This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011DC0571
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Roadmap to a Resource Efficient Europe
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa
/* COM/2011/0571 definitief */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa /* COM/2011/0571 definitief */
INHOUDSOPGAVE 1........... Uitdagingen en kansen voor Europa................................................................................ 2 2........... Efficiënter omgaan met hulpbronnen
in Europa................................................................. 3 3........... Transformeren van de economie...................................................................................... 5 3.1........ Duurzame consumptie en productie................................................................................. 5 3.2........ Van afval tot hulpbron..................................................................................................... 8 3.3........ Ondersteunen van onderzoek en
innovatie....................................................................... 9 3.4........ Milieuonvriendelijke subsidies en
correcte prijszetting.................................................... 10 4........... Natuurlijk kapitaal en
ecosysteemdiensten..................................................................... 12 4.1........ Ecosysteemdiensten...................................................................................................... 12 4.2........ Biodiversiteit................................................................................................................. 13 4.3........ Mineralen en metalen.................................................................................................... 14 4.4........ Water........................................................................................................................... 14 4.5........ Lucht............................................................................................................................ 15 4.6........ Grond en bodem.......................................................................................................... 16 4.7........ Rijkdommen van de zee................................................................................................ 17 5........... Belangrijke sectoren..................................................................................................... 19 5.1........ Aanpakken van levensmiddelen..................................................................................... 19 5.2........ Verbeteren van gebouwen............................................................................................ 20 5.3........ Zorgen voor efficiënte mobiliteit..................................................................................... 21 6........... Governance en toezicht................................................................................................. 21 6.1........ Nieuwe wegen naar maatregelen inzake
efficiënt hulpbronnengebruik............................. 21 6.2........ Internationale ondersteuning van
efficiënt hulpbronnengebruik......................................... 24 6.3........ Verbeteren van de baten van
EU-milieumaatregelen....................................................... 25 7........... Conclusie..................................................................................................................... 25 Bijlage: Efficiënt hulpbronnengebruik – op
elkaar afstemmen van sectoren en hulpbronnen, en EU-beleidsinitiatieven 26
1.
Uitdagingen en kansen voor Europa
Gezondheid en
welvaart gaan al decennialang in stijgende lijn in Europa. De drijvende kracht
hierachter is het intensieve gebruik van hulpbronnen.
Nu wordt Europa echter geconfronteerd met een dubbele uitdaging: de
groei die nodig is om jobs te creëren en voor het welzijn van de burgers te
zorgen, moet worden gestimuleerd, maar tegelijk moet ervoor worden gezorgd dat
de kwaliteit van deze groei tot een duurzame toekomst leidt. Om deze uitdagingen te kunnen aangaan en ze te
kunnen omvormen tot kansen voor onze economie, zullen we op het gebied van
energie, industrie, landbouw, visserij, vervoer, en producenten- en consumentengedrag
een fundamentele transformatie tot stand moeten brengen binnen de tijdspanne
van een generatie. Door deze transformatie op
tijdige, voorspelbare en gecontroleerde wijze voor te bereiden, kunnen we onze
gezondheid en ons welzijn verder ontwikkelen en tegelijk het effect van ons
hulpbronnengebruik terugdringen. In de loop van de
twintigste eeuw is het gebruik van fossiele brandstoffen wereldwijd met een
factor 12 toegenomen en worden 34 keer zoveel materiële hulpbronnen ontgonnen. Vandaag de dag gebruikt iedereen in de EU 16 ton
materiaal per jaar. Daarvan is 6 ton afval, waarvan de helft naar de
stortplaats gaat. Trends tonen echter aan dat
het tijdperk van overvloedige en goedkope hulpbronnen voorbij is. Ondernemingen worden geconfronteerd met stijgende
kosten van essentiële grondstoffen en mineralen. De schaarsheid en
prijsvolatiliteit van deze hulpbronnen hebben een nadelige invloed op de
economie. De bronnen van mineralen, metalen en energie, alsook de voorraden van
vis, hout, water, vruchtbare bodem, zuivere lucht, biomassa en biodiversiteit
staan onder druk, net zoals de stabiliteit van het klimaatsysteem. De vraag naar levensmiddelen, diervoeders en vezels
kan tegen 2050 met 70% stijgen, maar 60% van 's werelds grootste ecosystemen
die deze hulpbronnen produceren, is al beschadigd of wordt niet duurzaam
gebruikt. Als we zo doorgaan met het gebruik
van hulpbronnen, dan zullen we tegen 2050 in totaal het equivalent van meer dan
twee planeten nodig hebben om ons te onderhouden en nog zal het ideaal van een
betere levenskwaliteit door velen niet worden bereikt. Ons economisch
systeem moedigt het inefficiënt gebruik van hulpbronnen nog steeds aan door
sommige beneden de werkelijke kostprijs te verkopen. De
World Business Council for Sustainable Development schat dat wij tegen 2050 4
tot 10 keer efficiënter zullen moeten omgaan met natuurlijke hulpbronnen en dat
tegen 2020 al een aanzienlijke verbetering nodig is. Sommige
dynamische ondernemingen erkennen de voordelen van een meer productief gebruik
van hulpbronnen, maar vele bedrijven en consumenten beseffen de omvang en
dringende noodzaak van de noodzakelijke transformaties nog niet. Ook vanuit bedrijfsoogpunt is het aanmoedigen van
efficiënt hulpbronnengebruik zeker zinvol; het zal de concurrentiekracht en
winstgevendheid van de bedrijven immers helpen verbeteren. Het staat dan ook
hoog op de EU-agenda voor mondiale concurrentiekracht. Het helpt het
bedrijfsleven ook om zich op duurzame wijze te herstellen van de economische
crisis en kan de werkgelegenheid een boost geven. Deze transformatie
heeft een beleidskader nodig dat een speelveld creëert waar innovatie en
efficiënt gebruik van hulpbronnen worden beloond, dat zorgt voor economische
kansen en verhoogde voorzieningszekerheid door ontwerpaanpassing van producten,
duurzaam beheer van milieuhulpbronnen, meer hergebruik en recycling, vervanging
van materialen en besparing op natuurlijke bronnen. Om
de groei te kunnen loskoppelen van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en
deze nieuwe groeibronnen beschikbaar te maken, is coherentie en integratie nodig
met de beleidsmaatregelen die onze economie en onze levensstijl vormgeven. Acties op het gebied van klimaatverandering hebben
al het pad geëffend voor een loskoppeling tussen groei en koolstofgebruik. De Europa 2020-strategie en het
vlaggenschipinitiatief betreffende een Europa dat efficiënter omgaat met zijn
hulpbronnen ("Efficiënt gebruik van hulpbronnen")[1] heeft de
EU op het pad naar deze transformatie gezet. Dit
vlaggenschip had een stappenplan nodig "om de doelstellingen op
middellange en lange termijn te bepalen alsook de middelen die nodig zijn om
deze doelstellingen te bereiken". Dit
stappenplan bouwt voort op en complementeert de andere initiatieven van het
vlaggenschipinitiatief, met name de beleidsinitiatieven voor een koolstofarme
economie, en houdt tevens rekening met de vooruitgang die werd geboekt met de
Thematische strategie inzake het duurzame gebruik van de natuurlijke
hulpbronnen uit 2005[2]
en de EU-strategie inzake duurzame ontwikkeling. Het
stappenplan moet ook worden gezien in de context van wereldwijde inspanningen
om een overgang naar een groene economie te verwezenlijken[3]. Het
maakt uitgebreid gebruik van een reeks bronnen waarnaar wordt verwezen in het
begeleidende werkdocument van de diensten, met inbegrip van het verslag van het
Europees Milieuagentschap over de stand en vooruitzichten van het Europees
milieu.
2.
Efficiënter omgaan met hulpbronnen in Europa
Opstellen van het stappenplan De visie: Tegen 2050 is de economie
van de EU geëvolueerd op een manier die de beperkingen van hulpbronnen en de
grenzen van de mogelijkheden van onze planeet respecteert, waardoor zij
bijdraagt tot een wereldwijde economische transformatie. Onze economie is concurrerend, inclusief en zorgt voor een hoge
levensstandaard met veel lagere milieueffecten. Alle
hulpbronnen worden op duurzame wijze beheerd, van grondstoffen tot energie,
water, lucht, grond en bodem. Mijlpalen in
klimaatverandering zullen bereikt zijn terwijl biodiversiteit en de erop gebaseerde
ecosysteemdiensten beschermd, naar waarde geschat en aanzienlijk hersteld zijn. Ontwikkeling op basis van efficiënt
hulpbronnengebruik is de weg naar de verwezenlijking van deze visie. Het stelt de economie in staat om meer te creëren
aan de hand van minder, grotere waarde te creëren met minder input, en dit met
duurzaam gebruik van hulpbronnen en een minimaal effect op het milieu. In de praktijk betekent dit dat de voorraad van
alle ecologische rijkdommen waar de EU voordeel uit haalt of haar algemene
voorzieningen uit put, verzekerd is en beheerd wordt binnen de beperkingen van wat
zij maximaal op duurzame wijze kunnen leveren. Dit
betekent eveneens dat afvalstoffen zo goed als onbestaand zijn, dat ecosystemen
hersteld zijn en dat systemische milieurisico's voor de economie begrepen en
vermeden worden. Daartoe zal een nieuwe
innovatiegolf nodig zijn. In dit stappenplan
worden de mijlpalen uitgezet, waarbij telkens wordt vermeld wat nodig is om ons
op de juiste weg te zetten naar efficiënt hulpbronnengebruik en duurzame groei. In elk deel wordt vermeld welke acties op korte
termijn noodzakelijk zijn om dit proces op gang te brengen. Het stappenplan
schept een kader waarin duidelijk wordt uitgelegd hoe beleidsmaatregelen
verband houden met elkaar en op elkaar voortbouwen, en welke toekomstige
maatregelen op coherente wijze kunnen worden ontworpen en uitgevoerd. Deze onderlinge verbanden tussen belangrijke
sectoren en hulpbronnen en de ermee verbonden EU-beleidsinitiatieven worden
uiteengezet in de tabel in de bijlage. Effectbeoordelingen
worden voorbereid voor alle belangrijke acties en mogelijke doelstellingen
alvorens gedetailleerde voorstellen worden gedaan[4]. Vooruitgang maken en meten Er is behoefte aan
robuuste en gemakkelijk te begrijpen indicatoren om signalen te geven en de
vooruitgang inzake efficiënt hulpbronnengebruik te meten. In dit stappenplan
wordt een nieuw traject voorgesteld met maatregelen inzake efficiënt omgaan met
hulpbronnen, met inbegrip van een proces waarbij alle voornaamste belanghebbenden
betrokken zijn, om tegen eind 2013 doelstellingen en indicatoren te bespreken
en overeen te komen. Dit proces wordt in
detail besproken in hoofdstuk 6. Om dit proces op gang
te brengen, worden voorlopig twee niveaus van indicatoren geformuleerd[5]: (1)
een voorlopige kernindicator - "Hulpbronnenproductiviteit"
- om de belangrijkste doelstelling van dit stappenplan te meten, namelijk de
economische prestaties verbeteren en tegelijk de druk op de natuurlijke
hulpbronnen doen afnemen; (2)
een reeks aanvullende indicatoren over belangrijke
natuurlijke hulpbronnen zoals water, grond, materialen en koolstof, die
rekening houden met het globale EU-verbruik van deze hulpbronnen. De
hindernissen overwinnen De EU en haar
lidstaten moeten streven naar het overwinnen van hindernissen die efficiënt
hulpbronnengebruik in de weg staan en moeten dus de juiste stimulansen creëren
voor productie- en consumptiebeslissingen. Dit
houdt in dat: –
markten en prijzen, belastingen en subsidies die
niet de werkelijke kosten van het hulpbronnengebruik weerspiegelen en de
economie in een niet-duurzame richting duwen, moeten worden aangepakt; –
het bedrijfsleven, de financiële wereld
en de politiek moeten worden aangemoedigd om innoverend te denken op langere
termijn, wat tot nieuwe duurzame praktijken zal leiden, doorbraken in innovatie
zal stimuleren, en vooruitziendheid en een kostenefficiënte regelgeving zal
ontwikkelen; –
onderzoek moet worden gedaan om de hiaten in onze
kennis en deskundigheid in te vullen en de juiste informatie en opleiding tot
stand te brengen; –
er met de problematiek rond internationaal
concurrentievermogen moet worden omgegaan en er naar een consensus met
internationale partners moet worden gestreefd om dezelfde richting uit te gaan.
