EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011DC0865
JOINT COMMUNICATION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL Global Europe : A New Approach to financing EU external action
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD De rol van Europa in de wereld: een nieuwe aanpak voor de financiering van het externe optreden van de EU
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD De rol van Europa in de wereld: een nieuwe aanpak voor de financiering van het externe optreden van de EU
/* COM/2011/0865 definitief */
GEZAMENLIJKE MEDEDELING AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD De rol van Europa in de wereld: een nieuwe aanpak voor de financiering van het externe optreden van de EU /* COM/2011/0865 definitief */
1. Achtergrond Met 500 miljoen inwoners, 25% van het bruto
binnenlands product van de wereld en een vijfde van de wereldhandel, is de
Europese Unie een wereldspeler. De EU neemt haar verantwoordelijkheid op het
gebied van mondiaal bestuur en speelt een actieve politieke rol, waarbij zij
rekening houdt met haar specifieke regionale en mondiale belangen. De Unie
neemt meer dan de helft van alle internationale ontwikkelingshulp voor haar
rekening en is 's werelds grootste donor van humanitaire hulp. De rol van
de EU in het mondiale bestuur blijkt uit haar actieve steun op het gebied van
democratie, de rechtsstaat en de bescherming van de mensenrechten en de
menselijke veiligheid, het feit dat zij internationale verdragen op het gebied
van milieu en sociale zaken en de agenda voor fatsoenlijk werk naleeft en open
handel voert. De wereld is veranderd. De huidige economische crisis maakt duidelijk dat de EU diepere en
sterkere betrekkingen met haar partners moet ontwikkelen, waaronder de
nabijgelegen regio's, want zij zijn van grote invloed op de financiële en
economische vooruitzichten van Europa. De bedreigingen op het gebied van
veiligheid hebben nieuwe vormen aangenomen nu de wereld steeds meer onderling
verbonden is. De schaarsheid van natuurlijke hulpbronnen, de snelle groei van
de wereldbevolking en de gevaren in verband met klimaatverandering nopen ons
onze benadering ten opzichte van onze internationale partners opnieuw te
bezien. Ook de ontwikkelingslanden maken snelle
veranderingen door. De macht verschuift geleidelijk en er verschijnen steeds
meer opkomende landen op het mondiale toneel. Met name Brazilië, Rusland,
India, China en Zuid-Afrika gaan anders met de rest van de wereld om en hebben
soms andere waarden. De regels van het mondiale bestuur worden opnieuw
gedefinieerd, waarbij de G20 een steeds grotere rol speelt. Veel terreinen die
van groot belang zijn voor de EU, zoals duurzame ontwikkeling, veiligheid,
inclusief non-proliferatie, ontwapening en cyberveiligheid, financiële
regulering, handel en investeringen, klimaatverandering, biodiversiteit en het
gebruik van nieuwe technologieën, vragen om multilaterale oplossingen. In deze minder stabiele mondiale omgeving
heeft de EU groot belang bij een op regels gebaseerd internationaal systeem.
Opkomende economieën spelen ook een steeds grotere rol in ontwikkelingslanden
en de zuid-zuidhandel streeft de noord-zuidhandel voorbij. Aan de andere kant
dreigen de armste landen steeds meer gemarginaliseerd te raken. Ten slotte
maken de directe buurlanden van de EU ingrijpende veranderingen door met de
start van het democratische overgangsproces in het zuidelijke Middellandse
Zeegebied. De Europese Unie is veranderd. Het Verdrag van Lissabon biedt nieuwe mogelijkheden voor een brede en
consistente EU-aanpak. In het verdrag zijn de overkoepelende beginselen en
doelstellingen en het algemene kader voor het externe optreden van de EU
vastgelegd. Ook is de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) opgericht,
onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger en vicevoorzitter van de
Commissie, die de consistentie van het externe optreden van de EU moet
waarborgen. De EDEO en de Commissie werken
nauw samen bij de uitvoering van het externe beleid van de Unie, zowel bij de
centrale diensten als in de delegaties. Het
Europees Parlement heeft extra bevoegdheden gekregen, met name in verband met
de begrotingsprocedure. De nieuwe bepalingen in het verdrag over de
betrekkingen tussen de EU en de uitbreidings- en nabuurschapslanden,
ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp en civiele bescherming moeten
worden aangevuld met adequate juridische en financiële instrumenten. In de mededeling "Een begroting voor
Europa 2020", die op 29 juni 2011 door het College is
goedgekeurd, worden de gebieden beschreven waarop de EU een belangrijke rol kan
spelen in een wereld die wordt gekenmerkt door veranderingen en mondialisering.
