EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011DC0919

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Eerste verslag over de gevolgen van de hervorming van 2006 van de regeling houdende specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

/* COM/2011/0919 definitief */

52011DC0919

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Eerste verslag over de gevolgen van de hervorming van 2006 van de regeling houdende specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee /* COM/2011/0919 definitief */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Eerste verslag over de gevolgen van de hervorming van 2006 van de regeling houdende specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

Inleiding

De 61 “kleinere eilanden” van de Egeïsche Zee[1] vormen een zeer gefragmenteerd eilandengebied met grote geografische en natuurlijke beperkingen. De permanente uitzonderlijke situatie van deze eilanden, met hun kenmerkende afgelegen ligging, insulaire karakter, kleine oppervlakte, bergachtige reliëf en moeilijke klimaat, leidt tot grote sociaaleconomische problemen, zoals de moeilijke voorziening met levensmiddelen en landbouwproducten die essentieel zijn voor de courante consumptie en de landbouwproductie, en bemoeilijkt het behoud van het concurrentievermogen van de plaatselijke landbouwproducten.

Wegens hun uitzonderlijke kenmerken en specifieke beperkingen die hen van de rest van de EU onderscheiden, gelden voor de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee specifieke maatregelen ten behoeve van de landbouw.

Die specifieke maatregelen zijn ingebed in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en zijn vooral bedoeld om gunstige voorwaarden voor de toepassing van dat beleid te creëren.

In het kader van die specifieke maatregelen, die een aanvulling vormen op de toepassing van de eerste pijler van het GLB in Griekenland, geldt voor de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee een specifieke steunregeling ten behoeve van de plaatselijke productie en de voorziening met essentiële producten: de PIME-regeling (PIME staat voor “Petites îles de la mer Egée”, de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee).

ACHTERGROND EN BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN DE REGELING

Tijdens zijn vergadering op Rhodos van 2 en 3 december 1988 heeft de Europese Raad de specifieke sociaaleconomische problemen van de eilanden van de Egeïsche Zee erkend en dus ook de noodzaak om maatregelen te nemen teneinde aan deze problemen het hoofd te bieden.

In 1993 werden specifieke maatregelen ten behoeve van de PIME genomen bij Verordening (EEG) nr. 2019/93 van de Raad van 19 juli 1993 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee[2]. Doel hiervan was “ de door het insulaire karakter van de kleinere eilanden in de Egeïsche zee veroorzaakte handicap te compenseren ” (artikel 1 van die verordening).

Oorspronkelijk was de verordening slechts van toepassing op de “kleinere eilanden”, dit wil zeggen de eilanden met ten hoogste 100 000 vaste bewoners. Het toepassingsgebied van de specifieke maatregelen is evenwel in het kader van latere wetgevingswijzigingen, met name bij Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad van 18 september 2006 houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee[3], uitgebreid tot de “kleinere eilanden” zonder enige verwijzing naar de demografische situatie, d.w.z. “ de eilanden in de Egeïsche Zee, met uitzondering van Kreta en Euboea ” (artikel 1, lid 2, van die verordening).

De belangrijkste doelstellingen van Verordening (EEG) nr. 2019/93 van de Raad waren de volgende:

- het hoofd bieden aan de sociaaleconomische problemen van de PIME;

- de natuurlijke handicap die op de voorziening weegt (afgelegen ligging, insulaire karakter, kleine oppervlakte), verlichten;

- de productiekosten en de prijzen voor de eindgebruiker doen dalen;

- sommige plaatselijke sectoren (veeteelt, groenten en fruit, olijventeelt, wijnbouw en bijenteelt) ondersteunen.

