This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011DC0848
REPORT FROM THE COMMISSION State Aid Scoreboard Report on state aid granted by the EU Member States- Autumn 2011 Update -
VERSLAG VAN DE COMMISSIE Scorebord StaatssteunVerslag over door de EU-lidstaten verleende staatssteunNajaarseditie 2011
VERSLAG VAN DE COMMISSIE Scorebord StaatssteunVerslag over door de EU-lidstaten verleende staatssteunNajaarseditie 2011
/* COM/2011/0848 definitief */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE Scorebord StaatssteunVerslag over door de EU-lidstaten verleende staatssteunNajaarseditie 2011 /* COM/2011/0848 definitief */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE Scorebord Staatssteun
Verslag over door de EU-lidstaten verleende staatssteun
Najaarseditie 2011 INHOUDSOPGAVE Staatssteun in het kader van de economische
crisis......................................................................... 5 1........... Staatssteun
in 2010......................................................................................................... 5 2........... Trends en
patronen in de uitgaven voor staatssteun voor niet-crisissteun in de lidstaten...... 6 2.1........ Trends in
het percentage staatssteun voor de be- en verwerkende industrie en de
dienstensector 7 2.2........ Niet-crississteun
bestemd voor horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang... 8 3........... Staatssteun
in het kader van de financieel-economische crisis........................................... 9 3.1........ Trends bij
de goedkeuring en het gebruik van staatssteunmaatregelen voor de financiële
sector 9 3.2........ Op grond van
het tijdelijke steunkader goedgekeurde en opgenomen bedragen.............. 10 4........... Trends in
de staatssteunuitgaven volgens soort steunmaatregel........................................ 11 4.1........ Aantal
steunmaatregelen................................................................................................ 11 4.2........ Steunvolumes
- ongeveer 21% van de steun voor de be- en verwerkende industrie en de
dienstensector geniet een groepsvrijstelling........................................................................................................... 12 5........... Handhaving
van de staatssteunregels............................................................................. 12 BIJLAGE................................................................................................................................... 14 Samenvatting
van de conclusies van het verslag In 2010 bleef
het totale volume staatssteun (crisissteun niet meegerekend) in de EU
betrekkelijk stabiel ten opzichte van het voorgaande jaar. De lidstaten bleven
inspanningen leveren om hun totale steunvolume terug te brengen en een aantal
van hen kon hun uitgaven voor staatssteun zelfs aanzienlijk verminderen.
Algemeen genomen, geeft de trend over de periode 2005-2010 een daling te zien van
de steunuitgaven die geen verband houden met de crisis.
De steun
bestemd voor horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang bleef
hoog, terwijl een aantal lidstaten erin slaagde om steun voor sectorale
ontwikkeling verder te verminderen. Voorts nam de steunverlening in het kader
van groepsvrijstellingen toe ten opzichte van de voorgaande jaren. Het totale
volume steun dat in het kader van een groepsvrijstelling of via steunregelingen
werd verleend, was hoog, terwijl het volume individuele steun, dat werd
goedgekeurd via een besluit van de Commissie, op een laag niveau bleef. De
inspanningen om onrechtmatige staatssteun terug te vorderen werden voortgezet
en er werd meer onrechtmatige steun teruggevorderd van de begunstigden, terwijl
ook een aantal nieuwe zaken voor de rechter werd gebracht. In 2010 nam
het aantal steunmaatregelen in verband met de financiële crisis dat de
Commissie goedkeurde, aanzienlijk af ten opzichte van de twee voorgaande jaren.