Deze mededeling sluit duidelijk aan bij de Europa 2020-strategie en de nieuwe
structuur van het Verdrag van Lissabon. Tijdens deze mondiale economische
crisis moet de EU meer dan ooit ernaar streven haar middelen daar in te zetten
waar de behoeften het grootst zijn, waar zij maximaal effect kunnen sorteren en
waar zij de grootste meerwaarde hebben. De overkoepelende doelstelling voor het
externe optreden in het nieuwe meerjarig financieel kader is om ervoor te
zorgen dat de EU, ondanks de economische crisis en de gevolgen daarvan voor de
begroting, met één stem kan spreken, haar ambities kan waarmaken met betrekking
tot het bevorderen van democratie, vrede, solidariteit, stabiliteit, welvaart
en armoedebestrijding, zowel in de wereld als in onze directe buurlanden, en
kan bijdragen tot de veiligstelling van mondiale collectieve goederen. Deze
beginselen vormen de grondslag voor de nieuwe instrumenten voor het externe
optreden die bij deze mededeling horen[1]. 2. Waarom zou de EU moeten
investeren in externe betrekkingen? 2.1 De wereld is steeds meer
onderling verbonden Omdat het relatieve gewicht van onze
belangrijkste partners steeds groter wordt, zowel in economisch als in politiek
opzicht, is het des te noodzakelijker dat de EU met één stem spreekt.
Gebeurtenissen in andere delen van de wereld hebben rechtstreekse gevolgen voor
de Europese burger. Door de mens of de natuur veroorzaakte rampen kunnen de
stabiliteit in veel landen snel ondermijnen. Zoals we konden zien tijdens de
Arabische lente, hebben gebeurtenissen in onze buurlanden onmiddellijk en
direct gevolgen. De EU heeft met name belang bij het actief bevorderen van
democratisering die leidt tot stabiliteit en welvaart in deze regio en heeft
hierin ook een verantwoordelijkheid. Onze samenlevingen zijn steeds meer
geglobaliseerd. Ons dagelijks leven wordt bepaald door mondiale trends op het
gebied van internationale handel en investeringen, energie, migratie en
klimaatverandering. We moeten de beperkte hulpbronnen op een duurzame wijze
delen en ons aanpassen aan de veranderingen. Tegelijkertijd moeten we, ook met
het oog op stabiel en rechtvaardig internationaal bestuur, onze inspanningen
voortzetten ten aanzien van degenen die achterop dreigen te raken. Omgekeerd kan het interne beleid van de EU ook
rechtstreeks van invloed zijn op derde landen en kan het alleen volledig worden
verwezenlijkt in nauwe samenwerking met onze internationale partners. In het
licht van deze toenemende onderlinge afhankelijkheid en gezien de verbintenis
van de EU tot effectief multilateralisme, is het voor de EU van vitaal belang
om actief deel te nemen aan het besluitvormingsproces op mondiale schaal, met
name binnen multilaterale fora zoals de VN, de WTO en de G8/G20. Om mondiale problemen zoals
klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, terrorisme, georganiseerde
misdaad, cyberveiligheid en onevenwichtigheden in de handel te kunnen
aanpakken, moeten belangrijke spelers nauw samenwerken. De EU moet zich
aanpassen aan deze nieuwe realiteit wanneer zij haar belangen in het buitenland
verdedigt en zij moet een meer coherente en consistente aanpak hanteren in haar
bilaterale en multilaterale betrekkingen. De Unie moet in staat zijn adequaat
te reageren op alle ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de Europese
burger, of het nu is door kansen aan te grijpen of door te anticiperen op
risico's en dreigingen. 2.2 Meerwaarde van de EU In onze
geglobaliseerde wereld is het meer dan ooit noodzakelijk dat we onze krachten
bundelen. De EU heeft aantoonbare meerwaarde op een aantal terreinen: ·
middelen kunnen worden gebundeld en gebruikt voor
een breed scala van beleidslijnen en instrumenten. Alle EU-lidstaten kunnen
profiteren van de brede geografische vertegenwoordiging van de EU in derde
landen, waardoor specifieke problemen goed kunnen worden aangepakt door
instrumenten en maatregelen te combineren op een wijze waartoe individuele
landen vaak niet in staat zijn; ·
onze onderhandelingspositie is beter en onze
politieke invloed is groter naarmate we meer gewicht hebben en beter
vertegenwoordigd zijn op basis van welomschreven gemeenschappelijke belangen en
verbintenissen. We kunnen gelijktijdig werken aan multilaterale besprekingen en
oplossingen voor verschillende mondiale problemen, zoals klimaatverandering,
milieubescherming en energiezekerheid; ·
we kunnen onze beleidslijnen, normen en waarden op
basis van gedeelde Europese belangen in het buitenland naar voren brengen, te