3.
Transformeren van de economie
Het transformeren van de economie naar een
economie die efficiënt omgaat met hulpbronnen zal leiden tot kostenbesparingen
dankzij verbeterde efficiëntie, commercialisatie van innovaties en beter beheer
van hulpbronnen tijdens hun hele levenscyclus, en zal zo het
concurrentievermogen, de groeibronnen en het aantal jobs doen toenemen.
Hiervoor zijn beleidsmaatregelen nodig die de onderlinge banden tussen
economie, welzijn en natuurlijk kapitaal onderkennen en die ernaar streven
hinderpalen voor verbeterde hulpbronnenefficiëntie uit te weg te ruimen, en
tegelijk een billijk, flexibel, voorspelbaar en coherent speelveld voor
bedrijven tot stand te brengen. Bron: Europees
Milieuagentschap
3.1.
Duurzame consumptie en productie
3.1.1. Verbeteren van producten en
veranderen van consumptiepatronen Het veranderen van
de consumptiepatronen van particuliere en publieke kopers zal het efficiënt
hulpbronnengebruik stimuleren en kan ook vaak leiden tot rechtstreekse
nettokostenbesparingen. Vervolgens kan het
helpen de vraag naar meer ecologisch verantwoorde diensten en producten te doen
stijgen. Om consumptiebeslissingen in de
juiste richting te sturen, is correcte, op het levenscycluseffect en de kosten
van hulpbronnen gebaseerde informatie nodig. Consumenten
kunnen kosten besparen door zelf afval te vermijden en producten te kopen met
een langere levensduur of die gemakkelijk kunnen worden hersteld of gerecycled. Nieuwe ondernemingsmodellen, waarbij producten
worden geleaset in plaats van gekocht, kunnen aan de consumptiebehoeften
voldoen met een lager hulpbronnenverbruik tijdens de levenscyclus van de
producten. De interne markt
en de op de markt gebaseerde instrumenten spelen een belangrijke rol bij de
bepaling van het marktkader voor de beloning van groenere producten. Een benadering met zowel vrijwillige als gedwongen
maatregelen – zoals in de EU-initiatieven voor leidende markten en de richtlijn
Ecodesign – moet in overweging worden genomen voor een breder gamma aan
producten en diensten en moet meer criteria bevatten die relevant zijn voor het
hulpbronnengebruik. In bepaalde
gevallen blijken kostenbesparingen door het verbeteren van de efficiëntie van
een technologie, mensen echter aan te zetten tot meer consumptie. Dit fenomeen, beter bekend als een "rebound
effect", moet worden ondervangen en in aanmerking worden genomen bij het
ontwikkelen van het beleid en het bepalen van de doelstellingen. Mijlpaal: Tegen
2020 beschikken burgers en overheden over de juiste stimulansen om de meest
efficiënte producten en diensten te kiezen aan de hand van gepaste
prijssignalen en duidelijke informatie over het milieu.
Hun keuze bij de aankoop zal ondernemingen aanzetten tot innoveren en
het aanbieden van meer ecologische goederen en diensten. Normen voor ecologische minimumprestaties moeten de minst
ecologische en meest vervuilende producten van de markt stoten. De vraag van de consument naar meer duurzame producten en diensten
is groot. 3.1.2. Stimuleren van efficiënte
productie Europa heeft de grootste netto-invoer van
hulpbronnen per persoon ter wereld en de Europese economie is grotendeels
afhankelijk van ingevoerde grondstoffen en energie. Gewaarborgde
toegang tot hulpbronnen wordt steeds meer een strategisch economisch probleem,
terwijl mogelijke negatieve sociale en milieueffecten op derde landen een aanvullende
bezorgdheid vormen. In 2007 bedroeg de totale
hoeveelheid rechtstreeks in de EU-economie gebruikt materiaal meer dan 8
miljard ton. We kunnen die hoeveelheid doen
afnemen en tegelijk de productie en concurrentiekracht vergroten[6]. Het verbeteren van het hergebruik van grondstoffen
in de EU aan de hand van een betere "industriële symbiose" (waarbij
afval van de ene onderneming gebruikt wordt als hulpbron in een andere), kan
bovendien leiden tot een besparing van € 1,4 miljard per jaar en een
verkoopopbrengst van € 1,6 miljard[7]. Hoewel tal van ondernemingen al maatregelen
hebben genomen om hun efficiëntie te verbeteren, is er nog veel ruimte voor
verbetering. Dat geldt voornamelijk voor
nevenactiviteiten, bijvoorbeeld waar energie- of waterefficiëntie niet centraal
staat in de ondernemingsactiviteiten. Een
groot aantal ondernemingen bespaart op langere termijn niet op
hulpbronnengebruik omdat ze, aangemoedigd door de huidige
rapporteringspraktijken, slechts met een korte tijdshorizon werken. Ondernemingen die al beginnen te investeren in
efficiënt hulpbronnengebruik moeten voordeel kunnen halen uit vooruitgang in
kennis en innovatie. Het uitwisselen van informatie over de wegen
naar efficiënt hulpbronnengebruik tussen partners in waardeketens en doorheen
sectoren, met inbegrip van het mkb, kan afval voorkomen en nieuwe markten
creëren. Door waar mogelijk het gebruik van gevaarlijke
chemische producten te vermijden en 'groene chemie' aan te moedigen, kunnen
belangrijke hulpbronnen, zoals water en de bodem, worden beschermd en kan de
recycling en het hergebruik van andere hulpbronnen, zoals materialen, veiliger,
gemakkelijker en goedkoper worden gemaakt. De REACH-benadering voor het beheer
van chemische stoffen helpt kansen te identificeren om gevaarlijke chemische
stoffen te vervangen door veiligere, en technologisch en economisch haalbare
alternatieven. Mijlpaal: Tegen
2020 zijn er markt- en beleidsstimulansen die investeringen van bedrijven in
efficiënt hulpbronnen gebruik belonen. Deze stimulansen hebben nieuwe innovaties in
efficiënte productiemethoden aangemoedigd die voortaan overal worden gebruikt. Alle ondernemingen en hun investeerders kunnen de
efficiëntie van de levenscyclus van hun hulpbronnen meten en vergelijken. Economische groei en welzijn zijn losgekoppeld van
hulpbronneninput en vloeien hoofdzakelijk voort uit een toename van de waarde
van producten en bijbehorende diensten. Om duurzame consumptie en productie
verder te bevorderen, zal de Commissie: ·
de eisen inzake groene overheidsopdrachten voor
producten met een aanzienlijk milieueffect verstrengen; nagaan waar groene
overheidsopdrachten kunnen worden gebruikt in projecten die door de EU worden
gefinancierd; gezamenlijke aanbestedingsprocedures aanmoedigen, alsook netwerken
van functionarissen van openbare aanbestedingen die groene overheidsopdrachten
ondersteunen (in 2012); ·
een gemeenschappelijke methode vaststellen volgens
dewelke lidstaten en de privésector de milieuprestaties van producten, diensten
en bedrijven kunnen beoordelen, weergeven en benchmarken, op basis van een
uitgebreide beoordeling van de milieueffecten tijdens de volledige levensloop ('ecologische
voetafdruk') (in 2012); ·
de ecologische voetafdruk van producten aanpakken,
op basis van een beoordeling die in 2012 moet plaatsvinden en na overleg met de
belanghebbenden, onder meer door het vaststellen van eisen in het kader van de
richtlijn ecologisch ontwerp, teneinde het efficiënt hulpbronnengebruik van
producten op te drijven (bv. hergebruik/recupereerbaarheid/recyclebaarheid,
gerecyclede inhoud, duurzaamheid), en door het toepassingsgebied van de
richtlijn ecologisch ontwerp uit te breiden tot niet-energiegerelateerde
producten (in 2012); ·
zorgen voor een beter begrip van consumentengedrag
en consumenten beter informeren over de ecologische voetafdruk van producten,
met inbegrip van het voorkomen van misleidende beweringen, en het verfijnen van
de systemen van milieuetikettering (2012); ·
ondersteuning bieden voor de uitbouw van netwerken
en de uitwisseling van beste praktijken tussen agentschappen die programma's
voor efficiënt gebruik van hulpbronnen voor het mkb organiseren (permanent). Vanaf 2012 moeten de lidstaten, samen
met de Commissie, een beoordeling opstellen van: ·
de opties om de marktvoordelen voor echt
milieuvriendelijke producten te verbeteren; ·
maatregelen om de verantwoordelijkheid van de
producenten uit te breiden tot de volledige levenscyclus van de producten die
zij vervaardigen (o.a. via nieuwe ondernemingsmodellen, aan de hand van advies
over terugname en recyclingschema's, en door ondersteuning voor
hersteldiensten); ·
acties om de efficiëntie van verpakkingen te
optimaliseren. De lidstaten moeten: ·
stimulansen gebruiken die een grote meerderheid van
bedrijven aanmoedigen om hun efficiënt hulpbronnen gebruik systematisch te
meten, te vergelijken en te verbeteren (permanent); ·
ondernemingen helpen om samen te werken om hun
afval en de nevenproducten die zij produceren zo goed mogelijk te gebruiken
(bv. door industriële symbiose) (permanent); ·
ervoor zorgen dat advies en ondersteuning
beschikbaar zijn om het mkb te helpen bij het identificeren en verbeteren van efficiënt
en duurzaam gebruik van grondstoffen (permanent); ·
er samen met de Commissie voor zorgen dat alle
relevante zeer zorgwekkende stoffen tegen 2020 op de REACH-lijst van stoffen
worden geplaatst (permanent).
3.2.
Van afval tot hulpbron
Elk jaar gooien
wij in de Europese Unie 2,7 miljard ton afval weg, waarvan 98 miljoen ton
gevaarlijk afval. Gemiddeld wordt slechts 40%
van ons vast afval hergebruikt of gerecycled. De rest gaat naar de stortplaats
of de verbrandingsoven. De algemene
afvalproductie in de EU is stabiel, maar sommige afvalstromen, zoals bouw- en
sloopafval, rioolslib en zwerfvuil op zee nemen nog steeds toe. Afval van elektrische en elektronische apparaten
alleen zal tussen 2008 en 2014 naar verwachting met ongeveer 11% stijgen. In sommige
lidstaten wordt meer dan 80% van het afval gerecycled, wat aangeeft dat afval
kan worden gebruikt als een van de belangrijkste hulpbronnen in de EU. Een verbeterd afvalbeheer leidt tot een beter
gebruik van hulpbronnen en tot de creatie van nieuwe markten en banen, alsook
tot een kleinere afhankelijkheid van ingevoerde grondstoffen en een kleiner
effect op het milieu. Om van afval een hulpbron te kunnen maken die
als grondstof weer in de economie wordt gepompt, moet een veel grotere
prioriteit worden gegeven aan hergebruik en recycling.
