijkbare wijze te registreren. Een gebrek aan
vaardigheden op het gebied van vreemde talen kan de mobiliteit van jongeren op
de Europese arbeidsmarkt belemmeren. Ook zijn meer inspanningen nodig om ervoor
te zorgen dat jongeren voldoende ICT-vaardigheden bezitten, zoals die
bijvoorbeeld worden ondersteund via acties in het kader van het
vlaggenschipinitiatief "Digitale agenda" van Europa 2020. Jongeren
met meer ondernemingszin en -vaardigheden zullen ook inzetbaarder zijn en
zullen waarschijnlijk meer geneigd zijn om succesvolle activiteiten te starten.
In deze context is de Commissie voornemens om een deel van de begroting 2013
voor onderzoekactiviteiten op het ICT-gebied te investeren om jonge innovatoren
en ondernemers te ondersteunen. - Ondersteuning van een eerste werkervaring
en opleiding op de arbeidsplaats Naast de verwerving van vaardigheden moet
bijzondere nadruk worden gelegd op arbeid met het oog op de ontwikkeling van
werkervaring. Leerlingplaatsen, plaatsingen in bedrijven en werkstages zijn
bijzonder belangrijk omdat zij, als zij aan de nodige kwaliteitsnormen voldoen,
jongeren de kans bieden om relevante vaardigheden te verwerven en werkervaring
op te doen. De sociale partners kunnen helpen bij de ontwikkeling van projecten
die een groter aantal jongeren in contact brengen met de arbeidswereld, zelfs
voor een kortdurende werkervaring. Een actief arbeidsmarktbeleid en betere
diensten voor arbeidsvoorziening moeten jongeren ondersteunen bij het vinden
van dergelijke plaatsen. Doelgerichte steunregelingen kunnen helpen bij de
verbetering van de vaardigheden en het zoeken naar werk, ook in andere regio's
en eventueel in andere lidstaten. - Toegang tot de arbeidsmarkt: het krijgen
van een (eerste) baan Jongeren de relevante vaardigheden en
werkervaring verschaffen is een noodzakelijke maar niet toereikende voorwaarde.
De toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt moet worden verbeterd. Met name
moeten de lidstaten in lijn met de bestaande aanbevelingen zo nodig hun
arbeidsbeschermingswetgeving in overleg met de sociale partners hervormen,
waarbij de excessieve rigiditeit van vaste arbeidscontracten wordt verminderd
en wordt gezorgd voor een bescherming en een gemakkelijkere toegang tot de
arbeidsmarkt van degenen die daarbuiten vallen[15].
De lidstaten moeten aandacht besteden aan het effect dat excessieve indirecte
loonkosten op de vraag naar arbeidsinput van intreders op de arbeidsmarkt
kunnen hebben. Het is ook van essentieel belang dat
arbeidsmarkthervormingen worden doorgevoerd die kunnen bijdragen aan de
openstelling van de arbeidsmarkten voor jonge werkzoekenden en ondernemers door
het opheffen van ongerechtvaardigde beperkingen voor bedrijfs- en
beroepsdiensten, juridische beroepen, boekhoudkundig of technisch advies en
gezondheids- en sociale sectoren, en via de bevordering van zelfstandige
arbeid, inclusief de verlening van doeltreffende steun aan jongeren voor de
ontwikkeling van een eigen bedrijf.
3.
De rol van de EU in het initiatief "Kansen voor jongeren"
Als onderdeel van het initiatief "Kansen
voor jongeren" wordt voorgesteld dat de lidstaten en de EU hun
inspanningen bundelen, waarbij zij voortbouwen op de twee delen van de
hierboven beschreven EU-actie. Naast het versterkte onderzoek van de nationale
beleidsmaatregelen en prestaties als onderdeel van de Europa 2020-strategie
moeten de inspanningen worden opgevoerd om volledig gebruik te maken van de
financiële steun en de instrumenten van de EU.
3.1.