Toch blijven de meeste maatregelen die in het verleden zijn goedgekeurd, nog
steeds operationeel. Het bedrag dat
in 2010 voor maatregelen inzake herkapitalisatie en activaondersteuning
daadwerkelijk werd opgenomen, is sterk geconcentreerd in enkele lidstaten,
terwijl een groot deel van het bedrag dat in de vorm van garanties en
liquiditeitsmaatregelen beschikbaar werd gesteld, nog niet is opgenomen. In 2010 werden
slechts enkele nieuwe steunmaatregelen goedgekeurd op grond van het tijdelijke
EU-steunkader. De meeste steunmaatregelen waren al in 2009 goedgekeurd en
lidstaten hebben in 2010 op grond van het tijdelijke steunkader aanzienlijk
minder steun verleend dan in 2009. Voorts bleef het volume opgenomen steun
aanzienlijk lager dan het goedgekeurde steunbedrag, vooral omdat de
ontwikkeling van de economische situatie niet goed voorspelbaar was en
lidstaten bij steunverlening op grond van het tijdelijke steunkader omzichtig te
werk gingen en de voorwaarden strikt toepasten. Deze najaarseditie 2011 van het Scorebord Staatssteun
(hierna "het Scorebord" genoemd) geeft een beknopt overzicht van de
gegevens die lidstaten dit jaar in hun jaarlijkse verslag over
staatssteunuitgaven in 2010 hebben verschaft. Om methodologische redenen[1] en om te vermijden dat een
vertekend beeld ontstaat van de tendensen op het gebied van
staatssteunuitgaven, wordt in het Scorebord een onderscheid gemaakt tussen
steun die geen verband houdt met de crisis (alle steun dus die wordt verleend
op grond van de gewone EU-staatssteunregels), en crisissteun (alle steun aan
financiële instellingen en de steun aan de reële economie in het kader van de
tijdelijke staatssteunregels die een antwoord moeten helpen te bieden op de
financieel-economische crisis)[2]. Wat niet-crisissteun betreft, geeft het
Scorebord, naast een samenvatting van de uitgaven in 2010, een overzicht van de
trends in de staatssteunuitgaven aan de be- en verwerkende industrie en in de
dienstensector (waarbij de periode 2005-2007 wordt vergeleken met de periode
2008-2010), met een uitsplitsing volgens soort steunmaatregelen: steun in het
kader van een groepsvrijstelling, steunregelingen of individuele
steunmaatregelen (zowel individuele gevallen waarin regelingen worden toegepast
als ad-hocmaatregelen). Wat crisissteun betreft, geeft het Scorebord
een overzicht van de bedragen die zijn goedgekeurd (voor de periode van 1
oktober 2008 tot en met 1 oktober 2011) en van de ingezette bedragen (voor de
periode van 1 oktober 2008 tot en met 31 december 2010) per type instrument
(herkapitalisatie, garanties, steun voor aan een bijzondere waardevermindering
onderhevige activa, liquiditeitsmaatregelen). Voorts geeft dit verslag
informatie over steun die is verleend in het kader van de tijdelijke
communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang
tot financiering in de huidige financiële en economische crisis[3] (hierna "het tijdelijke
steunkader" genoemd), waarbij het goedgekeurde bedrag en het opgenomen
steunbedrag worden aangegeven. Het Scorebord geeft ook een stand van zaken van
de verwezenlijkingen op het gebied van de handhaving van de staatssteunregels. Het Scorebord bestaat uit twee delen: een
samenvattend verslag, dat door het College van Commissarissen is goedgekeurd en
dat nader ingaat op een aantal cruciale feiten, conclusies, trends en patronen
op het gebied van steunverlening door de lidstaten, en een aan dit verslag
gehecht werkdocument van de diensten van de Commissie met als titel Facts
and figures on State aid in the EU Member States, dat feiten en
achtergrondmateriaal bevat. Vermeld moet nog worden dat ook de
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA jaarlijks een Scorebord[4] publiceert, met een stand van
zaken over het volume staatssteun dat in IJsland, Liechtenstein en Noorwegen
wordt verleend. Staatssteun in
het kader van de economische crisis Was de groei van het bbp in 2009 nog negatief,
dan gaf 2010 een positieve, zij het relatief bescheiden groei met gemiddeld
minder dan 1% te zien. In het licht van de aanhoudende crisis in de
financiële sector zijn de lidstaten steun blijven verlenen aan banken om het
vertrouwen binnen de sector verder te versterken en hebben zij banken met name
in staat gesteld krediet te blijven verlenen aan de reële economie. De economische situatie van vele bedrijven is
in 2010 geleidelijk verbeterd, hetgeen met gezicht bracht dat lidstaten minder
crisissteun aan de reële economie moesten verlenen. Over het algemeen was het beleid van de
Commissie inzake het staatssteuntoezicht een van de cruciale factoren die
ervoor gezorgd hebben dat de tenuitvoerlegging van reddingsmaatregelen zonder
weerga gecoördineerd is verlopen, zonder dat de mededinging op de interne markt
buitensporig werd verstoord. 1. Staatssteun
in 2010 In 2010 hebben de lidstaten in totaal zo'n
73,7 miljard EUR steun verleend in de vorm van niet-crisissteun, of in
relatieve termen 0,6% van het bbp[5]
van de EU[6].