Om die doelstellingen te bereiken werden de volgende PIME-instrumenten gecreëerd:

1. een specifieke voorzieningsregeling om de kosten van de voorziening met producten die voor de menselijke voeding, voor de lokale verwerking of voor gebruik als landbouwproductiemiddel zijn bestemd, te verlagen door steunverlening voor de levering van communautaire producten, binnen de grenzen van de behoeften van de lokale markt;

2. steunmaatregelen voor plaatselijke producten om de traditionele activiteiten te ondersteunen, de kwaliteit te verbeteren en de plaatselijke productie op de marktbehoeften van de PIME af te stemmen, alsmede voor het herstel van bepaalde traditionele landbouwactiviteiten waarvoor de natuurlijke omstandigheden op deze eilanden zich lenen. In concreto gaat het bij deze maatregelen om steun voor de productie, de verwerking en/of de afzet van deze producten;

3. afwijkende maatregelen op structuurgebied (afwijkingen van de bepalingen die de verlening van bepaalde soorten steun voor de landbouwstructuur beperken of verbieden).

Deze specifieke maatregelen, die vervolgens tal van wetgevingsaanpassingen hebben ondergaan, hebben hun rechtsgrondslag in het primaire recht betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid, d.w.z. de artikelen 42 en 43 VWEU (sinds 1 december 2009 en de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon).

In 2006 is de PIME-regeling hervormd. Verordening (EEG) nr. 2019/93 van de Raad van 19 juli 1993 is ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad van 18 december 2006.

De voornaamste redenen voor deze hervorming waren:

4. de hervorming van het GLB in 2003 [Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 inzake rechtstreekse steunverlening voor landbouwers[4]], die een heroriëntatie van het GLB inhield en de weg vrij maakte voor de hervorming van de gemeenschappelijke marktordeningen (GMO's) die van belang zijn voor de PIME-regeling;

5. de constatering dat de programma's op rigide wijze werden beheerd, wat het onmogelijk maakte de voorzieningsbalansen en de steunmaatregelen voor de lokale productie snel aan de behoeften van de betrokken gebieden aan te passen en elke participatieve benadering in de weg stond.

Met de hervorming van 2006 werd niet geraakt aan de belangrijkste doelstellingen en instrumenten van de regeling. De belangrijkste vernieuwing is dat er een programmeringsaanpak is vastgesteld en dat de lidstaat de verantwoordelijkheid krijgt voor het ontwerpen van een op de lokale behoeften afgestemd programma[5] en voor het wijzigen[6], beheren en opvolgen daarvan. Met deze vernieuwing werd gestreefd naar een flexibeler beheer van de specifieke voorzieningsregeling en van de maatregelen ten gunste van de lokale landbouwproductie en naar eenvoudiger procedures voor de wijziging ervan.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat hoewel de PIME-regeling en de POSEI-regeling (POSEI = Programma's van speciaal op het afgelegen en insulaire karakter van deze regio's afgestemde maatregelen, opgesteld voor de ultraperifere gebieden) sterk op elkaar gelijken in hun aanpak (“specifieke maatregelen”, doelstellingen, structuur) en worden beheerd onder dezelfde begrotingsrubrieken, zij op wetgevingsgebied afzonderlijk worden behandeld.

Daar waar de POSEI-regeling voor de ultraperifere gebieden het equivalent van de eerste pijler van het GLB vertegenwoordigt binnen een afwijkend en specifiek kader, vormt de PIME-regeling een aanvulling (top-up) op de bedrijfstoeslagregeling waarvoor de eilanden van de Egeïsche Zee, net als de rest van Griekenland, in het kader van de eerste pijler van het GLB in aanmerking komen; deze aanvulling dient om het hoofd te bieden aan de specifieke problemen van de eilanden (zie bijlage 2 voor een overzicht van de betalingen uit hoofde van de bedrijfstoeslagregeling en uit hoofde van de PIME-regeling).

Een ander belangrijk verschil is het volgende: voor de POSEI-regeling geldt uit hoofde van de specifieke voorzieningsregeling een vrijstelling van invoerrechten voor uit derde landen afkomstige producten[7]; dit mechanisme waarbij van de douaneregeling van de Unie wordt afgeweken, geldt niet voor de PIME-regeling.

Bij de hervorming van het GLB in 2003 heeft Griekenland ervoor gekozen zich niet aan de toepassing van de bedrijfstoeslagregeling op de PIME te onttrekken, waardoor deze regeling al vanaf 2006 in alle sectoren van toepassing is.