Groter gebruik van het Europees Sociaal Fonds voor
werkgelegenheidsmaatregelen voor jongeren
De nationale inspanningen moeten worden
gekoppeld aan het best mogelijke gebruik van de financiële steun van de EU die
beschikbaar is in het kader van de Structuurfondsen of een aantal andere acties
die de Commissie zal ondernemen. In de huidige
uitvoeringsperiode van de structuurfondsen (2007-2013) hebben de lidstaten
gepland om twee derde van de beschikbare middelen in het Europees Sociaal Fonds
uit te trekken voor onderwijs- en werkgelegenheidsmaatregelen. Een significant
gedeelte daarvan zal ten goede komen aan jongeren. Het gaat hierbij om een
totaal bedrag van 79 miljard euro, als de nationale bijdragen worden meegeteld.
Bovendien wordt in het kader van het EFRO 7,2 miljard euro uitgetrokken
voor onderwijsinfrastructuur en 555 miljoen euro voor
kinderopvanginfrastructuur, waarbij laatstgenoemde jonge moeders in staat moet
stellen om terug te keren naar de arbeidsmarkt. Eind 2011 zullen de lidstaten echter nog
beschikken over een bedrag van 30 miljard euro in ESF-programma's, dat nog niet
voor concrete activiteiten is vastgelegd. Verder staan de inspanningen om de
jeugdwerkloosheid aan te pakken vaak niet in verhouding tot de ernst van het
probleem. Naast de noodzaak om de uitvoering van de maatregelen te versnellen,
aangezien daardoor de werkgelegenheid voor jongeren zal worden verbeterd, is
het nodig dat een nieuwe aanpak wordt ontwikkeld, bijvoorbeeld ter
ondersteuning van de deelname van jongeren aan leerling-/stageprogramma's of
ter bevordering van het ondernemerschap bij jongeren, inclusief in de sociale
economie. Meer dan de helft van alle lidstaten heeft een
jeugdwerkloosheidscijfer dat onder het EU-gemiddelde ligt[16]. Hoewel geen oorzakelijk
verband kan worden aangetoond, blijkt uit de beschikbare gegevens dat
verscheidene lidstaten met het hoogste niveau van jeugdwerkloosheid hun
ESF-programma's niet voldoende op jongeren richten. In juni 2010 bedroeg de
jeugdwerkloosheid bijvoorbeeld in Griekenland, Italië en Litouwen
respectievelijk 32%, 27% en 36%, terwijl de jongeren in deze lidstaten slechts
respectievelijk 11%, 15% en 14% vertegenwoordigden van degenen die ESF-steun
kregen. De versnelling van de uitvoering van de
maatregelen zal bijdragen tot de verbetering van de werkgelegenheid voor
jongeren in de lidstaten met de slechtste resultaten in termen van uitvoering
en zwakke prestaties wat jeugdwerkloosheid bettreft (BG, EL en RO). De lidstaten met een bovengemiddelde
jeugdwerkloosheid en gemiddelde ESF‑uitvoeringspercentages[17] (CY, IT, PL, SE en SK) moeten
meer aandacht besteden aan hun specifieke moeilijkheden bij de uitvoering (IT)
of de heraanpassing van de ESF-maatregelen om tegemoet te komen aan specifieke
behoeften zoals de afstemming van de vaardigheden op de behoeften of prikkels
voor werkgevers en een betere toegang tot leningen voor het opstarten van
bedrijven voor jongeren (PL). In de lidstaten met ESF-uitvoeringspercentages
van meer dan 40% en jeugdwerkloosheidsniveaus boven het EU-gemiddelde bestaat
ruimte om de deelname van jongeren aan de ESF-programma's te vergroten en zich
te richten op specifieke jeugdgerelateerde maatregelen (EE, ES, LT en LV). Door zich opnieuw te richten op
jeugdgerelateerde maatregelen en de uitvoering daarvan te versnellen, kan
worden bijgedragen aan de snelle verbetering van de jeugdwerkloosheidssituatie.
De meeste betrokken landen (BG, EE, EL, ES, IE, LV, RO, SE, SK en UK) hebben
voortijdige verlaters van het onderwijs of een opleiding aangemerkt als een van
de belangrijkste groepen werkloze jongeren en beschouwen deze groep als een
belangrijke doelgroep om de werkgelegenheidsvoorwaarden voor jongeren te
verbeteren. De Commissie zal steun verlenen aan de betere
uitvoering van het ESF op het gebied van leerlingplaatsen/stages en
ondernemerschap, inclusief sociaal ondernemerschap, met het gebruik van
technische bijstand door het ESF om beste praktijken te ontwikkelen en uit te
wisselen.