Een combinatie van beleidsmaatregelen kan helpen bij het creëren van een
economie waarin alles wordt gerecycled, zoals productontwerp met
levenscyclusbenadering, betere samenwerking van alle marktdeelnemers doorheen
de hele waardeketen, betere inzamelprocessen, gepaste regelgevingskaders,
stimulansen voor afvalpreventie en ‑recycling en openbare investeringen in
moderne faciliteiten voor afvalbehandeling en recycling van hoge kwaliteit. Mijlpaal: Tegen 2020 wordt afval beheerd als een hulpbron. De per hoofd voortgebrachte hoeveelheid afval daalt
definitief. Recycling en hergebruik van afval
zijn economisch aantrekkelijke opties voor publieke en private actoren dankzij
de wijdverspreide gescheiden inzameling en de ontwikkeling van functionele
markten voor secundaire grondstoffen. Meer
materialen, met inbegrip van materialen die een aanzienlijk effect hebben op
het milieu en kritieke grondstoffen, worden gerecycled.
De wetgeving inzake afvalstoffen wordt volledig uitgevoerd. Illegale overbrenging van afval is uitgeroeid. Herwinning van energie is beperkt tot
niet-recyclebare materialen, storten behoort quasi volledig tot het verleden en
recycling van hoogstaande kwaliteit is verzekerd. De Commissie
zal: ·
de markt van secundaire stoffen en de vraag naar
gerecyclede materialen stimuleren aan de hand van economische stimulansen en de
ontwikkeling van 'einde afval'-criteria (in 2013/2014); ·
de bestaande doelstellingen met betrekking tot
preventie, hergebruik, recycling, terugwinning en het voorkomen van
afvalstromen naar de stortplaats herzien, om te komen tot een economie die is
gebaseerd op hergebruik en recycling, met zo weinig mogelijk restafval (in 2014); ·
de introductie van minimumtarieven voor hergebruikt
materiaal, criteria voor duurzaamheid en herbruikbaarheid, en de uitbreiding
van producentenaansprakelijkheid voor belangrijke producten beoordelen (2012); ·
gebieden beoordelen waarop wetgeving inzake de
verschillende afvalstromen onderling op elkaar kan worden afgestemd om de
samenhang te verbeteren (in 2013/2014); ·
binnen de EU en met internationale partners blijven
samenwerken om illegale overbrenging van afvalstoffen uit te roeien, met
speciale aandacht voor gevaarlijke afvalstoffen; ·
ervoor zorgen dat publieke financiering uit de
EU-begroting voorrang geeft aan activiteiten hoger op de afvalhiërarchie, zoals
gedefinieerd in de kaderrichtlijn afvalstoffen (bv. voorrang voor recyclingfabrieken
op afvalverwerking) (in 2012/2013); ·
de uitwisseling van beste praktijken betreffende de
inzameling en verwerking van afval tussen lidstaten vergemakkelijken en
maatregelen ontwikkelen om inbreuken op de EU-afvalregelgeving beter te bestrijden
(in 2013/2014). De lidstaten moeten: ·
de volledige uitvoering van het EU-afvalacquis
verzekeren, met inbegrip van minimumdoelstellingen, via hun nationale
afvalpreventie- en –beheerstrategieën (permanent).
3.3.
Ondersteunen van onderzoek en innovatie
De overgang naar een groene en koolstofarme
economie vereist aanzienlijke innovatie, van kleine marginale veranderingen tot
grote technologische doorbraken. Op hetzelfde ogenblik hebben we een meer
allesomvattende en geloofwaardige kennisbasis nodig over hoe natuurlijke
systemen reageren op de verschillende vormen van druk die we erop uitoefenen.
Basis- en toegepast onderzoek moet de uitdagingen identificeren en acties
begeleiden, met inbegrip van onderzoek in sociale wetenschappen om ons begrip
van gedrag te ontwikkelen. Om deze beweging in de richting van onderzoek
en innovatie op gang te brengen, moeten de juiste stimulansen worden gebruikt
zodat de private sector meer investeert in onderzoek en innovatie op het gebied
van efficiënt hulpbronnengebruik. Maatregelen aan de kant van de vraag helpen
om stimulansen te creëren voor groene innovatie door markten op te bouwen. Er
zijn duidelijke kadervoorwaarden nodig om niet alleen de zekerheid bij de
investeerders te verhogen, maar ook de toegang tot financiering te verbeteren
voor ondernemingen die groene investeringen doen die als riskanter worden
gezien of een langere terugbetalingstijd hebben. Mijlpaal: Tegen
2020 hebben wetenschappelijke doorbraken en langdurige innovatie-inspanningen
ons begrip en beheer van hulpbronnen aanzienlijk verbeterd, alsook de wijze
waarop wij het gebruik ervan verminderen, ze hergebruiken, recyclen, vervangen,
bewaren en waarderen. Dit zal mogelijk zijn
door een aanzienlijke toename in investeringen, samenhang in de aanpak van de
maatschappelijke uitdaging van efficiënt hulpbronnengebruik, klimaatverandering
en veerkracht, en in de voordelen van slimme specialisatie en samenwerking
binnen de Europese onderzoeksruimte. Lidstaten zullen, in samenwerking met de Commissie: ·
zorgen voor de vaststelling van een passend kader
en een reeks stimulansen om privé-investeringen in onderzoek en innovatie op
het gebied van efficiënt hulpbronnengebruik te stimuleren (permanent). De Commissie zal: ·
"innovatiepartnerschappen" ontwikkelen om
de doelstellingen inzake efficiënt hulpbronnengebruik te verwezenlijken, bv.
met betrekking tot water, grondstoffen en productieve en duurzame landbouw
(vanaf 2011); ·
gezamenlijke technologie-initiatieven of andere
vormen van publiekprivate samenwerking ontwikkelen, alsook gezamenlijke
programmeringsinitiatieven die nationale onderzoeksinspanningen bundelen in
gebieden van efficiëntie (permanent); ·
hinderpalen voor eco-innovatie uit de weg ruimen
(in 2011); ·
de EU-financiering voor onderzoek (EU Horizon 2020)
toespitsen op belangrijke efficiëntiedoeleinden, waarbij innovatieve
oplossingen worden gesteund voor: duurzame energie, vervoer en bouw, beheer van
natuurlijke hulpbronnen; behoud van ecosysteemdiensten en biodiversiteit;
landbouw die efficiënt omgaat met hulpbronnen en de ruimere bio-economie,
milieuvriendelijke ontginning; recycling, hergebruik, vervanging van materialen
die een effect hebben op het milieu of zeldzame materialen, slimmer ontwerp,
groene scheikunde, groene chemie en plastics met een lager milieueffect of die
biologische afbreekbaar zijn. De lidstaten moeten: ·
de overheidsmiddelen voor onderzoek in de eerste
plaats gebruiken voor doelstellingen die te maken hebben met efficiënt
hulpbronnengebruik (permanent).
3.4.
Milieuonvriendelijke subsidies en correcte prijszetting
Marktprijzen zijn de voornaamste leidraad voor
de keuze van aankopen en investeringsbeslissingen, maar ze weerspiegelen niet
altijd de echte kostprijs van het hulpbronnengebruik, noch het milieueffect van
de aankopen of investeringen. Bovendien kunnen
prijzen opzettelijk worden verstoord door milieuonvriendelijke subsidies van
overheden die een voordeel opleveren voor bepaalde consumenten, gebruikers of
producenten, teneinde de inkomsten van die overheden te vergroten of hun kosten
te verminderen, ook al zijn ze in strijd met de goede milieupraktijk[8]. 3.4.1. Afbouwen van inefficiënte subsidies De omvang van de subsidies met een potentieel
negatief effect op het milieu, met name op het gebied van fossiele
brandstoffen, vervoer en water, wordt wereldwijd geschat op een totaal van $ 1
biljoen per jaar. Milieuonvriendelijke
subsidies leiden tot meer afval, emissies, ontginning van hulpbronnen of een
negatief effect op biodiversiteit. Ze leiden
tot inefficiënte praktijken en verhinderen dat ondernemingen in groene
technologie investeren. Dergelijke subsidies
kunnen verschillende vormen aannemen, zoals belastingverlaging of
-vrijstelling. Het afbouwen van milieuonvriendelijke
subsidies kan leiden tot economische, sociale en ecologische voordelen en kan het
concurrentievermogen aanzwengelen. Lidstaten
werden in de Jaarlijkse groeianalyse van 2011[9] al verzocht om milieuonvriendelijke
subsidies af te schaffen teneinde de begrotingssanering te ondersteunen. Tijdens het afschaffingsproces van
milieuonvriendelijke subsidies zijn er mogelijk alternatieve verzachtende
regelingen nodig voor de meest getroffen economische sectoren, regio's en
werknemers of om energieschaarste te voorkomen, en bovendien moet rekening
worden gehouden met het effect van mogelijke productieverplaatsing naar andere
landen. Mijlpaal: Tegen
2020 zullen milieuonvriendelijke subsidies zijn afgebouwd, evenwel met
alternatieve overgangsmaatregelen voor mensen die daar behoefte aan hebben. 3.4.2. Correcte prijszetting en heroriëntering van belastingen De markt geeft reeds signalen voor de
schaarste van bepaalde hulpbronnen door de stijgende grondstofprijzen en
ondernemingen moeten zich steeds meer aanpassen om hun concurrentievermogen te
behouden, zeker in internationale context. De
kostprijs van externe effecten wordt echter nog niet in rekening gebracht, en
voor een aantal hulpbronnen komen deze signalen te laat om de niet-duurzame
exploitatie ervan te voorkomen. Het algemene
belastingeffect beïnvloedt vaak de prijzen op wijzen die het gebruik van
hulpbronnen ten goede komen in plaats van een toegenomen tewerkstelling in de
economie. Marktconforme instrumenten spelen een
belangrijke rol in het bijsturen van de slechte werking van de markt,
bijvoorbeeld door introductie van milieubelastingen, lasten, uitgiftesystemen
van verhandelbare rechten, fiscale stimulansen voor meer milieuvriendelijke
consumptie of andere instrumenten. Nieuwe
beleidsmaatregelen moeten helpen om de prijs van hulpbronnen die niet juist
gewaardeerd zijn op de markt, zoals water, schone lucht, ecosystemen,
biodiversiteit en rijkdommen van de zee, aan te passen.