beginnen met de uitbreidings- en nabuurschapslanden, waar de EU de meest
aangewezen partner is voor hulp bij hun politieke en economische transformatie,
de stabilisatie van hun economie en de aanpassing aan de EU-regels en -normen; ·
we kunnen goede praktijken toepassen waarmee we
internationale geloofwaardigheid opbouwen met betrekking tot de bevordering van
mensenrechten, democratisering, waaronder verkiezingswaarneming, en goed
bestuur. Daarnaast kunnen we neutraal en onpartijdig blijven bij het verlenen
van hulp en onze grote ervaring bij het mobiliseren van voorspelbare
ontwikkelingshulp op lange termijn op mondiaal niveau inzetten; ·
we kunnen schaalvoordelen behalen wat betreft de
technische en financiële bijstand voor samenwerkingsactiviteiten en de
verlening van diplomatieke en ontwikkelingsdiensten. 3. Strategische doelstellingen Overeenkomstig de
mededeling van juni over het meerjarig financieel kader[2] zullen met de financiële
instrumenten voor het externe optreden van de EU de volgende strategische
doelstellingen worden nagestreefd: ·
bevorderen en verdedigen van de EU-waarden in het
buitenland, waarbij mensenrechten, democratie en de rechtsstaat de kern van het
externe optreden vormen; ·
investeren in langdurige welvaart en stabiliteit in
de buurlanden van de EU en ondersteunen van het hervormingsproces in de landen
die zich op EU-lidmaatschap voorbereiden; ·
ondersteunen van de belangen van de EU in het
buitenland, zoals bescherming van EU-burgers, creëren van handelsmogelijkheden,
bevordering van EU-normen en -standaarden, waarborging van de continuïteit van
de energievoorziening, enz.; ·
opzetten van EU-beleid om belangrijke mondiale
problemen aan te pakken, zoals de bestrijding van de klimaatverandering, het
herstel van de biodiversiteit en de bescherming van mondiale collectieve
goederen en hulpbronnen; ·
versterken van de impact van de
ontwikkelingssamenwerking van de EU, met als voornaamste doel de armoede uit te
bannen; ·
bevorderen van Europese solidariteit na door de
mens of de natuur veroorzaakte rampen; ·
verbeteren van het vermogen met betrekking tot het
voorkómen en oplossen van crises, het bewaren van de vrede, het voorkómen van
conflicten en het versterken van de internationale veiligheid. 4. Uitgangspunten 4.1 Nieuwe kansen benutten De nadruk zal in
de periode na 2013 liggen op het aanpassen van de EU-methoden met betrekking
tot het opzetten, programmeren en uitvoeren van de externe bijstand aan de
nieuwe politieke, economische en institutionele betrekkingen, waarbij wordt
voortgebouwd op de successen tot nu toe. Om vraagstukken op
korte, middellange en lange termijn op allerlei terreinen te kunnen aanpakken
en de externe instrumenten van de EU en de lidstaten te kunnen combineren, zijn
bijzondere inspanningen vereist om te zorgen voor de algemene samenhang van het
beleid ten aanzien van onze partners, waarbij wordt gestreefd naar een
alomvattende EU-aanpak. De voorgestelde herziening van het programmeringsproces
zal leiden tot meer samenhang tussen de verschillende terreinen van het externe
optreden van de EU en een meer resultaatgerichte aanpak, waarbij flexibiliteit
mogelijk is om te kunnen reageren op politieke prioriteiten. De nieuwe
generatie externe instrumenten zal leiden tot vergemakkelijking van de
politieke dialoog, alsmede van de onderhandelingen over en tenuitvoerlegging
van bestaande en toekomstige overeenkomsten met onze partners, ter
ondersteuning van een algemene politieke strategie voor een bepaald land. In
dit verband is de samenhang van het ontwikkelingsbeleid een belangrijke
prioriteit. Ook zal de EU haar dialoog en coördinatie intensiveren met
niet-gouvernementele organisaties, zoals het maatschappelijk middenveld
(inclusief de sociale partners), de lokale overheid, multilaterale
organisaties, internationale financiële instellingen, andere donors en de
particuliere sector. 4.2 Schaarse middelen optimaal
benutten De EU moet ernaar streven haar middelen daar
in te zetten waar de behoeften het grootst zijn en waar zij maximaal effect
kunnen sorteren. Het hanteren van een per land gedifferentieerde aanpak
van partnerschappen en steuntoewijzingen staat centraal in dit voorstel. De EU
moet het belang blijven inzien van steun voor ontwikkeling in haar eigen
omgeving en in Afrika bezuiden de Sahara. Aan de andere kant hebben veel landen
niet langer EU-ontwikkelingshulp nodig, omdat zij zelf hun eigen ontwikkeling
kunnen financieren. De steun wordt toegewezen op basis van de