3.2.
Innovatieve benaderingen ter ondersteuning van de
overgang van school naar werk
Leren op de arbeidsplaats is een hoeksteen voor het vergemakkelijken van de overgang van school
naar werk voor jongeren en voor de ontwikkeling van geschoolde arbeidskrachten
voor de toekomst. De laatste jaren is tussen de overheidsinstanties, de sociale
partners en het bedrijfsleven een brede consensus ontstaan over het feit dat
beroepsonderwijs en beroepsopleidingen moeten worden verstrekt via een
combinatie van theorie en praktijk (zogenaamd "leren via het
leerlingstelsel", "duaal leren" of "tweesporig leren").
Ondanks de algemene consensus is het aanbod
van deze opleidingsplaatsen in de EU ongelijk ontwikkeld. In het kader van
de EU-samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding, het
zogenaamde Kopenhagen-proces, is een ambitieus werkprogramma voor de lidstaten
en de sociale partners opgesteld om sleutelkwesties zoals de kwaliteit en de
financiering van beroepsonderwijs en -opleiding aan te pakken. Het EU-programma
Leonardo da Vinci financiert reeds praktische projecten op het gebied van
beroepsonderwijs en -opleiding. De initiatieven variëren van het verstrekken
van individuele werkgerelateerde opleidingen in het buitenland tot
grootschalige transnationale samenwerkingsprojecten. Er moet echter in de lidstaten op
national en regionaal niveau meer worden gedaan ter vergroting van het
aanbod van tweesporig leren dat op de behoeften van de arbeidsmarkt is
toegesneden. Er is een sterker engagement van de bedrijven - en van de overheidssector
- nodig om jongeren werk- en opleidingsmogelijkheden te bieden, bijvoorbeeld
als onderdeel van de strategieën op het gebied van maatschappelijk verantwoord
ondernemen. De strategische partnerschappen tussen de verschillende
belanghebbenden kunnen als voorbeeld dienen. Stages helpen
studenten en jonge afgestudeerden om een eerste werkervaring op te doen. De
vergroting van het aanbod van de mogelijkheden om op de arbeidsplaats te leren
moet hand in hand gaan met een duidelijke verbintenis tot naleving van de
voorwaarden waaronder het leren plaatsvindt. In 2012 zal de Commissie een
kwaliteitskader presenteren ter ondersteuning van het aanbod en het volgen van
stages van hoge kwaliteit, waaronder een EU-panorama voor werkstages ter
vergroting van de transparantie van de voorwaarden voor stagiairs in de gehele
EU. Er zou door de lidstaten en de arbeidsmarktactoren
meer kunnen worden gedaan om uitvoering te geven aan de Jeugdgarantie
zodat jongeren binnen vier maanden na het verlaten van de school werk hebben,
onderwijs volgen of zich (her)scholen; dit geldt met name voor voortijdige
verlaters van onderwijs of een opleiding en andere kwetsbare jongeren. Op
verzoek van het Europees Parlement zal de Commissie in 2012 een voorbereidende
actie met een budget van 4 miljoen euro lanceren voor "Op jongeren
gerichte activeringsmaatregelen – uitvoering van het initiatief "Jeugd in
beweging", die betrekking zal hebben op de Jeugdgarantie. De tijdens deze
actie opgedane ervaring kan worden gebruikt voor het opzetten van projecten met
ESF-steun.
3.3.