Het kan nodig zijn deze in te passen in een bredere benadering, waarbij
bijvoorbeeld regelgeving wordt vastgesteld voor hulpbronnen die
gemeenschappelijke goederen zijn. Het verlagen van de belasting op arbeid om
tewerkstelling en economische groei aan te moedigen, werd al benadrukt in de
Jaarlijkse groeianalyse voor 2011[10]
en in de Conclusies van de Europese Raad van maart 2011[11]. In deze context is ook een rol weggelegd voor "Groene
belastinghervorming", die bestaat uit het verhogen van het aandeel van
milieubelastingen en een verlaging van andere belastingen. Milieubelastingen kunnen ook de inspanningen voor
fiscale consolidatie, waarbij de overgang naar een hulpbronnenefficiënte
economie mogelijk wordt gemaakt, op één lijn brengen. Toch daalt het gemiddelde
aandeel van milieubelastingen in de totale belastingontvangsten in de EU sinds 1999
en bereikte het in 2009 een niveau van 6,3%[12]. In sommige lidstaten bedraagt het aandeel van
de inkomsten uit milieubelastingen meer dan 10%, dankzij diverse hervormingen
van de milieubelasting, en blijven de fiscale inkomsten toch op peil, met een
verbetering van de concurrentiekracht en de energie-efficiëntie tot gevolg. Hieruit blijkt dat het mogelijk is om meer
belastingen te heffen op milieuschadende activiteiten en toch een gezond
economisch kader te behouden. Om effectiever
te kunnen meten welke verschuiving van de prijssignalen nodig is om meer
investeringen in efficiënter hulpbronnengebruik aan te moedigen, kan echter een
aanvullende indicator nodig zijn, zoals de effectieve belastingvoet op
milieuverontreiniging of hulpmiddelengebruik. Mijlpaal: Tegen
2020 zal een belangrijke verschuiving van belasting op arbeid naar
milieubelasting, onder meer door regelmatige aanpassingen van de reële
belastingvoeten, leiden tot een aanzienlijke toename van het aandeel van
milieubelastingen in de overheidsinkomsten, in lijn met de beste praktijken van
de lidstaten. Om
de problemen met milieuonvriendelijke subsidies aan te pakken en te zorgen voor
betere prijssignalen, zal de Commissie: ·
via het Europees semester toezicht houden op de
follow-up die de lidstaten geven aan de landspecifieke aanbevelingen inzake
belastinghervormingen die een verschuiving van belastingen op arbeid naar
milieubelastingen teweegbrengen en leiden tot de geleidelijke afschaffing van
milieuonvriendelijke subsidies vanaf 2012; ·
regelmatige uitwisselingen van beste praktijken en
peer reviews met betrekking tot de hervorming van milieuonvriendelijke
subsidies en markconforme instrumenten tussen de lidstaten aanmoedigen, met
name via het forum markconforme instrumenten en de Groep belastingbeleid
(permanent); ·
nagaan hoe overheidssteun voor maatregelen die
efficiënt hulpbronnengebruik aanmoedigen, ten uitvoer is gelegd en in welke
mate de doelstellingen inzake efficiënt hulpbronnengebruik moeten worden
verstrengd tijdens de herziening van de relevante richtsnoeren inzake
overheidssteun (vanaf 2013); ·
blijven werken aan de verbetering van indicatoren
inzake het gebruik van belastingen op verontreiniging en hulpbronnen. De
lidstaten moeten: ·
de belangrijkste milieuonvriendelijke subsidies
identificeren aan de hand van vastgestelde methoden (tegen 2012); ·
plannen en tijdschema's
opstellen voor de afbouw van milieuonvriendelijke
subsidies en hierover rapporteren als onderdeel van
hun nationale hervormingsprogramma's (tegen 2012/2013); ·
een verschuiving van belastingen op arbeid naar
belastingen op milieueffecten teweegbrengen (permanent); ·
hun fiscale beleidsmaatregelen en instrumenten
herzien met het oog op een betere ondersteuning van efficiënt
hulpbronnengebruik en in deze context stimulansen overwegen om de keuze van
consumenten en acties van producenten ten voordele van efficiënt hulpbronnengebruik
te ondersteunen (tegen 2013).
4.
Natuurlijk kapitaal en ecosysteemdiensten
4.1.
Ecosysteemdiensten
Onze economische welvaart en ons welzijn zijn
afhankelijk van ons natuurlijk kapitaal, met inbegrip van ecosystemen die ons
voorzien van een stroom van essentiële goederen en diensten – van vruchtbare
bodem tot productieve grond en wateren, van zoet water en schone lucht tot
bestuiving, overstromings- en klimaatbeheersing. Een groot aantal van deze
ecosysteemdiensten wordt gebruikt alsof hun aanbod onbeperkt is. Ze worden
behandeld als "gratis" grondstoffen, hun economische waarde is niet
echt bekend op de markt en daarom worden ze nog steeds overdreven uitgeput of
vervuild, waardoor onze duurzaamheid op lange termijn en onze weerstand tegen
milieushocks in gevaar dreigen te komen. 60% van de ecosysteemdiensten van onze aarde
zijn er in de afgelopen 50 jaar op achteruit gegaan. In de EU wordt 88% van de
visbestanden bevist boven de maximale duurzame opbrengsten en slechts 11% van
de beschermde ecosystemen bevindt zich in goede staat. Om een aanbod op lange termijn van essentiële ecosysteemgoederen en
-diensten te kunnen verzekeren, moeten we ons natuurlijk kapitaal degelijk
waarderen. Investeren in natuurlijk kapitaal – zoals groene infrastructuur – levert
vaak een hoger rendement op dan gebouwde of vervaardigde alternatieven, met
lagere op voorhand gemaakte kosten. Mijlpaal: Tegen
2020 zullen natuurlijk kapitaal en ecosysteemdiensten correct naar waarde
worden geschat en verrekend door overheden en het bedrijfsleven. De Commissie
zal: ·
het gebruik van innoverende financiële en
marktgebaseerde instrumenten aanmoedigen en het ruimere potentieel ervan
onderzoeken, inclusief de eventuele oprichting van een systeem voor
biodiversiteitsfinanciering en betalingen voor ecosysteemdiensten, teneinde het
hoofd te bieden aan uitdagingen voor ecosystemen en biodiversiteit op
nationaal, EU- en internationaal niveau, met name in samenwerking met de
Europese Investeringsbank en via publiekprivate partnerschappen (permanent); ·
voorstellen doen om investeringen in natuurlijk
kapitaal aan te moedigen, om het volledige groei- en innovatiepotentieel van
groene infrastructuur en de "economie van herstel" te benutten, via
een Mededeling betreffende groene infrastructuur (in 2012) en een "geen
nettoverlies"-initiatief (in 2015). De lidstaten
moeten, in samenwerking met de Commissie: ·
de staat van hun ecosystemen en hun diensten in
kaart brengen (tegen 2014); ·
hun economische waarde beoordelen en de integratie
van deze waarde in boekhoudings- en rapporteringssystemen op EU- en nationaal
niveau aanmoedigen (permanent); ·
samenwerken met belangrijke belanghebbenden om
ondernemingen aan te moedigen hun afhankelijkheid van ecosysteemdiensten te
beoordelen op basis van het EU-platform 'Bedrijven & Biodiversiteit'
(permanent).
4.2.
Biodiversiteit
Biodiversiteit ondersteunt vele van onze
ecosystemen en is essentieel voor hun veerkracht. Verlies van biodiversiteit
kan een ecosysteem verzwakken, de verlening van ecosysteemdiensten in gevaar
brengen en het ecosysteem gevoeliger maken voor milieushocks. Het herstellen
van beschadigde ecosystemen is een dure zaak, en in sommige gevallen is
verandering onomkeerbaar. Tegen 2050 hebben de wereldwijde
ondernemingskansen die van biodiversiteit en de erop steunende ecosysteemdiensten
afhankelijk zijn, naar schatting een waarde van $ 800‑2 300 miljard
per jaar. In de praktijk wordt er in de
besluitvorming, op operationeel niveau, echter nu pas rekening gehouden met de
waarde van biodiversiteit. Als we de
biodiversiteit in stand willen houden, moet dit een standaardpraktijk worden. De nieuwe biodiversiteitsstrategie van de EU
voor 2020 beschrijft de belangrijkste beleidsmiddelen voor het bereiken van dit
doel en voor de omkering van de trends in biodiversiteitsverlies die we in de
afgelopen generaties hebben vastgesteld. Mijlpaal: Tegen
2020 zal het verlies van biodiversiteit in de EU en de achteruitgang van
ecosysteemdiensten tot stilstand zijn gebracht en, voor zover dit haalbaar is,
zijn hersteld. De Commissie zal: ·
haar inspanningen om de acties met betrekking tot
de bescherming van biodiversiteit en ecosystemen in andere beleidsmaatregelen
van de Unie te integreren, aanzienlijk versterken, met bijzondere aandacht voor
landbouw en visserij (permanent). De lidstaten zullen, in
samenwerking met de Commissie: ·
werken aan de verwezenlijking van de doelstellingen
van de biodiversiteitsstrategie door bij de besluitvorming rekening te houden
met de waarde van ecosysteemdiensten (permanent).
4.3.
Mineralen en metalen
Verbeterde efficiëntie van natuurlijke
hulpbronnen zoals metalen en mineralen is een essentieel aspect van efficiënt
hulpbronnengebruik. Hun specifieke risico's, met inbegrip van
voorzieningszekerheid, worden aangepakt in het grondstoffeninitiatief en in de beleidsmaatregelen
inzake klimaat en energie van het vlaggenschip voor efficiënt
hulpbronnengebruik, en daarom zullen deze niet uitgebreid aan bod komen in dit
hoofdstuk, hoewel de interactie tussen het gebruik van natuurlijke en andere
hulpbronnen wordt erkend. Aangezien we evolueren naar een echt op
consumptie gebaseerd duurzaam beheer van materialen of een "circulaire
economie", waarin afval een hulpbron wordt, zullen mineralen en metalen
efficiënter worden gebruikt. De in hoofdstuk 3 van dit stappenplan
uiteengezette stappen hebben een rechtstreeks effect op de efficiëntie van
minerale en metalen hulpbronnen aan de hand van maatregelen om beter rekening
te houden met levenscycluseffecten, om afval te vermijden en meer te
hergebruiken en te recyclen, alsook aan de hand van verbeterd onderzoek en
innovatie en andere maatregelen om marktstructuren te verbeteren.
4.4.
Water
Water is een essentiële hulpbron voor de
menselijke gezondheid en levert essentiële input voor landbouw, toerisme,
industrie, vervoer en energie. Een verminderde beschikbaarheid van water heeft
een cruciaal effect op hydro-elektriciteit en de koeling van kern- en
thermische centrales. De gezondheid van het milieu en de mens is
afhankelijk van de kwaliteit en de beschikbaarheid van zoet water. Zowel de
kwaliteit als de beschikbaarheid van zoet water gaan er echter op achteruit.
Klimaatverandering zal naar verwachting leiden tot een toename van
watertekorten en tot meer en intensere overstromingen. Verschillende Europese
stroomgebieden en wateren zijn reeds veranderd door wateronttrekking,
afwatering en dammen, wat vaak leidt tot slechte waterkwaliteit en grote
negatieve ecologische effecten, mogelijke gevolgen voor de gezondheid en
beperkte ruimte voor natuurlijke habitats. 20% tot 40% van het water in Europa wordt verspild
en de efficiëntie van het watergebruik kan alleen al met technologische
verbeteringen met 40% worden verbeterd[13]. Een verbeterde benadering van duurzaam
waterbeheer vereist een goede coördinatie met beleidsmaatregelen inzake
landbouw, vervoer, regionale ontwikkeling en energiebeleid, alsook een
doelmatige en eerlijke prijsstelling van water, zoals vereist in de
waterkaderrichtlijn (WKR). Veranderingen in ecosystemen, grondgebruik,
productie en waterconsumptie, en hergebruikpatronen kunnen de schaarste op
kostenbesparende wijze verminderen en de kwaliteit van water verzekeren. Mijlpaal:
Tegen 2020 zijn alle stroomgebiedbeheerplannen (SGBP's) van de WKR reeds lang
uitgevoerd. Tegen 2015 werd een goede watertoestand – hoeveelheid, kwaliteit en
gebruik – in alle EU-stroomgebieden bereikt. De effecten van droogte en
overstromingen worden tot een minimum beperkt door middel van aangepaste
gewassen, een hoger waterhoudend vermogen in de bodem en efficiënte irrigatie.