behoeften, capaciteiten, verbintenissen en prestaties van een land en de
potentiële impact. Er wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de specifieke
behoeften van zwakke staten en kwetsbare landen en van landen waar een conflict
of een crisis heerst. Dankzij deze differentiatie zijn verschillende
vormen van samenwerking mogelijk, zoals het combineren van subsidies en
leningen van internationale financiële instellingen, waaronder de Europese
Investeringsbank. Door steeds meer innovatieve financiële instrumenten te
gebruiken, moet meer financiering worden gegenereerd, ook uit de particuliere
sector. Aldus kan de EU-financiering in deze tijden van bezuinigingen optimaal
worden benut. De EU zal ook zorgen voor concentratie van de externe steun,
om inefficiëntie als gevolg van verspreiding over sectoren en versnippering te
voorkomen. Er moet meer aandacht worden besteed aan investeringen in de basis
en de motoren van inclusieve en duurzame groei en de ondersteuning van
mensenrechten, democratie en andere belangrijke elementen van goed bestuur,
zoals gelijke kansen voor mannen en vrouwen en vrouwenrechten. De wereld
verandert snel, terwijl de financiële instrumenten van de EU van oudsher kampen
met een gebrek aan flexibiliteit. De aanpak van dit probleem was
een van de redenen voor de invoering van het stabiliteitsinstrument. Om de EU
meer capaciteit te geven om op onvoorziene gebeurtenissen te reageren, zijn
nieuwe mechanismen ingevoerd om instrumenten te herzien, zodat meer
flexibiliteit mogelijk is, met name door middelen te reserveren voor
onvoorziene behoeften en minimumtoewijzingen vast te stellen. Voor alle externe instrumenten worden eenvoudigere
regels en procedures voor de programmering en uitvoering van de
EU-steun voorgesteld, ook in het kader van het nieuwe Financieel Reglement, om
ervoor te zorgen dat de steun doeltreffender wordt uitgevoerd. Deze
vereenvoudiging komt in de eerste plaats ten goede aan de partnerlanden en
-regio's, maar maakt ook efficiënter beheer mogelijk doordat de administratieve
rompslomp wordt verminderd. Dankzij een horizontaal wetgevingsinstrument zullen
de financiële bepalingen in hoge mate geharmoniseerd zijn. De EU streeft naar wederzijdse
verantwoordingsplicht bij het toewijzen en uitkeren van middelen. In
het algemeen zal bij het toewijzen van steun aan partnerlanden meer rekening
worden gehouden met mensenrechten, democratie en goed bestuur. Voor de
uitbreidings- en nabuurschapslanden moeten de toewijzingen en de uitvoering van
de steun sterk worden gekoppeld aan de vooruitgang van de hervormingen. Voor
ontwikkelingslanden zal de EU de verantwoordingsplicht versterken wat betreft
het nakomen van verbintenissen en het verwezenlijken van de met de
partnerlanden overeengekomen doelstellingen. De indicatieve toewijzingen per
land zullen worden herzien naargelang van de ontwikkelingen en de genoemde
criteria. De humanitaire hulp wordt net als voorheen gebaseerd op de behoeften
en op de eerbiediging van de beginselen van neutraliteit, onpartijdigheid en
onafhankelijkheid. Overeenkomstig het Verdrag van Lissabon zullen
met de nieuwe instrumenten nieuwe mechanismen worden ingevoerd om een
democratischer debat over de externe bijstand van de EU tot stand te brengen
door het Europees Parlement hier meer bij te betrekken. Een
voorbeeld hiervan is het gebruik van gedelegeerde handelingen[3], waarmee de flexibiliteit van
de externe instrumenten kan worden vergroot. Het democratisch toezicht op het
Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) zal ook worden verbeterd door het fonds in
overeenstemming te brengen met het instrument voor ontwikkelingssamenwerking,
waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken daarvan. 5. Herziening en
vereenvoudiging van het programmeringsproces Een belangrijke innovatie in de nieuwe
instrumenten voor het extern optreden van de EU is de wijziging van het
programmeringsproces. In het Verdrag van Lissabon is duidelijk beschreven dat
de EU en haar lidstaten hun beleid inzake extern optreden[4] op elkaar moeten afstemmen, ook
op het gebied van ontwikkelingssamenwerking[5].
5.1. Brede gezamenlijke
EU-strategieën Om dit doel te bereiken en om meer impact en
zichtbaarheid te bewerkstelligen in de betrekkingen met derde landen, moeten de
EU en de lidstaten samen een heldere strategie aanhouden in hun betrekkingen
met een partnerland of -regio. In voorkomend geval zou dit kunnen betekenen dat
er een gezamenlijk kaderdocument wordt opgesteld op basis van een
gezamenlijke analyse[6].