Crisissteun (d.w.z. steun aan de financiële sector in de vorm van
herkapitalisatiemaatregelen en maatregelen ten behoeve van aan een bijzondere
waardevermindering onderhevige activa) was goed voor 121,3 miljard EUR (1% van
het EU-bbp), terwijl het totale volume gemiddeld uitstaande garanties en
liquiditeit 983,9 miljard EUR (8% van het EU-bbp) bedraagt. Wat betreft op
grond van het tijdelijke steunkader verleende steun, in 2010 werd hiervoor
ongeveer 11,7 miljard EUR ingezet, of 0,9% van het EU-bbp. Per 1
oktober 2011[7]
hadden alle EU‑15‑lidstaten[8],
plus Cyprus, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slovakije en Slovenië
maatregelen in verband met de financiële crisis door de Commissie laten
goedkeuren. Daarnaast hebben alle lidstaten, met uitzondering van Cyprus, steun
laten goedkeuren op grond van het tijdelijke steunkader. Niet-crisissteun kan verder worden
uitgesplitst in: steun voor de be- en verwerkende industrie en de dienstensector,
die goed was voor in totaal rond 61 miljard EUR of 0,5% van het EU‑bbp[9] in 2010; landbouwsteun, goed
voor ongeveer 10,3 miljard EUR of 0,08% van het EU-bbp; visserijsteun, goed
voor ongeveer 0,18 miljard EUR of 0,001% van het EU-bbp, en vervoerssteun, voor
ongeveer 3,2 miljard EUR of 0,02% van het EU-bbp. Volgens de verslagen
van de lidstaten bedroeg de steun aan het spoorvervoer[10] 27,2 miljard EUR of 0,2%[11] van het
EU-bbp in 2010[12]. De vijf grootste steunverleners van
niet-crisissteun waren goed voor ongeveer 45,7 miljard EUR, hetgeen
ruwweg twee derde van alle niet-crisissteun vertegenwoordigt. Duitsland
verleende ongeveer 15,9 miljard EUR of 21,6% van alle niet-crisissteun, gevolgd
door Frankrijk (met ongeveer 15,4 miljard EUR of 20,8%), Spanje (met 5 miljard
EUR of 6,8%), het Verenigd Koninkrijk (met 4,8 miljard EUR of 6,5%) en Italië
(4,6 miljard EUR of 6,2%). Dit beeld verandert echter wanneer het meegedeelde
steunvolume wordt uitgedrukt als percentage van het bbp. Hongarije verleende
bijna 2,3% van zijn nationale bbp aan steun, Malta 1,4%, Finland 1,1%, Slovenië
1,1% en Ierland 1,0%. 2. Trends
en patronen in de uitgaven voor staatssteun voor niet-crisissteun in de
lidstaten Figuur 1[13]:
Totale staatssteun (niet-crisissteun) uitgedrukt als percentage van het bbp
(EU-27 - gegevens sinds 1992) Bezien uit langetermijnperspectief, vertoont
het totale volume staatssteun sinds de jaren 1980 een dalende tendens. Bedroeg
het volume staatssteun in de jaren 1980 nog ongeveer 2% van het EU-bbp, dan
daalde het in de jaren 1990 tot rond 1% van het EU-bbp, om in de periode
2004-2008 verder af te nemen tot rond 0,5 à 0,6% van het EU-bbp, met een
uitzonderlijke piek in 2006. Sinds 2008 begint het volume staatssteun een
bescheiden toename te vertonen en in 2010 kwam het uit op ongeveer 0,6% van het
EU-bbp. Voor een verklaring van de daling van de staatssteunuitgaven in het
verleden wordt hier verwezen naar eerdere edities van het Scorebord.[14] Uit kortetermijnperspectief bezien, is het
volume staatssteunuitgaven ruwweg stabiel gebleven sinds 2008, hetgeen ook
blijkt uit de onderliggende trend - van ongeveer 0,062%[15] naar 0,60%[16] van het EU-bbp. Dit lijkt erop
te wijzen dat, ook al hebben de lidstaten bij de steunverlening meestal de
nodige discipline aan de dag gelegd, hun respons op de financieel-economische
crisis toch heeft bijgedragen tot een licht hoger steunvolume wat betreft
niet-crisissteun in 2010. Voorts blijken de lidstaten ook de hand te hebben
gehouden aan een doelgericht en evenwichtig staatssteunbeleid wat betreft
maatregelen die geen verband houden met de crisis. Door de specifieke
kenmerken van steun voor landbouw, visserij en vervoer wordt in de volgende
delen over de omvang en de bestemming van steun (de punten 2.1 en 2.2) alleen
gekeken naar steun voor de be- en verwerkende industrie en de dienstensector. 2.1. Trends in het percentage staatssteun voor de be- en verwerkende
industrie en de dienstensector In het onderzoek van de steun aan de be- en
verwerkende industrie en de dienstensector is de crisissteun niet mee
betrokken, omdat deze afzonderlijk aan bod komt in deel 3. Zo wordt voorkomen
dat het beeld over de steunuitgaven voor de be- en verwerkende industrie en de
dienstensector al te zeer wordt vertekend. Deze aparte behandeling valt ook te verantwoorden
doordat voor de berekening van het bedrag dat financiële instellingen aan steun
ontvangen, een andere methodiek wordt gehanteerd. De trend in de uitgaven voor steun aan de be-
en verwerkende industrie en de dienstensector in de EU vertoonde in de periode
2008-2010 een lichte stijging ten opzichte van de vorige periode, 2005-2007.