Dit neemt evenwel niet weg dat de kleinere eilanden, dankzij de PIME-regeling, gekoppelde steun kunnen behouden die gericht is op de instandhouding van specifieke soorten landbouw welke van belang zijn voor de bescherming van het milieu, de verbetering van de kwaliteit en de afzet.

Zonder deze mogelijkheid tot koppeling zou het risico groot zijn dat de plaatselijke teelten worden stopgezet, met alle negatieve gevolgen voor economie, samenleving en milieu (instandhouding van het landschap) vandien.

In de olijfoliesector bijvoorbeeld, die voor de eilanden van het allergrootste belang is, kan dankzij de gedeeltelijke koppeling worden vermeden dat de olijventeelt wordt stopgezet.

RECHTSGRONDSLAG VAN HET VERSLAG

In artikel 17, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 is het volgende bepaald: “ Uiterlijk op 31 december 2011 en vervolgens om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een algemeen verslag in waarin het effect van de op grond van deze verordening uitgevoerde acties wordt beschreven en dat indien nodig vergezeld gaat van passende voorstellen ”.

In dit verslag wordt met name rekening gehouden met gegevens over de betrokken markten tot en met het jaar 2010, met de financiële uitvoering van de programma's tot en met het begrotingsjaar 2011 en het door de consultants Oréade-Brèche in opdracht van de Commissie verrichte evaluatieonderzoek van de sinds 2001 in het kader van de PIME-regeling uitgevoerde maatregelen (hierna “het evaluatieonderzoek” genoemd), dat in februari 2010 is gepubliceerd en kan worden geraadpleegd op: http://ec.europa.eu/agriculture/eval/reports/posei/index_fr.htm

IMPACT VAN DE HERVORMING VAN 2006

Programmeringsaanpak en partnerschapsbenadering

Zowel Griekenland als de marktdeelnemers juichen toe dat de nationale en de regionale autoriteiten meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de vaststelling van het programma hebben gekregen en dat de belanghebbenden worden betrokken bij het opstellen van de maatregelen.

Met name de toegenomen flexibiliteit, waardoor het programma via jaarlijkse wijzigingen geleidelijk kan worden aangepast aan de reële plaatselijke behoeften, kan op veel bijval rekenen. Dankzij deze flexibiliteit kunnen de steunmaatregelen - in een context van kwetsbaarheid als gevolg van risico's die inherent zijn aan de markt, en van het specifieke klimaat van deze gebieden - snel aan de reële behoeften van de eilanden worden aangepast. Sinds de eerste goedkeuring in 2006 is het PIME-programma tweemaal gewijzigd: in 2008 en in 2010.

Uit het evaluatieonderzoek blijkt dat de administratieve lasten sinds 2007 zijn gedaald. Toch vinden de nationale en de lokale autoriteiten ze nog te zwaar en te complex wegens het grote aantal eilanden en het gebrek aan administratief personeel op sommige eilanden (wat met name het verrichten van controles bemoeilijkt).

Over het algemeen zijn de administratieve lasten van het PIME-programma nog steeds groot in verhouding tot de financiële bedragen die met dit programma zijn gemoeid (dit geldt met name voor de specifieke voorzieningsregeling en als gevolg van de kleine zendingen).

De programmeringsaanpak vergt dus zware inspanningen, zowel van de nationale en de regionale autoriteiten als van de diensten van de Commissie.

Specifieke voorzieningsregeling

Algemene impact van de specifieke voorzieningsregeling

Uit het evaluatieonderzoek blijkt dat de specifieke voorzieningsregeling op alle eilanden als essentieel voor de voorziening wordt beschouwd, zowel door de nationale en de lokale autoriteiten als door de marktdeelnemers. Daarom is het van groot belang die regeling te handhaven.

Over het algemeen heeft de specifieke voorzieningsregeling een positief effect, in die zin dat de frequentie en de regelmaat van de voorziening van de eilanden het hele jaar door verbeteren (regelmatige aanvoer van diervoeder), ondanks specifieke tekorten in verband met een beperkte vervoer- en opslagcapaciteit.

Het evaluatieonderzoek laat evenwel zien dat de maatregel minder efficiënt is voor de meest afgelegen eilanden (de “satellieteilanden” van groep B) dan voor de eilanden dicht bij het vasteland (de eilanden van groep A).