In een dergelijk gezamenlijk kaderdocument worden alle aspecten van het externe
optreden van de EU en alle EU-instrumenten geïntegreerd, zodat een goed
evenwicht kan worden bereikt tussen flexibiliteit en voorspelbaarheid, en
tussen doelstellingen op korte, middellange en lange termijn. In een
gezamenlijk kaderdocument worden strategische actiegebieden beschreven en wordt
een brede beleidsmix voorgesteld waarin wordt verwezen naar de instrumenten en
beleidslijnen van de EU en de lidstaten die in een bepaald land of een bepaalde
regio kunnen worden gebruikt. Daarbij wordt rekening gehouden met diplomatie en
politieke aspecten (gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid,
politieke dialoog, democratie en mensenrechten, enz.), ontwikkelingssamenwerking,
humanitaire hulp, veiligheid en de externe gevolgen van intern beleid. Als
voor een land of regio een dergelijk gezamenlijk kaderdocument wordt opgesteld,
wordt dit ook gebruikt voor het programmeringsproces en hoeft voor het
betrokken land of de betrokken regio dus geen landenstrategiedocument te worden
opgesteld. 5.2. Meer flexibiliteit en
responsvermogen in het programmeringsproces De EU moet het programmeringsproces
vereenvoudigen, zodat beter kan worden ingespeeld op veranderingen in de
situatie en om meer flexibiliteit mogelijk te maken wat betreft gezamenlijke
programmering met de lidstaten, wat de norm zou moeten worden. De programmering
van de middelen moet worden gebaseerd op een heldere strategie die is
vastgelegd in een strategiedocument voor elk partnerland en elke partnerregio
waarvoor de meerjarentoewijzing een bepaalde drempel overschrijdt[7]. De volgende documenten kunnen
als strategiedocument gelden: 1. een nationaal strategiedocument van een
partnerland (nationaal ontwikkelingsplan of vergelijkbaar), dat wordt erkend
door de Commissie en de EDEO; 2. een gezamenlijk programmeringsdocument
van de EDEO en de Commissie met de lidstaten; 3. een landenstrategiedocument of regionaal
strategiedocument of een vergelijkbaar document dat is opgesteld door de EDEO
en de Commissie. Zoals hierboven beschreven kan een gezamenlijk
kaderdocument, indien beschikbaar, als strategiedocument dienen. Het bestaan
van een van deze documenten wil niet zeggen dat er geen andere kunnen worden
opgesteld, maar ten minste één van deze documenten is noodzakelijk voor de
programmering van EU-middelen. Voor de landen die in het kader van het
nabuurschapsbeleid een actieplan of vergelijkbaar document met de EU hebben
opgesteld, worden de nationale strategiedocumenten vervangen door integrale
steunkaders. Voor het instrument voor pretoetredingssteun wordt in de nieuwe
landenstrategiedocumenten gestreefd naar meer samenhang tussen alle
beleidsterreinen waarop het instrument betrekking heeft. Op basis van het strategiedocument zou de
programmering van de EU-middelen in beginsel moeten worden vastgesteld in een
indicatief meerjarenprogramma of een vergelijkbaar document. De diensten van de
EDEO en de Commissie zullen zoveel mogelijk trachten om gezamenlijke meerjarenprogrammeringsdocumenten
met de lidstaten te ontwikkelen. De EU-middelen worden gebruikt om te voldoen
aan behoeften van partnerlanden en om hun strategieën te ondersteunen. De
programmeringsperiode moet in beginsel dan ook worden afgestemd op de cyclus
van de strategie van het partnerland. De programmeringscyclus van de EU
varieert van land tot land en het vooraf geprogrammeerde bedrag komt daarom
mogelijk niet overeen met de volledige cyclus van 2014-2020 noch met alle
indicatieve toewijzingen per land. Voor zwakke staten en landen in een crisis-,
postcrisis- of conflictsituatie is meer flexibiliteit essentieel, zodat de
EU-steun snel kan worden ge(her)programmeerd overeenkomstig het gezamenlijke
kaderdocument, het landenstrategiedocument en/of EU-strategieën inzake
conflictpreventie, crisisrespons, crisisbeheer en vredesopbouw. Aldus
moet de juiste mix van methoden en instrumenten kunnen worden samengesteld, met
name door te zorgen voor een goed evenwicht tussen veiligheid, ontwikkeling en
humanitaire hulp en door de kortetermijnrespons naadloos te laten aansluiten op
de langetermijnsteun. Het (her)programmeringsproces moet zich vooral
richten op belangrijke terreinen als bestuur, de hervatting van sociale
dienstverlening, bronnen van inkomsten, vredesopbouw, staatsopbouw en de aanpak
van de kernoorzaken van de kwetsbaarheid of het conflict (of de kans dat het
conflict weer oplaait) en van de kwetsbaarheid voor rampen. Het proces voor de
goedkeuring en aanpassing van indicatieve meerjarenprogramma's moet worden
verkort met het oog op de snelheid waarmee de politieke situatie zich vaak
ontwikkelt. Programmeringsdocumenten moeten worden herzien indien en wanneer
nodig. 6. Voorgestelde structuur voor
de nieuwe rubriek inzake het extern optreden 6.1 Samenwerking met
partnerlanden De Europese Unie zal haar activiteiten met
betrekking tot externe partners richten op vier brede beleidsterreinen die