Gemiddeld bedroegen de steunuitgaven ongeveer 59,9 miljard EUR of 0,49% van het
EU-bbp, terwijl dat in de voorgaande periode 52,8 miljard EUR of 0,43% van het
EU-bbp was. Ten eerste betekent dit dat de financieel-economische crisis
kennelijk enige impact heeft gehad op de steunuitgaven voor maatregelen die
geen verband houden met de crisis. Met die maatregelen hebben de lidstaten met
name meer steun verleend ten behoeve van regionale ontwikkeling en onderzoek,
ontwikkeling en innovatie (hierna "O&O&I" genoemd). Momenteel
zou het nog te vroeg zijn om te concluderen dat deze stijgende tendens, die pas
valt waar te nemen nadat de steunvolumes zijn gaan dalen, wijst op een langetermijntrend
die nu inzet, dan wel dat dit een effect is van de specifieke situatie van de
financieel-economische crisis waarin voor een beperkte periode hogere
steunvolumes te verwachten vielen. Dat lidstaten over het algemeen hun
inspanningen hebben voortgezet om hun totale steunvolume onder controle te
houden, mag ook blijken uit het feit dat elf lidstaten hun steunvolume hebben
verlaagd ten opzichte van de gemiddelde EU-trend.[17] Voor de andere lidstaten waar
er een stijging van het steunvolume waar te nemen viel, valt deze stijging
grotendeels toe te schrijven aan steun bestemd voor horizontale doelstellingen,
terwijl sectorale steun in 2010 verder is blijven dalen. De lichte daling in de
staatssteunuitgaven voor de be- en verwerkende industrie en de dienstensector
(een daling met 0,01% tussen 2009 en 2010) valt grotendeels te verklaren door
een toename van de uitgaven voor regionale ontwikkeling en andere horizontale
doelstellingen. Zo hebben Griekenland, Litouwen en Roemenië meer regionale
steun verleend. Frankrijk, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk hebben dan weer
meer steun bestemd voor andere horizontale doelstellingen. Momenteel is het
echter nog te vroeg om te bepalen of deze neerwaartse kortetermijnverschuiving wat
betreft staatssteunuitgaven aan de be- en verwerkende industrie en de
dienstensector een verandering inluidt in de tendens op lange termijn. Wel is
een en ander een aanwijzing dat lidstaten erin geslaagd zijn om soepel in te
spelen op veranderende economische behoeften. Een verdere toename van steun
verleend in het kader van een groepsvrijstelling[18] en het
aanhoudende gebruik van steunregelingen door lidstaten betekenen dat lidstaten
deze instrumenten hebben kunnen inzetten om een groot aantal ondernemingen
steun te verlenen zonder dat zaken verdere individueel bij de Commissie hoefden
te worden aangemeld. 2.2. Niet-crississteun bestemd voor horizontale doelstellingen van
gemeenschappelijk belang Het begrip "horizontale steun"
waarmee steun wordt bedoeld die niet aan specifieke bedrijfstakken wordt
verleend, is afgeleid uit het Verdrag[19].
Dit biedt de Commissie ruimte om beleidskeuzes te maken waardoor staatssteun
met de interne markt verenigbaar kan worden verklaard om gemeenschappelijke
beleidsdoelstellingen daadwerkelijk te ondersteunen. Meest in het oog springend
daarbij is steun ten behoeve van O&O&I, steun voor milieubescherming en
steun om energiebesparing te steunen en het gebruik van hernieuwbare
energiebronnen te bevorderen. Daarna volgt steun ten behoeve regionale
ontwikkeling, mkb-steun, steun voor het scheppen van banen en ter bevordering
van opleiding. In 2010 werd in totaal voor zo'n 51,9 miljard
EUR of 0,42% van het EU-bbp aan steun voor horizontale doelstellingen verleend;
deze was goed voor 85% van alle steun aan de be- en verwerkende industrie en de
dienstensector. De drie belangrijkste doelstellingen - regionale ontwikkeling
(24,3% van alle steun aan de be- en verwerkende industrie en de
dienstensector), milieubescherming (23,7%) en O&O&I (17,4%) - waren
samen goed voor ruwweg twee derde van alle steun aan de be- en verwerkende
industrie en de dienstensector. Dit hoge volume steun voor horizontale
doelstellingen spoort ook met de algemene trend, die tussen de periode
2005-2007 en 2008-2010 een stijging met ongeveer 2,2% te zien gaf. Voorts kwam
in 19 lidstaten het volume voor horizontale doelstellingen bestemde steun boven
het EU-gemiddelde uit, terwijl dit in slechts twee lidstaten lager lag dan 50%. Wat betreft sectorale steun in 2010 (die ook
reddings- en herstructureringssteun omvat) vertegenwoordigde het steunvolume
15% van alle steun aan de be- en verwerkende industrie en de dienstensector -