Over het algemeen wordt op de PIME sinds de hervorming van 2006 minder gebruik gemaakt van de specifieke voorzieningsregeling. Dat is een keuze van de lidstaat, die het budget voor de specifieke voorzieningsregeling wenste te beperken om meer geld te kunnen steken in de maatregelen ten gunste van de lokale landbouwproductie.

Het beperktere gebruik van de specifieke voorzieningsregeling valt vooral op bij de voor menselijke consumptie bestemde producten (granen en meel). Sinds de hervorming van 2006 en de invoering van de verplichting dat de aanvrager van de steun op de PIME gevestigd moet zijn, ontvangen vele kleine marktdeelnemers (bakkers) geen steun meer wegens, enerzijds, de te hoge administratieve kosten van de specifieke voorzieningsregeling in vergelijking tot het geboden financiële voordeel en, anderzijds, het gebrek aan informatie voor de begunstigden.

Parallel daarmee laat het evaluatieonderzoek zien dat de verdeling naar bestemming van de in het kader van de specifieke voorzieningsregeling verstrekte producten een tendens ten gunste van producten voor de diervoeding laat zien. Het is dus aan de lidstaat om de prioriteiten van de specifieke voorzieningsregeling te verfijnen teneinde rekening te houden met het belang van de veehouderij op de eilanden.

Gegarandeerde aanvoer van essentiële producten

Uit het evaluatieonderzoek blijkt dat de specifieke voorzieningsregeling de behoeften van de PIME op heterogene wijze dekt, zowel wat de geselecteerde producten als wat de in aanmerking komende eilanden betreft.

Voorts laat het onderzoek zien dat de specifieke voorzieningsregeling beter de behoeften aan producten voor de diervoeding dekt dan de behoeften aan producten die essentieel zijn voor de menselijke consumptie.

Bovendien dekt de specifieke voorzieningsregeling de behoeften van de eilanden die het minst ver verwijderd zijn van de continentale havens (de eilanden van groep A), beter dan die van de meest afgelegen “satellieteilanden” (sommige eilanden van groep B).

Vergoeding van extra kosten

In het evaluatieonderzoek wordt geconstateerd dat sommige eilanden, door het gefragmenteerde karakter van het eilandengebied, zeer ver van de bevoorradingshavens verwijderd zijn. Daardoor zijn de kosten, naargelang van de afstand, zeer verschillend van eiland tot eiland.

Via de specifieke voorzieningsregeling kunnen deze extra voorzieningskosten met betrekking tot alle geselecteerde producten uitsluitend voor de eilanden van groep A worden vergoed.

Voor de verafgelegen “satellieteilanden” van groep B wordt in het kader van de specifieke voorzieningsregeling slechts 50% van de kosten gedekt, omdat de vervoerskosten veel te hoog zijn.

Doorberekening van het voordeel aan de eindgebruiker

Uit het evaluatieonderzoek blijkt dat dit voordeel aan de eindgebruiker is doorberekend op een wijze die verschilt naargelang van de eilandengroep.

De steun in het kader van de specifieke voorzieningsregeling dekt op zeer heterogene wijze de kosten van het vervoer naar de eilanden, wat gevolgen heeft voor de consumentenprijzen. Zo is op de eilanden van groep A en de minst verafgelegen eilanden van groep B het voordeel beter aan de eindgebruiker doorberekend dan op de “satellieteilanden” van groep B.

Wat het effect op de prijzen betreft, konden de prijzen van diervoeders sinds 2007 dankzij de specifieke voorzieningsregeling aanzienlijk dalen, waardoor die prijzen dicht in de buurt komen van die op het Griekse vasteland. Bij de consumentenprijzen van levensmiddelen is er geen algemeen effect van de specifieke voorzieningsregeling merkbaar.

Herverzending van verwerkte producten en marktverstoringen

Zoals aangegeven in overweging 5 van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad, blijven de hoeveelheden waarvoor de specifieke voorzieningsregeling geldt, beperkt tot de voorzieningsbehoeften van de PIME, teneinde de goede werking van de interne markt niet te schaden en geen verlegging van het handelsverkeer van de betrokken producten te veroorzaken.