expliciet in het Verdrag worden genoemd: uitbreiding, nabuurschap, samenwerking
met strategische partners en ontwikkelingssamenwerking. Het instrument
voor pretoetredingssteun (IPA) blijft de financiële pijler van de
uitbreidingsstrategie, die alle dimensies van intern beleid en thematische
kwesties omvat. Het doel van het instrument is om ervoor te zorgen dat kandidaat-lidstaten
en potentiële kandidaat-lidstaten volledig voorbereid zijn op toetreding door
hen aan te moedigen EU-strategieën en -beleidslijnen te integreren in hun
nationale prioriteiten. Hierbij zal de nadruk liggen op steun voor politieke
hervormingen, met name de versterking van democratische instellingen en de
rechtsstaat, de bevordering van mensenrechten en fundamentele vrijheden,
sociaaleconomische ontwikkeling, regionale samenwerking, overname en uitvoering
van het acquis, de doelstellingen van Europa 2020 en de voorbereiding op het
beheer van het interne beleid op het moment van de eventuele toetreding. Er zal
meer samenhang worden aangebracht tussen de financiële steun en de vooruitgang
die met de tenuitvoerlegging van de pretoetredingsstrategie wordt geboekt. Het Europees
nabuurschapsinstrument (ENI) zal ten goede komen aan de buurlanden van
de EU door steun te verlenen aan een verdergaande politieke samenwerking,
nauwere economische integratie met de EU en een doeltreffende en duurzame
overgang naar democratie. De samenwerking met de buurlanden zal worden
gebaseerd op het "meer voor meer"-beginsel, zoals werd voorgesteld in
de Gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger voor het
gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de Commissie
"Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden"[8]. Het instrument voor
ontwikkelingssamenwerking (DCI) richt zich op armoedebestrijding en zal
ook bijdragen aan de verwezenlijking van andere doelstellingen van het externe
optreden van de EU, met name het bevorderen van duurzame economische, sociale
en ecologische ontwikkeling, alsmede van democratie, de rechtsstaat, goed
bestuur een eerbiediging van de mensenrechten. Het instrument wordt
georganiseerd rond: i) geografische programma's ter ondersteuning
van bilaterale en regionale samenwerking met ontwikkelingslanden die niet onder
het ENI, het IPA of het EOF vallen. Gezien de noodzaak om de behoeften en
prioriteiten van partnerlanden aan te pakken en hun betrokkenheid te
waarborgen, overeenkomstig de internationale verbintenissen met betrekking tot
doeltreffendheid van de hulp, zullen geografische programma's de kern van het
DCI blijven vormen; ii) gestroomlijnde thematische programma's
met meer flexibiliteit om snel te kunnen reageren op nieuwe mondiale problemen.
Er wordt een programma opgezet voor mondiale collectieve goederen en
uitdagingen, dat zich met name zal richten op klimaatverandering, milieu,
energie, menselijke ontwikkeling, voedselzekerheid en duurzame landbouw en
migratie, waarbij wordt toegezien op samenhang met armoedebestrijding. Minimaal
25% van dit programma zal worden besteed aan de doelstellingen inzake
klimaatverandering en milieu, met het oog op de doelstelling van de Europa
2020-strategie. Minimaal 20% van dit programma wordt gebruikt ter bevordering
van sociale inclusie en menselijke ontwikkeling, en met name kernprioriteiten
als basisgezondheidszorg en onderwijs. Het programma voor organisaties van het
maatschappelijk middenveld en plaatselijke overheden beoogt deze actoren aan te
moedigen zich met ontwikkelingsstrategieën en -processen bezig te houden; iii) het pan-Afrikaanse programma van het
DCI dient ter ondersteuning van het strategisch partnerschap EU-Afrika, in
aanvulling op andere instrumenten voor de samenwerking met Afrikaanse landen en
regio's. Hierbij wordt gelet op de samenhang en
consistentie van het algemene beleid van de EU door de externe dimensie van het
interne EU-beleid binnen het DCI en de programmering daarvan beter te
stroomlijnen, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften en prioriteiten
van partnerlanden, overeenkomstig de beginselen van doeltreffendheid van de
hulp. Er moet een duidelijker verband worden
aangebracht tussen humanitaire hulp en ontwikkeling door toepassing van het
differentiatiebeginsel, waarbij voorrang wordt gegeven aan landen die een
overgangsproces doormaken. Specifieke bepalingen inzake programmering en
flexibiliteit voor landen in een crisis- of postcrisissituatie zouden betere
coördinatie tussen hulp, rehabilitatie en ontwikkeling moeten bevorderen. In
dit verband zouden dankzij de mogelijkheid om niet-toegewezen middelen aan te
houden, middelen kunnen worden gemobiliseerd voor problemen met
overgangsprocessen door de indicatieve meerjarenprogramma's aan te passen. De financiering van de samenwerking met landen
in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan blijft grotendeels buiten
de begroting, en verloopt via het elfde Europees Ontwikkelingfonds
(EOF). Ook de samenwerking met de landen en gebieden overzee valt onder het EOF.