Ondersteuning van de mobiliteit van jongeren op
arbeidsmarkt
Erasmus is het vlaggenschipprogramma van de EU
op het gebied van onderwijs en opleiding dat elk jaar 250 000 studenten in
staat stelt in het buitenland te studeren en te werken. Bovendien financiert
het de samenwerking tussen hogeronderwijsinstellingen in Europa. Het programma
steunt niet alleen studenten maar ook professoren en medewerkers van bedrijven
die in het buitenland willen doceren en stelt de personeelsleden van de
universiteiten in staat om een opleiding te krijgen. De Commissie zal voortbouwen
op het succes van deze mobiliteitsregelingen om de mobiliteit en de efficiëntie
op de arbeidsmarkt verder te ondersteunen. Om ervoor te zorgen dat de vacatures beter op
de werkzoekenden worden afgestemd, is de Commissie met de steun van het
Europees Parlement bezig met het opzetten van een doelgerichte
arbeidsmobiliteitsregeling om jongeren te helpen bij het vinden van een
baan in een andere lidstaat en om bedrijven te helpen bij het vervullen van
knelpuntvacatures. Door middel van de voorbereidende actie "Uw eerste
Eures-baan" zal de Commissie de jongeren en de werkgevers (met name het
mkb) ondersteunen door het bevorderen van transnationale werving en
arbeidsbemiddeling. Niet-formeel leren kan ook helpen om het
probleem van de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Daarom zal het Europees
vrijwilligerswerk worden uitgebreid in de laatste twee jaren van het huidige
programma "Jeugd in actie". Het is de bedoeling dat ten minste
10 000 vrijwilligers worden geplaatst. Een dergelijke werkervaring in een
andere lidstaat kan belangrijke vaardigheden opleveren en jongeren helpen bij
het betreden van de arbeidsmarkt. Tezelfdertijd is de Commissie bezig met de
oprichting van een nieuw Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire
hulpverlening dat jonge Europeanen nieuwe kansen biedt. De actie "Erasmus voor ondernemers"
bevordert de mobiliteit van ondernemers via grensoverschrijdende uitwisselingen
van ervaringen door ondernemers in spe of nieuwe ondernemers de kans te bieden
om van ervaren gastondernemers uit andere lidstaten te leren. Op hun beurt
hebben de gastondernemers de mogelijkheid om een frisse blik te werpen op hun
bedrijf en nieuwe bedrijfscontacten in het buitenland te leggen. Meer dan
4 200 ondernemers hebben sinds het begin van het programma een aanvraag
tot deelneming ingediend en circa 86% van de aanvragen is aanvaard. Tot nu toe
zijn 850 uitwisselingen geregeld.
4.
Volgende stappen
De komende weken zal de Commissie de
economische en sociale situatie met elke lidstaat bespreken in het kader van de
voorbereiding van het Europees semester voor economische governance 2012. Zij
zal met de relevante Raadsformaties en het Europees Parlement samenwerken om
snel de elementen van het initiatief "Kansen voor jongeren" te
ontwikkelen, als beschreven in onderstaand kader. De Commissie zal contact onderhouden met de
Europese sociale partners om te trachten hen actief en concreet bij dit
initiatief te betrekken en zij zal trachten ervoor te zorgen dat alle
belanghebbenden steun verlenen aan en bijdragen tot het initiatief. Een nieuw initiatief "Kansen voor
jongeren" Gebruik van
het ESF voor de ondersteuning van de ontwikkeling van vaardigheden en de
overgang van school naar werk ·
Verscheidene lidstaten zouden meer gebruik
kunnen maken van de beschikbare EU-middelen, onder meer door het
herprogrammeren en versnellen van de uitvoering van acties, voor het opzetten
van grootschalige ondersteuningsregelingen voor jongeren, waarbij bijzondere
aandacht wordt besteed aan de bestrijding van voortijdig schoolverlaten en de
ontwikkeling van de inzetbaarheid. Dit is bijzonder belangrijk voor lidstaten
met een grote jeugdwerkloosheid en kansarmoede bij jongeren. De Commissie is
bereid om met de lidstaten samen te werken en gebruik te maken van versnelde
procedures voor de wijziging van operationele programma's, technische bijstand
van de EU te verlenen en niet-bestede middelen snel terug te vorderen. ·