Het is daarom verboden deze producten uit de PIME te verzenden of uit te voeren. Verzending of uitvoer van die producten is echter wel toegestaan in het geval van terugbetaling van het dankzij de specifieke voorzieningsregeling verkregen voordeel of, wat verwerkte producten betreft, in het geval van regionaal handelsverkeer of traditioneel handelsverkeer als bedoeld in artikel 5 van de bovengenoemde verordening.

Het evaluatieonderzoek laat zien dat er op de PIME geen voor de specifieke voorzieningsregeling in aanmerking komende producten worden herverzonden en dat de regionale handel bijgevolg niet wordt verstoord.

Toch is er op dit niveau een gebrek aan toezicht. Het is aan de lidstaat om het toezicht op de producten die in het geografische gebied van de PIME worden binnengebracht of dat verlaten, te verbeteren.

Instandhouding en ontwikkeling van landbouwactiviteiten

De specifieke voorzieningsregeling speelt een cruciale rol bij de instandhouding van de plaatselijke productiestructuren door:

- de winstgevendheid van de plaatselijke veehouderij te ondersteunen, en

- bij te dragen tot het behoud van de activiteiten van bakkerijen en graanmolens (menselijke consumptie).

Door de specifieke voorzieningsregeling kunnen de prijzen van de diervoeders dalen, waardoor ook de productiekosten van de veehouders kunnen dalen.

Ondersteuning van de lokale productie (OLP)

Behoud en ontwikkeling van de lokale landbouwproductie

Met betrekking tot de OLP-maatregelen heeft het evaluatieonderzoek zich op de volgende drie sectoren toegespitst: olijven, honing en mastiek van Chios. Deze sectoren zijn representatief voor de PIME aangezien twee derde van de voor OLP-maatregelen bestemde financiële middelen naar die sectoren gaat. Overigens is het onderzoek beperkt doordat voor tal van sectoren geen statistische gegevens bestaan. Het is aan de lidstaat om ervoor te zorgen dat voor alle bij de OLP-maatregelen betrokken sectoren betrouwbare gegevens kunnen worden verzameld.

Uit de in het evaluatieonderzoek gemaakte analyse van de effecten van de OLP-maatregelen op het concurrentievermogen van de drie bestudeerde sectoren blijkt dat de steun het inkomen van de bedrijven verhoogt. Sinds de hervorming van 2006 hebben de OLP-maatregelen het mogelijk gemaakt het inkomen van de producenten op peil te houden doordat een deel van hun productiekosten wordt gedekt.

De landbouw van de PIME is zeer gezinsgebonden en op de plaatselijke consumptie afgestemd. Voorts staan in die landbouw traditionele activiteiten en kwaliteitsproducten centraal.

De OLP-maatregelen in het kader van het PIME-programma hebben tot doel de traditionele producties te ondersteunen, met inachtneming van voor de kwaliteit vastgestelde doelstellingen. Hiermee wordt de instandhouding beoogd van die activiteiten, die worden geacht een fundamentele rol te spelen op economisch, sociaal en milieugebied.

In een context waar weinig economische kansen worden geboden en de bedrijven zeer klein zijn, draagt deze steun bij tot het behoud of de ondersteuning van activiteiten die, zonder die steun, voor de producenten niet meer aantrekkelijk zouden zijn.

Rekening houdend met het belang van de traditionele productieactiviteiten en van de kwaliteitsproducten met grote toegevoegde waarde, zowel op economisch, sociaal en milieugebied (instandhouding van de topografie en de irrigatie) als op cultureel gebied (kwaliteitsproducten als verstrekkers van identiteit voor de eilanden), meent Griekenland dat het behoud van de aan de productie gekoppelde steun cruciaal is.

Zonder die mogelijkheid tot gedeeltelijke koppeling zou het risico groot zijn dat de begunstigden van het programma de teelten, en meer bepaald de activiteiten van de olijfoliesector, die in de landbouw van de eilanden een zeer belangrijke plaats innemen, zouden stoppen.