De verdeelsleutel voor de bijdragen van de lidstaten aan het elfde EOF moet
meer in overeenstemming worden gebracht met de verdeelsleutel voor de bijdragen
aan de algemene EU-begroting, zodat het EOF later gemakkelijker in de
EU-begroting kan worden geïntegreerd. Met het partnerschap tussen de EU en Groenland
wordt gestreefd naar behoud van de nauwe betrekkingen tussen beide
partijen en ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van Groenland.
Het partnerschap moet bijvoorbeeld de grondstoffensector en vergelijkbare
terreinen versterken, gezien het aanzienlijke economische potentieel van
Groenland. Het nieuwe partnerschapsintrument
(PI) is bedoeld om EU- en wederzijdse belangen te verdedigen en te bevorderen
en een mondiale dimensie te geven aan de Europa 2020-strategie. Het
partnerschapsinstrument vervangt het instrument voor geïndustrialiseerde landen
en stelt de EU in staat effectief en flexibel te reageren op
samenwerkingsdoelstellingen die naar voren komen in de betrekkingen met onze
partnerlanden, en om mondiale problemen aan te pakken. Hoewel de nadruk zal
liggen op strategische partners en opkomende economieën, is het instrument
mondiaal van opzet. Het kan ook worden gebruikt voor nieuwe betrekkingen met
landen die niet langer bilaterale ontwikkelingshulp nodig hebben. De steun
hoeft niet langer te worden geclassificeerd als officiële ontwikkelingshulp,
maar deze mogelijkheid blijft wel bestaan. Het partnerschapsinstrument kan ook
worden gebruikt voor maatregelen op het gebied van klimaat en biodiversiteit,
maar de middelen worden daarvoor niet van tevoren gereserveerd. Met toekomstige externe instrumenten zouden de
EU en de lidstaten ook meer invloed moeten kunnen uitoefenen op de politieke en
economische partnerschappen waarbij zij betrokken zijn en zouden zij de
verbintenissen die zijn aangegaan binnen diverse fora, moeten kunnen naleven.
De EU is bijvoorbeeld van plan om ten minste 20% van haar begroting te besteden
aan maatregelen ten behoeve van een koolstofarme en klimaatbestendige economie en
om de thema's klimaat en biodiversiteit in alle externe instrumenten te
integreren. Naast de financiële portefeuille van het
programma "Erasmus voor iedereen" in rubriek 1 van de voorgestelde
begroting, en om de internationale dimensie van het hoger onderwijs te
bevorderen, wordt een indicatief bedrag van
1 812 100 000 EUR uit de verschillende instrumenten voor
het externe beleid (het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, het Europees
nabuurschapsinstrument, het instrument voor pretoetredingssteun, het
partnerschapsinstrument en het Europees Ontwikkelingsfonds) toegewezen voor
mobiliteitsacties naar of vanuit niet-EU-landen en voor samenwerking en
beleidsdialoog met autoriteiten, instellingen en organisaties uit deze landen,
overeenkomstig de in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie
vastgestelde doelstellingen van het externe optreden. 6.2 Bevordering van democratie en
mensenrechten wereldwijd Met een nieuwe
impuls voor het Europees instrument voor democratie en mensenrechten
(EIDHR) kan de EU meer steun verlenen voor de ontwikkeling van florerende
maatschappelijke organisaties en hun specifieke rol in het bewerkstelligen van
positieve veranderingen ter ondersteuning van mensenrechten en democratie. Dit
omvat onder meer het vergroten van het vermogen van de EU om snel te reageren
op noodsituaties met betrekking tot de mensenrechten en meer steun voor
internationale en regionale mechanismen ter bescherming van de mensenrechten.