Alternatieve watervoorzieningsopties worden enkel in aanmerking genomen als
alle andere goedkopere besparingsmogelijkheden zijn uitgeput. Wateronttrekking
moet minder dan 20% van de beschikbare hernieuwbare waterbronnen bedragen. De Commissie zal: · efficiënt hulpbronnengebruik verder integreren in het waterbeleid, met een blauwdruk ter waarborging van water in Europa, waarin een kostenbesparende strategie wordt vastgesteld (reeds aan de gang); · de SGBP's van de lidstaten beoordelen, met het oog op de identificatie van gebieden waar aanvullende actie vereist is (in 2011); · het volgende beoordelen en voorstellen (in 2012): – doelstellingen en verbeterde maatregelen voor efficiënt watergebruik (bv. intelligente meting, verplichte maatregelen met betrekking tot het gebruik van meters voor watergebruik; richtsnoeren voor waterhergebruik, vermindering van lekken in de waterinfrastructuur, waterbesparing in irrigatie enz.); – betere vraagbeheersing aan de hand van economische instrumenten (prijszetting, toewijzing van de beschikbare watervoorraden) en gebruik van etiketterings- en certificatieschema's die het levenscycluseffect en de virtuele waterinhoud van producten meten; – een mogelijk Europees innovatiepartnerschap inzake water. De lidstaten moeten: · doelstellingen voor efficiënt watergebruik voor 2020 op het niveau van de stroomgebieden vaststellen, met gepaste aanvullende maatregelen, op basis van een gemeenschappelijke EU-methode die rekening houdt met de verschillende situaties in alle economische sectoren en geografische gebieden.
4.5.
Lucht
Schone lucht is een kostbare hulpbron. Verschillende normen voor luchtkwaliteit worden
wijd en zijd overschreden in de meest dichtbevolkte gebieden van de EU, met
name die voor de meest problematische verontreinigende stoffen zoals vaste
deeltjes, troposferische ozon en stikstofdioxide. Ondanks
aanzienlijke inspanningen om vervuilende emissies te verminderen, veroorzaken
de huidige concentraties kleine deeltjes elk jaar 500 000 vroegtijdige
overlijdens[14]
in de EU en de omringende landen. Andere
studies hebben aangetoond dat het aantal werkdagen dat verloren gaat wegens
door luchtvervuiling veroorzaakte ziekten, groter is dan het aantal werkdagen
dat nodig is om aanvullende maatregelen ter bestrijding van vervuiling te
betalen. Ecosystemen en de landbouw ondervinden ook
schade van door de lucht verspreide effecten, zoals verzuring, eutrofiëring en
schade aan vegetatie door ozon. De jaarlijkse
economische kosten in 2020 worden geschat op € 537 miljard[15]. Een betere uitvoering van de bestaande
wetgeving en nieuwe op wetenschap gebaseerde normen, zullen deze problemen
helpen aanpakken en innovatie helpen sturen. Met
gepaste tijdschema's voor de uitvoering kunnen deze ervoor zorgen dat de
luchtkwaliteit verbetert door de overgang naar een koolstofarme economie, en
door andere acties in dit stappenplan, bijvoorbeeld door afvalvermindering aan
de hand van meer doelmatige productiemethoden en acties in het landbouwbeleid
en de vervoersector. Mijlpaal: Tegen
2020 zullen de EU's tussentijdse kwaliteitsnormen voor lucht zijn gehaald, o.a.
in stedelijke hotspots, en zullen deze normen zijn bijgewerkt en zullen
aanvullende maatregelen zijn bepaald om de kloof te dichten met het ultieme
doel luchtkwaliteitsniveaus te bereiken die geen aanzienlijk effect op de
gezondheid en het milieu hebben. De Commissie zal: · alle EU-beleidsmaatregelen inzake luchtvervuiling grondig opnieuw bekijken (tegen 2013); · een betere strategie voorstellen die verder gaat dan 2020, waarbij het toepassingsgebied voor gebruik van luchtkwaliteits- en emissienormen en verdere maatregelen om emissies van belangrijke bronnen te verminderen, worden beoordeeld (in 2013); · de uitvoering van bestaande maatregelen ondersteunen, teneinde aanhoudende luchtkwaliteitsproblemen te helpen oplossen. De lidstaten moeten: · hun uitvoering van EU-wetgeving betreffende luchtkwaliteit opvoeren (permanent).
4.6.
Grond en bodem
In de EU is jaarlijks
meer dan 1 000 km² onderhevig aan "ruimtebeslag" voor
huisvesting, industrie, wegen of recreatieve doeleinden. Ongeveer de helft van
deze oppervlakte wordt "afgedekt"[16]. De beschikbaarheid van infrastructuur
varieert aanzienlijk tussen regio's, maar over het algemeen verharden wij
jaarlijks een oppervlakte ter grootte van Cyprus. Als we tegen 2050 een
toestand zonder nettoruimtebeslag willen bereiken, dan moeten we, volgens een
lineair patroon, het ruimtebeslag in de periode 2000-2020 afbouwen tot een
gemiddelde van netto 800 km² per jaar. In vele regio's is de bodem
onherroepelijk geërodeerd of bezit hij een laag gehalte organische materie.
Bodemverontreiniging is ook een ernstig probleem. Het gebruik van
grond is bijna altijd een afweging tussen sociale, economische en
milieubehoeften (bv. huisvesting, verkeersinfrastructuur, energieproductie,
landbouw, natuurbescherming). Beslissingen met
betrekking tot het gebruik van grond zijn langetermijnverbintenissen die
slechts moeilijk of tegen hoge kostprijs kunnen worden omgekeerd. Op dit ogenblik worden deze beslissingen vaak
genomen zonder degelijke voorafgaande analyse van deze effecten, bijvoorbeeld
aan de hand van een strategische milieubeoordeling. De hervorming van het
EU-landbouw-, energie-, vervoer- en cohesiebeleid is een gelegenheid om een
kader vast te stellen en de juiste stimulansen te bepalen, zodat autoriteiten
en grondbezitters deze doelstelling kunnen bereiken. Mijlpaal: Tegen
2020 houden de EU-beleidsmaatregelen rekening met hun rechtstreekse en
onrechtstreekse effect op het gebruik van grond in de EU en wereldwijd, en
tegen 2050 wordt de nettoruimtebeslagwaarde afgebouwd tot nul; bodemerosie
wordt afgebouwd, de hoeveelheid organisch materiaal in de bodem neemt toe en
herstelling van vervuilde plaatsen is reeds van start gegaan. De Commissie
zal: ·
de kennis over biotisch materiaal, gevolgen van en
tendensen in landgebruik en ruimtelijke ordening, inclusief gevolgen op
mondiaal niveau en effecten op handelspartners, verder ontwikkelen, en de beste
praktijken in de lidstaten benadrukken, hetgeen zal leiden tot een mededeling
over landgebruik (in 2014); ·
de indirecte veranderingen in het bodemgebruik, die
het gevolg zijn van het beleid inzake energie uit hernieuwbare bronnen,
aanpakken (permanent); ·
richtsnoeren publiceren met betrekking tot de beste
praktijken om bodemafdekking te beperken, te verzachten en te compenseren (in 2012); ·
meer rekening houden met een efficiënt
hulpbronnengebruik bij de herziening van de richtlijn milieueffectbeoordeling
(MEB) (in 2012); ·
een Europees innovatiepartnerschap voorstellen (in 2011)
over landbouwproductiviteit en duurzaamheid waarbij er onder meer naar
gestreefd wordt om de bodemfunctionaliteit op een aanvaardbaar niveau te
verzekeren (tegen 2020). De lidstaten moeten: ·
rechtstreeks en onrechtstreeks grondgebruik en de
milieueffecten ervan beter integreren in hun besluitvorming, en ruimtebeslag en
bodemafdekking zoveel mogelijk beperken (permanent); ·
de nodige acties uitvoeren om erosie tegen te gaan
en de hoeveelheid organisch materiaal in de bodem te doen toenemen (permanent); ·
een inventaris van verontreinigde sites en een
tijdschema voor herstelwerk opstellen (tegen 2015).
4.7.
Rijkdommen van de zee
Het mariene milieu biedt economische
mogelijkheden in tal van sectoren, zoals ontginning van mineralen,
geneesmiddelen, biotechnologie en energie. Het mariene milieu verleent ook
belangrijke ecosysteemdiensten, zoals de natuurlijke regulerende functies die
helpen in de strijd tegen klimaatverandering of trage kusterosie. De druk op
deze systemen, onder meer door lozing van verontreinigende stoffen in zeewater,
is echter nog steeds groot, ook al neemt hij in sommige gevallen af. Het gebrek
aan coherent beheer van de zee beperkt onze mogelijkheden om profijt te trekken
van mariene activiteiten. Het gebruik van instrumenten voor ruimtelijke
planning in mariene gebieden zou bijdragen tot efficiënt hulpbronnengebruik. De uitputting van visbestanden heeft ernstige
economische en sociale gevolgen voor kustgebieden en draagt bij tot het verlies
van andere biodiversiteit door de ontwrichting van systemen, terwijl de
verontreiniging van de zee en klimaatverandering andere uitdagingen met zich
meebrengt (bv. verzuring). Duurzaamheid staat
centraal in de doelstellingen van het visserijbeleid en het geïntegreerd
maritiem beleid van de EU, teneinde te garanderen dat alle exploitanten in de
waardeketen efficiënt en duurzaam gebruik maken van de rijkdommen van de zee. Meer dan een
miljoen vogels en 100 000 zeezoogdieren en zeeschildpadden sterven
jaarlijks ten gevolge van plastic en ander afval op zee. Factoren zoals
zwerfvuil op zee en afvalwaterbehandeling maken de vervuiling van sommige zeeën
in Europa veel erger. Om deze druk aan te pakken, is een van de doelstellingen
van de kaderrichtlijn mariene strategie het bereiken van een goede milieutoestand
in zeewater. Mijlpaal: Tegen 2020 is een goede
milieutoestand bereikt voor alle zeewateren in de EU en tegen 2015 wordt er
gevist binnen de maximale duurzame opbrengst. De Commissie zal: · streven naar duurzaam beheer van de visbestanden in het kader van de recentste voorstellen van de Commissie voor de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid; · voorstellen doen om alle subsidies voor de visserij die schadelijk kunnen zijn voor het milieu, geleidelijk af te bouwen; · bijdragen tot het behoud van het natuurlijke kust- en mariene kapitaal door beleidsmaatregelen voor te stellen voor beheer en planning (in 2012), alsook de voortdurende ondersteuning voor kennis- en demonstratieprojecten; · op ecosystemen gebaseerde strategieën aanbevelen en klimaatrisico's in mariene activiteiten integreren (Mededeling "Aanpassing aan klimaatverandering aan de kust en de zee" 2012); · duurzaam gebruik van de rijkdommen van de zee ondersteunen en innovatieve marktkansen in de maritieme en kusteconomie identificeren (Mededeling over "Blauwe groei", 2012). · bijdragen tot strategieën betreffende zwerfvuil op zee in de vier EU-zeegebieden, in nauwe samenwerking met de kustlidstaten of in de respectieve verdragen betreffende regionale zeeën (in 2012); · lidstaten ondersteunen door maatregelen te ontwikkelen om tegen 2020 een goede milieutoestand van de zeewateren te bereiken en een uitgebreid netwerk van beschermde gebieden op te richten (in 2020). De lidstaten moeten: · de kaderrichtlijn mariene strategie uitvoeren en beschermde mariene zones aanduiden.
5.