FINANCIËLE UITVOERING

In bijlage 1 worden gegevens verstrekt over de financiële uitvoering van het PIME-programma van 2007 tot en met 2010 (de begrotingsjaren 2008-2011).

Afgezien van de aanvullende nationale financiering ten belope van 547 000 euro die op grond van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1405/2006 is toegekend, vormen de bedragen in het kader van het programma een financiering door de Unie ten belope van 100% (artikel 12 van diezelfde verordening).

Naar aanleiding van de hervorming van 2006 heeft Griekenland ervoor gekozen het budget voor de specifieke voorzieningsregeling te beperken (vermindering van de hoeveelheid producten die voor de regeling in aanmerking wordt genomen) ten voordele van het budget voor de OLP-maatregelen. Ondanks die keuze blijkt het jaarlijkse budget voor de specifieke voorzieningsregeling tijdens de betrokken periode op de PIME goed te zijn uitgevoerd (gemiddeld uitvoeringspercentage: 94%).

Ook voor sommige OLP-maatregelen zijn de toegewezen financiële middelen de laatste jaren volledig opgebruikt. Toch is er, met een gemiddeld uitvoeringspercentage van 88%, nog steeds financiële manoeuvreerruimte.

De situatie kan worden verbeterd door het beschikbare budget te herverdelen over de maatregelen waarvoor er nog manoeuvreerruimte is.

Bovendien kan Griekenland op grond van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1405/2006 verdere nationale financiering voor de OLP-maatregelen toekennen.

Wat de specifieke voorzieningsregeling betreft, houdt het maximumbedrag dat in artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 op basis van de uitvoering in de periode 2001-2003 is vastgesteld, evenwel een zekere rigiditeit in.

Bijgevolg is voorgesteld dit maximumbedrag op budgettair neutrale wijze op te trekken om binnen het kader van het toegekende budget een soepeler verdeling van de middelen over de OLP-maatregelen en de specifieke voorzieningsregeling mogelijk te maken (zie punt 7.1).

AUDIT VAN DE UITVOERING VAN DE PIME-REGELING NA 2006

De auditdiensten van de Commissie hebben in 2007 en 2010 onderzoeken verricht in het kader van de goedkeuring van de rekeningen betreffende PIME.

Over het algemeen blijkt uit de vaststellingen die bij die audits zijn gedaan, dat de situatie verbeterd is ten opzichte van de voorbije jaren, hoewel gebreken zijn geconstateerd met betrekking tot de steun voor olijfgaarden (audit 2007) en de administratie (audit 2010).

De gevolgen van die onderzoeken worden in het kader van de lopende procedure voor de goedkeuring van de rekeningen behandeld. Toch moet erop worden gewezen dat de veelheid aan steunregelingen voor een groot aantal begunstigden van kleine omvang tot administratieve en financiële kosten leiden die, in vergelijking met de voordelen van die regelingen, niet optimaal zijn.

VOORSTELLEN TER VERBETERING

Voorgestelde wijzigingen van de EU-wetgeving

Gezien de ontwikkeling van de regeling in de voorbije jaren en de recente inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de Europese Commissie reeds in december 2010 een ontwerp tot herschikking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 goedgekeurd om de verordening aan te passen aan de nieuwe vereisten van het VWEU en enkele bepalingen ervan bij te werken en te vereenvoudigen.

Met name is voorgesteld artikel 12, lid 3 , te wijzigen om het jaarlijks maximumbedrag van de specifieke voorzieningsregeling te verhogen – binnen het kader van de bestaande financiële toewijzing – teneinde te voorkomen dat de voor de specifieke voorzieningsregeling bestemde middelen op een bepaalde bestemming worden toegespitst, en een soepeler herverdeling van de middelen over de OLP-maatregelen en de specifieke voorzieningsregeling mogelijk te maken zonder dat het totale budget wordt verhoogd. Hierdoor zouden de financiële middelen kunnen worden herverdeeld, wat onder meer een betere dekking van de extra kosten van de “satellieteilanden” mogelijk zou maken (zie punt 4.2.3).