een verdere daling met 9,1 miljard EUR of 0,07% van het EU-bbp. De
belangrijkste reden voor deze ontwikkeling is dat minder steun wordt verleend
aan sectoren in de be- en verwerkende industrie. Algemeen genomen, laat
deze langetermijntrend zien dat de lidstaten hun inspanningen hebben voortgezet
om steun om te buigen naar horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk
belang. 3. Staatssteun
in het kader van de financieel-economische crisis 3.1. Trends bij de goedkeuring en het gebruik van staatssteunmaatregelen
voor de financiële sector De turbulentie die in 2008 op de financiële
markten is ontstaan door de financiële crisis, dwong de Europese regeringen
omvattende maatregelen te nemen om de negatieve effecten van de schok om te
buigen. Staatssteun aan financiële instellingen was daarbij van cruciaal belang
om het vertrouwen in de financiële sector te herstellen - en zo een systeemcrisis
te voorkomen. In de periode tussen 1 oktober 2008[20] en 1 oktober 2011 heeft de
Commissie voor in totaal 4 506,5 miljard EUR steun aan de financiële
sector (of 36,7% van het EU-bbp) goedgekeurd. Het overgrote deel van deze steun
werd goedgekeurd in 2008: toen ging het om 3 457 miljard EUR
steun (27,7% van het EU-bbp), vooral in de vorm van garanties voor obligaties
en kortlopende verplichtingen van banken. Sinds 2008 is het aantal
overheidsmaatregelen dat de Commissie ter goedkeuring is voorgelegd,
geleidelijk gedaald, terwijl bij de steun die na 2008 werd goedgekeurd, wat
instrumenten betreft, de nadruk meer lag op herkapitalisatie van banken en op
ondersteuning van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa dan
op garanties. In de periode 2008-2010[21] bedroeg het volume
daadwerkelijk door de lidstaten opgenomen steun 1 608 miljard EUR[22], goed voor 13,1% van het
EU-bbp. Garanties en liquiditeitsmaatregelen zijn goed voor 1 199 miljard
EUR of 9,8% van het EU-bbp. Bij het restant van de ingezette steun gaat het om
herkapitalisatiemaatregelen en om ondersteuning ten behoeve van aan een
bijzondere waardevermindering onderhevige activa, die goed zijn voor 409
miljard EUR (of 3,3% van het EU-bbp). In 2010 goedgekeurde/gebruikte steun in
verband met de financiële crisis In 2010 keurde de Commissie voor in totaal
383,8 miljard EUR steun goed, of 3,1% van het EU-bbp. De nieuw goedgekeurde
steun is geconcentreerd in enkele landen; daarbij gaat het om 183,9 miljard EUR
herkapitalisatie, 55,4 miljard EUR garanties, 77,9 miljard EUR ondersteuning
voor aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa en 66,7 miljard
EUR liquiditeitsmaatregelen. Het totale volume steun dat in 2010 werd
opgenomen ten behoeve van herkapitalisatie en aan een bijzondere
waardevermindering onderhevige activa, bedroeg 121,3 miljard EUR (1% van het
EU-bbp). Nieuwe kapitaalinjecties bedroegen 87,8 miljard EUR (0,7% van het
EU-bbp), terwijl maatregelen ter ondersteuning van aan een bijzondere
waardevermindering onderhevige activa goed waren voor 33,6 miljard EUR (0,3%
van het EU-bbp). Wat betreft garanties en liquiditeitsmaatregelen lag het
gemiddelde uitstaande bedrag voor 2010 bij 983,9 miljard EUR (8% van het
bbp), waarvan 922 miljard EUR (7,5% van het EU-bbp) ten behoeve van garanties
en 61,9 miljard EUR (of 0,5% van het EU-bbp) ten behoeve van
liquiditeitsmaatregelen. 3.2. Op grond van het tijdelijke steunkader goedgekeurde en opgenomen
bedragen Context en toepassingsgebied Op 17 december 2008 heeft de Commissie het tijdelijke
steunkader goedgekeurd om iets te doen aan het feit dat het door de financiële
crisis voor ondernemingen steeds moeilijker werd toegang te krijgen tot
kredietverlening. Dit steunkader zet vooral in op het openhouden van toegang
tot financiering voor ondernemingen, terwijl door het stimuleren van
investeringen tegelijk de basis wordt gelegd voor duurzame groei op lange
termijn. Daarnaast werden de regels van bestaande richtsnoeren en
kaderregelingen vereenvoudigd, door bijvoorbeeld hogere plafonds in te stellen
voor risicokapitaalinvesteringen. Het tijdelijke steunkader staat open voor
steun voor alle economische sectoren, maar sluit wel steun uit die bestaande
structurele problemen moet aanpakken - en geldt dus niet voor ondernemingen die
vóór de crisis in moeilijkheden verkeerden. Het tijdelijke steunkader moet worden gezien
als een onderdeel van het ruimere antwoord van de Commissie op de economische