Belangrijke sectoren
In geïndustrialiseerde landen nemen voeding, huisvesting en mobiliteit
gewoonlijk 70-80% van alle milieueffecten voor hun rekening. Deze sectoren zijn
ook heel belangrijk in de aanpak van de uitdagingen op het gebied van energie
en klimaatverandering die in de aanvullende langetermijnstrategieën worden
opgenomen, welke in combinatie met de maatregelen in deze mededeling de
synergieën van het vlaggenschip voor een efficiënt hulpbronnengebruik[17]
maximaliseren.
5.1.
Aanpakken van levensmiddelen
De voedings- en drankenwaardeketen in de EU is verantwoordelijk voor 17%
van onze broeikasgasemissies en 28% van het gebruik van hulpbronnen, en onze
consumptiepatronen hebben een wereldwijd effect, met name de consumptie van
dierlijke proteïnen. Dit is een van de grootste gebruikers van water van zeer
goede kwaliteit, wat essentieel is voor het succes ervan. In de EU alleen al
wordt echter 90 miljoen ton voedsel of 180 kg per persoon per jaar verspild.
Een groot gedeelte van dit voedsel is nog geschikt voor menselijke consumptie. Een gezamenlijke
inspanning door landbouwers, de voedselindustrie, kleinhandelaars en
consumenten kan bijdragen tot een efficiënter gebruik van hulpbronnen en
voedselzekerheid op wereldniveau aan de hand van efficiënte
productietechnieken, duurzame voedselkeuzen en minder voedselafval (in lijn met
de aanbevelingen van de WHO inzake de hoeveelheid dierlijke proteïnen,
inclusief vlees en zuivelproducten, per persoon). De Commissie heeft
in haar mededeling Begroting voor Europa 2020 de maatregelen voorgesteld die
een hervormd gemeenschappelijk landbouwbeleid zal moeten nemen om efficiënter
om te leren gaan met hulpbronnen[18].
Een aanvullend probleem voor de wereldvoedselzekerheid op lange termijn is de
duurzame voorziening van fosfor, een belangrijke hulpbron voor bodembemesting
die niet kan worden vervangen. Verder onderzoek is nodig om te identificeren
hoe verbeteringen van de problematiek van de meststoffen, voedselproductie en
bioafval onze afhankelijkheid van ontgonnen fosfaat kan verminderen. Mijlpaal: Tegen 2020 zullen stimulansen
voor gezondere en meer duurzame voedselproductie en -consumptie wijdverspreid
zijn en tot een vermindering met 20% van het gebruik van hulpbronnen in de
voedselketen hebben geleid. Het wegwerpen van eetbaar voedsel moet in de EU
zijn gehalveerd. De Commissie zal: ·
verder beoordelen hoe voedselafval het best kan
worden beperkt doorheen de voedselvoorzieningsketen, en zal manieren in
overweging nemen om het effect van voedselproductie- en
voedselconsumptiepatronen op het milieu te verminderen (Mededeling over
duurzaam voedsel, tegen 2013); ·
een methode ontwikkelen voor duurzaamheidscriteria
voor de belangrijkste voedselgrondstoffen (tegen 2014); ·
de continuïteit van de voorziening van fosfor en
mogelijke acties voor het duurzame gebruik ervan verder beoordelen (Groenboek
over duurzaam gebruik van fosfor, tegen 2012). De lidstaten
worden verzocht om: ·
voedselverspilling in hun nationale
afvalpreventieprogramma's (2013) op te nemen.
5.2.
Verbeteren van gebouwen
Door
een betere constructie en beter gebruik van gebouwen kan de EU 42% van haar
uiteindelijke energieconsumptie, ongeveer 35% van haar broeikasgasemissies[19] en meer
dan 50% van alle ontgonnen materiaal beïnvloeden, en tot 30% water besparen[20]. Bestaande beleidsmaatregelen die het efficiënt
omgaan met energie en het gebruik van hernieuwbare energie in gebouwen
aanmoedigen, moeten daarom verder worden versterkt en aangevuld met beleidsmaatregelen
voor efficiënter hulpbronnengebruik, die rekening houden met een grotere
diversiteit aan milieueffecten doorheen de levenscyclus van gebouwen en
infrastructuur. Er moet in toenemende mate
rekening worden gehouden met de kosten tijdens de volledige levensduur van
gebouwen in plaats van enkel met de aanvangskosten, met inbegrip van bouw- en
sloopafval. Betere planning van infrastructuur is een eerste vereiste voor een
efficiënter gebruik van hulpbronnen in gebouwen en mobiliteit. Aanzienlijke
verbeteringen in het efficiënt gebruik van hulpbronnen en energie tijdens de
levenscyclus, met verbeterde duurzame materialen, een betere afvalrecycling en
een verbeterd ontwerp, zullen bijdragen tot een concurrentiële bouwsector en de
ontwikkeling van een efficiënt woningbestand. Dit
vereist een actief engagement van de hele waardeketen in de bouwsector. Specifieke beleidsmaatregelen zijn nodig om kmo's,
die de overgrote meerderheid van de constructiebedrijven uitmaken, te
stimuleren om opleiding te geven en te investeren in efficiënte bouwmethoden en
-praktijken. Mijlpaal: Tegen 2020 zullen de
renovatie en bouw van gebouwen en infrastructuur met grote efficiëntie
verlopen. De levenscyclusbenadering zal overal
worden toegepast; alle nieuwe gebouwen zullen bijna-energieneutrale[21]
gebouwen zijn en beleidsmaatregelen voor de renovatie van het bestaande
woningbestand zullen beschikbaar zijn[22]
zodat bestaande woningen worden gerenoveerd aan een tempo van 2% per jaar. 70% van het niet-gevaarlijke bouw- en sloopafval
zal worden gerecycled[23]. De Commissie zal, samen met de lidstaten: ·
nagaan hoe investeringen in vakkundigheid,
leerlingschap en communicatie met betrekking tot de beste praktijken voor een
efficiënt gebruik van hulpbronnen in de bouwsector kunnen worden gesteund
(permanent); ·
maatregelen nemen, waar nodig aan de hand van een "kmo-test",
om de vraag naar en het aanbod van efficiënte bouwpraktijken te stimuleren aan
de hand van een levenscycluskostenberekening en gepaste financiële regelingen;
het toepassingsgebied van de Eurocodes uitbreiden om criteria met betrekking
tot duurzaamheid te ontwerpen; stimulansen ontwikkelen om efficiënte gebouwen
te belonen en het duurzame gebruik van hout in de bouwsector aan te moedigen,
(Mededeling over het duurzame concurrentievermogen in de bouwsector, 2011,
Mededeling over duurzame gebouwen, 2013); ·
nagaan hoe innovatie door de privésector in de bouw
het best kan worden aangemoedigd (permanent).
5.3.
Zorgen voor efficiënte mobiliteit
Een modern, efficiënt mobiliteitssysteem, voor
zowel passagiers als vracht, kan aanzienlijk bijdragen tot het concurrentievermogen
en de duurzaamheid. Het Witboek inzake vervoer[24] stelt een aantal mogelijkheden voor de
toepassing van het vereiste holistische vervoerbeleid voor. Mijlpaal: Tegen 2020 zal de algemene efficiëntie in de
vervoersector meer waarde opleveren door een optimaal gebruik van hulpbronnen,
zoals grondstoffen, energie en grond, en een verminderd effect op
klimaatverandering, luchtvervuiling, lawaai, gezondheid, ongevallen,
biodiversiteit en afbraak van ecosystemen. Vervoer
zal minder en schonere energie gebruiken, optimaler gebruikmaken van een
moderne infrastructuur, en minder schade toebrengen aan het milieu en
belangrijke natuurlijke hulpbronnen, zoals water, land en ecosystemen. Vanaf 2012 zullen de broeikasgasemissies
veroorzaakt door vervoer jaarlijks met gemiddeld 1% afnemen. De Commissie zal ervoor zorgen dat de in het
Witboek inzake vervoer uiteengezette initiatieven worden uitgevoerd in
overeenstemming met de efficiëntiedoelstellingen, met name door stappen te
zetten op weg naar het internaliseren van externe kosten.
6.
Governance en toezicht
Het transformeren van de EU in een efficiëntere
economie vereist een gezamenlijk optreden op een groot aantal beleidsdomeinen. De Commissie zal gemeenschappelijke inspanningen
met belanghebbenden leveren om te werken aan de vaststelling van de juiste
doelstellingen en indicatoren voor de begeleiding van acties en het toezicht op
de vooruitgang. Deze zullen enkel het vereiste
transformationele effect hebben als ze hun volledige rol spelen in de Europa 2020-strategie,
waarbij efficiënt hulpbronnengebruik wordt geïntegreerd in het Europese
semester over de coördinatie van het economische beleid.
6.1.
Nieuwe wegen naar maatregelen inzake efficiënt
hulpbronnengebruik
De dialoog
verbeteren: Beleidmakers
op het niveau van de EU, de lidstaten en de regio's moeten in actieve dialoog
treden met de ondernemingswereld en het maatschappelijk middenveld over de
beleidsvoorwaarden die nodig zijn om de barrières naar een efficiënt gebruik
van hulpbronnen te overwinnen. Investeren in omschakeling: Efficiënt gebruik van
hulpbronnen kan kosten verlagen maar vergt vaak een initiële investering. UNEP schat dat de jaarlijkse financiële behoeften
om de wereldeconomie efficiënter te maken, oplopen tot ongeveer US$ 1,05-2,59 biljoen[25], voornamelijk
uit particuliere bronnen. Hiervoor zijn niet
alleen investeringen in groene oplossingen nodig, maar ook een vergroening van
alle publieke en private investeringen. In het
voorstel voor een meerjarig financieel kader 2014-2020 is al een belangrijke stap
gezet naar de integratie van efficiënt hulpbronnengebruik in de EU-begroting. De snelle groei van mondiale financiering voor
schone energie is het bewijs dat deze mentaliteitsverandering mogelijk is. Maar het feit dat investeerders niet vertrouwd zijn
met de risico's en het rendement op investeringen in efficiënt hulpbronnengebruik
staat deze investeringen in de weg, onzekerheid met betrekking tot de richting
van het beleid en geloofwaardigheid maken het financiële risico groter, en de
financiële markten, die prestaties op korte termijn vragen, staan vaak niet
positief tegenover investeringen op langere termijn. De ontwikkeling van indicatoren en
potentiële doelstellingen: Het vaststellen van
indicatoren en van een proces voor ruime doelstellingen inzake efficiënt
hulpbronnengebruik helpt de weg uit te stippelen voor de verwezenlijking van de
visie voor 2050: het openbaar beleid kan beter worden ontworpen door meer
rekening te houden met de kosten en baten van een meer efficiënt hulpbronnengebruik
en de particuliere sector zal hierdoor betere signalen krijgen voor hun
investeringsplannen, alsook de nodige voorspelbaarheid en transparantie voor
het nemen van beslissingen op lange termijn. In het kader van het doel van duurzame groei
van de Europa 2020-strategie zijn specifieke doelstellingen met betrekking tot
broeikasgasemissies, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie vastgesteld,
die relevant zijn voor het verwezenlijken van de doelstellingen inzake
efficiënt hulpbronnengebruik. De verwezenlijking van deze doelstellingen is van
vitaal belang voor de bescherming van natuurlijke hulpbronnen, en de
maatregelen in dit stappenplan zullen eveneens bijdragen tot de verwezenlijking
van die doelstellingen. Deze doelstellingen houden echter geen rekening met enkele
belangrijke negatieve gevolgen voor onze economie, gezondheid en
levenskwaliteit, zoals inefficiënt landgebruik, lage kwaliteit en
beschikbaarheid van water, afval, luchtverontreiniging en verlies van
ecosysteemdiensten, visbestanden en biodiversiteit. Wanneer rekening wordt
gehouden met deze factoren, wordt de exploitatie van nieuwe bronnen van
duurzame groei versterkt, alsook het concurrentievermogen op langere termijn. Er is al belangrijke vooruitgang geboekt om
ecologische, economische en sociale boekhoudsystemen te integreren, maar er
bestaan verschillende concurrerende ideeën over welke indicatoren moeten worden
gebruikt, verbeterd of ontwikkeld om tot betere beleids- of
investeringsbeslissingen te komen. Deze indicatoren moeten robuust en gemakkelijk
te begrijpen zijn en moeten op grote schaal worden aanvaard om de vooruitgang
in efficiënt hulpbronnengebruik permanent te kunnen meten. Dit is waarom de
Commissie voorstelt om, samen met alle belangrijke belanghebbenden, dergelijke
indicatoren en potentiële doelstellingen te ontwikkelen. Aangezien de Commissie onderkent dat
onmiddellijk moet worden begonnen met het meten van de vooruitgang, stelt zij
voor om voorlopig, als hoofdindicator, gebruik te maken van de productiviteit
van hulpbronnen, gemeten door de verhouding van het BBP tot het Huishoudelijk
Materiaalverbruik (HMV, uitgedrukt in euro/ton). Een grotere verhouding wijst
op betere prestaties, waarbij de groei tot stand komt door verhoudingsgewijs
minder hulpbronnen te gebruiken[26].