Om de evaluatie van de uitvoering van het programma voor de lidstaat te vergemakkelijken, heeft de Commissie voorgesteld artikel 17, lid 2, van die verordening te wijzigen. Hierbij wordt de uiterste datum voor de indiening bij de Commissie van een jaarlijks verslag over de toepassing in het voorafgaande jaar van de in het steunprogramma vastgestelde maatregelen verschoven van 30 juni naar 31 juli om de Griekse autoriteiten de kans te geven in het verslag rekening te houden met de definitieve staat van de uitgaven voor de OLP-maatregelen.

Overigens heeft de recentelijk door de Commissie vastgestelde hervorming van het GLB geen specifieke gevolgen voor de werking van de PIME-regeling.

Aanbevelingen voor de lidstaat

Griekenland speelt een kapitale rol bij de uitvoering van deze regeling. Deze lidstaat moet zich buigen over de vraag hoe een oplossing kan worden gevonden voor het gebrek aan administratieve homogeniteit binnen een zeer gefragmenteerd eilandengebied, met als doel de behoeften van alle voor het programma in aanmerking komende begunstigden te dekken en een ruimere controle van de uitvoering van het programma mogelijk te maken (zie punt 4.1).

Voorts is het ook van groot belang dat de lidstaat een systeem invoert waarmee voor alle bij de OLP-maatregelen betrokken sectoren op betrouwbare wijze gegevens kunnen worden verzameld , zodat zowel de nationale bestuursdiensten als de Commissie regelmatig toezicht kunnen houden (zie punt 4.3.1).

Om elke ongelijke behandeling tussen de bij het programma betrokken eilanden te voorkomen, moet de lidstaat de indeling van de eilanden verfijnen , rekening houdend met alle met de afgelegen ligging verband houdende situaties (dubbel en zelfs drievoudig insulair karakter). In de lijn van de bestaande indeling (groep A voor de minst verafgelegen eilanden, groep B voor de meest verafgelegen eilanden) zou het wenselijk zijn een of twee eilandengroepen toe te voegen aan de zeer verafgelegen eilanden (de satellieteilanden van groep B).

Door een dergelijke aanpassing van de indeling zou beter rekening kunnen worden gehouden met de uiteenlopende vervoerskosten, die een invloed hebben op zowel de voorziening als de ontwikkeling van de lokale producties. Voorts zou deze aanpassing zorgen voor een betere dekking van de behoeften en een reëler effect op de consumptieprijzen (zie de punten 4.2.2 - 4.2.4).

Gezien de sinds 2006 geconstateerde tendens om in het kader van de specifieke voorzieningsregeling op te splitsen naar bestemming (het was Griekenlands keuze om de voorkeur te geven aan de voorziening met producten die voor dierlijke consumptie zijn bestemd), is het aan de lidstaat om, rekening houdend met het belang van de veehouderij op de eilanden, de prioriteiten van de regeling te verfijnen en het toezicht op de producten die in het geografische gebied van de PIME worden binnengebracht of dat gebied verlaten, te verbeteren (zie punt 4.2.1).

Met betrekking tot de constatering dat de regeling onvoldoende effect heeft op de consumentenprijzen van de levensmiddelen (zie punt 4.2.4), wordt de lidstaat verzocht na te denken over een betere verdeling van de beschikbare middelen teneinde de efficiëntie ervan te garanderen .

Voorts wordt de lidstaat verzocht regelmatig verslag uit te brengen op basis van de sleutelindicatoren die de diensten van de Commissie hebben vastgesteld om een algehele beoordeling van de ontwikkeling van de PIME-regeling door de jaren heen te kunnen maken.

Tot slot moet worden benadrukt dat zowel voor de aanvankelijke vaststelling van het PIME-programma als voor de jaarlijkse wijzigingen ervan een participatieve aanpak van alle belanghebbenden vereist is. Door de voorgenomen wijziging van artikel 34 van Verordening (EG) nr. 1914/2006 van de Commissie, waarbij de uiterste datum voor de indiening van die jaarlijkse wijzigingen wordt verschoven, zal er meer tijd zijn om de betrokken marktdeelnemers te raadplegen.