De Commissie zal een bedrag van 1,3 miljoen euro
voor technische bijstand in het kader van het ESF gebruiken voor de
ondersteuning van het opzetten van leerlingprojecten via het ESF; een bedrag
van 3 miljoen euro voor technische bijstand van het ESF zal onder meer gebruikt
worden voor het opzetten van ondersteuningsregelingen voor jonge starters van
bedrijven en sociale ondernemers. ·
De Commissie zal de lidstaten ondersteunen bij
de ontwikkeling van jeugdgerelateerde maatregelen ter voorbereiding van hun
programma's voor de volgende ESF-periode. Ondersteuning
van de overgang van school naar werk ·
De lidstaten moeten in samenwerking met de
sociale partners streven naar een aanzienlijke toename van het aanbod van
leerlingplaatsen in de EU en ervoor zorgen dat zij jongeren echte kansen bieden
om een specifieke werkervaring door een opleiding op de arbeidsplaats op te
doen die tot meer stabiele vormen van werkgelegenheid leidt. Een toename met
minstens 10% in de EU tegen eind 2013 zou in totaal 370 000 nieuwe
leerlingplaatsen opleveren[18]. ·
De sociale partners moeten, eventueel met de
autoriteiten van de lidstaten, bekijken hoe zij hun specifieke doelstelling van
"de bevordering van meer en betere leerlingplaatsen en
stagecontracten" het best kunnen verwezenlijken als onderdeel van hun
autonome overeenkomst over "inclusieve arbeidsmarkten" (2010). ·
De Commissie zal haar steun voor de
leermobiliteit van studenten in het hoger onderwijs en in een beroepsopleiding
aanzienlijk versterken.Door de middelen zoveel mogelijk te gebruiken voor
plaatsingen in ondernemingen ligt een toename van het aantal plaatsingen met
30% binnen bereik, waardoor kan worden gemikt op ten minste 130 000
plaatsingen in 2012 in het kader van Erasmus en Leonardo da Vinci. ·
De Commissie zal begin 2012 een op ondernemingen
gerichte campagne voor een bedrag van 1,5 miljoen euro lanceren om bedrijven
bewust te maken van het belang van Erasmus- en Leonardo da Vinci-plaatsingen en
potentiële gastondernemingen aan te moedigen om Europese stagiairs in hun
bedrijf op te nemen. ·
De Commissie zal in 2012 een kwaliteitskader
presenteren ter ondersteuning van het aanbod en het volgen van stages van hoge
kwaliteit, waaronder een EU-panorama voor werkstages ter vergroting van de
transparantie van de voorwaarden voor stagiairs in de gehele EU. ·
De lidstaten en de arbeidsmarktactoren moeten
hun inspanningen opvoeren om uitvoering te geven aan de Jeugdgarantie zodat
jongeren binnen vier maanden na het verlaten van de school werk hebben,
onderwijs volgen of zich (her)scholen; dit geldt met name voor voortijdige
verlaters van het onderwijs of een opleiding en andere kwetsbare jongeren. De
Commissie zal in 2012 een voorbereidende actie met een budget van 4 miljoen
euro lanceren voor "Op jongeren gerichte activeringsmaatregelen –
uitvoering van het initiatief "Jeugd in beweging", die betrekking zal
hebben op de Jeugdgarantie. ·
De Commissie zal een aanzienlijk deel van het
budget van 6 miljoen euro voor sociale innovatie investeren in innovatieve
projecten die zijn gericht op jongeren in achterstandssituaties en -gebieden. ·
De toewijzing van begrotingsmiddelen voor het
Europees vrijwilligerswerk zal worden versterkt om in 2012 ten minste
10 000 plaatsen voor vrijwilligerswerk te bieden. Ondersteuning
van de mobiliteit op de arbeidsmarkt ·
Het Europees portaal voor beroepsmobiliteit van
Eures bevat thans meer dan 1,2 miljoen vacatures en 700 000 cv's. In
2012 moeten de lidstaten specifieke Eures-wervingsdiensten opzetten en
maatregelen ondersteunen om ervoor te zorgen dat ten minste 100 000 van
deze Eures-banen met succes door jongeren worden vervuld,waardoor intensief
gebruik van Eures zal worden gemaakt. ·
Vanaf 2012 zal het door de Commissie in 2011
gelanceerde project "Uw eerste Eures-baan" directe financiële steun
zal verlenen aan circa 5 000 jongeren om in 2012-2013 in andere lidstaten
vacatures te vervullen. Dit zal dienen als proefproject voor de verdere ontwikkeling
van de actie en het aantal arbeidsbemiddelingen verhogen. ·