Dit vat echter enkel de aspecten van materiële hulpbronnen en behandelt niet de
andere hulpbronnen of de mogelijke verschuiving van de last naar andere landen. Aangezien deze voorlopige
hoofdindicator slechts een gedeeltelijke weergave is, moet deze worden
aangevuld met een reeks van indicatoren met betrekking tot water, grond,
materialen en koolstof, en indicatoren die milieueffecten en ons natuurlijke
kapitaal of onze ecosystemen meten, waarbij ook de mondiale aspecten van de
EU-consumptie in aanmerking moeten worden genomen. Ten derde zullen thematische
indicatoren worden gebruikt om de vooruitgang naar bestaande doelstellingen in
andere sectoren te controleren, zoals uiteengezet in het werkdocument van de
diensten dat bij dit stappenplan is gevoegd. Mijlpaal: Tegen 2020 worden
belanghebbenden op alle niveaus gemobiliseerd om ervoor te zorgen dat beleid,
financiering, investeringen, onderzoek en innovatie coherent zijn en elkaar
wederzijds versterken. Ambitieuze doelstellingen inzake efficiënt
hulpbronnengebruik en krachtige tijdige indicatoren zullen de overheids- en
particuliere besluitvormers begeleiden bij de transformatie van de economie
naar grotere efficiëntie. De Commissie zal, samen met de lidstaten: ·
overwegingen met betrekking tot het efficiënte
gebruik van hulpbronnen integreren in het Europese Semester vanaf 2012, waarbij
prioriteit wordt verleend aan maatregelen die duurzame groei ten goede komen; ·
ondernemingen, wetenschappers, ngo's en lokale en
nationale autoriteiten samenbrengen om de kansen en uitdagingen te onderzoeken
en nieuwe maatregelen voor te stellen inzake groei op basis van duurzaam
hulpbronnengebruik (in 2012); ·
overeenstemming bereiken met deze belanghebbenden
over de wijze waarop vooruitgang moet worden gemeten en doelstellingen moeten
worden vastgesteld om het hoofd te bieden aan deze uitdaging (tegen 2013). De Commissie zal: ·
een "EU-overgangsplatform voor efficiënt
hulpbronnengebruik" (2012) oprichten, dat voortbouwt op het werk van
bestaande platformen; ·
een rondetafel inzake de financiering van efficiënt
hulpbronnengebruik organiseren, met inbegrip van vertegenwoordigers van
particuliere en institutionele banken (zoals de EIB, EBWO),
verzekeringsondernemingen en durfkapitaalmaatschappijen, voor de identificatie
van kansen om aangepaste financiering te ontwikkelen en innovatieve financiële
instrumenten voor efficiënt gebruik van hulpbronnen te benutten (2012); ·
een EU Skills Panorama en een Europese Sectorraad
over vaardigheden voor groene en groenere banen uitbouwen; ·
voortwerken aan indicatoren, met inbegrip van de
kwaliteit van gegevens, rekening houdende met bestaande beoordelingskaders,
zoals iGrowGreen, met het oog op de opname ervan in de tussentijdse herziening
van de Europa 2020-strategie (2013); ·
een nieuwe hoofdindicator voorstellen met
betrekking tot natuurlijk kapitaal en milieueffecten van hulpbronnengebruik
(einde 2013); ·
inspanningen blijven leveren in het kader van het
stappenplan "het BBP en verder" om maatschappelijke en economische
vooruitgang uitgebreider te meten, onder andere door het systeem van
milieuboekhouding te ontwikkelen, door externe milieueffecten verder op te
nemen in de nationale boekhouding en door een samengestelde index van de
milieudruk op te stellen; ·
nagaan hoe overwegingen met betrekking tot
efficiënt hulpbronnengebruik het beste kunnen worden opgenomen in de
effectbeoordelingen van toekomstige beleidsvoorstellen. De lidstaten moeten: ·
nationale efficiëntiestrategieën ontwikkelen of de
bestaande versterken en zorgen voor de doorstroming van deze strategieën naar
de nationale beleidsmaatregelen inzake groei en banen (tegen 2013); ·
verslag uitbrengen over efficiënt
hulpbronnengebruik in het kader van hun nationale hervormingsprogramma's.
6.2.
Internationale ondersteuning van efficiënt
hulpbronnengebruik
Een aantal landen
is bezig met het uitvoeren van beleid dat het mogelijk maakt winsten te boeken
door efficiënter hulpbronnengebruik, niet alleen in de EU maar ook in Japan,
Korea, de Verenigde Staten, China en elders. Ook in de buurlanden van de EU is
er grote belangstelling in overleg en samenwerking met betrekking tot deze
thema's. Dergelijke initiatieven kunnen worden gezien in de context van
inspanningen over de hele wereld om een overgang naar een groene economie aan
te moedigen. De EU kan lessen trekken uit de ervaring van andere landen en
draagt actief bij tot het uittekenen van de weg die onze partnerlanden zijn
ingeslagen, met name de kandidaatlidstaten die worden verzocht hun beleid in
overeenstemming te brengen met dat van de EU. Als basis voor
verdere besprekingen op de Rio+20-conferentie van juni 2012, heeft de Europese
Commissie onlangs een breed gamma aan mogelijke maatregelen voorgesteld, met
inbegrip van nieuwe internationale initiatieven inzake water, energie,
landbouw, grondgebruik, bossen, chemische producten en rijkdommen van de zee,
programma's voor opleiding in vaardigheden, mobilisatie van particuliere en
publieke financiering en investeringen, alsook het bewegen in de richting van
een meer doelmatig mondiaal multilateraal bestuursysteem[27]. Mijlpaal: Tegen 2020 zal efficiënt hulpbronnengebruik een
gedeelde doelstelling zijn van de internationale gemeenschap en zal, op basis
van de in Rio overeengekomen aanpak, al vooruitgang geboekt zijn op weg naar
efficiënt hulpbronnengebruik. De Commissie zal, samen met de lidstaten (permanent): ·
streven naar een succesvolle afloop van de RIO+20-top
in 2012 en naar concrete vooruitgang op weg naar een groene economie en
efficiënter hulpbronnengebruik; ·
de dialoog met strategische partnerlanden
verbeteren om ervaring en goede praktijken over efficiënt hulpbronnengebruik
uit te wisselen; ·
gemeenschappelijke initiatieven nemen met
kandidaatlidstaten, potentiële kandidaatlidstaten en andere buurlanden waarmee
we vele milieuhulpbronnen delen; ·
steun verlenen voor de sluiting en effectieve
uitvoering van internationale overeenkomsten die tot doel hebben mondiale
consumptie- en productiepatronen duurzamer te maken; ·
ontwikkelingshulp gebruiken ter ondersteuning van
inspanningen van minder ontwikkelde landen om efficiënt hulpbronnengebruik te
verbeteren in de context van duurzame ontwikkeling en de uitroeiing van
armoede; ·
samenwerken met internationale partners met
betrekking tot onderzoek en innovatie op het gebied van efficiënt
hulpbronnengebruik; ·
streven naar sterkere multilaterale mechanismen
voor een mondiaal bestuur van collectieve goederen.
6.3.
Verbeteren van de baten van EU-milieumaatregelen
De vooruitgang in
efficiënt hulpbronnengebruik hangt af van de vooruitgang die wordt geboekt in
de wijze waarop natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen worden beheerd. Er zijn nog belangrijke hiaten in de prestaties van
lidstaten bij de uitvoering van maatregelen, met name op het gebied van
natuurbehoud en afval- en waterbeheer. De
kosten van niet-uitvoering van de huidige wetgeving worden geschat op € 50
miljard per jaar[28]. Mijlpaal: Tegen 2020 moeten de voordelen van de
EU-milieuwetgeving volledig bereikt zijn. De Commissie zal: ·
maatregelen voorstellen om de kennis te verbeteren,
de bewustwording te vergroten en belangrijke actoren beter te mobiliseren om de
verwezenlijking van de voordelen van milieumaatregelen in de EU te bevorderen. De lidstaten moeten: ·
de hiaten in hun prestaties met betrekking tot het
verwezenlijken van de voordelen van EU-wetgeving aanpakken.
7.