crisis, het Europees economisch herstelplan (EERP)[23]. In het licht van de hoge volatiliteit van de
financiële markten, gekoppeld aan de onzekerheid over de economische
vooruitzichten, heeft de Commissie eind 2010 besloten bepaalde maatregelen uit
het tijdelijke steunkader met één jaar te verlengen, terwijl de mogelijkheid om
een beperkt bedrag aan verenigbare steun te verlenen (500 000 EUR per
onderneming) wordt uitgefaseerd en de voorwaarden waarop lidstaten steun op
grond van het tijdelijke steunkader steun kunnen verlenen worden verstrakt.[24] Op grond van het tijdelijke steunkader
goedgekeurde maatregelen In 2010 keurde de Commissie 6 nieuwe
steunregelingen en 1 nieuwe ad-hocsteunmaatregel goed, verlengde zij 10
steunregelingen op grond van het tijdelijke steunkader[25], hetgeen goed was voor een
totaal volume goedgekeurd steun van 1,6 miljard EUR (0,01% van het EU-bbp). De
steunregelingen waren als volgt verdeeld: 1 steunregeling voor steun tot
500 000 EUR per onderneming (1 lidstaat); 1 regeling met garantiesubsidies
(1 lidstaat); 1 risicokapitaalregeling (1 lidstaat), en 3 lidstaten die
uitvoeractiviteiten willen bevorderen via een exportkredietregeling. Voorts
gingen op grond van het tijdelijke steunkader 10 nieuwe steunmaatregelen naar
landbouwers. Wat de verlengde regelingen betreft, daarbij ging het om 3
regelingen (3 lidstaten), 2 maatregelen met garantiesubsidies (2 lidstaten), 2
regelingen voor leningen met rentesubsidie (2 lidstaten) en 3 regelingen ter
bevordering van uitvoeractiviteiten. Sinds het tijdelijke steunkader in werking is
getreden, is het totale volume steun dat de Commissie op grond daarvan heeft
goedgekeurd, opgelopen tot ongeveer 82,9 miljard EUR.[26] In 2010 opgenomen steunbedrag In 2010 kwam het bedrag dat op grond van het
tijdelijke steunkader werd opgenomen, uit op ongeveer 11,8 miljard EUR, of
0,09% van het EU-bbp. De voorkeur van de meeste lidstaten ging uit
naar het instrument van het beperkte steunbedrag (ruwweg 5,3 miljard EUR),
gevolgd door garantiesubsidies (2,9 miljard EUR), leningen met rentesubsidie
(2,7 miljard EUR) en risicokapitaalsteun (0,77 miljard EUR). Van de mogelijkheid
om leningen met rentesubsidie te verstrekken voor de productie van groene
producten werd geen gebruikgemaakt. Het totale bedrag dat sinds de
inwerkingtreding van het tijdelijke steunkader is opgenomen, beloopt rond 32,8
miljard EUR. Meer informatie over de op grond van het tijdelijke steunkader
verleende steun is te vinden in punt 3.2 van het bijgaande werkdocument van de
diensten van de Commissie. 4. Trends
in de staatssteunuitgaven volgens soort steunmaatregel 4.1. Aantal steunmaatregelen In 2010 is het aantal nieuwe steunmaatregelen
die lidstaten op grond van een groepsvrijstellingsverordening nemen, fors
gedaald (met ongeveer de helft ten opzichte van 2009). Toch is het aandeel
steun dat in het kader van een groepsvrijstellingsverordening via regelingen en
individuele steunmaatregelen is verleend, stabiel gebleven. De belangrijkste
reden voor dit dalende aantal is namelijk dat lidstaten nieuwe steunmaatregelen
hebben uitgewerkt op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening (die
in september 2008 in werking is getreden), grotendeels ter vervanging van
bestaande steunmaatregelen in het kader van de aflopende, voorgaande
groepsvrijstellingsverordeningen voor werkgelegenheidssteun, opleidingssteun en
mkb-steun (en deels ook die voor regionale steun). Nationale
begrotingsbeperkingen in 2010 zijn misschien een andere factor die verklaart
waarom lidstaten terughoudend zijn om nieuwe steunmaatregelen op grond van een
groepsvrijstelling te creëren. 4.2. Steunvolumes - ongeveer 21% van de steun voor de be- en verwerkende
industrie en de dienstensector geniet een groepsvrijstelling Steun met een groepsvrijstelling is toegenomen
met nog eens ongeveer 1 miljard EUR en bedraagt momenteel ongeveer 12,6 miljard
EUR (of 0,1% van het EU-bbp), goed voor 21% van alle steun aan de be- en
verwerkende industrie en de dienstensector in 2010. Deze stijging in 2010 van
steun met een groepsvrijstelling is vooral toe te schrijven aan regionale
steun, O&O&I-steun en werkgelegenheidssteun, terwijl de voor het mkb en
opleiding bestemde steun met een groepsvrijstelling afnam, zonder dat dit
compenseerde voor de totale stijging van de steun met een groepsvrijstelling.