Verwacht wordt dat "Erasmus voor
ondernemers" in 2012 circa 600 verdere uitwisselingen zal financieren. Versterkte
beleidsmaatregelen als onderdeel van het Europees semester ·
De Commissie zal een verdere beoordeling en
analyse van de door de lidstaten genomen maatregelen ter bestrijding van de
jeugdwerkloosheid uitvoeren en hierover verslag uitbrengen aan de informele
Raad van ministers van Arbeid en sociale zaken in april 2012. ·
De Commissie verzoekt de lidstaten de nodige
aanpassingen in hun onderwijs- en opleidingsstelsels te bespreken in het
strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en
opleiding ("ET2020"). ·
De Commissie zal de lidstaten tijdens de
bilaterale contacten ter voorbereiding van de nationale hervormingsprogramma's 2012
specifieke richtsnoeren over maatregelen ter bestrijding van de
jeugdwerkloosheid verstrekken. ·
De Commissie zal aandacht besteden aan de
jeugddimensie in haar landenspecifieke aanbevelingen aan de lidstaten in mei
2012. [1] De gemiddelde werkloosheid van jonge migranten in de EU
bedraagt bijvoorbeeld meer dan 30%. [2] De gegevens voor Malta en Zweden zijn voorlopig; de
gegevens voor Luxemburg zijn niet betrouwbaar wegens de geringe omvang van de
steekproef. [3] Eurofound (2011), "The social impact of the
crisis". De geschatte kosten omvatten gederfde
inkomsten en kosten voor de overheidsfinanciën als gevolg van de gestegen
overdrachtsbetalingen via sociale uitkeringen; zij vormen een ondergrens,
aangezien zij geen extra kosten omvatten, zoals onbetaalde belastingen op
gederfde inkomsten, kosten voor gezondheid en strafrechtzaken. De landen die
van de schatting zijn uitgesloten wegens ontbrekende statistische variabelen
zijn DK, EL, FI, FR, MT en SE. De referentiepopulatie bestaat uit 16-29-jarigen
die gedurende meer dan zes maanden werkloos of inactief zijn (en geen onderwijs
volgen) [4] Zie Employment in Europe Report 2010 van de Commissie en
EU Employment and Social Situation Quarterly Review, september 2011. [5] Zie ontwerp van de Commissie voor het gezamenlijk
verslag over de werkgelegenheid 2011/12, COM(2011)815 BIJLAGE III van
23.11.2011, blz 6f. [6] Zie ontwerp van de Commissie voor het gezamenlijk
verslag over onderwijs en opleiding 2020, COM(2011) 902 van 20.12.2011. [7] Voortijdige schoolverlaters zijn jongeren die het
onderwijs of een opleiding verlaten op het niveau van het lager middelbaar
onderwijs of een lager niveau, en die niet langer onderwijs of een opleiding
volgen. [8] Scarpetta S., A. Sonnet and T. Manfredi (2010)
"Rising youth unemployment during the crisis: how to prevent negative
long-term consequences on a generation?", OECD Social, Employment and
Migration Papers, No. 106. [9] Conclusies van de Raad 11838/11 van 20 juni 2011 over de
bevordering van de werkgelegenheid voor jongeren. [10] PB C 191(2011). [11] In sommige landen bedraagt de uitval 20-30%. [12] Mededeling van de Commissie "Jaarlijkse groeianalyse
2012", COM(2011)815 van 23 november 2011. [13] Zie ontwerp van de Commissie voor het gezamenlijk verslag
over onderwijs en opleiding 2020, COM(2011) 902 van 20 december 2011. [14] Overeenkomstig haar verbintenis in het besluit interne
markt heeft de Commissie haar voorstel voor een herziening van de
EU-voorschriften betreffende de erkenning van beroepskwalificaties ingediend
(COM(2011) 883 definitief van 20 december 2011). [15] Jaarlijkse groeianalyse 2012, COM(2011)815 van 23 november
2011. [16] BG, CY, EE, EL, ES, FR, HU, IE, IT, LT, LV, PL, PT, RO,
SE, SK en UK. [17] Gebaseerd op door de lidstaten verstrekte gegevens over de
ESF-betalingen op national niveau in verhouding tot de totale toewijzing aan
het einde van Q3 2011. [18] Begin 2012 zal de Commissie een omvattende studie naar het
aanbod van leerlingplaatsen in de EU presenteren. Momenteel volgt circa 40% van
de scholieren in het hoger middelbaar onderwijs een beroepsopleiding van het
leerlingtype. Minder dan de helft volgt echter een tweesporige opleiding die
theorie en arbeidsplaatspraktijk combineert.