Ook zal steun worden verleend voor verkiezingswaarnemingsmissies, het uitvoeren
van de aanbevelingen daarvan en het verbeteren van democratische en
verkiezingsprocessen. 6.3 Crisispreventie en
-beheersing Het stabiliteitsinstrument (IfS)
wordt uitgebreid omdat de internationale context ingewikkelder is geworden. De niet-programmeerbare
capaciteit wordt gebruikt voor de aanpak van crisissituaties, inclusief
natuurrampen. De programmeerbare capaciteit richt zich op capaciteitsopbouw met
betrekking tot crisisparaatheid en de aanpak van mondiale en
regio-overschrijdende bedreigingen zoals terrorisme, georganiseerde misdaad,
smokkel, bescherming van kritieke infrastructuur en de volksgezondheid en
beperking van de risico's met betrekking tot chemische, biologische,
radiologische en nucleaire stoffen. Ook wordt steun verleend voor maatregelen
in verband met de specifieke noden van vrouwen en kinderen in crisis- en
conflictsituaties, waaronder blootstelling aan geweld tegen vrouwen. Het instrument voor samenwerking op het
gebied van nucleaire veiligheid (INSC) zal steun blijven verlenen ter
bevordering van een hoog niveau van nucleaire veiligheid, stralingsbescherming
en de toepassing van efficiënte en effectieve veiligheidscontroles op
kernmateriaal in derde landen, met name in buurlanden, ter ondersteuning van
internationale verdragen en normen. 6.4 Overige financiële
instrumenten voor het extern optreden Een ander instrument voor het extern optreden
van de EU is macrofinanciële bijstand aan derde landen. Dit instrument wordt in
uitzonderlijke omstandigheden gebruikt om financiële steun met een
macro-economisch karakter te verlenen aan landen die tijdelijk
betalingsbalansmoeilijkheden ondervinden. Deelname aan het IMF is een
voorwaarde. Het instrument richt zich vooral op de nabuurschapslanden.
Besluiten over macrofinanciële bijstand moeten in overeenstemming zijn met de
prioriteiten van het externe optreden van de EU. Ook de instrumenten voor humanitaire hulp en
civiele bescherming, die hier niet nader worden beschreven, zullen worden
gefinancierd uit het hoofdstuk "Europa als wereldspeler" van het
meerjarig financieel kader voor 2014-2020. Daarnaast zal de begroting van het
gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid acties ondersteunen zonder
militaire of defensie-implicaties. 7. Samenhang tussen de
instrumenten Evenals in het verleden zullen binnen één land
verschillende instrumenten worden uitgevoerd. Voor opkomende economieën die
geen bilaterale ontwikkelingshulp meer nodig hebben, zoals Brazilië, China en
India, moeten verschillende typen partnerschappen worden ontwikkeld met de
instrumenten die voor hen beschikbaar zijn. Het zou hierbij bijvoorbeeld kunnen
gaan om regionale ontwikkelingssamenwerking en thematische programma's in het
kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, het Europees
instrument voor democratie en mensenrechten, het stabiliteitsinstrument, het
partnerschapsinstrument, de externe componenten van intern beleid, enz.
Overeenkomstig het Verdrag van Lissabon zullen de EEAS en de Commissie tijdens
in de programmeringsfase in het bijzonder aandacht besteden aan de samenhang
tussen de verschillende beleidslijnen en instrumenten. [1] Het instrument voor pretoetredingssteun, het Europees
Nabuurschapsinstrument, het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, het
besluit van de Commissie tot uitvoering van het besluit van de Raad 2006 inzake
de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het
Koninkrijk Denemarken, anderzijds, het partnerschapsinstrument, het Europees
instrument voor democratie en mensenrechten, het stabiliteitsinstrument en het
instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid. Dezelfde
beginselen worden ook gebruikt voor de instrumenten met betrekking tot
humanitaire hulp, civiele bescherming en macrofinanciële bijstand. [2] COM(2011) 500 "Een begroting voor Europa 2020 –
Deel II". [3] Op basis van artikel 290 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie. [4] Artikelen 21 en 22 van het Verdrag betreffende de
Europese Unie. [5] Artikel 210 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie. [6] Met uitzondering van de uitbreidingslanden, waarvoor de
strategische planning van de financiële steun wordt opgesteld door de
Commissie, op basis van de uitbreidingsstrategie. [7] Het exacte bedrag moet nog worden bepaald. Een
dergelijke bepaling is al opgenomen in het voorstel voor het DCI. Voor het IPA
kunnen meerjarenprogramma's worden vastgesteld ongeacht de hoogte van het
bedrag. [8] COM(2011) 303.