Belangrijk is de vaststelling dat de lidstaten de steunmaatregelen die zij voordien
onder sectorale groepsvrijstellingsverordeningen hadden verleend, verder
uitfaseerden en deze vervingen door de betreffende maatregelen in het kader van
de algemene groepsvrijstellingsverordening, waarbij het nieuwe toepassingsbereik
van de maatregel vaak kon worden verruimd op basis van de regels uit de
algemene groepsvrijstellingsverordening. 5. Handhaving
van de staatssteunregels Onrechtmatige steun[27] In de periode 2000-2010 heeft de Commissie 980
besluiten over onrechtmatige steun vastgesteld. In ongeveer 22% van deze gevallen
van onrechtmatige steun[28]
heeft de Commissie een negatief besluit vastgesteld ten aanzien van de
onverenigbare steunmaatregel. In dit soort negatieve besluiten wordt de
betrokken lidstaat doorgaans gelast de onrechtmatig verleende steun terug te
vorderen. In nog eens 3% van de gevallen van onrechtmatige steun[29] heeft de Commissie voorwaarden
verbonden aan haar besluit. Dit percentage van ongeveer 25% van de besluiten
dat onrechtmatige steun betreft, ligt ongeveer tienmaal hoger dan het
percentage negatieve en voorwaardelijke besluiten over correct aangemelde
zaken. Meer dan de helft van de besluiten betrof de be- en verwerkende
industrie en de dienstensector, iets minder dan een kwart de landbouwsector en
de rest van de zaken de sectoren visserij en vervoer en de kolenindustrie. Terugvordering
van steun Bij de tenuitvoerlegging van uitstaande
terugvorderingsbesluiten is verdere vooruitgang geboekt. Het totale aantal
zaken waarin terugvordering nog uitstond, bedroeg 55 (ten opzichte van 94 zaken
eind 2004). Het bedrag onrechtmatige en onverenigbare steun dat sinds 2000 is
teruggevorderd, is verder opgelopen tot meer dan 11,5 miljard EUR per 30 juni
2011. Een en ander betekent dat het percentage onrechtmatige en onverenigbare
steun dat nog dient te worden teruggevorderd, is gedaald van 75% eind 2004 tot
ongeveer 18,6% per 30 juni 2011. Handhaving van het staatssteunrecht:
samenwerking met de nationale rechter In het kader van de follow-up van de
mededeling over de handhaving van de staatssteunregels door de nationale
rechter[30]
zijn de inspanningen opgevoerd om het belang van deze beleidstak uit te dragen:
er is een informatiepakket op de website van DG Concurrentie gepubliceerd[31] en een handboek[32] dat rechters moet helpen bij
hun dagelijkse praktijk, werd ruim verspreid. Ook werden er specifieke
opleidingen voor nationale rechters georganiseerd.[33] Ex-postmonitoring Nu de algemene groepsvrijstellingsverordening
van kracht is geworden, behoeft een toenemend aantal steunmaatregelen niet meer
vooraf te worden aangemeld. De uitkomsten van de monitoringexercities leren
dat, algemeen genomen, het deel van de bestaande staatssteunarchitectuur dat de
mogelijkheid biedt om steunregelingen goed te keuren en op basis waarvan
lidstaten steunmaatregelen in het kader van de algemene of specifieke
groepsvrijstellingsverordeningen ten uitvoer kunnen leggen, nog steeds redelijk
goed functioneert. Toch bleek er een aantal individuele en horizontale kwesties
te zijn die met de lidstaten moeten worden opgenomen. BIJLAGE Commission Staff Working Document
"Facts and figures on state aid in the EU Member States" [1] Werd in de vorige uitgaven van de najaarseditie van het
Scorebord het steunvolume uitgedrukt als een absolute waarde en als een relatieve
waarde (als percentage van het bbp), dan wordt in het verslag van dit jaar een
onderscheid gemaakt tussen 'niet-crisissteun', crisissteun en steun verleend op
grond van het tijdelijke steunkader, waarbij telkens afzonderlijke (absolute en
relatieve) cijfers worden gegeven. Meer informatie over de methodiek is te
vinden in de betreffende opmerking van het werkdocument van de diensten van de
Commissie dat aan dit verslag is gehecht. [2] Om
het bedrag aan crisissteun te berekenen,wordt in deze editie van het Scorebord,
in lijn met het werkdocument van de diensten van de Commissie "The effects
of the temporary State aid rules adopted in the context of the financial and
economic crisis" (beschikbaar onder: http://ec.europa.eu/competition/publications/reports/temporary_stateaid_rules_en.html), met slechts twee begrippen gewerkt: het vastgelegde steunbedrag en
het opgenomen steunbedrag. Het vastgelegde bedrag (het toegezegde steunvolume)
vertegenwoordigt het totale maximumbedrag aan door de lidstaten uitgewerkte en
door de Commissie goedgekeurde staatssteunmaatregelen. Met het opgenomen
steunbedrag wordt het daadwerkelijke steunvolume weergegeven van de
steunmaatregel die de lidstaten ten uitvoer hebben gelegd. De voor het
berekenen van de crisissteun gehanteerde methodiek wordt nader toegelicht in
het bijgaande werkdocument van de diensten van de Commissie. Voor alle overige
steun - bovenop de goedgekeurde en opgenomen bedragen - hebben de lidstaten,
evenals bij vorige edities van het Scorebord, in hun verslaglegging ook het
steunelement opgenomen en het totale uitgavevolume is dienovereenkomstig
uitgedrukt, zowel in absolute termen als uitgedrukt als percentage van het bbp,
om een vergelijkbare reeks gegevens te kunnen presenteren. [3] Geconsolideerde versie van de
mededeling van de Commissie "Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake
staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige
financiële en economische crisis", PB C 83 van 7.4.2009, blz. 1, gewijzigd bij PB C 261 van 31.10.2009, blz. 1 en PB C 303 van 15.12.2009, blz.6. [4] Zie http://www.eftasurv.int/press--publications/scoreboards/state-aid-scoreboards/ [5] Dit totale steunvolume omvat steun voor de be- en
verwerkende industrie, de dienstensector, de kolenindustrie, de landbouw, de
visserijsector en een deel van het vervoer; daarin niet meegerekend zijn steun
voor het spoorvervoer en steun ter compensatie van diensten van algemeen
economisch belang omdat daarvoor geen vergelijkingsmateriaal beschikbaar is.