CONCLUSIES

Aangenomen wordt dat het PIME-programma, sinds de hervorming van 2006 en de overschakeling naar een gedecentraliseerde programmeringsaanpak, efficiënt ten uitvoer wordt gelegd en een bevredigend antwoord op de specifieke behoeften van de PIME biedt.

Het programma garandeert, door inkomenssteun voor de landbouwers, dat de traditionele landbouwsectoren in stand worden gehouden, en, door de beperking van de gemaakte extra kosten, dat de essentiële producten worden aangevoerd.

Op basis van deze analyse en de huidige toestand is de Commissie van oordeel dat de aan de PIME-regeling toegewezen financiële middelen het mogelijk hebben gemaakt de algemene doelstellingen van de regeling te verwezenlijken.

Zowel de Commissie als de lidstaat moeten verder inspanningen blijven leveren om de uitvoering van de regeling zo veel mogelijk te verbeteren, met name met het oog op het opvangen van de extra kosten van de voorziening en de instandhouding van de traditionele activiteiten op de eilanden.

Voorts zou de PIME-regeling ook vooral moeten beogen de kwaliteit van de productie te garanderen, de identiteit van de eilanden te handhaven en het milieu in stand te houden.

BIJLAGE 1

FINANCIËLE UITVOERING VAN DE PIME-REGELING 2007-2010 (in euro’s)[8]

2007 (begrotingsjaar 2008) | 2008 (begrotingsjaar 2009) | 2009 (begrotingsjaar 2010) | 2010 (begrotingsjaar 2011) |

Bedrijfstoeslagregeling en andere rechtstreekse steun* | 57.995.090 | 61.952.513 | 60.502.718 |

PIME-programma (OLP-maatregelen) ** | 16.618.664 | 15.441.855 | 17.835.324 |

Totaal | 74.613.754 | 77.394.368 | 78.338.042 |

PIME/Totaal | 22,3 % | 20,0 % | 22,8 % |

* Bedrag van de uitgaven voor steun in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (ontkoppelde steun) + overige bedragen van uitgaven voor diverse soorten rechtstreekse steun (betalingen voor specifieke soorten teelten en kwaliteitsproducten, overgangsbetalingen, steun voor gerst, steun voor zijderupsen, enz.).

** Bedrag van de uitgaven voor rechtstreekse steun in het kader van het PIME-programma (OLP-maatregelen).

[1] Deze eilanden zijn opgesomd in tabel 7 van het steunprogramma ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PIME), dat door Griekenland is voorgesteld en door de Commissie is goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1405/2006.

[2] PB L 184 van 27.7.1993, blz. 1.

[3] PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.

[4] PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

[5] Het door Griekenland opgestelde PIME-programma werd goedgekeurd bij Beschikking C(2006) 6889 van de Commissie van 22.12.2006 en tenuitvoergelegd met ingang van 2007.

[6] Het PIME-programma werd tweemaal gewijzigd: bij Beschikking C(2009) 2880 van de Commissie van 21.4.2009 en bij Beschikking C(2010) 9189 van de Commissie van 20.12.2010.

[7] Afwijking van artikel 28 VWEU, dat luidt als volgt: “ De Unie omvat een douane-unie welke zich uitstrekt over het gehele goederenverkeer en welke zowel het verbod medebrengt van in- en uitvoerrechten en van alle heffingen van gelijke werking in het verkeer tussen de lidstaten onderling als de invoering van een gemeenschappelijk douanetarief voor hun betrekkingen met derde landen .”

[8] De in dit document vermelde bedragen van de financiële uitvoering zijn, wat de specifieke voorzieningsregeling betreft, afkomstig van de jaarlijkse verslagen die de lidstaten bij de Commissie indienen op grond van artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad, en wat de OLP-maatregelen betreft, van de mededelingen over de in aanmerking komende steunaanvragen en de daarbij betrokken bedragen (artikel 32, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1914/2006 van de Commissie). Deze bedragen stemmen overeen met de uitgaven per maatregel voor het referentiekalenderjaar (het uitvoeringsjaar) en het is mogelijk dat zij niet precies overeenstemmen met de uitgavenbedragen die de Europese Commissie per begrotingsjaar heeft geregistreerd.

Top