Conclusie
Groeipatronen uit het verleden hebben voor
meer welvaart gezorgd, maar vaak was dit gebaseerd op intensief en inefficiënt
gebruik van hulpbronnen. De rol van
biodiversiteit, ecosystemen en hun diensten wordt sterk onderschat, de kosten
van afval worden vaak niet weerspiegeld in de prijzen, en de huidige markten en
openbare beleidsmaatregelen kunnen de concurrerende vraag naar strategische
hulpbronnen, zoals mineralen, grond, water en biomassa, niet volledig aan. Er is derhalve behoefte aan een coherente en
geïntegreerde reactie, over een groot aantal beleidsdomeinen heen, om de
verwachte tekorten aan hulpbronnen op te vangen en onze welvaart op lange
termijn in stand te houden. Dit stappenplan is
niet de ultieme oplossing voor alle problemen. Het
is een eerste stap, waarbij een coherent actiekader wordt voorgesteld dat
diverse beleidsdomeinen en sectoren overspant. Het
doel van dit stappenplan is een stabiel perspectief voor de hervorming van de
economie te bieden. De Commissie zal beleids-
en regelgevingsvoorstellen opstellen om dit stappenplan ten uitvoer te leggen. Zonder het engagement van andere publieke en
private actoren zullen we onze doelstellingen met betrekking tot efficiënt
hulpbronnengebruik niet bereiken. De Commissie nodigt de Raad, het Europees
Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's
uit om dit stappenplan te steunen en bij te dragen tot de verdere ontwikkeling
van de EU-maatregelen voor een efficiënter hulpbronnengebruik in Europa. Bijlage: Efficiënt
hulpbronnengebruik – op elkaar afstemmen van sectoren en hulpbronnen, en
EU-beleidsinitiatieven Hulpbron/ sector || Fossiele brandstoffen || Materialen en mineralen || Water || Lucht || Grond || Bodem || Ecosystemen: Biodiversiteit || Rijkdommen van de zee || Afval || EU-beleidsinitiatieven Circulaire economie || Reduceren, hergebruiken, recyclen, vervangen, behouden, waarderen || Herziening van SCP (2012) Energie || Het gebruik van fossiele brandstoffen doen afnemen door: - toegenomen energie-efficiëntie (20% tegen 2020); - vervanging door hernieuwbare bronnen (20% tegen 2020, en 10% in het vervoer). || - De voorzieningszekerheid van kritieke grondstoffen (voor hernieuwbare energiebronnen en elektriciteitsvoorziening) garanderen - De energie-intensiteit bij ontginning, productie & consumptie van materialen doen afnemen. || - Efficiënt gebruik als hernieuwbare energiebron; - Het verminderen van de koelingsbehoeften van energiecentrales; - Het verminderen van de energie-intensiteit van waterzuivering; - Het verminderen van het gebruik van warm water aan de hand van betere toestellen & waterinfrastructuur. || - Het verminderen van vervuiling met schadelijke stoffen, met name via verminderd gebruik van fossiele brandstoffen; - Het verminderen met 20% van de BKG-emissies tegen 2020 (met 30% als de omstandigheden goed zijn); - Het verminderen van de BKG-emissies met 80-95% GHG tegen 2050. || - Het verminderen van ruimtebeslag voor biobrandstoffen; - Het optimaliseren van energie-infrastructuur. || - Het voorkomen van bodemschade door SO2- en NOx-emissies; - Het matigen van de bodemeffecten van nieuwe infrastructuur / energieoplossingen; - Het behouden van veenlandschappen. || - Het verminderen van verzuring door een lager gebruik van fossiele brandstoffen; - Het vermijden van schade aan ecosystemen door de ontginning / exploitatie van energiedragers. || -Het gebruik als bron van hernieuwbare energie; - Het verzekeren van duurzaam gebruik van algen voor biobrandstoffen; - Het voorkomen van risico's op olievlekken & -rampen - Het beperken van de verzuring door BKG-emissies. || - Het verzekeren van energieterugwinning uit niet-recyclebaar afval; - Het verminderen van de energie-intensiteit van afvalverwerking; - Meer gebruik maken van biologisch afbreekbaar afval voor bio-energie en bioproducten. || - Energie 2020: Een strategie voor een concurrerende, duurzame en continu geleverde energie (2011) - Europees strategisch plan voor energietechnologie; - Prioriteiten met betrekking tot energie-infrastructuur voor 2020 en daarna - Een blauwdruk voor een geïntegreerd Europees energienetwerk (2011); - Europees energie-efficiëntieplan 2020 (2011) - Herziening van de richtlijn energiebelastingen (2011); - Pakket energie-infrastructuur (2011); - Energie-stappenplan 2050 (2011); - Slimme energienetten (2011); - Energievoorzienings-zekerheid en internationale samenwerking (2011). Voedingsmiddelen || - Het verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen aan de hand van verbeterde energie-efficiëntie van de voedselproductie; - Het vermijden van negatieve invloed van de vervanging van fossiele brandstoffen met biobrandstoffen. || - Het optimaliseren van het gebruik van mineralen en materialen (bv. fosfor); -Het verbeteren van verpakking voor een betere bewaring en recyclebaarheid. || - Het optimaliseren van het gebruik van water in de landbouw; - Het vermijden van overstromingen en droogten, d.i. door het bestrijden van klimaatverandering; - Het verzekeren van de beschikbaarheid van schoon water voor kwaliteitsproducten; - Het vermijden van vervuiling door meststoffen. || - Het verminderen van BKG-emissies; - Het verminderen van SO2- en NOx-emissies. || - Het optimaliseren van grondgebruik om het in overeenstemming te brengen met andere gebruiken; - Het gebruiken van in beslag genomen vruchtbare grond voor landbouw; - Het verminderen van ruimtebeslag (bv. door optimale inname van proteïne door dieren). || - Het omkeren van bodemverlies; - Het herstellen van het gehalte aan organisch materiaal in de bodems; - Het voorkomen van bodemschade door SO2- en NOx-emissies; - Het voorkomen van vervuiling door meststoffen en pesticiden. || - Het herstellen en behouden van ecosystemen om bestuiving, waterretentie enz. te verzekeren; - Het vermijden van eutrofiëring door meststoffen; - De biodiversiteit doen toenemen door goede landbouwpraktijken. || - Het herstellen van visbestanden en elimineren van bijvangst; - Het elimineren van destructieve vistechnieken; - Het ontwikkelen van duurzame aquacultuur; - Het verminderen van de vervuiling van kustgebieden door meststoffen - Het voorkomen van afval op zee. || - Het verminderen van voedselafval; - Het gebruik van recyclebare / biologisch afbreekbare verpakking; - Het ontwikkelen van compostering van bioafval. || - Hervorming van het GLB (2011); - Voorstel voor een innovatiepartnerschap inzake landbouwproductiviteit en duurzaamheid (2011); - Groenboek inzake fosfor (2012); - Mededeling over duurzaam voedsel (2013). Gebouwen || - Vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen via betere energie-efficiëntie van gebouwen en het gebruik van duurzame energie in gebouwen; - Het bouwen van energieneutrale gebouwen en het tempo opdrijven waarin bestaande gebouwen worden gerenoveerd. || - Het optimaliseren van het gebruik van materialen; - Het gebruik van duurzame materialen. || - Het verbeteren van de waterefficiëntie van gebouwen en toestellen. || - Het verminderen van BKG-emissies van gebouwen; - Het verbeteren van luchtkwaliteit binnen. || - Het vermijden van extra ruimtebeslag (bv. voor stadsuitbreiding); - Sanering van verontreinigde terreinen. || - Het vermijden van stadsuitbreiding op vruchtbare bodem; - Bodemafdekking tot een minimum beperken || - Zorgen voor voldoende en verbonden groene zones, als onderdeel van een groene infrastructuur. || - Het verminderen van verzuring door BKG-emissies. || - Het recycleren van bouw- en sloopafval (70% tegen 2020). || - Strategie voor het duurzame concurrentievermogen van de EU-bouwsector (2011); - Mededeling over duurzame gebouwen (2013); - Initiatief met betrekking tot waterefficiëntie in gebouwen (2012). Mobiliteit || - Het verminderen van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen door: efficiëntie, gebruik van hernieuwbare energie, geleidelijk verbod op auto's op conventionele brandstoffen in steden tegen 2050, verbeterde multimodale logistiek, betere vervoersnetwerken; efficiëntere voertuigen. || - Het efficiënt hulpbronnengebruik van infrastructuur verbeteren; - Optimaliseren van de logistiek van vervoer van materialen; - Het verzekeren van de continuïteit van de voorziening van kritieke materialen (noodzakelijk voor batterijen). || - Het potentieel van vervoer over het water benutten om de emissies te beperken; - De vervuiling veroorzaakt door vervoer over het water doen afnemen. || - De vervuiling door vervoer doen afnemen: 60% minder BKG tegen 2050; minder troposferische ozon, deeltjes, NO2; minder zwavel in scheepsbrandstof. || - Het vermijden van grondversnippering door vervoersinfrastructuur. || - Het vermijden van bodemafdekking door vervoersinfrastructuur. || - Het minimaliseren van de effecten van bodemafdekking, versnippering, vervuiling; - Het vermijden van de verspreiding van invasieve exotische soorten. || - Het potentieel van vervoer over het water benutten om de emissies te beperken; - Zwerfvuil op zee vermijden, inclusief zwerfvuil door schepen. || - Zorgen voor efficiënt hergebruik en recycling van autowrakken (85-95% tegen 2015) en schepen. || - Witboek over de toekomst van het vervoer (2011); - Herziening van TEN-V (2011); - Strategisch Vervoerstechnologieplan. EU-beleidsinitiatieven || Kaderregeling inzake staatssteun (2013); Richtlijn brandstofkwaliteit, enz. || - Het aanpakken van de uitdagingen op de grondstofmarkten (2011); - Voorstel voor een innovatiepartnerschap inzake grondstoffen. || - Blauwdruk inzake water (2012); - Innovatiepartnerschap met betrekking tot waterefficiëntie; - Herziening van de MKN-richtlijn (prioritaire stoffen) (2011); - Herziening van de Grondwaterrichtlijn (2012). || - Stappenplan voor een koolstofarme economie in 2050 (2011); - Herziening van de wetgeving inzake monitoring en rapportage van BKG - Herziening van het EU-luchtkwaliteitsbeleid (2013). || - Mededeling over grondgebruik (2014); - Mededeling over LULUCF in de verbintenissen van de EU inzake klimaatverandering (2011). || - Richtsnoeren inzake de beste praktijken om bodemafdekking te beperken, te verzachten en te compenseren. || -EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 (2011); - Mededeling over groene infrastructuur en herstel (2012); - Initiatief inzake geen nettoverliezen (2015). || - GVB-hervorming (2011)[AGRI]; - Aanpassing klimaatverandering aan de kust en op zee (2012); - Blauwe groei (2013); - Geïntegreerd beheer van kustgebieden (2012); - Maritieme ruimtelijke ordening (2012). || - Herziening van de doelstellingen voor preventie, hergebruik, recycling en vervoer van afval naar de stortplaats (2014). || - Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa (2011); - Meerjarig financieel kader 2014-2020; - Het cohesiebeleid na 2013 (2011)[REGIO]; - Actieplannen naar een duurzame economie op biologische basis tegen 2020 (2011); - Actieplan inzake eco-innovatie (2011); - EU Horizon 2020 (2011); - Herziening van de MER-richtlijn. [1] COM(2011)
21. [2] COM(2005)
670. [3] Zoals
bijvoorbeeld weerspiegeld in de "Green Growth Strategy" van de OESO
en het "Green Economy"-verslag van de UNEP, alsook werk van het
Europees Milieuagentschap. [4] http://ec.europa.eu/governance/impact/index_en.htm [5] Zoals uiteengezet in het begeleidende document COM(2011) 571. [6] Volgens
een studie kan efficiënter hulpbronnengebruik in de industrie in Duitsland
alleen leiden tot een kostenbesparing van 20 tot 30% en tot de creatie van
maximaal 1 miljoen banen voor het land. Een andere recente
studie schat de besparingen van goedkope of niets kostende
efficiëntiemaatregelen die ondernemingen zouden kunnen nemen op £ 23 miljard in
het Verenigd Koninkrijk. [7] Zie werkdocument van de diensten voor meer informatie. [8] OESO,
Environmentally harmful subsidies: challenges for reform, 2005. [9] COM(2011)
11 definitief. [10] COM(2011) 11
definitief. [11] EUCO 10/1/11
REV1. [12] Belastingstendensen in de Europese Unie, Europese Unie 2011. [13] EU
Water saving potential, Ecologic, 2007. [14] EER,
SOER 2010. [15] Assessment
of Health-Cost Externalities of Air Pollution at the National Level using the
EVA Model System, J. Brandt et al., CEEH 2011. [16] Report
on best practices for limiting soil sealing and mitigating its effects, Prokop
et al, European Communities 2011. [17] COM(2011) 112,
COM(2011) 109, COM(2010) 639. [18] COM(2011) 500. [19] COM(2007) 860
definitief. [20] COM(2007)
414 definitief. [21] Richtlijn
2010/31/EU. [22] In
overeenstemming met artikel 9 van Richtlijn 2010/31/EU van 19 mei 2010. [23] In overeenstemming met artikel 11 van Richtlijn 2008/98/EG. [24] COM(2011)
144. [25] UNEP
Green Economy Synthesis 2010. [26] Ter
illustratie van deze indicator: het EU-gemiddelde bedroeg 1,30 €/ton in 2007,
en varieerde van minder dan 0,3 tot ongeveer 2,5. [27] COM(2011) 363. [28] De
kosten van de niet-toepassing van het milieu-acquis, COWI, aangekondigd.