Tenzij anders vermeld, betreffen de steunbedragen het steunelement (of, in het
geval van garanties of kredieten, het bruto-subsidie-equivalent) van een
staatssteunmaatregel (zie in dit verband de methodologische opmerkingen in het
aan dit verslag gehechte werkdocument van de diensten van de Commissie). [6] EU betekent alle EU-lidstaten. [7] Om een volledig beeld te geven van de crisissteun, wordt
voor dit gedeelte van het verslag de hele periode vanaf de goedkeuring van
crisismaatregelen tot en met 1 oktober 2011 als referentieperiode gebruikt. [8] De EU-15 omvatten alle lidstaten die vóór 2004 lid waren
van de EU. [9] Als een van de vormen van sectorale steun, die ook
meegerekend is in de steun aan de be- en verwerkende industrie en de
dienstensector, was de steun voor de kolenindustrie goed voor
2,9 miljard EUR of 4,9% van het totale steunvolume aan de be- en
verwerkende industrie en de dienstensector. [10] De gegevens over steun aan de be- en verwerkende industrie
en de dienstensector worden bij lidstaten verzameld op grond van Bijlage IIIA
bij Verordening (EG) nr. 794/2004 (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 4). De steun
aan het spoorvervoer daarentegen wordt volgens een ander concept verzameld,
waardoor deze gegevens niet kunnen worden verwerkt in een van de hier gegeven
totaalbedragen. [11] Toen dit verslag werd opgesteld, waren gegevens over
subsidies aan het spoorvervoer ingediend door Oostenrijk, België, Denemarken,
Estland, Spanje, Spanje, Finland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Litouwen,
Letland, Portugal en Zweden. [12] Zie, voor nadere gegevens over steun aan de
vervoerssector, punt 2.3.5 van het bijgaande werkdocument van de diensten van
de Commissie. [13] Bron: DG Concurrentie en, voor de bbp-gegevens, Eurostat. [14] Editie najaar 2010, COM(2010) 701; Editie najaar 2009, COM (2009) 661
definitief. Een exemplaar van deze
edities kan worden gedownload van de website van DG Concurrentie:
http://ec.europa.eu/competition/state_aid/studies_reports/archive/scoreboard_arch.html
[15] Periode 2005-2007. [16] Periode 2008-2010. [17] Zie figuur 6 in het bijgaande werkdocument van de diensten
van de Commissie. [18] Zie, voor meer informatie, deel 4. [19] Zo bijvoorbeeld artikel 107, lid 3, onder a), wat betreft
regionale steun of artikel 107, lid 3, onder b), wat betreft de uitvoering van
een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang. [20] De cijfergegevens over 2008 omvatten de middelen die waren
uitgetrokken voor de herkapitalisatie van Northern Rock in 2007. [21] De cijfergegevens over 2008 omvatten de middelen die zijn
gebruikt voor de herkapitalisatie van Northern Rock in 2007. [22] Dit bedrag omvat zowel nieuwe steun als gemiddelde
uitstaande bedragen. [23] Goedgekeurd in november 2008. [24] Mededeling van de Commissie "Tijdelijke kaderregeling
inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de
huidige financiële en economische crisis", PB C 6 van 11.1.2011, blz. 5. [25] Zie, voor meer informatie, deel 3.2 van het bijgaande werkdocument
van de diensten van de Commissie. [26] Peildatum: 1 oktober 2011. [27] Artikel 108, lid 3, VWEU verplicht de lidstaten niet
alleen staatssteunmaatregelen bij de Commissie te melden vooraleer deze ten
uitvoer te leggen, maar ook de uitkomst van het onderzoek door de Commissie af
te wachten vooraleer de aangemelde maatregelen ten uitvoer te leggen. Indien
een van deze beide verplichtingen niet in acht wordt genomen, geldt een
steunmaatregel als onrechtmatig. [28] 217 zaken. [29] 31 zaken. [30] Mededeling van de Commissie over de handhaving van de
staatssteunregels door de nationale rechterlijke instanties, PB C 85 van
9.4.2009, blz. 1. [31] http://ec.europa.eu/competition/court/state_aid.html
[32] http://ec.europa.eu/competition/publications/state_aid/national_courts_booklet_en.pdf
[33] Via het contactpunt ec-amicus-state-aid@ec.europa.eu
zijn diverse verzoeken om informatie en advies van nationale rechters
behandeld.